Stories that remain too often untold/ Histoires oubliées
26-01-2009
Rusland- Alweer een kritische stem minder - van de beul en het meisje (3)
Vergeef ons, Stas. Jij verdedigde anderen maar je was weerloos tegen de gek die het lef had je dood te schieten. De woorden zijn van Zoya Svetova, een vriendin van Stanislav Markelov, die hem enige dagen voor zijn dood nog aan de lijn had. In een column op de website Yezhednevny zhurnal vertelt ze dat ze elkaar altijd belden. Hij gaf haar waardevol materiaal voor artikels over mensenrechtenprocessen in Rusland. Je was joviaal en onvermoeibaar, Stas, schrijft ze. Je was de evenknie van je in 2006 vermoorde cliënte Anna Politkovskaja, wiens moordenaars en opdrachtgevers we ook nooit bestraft zullen zien. De slachtoffers die zij aan het woord liet, spanden met jouw hulp een proces aan tegen hun beulen. Er waren veel mensen die je haatten, al diegenen die willen verhinderen dat gerechtigheid geschiedt. Maar er waren er nog veel meer die je mateloos bewonderden, besluit ze. Advocaat Markelov kwam maandagmiddag net uit een persconferentie, waar hij journalisten de jongste ontwikkelingen had uitgelegd in de zaak van Joeri Boedanov en hen voorlegde wat hij vervolgens hoopte te ondernemen. Hij was met een 25-jarige journaliste van Novaya Gazeta op weg naar de metro toen hij door een gemaskerde man met één schot in het achterhoofd werd afgemaakt. De journaliste, Anastasia Baboerova, die hem wilde interviewen voor haar volgende artikel, probeerde Markelov opzij te trekken. Ze raakte zelf zwaargewond en stierf later die dag in het ziekenhuis. Ze was de vierde journalist van het blad, waarvoor ook Anna Politkovskaja had gewerkt, die werd vermoord.
Het begon in Tsjetsjenië
Markelov had in de voorbije weken doodsbedreigingen ontvangen, zo zeggen bekenden, hij maakte er zich behoorlijk zorgen over. Maar ermee ophouden, schrijft een mensenrechtenactivist, zou hij nooit doen. Tot hij op klaarlichte dag geveld werd door een pistool met een geluidsdemper in het hart van Moskou. Wie wou hem dood? Lees er de vele commentaren op na en je bent er gauw achter dat dit geen simpele whodunnit wordt. Markelov nam erg veel gevaarlijke zaken aan, hij maakte vijanden onder de machtigen. Maar in alle lijstjes staat de zaak-Boedanov ver bovenaan. Het verhaal begint op 26 maart 2000, de dag dat kolonel Joeri Boedanov de verjaardag van zijn dochtertje te vieren had. Hij bevond zich met de 160ste tankdivisie nabij het Tsjetsjeense dorp Tangi. Boedanov vertrok in de herfst van 1999 naar de tweede Tsjetsjeense oorlog. Ook in de eerste had hij gediend. Hij hield er zelfs twee heldenmedailles aan over, eretekens die hem later zouden worden ontnomen. Maar we lopen vooruit op de feiten. Boedanov had zo zijn eigen manier van vieren, op de dag overigens, dat Poetin tot president werd verkozen. Hij en zijn kompanen begonnen ergens in de namiddag te drinken. Tegen een uur of zeven waggelden ze op hun benen. Zijn ondergeschikte luitenant-kolonel Ivan Fjodorov, die hij persoonlijk had benoemd tot hoofd van de inlichtingencompagnie, wilde graag dat Boedanov de paraatheid van zijn troepen controleerde, en zo begon de eerste weinig verkwikkende episode van die avond. Toen bevelvoerder luitenant Bagrejev na het afvuren van één fragmentatiebom weigerde verder zinloos geweld te gebruiken tegen het dorp Tangi, werd de man door Fjodorov en Boedanov afgetuigd en in een put gegooid die normaliter werd gebruikt om Tsjetsjeense gevangenen in te martelen. En toen hij de volgende ochtend meer dood dan levend werd bevrijd, was al ander leed te betreuren. Omstreeks middernacht gelastte Boedanov zijn chauffeur om hem met een pantservoertuig naar een huis in Tangi te brengen. Het betrof de woning van de Koengaevas, een gezin met vijf kinderen. Rond halfeen werden ze opgeschrikt door een naderend militair voertuig. Vader Visa, een landbouwingenieur van opleiding, gelastte zijn achttienjarige oudste dochter Elza om de vier jongere kinderen aan te kleden en zich naar buiten te haasten. Hijzelf zou zijn broer waarschuwen, die in een nabijgelegen huis woonde. Tegen de tijd dat hij met hem terugkwam, was zijn dochter al verdwenen. Kolonel Boedanov had haar in een deken laten wikkelen en nam haar mee naar zijn kampement. In de uren die volgden ondervroeg de kolonel het meisje, dat overigens geen Russisch sprak. Op zijn proces zou hij beweren dat hij haar en haar moeder op een foto had gezien en dat ze beiden een machinegeweer in hun handen hielden. Hij was er zeker van, zei hij nog, dat zij de vrouwelijke scherpschutter was die dagen eerder een van zijn beste vrienden had vermoord in een dorp verderop in de vallei. Uit tal van getuigenissen zou later blijken dat Elza nooit iets met het gewapende verzet te maken had gehad en dat de foto waarop Boedanovs hele argumentatie was gestoeld, niet bestond. Toen hij zijn soldaten na uren ondervraging binnenriep, zagen ze Elza naakt op een bed in een hoek liggen, Boedanov liep in zijn onderbroek rond. Hij gelastte hen haar te begraven en hun mond te houden. Vader Koengaeva was ondertussen naar de dorpsautoriteiten gegaan. De volgende ochtend werd de algemene bevelvoerder over de operatie, generaal Gerasimov, op de hoogte gesteld van diens bewering dat Boedanov zijn dochter had meegenomen. Hij liet de kolonel de volgende dag aanhouden.
Bespottelijk schijnproces
In de zomer van 2001 begonnen de verhoren voor het proces, dat een ware schijnvertoning werd. In haar boek Poetins Rusland schrijft de vermoorde Anna Politkovskaja dat deze frappante, tragische zaak al onze moeilijkheden blootlegt.(..) Meer dan drie jaar lang werden we getrakteerd op een demonstratie van het feit dat we nog steeds geen onafhankelijke rechterlijke macht hadden. In plaats daarvan hadden we een rechtssysteem dat deed wat de politici zeiden. De familie Koengaeva, die uit vrees voor represailles van het Russische leger overigens naar Scandinavië is gevlucht, had geen geld voor een advocaat. De mensenrechtenorganisatie Memorial zette de oude Tsjetsjeense jurist Abdullah Chamdajev op de zaak. Maar rond die tijd werd alles wat Tsjetsjeens was door de Russische publieke opinie dermate gewantrouwd dat de organisatie zich genoodzaakt zag een andere, Russische advocaat op de zaak te zetten. Er werd geopteerd voor een jonge man die zich eerder had laten opmerken omdat hij de verdediging had opgenomen van etnisch Afghaanse Russen die door Russische neonazis waren mishandeld: Stanislav Markelov. In Politkovskajas boek vertelt de maandag vermoorde advocaat dat het proces bespottelijk was. Vooreerst vond het op de foute plek plaats: in Rostov aan de Don, de stad vanwaaruit de meeste Russische soldaten naar het Tsjetsjeense front vertrokken en waar zich ook het grootste ziekenhuis bevond voor Russische oorlogsinvaliden uit de Tsjetsjeense oorlog. Het eerste wat ze me vroegen was wat mijn relatie was met de Tsjetsjenen, legde hij uit. Ik zei: geen enkele. Toen wilden ze weten wat mijn etnische achtergrond was, waarop ik zei dat ze toch wel zagen dat ik Rus was. Ik was daar om de Russische rechten te verdedigen. Volgens Markelov deden zowel de openbaar aanklager als de militaire rechter er alles aan om Boedanov vrij te pleiten. Alle belangrijke getuigen die zijn schuld zouden kunnen aantonen, werden niet gehoord. Er werd gebruikgemaakt van bewijsstukken die niet eens bestonden, en psychiatrische onderzoeken moesten aantonen dat de kolonel op het moment van de feiten niet toerekeningsvatbaar was. Eén ervan werd uitgevoerd door het Serbski Instituut, dat in de sovjettijd berucht was omdat het gebruikt werd om dissidenten gek te verklaren en op te sluiten.
Een tragedie
De uitspraak kwam er niet toevallig op 31 december 2002, een dag waarop in Rusland haast niemand werkt. In de twee daaropvolgende weken verschijnen er bovendien geen kranten. Joeri Boedanov werd onschuldig bevonden. Hij was een patriottische soldaat die de moord op zijn medestrijders had gewroken door een vrouwelijke scherpschutter uit te schakelen. Bovendien was hij op het moment van het wurgen van Elza Koengaeva tijdelijk ontoerekeningsvatbaar. Advocaat Markelov tekende beroep aan tegen het verdict. Merkwaardig genoeg oordeelde het Opperste Gerechtshof in maart 2003 dat de rechtszaak moest worden overgedaan. Politkovskaya schrijft die koerswijziging toe aan het feit dat in 2004 verkiezingen gehouden zouden worden en dat het credo luidde dat de wet boven alles staat. En aldus werd Joeri Boedanov op 25 juli 2003 veroordeeld tot tien jaar werkkamp en ontdaan van zijn twee heldenmedailles. Hij had op 27 maart 2010 moeten vrijkomen. Maar zo lang heeft het niet geduurd: sinds 15 januari loopt de kolonel weer vrij rond. En als het aan de overheid had gelegen, dan was dat al veel eerder gebeurd. De eerste pogingen om hem vrij te krijgen dateren van 2004, en sinds 2006 genoot hij een veel vrijer detentieregime. Toen in december van vorig jaar bekend raakte dat hij deze maand vervroegd zou worden vrijgelaten, bewoog Stanislav Markelov hemel en aarde om dat te verhinderen. Maar nog voor zijn bezwaarschrift door de rechtbank werd overwogen, was Boedanov al een vrij man. Afgelopen maandag legde de advocaat aan journalisten uit wat hij nu dacht te doen. In Tsjetsjenië hebben zowel Boedanovs vrijlating als de moord op Markelov duizenden mensen op straat gebracht. De kolonel is immers een van de enige Russen die is gestraft voor de gruwel die de Tsjetsjeense burgers in twee oorlogen is aangedaan, terwijl de advocaat een symbool was voor de strijd voor gerechtigheid. De Tsjetsjeense mensenrechtenombudsman, Nudri Nukhaziev, zei na afloop van de betoging in Grozny dat er geen bewijzen zijn dat Boedanov Markelov heeft laten vermoorden. Maar ik weet zeker, voegde hij eraan toe, dat zijn trawanten erachter zitten en dat het met zijn medeweten is gebeurd. De kolonel van zijn kant betuigde zijn medeleven aan de familie van de advocaat, die hij in de rechtszaak altijd een oud wijf of een melkmuil had genoemd. Deze dood, zo zei hij maandagavond, is een tragedie.
Martelen voor een snelweg
Columniste Zoya Svetova daarentegen is niet overtuigd van het Boedanovspoor. Zij schrijft: Het jachtseizoen op moedige Russische stemmen is al een paar jaar geopend en de lijst van gesneuvelden wordt steeds langer. Ze onderstreept dat de laatste zaak die Markelov behandelde die van Mikhail Beketov was, de hoofdredacteur van Khimkinskaya Pravda, die deed wat hij kon om te verhinderen dat het Khimki-bos zou worden gekapt voor de aanleg van een nieuwe tolsnelweg van Moskou naar Sint-Petersburg. De man werd in november door onbekenden mishandeld en bevindt zich sindsdien in een coma. Zijn artsen betwijfelen of de man het haalt. Markelov was erin geslaagd om de aanklacht om te buigen van slagen en verwondingen naar poging tot moord. Ik vraag me af, schrijft Svetova, of hij wist wie ervoor verantwoordelijk was. En belangrijker nog, wie er de opdracht toe had gegeven? Bovendien: binnenkort zijn er gemeenteraadsverkiezingen. En er komt een referendum over de aanleg van de tolweg, waarmee veel geld gemoeid is.
Being gay in Morocco - the englis translation of a chapter of my book 'Amongst men'
Chapter 9 Between God and Paid Sex
Sexuality is often used to determine where civilisation begins and ends, and for homosexuality that cuts both ways.
(Robert Aldrich (Ed) From All Times, In All Cultures, 2006).
Marrakech's new district of Guéliz is all but deserted just after sundown. The shops are closed, the only passers-by are tourists. After fourteen hours of Ramandan-fasting the ftour has finally arrived. The whole city is hunched over dishes of dates and bowls of harira, devouring hard-boiled eggs, plates of bread and cakes dripping with honey. The countrys dietary experts might very well warn of the digestive problems that a third of those fasting face, it's to no avail. What should be an exercise in piety and sobriety, complains one doctor on his website, has in practice degenerated into a phenomenon of sleepless nights of partying and excessive eating that can seriously engender peoples health. It makes me think of Abdelhak Serhanes famous first novel Messaouda, in which he virulently criticises the collective devotion of the ninth month (of the Muslim year). He sees it as a charade - the communal aspect and the mandatory abstinence from eating, drinking, smoking and sex have no fundamental content or impact. After the month of Ramadan, piety once again takes leave of absence. The whore Messaouda returns and the men once again devote more time to their organs than to their children. He becomes deaf and dumb and His holy word is once again stashed away with the prayer mat and prayer cap.
