Stories that remain too often untold/ Histoires oubliées
03-03-2011
IRAN - interview met Kader Abdolah
'Mensen die durven te dromen zoals mijn betovergrootvader, de grootvizier van de sjah, zijn van alle tijden. Ze staan op tegen het regime en worden gearresteerd, gemarteld, vermoord. En toch gaan ze niet dood, ze leven langer dan de demonen die ze bekampen.'
Dat zegt de Nederlands-Iraanse schrijver Kader Abdolah, die zijn nieuwe roman De koning voorstelt op Mind the Book.
Je zou Abdolahs nieuwe boek De koning een voortzetting kunnen noemen van Het huis van de moskee (2005). Concentreerde hij zich daarin op de rol van de islam in de Iraanse maatschappij en op haar opvallend uiteenlopende gezichten, dan behandelt Abdolah nu de (mislukte) moderniseringspogingen tijdens de Qajardynastie (1796-1925). In De koning zet hij een haast kinderlijke en vooral eenzame vorst neer die periodiek vertier zoekt in zijn uitgebreide harem en nacht na nacht met zijn poes slaapt. Als de gekoesterde viervoeter op mysterieuze wijze verdwijnt, neemt het gehandicapte jongetje Malidjak zijn plaats in als gezelschapsdier.
Regeren doet de sjah vooral via zijn opvallend bekwame grootvizier Mirza Kabir, een man die evenwel af te rekenen krijgt met de bijzonder listige streken van de corrupte elite. Zij bekommert zich louter om het eigen belang en is daarenboven de speelbal van Groot-Brittannië en Rusland, die in dit tijdvak van de The Great Game naar invloed streven in Centraal-Azië. Met gunsten en centen kopen de grootmachten een vrijgeleide voor exploitatie van de Perzische (Iraanse) rijkdommen, waarmee ze de basis leggen voor de conflictueuze relatie tussen Iran en het Westen in de twintigste eeuw. Opvallend is ook hier weer hoe krachtig de religie is als instrument van volksmobilisatie.
Ik lees op de achterflap dat de grote held van het boek, de door de koning vermoorde grootvizier, uw eigen betovergrootvader is. Waarom hebt u tot uw zeventiende boek gewacht om het over hem te hebben?
"In mijn familie wordt al tijden over de man gefluisterd. Zijn leven geldt als het familiegeheim bij uitstek - het heeft immers verstrekkende gevolgen gehad voor ons allemaal. Zijn vrouw en kinderen moesten vluchten en het lot van alle nazaten werd door zijn handelen en dood bepaald. Het waren stille verhalen maar ze weken niet. Mirza Abolghasem Ghaemmagham Farahani werd nooit vergeten. Ik hoorde zo vaak over zijn lotgevallen dat ik als veertien-, vijftienjarige jongen dacht net als hem te moeten worden. Schrijver en eerste minister. Het leven heeft er anders over beschikt, het land leiden zal ik nooit doen. Maar auteur ben ik wel geworden en in die hoedanigheid kon ik hem naar het leven terugroepen.
"U wil weten waarom ik nu over hem spreek. Hier en nu beschik ik over de vrijheid, de democratie en de taal om me over hem en zijn geschiedenis te buigen. Mijn Iraanse collega's hebben die niet. Bovendien moet je een zicht hebben op zowel de Perzische als de westerse cultuur om dit tijdsvak te kunnen beschrijven. Na twintig jaar Europa ben ik in staat om kilometers archiefmateriaal te bestuderen, daar zou een auteur in Iran niet toe in staat zijn.
"Het is evenwel niet zo dat ik al die tijd over hem heb gezwegen - sla er mijn eerste bundels op na en je zal vaststellen dat al die verhalen later zijn uitgegroeid tot aparte romans. Waarom dit thema nu? Ach, het heeft te maken met de tijd waarin we leven. Er is een ware digitale revolutie die zorgt voor gigantische veranderingen in de Arabische wereld en elders, maar tegelijk is het contact met het verleden gebroken. We weten niet wat er zich tachtig, honderd jaar geleden afspeelde, terwijl dat even boeiende en revolutionaire tijden waren. Bovendien, de fundamenten voor de relatie tussen het Westen en Iran liggen daar. Ik heb geprobeerd mijn lezers terug te brengen naar de wortels, zodat ze een helikopterview zouden krijgen op de gebeurtenissen van nu. In dat opzicht is De koning vergelijkbaar met Het huis van de moskee.
"Noem het een prettige manier van kennismaken met de geschiedenis, waarbij de auteur zich enige vrijheden veroorlooft en de tijd bijvoorbeeld comprimeert. Dat mag, vind ik. Het is de taak van een schrijver om te knippen, te plakken, te liegen en te verzinnen zodat de realiteit krachtiger wordt. Ik heb met de tijd gesjoemeld maar alle personages - de sjah, zijn poes, moeder en harem, de grootvizier, de elite, het schaduwspel van de grootmachten - ze zijn allemaal echt. Het is een beetje zoals met De aardappeleters van Van Gogh. Hij knipt, plakt en liegt. De handen die hij zijn personages geeft, bestaan niet. Maar daarmee schept hij een realiteit die realistischer en noodlottiger is dan de echte. En daarmee weet hij tot op heden mensen te raken."
U portretteert uw betovergrootvader als een onvermijdelijke martelaar.
"Ik vrees dat mensen als hij voorbestemd zijn om te worden vermoord. Wie durft te dromen, wordt geconfronteerd met keuzes. In die tijd was dat buigen voor de wereldmachten en voor de koning, of kiezen voor je dromen, het leven, het land. Het mooie is dat zulke individuen er zich meestal van bewust zijn dat ze zullen worden omgebracht maar daar niet bang voor zijn. De grootvizier kende het leven, hij wist dat hij met vuur speelde, maar hij hield vol. Er zijn honderden, duizenden zulke burgers. In Iran, in de hele wereld. Ze staan op tegen het regime en worden gearresteerd, gemarteld, vermoord maar eigenlijk gaan ze niet dood. Ze leven langer dan de demonen die ze bekampen, in de geesten van het volk toch. En ze leren bij: de helden van vandaag wenden nieuwe technologieën aan. De grootvizier geloofde in de kracht van telegrafie, elektrisch licht en treinen, de martelaren van de eenentwintigste eeuw bedienen zich van Facebook, gsm's, het internet.
"Uiteraard blijven de dictators ook niet achter. Zij beseffen dat ze sneller moeten verwijderen en elimineren - dat het zaak is om de kiemen van verzet te vermorzelen voor ze tot bomen kunnen uitgroeien. Mubarak heeft dertig jaar lang alle potentiële grootviziers van zijn land gearresteerd en gefolterd, hij deed dat al bij de eerste keer dat ze zich durfden manifesteren. Het gevolg is dat we nu, na zijn vertrek, geen leiders hebben in Egypte die het kunnen overnemen. En kijk naar Tunesië, Libië, Jemen, het is er net zo."
Bent u optimistisch over de afloop van deze revoluties?
"Ik, Kader Abdolah, heb het optimisme in mijn bloed. Ik geloof in verandering, ik geloof dat we een beter Egypte, Iran, Libië, Tunesië zullen krijgen. Maar het duurt wel even. De grootvizier heeft ook niet kunnen realiseren wat hij wilde: een modern Perzisch rijk met een grondwet, vrouwenrechten,... Honderd jaar na datum is de helft daarvan wel verwezenlijkt. Het komt en het kan niet anders. Het leven wil het. Ooit werd het onmogelijk geacht dat de Egyptenaren, Tunesiërs, Libiërs vrij zouden zijn en toch zien we dat dat nu onontkoombaar is."
Toen Mubarak werd verdreven, zagen we jubelende burgers 'Egypte is vrij' scanderen. Maar als je de erfenis van het regime bekijkt, valt dat wellicht nog te betwijfelen.
"Absoluut. Daarom wil ik tegen die mannen, vrouwen en kinderen zeggen: geniet van die breekbare vrijheid, ze is gauw weer voorbij. Beschouw haar als de eerste warmte van de lente. Straks komt de verzengende hitte weer, de gigantische problemen van Egypte, die op elke burger zullen drukken. Maar er is een stap vooruit gezet. Alleen, degenen die denken dat er over tien, twintig jaar Arabische democratieën zullen zijn die kunnen worden vergeleken met pakweg de Belgische, vergissen zich. Er is een groot verschil tussen willen en weten te waarderen. Er zal nog veel water naar zee vloeien voor elke man en vrouw in Egypte of Jemen begrijpt wat democratie precies inhoudt, wat de schoonheid ervan is, het gewicht ervan en welke rechten en plichten eraan vasthangen."
Tal van Arabische intellectuelen benadrukken dat autoritaire regimes alleen mogelijk zijn in een maatschappelijke context van onvrijheid. Het autoritaire denken begint in de familie, met de vader als quasi-god.
"Helemaal mee eens. In Egypte zijn er miljoenen Mubaraks, in Iran miljoenen Khameneis. Dictatuur wordt lucht, voedsel, water, ze gaat in je vlees zitten, ze verbrandt je ziel. Het is zoals met oorlog en gevangenschap, degenen die er het slachtoffer van werden, zullen er nooit meer vrij van zijn. Er is tijd nodig, vijftig, zestig, honderd jaar."
Hoe komt het dat al die revoluties uitgerekend nu worden ontketend, betreft het een louter domino-effect?
"Dat denk ik niet, nee. Kijk, er is voor alles een tijd. De ontdekking van de elektriciteit, de trein en de telegrafie hadden in de negentiende eeuw gigantische consequenties - ze ontsloten nieuwe werelden voor de hebzucht van de grootmachten maar evengoed voor de lokale machthebbers. Die rol wordt nu door de communicatietechnologie vervuld. Ik ben benieuwd naar de gevolgen van de digitale revolutie maar ik geloof dat de democratie die daaruit zal worden geboren, zal verschillen van die in het Westen. Een eeuw lang heeft de Arabische wereld geprobeerd om de westerse concepten van burgerschap en vrijheid te enten op de eigen traditie. Het is overal mislukt. In de nieuwe 'oosterse' democratie zal religie een veel belangrijkere rol spelen dan hier - de geest van de Koran zal erin doorklinken. Of dat goed is, zal moeten blijken."
In zeker opzicht was de jongste editie van '22 Bahman', zoals de jaarlijkse herdenking van de machtsovername door Ayatollah Ruhollah Khomeini in 1979 wordt genoemd, vergelijkbaar met die van vorige jaren. Toen en gisteren werden duizenden burgers van het platteland per bus aangevoerd om de Islamitische Revolutie te vieren in ruil voor gratis maaltijden of andere vormen van compensatie, wat het event altijd weer de sfeer geeft van een Iraanse plattelandskermis. "Als de camera's op hen gericht zijn", zo zei de Iraans-Amerikaanse schrijver Afhsin Molavi daar enige tijd geleden over, "roepen ze 'dood aan Amerika' en zodra de filmploegen verdwenen zijn, informeren ze waar er een VS-visum te krijgen is".
Anders dan andere jaren is wel dat deze 22 Bahman ook door de Groene Beweging werd aangegrepen om de legitimiteit te hekelen van president Ahmadinejad, die vandaag precies acht maanden geleden een tweede ambtstermijn versierde bij erg omstreden verkiezingen. Aanvankelijk ging het de verslagen presidentskandidaten Mir Hosein Mousavi en Mehdi Karroubi vooral om de electorale fraude die toen plaatsvond. Maar ondertussen is het vizier verschoven van de president naar de Opperste Leider, Ali Khamenei, en de achterban van de Groene Beweging richt de pijlen evengoed op de fundamentele aard van het regime. In het Iraanse theocratische systeem is de 'velayat-e-faqih' of Opperste Leider immers nagenoeg almachtig. Hij zit aan de kassa, controleert het repressieapparaat en beschikt ook over vetomacht aangaande beslissingen van de wetgevende evengoed als de uitvoerende of rechterlijke macht.
Terwijl de aangevoerde regeringssupporters op het Vrijheidsplein manifesteerden, werden de aanhangers van de oppositie die elders in de stad betoogden, door de beruchte Basijimilities met traangas en paintball bekogeld. Met die verfaanvallen, zo stelden oppositiewebsites, werd aangeduid welke burgers ingerekend hoorden te worden. Ook werden er door de Revolutionaire Garde en de militieleden rake klappen uitgedeeld: de bodyguards en de auto van oppositieleider Karroubi moesten het zwaar ontgelden. Gewezen president Khatami werd eveneens aangevallen, maar beide mannen ontkwamen heelhuids.
Het was voor het eerst dat de oppositieleiders publiekelijk opriepen tot protesten, een manoeuvre dat door de overheid in de voorbije weken werd gecounterd met censuurpogingen, repressie en intimidatie. Sms-verkeer, Twitter en Google-producten als gmail waren de voorbije dagen al moeilijk of niet bruikbaar. Volgens mensenrechtenorganisaties werden in de voorbije weken honderden mensen gearresteerd en sinds eind januari werden verschillende mensen die deelnamen aan de protesten in juli geëxecuteerd wegens 'het opnemen van de wapens tegen God' (moharebeh).
Minstens acht anderen werden aan datzelfde vergrijp schuldig bevonden en wachten dus op hun terechtstelling.
Dat de Groene Beweging 22 Bahman aangrijpt om oppositie te voeren tegen de tandem Ahmadinejad-Khamenei, past in een algemene strategie om de officiële revolutionaire en religieuze feestdagen voor de eigen zaak te kapen, wat ze sinds de gehekelde stembusgang consequent doet. Eerder gebruikte ze al Quds Dag (18 september, dag van de solidariteit met de Palestijnen), 13 Aban (4 november, begin van VS-gijzelingsactie in 1979), Studentendag (7 december, herdenking van de moord op drie studenten in 1953 door de geheime politie van de sjah) en Asjoera (27 december, sjiitische herdenking van de moord op Imam Ali door dictator Yazid in 680) om grote betogingen te organiseren.
