Stories that remain too often untold/ Histoires oubliées
31-01-2011
EGYPTE
De afweging die de Egyptische strijdkrachten momenteel maken, zo menen waarnemers, is hoe ze hun verregaande invloed en privileges kunnen veiligstellen zonder dat het land in totale chaos desintegreert.
"Lang leve het leger, mogen de soldaten met ons zijn", werd gisteren op het Tahrirplein gescandeerd toen gevechtsvliegtuigen overvlogen. De hoop die de demonstranten uitspraken was dat het met de Egyptische strijdmacht zou mogen gaan als met de Tunesische dik twee weken geleden. Generaal Rashid Ammar vertelde de Tunesische president Ben Ali toen onomwonden dat hij er niet op moest rekenen dat soldaten op demonstranten zouden schieten.
Maar Egypte is Tunesië niet. Ben Ali spendeerde niet meer dan 1,4 procent van het bnp aan het leger en hield er slechts 36.000 officieren op na. Als gewezen minister van Binnenlandse Zaken steunde hij voor de uitbouw van zijn autoritaire bestuur vooral op de politiediensten. Egypte mag dan 1,4 miljoen mensen tewerkstellen in verschillende politiediensten en organisaties van binnenlandse veiligheid, fundamenteel is het huidige regime gebouwd op het leger, met 460.000 militairen de tiende grootste strijdmacht ter wereld.
Het waren de zogenaamde 'Vrije Officieren' die in juli 1952 gebruik maakten van het volkse ongenoegen om koning Farouk af te zetten en een staatsbestel te installeren waarin militairen een doorslaggevende rol spelen. Onder Gamal Abdel Nasser (1956-1970) was die legerdominantie in het bestuur erg zichtbaar: tal van ministers in zijn regering waren militairen. Ook onder Anwar Sadat (1970-1981) was het leger, mede door de Jom Kippoeroorlog, doorslaggevend. Op het eerste gezicht lijkt het alsof Moebarak (1981-nu) het leger uit de politieke besluitvorming heeft geweerd, maar dat wordt door expert Steven A. Cook in Ruling But Not Governing: The Military and Political Development in Egypt, Algeria, and Turkey overtuigend weerlegd.
Hij stelt dat de militairen de baas zijn zonder te besturen: ze beschikken over gigantische privileges, gaande van eigen scholen, ziekenhuizen, clubs, shoppingcentra, residentiële woonwijken en zakenimperia en de topkaders zien hun carrière veelal bekroond met een provinciegouverneurschap. "Er is een democratische façade met het parlement als uithangbord, waarachter militaire instituties schuilgaan die louter begaan zijn met de handhaving van de invloed en voordelen van de strijdkrachten ten koste van de maatschappij", schrijft Cook.
Geldkraan dicht
De Egyptische strijdkrachten zijn in de voorbije decennia slechts twee keer tegen onlusten opgetreden: bij de broodrellen van 1977 en tijdens de loonrevolte van een onderdeel van de veiligheidstroepen in 1986. Bovendien heeft het leger zich vanaf de jaren negentig gedistantieerd van het erg repressieve beleid van minister van Binnenlandse Zaken Zaki Badr en de door hem gecontroleerde veiligheidsdiensten. Maar dat heeft volgens Sherifa Zuhur, auteur van Egypt: Security, Political and Islamist Challenges veel minder van doen met democratische spirit dan met een poging om de gramschap van het volk te vermijden, gezien de gigantische economische en financiële belangen die het leger heeft.
De vrijwaring van die fortuinen en privileges staat ook nu voorop. Tot voor kort was Moebarak de facilitator en beschermheer daarvan, maar de volksopstand die in het kielzog van de Tunesische Jasmijnrevolutie werd ontketend, geeft aan dat de 83-jarige president nu eerder een blok aan het been is dan een garantie voor de toekomst.