My atheist friend Jamal (33) has invited me to his tasteful apartment for his version of the ftour. The uncorked bottle of red Boulaouane is on the living-room table next to an ashtray and two recently dried wine glasses. Here, drinking is all about anticipation, since the sale of alcohol is forbiddenfrom the month before the start of the fasting. Jamal has brought in a nice little supply and he wasnt the only one. Im convinced, he says, whilst taking stock of the wine, that the Assima warehouse does record business in the eighth month, almost exclusively due to the astronomical increase in alcohol sales. You should look into it some time. Jamal, who graduated in medicine in France, fills up the glasses and lights a cigarette. He sighs, he never thought of establishing himself in Paris. He is at home in Marrakech, although the hypocrisy and schizophrenia that characterise this society are increasingly repugnant to him. You would think that you would get used to it, and that probably also goes for the majority of my compatriots. They dont have my exceptionally liberal parents, followers of Descartes who believe in sincerity and principles. Quite simply, most Moroccans have been forced into the shackles of conformity since childhood and rarely ask any questions. The young doctor empties his glass and serves himself again. He is clearly getting into his stride. Believe me, this country is ripe for collective psychoanalysis, it's a pity we don't have enough experts. Until recently, one couldn't study psychology or psychiatry. King Hassan II really didnt like shrinks. During his rule there was no room for truth and real feelings. Terror and silence reigned supreme. I swear that if I were the Minister of Health, I would start straight away with the schools. One afternoon on the psychiatrists sofa would be made obligatory for all students. Its a truly revolutionary thought, but I like it. Whilst Jamal gets lost in contemplation about the abject mental health of the Moroccan psyche, my mobile phone rings. The young man who will shortly be waiting for me at the train station wants to know whether I have forgotten about our meeting. His text message is exceptional. Generally, Im the one who has to remind my promised interlocutor about our appointment half an hour after it was supposed to have started. However, this man doesnt seem to be taking any risks. Despite my confirmatory answer, he sends several more text messages. You are already a minute late, runs the last one, you are still coming, arent you?
In front of the run-down train station, there is a somewhat loutish young man, looking conspicuous in a brand-new G-Star shirt. He keeps on pushing his glasses up and just above his slightly feminine mouth beads of sweat are starting to form. They are attributes of his nervous, insecure nature rather than a result of the already much more bearable heat. Lets go, I dont like to be seen on the street with a foreigner. That could give wrong ideas - people like to talk, you know. Finally, he manages to flag down a rare taxi that will take us to a recently built block of flats a few streets further on, where his parents, who live on the coast, bought an apartment for their children in school. I ask whether he would like to choose a name. The student in engineering looks shocked. How could he have forgotten this. The peace that he had gradually rediscovered on his way back to his trusted living room is suddenly replaced again with anxiety. He asks for time to think, he doesnt want to come across as just any old mug. It will take until the end of the evening before he even comes back to the question. The name, he suddenly says softly. Call me Saâda, Arabic for everything that I have never had but which Ive always yearned after terribly happiness. Simple human happiness. Maybe this can be the start. Saâda looks at me with hope in his eyes. As I listen to his lifes story, I realise that he actually had ample choice for a name. He could just as well have opted for the Arabic translation of Friendship, Trust or Warmth, or even for any of the fifty Arab nouns for Love. From the unstained Mahabba to the passion of Jawa, all are foreign territory for Saâda. This young man with his soft, insecure look is the second of four children. He worships his one-and-half-year older sister, even to the point that he followed her in her choice of study. No-one is as intelligent, modest, studious and kind-hearted as she is. At the moment, shes studying in Rabat and I miss her terribly, but shes working for her future and I understand that. He can't explain why, and God knows how long he fretted about it, but Saâda has always had a problem with boys and football. As a toddler, he was inseparable from his mother, later he was fascinated with the games that the girls from the neighbourhood played. He loved their calm, civilised interaction, which stood in stark contrast to the manners of the boys on their respective stomping grounds. By some distance, Saâda chose the girls shady inner court, protected from violence and obscenities, over the lewd as well as unsafe, scorching hot pavements of the boys. He says that he wants to show me something and cautiously opens the large orange folder that is lying on the corner of the living-room table, nicely arranged behind the serviettes, glasses and bottles of fruit juice and mineral water. There are quite a few small, numbered scripts with smooth, laminated covers. They seem to be perfectly devoid of human weakness. Not a single imperfection disfigures the modest threading together of Arabic words. On page after page, the structured, orderly world of Saâdas childhood secrets is revealed. It contains poems and self-composed songs, images of bears and boy scouts. Nice, arent they? He says it with the earnestness of a child, as if hoping for praise for the idealised and chaste creatures that he so carefully cut out of magazines and whose shiny surface he stroked with his fingers on numerous occasions. They were his best friends, he says quietly. I was eight years old when I began this. Saâda points to a carefully aligned little story next to a pretty stamp that he patiently steamed off a letter. Ive always had the feeling that unwritten reams of paper were waiting for my words. They seemed to be encouraging me to trust them, to pour out my heart. Above all, they were important during the terrible years at the boys grammar school.
Saâda stands up and runs to the window. I would really like to sincerely thank you. You dont understand what it means to be able to talk nor how much I need your undivided attention. You know, I generally try to forget those years, the numerous beatings, the violence I was systematically subjected to. Me, a perfectly innocent child. Or should I consider it a crime that I loved to study, admired the teachers and earned their respect by generally turning in my homework flawlessly. Did I deserve to be spat on and booed at repeatedly, just because I refused to cut school and often tried to prepare the following days exercises at home? You see, my sister did exactly the same, how come she received prizes and praise, whilst my only reward was punches and curses? I often complained to my mother about it. She said she didnt have time for an appointment with the headmaster and that I should try not to provoke my classmates. But tell me, why is bragging about lewd escapades greeted with sympathy, whilst the sincere, eagerness to learn of a shy, earnest boy like me generates feelings of hate and hostility? I sometimes think that I had to be like that, that God wanted to test me and that in this manner He wanted to show me the Light of the Right Way. It is in my suffering that I found Him. He and He alone helped me, gave me the strength to offer my head to the tyranny of my classmates. He who knows everything, sees everything, understands my sadness, He who gives us life and takes care of our parents, He who created all the good in the world, He who taught me to pray, to turn to Him in moments of desperation, to kneel. It was prayers that calmed and soothed me; they were the ointment for my wounds, then and every day since. Saâda shows me the diaries from when he was fifteen. Pictures of the Saudi Arabian Medina and a faded photo of a popular Egyptian preacher whose Islamic ideas exerted extreme influence on this young spirit. The scripts, to which he entrusted the stirrings of his soul on a daily basis, follow one after the other. Along the way, the Islamic symbols make way for stickers of footballers, mainly of young men celebrating, with their shirts in one hand and the cup in the other. Saâda says that I am his psychiatrist and that its not easy to talk, but that he is convinced that he has to do it. With a somewhat dreamy look in his eyes, he stares at the naked torsos of the football stars, his fingers stroking each photo. I was about sixteen, he begins, when I caught myself being attracted to mens bodies. The image in his head is that of an Egyptian film on TV with his mother and sister sat next to him on the sofa. Theyre commenting on the actors. Just look at his eyes. And the mouth, Mama, I hope I get onto the marriage boat with a man like that. His sister excitedly grabbed her mothers hand. They were laughing hysterically, allies sharing a common guilt. They had absolutely no idea what was happening a few centimetres further down the sofa. They were so taken up with their own hormones that they didnt notice how the boy next to them was seizing up. Saâda remembers the warm glow that moved through his body and the confusing combination of delight and panic which overtook him when watching the bathroom scene with the crooning protagonist shaving, naked from the waist up. He became infatuated with the sensual lines of the protagonists delta muscles, intermittently taut and supple, from top to toe, under an olive-coloured shiny skin. Whilst the shaving knife went up and down, Saâda began to feel unwell, victim of a chemical process that he had never experienced before. I asked them to change channel with the argument that we really didnt need to watch such frivolous entertainment. Both his mother and sister protested they thought that he was being ridiculous and sent him to his room to study. However, the images were irresistible and the boy was unable to get up and leave the room. He felt his blood pounding and remembers to this day how fervently he called out to the Lord that evening. It didnt help on the contrary. Barely a week later, alone at home and in front of the TV, Saâda is watching an Arte documentary on the making of homoerotic films. He cant believe his eyes. What he assumed that only he thought about in the darkest recesses of his heart was unfolding in reality, shamelessly, almost endlessly, and whats more, under the watchful eye of a camera that didnt eschew a single physical sensation. Initially, Saâda was horrified and wanted to switch the TV off, but the warm sensation in his loins and the singing in his heart prevented him from doing so. As a result, the boy locked the door and burned the succession of images into his memory. Even during the closing credits, he sat mesmerised in front of the screen, which is when he discovered the www-way, access to the Internet of hidden desires, with a name of a site. Something to do with gay, I dont recall exactly anymore, but I used to think that it was just the English word for boy. The Arte documentary, broadcast in the autumn of 2003, was the 9/11 of my youth. I knew straight away that nothing would ever be the same again. For a whole year, Saâda daily visited an Internet café, relentlessly Googling all possible combinations with the word gay, thus becoming infatuated with the photos that left little to the imagination and even finding a few sites that contained free films. At the same time he grew more and more afraid of being discovered and so painstakingly erased all traces of the sites which had him dreaming all day. Still, the yearning got the better of the feelings of fear and guilt that kept him awake at night. Or at least, thats how it was initially. If I could, he sighs, I would cut that year out of my life to rid myself of the shame attached to it. The virtual reality had completely colonised Saâdas spirit. It had succeeded in eliminating the studious boy who for years had stowed away the gaping void of loneliness with facts plucked from Al Jazeera, maths tables and certainties from the world of physics. With a simple click, Saâda had been reduced to a character in a pornographic game. He looks at me and sighs. Time and time again I asked God for redemption, but increasingly my prayers ended in tears. He understood that the Almighty wanted to test him, to sharpen his faith and to arm him against sin, but the ever-cerebral young man was paralysed. The seed of his youth and of his betrayal had dishonoured his prayer mat. Broken promises had destroyed it, the mouse mat had conquered the prayer mat. I was unworthy of the Merciful Lord and on certain days that knowledge made it impossible for me to pray.
He lays his glasses on the table, rubs his eyes and remains sat down with his back bent. A pious young mans version of capitulation. The worst of it, he says softly, is that I became a zamel, a filthy homosexual, in the way people around here understand it. A good-for-nothing, a sex maniac who lays his hands on the first body offered to him. I couldnt look at myself in the mirror anymore. Dark days and even darker nights, the equally satanic and non-erasable 2004 was the last year that Saâda would spend in his place of birth. In the meantime, he came to Marrakech, a city of ochre, liberation and MSN. Marrakech turned the zamel back into a young man, a soul yearning for words, friendship, understanding and affection. There was as a click of the mouse that differed very little from the previous one. And yet, the first click took the young man to worlds of porn and desperation, whereas the second one brought him to two French homosexuals to Anthony from Marseilles and next to Arnaud, a Parisian. You could call the latter his guru. In slightly less than a year of almost daily chatting, Arnaud ordained his Moroccan friend in the secrets of love between men. He shared his experiences and feelings with Saâda and taught him to talk about desire and tenderness. At nineteen to the dozen, he told him about the discussion in French society about homosexuality and about the theories on the Oedipus complex. Arnaud spoke about homoerotic books and films, about cafés, bars and annual gay processions in the capital cities of Europe. In an almost jaunty tone, he described his coming-out to his parents and teachers and the success of their process of acceptance didnt even seem to surprise him. They were more or less the same age, but the distance between their worlds was greater than the 2,130 kilometres, as the bird flies, which separated them. Saâda knew that he could never bridge that distance, but the knowledge that Arnauds world existed changed him completely.Initially, Arnauds jauntiness and carefree attitude took him completely by surprise and his tales went completely over and beyond Saâdas comprehension, although he tried to not let it show. For a while, he even thought that Arnaud was making them up to cheer him up. Later, they even laughed about this together. Gradually, the young Frenchman became the centre of Saâdas life and his improbable self-confidence even began to rub off on him.
