Stories that remain too often untold/ Histoires oubliées
18-04-2010
RUSLAND - To Russia without love
"Dit kind is mentaal onstabiel en gewelddadig. Het heeft psychopatische kenmerken. Ik werd bedrogen en misleid door de werknemers van het weeshuis waaruit hij afkomstig was. Als moeder heb ik het beste van mezelf gegeven aan dit kind. Maar ik moet zeggen dat ik vrees voor de veiligheid van mezelf, mijn familie en vrienden en niet langer zijn moeder kan zijn." Met dit briefje arriveerde Artyom Savelyev vorige donderdag in Moskou, na een elf uur durende vlucht met United Airlines. Zijn grootmoeder, Nancy Hansen, was samen met de jongen vanuit Tennessee naar Washington gevlogen, waar ze hem als onbegeleide minderjarige op het vliegtuig naar de Russische hoofdstad had gezet. Daar werd de jongen opgewacht door een via internet gecontacteerde man, die het kind in ruil voor een vergoeding van 200 dollar naar het ministerie van Onderwijs bracht. Vrijdag werd hij medisch onderzocht en gezond bevonden, zeer waarschijnlijk gaat hij nu terug naar de instelling die hij nipt een half jaar geleden verliet. Gisteren verordonneerde de Russische minister van Buitenlandse Zaken, Sergev Lavrov, de opschorting van alle Russische adopties naar de VS, "tot er een akkoord komt waardoor eventuele problemen als deze geregeld kunnen worden".
Spuwen en dreigen
Artyom was vorig jaar een van de in totaal 1.600 Russische jongens en meisjes die een nieuw leven zouden krijgen in de VS. In september trok hij bij zijn oma en zijn alleenstaande moeder Torry in. Oma Hansen zei gisteren in interviews dat de sociale diensten in januari op bezoek gekomen zijn en vastgesteld hebben dat alles goed ging met het kind. Sindsdien, zo ging ze verder, "ging het totaal fout". Artyom, die door zijn nieuwe moeder 'Justin' werd genoemd, "spuwde, dreigde en maakte tekeningen van een brandend huis", waarin zowel zijn moeder als zijn inwonende oma zouden omkomen. De Amerikaanse justititie bekijkt momenteel of Hansen vervolgd moet worden.
Zowel in Rusland als in de VS ontstond grote beroering rond het lot van Artyom. Onder de kop To Russia, without love vraagt een Amerikaanse columniste zich af wat Hansen eigenlijk had verwacht van een kind dat het gros van zijn zevenjarige leven in instellingen had doorgebracht. "Bovendien", gaat ze verder, "is een adoptiekind geen zwerfhond die je weer van de hand kunt doen als blijkt dat hij bijterig is".
De Russische psycholoog en onderzoeker Sergei Klynchnikov stelde "dat het zeer waarschijnlijk is dat de jongen probleemgedrag vertoonde, en al even aannemelijk dat het personeel in de instelling waar hij verbleef daar niet of onvoldoende over heeft gecommuniceerd. Maar dan nog was het aan de adoptiemoeder om zich in te zetten en het hoofd te bieden aan de problemen."
Artyom is overigens niet het eerste Russische adoptiekind waarmee het fout loopt in de VS: sinds 1996, zo blijkt uit Russische statistieken, werden 16 kinderen door hun adoptieouders vermoord. In maart werden de adoptieouders opgepakt van de zevenjarige Ivan Skorogatov, die in augustus van vorig jaar stierf, zes jaar nadat hij was geadopteerd. Het kind vertoonde tachtig verwondingen en was zwaar ondervoed. De ouders, het echtpaar Craver, beweerden dat het jongetje een neiging tot zelfmutilatie had, wat de grootouders ontkennen. "Wat ons vooral opviel was zijn panische angst voor straf. Hij begon te beven als hij iets had mispeuterd", aldus oma Sandy. "Toen we in mei - drie maanden voor zijn dood - op bezoek gingen, troffen we het kind aan met gezwollen ogen. Mijn zoon zei dat de jongen zich voortdurend in de ogen wreef en overal tegenaan botste."
En aldus werd Viktor op die bewuste dag in augustus een van de gemiddeld vier jongens en meisjes die dagelijks in de VS worden vermoord, in zeven gevallen op tien door hun eigen vader of moeder.
Grote verontwaardiging
De Russische president Medvedev noemde het terugsturen van Artyom naar Moskou een monsterlijke daad, en tal van Russische media hadden artikels over "de zoveelste tragedie met Russische adoptiekinderen in de VS". Veel minder aandacht is er voor het feit dat Rusland een disproportioneel hoog aantal kinderen in instellingen laat opgroeien. Bijna driekwart miljoen meisjes en jongens moeten het zonder hun vader of moeder rooien. In veel gevallen leven die nog, maar vaak zijn ze niet in staat hun kinderen groot te brengen. De Britse ngo Everychild bracht in november vorig jaar een rapport uit over het fenomeen en hekelde vooral het feit dat Rusland nauwelijks preventieve kinderzorg heeft. Gezinnen worden niet systematisch gevolgd, en ook als er alarmsignalen komen uit de omgeving blijft reactie al te lang uit. Als de overheid uiteindelijk ingrijpt, betekent dat veelal dat de ouders hun voogdij definitief kwijtraken en dat hun kind voor de rest van zijn of haar jeugd in een instelling belandt. Dat aantal stijgt overigens razendsnel. In 2005 waren er drie keer zoveel gevallen van voogdijverlies als vijftien jaar eerder. Of die instellingen een goede plek zijn om op te groeien, valt sterk te betwijfelen. Volgens overheidscijfers uit 2007 pleegt niet minder dan een geplaatst kind op tien uiteindelijk zelfmoord. De autoriteiten zijn zich wel degelijk bewust van het probleem. 2007 werd met veel misbaar uitgeroepen tot het Jaar van het Russische Kind en de bevoegde minister beloofde toen plechtig dat er in de daaropvolgende drie jaar jaarlijks 120.000 kinderen uit instellingen zouden vertrekken naar pleeggezinnen, waar hen een warmere omgeving zou wachten. Op die manier zou het aantal kinderen in tehuizen met een derde moeten dalen. Experts wijzen erop dat het hoge aantal Russische kinderen die het zonder ouders moeten doen maar één aspect is van een gigantisch maatschappelijk probleem. "Een aantal tendensen die we momenteel waarnemen in Rusland", zo argumenteert demograaf Nicholas Eberstadt in World Affairs, "zijn nooit eerder in de geschiedenis van de mensheid voorgekomen." Alcoholmisbruik is daar een van. Volgens Unicef heeft niet minder dan 40 procent van de Russische mannen ouder dan vijftien daar last van.
RUSLAND- Vermoorde rechter was 'gevaar voor Rusland'
Om tien voor negen gisterochtend was Eduard Chuvashov vanuit zijn centraal Moskouse apparartement op weg naar zijn kantoor op de Stadsrechtsbank. Verder dan de overloop van de derde verdieping is hij niet gekomen. Een huurmoordenaar maakte hem daar met verschillende schoten in het hoofd en de borst af. De schoten werden van op geringe afstand gelost en de kogelhulzen waren na de moord niet te vinden. De beveiligingscameras van het gebouw tonen een etnisch Russisch dader van tussen de 25 en 30, die evenwel kon ontkomen. Chuvashov stond bekend als een bijzonder integere rechter die lastige zaken voor zijn rekening nam. In februari zorgde hij nog voor de veroordeling tot celstraffen van 6 tot 23 jaar van 9 hoofdzakelijk minderjarige skinheads die zich de Witte Wolven noemden. Ze richtten hun organisatie twee jaar geleden op de dag van Adolf Hitlers verjaardag op en maakten zich schuldig aan de moord op minstens elf niet-etnisch Russische migranten, die ze doodstaken en -sloegen. Van die moorden maakten ze opnames, die ze vervolgens op internet plaatsten. Eind vorig jaar zorgde Chuvashov tevens voor de veroordeling van een andere bende skinheads, waarvan de leider niet ouder was dan 17. In beide gevallen doken er na de vonnissen oproepen tot eliminatie van de rechter op. Vorige week, zo zei gerechtswoordvoerder Anna Usacheva, liet hij drie andere extreem rechtse moordenaars opsluiten voor verschillende raciaal gemotiveerde moorden. De Russische overheid stelt dat Chuvashov bodyguards werd aangeboden na eerdere doodsbedreigingen, maar dat hij daar niet van wilde horen. De man, die op tal van sites als een gevaar voor de ware Russische natie werd omschreven, argumenteerde dat hij aan de wet en het laten geschieden van gerechtigheid genoeg had. De moord doet in sterke mate denken aan die op de advocaat Stanislav Markelov en de stagiair-journaliste Anastasia Baburova in januari van vorig jaar. Zij werden op klaarlichte dag doodgeschoten in het centrum van Moskou. In november van vorig jaar werden daarvoor twee arrestaties verricht. Het betrof twee leden van de extreem rechtse organisatie Russky Obraz (Russische Manier), en een van hen wordt ook verdacht van betrokkenheid bij de moord op de anti-fascistische activist Aleksandr Rukhin, waarbij advocaat Markelov ervoor zorgde dat drie beklaagden de maximumstraf kregen, zo schrijft Suva Center, een organisatie die onderzoek doet naar extreem rechts geweld.
Geweldexplosie
Volgens Suva lag het racistische geweld in 2009 bijna 20 procent hoger dan een jaar eerder. In totaal werden minstens 548 mensen er het slachtoffer van, goed voor meer dan drie aanvallen per week. Minstens 60 mensen lieten bij die aanvallen het leven. De organisatie hekelt vooral het te lage aantal vervolgingen en geeft aan dat diegenen die gerechtigheid zoeken, lieden als de vermoorde advocaat Markelov of de gisteren omgebrachte rechter Chuvashov, grote persoonlijke risicos lopen. Maar er zijn ook andere pistes inzake de motieven voor de moord. Rechter Chuvashov werkte ook op de zaak van Alexander Bulbov, een vooraanstaande agent van de Russische Drugsbestrijding, die in november van vorig jaar vrijkwam na 25 maanden in voorarrest. Bulbov deed zelf speurwerk in de oplichtingszaak van het meubelbedrijf Drie Walvissen. In die zaak viel er in juni 2003 al een dode. Nina Ognianova, onderzoekster van het Committee for the Protection of Journalists in New York, onderzocht de zaak in haar rapport Anatomy of Injustice over de 18 onopgehelderde moorden op journalisten in Rusland sinds het aantreden van Vladimir Poetin als president in 2000. Ze schrijft dat parlementariër en journalist Joeri Sjtsjekotsjichin de zwendel aan het licht bracht waarbij die Moskouse meubelfirma als frontorganisatie optrad voor olie- en wapensmokkel en voor het witwassen van fout geld. Zijn onthullingen betroffen tal van hoogwaardigheidsbekleders die smeergeld zouden hebben aangenomen om het onderzoek naar de verdachte meubelzaak stop te zetten.