Een bijkomend probleem is dat het leger sinds de Camp David-akkoorden van 1978 in belangrijke mate door Washington wordt gefinancierd: de VS verstrekte in de voorbije 32 jaar al meer dan 38 miljard dollar aan militaire hulp. Het Pentagon bleek een trouwe vriend: de grootschalige mensenrechtenschendingen in Egypte worden al 30 jaar door de vingers gezien. Maar nu wordt het flink lastig. Als Amerika's 'strategische bondgenoot in de regio' een bloedbad aanricht onder de eigen burgers, dan wordt dat voor de VS diplomatiek onverkoopbaar.
De Egyptische stafchef Sami al-Anan was tot afgelopen vrijdag in Washington voor reeds lang gepland strategisch overleg. Verschillende Amerikaanse kranten stellen dat hij met een heel duidelijke boodschap van zijn broodheren naar Caïro is teruggekeerd: heet het nieuwe Tiananmen Tahrir, dan wordt de Amerikaanse geldkraan dichtgedraaid. Een weinig aantrekkelijk vooruitzicht. Wat Moebarak daar tegenover zet, zal wellicht bepalen wiens kant het leger kiest.
'Voortaan is Che Guevara gewapend met een laptop', zegt Yassine Ayari (29), 's lands bekendste blogger en boegbeeld van de jongeren. 'Wat op 18 december in Sidi Bouzid gebeurde de politie schoot op betogers deed zich in 2008 voor in Redeyef. Waarom leidde dat nu tot een nationale revolte en toen niet? Door het internet.'
Yassine Ayari noemt zichzelf 'un garçon typique': zoon van een hoger opgeleide overheidsambtenaar, gediplomeerd informaticus met een baan die hem tijdelijk naar Brussel bracht, echtgenoot en vader van een zoontje. "Iemand die te veel te verliezen heeft dus, om zich met dwaze dingen als kritiek op het regime in te laten", lacht hij. En toch. Hij herinnert zich dat hij als 15-jarige niet begreep dat zijn land een president had 'zonder enige tekortkomingen'. "Mijn vader keek me veelbetekenend aan toen ik de vraag stelde en verdween meteen van tafel."
De echte déclic kwam twee jaar later, toen hij met zijn vrienden op de metro in Tunis zat en een politieman hem toesnauwde dat hij moest ophouden met lachen. Zijn vraag of dat soms verboden was, genereerde een harde klap in zijn gezicht. "Ik ben thuis, in de voorstad Bardo, meteen naar het politiebureau gegaan. Maar men wilde mijn klacht niet behandelen. Als we die man opsporen, dan zegt hij geheid dat je de president hebt beledigd en krijg je 20 jaar cel", luidde het. Thuisgekomen prees mijn moeder zich gelukkig dat ik nog leefde, terwijl vader vond dat ik die klap van de agent vast had verdiend."
De jonge Ayari verbeet zijn vernedering, begon boeken over ideologie en vaderlandse geschiedenis te lezen en ging informatica studeren in Tunis. "Ik was geen lid van een partij maar wel iemand die zei: ik hou niet van die Ben Ali. Sommigen dachten dat ik een overheidsspion was die wilde provoceren, anderen deden me af als een dwaas.
"De kiemen van de huidige strijd dateren uit die periode, toen Zouhair Yahyaoui anoniem het eerste satirische blad, TUNeZINE, lanceerde. De politie wist hem uiteindelijk op te sporen, hij kreeg drie jaar celstraf en werd een paar maanden voor zijn dood in 2005 doodziek vrijgelaten. Hij was 38."
Vervolgens werden de eerste chatgroepen gecreëerd. Er ontstond een echte gemeenschap, waarvan de overheid aanvankelijk niet doorhad dat ze potentieel subversief was. "We schuimden het internet af en vonden antwoorden op alle vragen die we ons hele leven al hadden. Tevens zagen we dat alle mensenrechtensites geblokkeerd waren en begonnen artisanale methodes te ontwikkelen om dat te omzeilen."
Kwaliteitslabel 404
Toen begon de overheid blogs te censureren we noemden dat het 404-label, naar de melding error 404 die opduikt als een pagina is geblokkeerd. Voor ons was dat een soort van kwaliteitsmerk. De censors gingen overigens erg amateuristisch te werk: al wie te veel bezoekers had, ging eruit. Het overkwam zelfs de populairste kooksite."