Symbolische strijd
De Groene Beweging maakt zich meester van de symbolen van de revolutie, niet alleen van haar feestdagen maar evengoed van haar strijdkreten en van haar propaganda-instrumenten. Zo wendt ze de kreet 'dood aan de dictator' aan, waarmee vroeger op de sjah werd gedoeld en nu op Khamenei. Ook geldt een bij zonsondergang van de daken geschreeuwd 'Allah Akbar' nu niet langer als overwinningsslogan tegen de sjah maar als keurmerk van de Groene Revolutie. Midden vorige maand kwam daar volgens de internetsite Global Voices nog de oproep bij om de beltoon van gsm's over te schakelen naar 'Ey Iran', een nationalistisch lied dat in de jaren tachtig gebruikt werd om vrijwilligers te ronselen voor de oorlog tegen Irak.
Het regime van zijn kant probeert zijn legitimiteit met religie te bekrachtigen, maar dat lukt niet echt. Van de tien groot-ayatollahs in het land (de hoogste sjiitische rang) hebben er acht de overwinning van Ahmadinejad niet erkend. Ook pogingen om zich achter Khomeini te verschuilen, blijken onsuccesvol. Wat anders te denken van het feit dat 's mans eigenste kleindochter, Zahra Eshraghi, gisteren enige tijd werd vastgehouden na haar deelname aan de oppositierally. Zijn kleinzoon, Hassan Khomeini, is evengoed een aanhanger van de oppositie. Hij vergezelde de president begin deze maand wel naar het graf van zijn grootvader maar bij het begin van Ahmadinejads speech vertrok hij. Later die dag waren op oppositiewebsites foto's te zien van Khomeini's bezoek aan de familie van de gevangen rechterhand van Mousavi, Alireza Beheshti. En toen de staats-tv beelden uit toespraken van Khomeini monteerde zodat het leek dat hij de Groene Beweging zou veroordelen, protesteerde zijn kleinzoon hiertegen met een open brief die op tal van sites verscheen.
Verloren legitimiteit
"Ik ben ervan overtuigd", zo stelde Irankenner Karim Sadjapour eerder deze week in een paper voor de denktank Carnegie Endowment, "dat de legitimiteit van het regime onherstelbaar is geschonden. Weliswaar zijn er op korte termijn verschillende scenario's mogelijk maar als het bewind een beursaandeel was, zou ik aanraden om het nu te verkopen."
Dat de zucht naar verandering onder de bevolking groot is en groeiend, bleek de voorbije dagen ook uit de resultaten van een clandestiene opiniepeiling van de oppositie in 15 steden, weliswaar onder een beperkt aantal ondervraagden van tussen de 20 en 49. Meer dan driekwart van hen, zo bleek, wil dat het huidige theocratische systeem via een referendum wordt vervangen, 52 procent gelooft in geweldloos verzet, waarvan men evenwel vreest dat het door de overheid zelf in bloed zal worden gesmoord, zoals de afgelopen maanden al herhaaldelijk bleek. "Evengoed als ik niet twijfel aan de onhoudbaarheid van Ahmadinejad-Khamenei op lange termijn," aldus nog Sadjapour, "maak ik mij geen illusies: de machthebbers zullen niet aarzelen om het repressieapparaat brutaal in te zetten."
Tal van experts argumenteren dat de afkeer voor Ahmadinejad de sterkst bindende factor is binnen de Groene Beweging maar ze wijzen er tegelijk op dat er geen unanimiteit is over de toekomstvisie. De leiders, stuk voor stuk gewezen establishmentfiguren, willen geen omverwerping van de Islamitische Revolutie. Ze zweren bij de grondwet en kunnen leven met het velayat-e-faqih-systeem. De jongeren die de Groene Beweging aanhangen, willen wel een fundamentele regimewissel. Maar voorlopig is dat niet aan de orde.
De beelden van Iraanse jongeren met stenen in de handen of bebloede gezichten en van in brand staande motorfietsen van leden van de Basijimilitie, laten er weinig twijfel over bestaan: de Iraanse winter is er een van contestatie. Gisteren kwam het opnieuw tot onlusten, toen de politie traangas gebruikte tegen een menigte die rouwde om de dood, zondag, van de neef van oppositieleider Mousavi. Naar verluidt is het lijk van deze Ali Mousavi overigens spoorloos verdwenen.
Nog gisteren werden minstens tien oppositiefiguren opgepakt en in binnen- en buitenland werd het repressieve optreden van de overheid gehekeld.
Zoveel is zeker: miljoenen Iraniërs willen verandering en die verzuchting is niet eens nieuw. Als zeven op de tien kiezers Mohammad Khatami (1997-2005) tot achtste president hebben verkozen, dan was dat precies omdat ze hoopten dat hij het over een andere boeg zou gooien. Bovendien bleek in 2002 al uit een opiniepeiling dat niet minder dan driekwart van de burgers voorstander was van een poging tot heraanknoping van de diplomatieke betrekkingen met de VS, die sinds de Islamitische Revolutie van 1979 als aartsvijand gelden. Een ander onderzoek in diezelfde periode gaf aan dat 94 procent van de ondervraagden vond dat "Iran dringend nood had aan hervormingen" en dat 71 procent voorstander was van "een referendum over de verkieslijke vorm van bestuur voor het land". Klein detail: de onderzoekers die die peilingen uitvoerden, zaten een week na het bekend raken van de resultaten achter de tralies.
De zucht naar verandering is reëel, maar zullen de boegbeelden waarachter de demonstranten zich sinds de gewraakte stembusgang van juni scharen daar ook voor zorgen? De leiders van deze zogenaamde Groene Beweging worden al te makkelijk voor democratische alternatieven voor het huidige regime versleten. Maar het zijn stuk voor stuk establishmentfiguren. Twee van hen, Mehdi Karroubi en Mir Hossein Mousavi, waren kandidaat bij de verkiezingen. Tweeduizend mensen wilden eigenlijk meedingen naar de gunst van de kiezer maar slechts van vier, waaronder dit duo dus, werden de 'islamitische geloofsbrieven' acceptabel bevonden.
Je ziet het ook aan hun cv: Karroubi was parlementsvoorzitter tussen 2000 en 2004 en noemt zich 'een groot aanhanger van ayatollah Khomeini'. In de jaren negentig ageerde hij fel tegen de door toenmalig president Hashemi Rafsanjani (1989-1995) geplande introductie van markthervormingen. Mousavi profileerde zich aan het begin van zijn verkiezingscampagne resoluut als "een man van principes", die een terugkeer wilde naar "de echte waarden van de Islamitische Revolutie". Hij was vanaf 1981 acht jaar lang de premier van Khomeini. Toen die begin 1989 de executie van zo'n 6.000 opposanten gelastte die al jaren in de cel zaten, protesteerde Mousavi niet. Hij verschilde daarin sterk van Khomeini's gedoodverfde opvolger ayatollah Hossein-Ali Montazeri, die vorige zondag is overleden. Deze man bestempelde de terechtstellingen als 'onislamitisch' en sprak zich tevens uit tegen de fatwa tegen schrijver Salman Rushdie. Bijgevolg werd hij aan de kant geschoven.
De Iraans-Amerikaanse onderzoeker Ray Takey stelde in een interview naar aanleiding van Montazeri's dood nog dat "zijn koppigheid hem wellicht noodlottig is geworden. Als hij in 1989 iets voorzichtiger was geweest en gewoon had afgewacht tot de hoogbejaarde, doodzieke Khomeini overleed en hij diens plaats als velayat-e-faqih of opperste leider kon innemen, had hij veel meer voor zijn land kunnen betekenen dan nu."
Robert Baer, een gewezen CIA-specialist voor het Midden-Oosten en auteur van The Devil We Know: Dealing with the New Iranian Superpower herinnerde zich onlangs in Time nog een ander aspect van het premierschap van Mousavi. "Hij was diegene die onder Khomeini's banier van de radicale, revolutionaire islam die naar de hele regio moet worden geëxporteerd verantwoordelijk was voor het netwerk van door Teheran gefinancierde terreurorganisaties die in Libanon evengoed als in Koeweit of Irak actief waren." Hij schreef dat hij de jongste tijd alarmerende e-mails kreeg van bevriende Libanese veiligheidsagenten. "Jullie moeten wel gek zijn om Mousavi te steunen", schreef een van hen,"ben je vergeten dat hij de patroon was van de in 1982 opgerichte Hezbollah?"
"Het is een goede zaak dat Mousavi zijn gewelddadige verleden achter zich heeft gelaten, maar laat ons zijn ver-van-democratische roots toch niet vergeten", aldus Baer. "Daarmee wil ik de andere presidentskandidaten niet ophemelen", vervolgt hij. "Mehdi Karroubi was net zo goed als Mousavi betrokken bij de perikelen in Libanon. Ahmadinejad zat bij de Revolutionaire Garde en Mohsen Rezaei (de vierde presidentskandidaat) was zijn commandant. Dit alles zou er ons minstens moeten aan herinneren dat er in termen van politieke leiders geen goede keuzes zijn in Iran."
De factor-Rafsanjani
Niets is wat het lijkt. Sommige experts menen dat de man achter de massa's op straat niemand minder is dan gewezen president Hashemi Rafsanjani. Zo zag Ahmadinejad het alvast tijdens een controversieel tv-debat een week voor de verkiezingen. "Vandaag sta ik hier niet alleen tegenover Mousavi maar evengoed tegenover ex-president Mohammad Khatami (1997-2005) en ex-president Rafsanjani." En wellicht had hij geen ongelijk. Waarnemers zijn het erover eens dat Mousavi alleen tot een dergelijke verbluffende verkiezingscampagne in staat was door de steun van beide gewezen staatshoofden. Van Rafsanjani kreeg hij de financiële middelen, een breed netwerk van erg verschillende sociale groepen die zich anders nooit achter één en dezelfde kandidaat zouden verenigen, alsook de nodige fora voor electorale meetings. Het was ook Rafsanjani, die in de jaren tachtig de 'haai' werd genoemd omdat hij zo'n meedogenloze politieke manipulator was, die Khatami wist te strikken voor het Mousaviproject.
Dat Rafsanjani zich uit de naad zou werken voor Mousavi is op het eerste gezicht merkwaardig. Toen hij in 1989 zijn job als parlementsvoorzitter inruilde voor die van president, was het aan de deur zetten van premier Mousavi net een van zijn eerste beleidsdaden. De weggestuurde eerste minister wijdde zich twintig jaar lang aan zijn andere liefde, het schilderen, tot hij dit voorjaar door diezelfde Rafsanjani weer uit zijn atelier werd gehaald.
De Haai heeft ervaring met dat soort manoeuvres. Hij deed het in 1997 ook al met Khatami en in beide gevallen betreft het een poging om de machtsstrijd binnen de top in zijn eigen voordeel te beslechten. Net zoals toen betreft het een oorlogsdaad tegen Ali Khamenei. Vroeger leken die twee nochtans nauwe bondgenoten. Toen Khomeini in juni 1989 overleed, werden beide mannen in de tandem van president en Opperste Leider naar voren geschoven om het roer over te nemen van een door de vete met Montazeri intern verzwakte elite. Professor Ali Ansari poneert in Iran under Ahmadinejad dat Khamenei met Rafsanjani's zegen Opperste Leider werd en dat hij er tevens voor ijverde dat die functie grondwettelijk met een absolute macht werd uitgerust, maar dat hij zich dat later erg beklaagde.
Aanvankelijk leek het onderstutten van Khamenei noodzakelijk: de man was geen ayatollah, hij genoot weinig steun onder de religieuze elite en beschikte niet over een eigen machtsbasis. De bedoeling was dat de Opperste Leider een soort van religieus monument van het systeem werd. En ondertussen kon Rafsanjani zijn macht als president uitbouwen, waardoor hij het machtigste staatshoofd sinds de revolutie van 1979 werd.
Alleen pakte het in verschillende opzichten slecht uit. De president maakte zich binnen de verschillende facties van de macht erg onpopulair met zijn economisch beleid, dat vooral zorgde voor een oplopende inflatie en een gapende welvaartskloof. En Khamenei zelf was niet van plan een religieuze mascotte te blijven. Het machtsblok van de harde lijn zag in hem een koevoet om Rafsanjani's macht te breken en moedigde hem aan om zich te profileren als de erfgenaam van de charismatische macht van Khomeini.
Rafsanjani sloeg in 1997 terug door Khatami te lanceren als presidentskandidaat. Hij bleek een goede keuze: zijn religieuze credentials waren meer dan behoorlijk, hij beschikte over een groot charisma en was voorstander van een secularisering van het regime. Khatami werd ook voor een tweede ambtstermijn herkozen, maar de aanhoudende pogingen van het conservatieve blok om zijn beleid te ondermijnen eisten hun tol. Teleurgesteld keerde het electoraat zich tijdelijk van de politiek af.
De conservatieven sloegen in 2005 terug met de kandidatuur van Ahmadinejad, die overtuigde met populistische oplossingen, een onwaarschijnlijk optimisme en grote hoeveelheden petrodollars. Het Khameneiblok maakte van Ahmadinejads bewind handig gebruik om Rafsanjani zoveel mogelijk te raken, met name in het hart van zijn economische belangen. Bijgevolg besloot de gewezen president andermaal zijn kans te wagen, dit keer met Mousavi. Sinds het met de verkiezingsuitslag misging, hult de Haai zich in stilzwijgen.