Its thanks to Arnaud that Saâda existed, that he was able to invent himself as a young homosexual man. The almost graduated Frenchman gave him the courage, understanding and virtuous words that were meant to protect him against the vitriol that would always be his lot in Moroccan society. Arnaud and Saâda were friends and became lovers, virtually at least, and verbally. We were hatching plans to meet up. Arnaud had been to Marrakech once, had liked it and the prospect of being able to come and visit me made him very happy. Saâda was imagining how he would receive Arnaud in this apartment, what he would cook for him and how he would make love with him. For the first time in his life, his lips would touch anothers and his hands would be able to survey every centimetre of his lovers body. There were just another three or four months to wait, an eternity for someone as impatient as Arnaud but barely more than a second for those such as Saâda, who have been waiting their whole life. Arnaud would be my first lover - that was my most fervent wish. A shadow of immense sadness comes over Saâdas face. He gets up, turns the already barely audible Mozart off and sorts the scripts with the orange cover by date. There is a heavy silence in the air and I deduce that Arnaud never came. Saâda admits it can be read in different ways. He mutters that two terrible things happened on that bright January day in 2006. It was early evening, when, by digital processes he couldnt comprehend, he lost Arnaud from his MSN friend list for good. Within a few hours, whilst looking for a diversion in Jamaa el-Fna square, a pick-pocket made off with his mobile phone and with it the only chance he had left of contacting Arnaud again his phone number. My whole world collapsed that evening. For days on end, Saâda tried in vain to get back in touch with his friend. He attempted all possible alphanumerical combinations of his e-mail address, launched SOS calls on other sites and dialled untold numbers with the few digits that he still remembered from his previous phone call with Arnaud. I knew that it was pointless. His mouth twists into a bitter shape. He sits down and stares at his hands. It was a punishment from God. He, and He alone, knew my sinful intentions. He wanted to lead me back to the righteous path, Im convinced of that. History was more or less repeating itself. It went from the mouse mat back to the prayer mat, from a world of nimble happiness to one of unbearable guilt. Arnaud was reduced to a cyber mirage and with him disappeared the ideals that they had so lovingly nurtured together. Saâda began frequenting the mosque again. He prayed to God for forgiveness, he begged and cried, but something had changed. However unreachable Arnaud had become, he existed and his legacy couldnt be erased. The question wasnt whether Saâda would return to the Internet café, but when. He believes that he stayed away for about three months, but he had to go back. To live, to fill the void that Arnaud had left behind, even if he knew he was just indulging in pure hallucination. Saâda then discovered the Moroccan gay sites. He chatted with a man who immediately set up a meet as soon as he discovered that Saâda had his own apartment. By the following afternoon, they had already met in the park next to the petrol station. After about five minutes, the man asked whether he had any condoms, he was in a rush and was hoping that Saâda didnt live too far away. Without further ado, they went upstairs. Next, the man wanted to know where the bathroom was, gesticulating to the shy virgin that he should already get undressed. Saâda says that he can still remember a few seconds of the encounter, despite himself, as he would actually prefer to erase it from his memory. He knows that the alarm bells starting ringing in his head as soon as they went into the apartment, but his voice failed him. Mainly, he knew that it was too late. He heard the toilet being flushed and saw the man coming into the bedroom. It was awful - bestial actually.
For years, Saâda had dreamed of the Act, he had imagined caresses like the ones Arnaud had promised him and remembered those from the gay porn he had seen in cyberspace. He had hoped for gentle strokes, tenderness and passion. He had called to mind all kinds of scenarios, but he hadnt thought of the few words with which the Act starts and which said everything. Turn around. Even if it had sounded less like an order, Saâda wouldnt have dared to put up any resistance. He felt a wave of panic rushing through his body and closed his eyes. It didnt last more than a few minutes. Saâda remembers the mans shouts and how he then disappeared to the bathroom and mumbled something by way of saying goodbye. The door closed and a feeling of immediate sadness took over him. He thought of Arnaud and cried all afternoon. He felt like a girl who had been raped by a macho brute of man. He says that he doubts whether the man was gay. In any case, he was only interested in sex. That evening he returned to the mosque again. He promised God that this would be the last time. Saâda sighs and shakes his head. I dont understand. He doesnt know what, barely a week later, took him back to the Internet café, and much less why he invited a man from Rabat to spend that very night with him. He went to pick him up at the station at five past ten and brought him the following morning for the seven oclock train. He was handsome and friendly, Saâda thinks, but he immediately made it clear during the chatting that he only wanted sex and no relationship. He heard himself lying to the man that it wasnt a problem and that he was also only interested in a fling. He thought of Arnaud, of the Paris in his imagination and of the words that they would one day whisper to each other.
In the ensuing months, he concentrated on his studies and went home for the summer holidays and only returned to Marrakech at the start of autumn. He had undertaken to avoid the cybercafé, but even before the first week was over, he had already arranged to meet someone from one of the citys outlying districts. The man in question was a singer of popular songs who supplemented his less than royal salary by walking the streets. He didnt beat around the bush for less than ten euros, he would be Saâdas, if need be for the whole night. It was the end of the month, a student couldnt spare that kind of money. The singer was an understanding man, he would even come along for less than half the amount. It might perhaps sound pathetic, but how can you feel happy when paying for sex? However, this was my only positive experience, Ismaël being the first and only man to give me a good feeling. I felt complete in his arms. A while later, they happened to bump into each other. Saâda asked whether the singer felt like coming to visit him. Ismaël really wanted to and even said that he loved him. They were all-too-cheap and rash words, they defiled love in Saâdas eyes and he had scornfully asked the singer whether from now on he would do it with him for free or whether he was merely using a ruse to guarantee himself a fixed customer. Ismaël became angry and walked away. Saâda stares out in front of him. He says that a man like himself can only find sex in Morocco but not love.
I cant help thinking of my friend Jamal, who, just as I was about to leave, said that I should enquire as to Saâdas voting behaviour in the parliamentary elections which took place at the beginning of September 2007. Only 1 out of 3 people eligible to vote actually exercised their democratic right, he said. Thats how little people here expect from parliamentary delegates. And you cant blame them. The King is so mighty that he has nothing to fear from elections. Saâda cast his vote on the first Friday of the month. He voted for the Islamic Party of Justice and Development (PJD), a political entity that would actually prefer to see people of his sexual orientation stoned to death, such as the sharia foresees for recidivists. Oh, I just voted for a woman that I know, is how he initially defends his choice. Shes very dynamic and sincere, not just another complacent kleptomaniac like most of the representatives in this country. I argue that individual kind-heartedness and incorruptibility can achieve little in parliament, that its all to do with the dynamics of a group and with political ideas that are defended or rejected. A party like the PJD will never stand up for Saâdas interests, on the contrary. Women striving for emancipation and parity can also expect little from its Islamic social project. I ask whether it is fair that daughters inherit 50% less than sons, whether women who do not wear the veil really want to be raped on the spot - and what must his own life be like under an Islamic regime? At that moment, something inexplicable happens. Even before I have finished speaking, our relationship has broken down. The timid young man who, for the last five hours, has considered me an ally, who took me to never-before-visited places in his soul and who for the first time in his own house was able to formulate the unspeakable in words and sentences, has gone. The fragile boy who seemed to exist only in fear, uncertainty, doubts and guilt and whose dreams hadnt yet definitely been written off as unrealistic, has also disappeared. The man now sitting in front of me has a callous expression on his face. He has straightened his back, lifted his chin. The tone and rhythm of his voice have changed, his words those of a stranger and of God. He is blind, deaf and impervious. The boy has become a man who has become a robot. At most, 55 kilos of skin, hair, flesh and bone, but twenty tonnes of Koran assurance. He looks at me hard. He tells me straight off that Ive understood nothing. Islam, for him, is not a system of values, it is not morality you choose from a menu, nor is it a cerebral function which can be switched on or off depending on the circumstances. This person that I no longer know says that he lives in Islam. For an eternity. God doesnt need him, but he needs Him. Without Him he is nothing. I often wondered about it later on, but cant for the life of me work out why, at that moment, he brought up the cartoons in a Danish newspaper, those caricatures with the Prophet as the protagonist. Hundreds of thousands of people across the world took to the streets, he says, men, women, even children. At one with the Lord, they expressed their indignation. They didnt allow themselves to be put down, not then, not ever. The water between us is getting ever deeper. What really amazes me, I answer, is that acts of cruelty in the world, from Darfur to Burma via Sri Lanka, have never got the masses out of their seats. I say that I cant understand what a possibly offensive cartoon means in comparison to the death of unnamed innocent people, of someones children, someones mother and father, someones uncle, aunt, nephews or nieces, someones friends, someones loved ones. He doesnt let me finish my sentence and repeats that I dont understand anything. How can I compare mere mortals with the Prophet who mediates with God on the admission into heaven of believers such as himself? I would do anything for the Prophet. I would give my life. Shouted words, shocked silence. I cant help thinking of Jamal, of the schizophrenia which he so loves to hate and of my role as an untrained on-the-spot psychologist. Is there a place in heaven for Saâda? Will the pearly gates be opened for homosexuals? He roars that he has always been a normal person in every respect, except for one, the sexual deviation which he suffers from. Its an illness, an ordeal. He will however overcome this obstacle with the strength that God will give him. There is no doubt in his mind that he will go through life as a normal, worthy person. Its already way past midnight. He accompanies me downstairs and hails a taxi. Saâda seems to have returned. He says that he is sorry and asks whether I can forgive him. Youve meant a lot to me.
Harry Nicolaides wou in augustus van vorig jaar op het vliegtuig naar huis stappen, na enige maanden les te hebben gegeven aan een universiteit in het Noord-Thaise Chiang Mai. De douane hield hem evenwel tegen; de voorbije dagen had zijn proces plaats. Het had met de lèse-majesté-wet te maken, die elke smadelijke aanval op het Thaise koningshuis strafbaar stelt met een celstraf van drie tot vijftien jaar. Nicolaides wist vagelijk dat er zon wet bestond, maar had nooit vermoed dat die op hem van toepassing zou zijn. En waarom zou hij? Zijn roman Verisimilitude, die hij in 2005 schreef en waarin verwijzigingen stonden naar de seksuele escapades van kroonprins Maha Vajiralongkorn, werd niet meteen een groot succes. Nicolaides publiceerde het boek in eigen beheer, er werden slechts tientallen exemplaren van gedrukt en meer dan tien kopers ervoor vond hij niet. En toch bracht het hem in de huidige problemen.
Alice in Wonderland
Toen hij maandag bij de rechtbank arriveerde, die hem uiteindelijk tot drie jaar cel zou veroordelen, zei Nicolaides dat hij het gevoel had Alice in Wonderland te zijn. Met andere woorden: dat er niemand meer zou zijn van alle aanwezigen, zodra hij uit deze droom wakker werd. Maar zo ging het niet. Zijn advocaat zei in een Britse krant zelfs dat het wakker worden bepaald problematisch was. Nicolaides bracht de nacht immers door in een cel met vijftig anderen, in slechte sanitaire omstandigheden. Onder de medegedetineerden waren er tal van mensen met hiv en tb en ook het geweld was volgens de advocaat niet van de poes. Nicolaides kan alleen maar hopen dat de koning hem te hulp komt. De onderhand 81-jarige monarch heeft namelijk zelf nog gezegd dat het fout is te denken dat de koning geen fouten kan maken, dan zou hij immers niet des mensen zijn. Bhumibol Adulyadev maakt zich dus zelf schuldig aan lèse-majesté. En hij is niet de enige. Zo hangt er de BBC-correspondent Jonathan Head een rechtszaak boven het hoofd, wegens zijn al te kritische berichtgeving over de maanden van politieke crisis en massademonstraties. En ook: omdat de foto van de koning op een dag onder die van een politicus stond op de BBC-website. Lèse-majesté, helemaal. In 2007 kwamen er twee soortgelijke zaken in de actualiteit. De ene betrof een dronken Zwitser die een beeltenis van de koning had verscheurd en zich aldus veroordeeld zag tot tien jaar cel. Na een maand kreeg hij gratie, wat Nicolaides wellicht enige hoop geeft. De tweede draaide rond een Thaise universiteitsprofessor die zijn leerlingen in het eerste jaar op het examen de vraag had voorgelegd of de monarchie voor Thailand noodzakelijk is.
2.300 websites verboden
Sinds het aantreden van de nieuwe regering van de Democratische Partij eind vorig jaar zijn er alweer nieuwe zaken aan het licht gekomen. Zo werden al 2.300 websites wegens smaad aan de koning verboden, 400 andere hangt een soortgelijk lot boven het hoofd. Ook wordt een andere universiteitsprofessor vervolgd wegens uitlatingen in een boek dat hij schreef over de laatste militaire coup. Deze Ji Ungpakorn riep op 9 januari op om een internationale campagne te lanceren voor de afschaffing van de gewraakte wet, omdat het politieke elites toelaat elke vorm van transparantie en aansprakelijkheid jegens de burger onmogelijk te maken. Zolang die wet van kracht blijft, aldus nog de man, kan er van democratie geen sprake zijn in Thailand. n
RIP, zij al sinds 2000, en vorige week nog was er haar moordenaar, kolonel Boedanov, die vrijkwam, hoewel hij in 2003 werd schuldig bevonden aan de moord op de 18-jarige Tsjetsjeense, die hij in een ondiep graf had gedumpt. Hoe zou ze in vrede moeten rusten, nu gisteren ook de advocaat en mensenrechtenactivist is doodgeschoten die precies wilde voorkomen dat Boedanov al te gauw weer een vrij man werd. Stanislav Markelov heette hij, en hij was ook de advocaat in de zaak van Politskovskaya. De free-lance journaliste die hem ter hulp snelde nadat hij was neergeschoten, zo bleek enige uren later, is ondertussen ook overleden. Boedanov is vrij, en RIP voor de anderen, of zoiets?