Vergiftigingsdood
Sjtsjekotsjichin werd op 17 juni 2003 plots ziek, twee weken nadat hij publiceerde over de moord op de kroongetuige in de zaak, die in een zwaarbewaakt militair ziekenhuis omkwam. In de twaalf dagen tot zijn dood verloor de journalist zijn haar, zijn huid pelde af en zijn organen begaven het een voor een. Het medische dossier was eerst staatsgeheim en kon dus niet worden ingekeken door nabestaandenen. Uiteindelijk raakte het zoek. Officieel stierf Sjtsjekotsjichin aan ademhalingsfalen. Zijn naaste omgeving is er nochtans zeker van: de man werd vergiftigd. Gisteren had Chuvashov zich tevens moeten buigen over de aanklacht tegen Vladimir Belashev, een gewezen hoge ambtenaar van het ministerie van Binnenlandse Zaken die in 1998 werd gearresteerd en tot 11 jaar veroordeeld werd wegens twee terreuraanslagen. Het Europese Hof van Straatsburg gelastte Rusland in 2008 hem 10.000 euro schadevergoeding te betalen omdat de man 5 jaar in voorarrest had gezeten.
Een van de twee vrouwelijke kamikazes die verantwoordelijk waren voor de twee aanslagen op de Moskouse metro, was een 17-jarige uit Dagestan, zo meldt de Russische krant Kommersant. De andere zou een 20-jarige Tsjetsjeense zijn. Volgens de Russische autoriteiten is het lijk van de eerste kamikaze, die verantwoordelijk was voor twintig doden bij de metrostop Lyanka, geïdentificeerd als dat van Dzjennet Abdurakhmanova. Deze 17-jarige tiener is afkomstig uit Khasavyurt, in de republiek Dagestan, en zou op haar zestiende in contact zijn gekomen met Umalat Magomedov (30) via het internet. Korte tijd later zouden ze zijn 'getrouwd', al is volgens de Russische krant Kommersant niet zeker of dat ook officieel gebeurde. Magomedov stond ook bekend als emir al-Bara en was de nieuwe leider van Shariat Jamaat, de wahabistische terreurgroep die eind 2004 ontstond uit de twee jaar eerder opgerichte militante beweging Jennet, die zich vooral bekwaamde in het ombrengen van Russische politiemannen en soldaten. Shariat Jamaat streeft naar de onafhankelijkheid van Dagestan als shariastaat.
Emir Magomedov was sinds april van vorig jaar de vijfde 'emir' of leider van de organisatie. Erg lang hielden hij noch zijn voorgangers het uit. De eerste leider, Emir Rasul, werd in juli 2005 vermoord. Hij werd vervangen door Emir Khalilov, die op zijn beurt stierf in oktober 2007. Zijn opvolger, Abu Majid, vond in september 2008 de dood. Emir Muaz verving hem maar ging een luttele vijf maanden daarna de pijp uit en op 31 december kwam Magomedov ofte al-Bara na een emirschap van 8 maanden om. Volgens verschillende Russische mediabronnen was zijn dood bijna stom toeval. Op oudejaarsavond werd hij met drie kompanen in een Lada tegengehouden aan een Russische checkpoint. Het voertuig weigerde te stoppen, de agenten openden het vuur en het viertal kwam om. De dood van al-Bara werd prompt gewroken: op 6 januari pleegde een kamikaze een aanslag bij een politiecheckpoint in de Dagestaanse hoofdstad Machatsjkala, precies op het moment dat de wacht wisselde en er dus extra veel manschappen aanwezig waren. Zes agenten waren op slag dood, 14 anderen raakten gewond, de aanslag werd opgeëist door 'al-Bara'. De Russische overheidsmedia hebben tot dusver elke keer victorie gekraaid als de emir van de Shariat Jamaat omkomt. 'Het einde van de terreur is in zicht', kopten verschillende bladen al in 2007. Maar niets bleek minder waar: de ene emir volgde de andere al snel op en hetzelfde gold voor hun aanslagen. Vorig jaar alleen al kwamen er minstens 150 leden van de Shariat Jamaat om maar aan slagkracht heeft de beweging niet verloren. Een van de motieven daarbij is ongetwijfeld de bloedwraak, een traditie die voorschrijft dat elke dode gewroken moet worden om de eer van de clan te zuiveren. Dat houdt meteen ook in dat de cyclus van geweld moeilijk kan worden doorbroken. De tweede kamikaze wordt door Kommersant geïdentificeerd als een 20-jarige Tsjetsjeense, die maandagochtend samen met Dzjennet per bus in Moskou aankwam vanuit Kizlyan, een oord aan de Tsjetsjeens-Russische grens. Haar identiteit wordt evenwel door de politie niet bevestigd. Een Maleisische student die op die bewuste maandagochtend op de metro zat, zegt in de Moscow Times dat hij twintig minuten lang naast de Tsjetsjeense stond. Hij vond dat ze er vreemd uitzag en een gedrogeerde blik had. "Het leek alsof ze wou uitstappen", zei de man. De verwijzing naar drugs bij Noord-Kaukasische vrouwelijke kamikazes komt wel vaker voor. Ook verschillende van de eerdere terroristen-in-spe die tijdig konden worden ingerekend, getuigden dat ze drankjes toegediend kregen waar ze zich vreemd van voelden. Beide vrouwen waren volgens Kommersant weduwen. De Duitse radio-journaliste Sabine Adler was tussen 1999 en eind 2004 correspondente in Moskou. In 2005 verscheen haar boek Zwarte Weduwen. Daarin legt ze uit dat weduwen die zelfmoordaanslagen plegen niet noodzakelijk geëmancipeerde vrouwen zijn die zelf kiezen voor wraak na de dood van hun geliefde. "Het probleem is dat weduwen bij hun schoonfamilie moeten blijven wonen, die ze vaak tot last zijn, zeker in deze economisch barre tijden van grote werkloosheid. Niet zelden worden ze door deze mensen in de armen geduwd van het verzet, dat doorgaans behoorlijke bedragen betaalt voor het aanleveren van kandidaten voor zelfmoordacties", aldus Adler. Ook de Russische journaliste Yulia Yuzik, die deze vrouwen in 2003 portretteerde in haar boek De Bruiden van Allah, geeft aan dat er geen duidelijk profiel te schetsen valt van deze vrouwen. Ze werden niet noodzakelijk zelf slachtoffer van traumatisch geweld en ze blijken niet per defenitie erg godsvruchtig.
RUSLAND - Zwarte weduwes, kamikazes tegen wil en dank
Zwarte weduwen, kamikazes tegen wil en dank
De kamikazes die op 29 maart dood en verderf zaaiden in de Moskouse metro, waren twee vrouwen, wellicht van Noord-Kaukasische origine. 'Zwarte weduwen' noemen de Russische media hen. 'Ze maken bijna de helft uit van de Kaukasische zelfmoordterroristen maar voor de organisatie zijn ze ondergeschikt aan de mannen', zo schrijft de Amerikaanse sociologe Rosemarie Skaine. Verhalen over zwarte weduwen gaan al te makkelijk uit van persoonlijke, bewuste wraakmotieven bij de dader. De Duitse journaliste en schrijfster Sabine Adler onthult in haar gelijknamige boek een veel complexere realiteit. Een waarin vrouwen door broers aan het verzet zijn verkocht en geenszins weten wat hen boven het hoofd hangt. Onderzoekers zijn het erover eens dat minstens de helft van de Noord-Kaukasische kamikazes vrouwen en meisjes zijn, doorgaans van etnisch Tsjetsjeense origine. De eerste twee dergelijke protagonisten waren Luisa Magomadova en Chava Barayeva, respectievelijk 16 en 22 jaar oud, die in 2000 een vrachtwagen vol explosieven lieten ontploffen bij een Russische checkpoint in Tsjetsjenië. 27 mensen lieten bij die aanval het leven. Een jaar later kwam Elza Gazuyeva in het nieuws, toen ze de Russische officier die haar man vermoordde, vroeg of hij haar nog kende. Vervolgens blies ze zichzelf op, en sleurde de militair en zijn bodyguards mee de dood in. Gazuyeva wou wraak nemen maar uit verschillende onderzoeken blijkt dat dit geenszins voor alle vrouwelijke kamikazes geldt.
Theater Nord Ost
Neem Zareta Bayrakova, die in oktober 2002 een van de 19 vrouwelijke terroristen (op een totaal van 41) was bij de gijzeling in het Moskouse theater Nord Ost. Alle gijzelnemers en 129 gijzelaars kwamen bij de bestorming door de politie om het leven, meer dan 700 anderen raakten gewond. Zareta's moeder Medna vertelde later aan journalisten dat een onbekende vrouw hen kort voor het drama in hun dorp kwam opzoeken. Een half uur lang praatte ze met de 26-jarige Zareta in haar slaapkamer. De jonge vrouw zei dat ze de dame naar de bushalte zou vergezellen en verdween voorgoed. Een uur later kwamen Tsjetsjeense guerrillero's naar het huis met de melding dat ze Medna's dochter hadden meegenomen. De volgende keer dat Medna haar dochter zag, was op televisie, na de bestorming van het theater. De Duitse journaliste en schrijfster Sabine Adler legt in Zwarte weduwen uit hoe vrouwen en meisjes soms onvrijwillig zelfmoordterroristen worden. Ze vertelt over Medina, Hedja en Raisa, drie zusjes van wie er twee in Nord Ost omkwamen. Het verhaal begint bij de oudste dochter, Medina, die met Malik trouwt. De normale drie dagen van feest worden na een etmaal afgelast want Malik is door de clanoudsten aangeduid om de dood te wreken van zijn door de Russen vermoorde vriend Magomed. Het loopt mis en Medina is prompt weduwe. Haar broers, die eveneens bij het verzet zitten, horen dat er vrouwelijke kamikazes geronseld worden en dat er flink wordt betaald voor de levering van kandidaten. Medina wordt door haar broers meegetroond en haar jongere zusje Hedja, dat gek op haar is, komt ook. Het jongste meisje, Raisa, moet thuisblijven bij haar bejaarde ouders. Bovendien is zij om nog een andere reden nuttig: de meeste gezinnen in het dorp voorzien in hun levensonderhoud door gijzelaars te houden in hun kelders, en het in leven houden van die koopwaar is vrouwenwerk. Medina en Hedja worden als snoepverkoopsters in het bewuste theater aangesteld en hebben geen benul van wat hen te wachten staat, laat staan dat ze ermee akkoord zouden gaan. Als de mannelijke commandanten hun plannen uiteenzetten, is er geen weg meer terug. Medina was hoogzwanger toen ze stierf, Hedja een enthousiast tienermeisje. Na het theaterdrama kan de familie geenszins op de sympathie van de Tsjetsjeense dorpelingen rekenen. Als het dorp zoveel wordt lastiggevallen door het Russische leger, zo gaat de redenering, dan komt het door mensen als Medina en haar broers en zussen. In de vele aanslagen op zogenaamde zachte doelwitten in Rusland - gaande van vliegtuigen, metro's tot cafés en hotels - worden een aantal vrouwelijke kamikazes ingerekend voor ze hun springtuigen tot ontploffing kunnen brengen. Uit hun verklaringen blijkt eveneens dat er geen sprake was van keuze. Sommige vrouwen worden met grote sommen geld voor de achtergebleven familie overgehaald, andere worden gedrogeerd en erop uit gestuurd, een derde groep wordt door de schoonfamilie in de armen van het verzet geduwd nadat ze weduwe zijn geworden. "Het lijkt op het eerste gezicht verwonderlijk dat er in een patriarchale, islamitische clanmaatschappij als de Tsjetsjeense vrouwelijke kamikazes zijn", schrijft Jilian Manekas in The invisible Enemy. "De reden daarvoor is ongetwijfeld dat er een tekort is aan mannelijke kandidaten en dat er geld mee te verdienen valt. Maar de terreurorganisatie ziet de vrouwen niet als gelijkwaardig aan de mannen, eerder als een lichaam, geofferd voor de zaak." Ook Rosemarie Skaine onderschrijft die ongelijkheid in Female Suicide Bombers. Zij wijst onder meer op het feit dat de springstofriemen van de vrouwelijke terroristen in Nord Ost niet tot ontploffing zijn gebracht. "Het waren de mannen die daar opdracht toe gaven en aangezien die elders weerstand boden aan de veiligheidstroepen die het gebouw binnenvielen, wachtten de vrouwen tevergeefs op het bevel."