Khamenei kop van Jut
Opvallend is dat het mikpunt van het protest in de voorbije maanden is verschoven van Ahmadinejad naar Khamenei, die tegelijk oppermachtig, omnipresent en (in het Westen) nauwelijks bekend is. Nochtans, weinig leiders beschikken over zoveel macht als deze man: hij benoemt de hoofden van het gerecht, het leger, de Islamitische Revolutionaire Garde, de politie, de tv en de radio en kan eigenhandig de oorlog of vrede verklaren. Bovendien stelt hij persoonlijk de helft van de leden van de Raad van Wachters aan, die op hun beurt kandidaturen voor presidents- en parlementsverkiezingen goed- of afkeuren en hun veto stellen tegen 'foute' parlementsbeslissingen.
Evenmin onbelangrijk is dat deze bebrilde geestelijke aan de kassa zit. Meer dan elke andere leider kan hij beslissen wat er met de Iraanse petrodollars gebeurt. Khamenei bestiert daarnaast een schimmig net van steenrijke bonyads of liefdadige stichtingen en heeft de beschikking over de inkomsten van de vele religieuze schrijnen in het land, waar devote burgers fortuinen aan schenken.
En toch gelooft de in Nederland wonende Iraanse politieke vluchteling en schrijver David Danish dat Khameneis macht tanend is. "De man is erg ziek en heeft ook tal van geestelijke klachten. Er doen al geruime tijd geruchten de ronde dat hij niet lang meer zal leven. Dat stelde Ahmadinejad in staat om zijn greep te verstevigen. Vroeger was hij de schoothond van de Opperste Leider, nu niet meer. Je zag het ook bij zijn bekrachtiging als president: tot eenieders verwondering kuste hij Khameneis hand niet, wat erg veelzeggend is, maar wel zijn schouder. Ahmadinejad weet zich verzekerd van de steun van het leger, en dat is waar het op aankomt. Als de huidige confrontatie te lang duurt, dan komt er een militaire coup en dat is in het voordeel van de president.
"Oorlog zou Ahmadinejad ook helpen. Daarom is hij zo compromisloos in het hele nucleaire debacle met het Westen: als er een externe vijand kan worden gecreëerd, ontstaat er binnenlandse solidariteit. Het is dan legitiem dat het leger de touwtjes in handen heeft en dat je genadeloos tegen elke vorm van tegenstand optreedt."
De mollahs en het volk
Niets is wat het lijkt. Een oppervlakkige beschouwing van de Iraanse burger die naar vrijheid snakt laat hem of haar makkelijk frontaal crashen op het schild van de dogmatische godsvrucht van een monolitische theocratie. Het hierboven al aangestipte verhaal van ayatollah Montazeri, wiens beeltenis zondag overigens door velen werd gedragen, geeft al aan dat deze voorstelling niet klopt. En Montazeri mocht dan de meest gerespecteerde en bekendste van alle antiregeringsstemmen binnen het religieuze establishment zijn, de enige was hij geenszins.
Ayatollah Jallaledin Taheri, die in 2002 ontslag nam als leider van het Vrijdagsgebed in Isfahan uit onvrede met het overheidsbeleid, noemde de gehekelde herverkiezing van Ahmadinejad in juli 'onwettig' en 'tiranniek'. Toen de man afgelopen week een herdenking voor Montazeri wilde leiden, werd hem dat door de politie verhinderd. Zijn huis werd omsingeld door de Basijimilitie en toen de menigte daarvan op de hoogte raakte, begaven honderden mensen zich naar Taheri's huis. 'Dood aan Khamenei' werd er gescandeerd, 'zijn macht is leeg'.
"Met uitzondering van een paar geestelijken die nauwe banden hebben met het regime, heeft niemand zijn steun uitgedrukt voor Ahmadinejad noch zijn zege erkend", zo stelde Hojatoleslam Mohammad Ali Ayazi enige tijd geleden in een interview met Radio Free Europe. "Ayatollah Safi, Ayatollah Makarem Shirazi, Ayatollah Zanjani en anderen hebben expliciet of impliciet hun verzet geuit." En toen Ayazi werd gevraagd of hij dacht dat de geestelijken hun woorden zouden inslikken nu duidelijk was dat Ahmadinejads zege niet wordt herroepen, zei de man dat "zoiets voor mensen in een dergelijke functie niet gebruikelijk is". Volgens hem gaat de onvrede met het regime overigens veel verder terug dan de huidige verkiezingen. Hij vertelt dat ze in de laatste twee jaar van Ahmadinejads eerste ambtstermijn niet meer met hem wilden vergaderen.
De breuk tussen de regering en het religieuze establishment werd in september nog pijnlijk duidelijk, toen Khamenei verordonneerde dat het Eidfeest, dat de ramadan afsluit, op 20 september zou vallen. De ayatollahs in de heilige stad Qom opteerden evenwel voor 21 september en die datum werd door het gros van de bevolking gerespecteerd.
De zes maanden durende twisten gaan niet tussen democraten en autoritaire leiders maar is een machtsstrijd tussen twee blokken van het establishment. De in hoofdzaak jonge demonstranten worden gewoon gebruikt in die krachtmeting.
Lange tijd hebben Irankenners geargumenteerd dat het regime in Teheran precies door zijn hybride aard - met een onwrikbare viceregent van God als baas en onbenullige kantoorhulpen die rechtstreeks zijn verkozen door het volk - al dertig jaar standhoudt. De zweem van democratie die verkiezingen altijd verstrekken, vormde een periodieke uitlaatklep voor groeiend populair ongenoegen. En zodra dat schouwspel achter de rug was, werd het weer business as usual.
Niet zo dit keer: de herverkiezing van president Ahmedinejad ligt onderhand zes maanden achter ons en nog komen duizenden mensen op straat om de legitimiteit van zijn zege en ondertussen van het hele regime te hekelen.
Dat heeft evenwel meer te maken met de breuk binnen het establishment van de Islamitische Republiek en de daaruit voortvloeiende machtsstrijd dan met een reële zucht naar politieke verandering bij individuen als Mir Hossein Mousavi of Mehdi Karroubi, om maar twee van de boegbeelden van de zogenaamde Groene Beweging te noemen. Het valt zelfs te vrezen dat zij het sterke ongenoegen van de jonge, stedelijke middenklasse bovenal als een middel gebruiken om hun eigen objectieven te realiseren. Ze willen vooral zelf de touwtjes in handen krijgen, zonder dat daar een radicaal andere maatschappelijke koers aan wordt gekoppeld. Mousavi zei het van bij het begin van de kiescampagne al herhaaldelijk: hij wil terug naar de "echte waarden van de revolutie", Karroubi ziet zich als "een trouw aanhanger van Khomeini".
De kans dat de duizenden jongeren die hun leven riskeren in het treffen met de agressieve Basiji-militie inderdaad verlangen naar een restauratie van de Khomeini-ideologie pur et dur, is behoorlijk klein. Ze zijn wars van de revolutionaire, politieke islam die zoveel mogelijk geëxporteerd moet worden naar de buurlanden, zodat ook daar het 'dar es islam' of huis van de islam kan worden gecreëerd. Evenmin hebben ze de 'uitvoering van Gods wil met de sharia als richtsnoer' voor ogen, om nog maar te zwijgen van Khomeini's opvattingen over het leiderschap. De geestelijke zag zichzelf als de perfecte man zonder zonde, vol wijsheid en kennis van het goddelijke, kortom de viceregent van God op aarde.
Die overtuigingen staan haaks op de resultaten van de opiniepeilingen die voor de sluiting van het enige onafhankelijke peilingsbureau in 2002 werden verricht. Daaruit bleek dat een meerderheid van de bevolking voorstander was van een seculiere, moderne staat die de diplomatieke relaties met de VS herstelt en die democratische hervormingen doorvoert. Waarom zoveel mensen zich dan toch achter die Groene Beweging van Mousavi en Karroubi scharen? Bij gebrek aan alternatieven, vrees ik, het verhaal van de eenoog in het land der blinden.
Veel slaagkansen geven velen hen overigens niet. Zolang Ahmedinejad kan rekenen op het leger en het repressie-apparaat, kan hij in het zadel blijven en voorlopig zijn er geen tekenen dat die gaan twijfelen aan de legitimiteit van hun optreden. Sterker nog, verschillende waarnemers menen dat aanhoudende twist wellicht in een heuse militaire coup zal resulteren, gevolgd door een nieuwe vlaag van stringente repressie.
Gesteld dat de ordediensten, zoals bij de omverwerping van de sjah in de lente van 1979, zich alsnog afzijdig houden en daarmee het politieke lot bezegelen van Ahmedinejad en Khamenei, dan nog is de kans op een happy end niet echt groot.
De vreemde mengvorm van dit regime heeft namelijk niet alleen voordelen, ze is tegelijk de achillespees van het systeem: de velayat-e-faqih of Opperste Leider heeft het eerste en het laatste woord. Graduele hervorming van binnenuit is door die constitutionele dwangbuis niet mogelijk. En dus is er geen alternatief voor een of andere vorm van revolutie.
Bloedige jaren zeventig en tachtig
Net op dat punt schuilt een gigantisch gevaar in de demografische samenstelling van de bevolking. Zestig procent van de Iraniërs is jonger dan dertig en heeft bijgevolg de erg bloedige jaren zeventig en tachtig niet bewust meegemaakt. Ze kennen de verhalen van ideologisch linkse ooms en tantes die stierven in de handen van de geheime politie van de sjah alleen van derden. Hetzelfde geldt voor die van hun alweer linkse familieleden die net voor Khomeini's dood op zijn bevel werden geëxecuteerd na jaren van eenzame opsluiting.
Velen zullen door de huidige impasse worden verleid tot revolutionaire dromen, deels omdat ze geenszins beseffen welke hoge prijs daarvoor kan worden betaald. Het regime van zijn kant heeft de voorbije zes maanden andermaal bewezen dat het er niet voor zal terugschrikken om het bloed van de eigen burgers te laten vloeien.
IRAN - de mollahs spreken steeds meer met twee monden
De Groene Revolutie in Iran lijkt bedwongen. Maar ondertussen wordt het antagonisme tussen de aanhangers van president Ahmedinejad en de ayatollahs in de heilige stad Qom steeds groter. Het gevolg: een onduidelijk einde van de ramadan, een voetbalmatch in zwart-wit en steeds meer arrestaties onder de kinderen van vooraanstaande opposanten.
De Iraanse president leidt een steeds openlijker verdeeld land en de breuklijn loopt niet, zoals vaak wordt gedacht, tussen het jonge volk en de clerus, maar ook binnen het religieuze establisment. Dat uit zich bij wijlen op haast surrealistische wijze. Neem het Eid-feest waarmee het einde van de Ramadan wordt gevierd, afgelopen weekend. De Opperste Leider Ali Khamenei had aangekondigd dat het feest dit jaar op zondag zou vallen maar de traditionele bekrachtiging van dat oordeel door de ayatollahs van de heilige stad Qom bleef uit. Sterker nog, deze allerhoogste religieuze autoriteiten oordeelden dat maandag een betere dag was, omdat dan voor het eerst weer de maansikkel werd onderscheiden. Het gros van de Iraniërs vastte bijgevolg tot maandag en een en ander leverde veel sms-en op, genre: Khamenei zag de halve maan wel, maar onze stemmen niet, verwijzend naar de vermeende kiesfraude die op 12 juni voor een tweede ambtstermijn voor Ahmedinejad zorgde.
De verdeeldheid was afgelopen vrijdag zelfs op de televisie te zien, tijdens de rechtstreekse uitzending van een voetbalmatch in het Teheranse Azadi-stadion. De wedstrijd kwam op de avond van de grote al Quds-betoging, waarbij de jaarlijkse dag van steun aan de Palestijnen door 1 miljoen aanhangers van presidentskandidaten Mousavi en Kharoubi werd omgebogen tot een anti-Ahmedinejadprotest. De oppositie-aanhangers hadden massaal kaartjes gekocht voor de match, erop gokkend dat hun groene beweging op de supportersbanken veelvuldig in alle Iraanse huiskamers te zien zou zijn. Niet zo, toen de staatsomroep doorhad dat het stadion groen kleurde, werd besloten om de wedstrijd uitzonderlijk in zwart-wit uit te zenden.
Hoewel het grootschalige anti-Ahmedinejadprotest grotendeels is geluwd - en bovenal verboden - spreekt het religieuze establishment in Qom zich steeds duidelijker tegen de president uit, wat niet steeds zonder gevolgen blijft. Een van de opmerkelijkste momenten was op 21 augustus, toen ayatollah Ebrihim Amini het vrijdagsermoen in Qom voor zijn rekening nam, terwijl dat in Teheran werd verzorgd door ayatollah Ahmad Jannati. Beide heren zetelen in de Raad van Experts, die de Opperste Leider kiest maar hun boodschap verschilt grondig. In Qom zei Amini dat de honderden demonstranten die in de gevangenis zitten sinds de protesten tegen de verkiezingsuitslag onmiddellijk moeten worden vrijgelaten, want ze zijn onschuldig, terwijl het in Teheran uit Jannatis mond verluidde dat Karoubi, Mousavi en Khatami zelf het best kunnen worden gearresteerd gezien ze onrust zaaien.
Op 13 september zei de hoogbejaarde ayatollah Montazeri, die Khomeini eigenlijk had moeten opvolgen als Opperste Leider in 1989, dat de geestelijken «hun positie moeten gebruiken om te vechten voor de mensen en hun rechten. Ook vroeg hij het leger en de politie om hun geloof niet te verkopen. Voor het oordeel van God telt het niet om te zeggen dat je bevelen moest uitvoeren, aldus nog de aan de kant geschoven ayatollah die tot in 2003 onder huisarrest leefde.
