Stories that remain too often untold/ Histoires oubliées
02-12-2009
RUSLAND - moorden op journalisten meestal niet opgehelderd
De moord in oktober 2006 op Anna Politkovskaja was wereldwijd voorpaginanieuws. Maar ze was lang niet de enige Russische verslaggeefster die werd omgebracht. Sinds het aantreden van Poetin werden 18 mannen en vrouwen omgebracht. En van de vorige maand overleden oprichtster van een onafhankelijk tv-station, Olga Kotovskaya zeggen haar vrienden dat ze niet uit het raam viel maar eruit werd geduwd. 'Het bewijsmateriaal verdwijnt, sommige moorden worden als zelfmoord of ordinaire roofmoord afgedaan', aldus Nina Ognianova, die haar rapport voor het Comité voor de Bescherming van Journalisten (CPJ) in Brussel kwam presenteren. Uit het rapport van CPJ blijkt dat er in de de onderzoeken naar vermoorde journalisten slechts één veroordeling werd uitgesproken, maar zelfs in dat geval gingen de opdrachtgevers vrijuit. In alle andere zaken is niet eens duidelijk of het onderzoek nog loopt. "Het is een flikkerlichtsituatie", vertelt onderzoekster Nina Ognjanova, "een dossier is open, gaat dan weer even dicht en kan later weer geopend blijken. Al die tijd krijgt de familie geen informatie, het dossier inkijken kan slechts als het definitief is afgesloten." Opvallend is dat de achttien vermoorde journalisten, op de gewezen baas van het Russische Forbes na, voor kleine publicaties werkten en aan onderzoeksjournalistiek deden omtrent georganiseerde misdaad, corruptie en zwendel. Vijf van hen werkten voor Novaja Gazeta, het blad waarbij ook de beroemde Anna Politkovskaja in dienst was. "Het gros van hen werd voor hun dood bedreigd en veel van hun collega's leven permanent in angst. Maar dat vinden ze niet het ergste. Wat hen werkelijk bedrukt is dat hun gedegen onderzoeksjournalistiek geen enkel verschil maakt. De apathie is totaal. Dat heeft te maken met het feit dat het gros van de Russen is aangewezen op de staatstelevisie, waarop problemen als corruptie, mensenrechtenschendingen en misbruiken allerhande niet bestaan." Achttien moorden en bijna alle daders lopen op vrije voeten rond. Nina Ognjanova: "Opmerkelijk is vooral dat officieel 80 procent van alle moorden in Rusland wordt opgelost. Hoe komt het dan dat 90 procent van deze zaken niet eindigt in een veroordeling? Een aantal dingen valt op. Zo wordt in de meerderheid van de gevallen geprobeerd om te doen alsof de moord niets te maken heeft met het beroep van het slachtoffer. Toen journaliste Natalja Skryl in maart 2002 op weg naar huis door een onbekende werd doodgeslagen, oordeelde de politie dat het roofmoord betrof, terwijl haar vader getuigde dat haar portefeuille noch haar gouden ketting was meegenomen. Skryl deed onderzoek naar de machtsstrijd binnen de top van een groot bedrijf, waarover ze kwalijke informatie wou onthullen. Met haar collega's wilde de politie evenwel niet spreken, hun suggesties voor onderzoekspistes waren niet welkom. En van andere slachtoffers raakten de notities op het bureau van de onderzoeksrechter zoek, terwijl ingewijden ervan overtuigd waren dat die aanwijzigingen bevatten over hun moordenaars. "Of een moord heet geen moord. Kijk naar de zaak van Joeri Sjtsjekotsjichin, een van de vijf Novaja Gazeta-doden. Hij ontwarde een zwendel bij een meubelfirma in Moskou die als frontorganisatie optrad voor olie- en wapensmokkel en voor het witwassen van fout geld. Zijn onthullingen betroffen tal van hoogwaardigheidsbekleders, waaronder de hoogste openbare aanklager, die 2 miljoen dollar in smeergeld zou hebben aangenomen om het onderzoek naar de verdachte meubelzaak stop te zetten. Sjtsjekotsjichin werd op 