RUSLAND - moorden op journalisten meestal niet opgehelderd
De moord in oktober 2006 op Anna Politkovskaja was wereldwijd voorpaginanieuws. Maar ze was lang niet de enige Russische verslaggeefster die werd omgebracht. Sinds het aantreden van Poetin werden 18 mannen en vrouwen omgebracht. En van de vorige maand overleden oprichtster van een onafhankelijk tv-station, Olga Kotovskaya zeggen haar vrienden dat ze niet uit het raam viel maar eruit werd geduwd. 'Het bewijsmateriaal verdwijnt, sommige moorden worden als zelfmoord of ordinaire roofmoord afgedaan', aldus Nina Ognianova, die haar rapport voor het Comité voor de Bescherming van Journalisten (CPJ) in Brussel kwam presenteren. Uit het rapport van CPJ blijkt dat er in de de onderzoeken naar vermoorde journalisten slechts één veroordeling werd uitgesproken, maar zelfs in dat geval gingen de opdrachtgevers vrijuit. In alle andere zaken is niet eens duidelijk of het onderzoek nog loopt. "Het is een flikkerlichtsituatie", vertelt onderzoekster Nina Ognjanova, "een dossier is open, gaat dan weer even dicht en kan later weer geopend blijken. Al die tijd krijgt de familie geen informatie, het dossier inkijken kan slechts als het definitief is afgesloten." Opvallend is dat de achttien vermoorde journalisten, op de gewezen baas van het Russische Forbes na, voor kleine publicaties werkten en aan onderzoeksjournalistiek deden omtrent georganiseerde misdaad, corruptie en zwendel. Vijf van hen werkten voor Novaja Gazeta, het blad waarbij ook de beroemde Anna Politkovskaja in dienst was. "Het gros van hen werd voor hun dood bedreigd en veel van hun collega's leven permanent in angst. Maar dat vinden ze niet het ergste. Wat hen werkelijk bedrukt is dat hun gedegen onderzoeksjournalistiek geen enkel verschil maakt. De apathie is totaal. Dat heeft te maken met het feit dat het gros van de Russen is aangewezen op de staatstelevisie, waarop problemen als corruptie, mensenrechtenschendingen en misbruiken allerhande niet bestaan." Achttien moorden en bijna alle daders lopen op vrije voeten rond. Nina Ognjanova: "Opmerkelijk is vooral dat officieel 80 procent van alle moorden in Rusland wordt opgelost. Hoe komt het dan dat 90 procent van deze zaken niet eindigt in een veroordeling? Een aantal dingen valt op. Zo wordt in de meerderheid van de gevallen geprobeerd om te doen alsof de moord niets te maken heeft met het beroep van het slachtoffer. Toen journaliste Natalja Skryl in maart 2002 op weg naar huis door een onbekende werd doodgeslagen, oordeelde de politie dat het roofmoord betrof, terwijl haar vader getuigde dat haar portefeuille noch haar gouden ketting was meegenomen. Skryl deed onderzoek naar de machtsstrijd binnen de top van een groot bedrijf, waarover ze kwalijke informatie wou onthullen. Met haar collega's wilde de politie evenwel niet spreken, hun suggesties voor onderzoekspistes waren niet welkom. En van andere slachtoffers raakten de notities op het bureau van de onderzoeksrechter zoek, terwijl ingewijden ervan overtuigd waren dat die aanwijzigingen bevatten over hun moordenaars. "Of een moord heet geen moord. Kijk naar de zaak van Joeri Sjtsjekotsjichin, een van de vijf Novaja Gazeta-doden. Hij ontwarde een zwendel bij een meubelfirma in Moskou die als frontorganisatie optrad voor olie- en wapensmokkel en voor het witwassen van fout geld. Zijn onthullingen betroffen tal van hoogwaardigheidsbekleders, waaronder de hoogste openbare aanklager, die 2 miljoen dollar in smeergeld zou hebben aangenomen om het onderzoek naar de verdachte meubelzaak stop te zetten. Sjtsjekotsjichin werd op 17 juni 2003 plots ziek, twee weken nadat hij publiceerde over de moord op de kroongetuige in de zaak, die in een zwaarbewaakt militair ziekenhuis omkwam. In de twaalf dagen tot zijn dood verloor de journalist zijn haar, zijn huid pelde eraf en zijn organen begaven het een voor een. Het medische dossier was eerst staatsgeheim en kon dus niet worden ingekeken door nabestaandenen uiteindelijk raakte het zoek. Officieel stierf Sjtsjekotsjichin aan ademhalingsfalen. Zijn naaste omgeving is er nochtans zeker van: Sjtsjekotsjichin werd vergiftigd. "Al even onnatuurlijk is wat er met Ivan Safronov gebeurde. Deze gepensioneerde kolonel van de Russische luchtmacht werkte tot aan zijn dood op 2 maart 2007 voor de zakenkrant Kommersant en was gespecialiseerd in wapenhandel en ballistische raketten. Toen hij eind februari in Abu Dhabi een wapenbeurs bezocht, belde hij zijn collega's met de tijding dat hij informatie had over de verkoop van Russische wapens aan Syrië en Iran via Wit-Rusland. Safronov voegde eraan toe dat de militaire geheime dienst FSB hem bedreigde. Durfde hij de onthullingen publiceren, dan zou hij worden aangeklaagd wegens het lekken van staatsgeheimen. Luttele dagen later viel Safronov uit het raam van zijn flat op de vierde verdieping. Hij was op slag dood. Een tijdlang werd een onderzoek gevoerd maar de conclusie luidde zelfmoord, een claim die geen van zijn nabestaanden en vrienden accepteren."
RUSLAND - Bijna kwart miljoen kinderen moet het nodeloos zonder vader of moeder doen
24 miljoen kinderen wereldwijd leven zonder hun ouders en hun aantal stijgt, zo schrijft de Britse ngo Everychild in een nieuw rapport ter gelegenheid van de 20ste verjaardag van de Kinderrechtenconventie. Het probleem is bijzonder zorgwekkend in Rusland.
Bij de vele happenings afgelopen weekend die wereldwijd werden georganiseerd naar aanleiding van de twintigste verjaardag van het Kinderrechtenverdrag, gaat de aandacht doorgaans naar die terreinen waarop in de voorbije twee decennia flinke vooruitgang werd geboekt, denk maar aan het onderwijs of vaccinaties. De Britse ngo Everychild wilde van de gelegenheid gebruikmaken om te wijzen op een veel minder bemoedigende tendens: de wereldwijde toename van het aantal kinderen dat zonder pa of ma groot moet worden. Dat zijn er momenteel 24 miljoen en veel van hen wonen in zwart Afrika, waar de aidsepidemie een ware ravage heeft aangericht en vooral veel jonge ouders wegmaaide.
Jeugd in een instelling Maar ook in Europa is er verontrustend nieuws. Momenteel zijn er in Rusland bijna driekwart miljoen kinderen die opgroeien zonder ouders. In acht op de tien gevallen zijn die niet dood maar bleken ze niet in staat om voor de kroost te zorgen. Een van de problemen die de rapportschrijvers van Everychild aanhalen is het feit dat de overheid weinig preventieve kinderzorg heeft. Het bij ons bekende verplichte huisbezoek van een instantie als Kind & Gezin bij de geboorte van een kind heeft volstrekt niet plaats en ook als er alarmsignalen komen uit de omgeving, wordt al te vaak lang gewacht met reageren. Sterker nog, als de overheid ingrijpt, dan betekent dat niet zelden dat de ouders hun voogdij kwijtraken en dat hun kind voor de rest van zijn of haar jeugd in een instelling belandt. Dat aantal stijgt overigens razendsnel. In 2005 waren er drie keer zoveel gevallen van voogdijverlies als vijftien jaar eerder. Of die instellingen een goede plek zijn om groot te worden, valt sterk te betwijfelen. Volgens overheidscijfers uit 2007 pleegt niet minder dan één dergelijk kind op tien uiteindelijk zelfmoord. De autoriteiten zijn zich wel degelijk van het probleem bewust. 2007 werd met veel bombarie uitgeroepen tot het 'Jaar van het Russische Kind' en de bevoegde minister beloofde toen plechtig dat er in de daaropvolgende drie jaar jaarlijks 120.000 kinderen uit instellingen zouden vertrekken naar pleeggezinnen, waar hen een warmere omgeving zou wachten. Op die manier zou het aantal jongens en meisjes in tehuizen met een derde moeten dalen. De Tsjechische experte Victoria Schmidt onderzocht de haalbaarheid van die claim en kwam tot een vernietigende conclusie. Het gros van de Russen, schrijft ze, vindt pleegzorg veel beter dan staatsinstellingen. Maar door de hoge levensduurte en de krappe behuizing is de modale burger niet in staat om voor een extra kind te zorgen. Andere experts wijzen erop dat het hoge aantal Russische kinderen die het zonder ouders moeten doen maar één aspect is van een gigantisch maatschappelijk probleem. "Een aantal tendensen die we momenteel waarnemen in Rusland", zo argument demograaf Nicholas Eberstadt in World Affairs, "zijn nooit eerder in de geschiedenis van de mensheid voorgekomen." Alcoholmisbruik is daar een van. Volgens Unicef heeft niet minder dan 40 procent van de Russische mannen van over de vijftien last van drankmisbruik, met de nadruk op sterke drank. De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) becijferde dat 7 miljoen mannen verslaafd waren, maar die berekening ging alleen af op het aantal flessen dat in de winkel was gekocht, terwijl het gros van de Russen zelf sterke drank brouwt. Dat drankmisbruik is in meer dan de helft van de gevallen de verklaring voor het voogdijverlies over de kinderen. Tevens zorgt het voor veel hogere percentages aan 'ongevallen en vergiftigingen'. Vijfenhalf keer zoveel als in West-Europa, evenveel als in pakweg Angola of Sierra Leone, naties waarmee de overige ontwikkelingsstatistieken nochtans niet kunnen worden vergeleken. "Maar wat kun je verwachten als de prijs van een liter wodka lager ligt dan die van een liter melk en openbare dronkenschap een volstrekt geaccepteerd sociaal fenomeen is", vraagt Eberstadt zich af.