De reactie van de overheid bleef niet uit. Luttele dagen later werden drie van zijn kleinkinderen opgepakt, alsook een naaste verwant van de leider van de Vereniging van Leraars en onderzoekers van Qom, die zich kort na de verkiezingen al aan de kant van de oppositie schaarde. De Montazeris werden eind vorige week, na de betaling van een hoge borgsom, voorlopig vrijgelaten, ze werden naar eigen zeggen niet gemarteld in detentie.
De kleinkinderen van de ayatollah zijn overigens niet de enige verwanten van opposanten die last hebben gekregen door het activisme van hun (groot)ouders. Sterker nog, tal van oppositiewebsites hekelen de nieuwe tactiek die erin bestaat hele families te gijzelen. Vaak wordt daarbij verwezen naar het geval van Mohsen Mirdamadi. In 1979 was hij een van de studentenleiders die persoonlijk verantwoordelijk was voor de gijzeling op de VS-ambassade en een van de ex-gijzelaars, John Limbert, noemde hem uitzonderlijk vervelend. Sinds 2000 staat hij evenwel aan de kant van gewezen president Khatami en bij de protesten in juni werd hij gearresteerd. Momenteel worden op de televisie geregeld de bekentenissen getoond van de arrestanten van de verkiezingsprotesten en het gerucht wil dat Mirdamadi tot op heden weigert om te bekennen en op de televisie zijn excuses aan de bieden aan de Revolutie. Afgelopen week werd zijn zoon Mehdi gearresteerd. De man die net vader was geworden, kreeg nachtelijk bezoek van de politie en tal van Iraanse columnisten zijn ervan overtuigd dat zijn aanhouding maar één doel heeft: zijn vader dermate onder druk te zetten dat hij toch toegeeft.
Weinig leiders beschikken over zoveel macht als ayatollah Ali Khamenei: hij benoemt de hoofden van het gerecht, het leger, de Islamitische Revolutionaire Garde, de politie, de tv en de radio en kan eigenhandig de oorlog of vrede verklaren. Bovendien stelt hij persoonlijk de helft van de leden van de Raad van Wachters aan, die op hun beurt kandidaturen voor presidents- en parlementsverkiezingen goed- of afkeuren en hun veto stellen tegen 'foute' parlementsbeslissingen.
Bovendien zit deze bebrilde geestelijke aan de kassa. Meer dan elke andere leider kan hij beslissen wat er met de Iraanse petrodollars gebeurt. Khamenei bestiert daarnaast een schimmig net van steenrijke bonyads of liefdadige stichtingen en heeft de beschikking over de inkomsten van de vele religieuze schrijnen in het land, waar devote burgers fortuinen aan schenken.
Khameneis foto hangt dan ook in elk etablissement. Hij staat bigger than life op reclameborden en verschijnt geregeld op de televisie. Voor het gros van de Iraniërs - zestig procent van hen is jonger dan dertig - is hij een vaste waarde. Toen ze nog in de luiers zaten, was de man al president (1981-1989).De afgelopen twintig jaar draagt hij de titel van Opperste Leider. En toch maakte hij bij de burgers tot voor kort weinig gevoelens los. De haat die velen jegens de inhalige gewezen president Ali Akbar Hashemi Rafsanjani (1989-1997) koesteren, werden Khamenei bespaard. Maar evenmin werd hij ooit zo op handen gedragen als ex-president Mohammad Khatami (1997-2005) bij zijn aantreden.
Koorddanser
En kijk naar de westerse berichtgeving over Iran. Na de dood van ayatollah Ruhollah Khomeini (1902-1989) gingen de verhalen eerst over Rafsanjani, dan over Khatami en vervolgens over Ahmadinejad. Maar als er één rode draad is die door al die schijnbaar zo verschillende histories loopt, dan is het die van Khamenei. Zijn denkbeelden hebben het hedendaagse Iran bepaald, zowel binnenlands als op internationaal vlak. Hij weerstond aan Rafsanjani's wens om tot een modus vivendi te komen met de Amerikanen. Daarna rekende hij af met Khatami's hoop op een democratisch Iran en vervolgens zag hij zich geregeld genoodzaakt om Ahmadinejad bij te sturen als die andermaal op een confrontatie met het Westen aanstuurde. De Opperste Leider was twintig jaar een koorddanser, zij het dat de conservatieven altijd duidelijk zijn voorkeur wegdroegen. Maar bij de verkiezingen van afgelopen vrijdag koos hij voor het oog van de natie en de wereld ondubbelzinnig kamp.
Khamenei is niet alleen schimmig en oppermachtig, aanvankelijk was hij ook tweede keus. Dat hij het tot Opperste Leider schopte, heeft minder met hem te maken dan met ayatollah Hossein-Ali Montazeri, de gedoodverfde opvolger van Khomeini die maanden voor diens dood in juni 1989 in ongenade viel en die tot op heden onder huisarrest leeft in de heilige stad Qom.
Het zat zo. Nadat linkse partijen samen met het religieuze blok van Khomeini tegen de sjah in opstand waren gekomen, stalen die laatsten de revolutie en keerden ze zich tegen hun gewezen bondgenoten. Duizenden linkse studenten en aanhangers van de marxistisch-religieuze Volksmoedjahedien verdwenen voor onbepaalde tijd achter de tralies. Toen in het najaar van 1988 duidelijk werd dat de onderhand hoogbejaarde Khomeini het niet veel langer meer zou rekken, vroegen zijn naaste medestanders wat er met de duizenden jonge mannen en vrouwen moest gebeuren, die al zo'n jaar of zes, zeven in eenzame opsluiting zaten. Khomeini besloot ze opnieuw te laten ondervragen. Waren ze bereid om op de televisie hun fouten te bekennen, zworen ze trouw aan de revolutie en waren ze bereid om ingezet te worden in de 'Menselijke Golf' (een soort van menselijke mijnenvegers, die in de oorlog tegen Irak werden gebruikt, CV)? Op de twee eerste vragen antwoordde nagenoeg iedereen positief maar met de derde lag het anders. Het vooruitzicht te worden uiteengereten door een springtuig lokte niemand. En met die weigering haalden de ondervraagden zich alsnog een doodvonnis op de hals.
In die periode ontving ayatollah Montazeri duizenden brieven van ouders die smeekten om de levens van hun al zo zwaar op de proef gestelde kinderen te sparen. Hij schreef vervolgens de oude leider aan, er hem op wijzend dat zijn actie niet islamitisch was. Had de profeet zelf immers niet gesteld dat we ook onze vijanden humaan moeten behandelen?
Tot inkeer kwam Khomeini evenwel niet, integendeel. Hoe durfde de man die hij persoonlijk tot zijn opvolger had gekozen, zich zo schaamteloos tegen hem te keren? Montazeri's politieke carrière was voorbij.
Arme familie, briljante student
Nu hij zich had ontdaan van 'de slang die in de hand beet die hem had gevoed', wilde Khomeini bovenaal een epigoon vinden aan wie hij de revolutie met een gerust hart kon toevertrouwen. Dat het geen ayatollah was, was bijzaak. Waar het op aankwam was dat hij geen kanttekeningen maakte bij controversiële beslissingen. Khomeini kon kritiek zoals van Montazeri op zijn fatwa tegen schrijver Salman Rushdie (februari 1989) missen als kiespijn.
Op zijn sterfbed liet de vader van de revolutie de grondwet aanpassen. De functievereisten voor Opperste Leider werden bijgespijkerd: de hoogste sji'itische graad behalen hoefde niet langer, "een grote ervaring hebben met islamitische jurisprudentie" volstond.
Daarmee kon Khamenei naar voren worden gehaald. Deze jongen uit een arme familie van etnisch Azerische geestelijken had zich aan het begin van de jaren zestig op het religieus seminarie van Qom een onwaarschijnlijk goede student van Khomeini getoond. En als hij de opleiding niet helemaal heeft kunnen afmaken, dan was dat niet zijn eigen schuld. Het was de zorg om een zieke vader die de al even devote als vurig prekende jongeman noopte om naar huis terug te keren.
Khomeini en Khamenei hadden het in Qom vaak over Navab Safavi gehad, een geestelijke die immer virulent van leer trok tegen de sjah en tegen de westerse imperialistische machten, die Iran al een eeuw aan het uitzuigen waren. De enige oplossing daarvoor was een terugkeer naar het Huis van de Islam, zo argumenteerde hij, en om daarin te slagen waren alle middelen toegelaten. Safavi bleek overigens persoonlijk betrokken bij de moorden op verschillende seculiere intellectuelen en overheidsambtenaren en hij werd in 1955 door het regime geëxectueerd.
Khamenei bewonderde deze revolutionair mateloos en stelde ook in latere jaren herhaaldelijk dat hij het was die hem "de arena van de jihad heeft binnengeleid" toen hij nog maar een jongen was.
Khomeini had wel meer uitmuntende, toegewijde studenten. Maar toen de zo gehate sjah genoeg kreeg van zijn rabiate antiregeringstoespraken en Khomeini in 1964 dwong om in buitenlandse ballingschap te gaan, waren er niet veel die bereid waren om offers te brengen zoals Khamenei. Hoewel hij goed wist welke risicio's daaraan waren verbonden, verspreidde de jonge geestelijke onvermoeibaar de boodschap van zijn toen nog in de rest van het land nagenoeg onbekende meester. Hij werkte daarvoor samen met gelijkgezinden als Rafsanjani en ayatollah Yazdi, die later evengoed sleutelposities zouden bekleden binnen de republiek.
Lamme rechterarm
De repercussies lieten evenwel niet op zich wachten. Net als zijn medestanders werd Khamenei in de jaren zestig en zeventig herhaaldelijk gearresteerd. Hij bracht jaren in eenzame opsluiting door en werd uiteindelijk verbannen naar Sistan-Baluchistan, aan de grens met Pakistan en Afghanistan.
Oude bekenden zeggen dat de repressie Khamenei voorgoed heeft veranderd. Ze vervulde hem met haat jegens Israël en de VS. De Savak, de geheime politie van de sjah, die hem aan menige foltering onderwierp, werd immers opgeleid door de CIA en de Mossad.
Op 1 februari 1979, kort nadat het bewind van de sjah onder druk van aanhoudende volksprotesten was omvergeworpen en Reza Pahlavi zelf naar het buitenland was gevlucht, keert Khomeini uit ballingschap terug. Hij roept zijn oude, trouwe luitenanten bij zich en benoemt Khamenei eerst tot Defensieminister en dan tot hoofd van de Islamitische Revolutionaire Garde. Zijn groot oratorisch talent zorgt ervoor dat hij ook de erg invloedrijke functie van leider van het Vrijdagsgebed in Teheran in de wacht sleept.
Maar er wachten hem grotere opdrachten. En grotere gevaren. In juni 1981 ontsnapt Khamenei ter nauwernood aan een aanslag op zijn leven. Leden van de Volksmoedjahedien hadden in een van de taperecorders die voor zijn persconferentie voor hem waren uitgestald, een bom geplant. Khamenei houdt er een lamme rechterarm aan over, die hem volgens bekenden tot op heden veel pijn bezorgt. Sommigen geloven dat hij daarom geregeld opium rookt terwijl anderen menen dat de medische complicaties hem later menige depressie bezorgden.
Op 30 augustus 1981 boeken de Volksmoedjahedin een nog groter succes: met een bomkoffer vermoorden ze de pas aangestelde president Mohammad Ali-Rajaj. De dan 42-jarige Khamenei wordt gevraagd zich kandidaat te stellen voor de vrijgekomen post, een eer waarvoor hij aanvankelijk bedankt. Hij zegt niet over voldoende energie te beschikken om een zo belangrijk ambt te vervullen. Dat het precies daarom is dat hij wordt voorgedragen, zouden zijn medestanders daarop hebben geantwoord.
Wat er ook van zij, uiteindelijk maakt Khamenei twee ambtstermijnen vol als president, tot hij in 1989 wordt benoemd tot Opperste Leider.
Net voor dat officieel gebeurt, heeft de zoon van Khomeini nog goed nieuws voor hem. Dat zijn vader gewild heeft dat hij in zijn voetsporen zou treden, zegt hij, en dat hij hem daarom nu ook tot ayatollah benoemt.
'Ik heb veel tekortkomingen'
Makkelijk wordt dat ambt voor Khamenei niet. Hij mag zijn onwaarschijnlijk grote macht dan wel van de vader van de revolutie zelf hebben geërfd, onder de geestelijke elite van Qom is hij niet echt geliefd, vooral niet nu hij de hoogste sji'itische titel zomaar cadeau heeft gekregen. Bovendien beseft Khamenei dat zijn populariteit in de verste verten niet kan tippen aan die van zijn voorganger en dat hij evenmin beschikt over een persoonlijke machtsbasis. "Ik ben een individu met veel tekortkomingen", zegt hij in zijn eerste toespraak als Opperste Leider van het land deemoedig. "Echt, ik ben een onbelangrijke seminarist. Talloze malen heb ik tot de Almachtige gebeden dat hij mij tot Zich zou nemen, nog voor hij dat met de Imam (Khomeini, CV) deed. Maar een verantwoordelijkheid is nu op mijn schouders gelegd. Ik zal al mijn mogelijkheden en mijn hele geloof in de Almachtige aanwenden om die taak te volbrengen."
Behoedzaam begint Khamenei dan zijn positie te versterken. Hij stelt de politieke en religieuze elites gerust: hij wil het status-quo niet doorbreken en bouwt ondertussen een onafhankelijke machtsbasis uit, alsook een persoonlijk netwerk van mensen die zijn 'ogen en oren' zullen worden. Deze zogenaamde geestelijke commissarissen, die alleen hem trouw zweren, zijn twintig jaar na zijn aantreden al met verschillende duizenden. Ze bekleden in het hele land sleutelposities in het leger, de ambtenarij en de clerus. Sterker nog, volgens waarnemers zijn ze machtiger dan enige overheidsfunctionaris en kunnen ze in elke staatszaak tussenbeide komen.