Begin volgende maand is het zover: de islamitische revolutie wordt dertig. We komen er op terug, reken maar. Maar hier alvast een stuk over wat het internet betekent. Hoewel de eerste e-mail er pas in januari 1993 werd verstuurd, is Iran onderhand de op een na meest internetminnende natie van het hele Midden-Oosten en Noord-Afrika. Alleen Israël doet het beter. Terwijl daar de helft van de bevolking op het net surft, geldt dat in Iran voor een burger op drie. Ter vergelijking: in landen als Marokko is dat nipt een op vijf. Achttien miljoen internetgebruikers telt Iran nu en zo'n zeven miljoen computers. Aanvankelijk was internet in Iran, net als bij ons, een fenomeen van de universiteitscampussen. E-mails golden als makkelijk communicatiekanaal voor academici. Tegen 2001 waren er echter al meer dan 1.500 cybercafés in Teheran en de overheid moedigde dat duidelijk aan. Ze had het geloof in technologie als instrument van kennis sinds de Islamitische Revolutie van 1979 immers hoog in het vaandel gedragen. Cyberspace werd in Iran om verschillende redenen vooral bij de jongeren algauw een druk bezochte ruimte. Vooreerst omdat het een plaats was waar de verstikkende genderscheiding niet gold en bovendien doken er interessante fenomenen op. Zo vertelden anonieme prostituees over de kuren van hun klanten, hielden de zogenaamde chatroomstudenten in 1999 virtuele demonstraties op het web en publiceerde de door Khomeini aan de dijk gezette ayatollah Montazeri in december 2000 zijn 600 pagina's tellende memoires op het internet. Tevens was internet in een land met stevige overheidscontrole op de media een belangrijke bron van nieuws. Zo raakte het via dit kanaal bekend dat Saddam Hoesseins zoon Qusai een ontmoeting had met leden van Irans Revolutionaire Garde en dat de mollahs van plan waren een serie bordelen te openen, onder de naam 'huizen der kuisheid'. In mei 2001 treedt de overheid voor het eerst op. Meer dan 450 hoofdstedelijke internetcafés moeten de deuren sluiten. Een halfjaar later wordt verordonneerd dat alle anti-islamitische websites tegen medio 2002 moeten verdwijnen. Die maatregel vergaat het evenwel zoals het schotelantennedecreet uit 1995: er wordt weinig gevolg aan gegeven. In 2002 wordt een nieuwe lijst gepresenteerd van illegale sites, maar pas in maart 2003 wordt er echt tegen opgetreden. Dan worden ook de eerste cyberdissidenten zoals Sina Motallebi in de boeien geslagen. Er zijn verschillende redenen voor dat gedraal, schrijft Babak Rahimi in Cyberdissent: the internet in Revolutionary Iran. Vooreerst ligt Iran ver achter op bijvoorbeeld China als het gaat om technologische infrastructuur. Teheran beschikt dus niet over dezelfde middelen om cyberdissidenten aan te pakken. Bovendien draagt de it-industrie een groot werkgelegenheidspotentieel in zich, wat de machthebbers niet meteen hebben willen fnuiken. Erg begrijpelijk is dat, als je bedenkt dat de officiële werkloosheid 14,2 procent bedraagt maar in werkelijkheid nog hoger ligt en dat er jaarlijks 800.000 jonge werkzoekenden op de arbeidsmarkt bij komen, van wie 150.000 tot 200.000 universitair gediplomeerden. Alleen al deze jongeren aan een baan helpen vereist een economische groei van minstens 6 procent, een ritme dat niet wordt gehaald. Een andere reden, meent Rahimi, is dat ook de conservatieve clerus enthousiast is over de mogelijkheden van internet. Velen zien het als een uitstekend middel voor de internationale verspreiding van de sjiitische ideologie. Bovendien wilde de Islamitische Republiek zich vanaf het begin van de rest van de moslimwereld onderscheiden door haar nadruk op het heil van moderne technologie. Het niet censureren van internetsites versterkte die legitimiteit. Alle mogelijke vormen van internetcensuur mogen dan enige tijd op zich hebben laten wachten, zodra ze gelanceerd werden, ging het behoorlijk hard. Het internet blijft de meest vrije bron van informatiegaring en opinieverspreiding in Iran, maar zonder risico is ongezouten taal er geenszins, wat onder meer blijkt uit het feit dat Iran op de ranglijst van 169 landen die Reporters sans Frontières periodiek opstelt op drie na laatste staat. De organisatie heeft het inzake Iran ook over 'een vijand van het internet'. Aan de ene kant blijkt evenwel uit onderzoek van Kavous Seyed-Emami in het pasverschenen Media, Culture and Society in Iran: Loving with Globalization and the Islamic State (Routledge, 2008) dat de leeftijdsgroep tot 35, die zo'n tweederde van de totale bevolking van 70 miljoen zielen uitmaakt, het meest vertrouwen hecht aan wat ze op internet lezen. Toch zei dat het gros van de ondervraagden dat de meeste politieke informatie die ze verkregen, niet daarvan afkomstig was maar van de staatstelevisie. Seyed-Emami stelde in zijn opiniepeiling overigens vast dat de interesse in politiek onder de Iraanse jeugd sterk afneemt. Het cynisme is groot geworden sinds de door de jongeren en de vrouwen aan de macht gestemde hervormers rond gewezen president Khatami niet in staat zagen om enige wezenlijke veranderingen door te voeren. Dat laatste had overigens veel meer te maken met de structuur van de macht, die Khatami en zijn parlement ongeveer vleugellam liet, dan met het eventuele gebrek aan ijver onder zijn medestanders. Officieel zijn er duidelijke richtlijnen over wat niet kan op het Iraanse internet, dat zoals de hele media in het land onder een staatsmonopolie valt. Porno, satire, kritiek op Ayatollah Khomeini en verhalen waarin de overheid 'in diskrediet wordt gebracht' zijn verboden en resulteren in het sluiten van sites en de arrestatie van bloggers en internauten. Ook reclame voor rookwaren, positieve berichtgeving over staatsgevaarlijke figuren en de openbaring van zogenaamde staatsgeheimen zijn illegaal, maar toch stellen de schrijvers van het 'Report on the status of the internet in Iran' (nov. 2005) dat de censor geenszins op transparante manier te werk gaat. Zo blijken ook alle sites over mensenrechten en familieplanning veelal geblokkeerd, wat de onderzoekers toeschrijven aan een filtering op basis van trefwoorden. En aldus genereren de zoekwoorden 'seksualiteit' en 'vrouw' een periodiek herhaalde blokkage van bijvoorbeeld het VN-Vrouwenagentschap Unifem. Aanvankelijk, zo blijkt ook nog uit dat rapport, had Teheran een nationale filtering van staatswege ingesteld, maar die zorgde er enerzijds voor dat het internet onacceptabel traag werd en legde de verantwoordelijkheid voor het censureren ook geheel bij de overheid. Het huidige systeem pakt het slimmer aan: de internetproviders en sites moeten zelf op 'gevaarlijke content' controleren, zo niet riskeren ze repressailles, waaronder sluiting en/of detentie. In totaal zouden zo ongeveer tien miljoen Iraanse internetsites zijn geblokkeerd. Maar het betreft immer een kat-en-muisspel: bloggers verhuizen van site en veranderen van naam. Vorig jaar nog viel in een lang onderhoud met een Iraans computerdeskundige op het Farsitalige Voice of America Television te leren hoe je rond de censuur komt en uit de klauwen van de censors en de politie blijft. Maar soms lukt dat niet. Sla er websites als globalvoicesonline.org op na en lees de sectie Iran. Periodiek kom je er berichten tegen over bloggers die tot maanden- of jarenlange celstraf veroordeeld zijn voor 'foute informatie'. Onlangs was er zelfs de tijding dat ene Yaghoub Mehrnhad, een journalist, blogger en activist is geëxecuteerd in Zahedan. De aanklacht luidde dat hij met 'terroristen' samenwerkte. Op de Iraanse nieuwswebsites viel over die terechtstelling niets te lezen, en de melding ervan op de Farsitalige blog van Varesh zal er ook wel niet lang staan. Maar het valt niet te ontkennen dat heel veel nieuws dat anders nooit de openbaarheid zou halen, dat nu wel doet, desnoods via een na korte tijd weer gedeletet bericht. En dat is op zich al goed nieuws voor de Iraanse burgers.
Gisteren raakte bekend dat Boedanov, de enige Russische militair die werd veroordeeld voor grove mensenrechtenschendingen tegen Tsjetsjeense burgers, zich goed gedragen heeft. Hij werd in 2003 tot tien jaar cel veroordeeld voor de moord op Koengajeva, onderhand is hij in vrijheid gesteld. De verontwaardiging van de Tsjetsjeense mensenrechtenorganisatie Memorial was erg groot. Ze vroeg zich af of de levens van Tsjetsjeense burgers misschien minder waard zijn dan van anderen... En geef haar ongelijk. In 2003 en 2004 heb ik verschillende stukjes over het meisje geschreven:
R.I.P. Cheda Koengajeva (bis)
De 18-jarige Tsjetsjeense is in mijn hoofd blijven spoken, zwakjes en onregelmatig, maar aanwezig als een in het buitenland wonende vriend die nog verjaardagskaarten stuurt. Zaterdag zag ik haar weer, na meer dan een jaar zonder nieuws, in de laatste paragraaf van een artikel in een Britse krant.
Ik zou haar naam nooit hebben geweten, laat staan onthouden, als ze die avond, in maart 2000, niet alleen thuis was geweest. Met zijn vieren waren ze, de geüniformeerden wier adem naar wodka rook. Ze hadden iets te vieren: Poetin had net de presidentsverkiezingen gewonnen. Cheda werd meegesleurd, verkracht, gewurgd en in een ondiepe kuil in het bos achtergelaten.
Vertel me iets nieuws, hoor ik u denken, dit overkwam toch veel Tsjetsjeense burgers? Cheda's vader was evenwel niet doorsnee: de man had contacten, hij wist er de Russische generaal Gerasimov van te overtuigen dat de moordenaar en verkrachter van zijn dochter, kolonel Joeri Boedanov, achter de tralies thuishoorde.
Op zijn proces in februari 2001, het eerste waarop een Russisch militair terechtstond voor misdaden tegen Tsjetsjeense burgers, bekende Boedanov de feiten. Maar zijn advocaten wisten een attest van zwakzinnigheid voor te leggen, afgeleverd door het instituut dat destijds Russische dissidenten gek liet verklaren en opsluiten.
De Russen sloten de rangen, Boedanov was een patriot, hij handelde welhaast uit zelfverdediging. Het Westen lette op, maar niet op de 31ste december 2002. Op die dag kreeg moordenaar Boedanov vrijspraak. Een week later lekte de uitspraak uit, waarop in april vorig jaar een nieuw proces begon.
Sindsdien zakte Cheda weg in mijn geheugen. Tot zaterdag dus, toevallig twee weken na Beslan en luttele dagen nadat de Tsjetsjeens terrorist Basajev officieel zijn handtekening plaatste onder het gruwelijke schooldrama.
De rechtbank die zich over het lot van de kolonel-verkrachter-moordenaar moet uitspreken, blijkt algeheel voorstander van vrijspraak en rehabilitatie. Het is nu aan Poetin om de knoop door te hakken. Boedanov, nu nog de moordenaar, straks weer de kolonel. De Russische publieke opinie zal er niet om malen. Die Tsjetsjeense honden verdienen niet beter.
ZUID-KOREA- Schrijver Kim Young-ha over nihilisme en de zee voorbij de Demarcatielijn
Het universum van de Zuidkoreaanse schrijver Kim Young-ha (°1968) doet in zekere zin denken aan de werelden die zijn gevierde landgenoot, regisseur Kim Ki-Duk, oproept in films als 3-Iron of Samaritan Girl. Dat postmodernisme wortelt in het feit dat onze gigantische economische transformatie niet geschraagd was door een mentale evolutie van onze inse conservatieve en ondemocratische maatschappij, zo meent hij. Kim Young-has ook in het Nederlands vertaalde debuut Ik heb het recht om mezelf te vernietigen sloeg bij zijn publicatie in 1996 in als een bom. Best begrijpelijk, als je bedenkt dat het hoofdpersonage C zijn dagen slijt met het speuren naar cliënten die hij dan begeleidt naar hun zelfmoord. Redenen om er een einde te maken hebben deze jonge, knappe en getalenteerde vrouwen overigens niet. Dergelijke overwegingen bestaan niet eens in Cs realiteit, daarvoor is ze tezeer ontdaan van menselijke relaties of gevoelens. Ze drijft louter op een volstrekt nihilisme en een grenzeloze verveling. Zelfs als Cs broer K, de chauffeur van een kogeltaxi, hem komt vertellen dat hij erover denkt om zijn voet dit keer niet op het laatste moment van het gaspedaal af te halen als hij aan zon honderdtachtig km per uur over de wegens scheurt, komt er geen poging tot redding. Als dat is wat je echt wil, kan ik je niet tegenhouden, klinkt het, waarop K antwoordt, dat hij al dacht dat zijn broer dat zou zeggen. Ook vluchten helpt niet. Hoe komt het dat het leven zo is, vraagt C zich in de laatste regel van het boek af, dat er nooit iets verandert, ook al ga je naar een heel ver land. Dat boek is de uiting van een generatie Seoulse jongeren zoals ik die in het midden van de jaren negentig waarnam, legt Kim uit. Kijk, je moet het traject zien dat wij hebben afgelegd. In de jaren tachtig waren we overtuigde Marxisten, in een rechtse militaire dictatuur als de Zuidkoreaanse duurde het tot 1986 vooraleer Das Kapital werd toegelaten. We preekten de revolutie, alleen duurde het feestje niet erg lang. De teleurstelling was gigantisch toen in 89 de Berlijnse Muur viel en even daarna de hele Sovjetunie implodeerde. Hoeft het dan te verbazen dat we tegen de eerste helft van de jaren negentig verschrikkelijk nihilistisch waren? In 93 zet Kim samen met vier vrienden het maandblad Yonul Yegam (hedendaagse voorgevoelens) op, waarin ze een lans breken voor het recht op luiheid, het recht op hallucinatie, op niet-stemmen of niet maatschappelijk participeren. Ons startkapitaal was de invaliditeitsuitkering die de vriendin van één van ons uitgekeerd kreeg toen ze door een auto-ongeval verlamd raakte. (schatert). Dat zou geen mensen meer doen. Maar dat blad en die hele periode waren een noodzakelijke voorwaarde voor de volwassenwording van onze maatschappij. Het is overigens vanuit die sociale groep, van ex-studenten-activisten en avant-garde-kunstenaars dat ook de moderne Zuidkoreaanse cinema is geboren. De inspiratie kwam uit een economisch razendsnel getransformeerde maatschappij wiens morele kader achterop bleef hinken. Fundamenteel is Zuid-Korea een erg conservatieve, hiërarchisch gestructureerde maatschappij. Ik moet onwillekeurig denken aan het autobiografische Tienduizend tranen (2000), waarin de voor adoptie naar de VS vertrokken Elisabeth Kim vertelt hoe ze getuige was van de moord op haar moeder omdat die aan een liefde voor een Amerikaanse militair tijdens de Koreaanse oorlog een bastaardkind overhield. Het buitensporige nationalisme, meent Kim, is inderdaad één van onze nationale kwalen, al beseffen velen het niet. In de jaren vijftig was die ideologie misschien nodig als bindmiddel voor de natie, maar sindsdien is het een monster geworden, een dat ons binnenkort overigens opnieuw parten zal spelen. In de voorbije jaren hebben tal van Zuidkoreaanse boeren immers een Filippijnse bruid uitgezocht omdat ze thuis geen huwelijkskandidaten vonden. Hun kinderen worden dus de gehate Honhyol of bastaards. Later deze maand verschijnt Kims nieuwe roman The empire of Light, over een Noordkoreaanse spion in Zuid-Korea, die zegt dat hij de drie naties onderhand goed kent: zijn geboorteland en Zuid-Korea voor 97 en Zuid-Korea erna. Die opdeling is echt heel pertinent, meent Kim. Zie je, de financiële crisis van 97 heeft een enorme impact op ons gehad: de talloze fabriekssluitingen leerden ons dat je niet kan rekenen op je bedrijf of je land als ultieme redder, wat we nochtans altijd gedaan hebben. We zijn door die crisis individualistischer geworden, we werden ethischer wezens met meer eigen verantwoordelijkheid. En dat is een goede zaak. De hele kwestie Noord- Zuid-Korea is in bepaalde opzichten overigens moeilijk te vatten. Hoe kan de Zuidkoreaanse maatschappij erin berusten dat de volksgenoten in het noorden veroordeeld zijn tot een van de ergste dictaturen ter wereld? Ach, weet je dat de meesten van ons de Demarcatielijn als een soort kust beschouwen, alsof er daar voorbij alleen nog de zee wacht? Kim lacht. Dat heb je in maatschappijen als de onze die niet echt gedemocratiseerd zijn, toch niet in termen van ware participatie van de burger aan de macht.