Ondertussen arriveerde Facebook. "Het succes was meteen gigantisch. Onderhand zijn er 1 miljoen profielen, een per tien inwoners. Facebook heeft de politiek gedemocratiseerd, daar ontdekten we andere activisten, overlegden we over strijdthema's.
"De overheid zag dat ook in en verbood Facebook in mei 2009 gedurende een paar weken. Wellicht was dat haar grootste politieke fout. Immers, officieel was er geen censuur maar nu werd ze voor iedereen zichtbaar. Noem het een ongewilde sensibiliseringscampagne jegens de modale burger. Het was toen de president die persoonlijk de herlancering gelastte, zoals hij dat eerder deze week deed met het geblokkeerde YouTube. We mochten hem dus dankbaar zijn, al waren de profielen van activisten voortaan geblokkeerd.
"De volgende fout was de arrestatie in november 2009 van Fatma Arabica, een lerares die een erg succesvolle, sterk ironische blog had. Normaliter zwijgen Tunesiërs over dergelijke zaken om zelf niet in moeilijkheden te komen. Maar de hele Facebookgemeenschap vroeg haar vrijlating, die er uiteindelijk ook is gekomen, zonder aanklacht. Het internet heeft haar dus zonder meer gered."
Maar het regime sloeg terug: in april 2010 gingen steeds meer blogs en sites dicht. "We besloten op Facebook actie te voeren met een petitie tegen censuur die in een mum van tijd 10.000 handtekeningen kreeg. We besloten groter te mikken en de eerste burgerbetoging sinds de onafhankelijkheid te organiseren. Het regime op zijn eigen paradox wijzen was ons doel. Immers, constitutioneel hebben we burgerlijke en politieke vrijheden, in realiteit geldt dat geenszins.
"Mijn omgeving noemde me een absolute dwaas maar ik diende met mijn vriend en blogger Slim Amamou de aanvraag in." De overheid reageerde volstrekt niet, waarop het duo aan de vooravond van de op zaterdag 22 mei geplande betoging tot afgelasting besloot. "Zonder toestemming riskeerden we politiegeweld. We wilden protesteren maar dat mocht niet in arrestatie, verwonding of dood resulteren."
De politie pakte beide initiatiefnemers op en liet hen na een ondervraging van meer dan 12 uur weer vrij. "Toen ik die nacht weer achter mijn computer zat, wist ik waarom ze ons niet hadden gemarteld of vermoord. Er waren honderden berichten op Facebook en in de internationale media over onze verdwijning. Het internet had ook ons gered.
"We hebben iedereen toen opgeroepen om de volgende dag gekleed in een witte T-shirt te gaan wandelen op de Avenue Bourguiba. We achtten arrestatie uitgesloten en toch werden mensen op de trein naar Tunis door de politie afgetroefd."
Ayari en Slim zetten evenwel door en besloten twee maanden later om alle parlementariërs alsook de minister van Binnenlandse Zaken in een aangetekend schrijven te vragen hoe het eigenlijk zat met de vrijheid. Wat mocht, wie bestrafte en hoe? "Andermaal kwam er geen reactie, waarop we besloten om een flash-act te doen. Verzamelen en een halve minuut zwijgen met de hand op de mond. De arrestaties bleven evenmin uit."
Ondertussen werden de beide jongemannen door tal van politieke opposanten benaderd. "Ze beseften dat wij de jongeren konden bereiken, iets wat zij al 20 jaar vruchteloos probeerden. En dus kregen we aanbiedingen voor lidmaatschap hier en daar, wat we prompt afwimpelden. Je moet eerst burger zijn, en dus rechten hebben voor je politicus kunt worden. Maar als ik nu hoor dat er over zes maanden vrije, eerlijke verkiezingen komen, dan zeg ik tegen mezelf: ik stel me kandidaat."
Informatiestroom
Toen de huidige revolte op 18 december begon met de protesten van Sidi Bouzid, was Ayari in België voor zijn job maar virtueel is hij voortdurend aanwezig. "Meteen stuurden mensen beelden door. Er kwam een mediaoorlog, parallel met de strijd op straat. Nacht na nacht werkten we aan het uploaden van alle informatie, ik prees mezelf gelukkig dat ik IT'er was. De reactie was fenomenaal: om vier uur 's ochtends werden we nog door 400 mensen gevolgd."