17 juni 2003 plots ziek, twee weken nadat hij publiceerde over de moord op de kroongetuige in de zaak, die in een zwaarbewaakt militair ziekenhuis omkwam. In de twaalf dagen tot zijn dood verloor de journalist zijn haar, zijn huid pelde eraf en zijn organen begaven het een voor een. Het medische dossier was eerst staatsgeheim en kon dus niet worden ingekeken door nabestaandenen uiteindelijk raakte het zoek. Officieel stierf Sjtsjekotsjichin aan ademhalingsfalen. Zijn naaste omgeving is er nochtans zeker van: Sjtsjekotsjichin werd vergiftigd. "Al even onnatuurlijk is wat er met Ivan Safronov gebeurde. Deze gepensioneerde kolonel van de Russische luchtmacht werkte tot aan zijn dood op 2 maart 2007 voor de zakenkrant Kommersant en was gespecialiseerd in wapenhandel en ballistische raketten. Toen hij eind februari in Abu Dhabi een wapenbeurs bezocht, belde hij zijn collega's met de tijding dat hij informatie had over de verkoop van Russische wapens aan Syrië en Iran via Wit-Rusland. Safronov voegde eraan toe dat de militaire geheime dienst FSB hem bedreigde. Durfde hij de onthullingen publiceren, dan zou hij worden aangeklaagd wegens het lekken van staatsgeheimen. Luttele dagen later viel Safronov uit het raam van zijn flat op de vierde verdieping. Hij was op slag dood. Een tijdlang werd een onderzoek gevoerd maar de conclusie luidde zelfmoord, een claim die geen van zijn nabestaanden en vrienden accepteren."
Peking is van plan om zijn 'koolstofintensiteit' tussen 2005 en 2020 met 40 tot 45 procent te verminderen. Dat maakte de Chinese overheid bekend, twee weken voor de top in Kopenhagen. Daarmee komt de wereldwijde nummer één inzake CO2 voor het eerst met een concreet cijfer.
De Chinese Staatsraad, de regering dus, maakte bekend dat premier Wen Jiabao naar de top van Kopenhagen komt, een dag nadat de VS lieten weten dat VS-president Barack Obama er ook zal zijn. Hun beider aanwezigheid moet gewicht geven aan een topconferentie waarvan de voorbije dagen vooral werd gezegd dat er geen bindende akkoorden te verwachten waren. Bovendien is het voor het eerst dat Peking een concreet cijfer plakt op zijn plannen. In september, tijdens een speech voor de Verenigde Naties, zei president Hu Jintao nog dat zijn land een substantiële verlaging van de 'koolstofintensiteit' zou neerzetten tussen 2005 en 2020. Daarmee wordt, zo is nu dus duidelijk, 40 tot 45 procent bedoeld. Eerder was al geweten dat het streefcijfer voor de periode 2006-2010 20 procent was. China drukt zich in deze uit in 'koolstofintensiteit', waarmee gedoeld wordt op de CO2-uitstoot per procent van het bnp. Aangezien dat bnp in de voorbije decennia gemiddeld 10 procent groeide en dat in het komende decennium met 8 procent moet blijven doen om een gigantische toename van de werkloosheid te vermijden, betekent lagere 'intensiteit' niet meteen lagere absolute 'uitstoot'. Wel: grotere energie-efficiëntie. Precies op dat punt zijn er de voorbije jaren veel inspanningen gedaan. In 1980 had China de hoogste 'energie-intensiteit' van de hele wereld. Tien jaar later gebruikte het nog 80 procent meer energie per procent bnp dan het wereldgemiddeld en volgens de World Energy Council zit het nu op 40 procent meer dan de EU, dat de hoogste energie-efficiëntie van de wereld heeft. Vooral voor 2000 werd grote vooruitgang geboekt, sindsdien veel minder omdat er grotere nadruk kwam op drie economische sectoren die bijzonder veel energie opslokken: staal, aluminium en cement. De regering maakte vorig jaar al bekend dat ze minder wil focussen op die sectoren, maar de ramingen dat er nog 50.000 nieuwe wolkenkrabbers moeten bijkomen tegen 2025 maakt dat moeilijk.