U kende de man al van het Rode Korenveld, van Leven, van de Rode Lantaarns en van de magische kungfu-films waar hij later furore mee maakte. En natuurlijk, Zhang Yimou was tevens verantwoordelijk voor het magistrale openingsmoment van de Olympische Spelen in Peking in augustus 2008. In een interview na die ceremonie zei hij het volgende: "I have conducted operas in the West. It was so troublesome. They only work four and a half days each week. Everyday there are two coffee breaks. There cannot be any discomfort, because of human rights. This can really worry me to death. Wow, one week, I thought I should have rehearsed it very smoothly already, but they could not even stand in straight lines yet. You could not criticize them either. They all belong to some organizations. .they have all kind of institutions, unions. We do not have that. We can work very hard, can withstand lots of bitterness. We can achieve in one week what they can achieve in one month. Therefore our actors can give such a high quality performance. I think other than North Korea, no other country can achieve this in the world".
De Korea's- Joo Sang-joon was bijna in zee verdronken
De Zuidkoreaanse schrijver Kim Young-ha zei me vanochtend dat het voor veel van zijn landgenoten lijkt alsof de Demarcatielijn met het noorden een soort strand is, waar voorbij de zee zich uitstrekt. En niet een van de ergste dictaturen ter wereld. Hij weet het aan de machteloosheid van de burger, die officieel wel in een democratie woont maar vaak toch niet goed zou weten wat daaronder kan worden verstaan. Of beter: in welke mate hij of zij daarmee iets aan zijn of haar lot en dat van anderen kan doen. Ik moest onwillekeurig aan het verhaal van Joo Sang-joon denken, dat ik daags na Kerstmis 2007 schreef. Het ging zo: Joo Sang-joon heeft het er ternauwernood levend afgebracht. De Noord-Koreaanse activist hielp de voorbije jaren talloze landgenoten vluchten. Vier maanden terug liep hij tegen de lamp. Alleen door grote internationale druk kwam hij vorige week heelhuids in Seoel aan. Het verhaal van Joo Sang-joon leest als een gruwelijke tragedie. Ze werd aan de wereld geopenbaard door Sunday Times-journalist Michael Sheridan. Sommigen geloven zelfs dat diens inspanningen om Joons lotgevallen internationaal bekend te maken Joon hebben behoed voor een executie door het regime van Kim Jong-il.
De man moet een jaar of 36 zijn, is onderhand bekeerd tot het christendom en werkt bij een Zuid-Koreaans missienetwerk. Je zou voor minder in God gaan geloven: tijdens de hongersnood die aan miljoenen Noord-Koreanen het leven kostte in het midden van de jaren negentig verloor Joo zijn vrouw en jongste zoontje. Hij besloot te vluchten met zijn toen tien jaar oude eerste kind, maar toen ze via de Gobiwoestijn probeerden te ontkomen aan de Chinese en Noord-Koreaanse agenten ging het jongetje dood. Joo zegt dat hij alleen in staat is om te blijven leven en te kunnen omgaan met het verdriet over het verlies van zijn hele familie door zich voor zijn landgenoten in te zetten. Nadat hij zich tot het christendom had bekeerd en een Zuid-Koreaans paspoort had gekregen, keerde hij terug naar de grens tussen Noordoost-China en Noord-Korea. Vele duizenden Noord-Koreaanse burgers proberen daar vooral in de winter, als de Yalu- en de Tumenrivier grotendeels zijn bevroren, te ontsnappen. Hij zorgde voor onderduikadressen, regelde voedsel en kleren voor mensen die vaak wekenlang in bevroren putten in de grond moesten verblijven en probeerde de vluchtelingen zo goed mogelijk bij te staan met goede raad en nuttige adressen. Journalist Sheridan ontmoette de man vorig jaar en die vertelde hoe hij mensen voorthelpt tot aan de Laotiaanse grens, vanwaar geprobeerd wordt om contact op te nemen met de Zuid-Koreaanse autoriteiten. In het beste geval krijgen ze daar dan verblijfspapieren. In welke omstandigheden Joo dit najaar werd opgepakt, is onduidelijk, maar vaststaat wel dat hij de voorbije vier maanden in een Chinese cel heeft gezeten, wachtend op uitlevering aan Pyongyang. Dat laatste zou gegarandeerd zijn uitgemond in zijn executie, want Joo stond bekend om zijn hulp bij ontsnappingspogingen. Bovendien werden er de voorbije maanden en jaren al verschillende gevallen gedocumenteerd van gevluchte burgers die meteen bij overlevering aan de Noord-Koreaanse autoriteiten werden vermoord. Ook verhalen over zwangere vrouwen die bij terugkeer een gedwongen abortus moeten ondergaan, circuleren.
Mensenrechtenrapport
Een hulporganisatie wil die nu systematisch onderzoeken en daar een rapport over presenteren, dat volgend jaar rond zou moeten zijn. Zeker is dat de Chinese autoriteiten van die praktijken op de hoogte zijn, want er is zelfs een circulaire die stelt dat zwangere vluchtelingen niet mogen worden teruggestuurd. Joo is nu door China aan Seoel uitgeleverd, wat gezien zijn Zuid-Koreaanse paspoort logisch lijkt. Alleen, zo schrijft Sheridan, zijn er verschillende gevallen bekend van vluchtelingen wier paspoort is zoekgemaakt door de Chinese autoriteiten, wat een uitlevering aan Noord-Korea mogelijk maakt. Op zijn vrijlating werd in Zuid-Korea jubelend gereageerd. "Het is het mooiste kerstgeschenk dat we ons konden wensen", aldus een priester die zich voor de opvang van Noord-Koreaanse vluchtelingen inzet.
Senegal- Negen homoâs krijgen acht jaar celstraf
Negen Senegalezen zijn donderdag tot een celstraf van acht jaar veroordeeld wegens het stellen van tegennatuurlijke daden. De maximale strafmaat daarvoor is slechts vijf jaar, maar de rechter deed er drie jaar bovenop. Volgens de Senegalese krant Le Soleil speelden de feiten zich op 21 december af, toen negen mannen in een huis in Mbao, een buitenwijk van de Senegalese hoofdstad Dakar, een feestje hielden in een private woning. Volgens sommige bronnen was de politie getipt over de losbandigheid die er zich voltrok, anderen beweren dat de mannen aan het eten waren en dat de politie bij de huiszoeking alleen condooms vond. Hoe dan ook, de negen werden donderdag veroordeeld tot maar liefst acht jaar cel. Dat is op zich al opmerkelijk: de openbare aanklager vroeg immers vijf jaar, maar de rechter deed er nog drie jaar bovenop. Op zon moment, zo vertelde de Senegalese erevoorzitter van de Internationale Federatie voor de Mensenrechten, Sidiki Kaba, aan Radio24, wil een rechter tonen dat hij het moreel juiste doet, hij handelt vooral naar de sociale druk. Hij wil zich laten zien als een man die met harde hand optreedt tegen het zogenaamd onaanvaardbare. Ironisch genoeg is er in het Senegalese strafrecht geen verbod op homoseksualiteit. Er is alleen een clausule die tegennatuurlijke daden verbiedt, waarmee dan homoseksualiteit en zoöfilie wordt bedoeld. Dat artikel gaat overigens in tegen de verschillende mensenrechtenconvenanten die Dakar heeft geratificeerd maar alle pogingen om de regering van president Abdoulaye Wade tot handelen aan te zetten, mislukten tot dusver. Hij steekt zich weg achter het feit dat het nog een Frans wetsartikel is, daterend uit de koloniale tijd.
Aidspreventie
De drie extra jaren slaan volgens de advocaat van de verdediging op het feit dat de beklaagden lid waren van Andligeey, een homo-organisatie die aan aidspreventie doet. In 2005 publiceerde de internationale homokoepel ILGA een interview met een anoniem lid van de organisatie. Daarin vertelde die dat er vanuit het buitenland geld was gekomen om een aidspreventieproject voor homos op te zetten in Senegal, maar dat was door Dakar geblokkeerd omdat homoseksualiteit niet aanvaardbaar is. Op dat moment was de overheid van plan om een speciale commissie op te zetten die dan zou kijken of het geld toch kon worden uitgekeerd, maar de anonieme man was niet optimistisch. Hij vertelde voorts over het onderzoek dat de Universiteit van Dakar in 2003 had uitgevoerd onder meer dan 200 homos. Daaruit was onder meer gebleken dat 86 procent van hen getrouwd was en kinderen had en veelal geen condooms gebruikte, ook niet met een partner van hetzelfde geslacht. Toen de resultaten in de pers werden gepubliceerd, aldus de man, werden tal van betrokkenen het slachtoffer van homofobe aanvallen. Nu zijn de meesten van ons nog minder bereid om over homoseksualiteit te praten. Het lijkt wel alsof men naar ons wilde luisteren om ons dan te kunnen aanklagen. De man vertelt dat hij en zijn collegas probeerden de lokale afdeling van Amnesty International te motiveren om rond de seksuele rechten van minoriteiten te werken. Hij kreeg er te horen dat zulks deel uitmaakt van het mandaat van de organisatie maar dat men niet bereid was om daar iets rond te doen. Ook benaderde hij de beroemde Senegalese zanger Youssou Ndour. Hij vertelde me dat hij dacht dat zijn carrière in het gedrang zou komen en dat de waarden in Senegal niet voldoende geëvolueerd waren om er iets aan te doen. De negen mannen zijn overigens niet de eerste slachtoffers van homofobie in Senegal. In februari nog werd een handvol mannen opgepakt nadat een glossy een reportage publiceerde over een vermeend homohuwelijk in Dakar. Een van de mannen die daarop te herkennen was, de rapper Pape Mbaye, werd bijna gelyncht door een razende menigte. Hij vluchtte in mei naar Gambia, waar de president luttele dagen later zei dat homos bij voorkeur onthoofd moesten worden. Na zijn terugkeer naar Dakar bood Human Rights Watch hem bescherming en uiteindelijk kon hij ontkomen naar Ghana. Maar ook daar werd hij aangevallen door mensen die hem herkenden en met de hulp van de mensenrechtenorganisatie arriveerde hij midden augustus uiteindelijk in New York, waar hij politiek asiel kreeg. In augustus vorig jaar werden tevens een Belg en zijn Senegalese echtgenoot veroordeeld tot twee jaar effectief. Deze Richard Lambeau was in juli in België met zijn Senegalese huisbediende getrouwd en werd bij terugkeer in Dakar met zijn geliefde in bed ontdekt door de tuinman. Die laatste zou de politie hebben gewaarschuwd.
GAZA- Getuigenis uit de oorlogszone: âWie van ons zal er morgen nog leven?