Tot op heden laat Khamenei zich graag afschilderen als een goedige grootvaderfiguur, als een onbaatzuchtige man die ver boven het politieke en maatschappelijke gekrakeel verheven is en die het land bovenal in een deugzame richting wil stuwen. Hij moet de geesteskinderen van Khomeini, het islamitische systeem en de revolutie, bewaken en erop toezien dat de daadwerkelijke bestuurders van het land in de lijn van de islamitische principes handelen.
"In werkelijkheid", zo schrijft Karim Sadjapour in een recent onderzoek van de Carnegie Endowment for Peace, "is Khamenei evenwel erg gevoelig voor kritiek. Elke vorm van gespot met de leider wordt met gevangenisstraf bekocht en zelfs zijn eigen verwanten komen niet ongestraft weg met kritiek."
Zo werd zijn jongere broer, de hervormingsgezinde geestelijke Hadi Khamenei, die als adviseur voor ex-president Khatami werkte, in februari 1999 door de Basiji-militie verrot geslagen. Nadat hij tijdens een sermoen vraagtekens had gezet bij de al te grote macht van de Opperste Leider, belandde hij met een schedelbreuk in het ziekenhuis.
Khameneis grote partijdigheid bleek ook al herhaaldelijk bij de verkiezingen. Luttele uren na het sluiten van de stembureaus afgelopen vrijdag, feliciteerde hij president Ahmadinejad met zijn overwinning. En gisteren liet hij er tijdens zijn langverwachte vrijdagspreek geen twijfel over bestaan: er is niet gesjoemeld met de uitslag en die valt bijgevolg ook niet aan te vechten.
Ook bij de vorige verkiezingen, in 2005, liet Khamenei zijn voorkeur blijken voor Ahmadinejad, die de islamitische godsvrucht en de economische rechtvaardigheid belichaamt die hij in een president zoekt. Luttele weken voor de stembusgang riep hij het volk op "te kiezen voor een man die deze idealen in de praktijk kan brengen". Korte tijd later liet hij zich ontvallen dat "onze meest getalenteerde studenten altijd aan onze technische colleges hebben gestudeerd". Hij wist heel goed dat Ahmadinejad de enige van de acht kandidaten was met een dergelijke achtergrond.
Ook na zijn verkiezing liet Khamenei zich lovender over Ahmadinejad uit dan hij ooit over Khatami of Rafsanjani had gedaan. "Heden ten dage", zei hij, "hebben de burgers minder klachten over de overheidsinstanties dan vroeger. Niet alle problemen zijn opgelost maar ze stellen vast dat het overal de goede kant opgaat."
Twee decennia na zijn aantreden is Khamenei nog steeds de epigoon van Khomeini. Hij zweert bij diens basiswaarden van gerechtigheid, onafhankelijkheid, zelfvoorzienigheid en islamitische godsvrucht en tornt niet aan de drie steunpilaren van de Revolutie: het verplicht dragen van een hoofddoek voor vrouwen en de oppositie tegen de VS en tegen Israël.
Een rechtvaardig Iran is volgens Khamenei een Iran waarin op socio-economisch vlak slechts een minimaal klasseverschil bestaat. Economische ontwikkeling en sociale rechtvaardigheid worden vooral gezien in termen van gigantische staatssubsidies voor basisgoederen zoals bakolie, brood of benzine.
'Iran is de USSR niet'
Toch wil hij niet dat zijn beleid wordt vergeleken met dat van socialistische regimes. "Islam is niet hetzelfde als marxisme", schrijft hij. "In de Sovjet-Unie, die 300 miljoen inwoners telde, geloofden alleen de tien tot vijftien miljoen partijleden in het marxisme. Bovendien deden ze dat meer uit eigenbelang dan uit ideologische overtuiging. De islam is daarentegen het geloof van het volk. Het is voor islam dat mensen hun geliefde kinderen naar het oorlogsfront stuurden en toen ze het martelaarschap bereikten, rouwden ze niet maar prezen juist de Almachtige."
Khamenei gelooft dat religie het best kan worden gepromoot door het met gerechtigheid te verbinden.Het is ook die waarde die in internationale relaties wordt ingeroepen. "Ons verzet tegen de VS en Israël is door gerechtigheid gedreven", zo stelde hij in 2002, "zelfs al betalen we daar een hoge politieke of economische prijs voor in termen van sancties en isolatie. Iran verkiest de nederlaag boven een overwinning die verworven is door onrechtvaardigheid of onderdrukking."
IRAN - wat prominente Iraanse vrouwen ervan vinden
Prominente Iraanse vrouwen over de ontwikkelingen in hun geboorteland
Shirin Ebadi, Nobelprijswinnaar
Nieuwe verkiezingen zijn nu nodig
"Ik geloof niet dat een hertelling van de stemmen, zoals die nu zal worden uitgevoerd, iets zal oplossen. Er is een nieuwe stembusgang nodig, waarop wordt toegezien door internationale waarnemers, zodat alle deelnemers na afloop ook weten dat de resultaten de ware wil van het volk uitdrukken.
"Al diegenen die de voorbije dagen zijn gearresteerd, moeten prompt worden vrijgelaten. Waarom werden ze gearresteerd? Omdat ze vreedzaam demonstreerden? Dat is toch niet nodig. Ik hoop echt dat de ratio het haalt en dat tegemoet wordt gekomen aan de legitieme eisen van het volk.
"En ik hoop, en de overgrote meerderheid van de Iraniërs met mij, dat de demonstraties vreedzaam blijven. Andere voorspellingen doen over de toekomst, kan ik niet. Daarom verkies ik te spreken over de huidige situatie."
Shirin Ebadi (°1947) is advocate en mensenrechtenactiviste. Ze kreeg in 2003 de Nobelprijs voor de vrede. Ze deed deze uitspraken gisteren op een onbekende locatie in het buitenland in een gesprek met Radio Free Europe.
Marjane Satrapi, cineaste
Westen moet democratie steunen
"Wat er vrijdag is gebeurd, mag je gerust een staatsgreep noemen. Zogenaamd herkozen president Ahmadinejad heeft 5,698 miljoen stemmen gehaald, dat is alles. Dat komt neer op 12 procent van de stemmen, in plaats van 62, zoals officieel werd beweerd. Dat weten we, want dit papier is afkomstig van de Nationale Kiescommissie. Het werd op vrijdagavond doorgefaxt naar presidentskandidaat Mir Hossein Mousavi, die regisseur Mohsen Makmalbaf en ik in Europa vertegenwoordigen.
"De legitimiteit van Ahmadinejad erkennen betekent tevens die van het Iraanse volk ontkennen. Het Westen moet de democratische beweging van het Iraanse volk ondersteunen. We willen in vrede leven, in staat zijn om te dromen en onze eigen plaats invullen in een groot land dat deel uitmaakt van de internationale gemeenschap."
Marjane Satrapi (°1969) is de auteur van de bejubelde stripserie Persepolis. Ze herwerkte die tot een gelijknamige film, die in 2007 in Cannes de Speciale Prijs van de Jury wegkaapte. Ze deed boven-genoemde uitspraken dinsdag in Brussel.
Azar Nafisi, schrijfster
Almacht van Opperste Leider betwist
"In zeker opzicht waren de verkiezingen van vrijdag een voortzetting van wat al dertig jaar aan de gang is in Iran. Tegelijk zijn de gebeurtenissen van de voorbije dagen niet te vergelijken met wat in de afgelopen decennia afspeelde. Op geen enkel moment sinds het begin van de Islamitische Republiek in 1979 hebben zoveel mensen in verschillende steden in het land, op gevaar van hun eigen leven, het gewaagd zich op straat te begeven om tegen de gevestigde orde te demonstreren. Je had altijd de Opperste Leider Khamenei die verscheen en zei: hou je mond, het is zoals ik het zeg. En dan reageerde iedereen: oké. Nu bestaat die mythe over een leider wiens macht niet kan worden gecontesteerd niet meer. De geest is uit de fles en daar breng je niet zomaar verandering in, ongeacht of het regime nu geweld gebruikt of niet."
Azar Nafisi (°1957) is een gewezen literatuurprofessor uit Teheran die sinds 1997 in de VS woont. Ze werd beroemd met Lolita lezen in Teheran, waarvan er in de VS alleen al 1,5 miljoen exemplaren werden verkocht. Nafisi deed haar uitspraken tegenover BBC en Al-Jazeera.
Farah Karimi, schrijfster
Hart vasthouden voor reactie regime
"Positief is dat deze protestbeweging, in tegenstelling tot die van 1999 (toen vooral studenten dagenlang demonstreerden tegen toenmalig president Khatami wegens de sluiting van een aantal kranten, CV), zeer breed wordt gedragen. Het zijn, net als toen, nog steeds de jongeren die de hoofdgroep erin uitmaken, maar het gaat toch veel verder. Bovendien wordt de politieke boodschap dit keer veel scherper gesteld. Men zegt: je liet ons stemmen en beloofde dat naar de stem van het volk zou worden geluisterd en je deed het niet. We voelen ons bedrogen'. Dat is een heel duidelijke politieke uitdaging.
"Ik heb er evenwel mijn twijfels bij of dit goed afloopt. Ik hou mijn hart vast voor de reactie van het regime, dat de voorbije dagen ook al bloed liet vloeien en niet terugschrikt voor repressie."
Farah Karimi (°1960) woont sinds 1989 in Nederland, ze zat tussen 1998 en 2006 voor GroenLinks in de Tweede Kamer, ze schreef Het geheim van het Vuur (2005) en Slagveld Afghanistan (2006) en leidt nu de Nederlandse koepel van ontwikkelingsorganisaties Novib. Ze deed deze uitspraken in een gesprek met De Morgen.
Hoezeer de honderdduizenden demonstranten in de straten van Teheran de westerse tv-kijker ook het gevoel mogen geven dat er een Iraanse lente bezig is, het huidige institutionele kader biedt niet de minste ruimte voor het soort van verandering dat zij willen. Hun leider is een louter accidentele en het valt te vrezen dat de zucht naar vernieuwing in bloed zal worden gesmoord, zegt Catherine Vuylsteke.
Er hoeft niet aan te worden getwijfeld dat miljoenen mensen in Iran verandering willen en die verzuchting is niet nieuw. Als zeven op de tien kiezers Mohammad Khatami (1997-2005) tot achtste president van de Islamitische Republiek verkozen, dan was dat precies omdat ze hoopten dat hij het over een andere boeg zou gooien. Bovendien bleek in 2002 al uit een opiniepeiling dat niet minder dan driekwart van de burgers voorstander was van een poging tot heraanknoping van de diplomatieke betrekkingen met de VS, die sinds de Islamitische Revolutie van 1979 als aartsvijand gelden.
Een ander onderzoek in diezelfde periode gaf aan dat 94 procent van de burgers vond dat 'Iran dringend nood had aan hervormingen' en dat 71 procent voorstander was van 'een referendum over de verkieslijke vorm van bestuur voor het land'.
Alleen heeft die door het volk zo stringent aangevoelde nood zich nooit vertaald in structureel handelen, wat maakte dat het electoraat zich uiteindelijk van Khatami afkeerde. Tegelijk liet de reactie van het machtscentrum van het regime op dat populaire streven nimmer op zich wachten. Of het nu onder deze president was dan wel onder een andere, dissidente stemmen werden al even prompt als vakkundig het zwijgen opgelegd. Neem diegenen die de eerder genoemde opiniepeilingen uitvoerden: een week nadat ze de uitslagen ervan bekend hadden gemaakt, bevonden ze zich achter de tralies.
Viceregent van God Dat Khatami er niet in slaagde om ondanks brede steun van de bevolking een nieuw Iran te creëren, komt doordat zijn land nog steeds leeft in de schaduw van ayatollah Ruhollah Khomeini (1902-1989), die verantwoordelijk was voor de nieuwe grondwet van 1979. Hij liet zich al van tijdens zijn religieuze studentenjaren in de heilige stad Qom inspireren door de Staat van Plato en de Theologia Aristotelis. Ze overtuigden hem van het concept van de wijze en deugdzame leider die zijn gemeenschap naar een beter leven zal gidsen. Die visie sluit aan bij de denkbeelden van al-Farabi (870-950) en Ibn Arabi (1165-1240), die de leider zien als een perfecte man zonder zonde, vol wijsheid en kennis van het goddelijke, kortom de viceregent van God op aarde.
Aldus kan de Opperste Leider of velayat-e-faqih volgens de grondwet de hoofden van de rechterlijke macht, van radio en tv alsook van de politie benoemen. Hij mag eigenhandig oorlog of vrede afkondigen, voert het leger aan en benoemt de helft van de twaalf leden van de Raad van Wachters. Dat laatste orgaan heeft het recht om de grondwet te interpreteren, kandidaten te selecteren voor het presidentschap en voor het parlement en het mag ook zijn veto stellen tegen door het parlement goedgekeurde wetswijzigingen, wat in Khatami's tijd erg vaak is gebeurd.
In deze verschilt het Iraanse politieke bestel fundamenteel van veel andere autoritaire regimes, die in de letter van de wet een schijndemocratie ophouden.Tot een implementatie daarvan komen blijkt vaak problematisch tot onmogelijk, maar in theorie kan ze wél worden ge(re)activeerd zonder dat aan de fundamenten van de grondwet moet worden getornd. Niet zo in Iran.