Ayari meent dat het die voortdurende stroom van informatie is, die geheel haaks staat op de langue de bois van de overheid, die voor de nationale mobilisatie heeft gezorgd. "Er waren beelden, commentaren, solidariteit.
"Aanvankelijk verwonderde het ons dat de internationale media zwegen; toen in Iran de protesten begonnen, zat het fenomeen 24 uur later op CNN. Ons volk heeft het alleen moeten doen. We hebben begrepen dat het Westen sommige regimes weg wil, andere niet. Maar we beschikken nu over de knowhow om anderen te helpen. Je kunt je niet voorstellen hoeveel Noord-Afrikanen me de voorbije dagen zeiden dat ze wensten dat zij Tunesiërs waren. En voor mij is dit de gelukkigste dag ooit."
TUNESIE -een gigantisch probleem van jeugdwerkloosheid
De dood van de 26-jarige werkloze universitair Mohamed Bouazizi was zonder meer de trigger van de huidige protesten. De man vond geen job en besloot dan maar te overleven met de verkoop van groenten en fruit op de markt. Maar aangezien hij niet over de nodige vergunningen beschikte, werd zijn handeltje opgedoekt door de politie, waarop hij zichzelf in brand stak.
Dat Bouazizi's wanhoopsdaad zoveel weerklank vond in Tunesië, heeft er alles mee te maken dat 42 procent van de bevolking jonger is dan 25 en dat de jeugdwerkloosheid gigantisch is. Tegelijk blijkt het opzetten van een eigen zaak een bijzonder lastig te verwezenlijken alternatief.
Wie het in augustus gepubliceerde rapport 'Global Employment Trends for Youth' van de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) leest, krijgt het gevoel dat een ware tijdbom tikt in heel Noord-Afrika. In geen enkele andere regio ter wereld is de jeugdwerkloosheid zo groot: slechts vier op de tien jongemannen werken en onder de vrouwen is dat zelfs minder dan twee op de tien. Bovendien gaat het niet de goede kant op. Terwijl verwacht wordt dat de jeugdwerkloosheid wereldwijd zal teruglopen in 2011, zijn het Midden-Oosten en Noord-Afrika de twee enige regio's waar ze zal blijven stijgen.
Bovendien maken de jongeren 60 procent uit van het totale aantal werklozen, een nergens elders geziene proportie. Opvallend is ook hoe talrijk de opgeleiden zijn binnen die groep. "Het aanbod van hoogopgeleide jongeren overstijgt ruim de vraag, wat betekent dat de werkloosheid juist in die groep nog het meest toeneemt", aldus het rapport.
Is het een alternatief om een eigen zaakje te beginnen? Bouazizi ondervond alvast van niet en ook die ervaring is voor veel jonge Tunesiërs herkenbaar. Uit het in november door de Wereldbank gepubliceerde 'Doing Business 2011' blijkt dat er 10 vergunningen nodig zijn om een eigen zaak op te starten, wat normaliter zo'n 5 procent van het modale jaarinkomen van een Tunesische burger kost. Gaat dit ook gepaard met enige bouwwerken, dan zijn er 20 bijkomende toelatingen nodig, wat een kleine 100 dagen in beslag neemt en het achtvoudige van een modaal jaarinkomen kost. Bovendien moeten er per jaar 8 keer alle soorten van belastingen worden betaald, wat samengeteld neerkomt op ongeveer twee derde van de potentiële winst. Met andere woorden: een zaak beginnen is moeilijk, duur en tijdrovend en dus voor velen geen alternatief voor werkloosheid.
Bovendien heeft het niet vinden van een baan een gigantische impact: wie geen inkomen heeft, kan geen eigen flat betalen en is niet in staat om te trouwen. Noodgedwongen wonen jongemannen en vrouwen bij hun ouders in en worden ze verondersteld zich voorhuwelijks te onthouden. "We hebben het gevoel dat ons leven voor onbepaalde tijd in de ijskast is gezet", aldus een demonstrant."