Waarom moet ik de prijs betalen, waaraan verdiende ik het om hier geboren te worden. Humanitair recht, waar ben je? Ben je meer dan een simpele theorie? Aan het woord is Ayda Abdelbari (36), een Palestijnse in Gaza die aan de Brussel VUB over humanitair recht zou doctoreren.
Ze klinkt aan de andere kant van de lijn alsof ze uit een andere stad in dit land belt, niet uit een andere wereld waarvan we ons de verschrikkingen alleen via de televisie kunnen voorstellen. Ze had in Brussel moeten zijn, maar het was de hersentumor van haar 34-jarige broer die haar thuishield in Gaza. Ze hebben hem donderdag begraven, hij is gestorven in het appartement aan zee dat twee weken geleden al ontruimd had moeten zijn. Abdelkari en haar familie hebben geweigerd, hij kon zich sinds november niet meer bewegen, zie je, we konden hem transporteren noch achterlaten. En waar zouden we heen hebben gemoeten? We hebben alleen deze plek in de wereld. Als we dood moeten, dan liever samen, als één familie. Met een kalmte die ik alleen maar kan bewonderen vertelt ze dat haar broer op 7 januari, op zijn verjaardag, is gestorven. Ze hadden dringende medicijnen voor hem nodig, maar de ziekenhuizen van Gaza zijn zo overbelast dat ze zich moeilijk nog over een terminale kankerpatiënt als hij konden ontfermen. Gesteld is dat, dat ze hem überhaupt daarheen hadden kunnen krijgen. Het pijnlijkste was om hem daar bewegingsloos te zien liggen, zacht huilend, met zijn dochtertje van zes en zijn zoontje van vier naast hem. Papa moet ons beschermen, huilden ze, maar hij kan niet. Hij huilt zelf. Ik zei dat het niet zo was, wat moet je, en beloofde ze dat ik melk voor ze zou vinden. En zelfs dat lukte niet. We hebben al twee weken geen elektriciteit meer en het waterstation is dicht omdat het zelfs geen brandstof vindt voor de generator. Het enige wat we kunnen doen is water uit zee halen en het koken, alleen ben ik bang, bang voor de tien meter tussen mijn huis en de branding. Weet je, ze schieten op alles, eerder deze week zijn vier jongetjes uit onze straat tijdens het voetballen omgekomen. Waarom bombardeert het leger een braakliggend terrein? Weet u het misschien? Ik probeer haar te vragen wie ze verantwoordelijk acht voor het onderhand twee weken oude drama in Gaza. Abdelbari moet daar een mening over hebben, ze studeerde aan Amerikaanse uninversiteiten, werkte vervolgens voor een Israëlische mensenrechtenorganisatie en zou nu haar doctorale verhandeling over humanitair recht schrijven aan de VUB. Daar is het nu de tijd niet voor, antwoordt ze, dit is geen dag voor analyses, voor wikken en wegen over schuldvragen en consequenties. Een mens ben ik nu nog louter, een die zich afvraagt of het humanitaire recht een grap is, een mens die bovenal wil dat het geweld ophoudt. Weet u dat we elke nacht van elkaar afscheid nemen voor het slapengaan? Wie van ons zal er morgenochtend immers nog leven? Mij zal u Hamas niet horen verdedigen, ik heb niet voor ze gestemd, ik was toen in de VS. Maar het gaat daar nu, op deze vrijdag zonder elektriciteit en water, helemaal niet over. Vertel me wat ik misdaan heb, zodat ik het niet verdien dat jullie, Europa, de internationale gemeenschap, de vaders en moeders van kinderen, het voor me zouden opnemen? Is er een verschil tussen jullie en ons?
In Blood on their hands, child killings by the Israeli Army in the Gaza Strip, June 2007-June 2008 van het Palestijnse Centrum voor Mensenrechten vertellen tal van kinderen wat hen persoonlijk overkwam. Neem het onwaarschijnlijke verhaal van de twaalfjarige Samira, die op 7 mei van vorig jaar met haar moeder en haar jongere broertje en zusje thuis was in New Asabasan, tegen de oostelijke grens met Israël. Samira was niet naar school gegaan omdat het Israëlische leger een operatie uitvoerde in het dorp, vanwaar overigens geen raketten waren afgevuurd op Israëlisch grondgebied. Evenmin bleken er gewapende strijders in het dorp te zijn. Mijn moeder was rond de middag thuisgekomen, ze had een andere weg moeten nemen want de tanks blokkeerden het centrum. Ze wist dat de soldaten elk huis zouden doorzoeken en had de poort opengelaten. Ze had haar hoofddoek omgedaan, ze verwachtte dat ze gauw zouden komen. Om vier uur hoorden we ze het metalen hek openen. Moeder had ook de voordeur niet op slot gedaan, ze hoefden maar binnen te komen. Maar zo ging het niet. Met explosieven werd de voordeur opgeblazen. Samiras moeder stond er vlakbij. Ze werd onthoofd door de ontploffing. Ik stond in de deuropening van de slaapkamer. Ze waren met zijn tienen, ze duwden ons, de kinderen, de slaapkamer in. We mochten moeder niet zien. Een van hen schreeuwde naar mijn broertje en zusje. Ik was erg bang, ze richtten hun geweren op ons. Een half uur later vraagt Samira herhaaldelijk of ze naar het toilet mag, wat uiteindelijk kan. Toen ik terugkwam, wilden ze verhinderen dat ik moeder zag, ze lag onder tapijten en de soldaten zeiden dat ze dood was. Vijf uur lang moesten Samira en de andere kinderen in de slaapkamer blijven. Eén van hen zei shalom toen ze vertrokken. Het was donker, ik wilde een lamp aansteken maar op mijn weg naar de keuken viel ik over het lichaam van mijn moeder. Het was de vierde keer dat het leger kwam, zou Samiras vader later vertellen. Ze wisten perfect wie er woonde. Mijn jongste dochter, aldus nog de man, is nu vijf, en ze weigert te spreken over wat er toen gebeurde.
Het wemelt onderhand van de kindergraven in Gaza. Sinds het begin van deze oorlog zijn al meer dan 130 kinderen gedood en tussen de aanvang van de tweede intifada in september 2000 en juni van vorig jaar overleefden 548 jongens en meisjes een ontmoeting met het Israëlische leger niet. Het aantal verminkte levens is daar nog een veelvoud van, in dit kleine territorium waar meer dan de helft van de 1,5 miljoen inwoners kinderen zijn. In de voorbije twaalf dagen, zo blijkt uit cijfers van de VN, raakten minstens 1.000 kinderen gewond. België vroeg aan het Tsjechische EU-voorzitterschap overigens om te zien of gewonde kinderen naar ons land konden worden overgebracht voor verzorging. Ook andere EU-lidstaten toonden zich daartoe al bereid.
Gigantische angst
De oorlog maakt overigens evengoed psychische als fysieke schade. Zo blijkt uit onderzoek van kinderpsychiater Abdel Aziz Mousa Thabet onder 251 kinderen van zes tot zestien in 2006 en 2007 dat 70 procent van hen last heeft van posttraumatische stress, wat tal van vaak vage lichamelijke kwalen oplevert, en een gigantische angst en concentratieproblemen. Uit die research blijkt voorts dat elk kind in zijn korte leven al gemiddeld dertien traumatische ervaringen had en fundamenteel weg wil vluchten, maar het gevoel heeft geen kant op te kunnen. Een op de drie kinderen werd met een geweer bedreigd, evenveel kinderen zagen hoe een naaste verwant werd vermoord en dubbel zoveel meisjes en jongens waren de toeschouwer van het inslaan van raketten met dodelijke gevolgen. Drie op de vier kinderen zagen een vriendje sterven na een raketinval, zeven op de tien waren er getuigen van dat hun huis werd weggebulldozerd door het Israëlische leger. Liefst 40 procent van de kinderen bleek te kampen met slapeloosheid, evenveel anderen hadden last van onverklaarbare zenuwachtigheid en slaagde er niet in pijnlijke herinneringen uit te wissen, aldus nog dokter Thabet in een interview met het Palestijnse Centrum voor Mensenrechten in juli vorig jaar. Thabet, die overigens de enige kinderpsychiater van Gaza is, waarschuwt tevens al jaren voor de gevolgen van dit enorme collectieve trauma op het sociale functioneren van deze kinderen later. Hij meent dat er een duidelijke ontsporing kan worden vastgesteld in het gedrag: twee generaties geleden had je de stenen gooiende jongeren van de eerste intifada, waartegen eveneens met buitensporig Israëlisch geweld werd gereageerd. De volgende generatie blies zichzelf op en de dokter vraagt zich af wat er in de komende jaren moet worden verwacht van de kinderen van vandaag. Een andere vaststelling betreft het effect van het gadeslaan van het overlijden van een naaste verwant door een kind. In een interview met de Britse krant The Guardian zegt Thabet dat jongens en meisjes daardoor vooral het gevoel krijgen dat hun ouders hen niet kunnen beschermen, en dat ze dat zelf ook niet kunnen. En zo brokkelt ook hun geloof in autoriteit af. Tevens hebben ze vaak last van schuldgevoelens over hun eigen overleven en geloven ze onbewust dat het leven kort is en veelal gewelddadig eindigt, wat hen makkelijker dan jongeren met een normale jeugd het idee van het martelarendom doet omarmen.
Hamas-tv
Situaties zoals de huidige oorlog in Gaza zorgen ervoor dat de scholen gesloten zijn en dat kinderen 24 uur per dag moeten binnenblijven, waar ze enerzijds worden blootgesteld aan het voortdurende lawaai van inslaande raketten en bommen en anderzijds al te vaak tv-kijken. Ook voor de effecten daarvan waarschuwt Thabet al jaren. In de meeste gezinnen wordt afgestemd op de Hamas-zender, die de bevolking de hele dag beelden laat zien van de oorlog, vaak ook in zijn allergruwelijkste details. En zo zien kinderen dagelijks afgerukte ledematen en mensen die tot hopen lillend vlees zijn herleid. Dat op zich is al traumatiserend, aldus Thabet. Het doet immers totaal afbreuk aan de menselijke waardigheid, het toont met andere woorden hoe goedkoop een leven wel is.