Als de huidige Opperste Leider, Ali Khamenei, maandag een partiële hertelling van de kiesresultaten gelastte, dan leek hij het volk daarmee ter wille te zijn. Het is evenwel lang niet zeker dat die de ware uitslag zal opleveren aangezien er, net zoals bij de eerste telling, geen vertegenwoordigers aanwezig mogen zijn van het kamp van de betogers. En zelfs als Mousavi uiteindelijk zou zegevieren, gaat het hem om een pyrrusoverwinning. Khamenei is het om het voortbestaan van het systeem te doen, waarvoor Ahmedinejad eventueel kan worden geslachtofferd.
Of daartoe zal worden besloten, zal eerder afhangen van de imagoschade die Khamenei daar zelf bij oploopt dan van het reële gevaar dat Mousavi als president zou betekenen. Als deze 62-jarige ex-premier al een heruitvoering is van de zo onvolkomen gebleken Khatami, dan toch een eerder zwakke. Net zo min als zijn reformistische voorganger is Mousavi een outsider van het regime.
Onafhankelijke politieke partijen zijn niet toegelaten en het aantal mannen dat aan de verkiezingen mocht deelnemen, werd vakkundig teruggebracht van tweeduizend welwillenden tot de vier op wie men vrijdag kon stemmen. Mousavi maakte bovendien carrière als medestander van Khomeini en van toenmalig president Rafsanjani. Hij profileerde zich aan het begin van zijn huidige campagne ook duidelijk als "een man van principes", die een terugkeer wilde naar "de echte waarden van de Islamitische Revolutie".
Als honderdduizenden zich sinds vrijdag de straat op waagden om zijn naam te scanderen, dan hebben zij wellicht iets anders in gedachten dan een retour naar het Khomeinitijdperk. Ze lezen meer in Mousavi's beloftes van grotere vrijheid dan gerechtvaardigd is. Maar neem het hen kwalijk: hij leek nog het minste kwaad.
Revolutionaire dromen De meeste experts zijn het erover eens dat de hybride aard van het Iraanse regime - met een onwrikbare viceregent van God en kantoorhulpen die rechtstreeks zijn verkozen door het volk - een van de belangrijkste redenen is van zijn dertigjarige overleven. De zweem van democratie die verkiezingen altijd verstrekken, vormde een periodieke uitlaatklep voor groeiend populair ongenoegen. Alleen ligt daar ook meteen de achillespees van het systeem: graduele hervorming van binnenuit is door de constitutionele structuur niet mogelijk. En dus is er geen alternatief voor de een of andere vorm van revolutie.
Net op dat punt schuilt een gigantisch gevaar in de demografische samenstelling van de bevolking. Zestig procent van de Iraniërs is jonger dan dertig en heeft bijgevolg de erg bloedige jaren zeventig en tachtig niet bewust meegemaakt. Ze kennen de verhalen van ideologisch linkse ooms en tantes die stierven in de handen van de geheime politie van de sjah alleen van derden en hetzelfde geldt voor die van hun alweer linkse familieleden die net voor Khomeini's dood op zijn bevel werden geëxecuteerd na jaren van eenzame opsluiting.
Velen zullen door de huidige impasse worden verleid tot revolutionaire dromen, deels omdat ze geenszins beseffen welke hoge prijs daarvoor kan worden betaald. Het regime van zijn kant heeft de voorbije dagen andermaal bewezen dat het er niet voor zal terugschrikken om het bloed van de eigen burgers te laten vloeien.
Precies daarom is de huidige Iraanse lente geen reden tot vreugde.
IRAN - interview met Nederlands-Iraanse schrijver David Danish
'Deze verkiezingen waren niet meer dan een soap. Met democratie of vrijheid had dit niets te maken', zegt de Iraans-Nederlandse schrijver David Danish.
"Ik vind het erg belangrijk dat mensen de stembusgang in Iran vanuit het juiste perspectief zien, wat vanuit het Westen niet eenvoudig is, aangezien verkiezingen altijd beschouwd worden als een kans op verandering. Kijk, er waren aanvankelijk 2.000 presidentskandidaten, waarvan er 400 werden weerhouden en uiteindelijk vier de goedkeuring kregen van het regime om aan de verkiezingen deel te nemen. Dat is minder dan 1 procent. Bovendien waren die vier mannen van het regime, geen lieden die een ware democratische verandering ambieerden. Mohsen Rezai was de baas van de Revolutionaire Garde en kan het land niet uit omdat Interpol hem zoekt. Mehdi Karrubi was in het eerste decennium na de revolutie van 1979 een vertrouwensman van ayatollah Khomeini. En ook Mousavi wordt versleten voor dingen die hij volstrekt niet is. Hij was onze premier tijdens de Iraans-Iraakse oorlog en een naaste medewerker van Khomeini én van de huidige leider Khamenei, die toen president was. "Niet alleen had je vier mannen van het regime, bovendien stelden ze zich kandidaat voor de functie van kantoorbeheerder, want dat houdt het presidentschap in Iran in: je wordt de loopjongen van de sterke man, nu Khamenei. Door het politieke systeem, waarbij zelfs het parlement vleugellam is, heb je geen eigen initiatief. De ultieme macht ligt bij Khamenei. Die laatste zei het de voorbije week een paar keer: dat Ahmedinejad de beste man was. Zo wist je het al, nog voor er gestemd werd. Dat noem ik geen verkiezingen maar een show".
Zo lijken de jongeren die autobanden in brand staken uit onvrede met de uitslag het niet te zien.
"Neen, 60 procent van het Iraanse electoraat is geboren na 1979 en acht op de tien van hen hebben inderdaad voor Mousavi gestemd, daar ben ik van overtuigd. Dat maakte het inderdaad verbazingwekkend dat hij niet werd verkozen. Maar aan de andere kant ben ik er zeker van dat hij het wel wist, alleen de kiezers waren gedupeerd. En dat daarvoor werd gesjoemeld met de verkiezingsuitslag, daar ben ik absoluut zeker van. Het is ook niet de eerste keer dat dit gebeurt, de vorige keer was het net zo."
Maar in een aantal opzichten waren deze verkiezingen toch niet vergelijkbaar met de vorige. Er was een ongeziene opkomst van 85 procent en zowel op straat als in de media werden heel levendige debatten gevoerd, wat sinds de Islamitische Revolutie niet meer was gebeurd.
"Dat klopt, maar je moet je afvragen waarom het regime dat heeft getolereerd. Daar waren verschillende redenen voor. Vooreerst is het zo dat ex-president Rafsanjani naast Khamenei de machtigste man is. Rafsanjani heeft ook heel veel zakenbelangen, onder meer in de Golf. Tegelijk haat de bevolking hem wegens de grootschalige corruptie en de inhaligheid van zijn clan. Door een vrij debat toe te laten wilde Teheran een verslechtering van zijn positie bewerkstelligen, en dat is ook gelukt. Er kwam een lawine van kritiek op de man, en zijn verzwakking speelt in het voordeel van Khamenei. "Een tweede reden voor die tolerantie is dat het regime zich wel realiseerde dat het nodig was om een uitlaatklep te creëren, gezien de gigantisch grote druk die er vooral bij de jongeren aanwezig is. Mensen zeiden nu publiekelijk wat iedereen al dacht en wist, maar het feit dat het for the record gebeurde, gaf hen een zekere ademruimte. "En het was ook bedoeld voor de internationale gemeenschap: zo toonde Teheran dat het in staat is om vrij te debatteren, dat Iran een modern land is. "Natuurlijk is die indruk als een pudding ineengezakt. Al wie de beelden zag van wat de oproerpolitie met de demonstranten deed, besefte dat er niets is veranderd. Mijn vrienden in Iran zeiden me overigens dat een deel van die oproerpolitie geen Farsi sprak. Volgens hen waren het Palestijnen of Libanese Hezbollahers die onze burgers moesten komen ineenslaan. Ik heb er verdere geen bronnen over, maar het zou kunnen dat ze hun 'cliënten' uit het Midden-Oosten hebben laten aanrukken."
Hoe staat u tegenover het feit dat Ahmedinejad een nieuwe ambtstermijn wist te versieren?
"De enige echte vraag die je aan het Iraanse volk moet stellen is: willen jullie dit systeem met een Opperste Leider, waarbij al de rest niets in de pap brokken heeft, voortgezet zien? Maar dat gebeurt niet. En ik ben blij dat Ahmedinejad het heeft gehaald omdat hij van die vier establishmentheren het allerbest het ware gezicht van het regime laat zien. Het probleem met een man als de vorige president, Khatami, die goed vergelijkbaar is met de huidige kandidaat Mousavi, is dat er een rookgordijn wordt opgetrokken. Het Westen krijgt de indruk dat er echt iets zal veranderen. Die mannen spreken over democratie en dialoog met andere culturen, wat louter het pr-praatje naar buiten toe is. Ahmedinejad doet dat niet. Als hij een storm van protest veroorzaakt, bijvoorbeeld met uitlatingen over de Holocaust, dan zegt hij louter wat het Iraanse regime altijd al over deze kwestie heeft gezegd."
Tegelijk is zijn verkiezing een recept voor verdere confrontatie met het Westen, wat toch ook niet wenselijk is.
"Het zal er heel erg op aankomen om niet in te gaan op zijn provocaties, want Teheran wil best een oorlogje. In zo'n situatie gedijt het regime het best, daar worden ze sterker van. En dat moet absoluut vermeden worden."
Moeder, ze gaan me ophangen. Red me. Dat waren de laatste woorden van de 22-jarige Iraanse Delara Darabi, die zaterdag werd opgeknoopt. Als 17-jarige zou ze een moord hebben gepleegd, wat ze echter ontkent.
De voorbije jaren was er een internationale campagne op gang gekomen om het leven van Darabi te redden. Maar toen haar ouders zaterdag de ambulance uit de Teheranse Evingevangenis zagen vertrekken, wisten ze dat het te laat was. Hun dochter lag dood in het voertuig. Ze hadden haar een dag eerder voor het laatst gezien en de stemming was optimistisch. Op 20 april had de rechter immers een uitstel van executie met twee maanden bevolen. Bovendien waren tal van actiegroepen geld aan het inzamelen zodat ze de familie van de vrouw die Darabi zou hebben vermoord, met bloedgeld konden afkopen. Bovendien was er de hoop dat het met Darabi zou gaan zoals met haar vriendin Nazanin Fatehi, die eerst ook ter dood was veroordeeld maar eind januari 2007 toch werd vrijgelaten omdat ze onschuldig was. Darabis moeder vertelde na haar dood over haar laatste ontmoeting met haar dochter. Als ik vrijkom, had het meisje gezegd, dan wil ik mijn studies afmaken. Ik wil zo graag vrij zijn. Een van de rechters heeft me beloofd dat het zal lukken. Ik ben onschuldig, mama.
Verliefd
In september 2003 werd een rijke nicht van vaders kant vermoord. Aanvankelijk gaf Darabi, die toen 17 was, de moord toe, daartoe aangespoord door haar vriendje Amir Hoessein, die argumenteerde dat de roofmoord het stel in staat zou stellen om te trouwen en dat zij geen strenge straf zou krijgen aangezien ze minderjarig was. Dat bleek evenwel niet te kloppen: het tienermeisje werd ter dood veroordeeld door de rechtbank in haar geboortestad Raht en het Hooggerechtshof zou die strafmaat later bevestigen, zelfs als Darabi tegen die tijd stelde dat ze de moord niet pleegde en louter haar geliefde wou beschermen. Die bewering werd overigens door een aantal concrete feiten gestaafd. Zo werd de vrouw, zo bleek uit het onderzoek, vermoord door een rechtshandige, terwijl Darabi linkshandig was. In de gevangenis vatte Darabi een grote liefde voor schilderen op, haar werken werden zelfs in het buitenland tentoongesteld. Ook begon het meisje een blog bij te houden, die zijn weg vond naar de websites van tal van steuncomités, waardoor ze de allerbekendste Iraanse minderjarige ter dood veroordeelde werd. Ze schreef herhaaldelijk dat ze zich erg gesterkt voelde door die Iraanse en internationale sympathie, maar in januari 2007 verloor ze toch de moed en probeerde ze zelfmoord te plegen. Haar medegevangenen sloegen alarm en ze herstelde. De steungroepen, zo blijkt uit hun website, geloofden dat het door het toegekende uitstel nu wel zou lukken om Darabi vrij te krijgen. Dat dit niet is gebeurd, komt vooral omdat de rechterlijke macht tegen de eigen richtlijnen in heeft gehandeld. Niet alleen werd het uitstel niet gerespecteerd, bovendien werden ook de voorschriften inzake de kennisgeving van de advocaat en de nabestaanden met voeten getreden. Beide partijen moeten ten laatste 48 uur op voorhand op de hoogte worden gesteld van de nakende executie. Dat is niet gebeurd. Na het alarmerende telefoontje van hun dochter om zeven uur s ochtends haastte Darabis familie zich naar de gevangenis, maar ze werden niet tot het gebouw toegelaten. Toen ze de ambulance het pand zagen verlaten, beseften ze dat het te laat was.
Protest
De bekende Iraanse mensenrechtenactivist Mohammad Mostafaei vertelde achteraf tegen Human Rights Watch dat de executie wel een afrekening leek. Nadat de jonge vrouw haar smeekbede aan haar moeder richtte, nam een mannelijke functionaris de telefoon van haar over, aldus Mostafaei. We zullen met gemak uw dochter executeren, zei de man, en er is niets dat u daaraan kunt doen. Human Rights Watch gelooft dat de snelle en onwettige executie van Darabi moet worden gezien als een poging om de internationale storm van protest te vermijden die er zou zijn geweest als het nieuws van de plannen wél twee dagen op voorhand bekend zou zijn gemaakt. De Iraanse overheid blijft het wel doen, maar tegelijk toont de geheimzinnigheid waarmee het gebeurt dat Teheran wel degelijk beseft dat het schandelijk is en internationaal wordt afgekeurd.