Historisch weinig baby's De maatschappelijke ontwrichting manifesteert zich ook op andere terreinen. Vooreerst worden er nu historisch weinig baby's geboren in Rusland. Waren er in de zestien jaar voor het uiteenvallen van de Sovjet-Unie in 1991 36 miljoen, in de zestien daaropvolgende jaren lag dat aantal 12 miljoen of 40 procent lager. Met het aantal doden was het net omgekeerd. Tussen 1976 en 1991 stierven er 24 miljoen mensen, in de zestien jaar daarna 34 miljoen. En kijk naar de scheidingsstatistieken: vier huwelijken op tien liepen in 1990 mis, tegen 2006 waren dat er twee keer zoveel. Met andere woorden: toen bleven slechts 20 procent van de stellen bij elkaar. Bovendien, en ook daar komt het alcoholmisbruik vaak als verklaring, is huiselijk geweld zeer wijd verspreid. Driekwart van de Russische vrouwen, zo blijkt uit een studie van het VN-Familieplanningsbureau hap UNFPA, wordt ermee geconfronteerd en jaarlijks komen daarbij 14.000 vrouwen om. Dat is evenveel als er Russische soldaten stierven in tien jaar Afghanistanoorlog en goed voor bijna één vrouw per uur.
RUSLAND- Politieman klapt uit de biecht over corruptie
Sinds 7 november is het leven van de Russische politieman Alexei Dymovsky radicaal veranderd. Zevenhonderdduizend mensen bekeken zijn YouTubefilmpje waarin hij de corruptie van zijn chefs aanklaagt. De man verloor zijn job en moest een bodyguard in dienst nemen. De Russische politie heeft bij haar burgers niet bepaald een goede reputatie: mensen noemen agenten 'agressief, corrupt en onbekwaam'. Geen wonder dus dat de twee filmpjes die door een agent op het internet zijn geplaatst hem instant nationale beroemdheid opleverden. Agent Dymovsky werkte voor de afdeling drugsbestrijding in zijn stad en vertelt dat hij het niet meer aankan om niet-bestaande misdaden op te lossen om de statistieken op te kloppen en onschuldige mensen in de cel te stoppen omdat zijn superieuren dat willen. Het salaris van een agent is zo gering, vervolgt hij, dat de enige reden waarom mensen toch bij de politie gaan, ligt in de vele steekpenningen die ze ontvangen. In zijn filmpjes roept de agent premier Vladimir Poetin op om de zaak te onderzoeken en er wat aan te doen. Volgens hem zijn veel agenten erg ongelukkig over wat er gebeurt, maar durven ze niet spreken. Dymovsky is inderdaad zeldzaam dapper. Niet bang om te sterven Maar of dat onverdeeld verstandig is, is een andere zaak. Meteen nadat de filmpjes opdoken, werd de man ontslagen. Tevens gelastte Poetin dat zijn superieuren een onderzoek instelden, dat natuurlijk tot de bevinding kwam dat zijn klachten volstrekt ongegrond zijn. Afgelopen dinsdag was het in Rusland 'Politiedag', maar de onthullingen van Dymovsky gooiden flink roet in het eten. De man gaf een persconferentie in Moskou, al scheelde het niet veel of hij geraakte niet eens in de hoofdstad. Eerst werd hij tegengehouden door de verkeerspolitie. Daarna bleek hij niet in staat om een vliegtuigticket te kopen om vanuit Rostov-on-Don naar Moskou te reizen omdat zijn bankkaart geblokkeerd bleek. Uiteindelijk kwam hij met de auto en op de persconferentie die hij belegde, verklaarde hij "niet bang te zijn om te sterven". Wel heeft hij naar eigen zeggen een bodyguard ingehuurd omdat hij merkte dat hij wordt gevolgd. Bovendien is zijn vrouw zes maanden zwanger. Moskou heeft maandag een nieuw onderzoek bevolen, maar ondertussen luidt het dat men "zeker is dat Dymovsky met Amerikaans geld probeert de Russische maatschappij te destabiliseren". Hij zou samenwerken met ngo's die door Washington worden betaald. Die aantijging verwijst naar het Mensenrechtencomité van Novorossiisk, dat twee dagen nadat de filmpjes werden geplaatst, contact met Dymovsky opnam. De medewerkers van de organisatie zeggen dat hun familie nu ook onder druk wordt gezet om vooral geen ontmoetingen meer met de man te hebben. Eén van hen verklaarde dat de politie was langsgeweest om foto's van zijn zoon te nemen. Volgens de agenten leek hij op iemand die gezocht werd voor criminele feiten.
RUSLAND - portret van de vermoorde mensenrechtenactiviste Natalya Estemirova
Eerst vermoordden ze de kritische journaliste Anna Politkovskaja, begin dit jaar volgde haar advocaat Stanislav Markelov en deze week was het de beurt aan haar gewezen tolk, vriendin en mensenrechtenactiviste Natalia Estemirova(51). Toen De Morgen Estemirova in de herfst van 2004 interviewde, zei ze dat zij en haar collega's van de mensenrechtenorganisatie Memorial de enigen waren die de moorden en verdwijningen in Tsjetsjenië documenteerden. 'Het haalt niets uit, de straffeloosheid is totaal. Maar iemand moet toch verhinderen dat onze lijken in de vergeetput van de geschiedenis belanden?' Door Catherine Vuylsteke
Velen verklaarden haar gek. Wie wil nu als Tsjetsjeense in Grozny, de hoofdstad van de autonome republiek van de Russische Federatie, werken voor een mensenrechtenorganisatie? De verplichting om zoveel gruwel aan te horen zou velen ervan weerhouden - om nog te zwijgen van het gevaar. Estemirova wilde het tijdens onze ontmoeting over dat laatste niet hebben. Sterker nog, het was de enige keer tijdens het hele gesprek dat ze kortaf antwoordde. Ja, ze werd bedreigd, zei ze, maar dat behoefde geen publiciteit. Ze deed wat ze vond dat ze moest doen. Haar enige twijfel betrof haar dochtertje Lana. Estemirova vreesde dat het kind door haar werk van een zorgeloze jeugd verstoken was gebleven.
Het onderhand 15 jaar oude meisje hielp haar moeder vroeger erg vaak. Estemirova nam haar kleine meid mee als ze naar de plaatsen ging waar jongemannen dood werden teruggevonden of vaders en moeders vertelden waar hun zoon voor het laatst werd gezien. "Als moeder met kind loop je minder in de kijker", zei ze met een vermoeide glimlach. "Dat helpt aan controleposten."
"Ik probeer mijn dochter wel te behoeden voor de gruwel, maar dat lukt haast niet. Er komen zoveel mensen bij me thuis vertellen wat hen en hun naasten overkwam, hopend dat ik hen goede raad kan geven en het weerzien met de dierbaren enigszins kan bespoedigen. IJdele hoop vaak, want onderhandelen met criminelen, dat doen we bij de mensenrechtenorganisatie Memorial niet.
"We dienen klacht in, stellen dossiers samen, schrijven nationale parlementsleden aan, vragen de lokale autoriteiten om inlichtingen. Maar veel levert dat doorgaans niet op. Dan krijg je een militair die bevestigt dat de nu spoorloze meneer X inderdaad door het Russische leger is aangehouden en enige tijd in een 'filtratiekamp' werd vastgehouden, waar zogenaamd wordt bepaald of het al dan niet om een terrorist gaat. Maar volgens de militair bevindt de vermiste man zich daar niet meer, al wil hij dat zelfs niet op papier zetten. Officieel is de functionaris nergens van op de hoogte. En waar hij zich nu ophoudt, dat weet hij evenmin. Die militair liegt wellicht niet. Er is over dit soort zaken weinig communicatie tussen het Russische leger, de veiligheidsdienst FSB en de mannen van Ramzan Kadirov." Die laatste is sinds februari 2007 president van Tsjetsjenië. Daarvoor stond hij aan het hoofd van de in 2006 officieel ontbonden Kadirovtsimilitie, die erg berucht was om haar wreedheden.
GEMENGD GEZIN
Natalia Estemirova groeide op in de Oeral in een gemengd gezin. Haar vader was van Tsjetsjeense afkomst, en werd in februari 1944 gedeporteerd naar Kazachstan, een interne ballingschap waaraan het hele Tsjetsjeense en Ingoesjetische volk werd onderworpen en die dertien jaar zou duren. Na zijn vrijlating kwam de man in de Oeralstad Jekaterinaburg terecht, waar hij Natalia's Russische moeder leerde kennen.
"Mijn vader kon er niet aarden, hij had het milde klimaat van zijn geboorteregio nodig en besloot in 1977 naar Tsjetsjenië terug te gaan. Ik kende dat land alleen uit zijn verhalen, die ervoor zorgden dat ik me ertoe aangetrokken voelde. Ik was 19 en wilde per se met hem mee."
"In Grozny kreeg mijn vader een baan als arbeider, ik volgde een lerarenopleiding en had het erg naar mijn zin. Wie kon ooit vermoeden wat er ons boven het hoofd hing?"
Toen de eerste Tsjetsjeense oorlog (1994-1996) begon, bracht Natalia enige tijd door bij haar moeder in Jekaterinaburg. Ze beviel er van een dochter en keerde in de zomer van 1995 naar de Tsjetsjeense hoofdstad terug. "Het leek alsof de wapens zouden zwijgen, dus gingen we terug naar onze flat in hartje Grozny. Dat bleek een kapitale vergissing. Wat ons in augustus 1996 overkwam, valt niet te beschrijven.
"Aangezien de rebellen zich ergens achter ons gebouw verschuilden, en het Russische leger zich pal voor ons bevond, kwam onze woonwijk in de frontlinie terecht. Een gebouw met negen verdiepingen, zonder kelders. We besloten te 'schuilen' op een van de middelste verdiepingen. Onzin natuurlijk, maar het leek ons minder gevaarlijk dan beneden of helemaal boven. We hadden nog enigszins geluk. Het weer was slecht, dus werd er niet aanhoudend gebombardeerd. Maar dan had je nog de helikopters, de raketten die de ene zijflank van ons gebouw aan puin schoten, en de tanks.
"We luisterden naar onze kleine radio, wachtten op een bericht dat we onze schuilplaats konden verlaten. Het enige dat er kwam, was de feestelijke inauguratie van Jeltsin, gevolgd door een dag van nationale rouw voor alle slachtoffers van het Russische offensief in Tsjetsjenië. Ze weten niet dat we nog leven, dachten we, geen mens beseft dat wij hier nog zitten. Maar we durfden niet te vertrekken. Tot in de nacht van 12 op 13 augustus een raket insloeg naast ons en we wel naar vrienden moesten vluchten."