Chinezen duiken almaar jonger voor het eerst het bed in met hun liefje. Ze zijn onwaarschijnlijk veel ontrouwer dan toen Mao nog de plak zwaaide, scheiden sneller en laten vaker een abortus uitvoeren. Er voltrekt zich in het Rijk van het Midden een ware seksuele omwenteling. e beelden van zingende legers volstrekt aseksuele Chinese mannen en vrouwen in Maopakken en met dito kapsels hebben de voorbije kwarteeuw plaats gemaakt voor berichten over seksuele bloggers, de prostitutie als illegale miljardenindustrie, China's wereldleiderschap inzake de productie van seksspeeltjes en detectivebureaus die minnaressen opsporen. Zelfs in de ernstige actualiteit laat die seksrevolutie zich gelden. Toen Liu Zhihua, viceburgemeester van Peking en bevoegd voor de infrastructuurwerken van de Olympische Spelen, in juni vorig jaar werd gearresteerd wegens corruptie, werd al gauw duidelijk waarvoor hij al dat geld moest verduisteren. Hij hield er in Kuangou een maxilustprieel op na met tal van concubines. Maar eenduidig is seksualiteit in China niet en ook twintig jaar geleden waren de dingen geenszins wat ze leken. Zeventiende-eeuwse erotische fictie zoals Lustgebed was hier nog onbekend, want niet vertaald. Wij moesten wachten tot 1991 om te lezen hoe ene Li Yu sarcastisch vertelt over de wondere manieren om een penis krachtiger te maken door er bijvoorbeeld stukken in te integreren van het lid van een daadkrachtige hond, met alle gevolgen van dien. Maar als studenten sinologie hadden we wel al het standaardwerk Het seksuele leven in het klassieke China van de Nederlandse diplomaat Robert Van Gulik verslonden, ons onwillekeurig verheugend op de geneugten die ons tijdens een langdurig verblijf in het Rijk van het Midden te wachten stonden. Wat ons vooral beviel, was de meer dan tweeduizend jaar geleden ontstane opvatting dat "sperma het kostbaarste goed is dat een man bezit, niet alleen de bron van zijn gezondheid, maar ook van het leven zelf. Elke lozing ervan zal zijn vitale kracht verminderen, behalve dan als die wordt gecompenseerd door de verwerving van een even grote hoeveelheid vrouwelijke yin-essentie. Daartoe moet de man de coïtus zolang mogelijk laten duren en hoort hij zijn partner altijd weer de totale bevrediging te verschaffen, zonder zichzelf, behalve op geschikte momenten, een orgasme toe te laten". Dit uit het daoïsme stammende concept leek veelbelovend. Minstens even interessant was dat er in de loop der eeuwen tal van werken verschenen waarin geperfectioneerde seksuele technieken als 'de kunst van de slaapkamer' werden gebundeld. De praktijk in het Shanghai van de tweede helft van de jaren tachtig viel ons, studenten, evenwel tegen. En hoe. Er hing in die stad, die een halve eeuw eerder nog 'de hoer van de Oriënt' werd genoemd, ongeveer evenveel seks in de lucht als op de gerontologische afdeling van een doorsneewesterse verzorgingsinstelling. Het duurde enige tijd voor we het doorhadden, maar de modale Chinese man gunde ons geen blik waardig en de enigen die onze meisjesharten tenminste poogden sneller te laten slaan, waren Afrikaanse studenten die in het kader van een of ander socialistisch uitwisselings- en ontwikkelingsprogramma veroordeeld waren tot jarenlange studies landbouwkunde of medicijnen. Hoe was het toch mogelijk? We hadden er geen flauw idee van dat Mao's revolutie de seksualiteit van zijn onderdanen dermate parten had gespeeld en nog minder wisten we dat het concept van huwelijk en familieleven vanaf de jaren vijftig werd gedomineerd door ideeën van hard werken en collectief enthousiasme voor het nieuwe China. De liefde bedrijven was een louter reproductieve oefening geworden ter verbetering van de familie en de maatschappij. Wie seksueel plezier nastreefde, maakte zich schuldig aan bourgeoisdenken. China was in de ban van de socialistische kuisheid en het enige wat sommige jongeren zichzelf gunden was kijken naar Kanaal Dertien, zoals dat heette. Of concreet: ongemerkt gluren naar stellen die zich aan onbetamelijkheden te buiten gingen in een park of plantsoen. James Farrer, auteur van Opening up, Youth Sex Culture and Market Reform in Shanghai, kon voor zijn onderzoek tal van interne politierapporten inkijken en besloot dat er best wel wat te beleven viel voor gluurders, maar dat de prijs van de lust vaak erg hoog was. Tussen juni en september 1983, zo schrijft hij, werden er maar liefst 501 paren 'gearresteerd' in het Shanghaipark. Dat zijn er vijf per dag, de hele zomer lang. In 20 procent van de gevallen, zo staat in het politierapport, ging het om copulatie. De politieman die het rapport aan Farrer overhandigde, zei erbij dat de betrokkenen steevast werden gestraft door hun werkeenheid en dat in gevallen van 'asociaal gedrag', waarmee hij doelde op prostitutie of buitenechtelijke seks, er vaak een administratieve detentie werd bevolen. Maximaal vier jaar achter de tralies zonder enige vorm van proces wegens geflikfooi in het park. Bovendien, zo bleek nog uit het rapport, hadden sommige fans van Kanaal Dertien schijnbaar last van dadendrang. De politie kreeg immers steeds meer klachten van stellen die in het park door vermeende agenten werden aangehouden. Deze namen alleen de vrouw mee voor zogenaamde ondervraging, maar verkrachtten haar, al dan niet in groep. Een Shanghai haast zonder sexappeal, het is ook uit onderzoek van die tijd af te lezen. Zo vond 80 procent van de Shanghainezen in 1990 nog dat de kuisheid van een vrouw belangrijker was dan haar leven. Maar erg diep zat die overtuiging schijnbaar niet geworteld, of toch niet bij jongeren. Ik herinner me nog de conversatie met een universiteitsstudente geschiedenis, met wie ik op een reis halverwege de jaren negentig twee dagen de kamer deelde. We hadden nog maar net de gebruikelijke personalia uitgewisseld of de duidelijk erg ondernemende jongedame wilde dat ik haar uitlegde hoe je een westerse man seksueel het meeste kunt behagen. Ze vroeg zich ook af of het feit dat Chinese vrouwen doorgaans geen boezem hebben waarin je kunt verdrinken, hen parten zou spelen. Dat de seksuele gêne ergens rond de decenniumwisseling is verdwenen, blijkt ook uit studies. Zo stelde 's lands beroemdste seksuoloog, Pan Shuiming, in een groot onderzoek in 1995 vast dat het aantal jonge stedelingen die voorhuwelijkse seks goedkeurden tussen 1986 en 1992 gestegen was van 50 tot 70 procent. Onder leerlingen van het hoger middelbaar bleek 40 procent gewonnen te zijn voor voorhuwelijkse seks als dat uit liefde gebeurde, terwijl 35 procent vond dat het moest kunnen als beide mensen het wilden. Andere onderzoekers, die in heel China twintigduizend mensen ondervraagden, stelden dan weer vast dat hoe jonger en hoe beter opgeleid mensen waren, des te groter de kans was dat ze niet op het huwelijk zouden wachten om met hun partner naar bed te gaan. Bovendien bleek uit datzelfde onderzoek uit 1997 dat iets meer dan de helft van de stedelingen buitenechtelijke seks begrijpelijk vond als de relatie met de huwelijkspartner slecht was, al viel het op dat vrouwen hierin minder tolerant waren dan hun echtgenoten. De liefde werd duidelijk steeds vaker voor en buiten het huwelijk bedreven, maar met de kennis van de vleselijke lusten en hun consequenties was het niet al te best gesteld. Toen aan het einde van de jaren tachtig de seksuele voorlichting haar intrede deed op de scholen steigerden op tal van plaatsen zowel de leraren als de ouders. Ze zagen een dergelijk onderricht als een ongewenste stimulans van de seksuele interesse van jongeren. Dat er behoefte was aan kennis spreekt nochtans uit de cijfers. Toen onderzoeker Xu in 1997 iets meer dan drieduizend gehuwde vrouwen van gemiddeld 39 jaar oud en bijna vierduizend gehuwde mannen van gemiddeld 41 jaar ondervroeg, bleek dat de helft van hen de term 'orgasme' niet kende en dat dit aantal onder vijftigplussers zelfs steeg tot driekwart. Tegelijk had 11 procent van de stedelingen en bijna een kwart van de rurale respondenten altijd seks zonder voorspel. Vier op de tien vrouwen gaven aan zelden of nooit genot te beleven aan het bedrijven van de liefde, één op de drie vond het vaak een pijnlijke bedoening en slechts één op de vijf had het in bed altijd naar haar zin. Hun zonen en dochters doen het nu evenwel anders. Onderzoek van seksuologe Li Yinhe geeft aan dat in 1989 slechts 15 procent van de Pekinezen voorhuwelijkse seks had gehad, maar dat dit aantal tegen 2005 al tot meer dan 70 procent was gestegen. "Er voltrekt zich een stille seksuele revolutie in China", dixit Li. "Dat is de belangrijkste conclusie na tien jaar onderzoek." Niet alleen duiken Chinese jongens en meisjes ook zonder huwelijksverbintenis met elkaar het bed in, ze doen dat ook op almaar jongere leeftijd. In de jaren zestig had de ontmaagding bij stedelingen gemiddeld rond de leeftijd van 26 jaar plaats, in de jaren tachtig was dat twee jaar eerder en bij de huidige tieners gebeurt het gemiddeld op hun zeventiende. Li stelde ook vast dat een derde van de jonge stedelingen vindt dat buitenechtelijke seks moet kunnen, wat wellicht ook verklaart waarom het aantal echtscheidingen in een recordtempo toeneemt, met overspel als een van de belangrijkste redenen. In 1980 vroegen 341.000 stellen de ontbinding van hun huwelijk aan, een kwarteeuw later zijn dat er jaarlijks vier keer zoveel. Deng Xiaoping waarschuwde er in 1979 al voor, bij de introductie van zijn opendeurpolitiek. Als je het raam openzet, oreerde hij, is het niet te vermijden dat er hier en daar een vlieg binnenkomt. In de loop van de jaren tachtig werden er geregeld campagnes gehouden tegen zogenaamde 'spirituele vervuiling'. Maar is het wel de introductie van westerse goederen en ideeën die de Chinese geesten en harten in seksueel opzicht heeft bezoedeld? Professor Pan Suiming schrijft in zijn bijdrage aan Routledges Sex and Sexuality in China (2006) dat de huidige revolutie zo ongeveer niets met westerse invloed vandoen heeft, maar dat ze haar wortels heeft in de introductie van het eenkindbeleid in 1981. "Zodra de enige toegestane nakomeling op de wereld is gezet, wordt het vinden van genot en tevredenheid in een relatie de enige resterende reden om de liefde te bedrijven. Seks als puur genot deed aldus zijn intrede." Bovendien kon de overheid geen eenkindbeleid voeren als ze niet tegelijk het gebruik van voorbehoedsmiddelen promootte en abortus mogelijk maakte, zodat er voor deze fenomenen een grote sociale tolerantie ontstond. Dat blijkt ook uit de cijfers. De helft van alle stedelijke vrouwen en iets meer dan een kwart van hun rurale seksegenoten van jonger dan veertig jaar, gaven in het laatste grote seksonderzoek (1999-2000) te kennen dat ze al een abortus hadden ondergaan. Tegelijk bande de wijde verspreiding van anticonceptiva de vrees voor ongewenste zwangerschap uit, alsook voor het geroddel dat daaruit zou voortvloeien. En aldus, zo stelde Pan Suiming vast, werd ook de angst voor buitenechtelijke relaties veel minder groot. Bovendien noopt de beperking van het nageslacht tot één kind vader en moeder veel minder lang dan vroeger tot een hechte samenwerking bij de opvoeding van de kinderen, waarmee een oude remmende factor op het aanvragen van een echtscheiding is weggevallen. En precies omdat er minder kinderen zijn, is men minder bang om een scheve schaats te rijden. Het Chinese spreekwoord stelt immers dat de grootste angst van de overspelige niet de politie of de echtgeno(o)t(e) is, maar het oordeel van de kinderen. Van wat de rest van de familie zal denken hoeven de meesten zich nog maar weinig aan te trekken. Twee derde van de stedelingen hokt niet meer met de bejaarde ouders samen en driekwart van de min-35-jarigen meent zelfs dat de familie zich nooit mengt in eventuele relationele of huwelijksproblemen. "De huidige seksuele revolutie", schrijft Pan Suiming, "heeft de demografische explosie van de Culturele Revolutie als vader en het eenkindbeleid dat daardoor noodzakelijk werd als moeder. De opendeurpolitiek heeft er slechts in die mate toe bijgedragen dat ze heeft gezorgd voor de afbouw van de sociale controle die vroeger werd uitgeoefend door de werkeenheden en de wijkcomités, en voor een duidelijke scheiding tussen de publieke en de private sfeer." De echte seksuele revolutie, zo schrijven anderen, is te wijten aan het internet. Er zijn meer dan 100 miljoen internetgebruikers en voor driekwart van de Chinese jongeren, zo blijkt uit onderzoek, is het internet de belangrijkste informatiebron aangaande seksualiteit. Maar afdoende is die voorlichting niet, want uit een studie van de populaire website Sohu blijkt dat slechts één op de vijf ondervraagden weet waar de clitoris zich bevindt. Een wellicht nog dramatischer gevolg van dat gebrek aan kennis van seksualiteit is dat het aantal abortussen de jongste jaren dramatisch stijgt en dat het steeds vaker ongehuwden zijn die ervoor opteren. Driekwart van de vrouwen die een abortus onderging, was in 1999 nog gehuwd, tegen 2004 was dat nog maar één op de drie. Het internet is tegelijk een forum om mensen te ontmoeten. Een studie geeft zelfs aan dat een derde van alle onenightstands in het hele land op deze manier wordt geregeld. Bovendien kom je, alleen achter het computerscherm, ook almaar beter aan je trekken. De afgelopen jaren manifesteerden er zich immers hoe langer hoe meer vrouwelijke, seksueel expliciete bloggers. In de zomer van 2003 begon de 25-jarige Cantonese journaliste Li Li onder het pseudoniem Muzi Mei korte essays te schrijven over haar seksleven op het internet. De inhoud van die schrijfsels was zeker naar westerse normen niet echt gortig, maar er kwam grote ophef toen ze het had over een seksueel avontuur in een steegje met de bekende Chinese rockster Wang Lei, aan wie ze een 'hondenstijl' toeschreef. Diezelfde Muzi Mei deed enige tijd later een internetprovider crashen, toen ze een 25 minuten durende opname op haar blog zette over een andere seksuele ontmoeting. Tienduizenden mensen probeerden tegelijk op de website te komen, met het bekende resultaat. Muzi Mei werd uiteindelijk door de internetpolitie ontmaskerd en verloor