Executies
Darabi deelt haar lot met meer dan 38 Iraanse kinderen sinds 1990 en nog eens 130 jongens en meisjes wachten in de gevangenis op de voltrekking van hun doodsvonnis. Geen enkel ander land in de wereld executeert zoveel minderjarigen. In Iran geldt dat meisjes vanaf hun negende en jongens vanaf hun 15de beschouwd kunnen worden als volwassenen. Worden ze ter dood veroordeeld, dan wordt met de voltrekking van het vonnis tot na hun achttiende verjaardag gewacht, wat betekent dat ze eerst nog jarenlang achter de tralies doorbrengen. Het feit dat zoveel bekentenissen onder foltering worden afgelegd, maakt die doodsvonnissen extra tragisch. Ook in Iran zelf keuren steeds grotere delen van de publieke opinie doodstraffen voor minderjarigen af. Vorige maand nog dienden tientallen vooraanstaande Iraanse intellectuelen, waaronder Nobelprijslaureaat Shirin Ebadi een petitie in waarin werd gepleit voor een opschorting daarvan. Maar ook die heeft het leven van Darabi niet kunnen sparen.
Oog om oog, dat is waar het de Iraanse Ameneh Bahrami om gaat. Letterlijk. De man die haar bij een zuuraanval vijf jaar geleden blind maakte, verliest binnenkort ook zelf het zicht.
Het verhaal van deze Iraanse vrouw die in Spanje medische hulp kreeg, begint in 2002, toen ze elektronica studeerde aan de universiteit. Een van haar medestudenten werd verliefd op haar maar Bahrami voelde niets voor de man en zelfs toen hij haar begon te bedreigen bleef ze volhouden dat ze nooit met hem zou trouwen. Op een middag in november 2004 was ze na haar werk bij een medisch bedrijf op weg naar de bushalte, toen ze merkte dat ze werd gevolgd. Toen ze zich omdraaide, kreeg ze zuur in het gezicht gegooid door afgewezen aanbidder Majid Movahedi. Bahrami verloor er het zicht door en raakte zwaar gewond. Ze onderging al meer dan tien operaties en er volgen er nog verschillende. Haar aanvaller Movahedi gaf zichzelf een maand na de feiten aan. Hij heeft nergens spijt van, hij deed het uit liefde. Bahrami kon voor zijn bestraffing kiezen tussen compensatie of zogenaamde qisa-rechtspraak, waarbij de dader hetzelfde letsel wordt toegebracht als zijn slachtoffer. Bahrami koos resoluut voor die laatste optie. Alleen zijn vrouwen maar half zoveel waard als mannen in Iran, het zag er dus naar uit dat de man het zicht in slechts één oog zou verliezen, tenzij Bahrami ook de compensatie van 20.000 euro liet vallen, wat ze prompt deed. Movahedi ging tegen de uitspraak in beroep, maar de rechter herbevestigde die. Bijgevolg is het nu nog een kwestie van dagen of weken voor de man zuurdruppels in beide ogen krijgt en permanent blind wordt. Bahrami zegt dat het haar niet om wraak te doen is, maar dat ze wil dat er geen nieuwe slachtoffers vallen. Ze gelooft dat de bestraffing van een man voor een dergelijk misdrijf potentiële geweldenaars twee keer zal doen nadenken. Op de Iraanse internetsites kon ze evenwel niet altijd op evenveel begrip rekenen. Vooral mensenrechtenactivisten stellen zich grote vragen bij de bestraffing van Movahedi. Dat een staat zijn burgers dergelijke barbaarse dingen kan aandoen en nog zegt legitiem te handelen, is totale waanzin, aldus een blogger. Bahrami wil evenwel niet terugkomen op haar beslissing. Ze wijst erop dat hij louter in de ogen druppels krijgt, terwijl zij permanent verminkt is.
Je zou denken dat iemand die internationaal gelauwerd wordt met de Nobelprijs voortaan in eigen land nagenoeg ongenaakbaar zou zijn. En toch logenstraffen de recente gebeurtenissen dat in het geval van Shirin Ebadi. Op 21 en op 30 december werd haar kantoor door agenten doorzocht en vervolgens gesloten, terwijl de avocate even in hechtenis werd genomen maar vervolgens vrijuit ging. Ik weiger mijn werk te staken en overweeg evenmin om naar het buitenland te verhuizen, zegt ze beslist. Hier kan ik iets betekenen, elders niet. De arrestatie, waarop door de EU, de VS en mensenrechtenorganisaties geschokt werd gereageerd, was niet de eerste. Vanaf 28 juni 2000 werd Ebadi twintig dagen lang zonder enige aanklacht vastgehouden. Thuis, met mijn man en twee dochters, deden we achteraf alsof ik naar een conferentie was geweest, zoals wel vaker gebeurde. Het enige verschil was dat ik dit keer geen cadeautjes had meegebracht. Ook met dreigementen heeft Ebadi al vaker te maken gehad. Zo verhaalt ze in haar autobiografische Iran ontwaakt (2006) over de nare verrassing die haar in het najaar van 2000 wachtte toen ze als advocate van de nabestaanden van de in 1999 vermoorde schrijvers en intellectuelen door meters dossiers ploegde waaruit bleek dat het regime doodseskaders had ingezet tegen de eigen burgers. Een van de stukken betrof een discussie tussen een minister en een potentiële moordenaar over de plannen om haar te vermoorden. Ze bespraken het tijdstip voor de aanslag; de minister gaf er de voorkeur aan te wachten tot na de ramadan. De moordenaar was ongeduldiger. Mensen als zij hebben God losgelaten, zei hij, wachten leek hem niet nodig. De heren zagen schijnbaar van hun plannen af maar Ebadi zegt dat ze zich lang heeft afgevraagd waarom ze bij het theocratische establishment toch zoveel gevoelens van haat kan oproepen. En daar ben ik nog niet uit. Dat er dit keer geen vervolging komt, is overigens lang niet zeker. De kantoorsluiting brengt ze zelf in verband met het feit dat ze een grote bijdrage leverde tot het in oktober gepubliceerde VN-Mensenrechtenrapport dat een vernietigend oordeel inhield voor Teheran. We vragen ons af, zo viel onlangs in de officiële pers te lezen of het doorspelen van gevoelige informatie over ons land aan buitenlandse instanties niet strafbaar is.
Stappen achteruit
Ach, we moeten de moed erin houden, zegt ze met een zucht, soms ga je een stap achteruit maar dat is een aanloopje om krachtiger vooruit te komen. Ebadi heeft veel regressieve manoeuvres gezien in haar land. Ze groeide op in een erg progressief gezin, als kind van een vader die zijn zonen en zijn dochters gelijk behandelde, en leeft nu in een staat die vrouwen verplicht het hoofd te bedekken en die hun leven half zoveel waard acht als dat van een man. Die juridische achterstelling aanvaarden, was bijzonder moeilijk, meent ze. Maar in haar eigen leven vond Ebadi er wat op. Toen de nieuwe, islamitische wetten begin jaren tachtig werden ingevoerd, kreeg ze haar man Javad zover om een bijkomend huwelijkscontract af te sluiten, dat stipuleerde dat zij evengoed van hem kon scheiden als hij van haar, en dat ze in dat geval het hoederecht over hun twee dochters kreeg. Voor andere Iraanse vrouwen gold ondertussen dat hun mannen zich van hen konden ontdoen als van hun ondergoed, terwijl zijzelf alleen met hun uitdrukkelijke toestemming konden scheiden, en daarbij ook hun zonen en dochters verloren. Vrouwen blijven in Iran juridisch gezien kinderen, zegt Ebadi uit. Zonder toestemming van hun man, vader, broer of volwassen zoon mogen ze geen zaak opzetten noch het land verlaten. Toen ik in 1992 als 45-jarige met de dochters ging skieën en er verplicht met de vrouwenbus heenging, terwijl mijn echtgenoot met de mannenbus was vertrokken, mochten we bij het checkpoint niet verder omdat ik geen geschreven toelating bijhad. De agenten belden toen mijn bejaarde moeder om te vragen of mijn verhaal wel klopte. Irans stappen achteruit betreffen de wetgeving en de burgervrijheden maar evengoed de mogelijkheid om als vrouw je vak uit te oefenen. Werd Ebadi in 1970 op haar 23ste als rechter aangesteld, kort na de Islamitische Revolutie van 1979 werd ze aan de kant gezet omdat vrouwelijke magistraten chaotisch, inefficiënt en bevooroordeeld zouden zijn. Pas bij de liberalisering van begin jaren negentig slaagde ze erin een eigen advocatenkantoor op te richten, dat zich vooral zou toeleggen op het verdedigen van vervolgde schrijvers en intellectuelen, alsook op pro Deozaken voor vrouwen en kinderen wier mensenrechten worden geschonken. We hebben in de voorbije vijftien jaar best wel vooruitgang geboekt, meent Ebadi. Je hebt die ananchronistische wetten, maar ons verzet ertegen houdt aan. De vrouwenbeweging in Iran is bijzonder wijd vertakt en krachtig, we vechten terug en ook veel mannen doen met ons mee vanuit het besef dat hun zucht naar vrijheid via vrouwenrechten loopt.
Obama
De Nobelprijslaureate stelt tevens dat ze erg blij is met de nieuwe wending die VS-president Barack Obama aan het Amerikaanse buitenlands beleid wil geven. Alle kwesties moeten op tafel komen en beide landen moeten elkaar vergeven. Wij Iraniërs moeten het achter ons laten dat het de CIA waren die ons van de beste staatsman van de twintigste eeuw beroofden, toen ze premier Mossadeq in 1953 onttroonden. Hij had twee jaar eerder een einde gesteld aan de plundering van onze oliereserves door Britse en Amerikaanse maatschappijen door de industrie te nationaliseren. De Amerikanen van hun kant moeten ons de gijzeling in de VS-ambassade in 1979 vergeven, ook die was fout. Maar nu moeten we praten over andere dingen. Over de nucleaire kwestie en de mensenrechten. Ebadi zegt dat ze zich kan voorstellen dat de wereld zich zorgen maakte over de ontwikkeling van een Iraanse kernbom. Het regime heeft altijd gezegd dat het een atoomindustrie wil ontwikkelen voor burgerdoeleinden en daar is op zich niets mis mee. Bovendien heeft de internationale gemeenschap nooit sluitende bewijzen geleverd aangaande Iraanse schendingen. Alleen is het vertrouwen in Teheran totaal zoek en dat kan alleen hersteld worden door het verrijken van uranium tijdelijk stil te leggen, zoals Khatami in 2003 heeft gedaan. Als hij het toen kon, kan het nu nog. Bovendien, geen enkel land ter wereld kan leven met een muur rond zijn grenzen, ons diplomatieke isolationisme is nefast voor onze ontwikkeling, dat beseffen sommige leiders nu ook wel. Op 8 februari maakte gewezen hervormingsgezind president Khatami bekend dat hij op 12 juni wil meedoen aan de presidentsverkiezingen. Verwacht Ebadi daar enig heil van? Kijk, sinds het aantreden van president Ahmedinejad in juni 2005 namen de burgervrijheden af en werd de repressie erger. Maar ook Khatami heeft in de acht jaar daarvoor de verwachtingen niet ingelost, precies omdat het systeem dusdanig is dat de echte macht bij de Opperste Leider of velayat-e-fakih ligt, bij Khamenei dus. Na enige openheid in de eerste jaren was het onder zijn bewind dat de studentenbetogingen bloedig werden neergeslagen, dat ikzelf gevangen werd gezet, dat tal van publicaties dicht moesten. Ze zucht en aarzelt, om er nog aan toe te voegen dat het voor haar niet opportuun zou zijn daar veel meer over te zeggen.