TERUG NAAR HUIS
"Na de oorlog van 1996 zijn we naar onze appartementen teruggegaan. We hebben alles zelf hersteld, zonder ooit een cent aan compensatie te ontvangen. Zo is het haast iedereen vergaan. Ik gaf toen zoveel mogelijk privéles om het hoofd boven water te houden. Eenvoudig was het niet."
In 1998 lanceerde Natalia haar eerste mensenrechtenproject. "Ik was gechoqueerd door het lot van de vele mannen die in zogenoemde filtratiekampen van de FSB hadden gezeten. Ze werden systematisch gemarteld, en moesten vervolgens een verklaring ondertekenen die de beulen van de geheime dienst van elke misdaad vrijpleitte. Ook verbonden ze zich ertoe in het vervolg inlichtingen te leveren. Dat laatste hebben de meesten nooit gedaan. Ze waren zo getraumatiseerd dat ze met een grote boog om elke post van het leger of welke autoriteit dan ook heen liepen.
"Bovendien werden deze mannen dubbel gestraft. Ze werden erg gestigmatiseerd door de toenmalige Tsjetsjeense regering van president Maschadov, die hen als verraders schuwde. Bijgevolg zwegen de meesten over wat hen was overkomen, wat de psychologische schade nog vergrootte. Dat stuitte me zo erg tegen de borst, dat ik besloot er een documentaire serie over te maken, die in 1999 op de Tsjetsjeense televisie werd getoond.
"Dat zorgde voor een maatschappelijk debat. Men werd zich bewust van de grootschaligheid van het lijden. Aan Russische checkpoints werden de mensen systematisch uit hun auto gehaald, gewoon omdat ze tussen 18 en 35 waren en van het mannelijke geslacht. Over hoeveel slachtoffers het ging, zullen we nooit weten, want statistieken houden beulen doorgaans niet bij. Daarom ook was die serie zo belangrijk. Ze was het eerste en enige documentaire materiaal over dat fenomeen."
Estemirova was van mening dat president Maschadov na de eerste Tsjetsjeense oorlog meteen naar het Internationaal Strafhof in Den Haag had moeten stappen. "We beschikten over voldoende bewijzen om Moskou aan te klagen wegens misdaden tegen de mensheid. Daarna was het te laat: het staatshoofd werd aan de kant gezet en de nieuwe oorlog begon in augustus 1999."
"Een aanklacht had het verschil kunnen maken. Vooreerst geloof ik niet dat Moskou zich dan nog zo snel aan een tweede Tsjetsjeense oorlog (van augustus 1999 tot april van dit jaar, CV) zou hebben gewaagd, en bovendien zou het ook een enorm effect hebben gehad op de bevolking. Het feit dat Rusland op geen enkele manier werd gestraft of zelfs terechtgewezen voor de verwoesting van Tsjetsjenië en de moord op vele duizenden burgers, heeft velen in de armen van de extremisten gedreven. In een klimaat van straffeloosheid en van zowel nationale als internationale onverschilligheid zien sommigen geen andere uitweg dan gewapende strijd."
TOTALE STRAFFELOOSHEID
Door de documentaire serie kwam Natalia in contact met de in Moskou gebaseerde mensenrechtenorganisatie Memorial. Die werd in de glasnostsfeer van eind de jaren tachtig opgericht en stelde zich aanvankelijk tot doel alle mensenrechtenschendingen uit de Stalinperiode te onderzoeken. "Daar moet je inderdaad mee beginnen. Precies omdat er al zo lang straffeloosheid heerst, heeft een drama als het Tsjetsjeense kunnen plaatsvinden. De grootste misdadigers lopen gewoon ongestraft rond."
Vanaf 1999 werkte Estemirova voor Memorial in Grozny, waar ze vaststelde dat de mensenrechtensituatie tijdens de tweede oorlog nog veel erger was dan in de eerste. Niemand werd gestraft voor de oorlogsmisdaden tijdens het eerste conflict, er waren tijdens het tweede haast geen verslaggevers meer, Russische parlementsleden interesseerden zich nog nauwelijks voor de zaak en Tsjetsjenen die na hun vrijlating medische hulp nodig hadden voor de kwalen die ze aan de martelingen overhielden, konden nog in weinig ziekenhuizen terecht. De dokters waren te bang geworden om nog te helpen. Ze zag ook dat het aantal verdwijningen steeg, terwijl het aantal officiële aangiftes daalde. "De meeste burgers durven geen verklaring af te leggen, ze zijn bang voor represailles van Kadirov." De president schrikt er volgens Estemirova niet voor terug hard op te treden tegen de familie van 'zogenaamde terroristen'. "Dat schrikt af, ja, en waarom zou je aangifte doen als je toch weet dat het misdrijf nooit wordt opgelost."
Precies daarom vond Estemirova het werk van Memorial erg belangrijk. Zij en haar collega's deden en doen wat niemand anders durfde. Ze geven gratis juridische bijstand aan verwanten van vermisten en zoeken uit wat er is gebeurd bij een vermeend 'treffen met terroristen'. "De radio meldt die 'schermutselingen' doorgaans wel, of toch waar ze zich hebben voorgedaan, al klopt het verhaal vaak niet. Maar dan weten we tenminste waar we heen moeten, mijn vrouwelijke collega's en ik. Waarom vrouwen? Tja, voor mannen is dit werk veel te gevaarlijk."
NIET POSITIEF GENOEG
Dat is het voor Estemirova ondertussen ook gebleken. In oktober 2006 werd haar vriendin, de in Tsjetsjenië gespecialiseerde journaliste Anna Politkovskaja, in de lift van haar eigen appartement in Moskou vermoord.
Estemirova leerde haar kennen toen ze als verslaggeefster naar Grozny kwam, tijdens haar eerste reportages was zij de Tsjetsjeense tolk. Op haar proces in februari zei Estemirova dat "de hele rechtszaak een farce" was. Een maand eerder was ook Politkovskaja's advocaat Stanislav Markelov doodgeschoten, in een drukke straat van de Russische hoofdstad.
"Ze was bang, we waren bang, we zijn bang", zo reageerde haar Memorialcollega Shamil Tangiyev donderdag op de moord. "We praatten daar nooit publiekelijk over, uit angst dat er represailles zouden komen."
Estemirova's laatste werk was een rapport over recente standrechtelijke executies in Tsjetsjenië, waarin ze aangaf dat er in de eerste helft van dit jaar al meer ontvoeringen plaatsvonden dan in heel 2008. Het officiële Tsjetsjeense Commissariaat voor de Mensenrechten riep haar enkele dagen voor haar dood op het matje. De Memorialactiviste had volgens dat orgaan "geen oog voor de positieve ontwikkelingen" in haar land.
Rusland - Anna Politkovskaya's moordenaars lopen nog steeds vrij rond
Anna Politkovskaja was de grootste luis in Poetins pels met haar vele artikels en boeken over de brutaliteit van het Russische leger in Tsjetsjenië en de corruptie en mensenrechtenschendingen elders in Rusland. Hoewel dit proces de belangrijkste politieke moord uit het Poetintijdperk betreft, blijft de zaak onopgehelderd. Het Kremlin wijst elke beschuldiging van medeplichtigheid af als buitenlandse propaganda. Geloofd zij de Heer, was de reactie van Dzhabrail Makhmudov toen de jury bekendmaakte dat hij, zijn broer Ibragim en Sergei Khadzhikurbanov, een gewezen agent van het departement voor georganiseerde misdaad van het ministerie van Binnenlandse Zaken, onschuldig waren bevonden aan de hen ten laste gelegde feiten. Khadzhikurbanov gold als organisator die de Makhmudovs zou hebben ingehuurd, terwijl de twee Tsjetsjeense broers de moord zouden hebben voorbereid door Politkovskajas doen en laten in de gaten te houden. Hun voortvluchtige broer Rustam werd door de openbare aanklager schuldig geacht aan de moord zelf in het appartementsgebouw. Hij zou op de beelden van de CCTV-cameras te zien zijn, maar die zijn merkwaardig genoeg zoekgeraakt. Er is nog wel meer vreemds aan een zaak waarvan de advocaten van Politkovskajas kinderen Ilya en Vera zeggen dat het er nu vooral op aankomt om door te zetten. Beschouw dit als een tussenstop. De familie gaat in beroep tegen het vonnis.
Doorspelen van informatie
Politkovskajas collegas bij Novaya Gazeta werkten aanvankelijk in het grootste geheim met de speurders samen. Op een persconferentie in augustus 2007 liet openbaar aanklager Yury Chaika na tien maanden stilzwijgen weten dat de zaak was opgelost en dat er tien arrestaties waren verricht. Bovenaan op zijn arrestantenlijstje stond een Tsjetsjeen die in Moskou een crimineel netwerk had en die was gespecialiseerd in het rekruteren van huurmoordenaars. Tegelijk, aldus nog Chaika toen, hebben huidige en ex-werknemers van het ministerie van Buitenlandse Zaken en van de militaire geheime dienst FSB deelgenomen aan het verzamelen en doorspelen van informatie over Politkovskaja. De Financial Times kon een deel van zijn dossiers inkijken en berichtte gisteren dat daaruit blijkt dat FSB-luitenant-kolonel Pavel Ryaguzov in 2007 toegaf dat hij aan Shamil Burayev, een gewezen gouverneur in de provincie Tsjetsjenië, Politkovskajas adres en andere gegevens had verstrekt.
Van tien naar drie
Bij de start van het proces in november 2008 werden evenwel nog maar drie verdachten weerhouden. In het hele proces werd de FSB door de openbare aanklager overigens niet genoemd, hoewel bijvoorbeeld onopgehelderd blijft hoe het kon dat de voortvluchtige Rustam, die sinds 1997 ook wordt gezocht in een andere zaak, al die tijd met valse papieren in Rusland heeft geleefd. Volgens de hoofdredacteur van Novaya Gazeta, Sergei Sokolov, kan alleen de FSB voor die documenten hebben gezorgd en werkte deze Rustam vroeger overigens als informant voor Ryaguzov. Het probleem is alleen dat onmogelijk te zeggen is wie welke opdrachten gaf aan wie, gezien de FSB zich zolang heeft ingelaten met georganiseerde misdaadfiguren die klussen voor hen klaren en vice versa, dixit nog de man. De Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) reageerde gisteren alvast heel negatief op het vonnis. Het falen om de moordenaars van een belangrijke journaliste als Politkovskaja te vinden en te berechten, is een ware mensenrechtencrisis, zei Miklos Haraszti, OVSE-afgevaardigde voor persvrijheid. Journalistiek is in Rusland sowieso een erg gevaarlijk beroep. Slechts in Algerije en Irak heet het nog erger. Politkovskaja was een van de 49 journalisten die in Rusland sinds 1992 werden gedood, zo blijkt uit onderzoek van het Comité voor de Bescherming van Journalisten. Vooral reporters die zich inlaten met de schemerzone waarin de overheid en de georganiseerde misdaad elkaar ontmoeten, lopen groot risico. In juli 2004 werd de uitgever van de Russische versie van Forbes, Paul Kebnikov, doodgeschoten. De openbare aanklager zegt de twee Tsjetsjenen te hebben laten arresteren die de moord pleegden, maar ze werden in 2007 door een jury vrijgesproken. Vorige maand nog werden advocaat en journalist Stanislav Markelov en een jonge collega van de Novaya Gazeta op klaarlichte dag doodgeschoten in het centrum van Moskou. Of zijn moordenaars ooit berecht zullen worden, is nog maar de vraag.