Zonnepanelen In 2007 daalde de energie-intensiteit met 3,6 procent, vorig jaar met 4,5 procent en volgens experts ziet het ernaar uit dat de doelstelling om tussen 2005 en 2010 aan 20 procent te komen, zal worden gehaald. Dat heeft veel te maken met de grote investeringen in alternatieve energie: momenteel is China goed voor 30 procent van alle geproduceerde zonnepanelen in de wereld en tegen 2020 zouden wind- en zonne-energie moeten instaan voor 15 procent van China's energieconsumptie. Experts menen dat de potentie in beide sectoren erg groot is, alleen bevinden de beste plekken voor windmolenparken bijvoorbeeld zich niet altijd daar waar de meeste energie nodig is. Bijgevolg hangt veel af van de investeringen in een energietransportnetwerk. Volgens Paulo Soares van de Indiase firma Suzlon wringt daar juist de schoen. "Veertig procent van alle windmolens werkt niet wegens niet aangesloten op een netwerk", stelt hij in de Financial Times, "en voor de zonne-energie geldt net hetzelfde." Dat de doelstelling van de eerste 20 procent, tussen 2005 en 2010 wellicht wordt gehaald, heeft alles te maken met het programma van de topduizendbedrijven, een bureaucratische ingreep waardoor de duizend grootste staatsbedrijven een energie-manager aangewezen kregen die de vooruitgang moest monitoren. In de volgende fase moeten de kleinere bedrijven onder handen worden genomen en daar heeft Peking niet altijd evenveel greep op, zo bewezen de schandalen rond productveiligheid in de voorbije jaren. Deze firma's hebben immers niet zozeer met de centrale maar wel met de lokale overheden nauwe banden en hun belangen zijn niet altijd gelijklopend met die van Peking. Die kleinere bedrijven hebben veelal minder vlotte krediettoegang en dus ook minder moderne technologie, terwijl ze tegen controle beschermd worden door de lokale overheden, die hen vooral als belangrijke bronnen van werkgelegenheid en van belastinginkomsten zien. Een andere reden waarom niet iedereen overtuigd is dat China die laatste 20 procent reductie zal halen, is dat de industriële energieconsumptie 70 procent van het totaal uitmaakt maar dat de snelle uitbreiding van onder meer het Chinese wapenpark er juist voor zal zorgen dat de particuliere consumptie de hoogte zal ingaan. Volgens het markonderzoeksinstituut McKinsey zal het aantal auto's tussen nu en 2030 in China met 270 miljoen groeien, waarmee 30 procent van alle voertuigen in de wereld in China zullen rondrijden. Als die blijven opteren voor benzine of diesel - wat voor acht op tien van hen wordt verwacht - zal China verantwoordelijk zijn voor meer dan 20 procent van alle broeikasgassen uit personenvervoer, wat neerkomt op een extra CO2-uitstoot van 1,2 miljard ton per jaar.
Duizenden albino's in Noordwest-Tanzania en Oost-Burundi zijn gevlucht of leven ondergedoken uit vrees te worden vermoord door handlangers van toverdokters die hun lichaamsdelen voor fortuinen verkopen. Dat stelt de overkoepelende organisatie van het Rode Kruis en de Rode Halve Maan in een nieuw rapport.
Als albino geboren worden in Oost-Afrika is nooit een pretje geweest. Deze erfelijke pigmentatieziekte die veelal ook oogproblemen met zich brengt, was ook vroeger aanleiding tot infanticide, discriminatie of pesterijen. Van moeders die een albinokind baren wordt gezegd dat 'de geest van een koloniaal in haar buik is geslopen'. Een lang leven is de meeste albino's sowieso niet beschoren: de veelvuldige, langdurige blootstelling aan een (sub)tropische zon resulteert niet zelden op jonge leeftijd al in dodelijke huidkankers. De angstpychose die de albino's de voorbije twee jaar in haar greep kreeg, is evenwel van een totaal andere orde. Een nieuw rapport, opgesteld op basis van veldwerk, geeft aan dat 10.000 albino's in het noordwesten van Tanzania en het oosten van Burundi - de regio tussen het Victoria- en het Tanganikameer - ondergedoken zijn of hun toevlucht zochten in scholen waar ze de klok rond politiebewaking behoeven.