Toen Ruhollah Khomeini op 1 februari 1979 in Teheran door miljoenen werd verwelkomd en de Islamitische Revolutie werd ontketend, was Raphaël-Karim Djavani een twintigjarige student. Vele levens later schrijft hij boeken in Parijs. Zich verzetten, hopen, leven, dat zijn mijn werkwoorden voor altijd, meent hij. Catherine Vuylsteke Het verhaal van de etnisch-Azerische Raphaël begon als Karim, het ging in zijn clandestiene jaren in Teheran als Gotchali verder, om in het Moedjaheddin-kamp in Koerdistan te veranderen in Ouldouze en voor het vertrek naar Parijs in Hossein. In het Frankrijk van 1992 werd het Safa, de in 2000 tot Fransman genaturaliseerde Iraniër koos definitief voor Raphaël. En één ding weet hij onderhand wel zeker: niet om te sterven voor idealen werd hij geboren, maar voor de liefde en het leven. Vrijheid en gerechtigheid, het zijn twee waarden die Raphaël-Karim Djavani lange tijd hebben gedreven, je zou zelfs kunnen zeggen dat het zijn geloof daarin was dat hem in 1979 haast toevallig verwikkeld liet raken in de Islamitische Revolutie. Twintig was hij toen, al twee jaar platonisch verliefd en een ongewilde getuige van hoe de islamitische wachters de linkse studenten aftroefden die op straat de bladen van hun organisatie sleten. Ze waren in de minderheid, Djavani voelde zich gedwongen om het voor hen op te nemen, zichzelf aldus veroordelend tot een leven in clandestiniteit. Eind jaren zeventig, begint hij, hadden we onwaarschijnlijke dromen van democratisering en sociale gelijkheid. Zoals zovele duizenden nam ik deel aan de demonstraties tegen de sjah, die een repressieve pion van de VS was. We dachten dat zijn vertrek een leven van vrijheid zou inluiden. Maar zo ging het niet. Khomeini werd beschouwd als de 12de imam, diegene die voor de sjiieten nog moet komen, en die de wereld van de perversiteit zal redden. En aldus regeerden binnen het jaar de haat en het obscurantisme. Al wie niet volledig dacht zoals de mollahs, werd opgesloten, vaak zelfs vermoord. Djavani zegt dat het nooit echt zijn bedoeling was om vrijheidsstrijder te worden. Mijn euvel was dat ik niet tegen onrechtvaardigheid kon, dat heeft me afgeleid van mijn plannen om mijn straatarme ouders financieel bij te staan en een vredig leven te leiden. In zijn autobiografische Un enfant de blé vertelt Djavani over de zeven jaar die hij bij de moedjahedin-al-khalq doorbracht, die tegelijk religieus en marxistisch was en de gewapende strijd niet afwees. Hij wordt naar een van hun kampen in Koerdistan gestuurd, waar hij de opdracht krijgt om een commandant van het regime te vermoorden. Lukken doet dat tot twee keer toe niet, Djavani wordt misselijk op het moment dat hij de voorbijrijdende auto onder vuur moet nemen en anno 2009 is hij blij met zijn status van gerateerde moordenaar. De eliminatie van die commandant, die nauwelijks enige jaren ouder was dan ik, zou geenszins het voortbestaan van het regime van Khomeini hebben bedreigd. Dat ik er toen toe bereid was, of misschien toch niet helemaal, kwam doordat de enige taal die toen werd gesproken, die van het geweld was. Zij doden, wij doden, een ander werkwoord werd er niet vervoegd. Eigenlijk probeerden ze god te zijn, de islamisten evengoed als de moedjahedin. hun ideeën beschouwden ze al de enige waarheid, waar al de rest voor moest wijken. Ze staken weg achter hun opperwezen om beter te kunnen doden, wat eigenlijk eigenlijk van een onwaarschijnlijke lafheid. Zijn gebrek aan moorddadige koelbloedigheid is overigens niet het enige wezenskenmerk dat maakt dat Djavani geen echt goede strijder wordt. Minstens even zorgwekkend vinden zijn superieuren het feit dat hij zich niet met lichaam en ziel aan de bevrijdingsstrijd wijdt maar zijn gedachten laat afleiden door nochtans zo goed en zo kwaad als dat gaat onderdrukte sexuele en amoureuze gevoelens. Ik ging van straf naar straf, zowel het regime als de partij gingen door met het vervaardigen van nieuwe soldaten, nieuwe commandanten en ik werd opnieuw naar een tussenkamp gestuurd, en dan weer naar een ander. Een verantwoordelijke zei me dat ik van nul af aan moest herbeginnen, ik moest eerst de interne muur slopen, die volgens de leiders niet goed gebouwd was, om vervolgens opnieuw te bouwen. Ondanks mijn goede wil slaagdee ik niet in de ideologische revolutie tot een goed einde te brengen. Hij schreef in een overigens onbeantwoord gebleven brief aan zijn oversten dat hij gek en radeloos werd maar er niet in slaagde om zijn individualisme de kop in te drukken. Enige tijd later krijgt hij te horen dat hij naar Parijs wordt gestuurd, naar een land dat hem al van op de luchthaven een gigantische schok bezorgt, met zijn haast naakte vrouwen op publiciteitsborden. Het voelde als het rijk van de vunzigheid aan, en mijn verlangen was een soort van verraad aan alles wat mij voorheen geleerd was. Lang houdt Djavani het in Frankrijk niet meer uit bij de moedjahedin, die hem al even autoritair en dogmatisch lijkt als de mollahs die ze bekampt. Kwatongen beweerden toen, lacht hij, dat ik de strijd verliet voor een vrouw, en die gedachte bevalt me achteraf wel, hoewel ze niet met de feiten strookt. Het verlangen te willen leven, te willen houden van, te geven in plaats van te doden, ze lijken me legitiemer. Makkelijk werd het evenwel niet. Het lijkt zelfs alsof Djavanis jeugdige belofte om zijn leven te geven voor de vrijheidsstrijd van hem een man heeft gemaakt die op geleende tijd leeft en talloze consultaties bij psychologen brengen weinig soelaas. Ik heb erg lang geleefd, zegt hij met een zucht, als een soort van gekwelde jesus, die al het leed van zijn land op zijn schouders torstte. Het leverde niets op, ik ging er alleen zelf aan onderdoor, alleen tussen mijn muren. Het ergste, zegt hij, waren de represailles die het Iraanse regime tegen zijn familie nam. Ze dreigden zijn ontzettend godvruchtige, analfabete, apolitiek vader de ogen uit te krabben als hij niet vertelde waar zijn zoon zich schuilhield en lieten hem uiteindelijk pas uit de gevangenis vrij toen hij beloofde dat hij de naam van Karim nooit nog zou uitspreken. Zijn broers en neven werden gemarteld, er kwam fysiek evengoed als psychologisch geweld. Tot op heden valt dit alles me het zwaarst, dat anderen hebben geboet voor mijn misdaden. Ik heb er geen moeite mee de persoonlijke consequenties te dragen van mijn keuzes en engagementen, maar de schuldgevoelens die voortvloeiden uit het feit dat ze mijn familie het leven dermate zuur hebben gemaakt, waren bij wijlen ondraaglijk. In Lenfant du blé richt Djavani zich daarom bovenal tot zijn ouders, tot zijn vader die stierf zonder dat hij hem ooit terugzag, en tot zijn moeder, met wie hij voor haar dood nog een ontmoeting had in een derde land. Dat maakte het ballingschap draaglijker, ik weet niet of ik het in het andere geval had gered.
Begin volgende maand is het zover: de islamitische revolutie wordt dertig. We komen er op terug, reken maar. Maar hier alvast een stuk over wat het internet betekent. Hoewel de eerste e-mail er pas in januari 1993 werd verstuurd, is Iran onderhand de op een na meest internetminnende natie van het hele Midden-Oosten en Noord-Afrika. Alleen Israël doet het beter. Terwijl daar de helft van de bevolking op het net surft, geldt dat in Iran voor een burger op drie. Ter vergelijking: in landen als Marokko is dat nipt een op vijf. Achttien miljoen internetgebruikers telt Iran nu en zo'n zeven miljoen computers. Aanvankelijk was internet in Iran, net als bij ons, een fenomeen van de universiteitscampussen. E-mails golden als makkelijk communicatiekanaal voor academici. Tegen 2001 waren er echter al meer dan 1.500 cybercafés in Teheran en de overheid moedigde dat duidelijk aan. Ze had het geloof in technologie als instrument van kennis sinds de Islamitische Revolutie van 1979 immers hoog in het vaandel gedragen. Cyberspace werd in Iran om verschillende redenen vooral bij de jongeren algauw een druk bezochte ruimte. Vooreerst omdat het een plaats was waar de verstikkende genderscheiding niet gold en bovendien doken er interessante fenomenen op. Zo vertelden anonieme prostituees over de kuren van hun klanten, hielden de zogenaamde chatroomstudenten in 1999 virtuele demonstraties op het web en publiceerde de door Khomeini aan de dijk gezette ayatollah Montazeri in december 2000 zijn 600 pagina's tellende memoires op het internet. Tevens was internet in een land met stevige overheidscontrole op de media een belangrijke bron van nieuws. Zo raakte het via dit kanaal bekend dat Saddam Hoesseins zoon Qusai een ontmoeting had met leden van Irans Revolutionaire Garde en dat de mollahs van plan waren een serie bordelen te openen, onder de naam 'huizen der kuisheid'. In mei 2001 treedt de overheid voor het eerst op. Meer dan 450 hoofdstedelijke internetcafés moeten de deuren sluiten. Een halfjaar later wordt verordonneerd dat alle anti-islamitische websites tegen medio 2002 moeten verdwijnen. Die maatregel vergaat het evenwel zoals het schotelantennedecreet uit 1995: er wordt weinig gevolg aan gegeven. In 2002 wordt een nieuwe lijst gepresenteerd van illegale sites, maar pas in maart 2003 wordt er echt tegen opgetreden. Dan worden ook de eerste cyberdissidenten zoals Sina Motallebi in de boeien geslagen. Er zijn verschillende redenen voor dat gedraal, schrijft Babak Rahimi in Cyberdissent: the internet in Revolutionary Iran. Vooreerst ligt Iran ver achter op bijvoorbeeld China als het gaat om technologische infrastructuur. Teheran beschikt dus niet over dezelfde middelen om cyberdissidenten aan te pakken. Bovendien draagt de it-industrie een groot werkgelegenheidspotentieel in zich, wat de machthebbers niet meteen hebben willen fnuiken. Erg begrijpelijk is dat, als je bedenkt dat de officiële werkloosheid 14,2 procent bedraagt maar in werkelijkheid nog hoger ligt en dat er jaarlijks 800.000 jonge werkzoekenden op de arbeidsmarkt bij komen, van wie 150.000 tot 200.000 universitair gediplomeerden. Alleen al deze jongeren aan een baan helpen vereist een economische groei van minstens 6 procent, een ritme dat niet wordt gehaald. Een andere reden, meent Rahimi, is dat ook de conservatieve clerus enthousiast is over de mogelijkheden van internet. Velen zien het als een uitstekend middel voor de internationale verspreiding van de sjiitische ideologie. Bovendien wilde de Islamitische Republiek zich vanaf het begin van de rest van de moslimwereld onderscheiden door haar nadruk op het heil van moderne technologie. Het niet censureren van internetsites versterkte die legitimiteit. Alle mogelijke vormen van internetcensuur mogen dan enige tijd op zich hebben laten wachten, zodra ze gelanceerd werden, ging het behoorlijk hard. Het internet blijft de meest vrije bron van informatiegaring en opinieverspreiding in Iran, maar zonder risico is ongezouten taal er geenszins, wat onder meer blijkt uit het feit dat Iran op de ranglijst van 169 landen die Reporters sans Frontières periodiek opstelt op drie na laatste staat. De organisatie heeft het inzake Iran ook over 'een vijand van het internet'. Aan de ene kant blijkt evenwel uit onderzoek van Kavous Seyed-Emami in het pasverschenen Media, Culture and Society in Iran: Loving with Globalization and the Islamic State (Routledge, 2008) dat de leeftijdsgroep tot 35, die zo'n tweederde van de totale bevolking van 70 miljoen zielen uitmaakt, het meest vertrouwen hecht aan wat ze op internet lezen. Toch zei dat het gros van de ondervraagden dat de meeste politieke informatie die ze verkregen, niet daarvan afkomstig was maar van de staatstelevisie. Seyed-Emami stelde in zijn opiniepeiling overigens vast dat de interesse in politiek onder de Iraanse jeugd sterk afneemt. Het cynisme is groot geworden sinds de door de jongeren en de vrouwen aan de macht gestemde hervormers rond gewezen president Khatami niet in staat zagen om enige wezenlijke veranderingen door te voeren. Dat laatste had overigens veel meer te maken met de structuur van de macht, die Khatami en zijn parlement ongeveer vleugellam liet, dan met het eventuele gebrek aan ijver onder zijn medestanders. Officieel zijn er duidelijke richtlijnen over wat niet kan op het Iraanse internet, dat zoals de hele media in het land onder een staatsmonopolie valt. Porno, satire, kritiek op Ayatollah Khomeini en verhalen waarin de overheid 'in diskrediet wordt gebracht' zijn verboden en resulteren in het sluiten van sites en de arrestatie van bloggers en internauten. Ook reclame voor rookwaren, positieve berichtgeving over staatsgevaarlijke figuren en de openbaring van zogenaamde staatsgeheimen zijn illegaal, maar toch stellen de schrijvers van het 'Report on the status of the internet in Iran' (nov. 2005) dat de censor geenszins op transparante manier te werk gaat. Zo blijken ook alle sites over mensenrechten en familieplanning veelal geblokkeerd, wat de onderzoekers toeschrijven aan een filtering op basis van trefwoorden. En aldus genereren de zoekwoorden 'seksualiteit' en 'vrouw' een periodiek herhaalde blokkage van bijvoorbeeld het VN-Vrouwenagentschap Unifem. Aanvankelijk, zo blijkt ook nog uit dat rapport, had Teheran een nationale filtering van staatswege ingesteld, maar die zorgde er enerzijds voor dat het internet onacceptabel traag werd en legde de verantwoordelijkheid voor het censureren ook geheel bij de overheid. Het huidige systeem pakt het slimmer aan: de internetproviders en sites moeten zelf op 'gevaarlijke content' controleren, zo niet riskeren ze repressailles, waaronder sluiting en/of detentie. In totaal zouden zo ongeveer tien miljoen Iraanse internetsites zijn geblokkeerd. Maar het betreft immer een kat-en-muisspel: bloggers verhuizen van site en veranderen van naam. Vorig jaar nog viel in een lang onderhoud met een Iraans computerdeskundige op het Farsitalige Voice of America Television te leren hoe je rond de censuur komt en uit de klauwen van de censors en de politie blijft. Maar soms lukt dat niet. Sla er websites als globalvoicesonline.org op na en lees de sectie Iran. Periodiek kom je er berichten tegen over bloggers die tot maanden- of jarenlange celstraf veroordeeld zijn voor 'foute informatie'. Onlangs was er zelfs de tijding dat ene Yaghoub Mehrnhad, een journalist, blogger en activist is geëxecuteerd in Zahedan. De aanklacht luidde dat hij met 'terroristen' samenwerkte. Op de Iraanse nieuwswebsites viel over die terechtstelling niets te lezen, en de melding ervan op de Farsitalige blog van Varesh zal er ook wel niet lang staan. Maar het valt niet te ontkennen dat heel veel nieuws dat anders nooit de openbaarheid zou halen, dat nu wel doet, desnoods via een na korte tijd weer gedeletet bericht. En dat is op zich al goed nieuws voor de Iraanse burgers.