Rusland- Alweer een kritische stem minder - van de beul en het meisje (3)
Vergeef ons, Stas. Jij verdedigde anderen maar je was weerloos tegen de gek die het lef had je dood te schieten. De woorden zijn van Zoya Svetova, een vriendin van Stanislav Markelov, die hem enige dagen voor zijn dood nog aan de lijn had. In een column op de website Yezhednevny zhurnal vertelt ze dat ze elkaar altijd belden. Hij gaf haar waardevol materiaal voor artikels over mensenrechtenprocessen in Rusland. Je was joviaal en onvermoeibaar, Stas, schrijft ze. Je was de evenknie van je in 2006 vermoorde cliënte Anna Politkovskaja, wiens moordenaars en opdrachtgevers we ook nooit bestraft zullen zien. De slachtoffers die zij aan het woord liet, spanden met jouw hulp een proces aan tegen hun beulen. Er waren veel mensen die je haatten, al diegenen die willen verhinderen dat gerechtigheid geschiedt. Maar er waren er nog veel meer die je mateloos bewonderden, besluit ze. Advocaat Markelov kwam maandagmiddag net uit een persconferentie, waar hij journalisten de jongste ontwikkelingen had uitgelegd in de zaak van Joeri Boedanov en hen voorlegde wat hij vervolgens hoopte te ondernemen. Hij was met een 25-jarige journaliste van Novaya Gazeta op weg naar de metro toen hij door een gemaskerde man met één schot in het achterhoofd werd afgemaakt. De journaliste, Anastasia Baboerova, die hem wilde interviewen voor haar volgende artikel, probeerde Markelov opzij te trekken. Ze raakte zelf zwaargewond en stierf later die dag in het ziekenhuis. Ze was de vierde journalist van het blad, waarvoor ook Anna Politkovskaja had gewerkt, die werd vermoord.
Het begon in Tsjetsjenië
Markelov had in de voorbije weken doodsbedreigingen ontvangen, zo zeggen bekenden, hij maakte er zich behoorlijk zorgen over. Maar ermee ophouden, schrijft een mensenrechtenactivist, zou hij nooit doen. Tot hij op klaarlichte dag geveld werd door een pistool met een geluidsdemper in het hart van Moskou. Wie wou hem dood? Lees er de vele commentaren op na en je bent er gauw achter dat dit geen simpele whodunnit wordt. Markelov nam erg veel gevaarlijke zaken aan, hij maakte vijanden onder de machtigen. Maar in alle lijstjes staat de zaak-Boedanov ver bovenaan. Het verhaal begint op 26 maart 2000, de dag dat kolonel Joeri Boedanov de verjaardag van zijn dochtertje te vieren had. Hij bevond zich met de 160ste tankdivisie nabij het Tsjetsjeense dorp Tangi. Boedanov vertrok in de herfst van 1999 naar de tweede Tsjetsjeense oorlog. Ook in de eerste had hij gediend. Hij hield er zelfs twee heldenmedailles aan over, eretekens die hem later zouden worden ontnomen. Maar we lopen vooruit op de feiten. Boedanov had zo zijn eigen manier van vieren, op de dag overigens, dat Poetin tot president werd verkozen. Hij en zijn kompanen begonnen ergens in de namiddag te drinken. Tegen een uur of zeven waggelden ze op hun benen. Zijn ondergeschikte luitenant-kolonel Ivan Fjodorov, die hij persoonlijk had benoemd tot hoofd van de inlichtingencompagnie, wilde graag dat Boedanov de paraatheid van zijn troepen controleerde, en zo begon de eerste weinig verkwikkende episode van die avond. Toen bevelvoerder luitenant Bagrejev na het afvuren van één fragmentatiebom weigerde verder zinloos geweld te gebruiken tegen het dorp Tangi, werd de man door Fjodorov en Boedanov afgetuigd en in een put gegooid die normaliter werd gebruikt om Tsjetsjeense gevangenen in te martelen. En toen hij de volgende ochtend meer dood dan levend werd bevrijd, was al ander leed te betreuren. Omstreeks middernacht gelastte Boedanov zijn chauffeur om hem met een pantservoertuig naar een huis in Tangi te brengen. Het betrof de woning van de Koengaevas, een gezin met vijf kinderen. Rond halfeen werden ze opgeschrikt door een naderend militair voertuig. Vader Visa, een landbouwingenieur van opleiding, gelastte zijn achttienjarige oudste dochter Elza om de vier jongere kinderen aan te kleden en zich naar buiten te haasten. Hijzelf zou zijn broer waarschuwen, die in een nabijgelegen huis woonde. Tegen de tijd dat hij met hem terugkwam, was zijn dochter al verdwenen. Kolonel Boedanov had haar in een deken laten wikkelen en nam haar mee naar zijn kampement. In de uren die volgden ondervroeg de kolonel het meisje, dat overigens geen Russisch sprak. Op zijn proces zou hij beweren dat hij haar en haar moeder op een foto had gezien en dat ze beiden een machinegeweer in hun handen hielden. Hij was er zeker van, zei hij nog, dat zij de vrouwelijke scherpschutter was die dagen eerder een van zijn beste vrienden had vermoord in een dorp verderop in de vallei. Uit tal van getuigenissen zou later blijken dat Elza nooit iets met het gewapende verzet te maken had gehad en dat de foto waarop Boedanovs hele argumentatie was gestoeld, niet bestond. Toen hij zijn soldaten na uren ondervraging binnenriep, zagen ze Elza naakt op een bed in een hoek liggen, Boedanov liep in zijn onderbroek rond. Hij gelastte hen haar te begraven en hun mond te houden. Vader Koengaeva was ondertussen naar de dorpsautoriteiten gegaan. De volgende ochtend werd de algemene bevelvoerder over de operatie, generaal Gerasimov, op de hoogte gesteld van diens bewering dat Boedanov zijn dochter had meegenomen. Hij liet de kolonel de volgende dag aanhouden.
Bespottelijk schijnproces
In de zomer van 2001 begonnen de verhoren voor het proces, dat een ware schijnvertoning werd. In haar boek Poetins Rusland schrijft de vermoorde Anna Politkovskaja dat deze frappante, tragische zaak al onze moeilijkheden blootlegt.(..) Meer dan drie jaar lang werden we getrakteerd op een demonstratie van het feit dat we nog steeds geen onafhankelijke rechterlijke macht hadden. In plaats daarvan hadden we een rechtssysteem dat deed wat de politici zeiden. De familie Koengaeva, die uit vrees voor represailles van het Russische leger overigens naar Scandinavië is gevlucht, had geen geld voor een advocaat. De mensenrechtenorganisatie Memorial zette de oude Tsjetsjeense jurist Abdullah Chamdajev op de zaak. Maar rond die tijd werd alles wat Tsjetsjeens was door de Russische publieke opinie dermate gewantrouwd dat de organisatie zich genoodzaakt zag een andere, Russische advocaat op de zaak te zetten. Er werd geopteerd voor een jonge man die zich eerder had laten opmerken omdat hij de verdediging had opgenomen van etnisch Afghaanse Russen die door Russische neonazis waren mishandeld: Stanislav Markelov. In Politkovskajas boek vertelt de maandag vermoorde advocaat dat het proces bespottelijk was. Vooreerst vond het op de foute plek plaats: in Rostov aan de Don, de stad vanwaaruit de meeste Russische soldaten naar het Tsjetsjeense front vertrokken en waar zich ook het grootste ziekenhuis bevond voor Russische oorlogsinvaliden uit de Tsjetsjeense oorlog. Het eerste wat ze me vroegen was wat mijn relatie was met de Tsjetsjenen, legde hij uit. Ik zei: geen enkele. Toen wilden ze weten wat mijn etnische achtergrond was, waarop ik zei dat ze toch wel zagen dat ik Rus was. Ik was daar om de Russische rechten te verdedigen. Volgens Markelov deden zowel de openbaar aanklager als de militaire rechter er alles aan om Boedanov vrij te pleiten. Alle belangrijke getuigen die zijn schuld zouden kunnen aantonen, werden niet gehoord. Er werd gebruikgemaakt van bewijsstukken die niet eens bestonden, en psychiatrische onderzoeken moesten aantonen dat de kolonel op het moment van de feiten niet toerekeningsvatbaar was. Eén ervan werd uitgevoerd door het Serbski Instituut, dat in de sovjettijd berucht was omdat het gebruikt werd om dissidenten gek te verklaren en op te sluiten.
Een tragedie
De uitspraak kwam er niet toevallig op 31 december 2002, een dag waarop in Rusland haast niemand werkt. In de twee daaropvolgende weken verschijnen er bovendien geen kranten. Joeri Boedanov werd onschuldig bevonden. Hij was een patriottische soldaat die de moord op zijn medestrijders had gewroken door een vrouwelijke scherpschutter uit te schakelen. Bovendien was hij op het moment van het wurgen van Elza Koengaeva tijdelijk ontoerekeningsvatbaar. Advocaat Markelov tekende beroep aan tegen het verdict. Merkwaardig genoeg oordeelde het Opperste Gerechtshof in maart 2003 dat de rechtszaak moest worden overgedaan. Politkovskaya schrijft die koerswijziging toe aan het feit dat in 2004 verkiezingen gehouden zouden worden en dat het credo luidde dat de wet boven alles staat. En aldus werd Joeri Boedanov op 25 juli 2003 veroordeeld tot tien jaar werkkamp en ontdaan van zijn twee heldenmedailles. Hij had op 27 maart 2010 moeten vrijkomen. Maar zo lang heeft het niet geduurd: sinds 15 januari loopt de kolonel weer vrij rond. En als het aan de overheid had gelegen, dan was dat al veel eerder gebeurd. De eerste pogingen om hem vrij te krijgen dateren van 2004, en sinds 2006 genoot hij een veel vrijer detentieregime. Toen in december van vorig jaar bekend raakte dat hij deze maand vervroegd zou worden vrijgelaten, bewoog Stanislav Markelov hemel en aarde om dat te verhinderen. Maar nog voor zijn bezwaarschrift door de rechtbank werd overwogen, was Boedanov al een vrij man. Afgelopen maandag legde de advocaat aan journalisten uit wat hij nu dacht te doen. In Tsjetsjenië hebben zowel Boedanovs vrijlating als de moord op Markelov duizenden mensen op straat gebracht. De kolonel is immers een van de enige Russen die is gestraft voor de gruwel die de Tsjetsjeense burgers in twee oorlogen is aangedaan, terwijl de advocaat een symbool was voor de strijd voor gerechtigheid. De Tsjetsjeense mensenrechtenombudsman, Nudri Nukhaziev, zei na afloop van de betoging in Grozny dat er geen bewijzen zijn dat Boedanov Markelov heeft laten vermoorden. Maar ik weet zeker, voegde hij eraan toe, dat zijn trawanten erachter zitten en dat het met zijn medeweten is gebeurd. De kolonel van zijn kant betuigde zijn medeleven aan de familie van de advocaat, die hij in de rechtszaak altijd een oud wijf of een melkmuil had genoemd. Deze dood, zo zei hij maandagavond, is een tragedie.