Vluchten naar Kenia Bovendien", zo meent Andrei Engstrand-Neascu, een van de auteurs van de studie van de Federatie van Rode Kruis en Rode Halve Maanverenigingen, "vluchten steeds meer albino's de grens met Kenia over in de hoop dat ze daar veilig zouden zijn." In een telefonisch interview met De Morgen vanuit Kenia stelt Engstrand-Neascu dat er sinds het verschijnen van het rapport ook in Kenia moorden te betreuren waren op albino's. "Aan de Keniaanse kust, in Malindi bijvoorbeeld, meldt men ons dat albino's er pesa pesa, worden genoemd, 'die is geld waard'." Sinds 2007 zijn er minstens 56 albino's in Tanzania en Burundi op gruwelijke wijze vermoord. Hun belagers gingen ervandoor met hun lichaamsdelen, die ze vervolgens verkochten aan toverdokters die er magische mengsels mee maken die fortuin en macht moeten verzekeren. De kopers van die brouwsels zijn ongetwijfeld rijken. In een land waar meer dan de helft van de bevolking het met minder dan 1 euro per dag moet doen, kunnen weinig mensen zich 'wondermiddelen' permitteren die tot 50.000 euro kosten. "Het is altijd een kwestie van vraag en aanbod", meent journalist Richard Mgamba, die in 2008 de CNN-award voor Afrikaanse journalistiek kreeg. "Met andere woorden: als je de vraag wegneemt door die rijke klanten te arresteren, dan los je ook het probleem op. Maar dat hebben we tot dusver niet gezien. De veroordeelden zijn de moordenaars, die 150 euro kregen per lijk dat ze aanleverden." Dat er precies vanaf 2007 een scherpe stijging is van het aantal moorden, brengen de rapportschrijvers in verband met het feit dat veel mensen toen nieuwe bedrijven oprichtten in de regio van het Victoriameer en zich dus wilden vergewissen van goede vooruitzichten. "Vroeger maakten toverdokters die brouwsels met dierenoffers maar aangezien die uiteraard niet werken, kwam men met een zogenaamd nog beter product aandraven: lichaamsdelen van albino's", meent Engstrand-Neascu. De moorden werden in de openbaarheid gebracht door Richard Mgamba en door de Tanzaniaanse BBC-journaliste Vicky Ntetema, die zich in december 2007 voordeed als een succesvolle zakenvrouw. Ze ging bij tien toverdokters langs, verschillende van hen boden mengsels met albinolichaamsdelen aan, tegen duizenden euro. De BBC bracht haar verslag in juli van 2008 en korte tijd later begon Ntetema doodsbedreigingen te ontvangen. Ze verliet daarvoor zelfs enige tijd het land.
Traditionele genezers Ondertussen was de internationale gemeenschap gealarmeerd en president Kikwete zag zich genoodzaakt om maatregelen te nemen. In januari van dit jaar verloren alle 'traditionele genezers' hun licentie, er werden 200 arrestaties verricht maar niemand werd in staat van beschuldiging gesteld. In de lente kreeg de bevolking de kans om anoniem aangifte te doen van mensen die ze 'betrokken achten bij moorden op albino's', wat enige aanwijzingen opleverde over mogelijke daders. In september kwam het eerste vonnis: drie mannen werden tot de strop veroordeeld voor de moord op de dertienjarige Matazio Dunia. Begin november werden vier anderen tot diezelfde straf veroordeeld voor de moord op een 54-jarige albino. President Kikwete zette die straffen ondertussen om in levenslang. "De hoop was dat de veroordelingen ontmoedigend zouden werken, maar het moorden hield niet op", aldus Engstrand-Neascu, "op 21 oktober werd de tienjarige Gasper Elikana thuis vermoord. Zijn vader probeerde hem te beschermen en werd zelf levensbedreigend verwond. We menen dat er betere bescherming moet worden uitgebouwd in de dorpen waar albino's wonen en dat een grootschalige bewustmakingscampagne moet worden gelanceerd, waardoor mensen begrijpen dat een albino een normale mens is met een genetische afwijking."