Martelen voor een snelweg
Columniste Zoya Svetova daarentegen is niet overtuigd van het Boedanovspoor. Zij schrijft: Het jachtseizoen op moedige Russische stemmen is al een paar jaar geopend en de lijst van gesneuvelden wordt steeds langer. Ze onderstreept dat de laatste zaak die Markelov behandelde die van Mikhail Beketov was, de hoofdredacteur van Khimkinskaya Pravda, die deed wat hij kon om te verhinderen dat het Khimki-bos zou worden gekapt voor de aanleg van een nieuwe tolsnelweg van Moskou naar Sint-Petersburg. De man werd in november door onbekenden mishandeld en bevindt zich sindsdien in een coma. Zijn artsen betwijfelen of de man het haalt. Markelov was erin geslaagd om de aanklacht om te buigen van slagen en verwondingen naar poging tot moord. Ik vraag me af, schrijft Svetova, of hij wist wie ervoor verantwoordelijk was. En belangrijker nog, wie er de opdracht toe had gegeven? Bovendien: binnenkort zijn er gemeenteraadsverkiezingen. En er komt een referendum over de aanleg van de tolweg, waarmee veel geld gemoeid is.
RIP, zij al sinds 2000, en vorige week nog was er haar moordenaar, kolonel Boedanov, die vrijkwam, hoewel hij in 2003 werd schuldig bevonden aan de moord op de 18-jarige Tsjetsjeense, die hij in een ondiep graf had gedumpt. Hoe zou ze in vrede moeten rusten, nu gisteren ook de advocaat en mensenrechtenactivist is doodgeschoten die precies wilde voorkomen dat Boedanov al te gauw weer een vrij man werd. Stanislav Markelov heette hij, en hij was ook de advocaat in de zaak van Politskovskaya. De free-lance journaliste die hem ter hulp snelde nadat hij was neergeschoten, zo bleek enige uren later, is ondertussen ook overleden. Boedanov is vrij, en RIP voor de anderen, of zoiets?
Gisteren raakte bekend dat Boedanov, de enige Russische militair die werd veroordeeld voor grove mensenrechtenschendingen tegen Tsjetsjeense burgers, zich goed gedragen heeft. Hij werd in 2003 tot tien jaar cel veroordeeld voor de moord op Koengajeva, onderhand is hij in vrijheid gesteld. De verontwaardiging van de Tsjetsjeense mensenrechtenorganisatie Memorial was erg groot. Ze vroeg zich af of de levens van Tsjetsjeense burgers misschien minder waard zijn dan van anderen... En geef haar ongelijk. In 2003 en 2004 heb ik verschillende stukjes over het meisje geschreven:
R.I.P. Cheda Koengajeva (bis)
De 18-jarige Tsjetsjeense is in mijn hoofd blijven spoken, zwakjes en onregelmatig, maar aanwezig als een in het buitenland wonende vriend die nog verjaardagskaarten stuurt. Zaterdag zag ik haar weer, na meer dan een jaar zonder nieuws, in de laatste paragraaf van een artikel in een Britse krant.
Ik zou haar naam nooit hebben geweten, laat staan onthouden, als ze die avond, in maart 2000, niet alleen thuis was geweest. Met zijn vieren waren ze, de geüniformeerden wier adem naar wodka rook. Ze hadden iets te vieren: Poetin had net de presidentsverkiezingen gewonnen. Cheda werd meegesleurd, verkracht, gewurgd en in een ondiepe kuil in het bos achtergelaten.
Vertel me iets nieuws, hoor ik u denken, dit overkwam toch veel Tsjetsjeense burgers? Cheda's vader was evenwel niet doorsnee: de man had contacten, hij wist er de Russische generaal Gerasimov van te overtuigen dat de moordenaar en verkrachter van zijn dochter, kolonel Joeri Boedanov, achter de tralies thuishoorde.
Op zijn proces in februari 2001, het eerste waarop een Russisch militair terechtstond voor misdaden tegen Tsjetsjeense burgers, bekende Boedanov de feiten. Maar zijn advocaten wisten een attest van zwakzinnigheid voor te leggen, afgeleverd door het instituut dat destijds Russische dissidenten gek liet verklaren en opsluiten.
De Russen sloten de rangen, Boedanov was een patriot, hij handelde welhaast uit zelfverdediging. Het Westen lette op, maar niet op de 31ste december 2002. Op die dag kreeg moordenaar Boedanov vrijspraak. Een week later lekte de uitspraak uit, waarop in april vorig jaar een nieuw proces begon.
Sindsdien zakte Cheda weg in mijn geheugen. Tot zaterdag dus, toevallig twee weken na Beslan en luttele dagen nadat de Tsjetsjeens terrorist Basajev officieel zijn handtekening plaatste onder het gruwelijke schooldrama.
De rechtbank die zich over het lot van de kolonel-verkrachter-moordenaar moet uitspreken, blijkt algeheel voorstander van vrijspraak en rehabilitatie. Het is nu aan Poetin om de knoop door te hakken. Boedanov, nu nog de moordenaar, straks weer de kolonel. De Russische publieke opinie zal er niet om malen. Die Tsjetsjeense honden verdienen niet beter.
Terwijl alle andere Moskouse journalisten die het conflict in Tsjetsjenië coveren, louter verhalen brengen over de strijd tegen de terreur en de heldendaden van de eigen soldaten, schrijft Anna Politkovskaja over de misère van de Tsjetsjeense burgers. Het Russische leger mishandelde en verkrachtte deze 'volksvijand', maar zelfs de doodsbedreigingen aan haar adres konden haar de mond niet snoeren. 'Capituleren betekent de beulen gelijk geven.' Een stem in de wildernis, noemen westerse mensenrechtenorganisaties haar. Ze bekroonden de 44-jarige Russische journaliste de voorbije jaren al met verschillende prijzen. Een moeder die nooit thuis is en die veel te veel risico's neemt, dat zeggen haar zoon (24) en dochter (20) over Anna Politkovskaja. En voor de Tsjetsjenen, wier oorlog ze als een der zeldzame Russen eerlijk versloeg, is ze zowat de enige integere journaliste die Moskou rijk is. Geen wonder dat in oktober vorig jaar de gijzelnemers in het Moskouse theater op haar een beroep deden om te onderhandelen met de overheid. Veel haalden die onderhandelingen niet uit, en de schok die het gebruik van chemische wapens tegen de gijzelaars teweegbracht, haalde Politkovskaja een maand uit evenwicht. Ze had de voorbije jaren nochtans genoeg gezien: kinderlijken en vernieling, terreur alom. Gespaard was ze zelf ook niet gebleven: arrestatie, martelingen, verkrachting en doodsbedreigingen. En toch, zo vertelde ze deze week op uitnodiging van het Europese Parlement in Brussel, wil ze niet ophouden. Eerst moet er vrede zijn, zegt ze. "Want de prijs der vergetelheid die de burgers van Tsjetsjenië elke dag betalen, is veel te hoog. We hebben dit alleen in het Stalin-tijdperk meegemaakt: geüniformeerden die je thuis komen halen, waarna er nooit meer iets van je wordt vernomen. Geen melding van overlijden, geen lijk, geen graf. Zoveel verdwijningen, en geen gerechtigheid." Anna Politkovskaja volgt de situatie in Tsjetsjenië al sinds het begin van de eerste oorlog in 1994 op de voet. "De eerste vijf jaar deed ik dat vanuit Rusland. Ik bracht de verhalen van de gewonde soldaten, de moeders die niets meer over hun ingekwartierde zonen hoorden, en de stromen Tsjetsjeense vluchtelingen die de militaire operaties tot gevolg hadden. "Begin 1999 ging ik voor het onafhankelijke tweewekelijkse blad Novaja Gazeta werken, een paar maanden later begon de tweede Tsjetsjeense oorlog. De hoofdredacteur wist dat ik veel vluchtelingen kende, hij vond dat het nu tijd werd vanuit Tsjetsjenië zelf verslag uit te brengen. De helft van de maand bracht ik daar door, de andere helft in Moskou, en dat maand na maand. We hadden die formule gekozen omdat er in Tsjetsjenië zelf geen elektriciteit is. Ik kon dus wel schrijven, maar geen artikels doorsturen. Alleen in Ingoezië had je een fax, en die was dan nog eigendom van de secretaresse van de president. "In het begin dacht ik dat het conflict gauw beëindigd zou worden. Rusland wint dit, ik was er wel zeker van. Tsjetsjenië is immers een mini-staatje, tachtig kilometer van noord naar zuid en hooguit tweehonderd van oost naar west. Geen Afghanistan dus, maar een oord waar de zogenaamde jacht op terroristen geen kwestie van jaren kon zijn. Wat een misrekening. "Al vanaf het begin schreef ik heel andere verhalen dan mijn collega's. Ik vertelde wat het betekende om burger te zijn in Tsjetsjenië, aan welke gevaren je voortdurend blootstaat. Ik vroeg me in mijn artikels ook af wat het nut kon zijn van zoveel gewonde kinderen, van zo'n vreselijke misère alom. De reacties lieten niet op zich wachten. In oktober 1999 zei een van de Russische officieren aan een checkpoint in Tsjetsjenië dat hij me nooit zou doorlaten. 'Je bent een vijand van het volk', zei hij, 'je hebt geen greintje patriottisme. Anders zou je ons nooit zo besmeuren in je artikels. De rebellen hebben je omgekocht, je moest je schamen.' "Ik begreep zijn reactie wel: de andere Russische media brengen immers alleen verhalen over het leger, en houden zich aan de officiële versie: de strijd tegen het terrorisme, de schoonmaakoperaties, en de moed van onze soldaten, die het echt niet makkelijk hebben. Maar dat verhaal zou ik in eer en geweten nooit kunnen brengen. Immers, je hoeft niet langer dan een etmaal in Tsjetsjenië te vertoeven om in te zien dat dit gewone mensen zijn, geen ras van boeven en islamisten zoals onze propaganda het ons voorhoudt. Dat er rovers zijn, dat klopt, maar die heb je in Moskou ook. Ik kan je zelfs tonen waar er wonen, in een flat vlakbij de mijne. Waarom bombardeert men onze buurten dan niet, waarom voor ons een ander recept dan voor de Tsjetsjenen? Banditisme, terrorisme zo u wilt, zijn fenomenen die gerechtelijk moeten worden aangepakt. De Tsjetsjenen zeggen het ook zelf: 'Reken in, die bandieten, meneer, we vragen niet beter.' "Er kwamen ook heel veel lezersbrieven. Momenteel heeft Novaja Gazeta een oplage van 1 miljoen. In het begin van de oorlog slonk het lezertal enigszins. De mensen wilden verhalen over slechte Tsjetsjenen en dappere soldaten, geen treurige relazen over onschuldigen die gemarteld worden. Dat ik me door de rebellen liet betalen, schreven velen, en dat ze me de mond moesten snoeren. Je verwart, zo schreven sommigen, laster met persvrijheid. "Maar ik heb me daar nooit druk om gemaakt. En vanaf 2001, een bijzonder hard jaar voor de Tsjetsjenen, is die perceptie ook geleidelijk veranderd. Aangezien ik zowat de enige was die zich onder de bevolking in de dorpen begaf, werd ik vaak door radio- en tv-stations gevraagd om mijn mening te geven. Ik gaf tal van lezingen en langzamerhand gingen mensen zich vragen stellen. "Maar dat ontging ook het Russische leger niet. Zie je, voor hen zijn alle mensen binnen zo'n zone waar ze een 'schoonmaakoperatie' uitvoeren een soort van biologische substantie. Dus niet: mensen zoals zijzelf, wezen met familie, rechten, dat soort dingen. Ik merkte dat ze mij ook steeds meer als dusdanig gingen behandelen. En zo gebeurde het, op die februaridag in 2001, in de bergen in het zuiden. Ik werd nabij een militair kampement gearresteerd. Een beroemd tv-presentator was getuige, hij maakte een repo met de soldaten. 'Help me', vroeg ik, 'met jouw invloed kan ik hier ontkomen.' 'Waarom zou ik', antwoordde de man, 'je bent een vijand van mijn vrienden. Je hebt dit zelf gezocht.' En hij verdween met de helikopter.
'Drie dagen zouden ze me daar vasthouden, ik zou het lot delen van de helden uit mijn verhalen. Mishandeling, verkrachting. Of eigenlijk moet ik zeggen dat ik het lot deelde van diegenen die het overleefden. Ik ben me er goed van bewust dat een bekend journalist als ik anders wordt behandeld dan pakweg de 16-jarige Tsjetsjeense schooljongen Mohamed. Niemand valt de overheid in Rusland lastig als hij verdwijnt. Hij geniet niet dezelfde bescherming als ik. "De Russische militairen vroegen me tijdens mijn detentie of ik me niet schaamde voor mijn verhalen. Ik zei van niet. Dat ik een Russische belastingbetaler ben, hield ik ze voor, en dat ik dus persoonlijk financieel bijdroeg aan het leger. 'Voor zo'n leger', zei ik, 'betaal ik liever niet. Ik vind het een schande te moeten vaststellen dat jullie zijn ontaard tot een anarchistische boevenbende. Dat moet veranderen'. "Na drie dagen werd ik vrijgelaten en Tsjetsjenië uitgezet. In Moskou vonden velen dat ik ermee moest kappen, maar dat kon voor mij echt niet. Het was een principiële zaak, capituleren betekende de beulen gelijk geven, tonen dat ik te bang was om mijn werk te doen. Ik moest doorgaan. En dus vertrok ik opnieuw. "In de herfst kwamen er doodsbedreigingen. Ze zouden me wel vinden, zeiden ze. Ik had een officier die verschillende mensen had gemarteld en vermoord, en waar ik een stuk over schreef, tegen me in het harnas gejaagd. Hij zei: 'We zullen ons ontdoen van onkruid als jij'. Tijdens die reis had ik ook een gesprek gehad met het nieuwe hoofd van de federale onderzoekscommissie. Een erg constructief onderhoud: de man gaf toe dat er problemen waren met het gedrag van de militairen en dat er verandering in moest komen. Dat stemde me optimistisch. Alleen, een uur na onze ontmoeting werd zijn helikopter opgeblazen. De Tsjetsjeense rebellen kregen de schuld, maar in het stuk dat ik daarover schreef, argumenteerde ik dat dat onmogelijk was. De militaire controle op die plek was daar veel te groot voor. "Toen ik weer in Moskou aankwam, vertelde de hoofdredacteur me dat ik moest vertrekken naar het buitenland. Dit keer was het menens, ze zouden me hebben. Hij kon mijn veiligheid niet garanderen, ik moest er een poosje uit. Dus ging ik in oktober 2001 naar Wenen, waar ik tot december zou blijven. Ik zou er werken aan het Instituut voor Sociale Wetenschappen en schrijven over Tsjetsjenië. Maar ik voelde me erg slecht in Oostenrijk. Uiteindelijk hebben zij gewonnen, vond ik, door mij monddood te maken. Bovendien hadden mijn kinderen me nodig. En dus ging ik in december weer naar huis. "Terug naar Moskou maar evengoed terug naar Tsjetsjenië, al hebben mijn zoon en dochter toen alles ondernomen om me daarvan te weerhouden. Ik vond dat ik toch moest gaan. Immers, ons blad had verschillende keren geprobeerd om iemand anders te sturen, een man. Maar het is voor mannelijke journalisten haast onmogelijk om in Tsjetsjenië te werken. Alleen als vrouw kun je je onder de burgers begeven, je als Tsjetsjeense vermommen en uit de klauwen van het leger blijven." Ondertussen bleef het werk van Anna Politkovskaya ook internationaal niet onopgemerkt. Ze werd in 2001 door Amnesty International gelauwerd en in de herfst van vorig jaar wilde een Vrouwenmedia-organisatie in Los Angeles haar eveneens bekronen. Maar net toen ze naar de VS wou afreizen, deed zich in Moskou het gijzelingsdrama voor. De Tsjetsjeense gijzelnemers wilden maar één bemiddelaar: Anna Politkovskaja, de enige Russische, zo vonden ze, die te vertrouwen was. "Het mag erg gek klinken, maar dat drama, en vooral de afloop ervan, heeft me ontzettend geshockeerd. Ik had in Tsjetsjenië verschrikkelijk veel lijken gezien, maar dat onze eigen, verkozen overheid bereid zou zijn om chemische wapens, gas dus, in te zetten tegen de eigen bevolking, dat had ik nooit kunnen denken. Of tenminste: als dat de enige mogelijkheid was om een einde te maken aan de gijzeling, dan zou ik verwachten dat men voor het gebruik van het gas tenminste het tegengif klaar heeft voor alle gijzelaars. En dat er ambulances genoeg klaarstaan, en medisch personeel. Maar wat bleek? Alleen voor de militairen was er tegengif, niet voor de burgers, wat verklaart waarom één gijzelaar op drie het drama niet overleefde. Bovendien is er in heel groot-Moskou maar één toxicologisch centrum, en dat heeft veertig bedden. En toch trof men geen aanvullende maatregelen.
'Ik heb sindsdien tal van verhalen gemaakt over die gijzelaars en hun families. Het gros van hen heeft zware medische problemen en ligt in het ziekenhuis. Om hoeveel mensen het precies gaat, weten we niet, want de dokters kregen het absolute verbod om de echte reden in hun dossiers op te nemen. Officieel zijn dit allemaal 'slachtoffers van een gasprobleem in de eigen keuken'. De ironie wil evenwel dat wij in Moskou op elektriciteit koken en dat ook de verwarming centraal wordt geregeld. Er komen dus niet zoveel ontploffingen voor bij het kokkerellen". "Deze hele zaak heeft ons getoond dat de sovjettijd eigenlijk niet voorbij is. Het leven van een burger is niets waard, zelfs niet als de aandacht van de hele wereld erop is gericht. Twee dagen na de ontknoping zei een bekend parlementariër uit het pro-Poetin-kamp in een toespraak op de televisie dat 'het staatsbelang heeft geprimeerd'. 'Niemand', zo zei de man, 'kan ons ervan beschuldigen dat we zwak zijn geweest. We hebben ons niet laten verneuken.' "Nee, de staat heeft zich niet laten verneuken. In Moskou niet, in Tsjetsjenië niet. En de burger betaalde en betaalt nog steeds het gelag. Dat heeft veel mensen aan het denken gezet. De vergassing, maar evengoed het feit dat de Tsjetsjenen in het hart van onze hoofdstad zijn komen vertellen dat zij vrede willen, dat de oorlog geen seconde langer meer mag duren. Dat maakt indruk, want een der grondstellingen van onze propaganda is juist dat dat verdomde volk alleen maar bloedvergieten wil, dat het tot niets dan strijd in staat is. En dus: als de Tsjetsjenen niet willen dat deze vuile oorlog voortduurt, wie wil dat dan wel? Met die vraag, zo bleek uit de talloze lezersbrieven die ik ontving, worstelen heel veel Russische burgers. Sommigen schreven me dat ze nooit aan Poetin hadden getwijfeld, dat ze hem bewonderden om zijn efficiëntie, zijn slagkracht, zijn gezond verstand. Maar nu wisten ze het allemaal niet meer. "En tegelijk kwamen de families van gewezen gijzelaars naar me toe. Wat kunnen we doen, vroegen ze me, we willen een anti-oorlogsbeweging opzetten. Eigenlijk is dat heel vreemd. Ik ben er dan ook van overtuigd dat als de overheid dit anders had aangepakt, het de Tsjetsjenen zouden zijn geweest die de schuld zouden hebben gekregen, en niet, zoals nu, de Russische staat. "Ook in Tsjetsjenië zelf heeft het gijzeldrama grote gevolgen gehad. Ik was er in december nog, en hoop op 5 februari opnieuw in Grozny aan te komen. Eind vorig jaar sprak ik met tal van jonge Tsjetsjenen. Wat ze er nu van vonden, wilde ik weten. En tot mijn ontzetting zagen ze de gijzelnemers als volkshelden. 'We willen niet nog meer worden vernederd', zeiden ze. 'Deze mensen hebben geprobeerd jullie respect voor ons af te dwingen. Dat is ze drie dagen lang gelukt en dus zijn we trots op hen.' "Die duidelijke radicalisering is een erg slecht teken. Ik had het er vorige week nog over met Lord Judd, de gezant voor Tsjetsjenië van de Raad van Europa. We zijn er beiden van overtuigd dat zich een nieuwe intifada aan het ontwikkelen is. Als we geen alarm slaan, krijgen we nog meer bommen, gijzelingen, aanslagen tout court. Europa moet ons, Russische burgers helpen, om het vredesproces op gang te trekken. Geen rode lopers meer voor Poetin, alsjeblieft." Van Anna Politkovskaya is in het Engels Dirty war, a Russian journalist in Chechnya verschenen, over haar lotgevallen in 1999 en 2000. Deze maand verscheen in het Russisch haar nieuwe boek Tweede Tsjetsjeen, dat tegelijk in Duitse en Finse vertaling verschijnt, en waarvan ook spoedig een Engelse vertaling wordt verwacht.