haar job. Maar in China was ze ondertussen wereldberoemd, een status die ook ene Mu Mu nastreefde. Op haar blog, die in juli 2005 van start ging, noemt zij zich een dansmeisje uit Shanghai dat tevens een partijlidkaart heeft. Elke avond rond middernacht verscheen ze op haar blog, in weinig verhullende kledij, gefilmd met een webcam. Mu Mu lette er altijd op dat haar gezicht niet te zien was, wat de interesse van de vele duizenden fans alleen maar vergrootte. Daarna kwam Yin Ling, een in Taiwan geboren schone die een deel van haar jeugd in Japan had doorgebracht en die zich immer door een Russische fotograaf liet fotograferen. Maar hoe. Op het ene plaatje is ze met Mao's Rode Boekje in bikini te zien, op het andere staat ze in sm-outfit tussen oudjes in een hutong. Al even opmerkelijk zijn vrouwen als Liu Mangyan, die een 'encyclopedie van het bed' op haar weblog zette, compleet met de geluiden van het liefdesspel, pillowtalk in de verschillende regionale dialecten en de grootst mogelijke keuze aan seksuele slang. Een van haar beroemdste uitspraken is: "Ik heb geen wereldse bezittingen, behalve twee vibrators." Lyn Jeffery, onderzoekster van het Institute for the Future in California, meent dat al deze vrouwen veel aandacht krijgen omdat China's medialandschap nog altijd erg schraal is. De overheid blijft de inhoud van websites immers systematisch controleren en treedt bijwijlen erg repressief op. Muzi Mei, Yin Ling en Liu Mangyan willen louter sterren worden, vinden velen. Maar volgens Naizhu, een Cantonese journaliste die ook al jaren een eigen weblog heeft, is de kous daarmee niet af. De belangrijkste consequentie van al deze vrouwelijke seksuele blogs, meent zij, is dat jonge vrouwen nu met hun vriend praten over seksualiteit. "Dezer dagen is het eerste wat mannen op een afspraakje vragen of je niet over hen gaat bloggen", aldus Naizhu. De geschreven pers hinkt nog enigszins achterop. Hoewel, ook in deze branche veranderen de tijden snel. Pornografie is nog altijd verboden, maar een blad als Voor hem, met een oplage van 480.000 exemplaren, heeft toch artikels met als titel 'Hoe het te doen in vijf minuten', of 'Omdat een sekspauze hetzelfde is als een koffiepauze', en 'De gevaarlijke seksreis van Qiqi'. Het blad wordt door de Nationale Toerismeadministratie gepubliceerd en hoofdredacteur Jacky Jin zegt vooral te mikken op de nieuwe Chinese metroseksueel, die geïnteresseerd is in auto's, gadgets en vrouwen. Vijf jaar geleden nog werden bladen met schaars geklede vrouwen uit de rekken gehaald en de enige publicaties waarin je voluptueuze vormen te zien kreeg, waren voorlichtingsboeken of kunstpublicaties die doorgaans alleen in de boekhandels van luchthavens te krijgen waren. Anno 2007 is dat wel anders. Zelfs het officiële persbureau Xinhua pakt uit met fotoreeksen van de "tien heetste babes van het jaar" en met "zelden geziene foto's van sexy mannen". De verklaring daarvoor, argumenteert professor Pan Suiming, moet je niet ver zoeken. "Het is de vrije markt en de drang om almaar meer geld te verdienen die de drijvende kracht zijn achter deze liberalisering." Sommigen zeggen dat het daarom niet lang meer zal duren vooraleer er zich een heuse porno-industrie ontwikkelt in China. Maar tegelijk, waarom zou een mens zich aan dergelijke illegale activiteiten wagen als de markt overspoeld wordt door buitenlandse gepirateerde porno-dvd's die voor een prikje kunnen worden aangeschaft? Het sop is wellicht de kool niet waard, wat voor een eveneens illegale activiteit als prostitutie anders ligt. Over het aantal vrouwen van lichte zeden in het hele land lopen de ramingen uiteen, maar tal van experts houden het op 1,5 tot 2 miljoen, uiteraard opgedeeld in tal van categorieën naargelang schoonheid, niveau van opleiding, leeftijd en afkomst. Er is evenwel één opzicht waarin de erg gestratificeerde wereld der Chinese pleziervrouwen verschilt van die in andere landen: met name het fenomeen van de 'ernai' (letterlijk 'twee melk', een verwijziging naar borsten) of minnaressen. Deze dames zijn een soort van statussymbool van een rijke man, een bewijs van zijn rijkdom en goede smaak. Dezer dagen zijn ze bij hoge partijkaderleden erg in zwang, maar aan het einde van de jaren tachtig waren het vooral Hongkongse en Taiwanese zakenlui die er in China een ernai op nahielden. In veel gevallen was dat overigens een behoorlijk praktische keuze. Aldus hoefde meneer tijdens zijn zakentrips in China niet langer in hotels te overnachten, maar beschikte hij over een soort allroundassistente die de post bijhield, relatiegeschenken aanschafte en nachtelijke diensten aanbood. Het fenomeen nam een behoorlijke omvang aan, in die mate zelfs dat er rond Shenzhen, aan de grens met Hongkong, hele ernaidorpen ontstonden, wijken van luxeappartementen, waar vooral het aantal fitnesscentra, kapsalons en wellnessetablissementen opvalt. Als Taiwanese mannen een ernai hebben, zo blijkt uit een studie van Shen Hsiu-hua, is dat voor hen geen indicatie van een slecht huwelijk. Integendeel, de bijzit is geenszins bedreigend voor het echtelijke geluk dat zich aan de andere kant van de zee-engte van Taiwan bevindt. Maar de echtgenotes van hoge Chinese partijkaderleden zien dat stilaan wel anders, wat verklaart waarom er de jongste jaren almaar meer gespecialiseerde detectivebureaus hun deuren hebben geopend en nagaan of manlief er een bijzit op nahoudt. Is het antwoord positief, dan vraagt mevrouw de echtscheiding aan, waarbij ze een gigantische schadevergoeding eist voor geleden emotioneel leed. Niet zelden staat de rechter aan haar kant.
De 23-jarige Egyptische wiskundeleraar die een 11-jarig kind doodsloeg omdat het zijn huiswerk niet had gemaakt, heeft zes jaar cel gekregen. De vader van het jongetje vindt dat het hele systeem anders moet. De gebeurtenissen speelden zich af in oktober, in een lagere school aan de rand van Alexandria. De 11-jarige Islam Am Badr had die dag zijn huiswerk niet gemaakt en zijn leraar Nabeel Abdelhamid sloeg hem in de klas met een houten stok, waarop hij de jongen meesleurde naar buiten en hem daar in zijn buik trapte. Het kind overleed diezelfde dag nog aan de gevolgen van een maagbloeding en twee gebroken ribben. Het proces van de leraar eindigde gisteren met een celstraf van 6 jaar, maar de vader van het kind vraagt zich af hoe het kan dat een 23-jarige voor een klas van tot zestig kinderen staat. Het verhaal van Islam is overigens niet het eerste over mishandeling op school. Op de websites van ngo's zijn tal van tragische relazen te lezen over meisjes en jongens die zwaar werden mishandeld door hun leraren, niet zelden om hen te dwingen bijles te volgen. In één geval kwam er inderdaad een inspectiezaak van, waarop de inspecteur tegen het betrokken meisje zei dat ze toch wel 'heel dapper was' dat ze een klacht hadden durven indienen tegen haar leraar. Het kind hield aan de mishandeling verpletterde vingertoppen over. De problemen in het Egyptische onderwijs beperken zich overigens niet tot lijfstraffen. Een groot euvel is dat de overheid, die na Israël de grootste ontvanger is van Amerikaanse ontwikkelingsfondsen, relatief weinig geld spendeert aan het onderwijs. Het budget bedraagt 3,5 procent van het bbp. Ter vergelijking: in België is dat met 6,3 procent bijna dubbel zoveel. Een ander probleem is dat het curriculum geenszins is afgesteld op de nieuwe noden van de maatschappij. Er moet vooral van buiten worden geleerd, een kritische geest ontwikkelen wordt sterk ontmoedigd en de geleerde stof is niet geschikt om daarmee een baan te vinden, behalve dan bij de overheid. Vandaar dat er onder universitairen hoge werkloosheid heerst, terwijl velen een baan in het onderwijs afwijzen wegens slecht betaald. De overheid zegt dat ze aan hervormingen werkt maar tal van onderzoekers vragen zich af of die wel verregaand genoeg zullen zijn en of er controle komt op de implementatie ervan. Zo bijvoorbeeld is de wet tegen de lijfstraffen ook wel goedgekeurd maar er is volstrekt geen toezicht op de naleving ervan. n De elfjarige Islam Am Badr werd geslagen en geschopt omdat hij zijn huiswerk niet had gemaakt.
Een uittreksel uit 'Het gewicht van Hemelse Vrede' (mei 2009)
Verhalen over Tibet meanderen veel richtingen tegelijk uit, maar zelden zijn ze zo gruwelijk als dat van Ama Adhe. Sommigen noemen haar de Tibetaanse versie van Nelson Mandela, deze vrouw die sinds haar vlucht naar India in 1989 in een klein kamertje woont op de bovenste verdieping van het Registratiecentrum voor Nieuwkomers in Dharamsala. Ze zegt dat we vier decennia daarvoor moeten beginnen, bij haar arrestatie in 1959 wegens lidmaatschap van een verzetsorganisatie en medeplichtigheid aan de moord op een als erg gemeen bekend staande Chinese functionaris in Tibet. De daaropvolgende 27 jaar spendeerde Adhe in de Chinese goelag en geen lijden is deze kranige en voortdurend verlegen glimlachende vrouw bespaard. Ze vertelt dat ze zwaar werd gemarteld en zich elf jaar lang niet mocht wassen. Herhaaldelijk werd ze door haar bewakers verkracht en ze zag haar medegevangenen verhongeren en zelfmoord plegen. Nadat Adhe naar dharamsala vluchtte, ging ze vaak bij de dalai lama op bezoek. Hij is het die haar liet inzien dat haar tragische leven niet zinloos was. Het moest te boek worden gesteld, vond hij, zodat latere generaties zich zouden herinneren. En zo kwam het dat de ongeletterde Adhe haar verhaal tijdens alle weekends van drie lange jaren vertelde aan een Amerikaanse onderzoeker, die het in 1995 publiceerde met de titel De stem die nog weet. Adhe, Yangkyi. Twee vrouwen, twee levens, Chinese detentie versus Indiase vrijheid. Twee weduwen ook, die hun kinderen verloren aan de Chinese bezetting. Toen de militairen haar kwamen halen, had Adhe een zoontje van vier en een babydochtertje. Meer dan twintig jaar lang hoorde ze niets van hen maar ze zegt dat het de gedachte was haar kinderen ooit terug te zullen zien, die haar tijdens haar detentie moreel op de been hield. Toen Adhe begin jaren tachtig voor het eerst een weekend naar huis mocht, kwam ze er evenwel achter dat haar zoontje korte tijd na haar arrestatie in de rivier was verdronken, op zoek naar zijn moeder. Ze was waanzinnig van verdriet en had jarenlang het gevoel dat er niets meer was om nog voor te leven. Haar dochter was als zuigeling door een bevriende familie geadopteerd. Adhe heeft haar na haar definitieve vrijlating in 1986 teruggezien maar ze verbrak alle contact nadat de Chinese autoriteiten haar de videobeelden toonden van Adhe die in het najaar van 1997 in New York demonstreerde tegen het bezoek van toenmalig president Jiang Zemin. Ach, ik begrijp het wel, zegt Adhe zacht, ze heeft geen makkelijk leven gehad en de druk van de overheid om zich van mij te distantiëren was ongetwijfeld erg groot.
Marokko - Over de gesel der homosexualiteit en andere kwalen
Verhalen over moslims gaan veelal over hoofddoeken of terrorisme. Niet over homo's, want die bestaan niet. Of toch?
Onder Marokkanen vind je geen homo's. Het zijn Onder-onder-mannen, zoals ze in het Darija zeggen, mensen die de dingen stiekem doen. Ik heb de levensverhalen van vijftien van hen opgetekend, in Brussel evengoed als in Rabat of Essaouira. Maar toen ik het bekendste private instituut voor psychologie in Casablanca opbelde met de vraag voor een interview, voelde het antwoord als een kopstoot. De 'gesel' der homoseksualiteit, mevrouw, zo klonk het aan de andere kant van de lijn, bestaat in Marokko godzijdank nog niet. De vrouw hoopte dat het zo zou blijven, maar het risico dat het misging bestond wel degelijk, zeker nu er steeds meer westerlingen met vunzige ideeën naar haar land kwamen. Ik had evengoed kunnen informeren naar haar kennissen onder de pooiers of gangsters, ze behoren net als de homo's immers tot de categorie van te mijden burgers die strafbare feiten stellen en daarvoor maanden of jaren in de nor kunnen belanden. Hassan weet er alles van, hij zat drie keer achter de tralies en slijt nu als aidslijder van niet eens vijfentwintig zijn laatste maanden bij verwanten die hij verafschuwt. En welke criminele daden zijn erger? De familie van de 19-jarige homoblogger Tahi spreekt klare taal. Het is heel simpel, zei zijn gescheiden moeder, die haar ontdekking van zijn herenliefde eerst in een dure psychotherapie voor haar zoon vertaalde, om vervolgens vast te stellen dat die weinig leek op te leveren. In onze familie verkiezen we een drugsverslaafde, een alcoholist of een dealer, boven een homo. Ach, Tahi is er na verschillende zelfmoordpogingen wel uit: hij komt zo gauw mogelijk naar Frankrijk of België voor studies en keert dan nooit meer naar zijn geboorteland of familie terug. Hij zal boeken schrijven zoals de in Parijs wonende Abdellah Taïa, die zich als eerste Marokkaan outte. Aanvankelijk brachten de Franstalige media zijn verhaal en gebeurde er thuis niets. De buren van zijn moeder en de collega's van zijn broers en zussen, lezen immers alleen Arabischtalige publicaties. Maar toen twee populaire Marokkaanse kranten uitpakten met interviews en foto's, belde Taïa's moeder hem in Parijs met haar catastrofestem op. Hoe had hij toch die dingen kunnen zeggen die geen mens over zijn lippen hoort te krijgen. Ze hadden beide gehuild, hij zelfs nog weken nadat het gesprek was beëindigd. Dat het voor hem erg dubbel is, zegt hij. In Parijs moet hij blijven om volwassen te zijn maar hij mist het land van zijn jeugd. Vertrekken, Taiä's keuze is die van veel Marokkaanse homo's. Van Arezki, van Nanou en van Soufain ook, die naar Brussel en naar Torremolinos verkasten. Ze gingen op de loop voor de verstikkende onvrijheid, voor het stigma na een politierazzia of voor de systematische mishandeling thuis. Sommigen, zoals Nabil, ontkomen door een baan in een andere Marokkaanse stad te nemen. Maar de tijd zit hem op de hielen. Over hooguit vijf jaar, als hij de dertig is gepasseerd, wachten er echtelijke plichten. Ze zijn onafwendbaar, hoezeer ze ook dreigen te resulteren in verwoeste levens aan beide zijden van het ledikant. Nabil wenste dat er een medicijn was, hij zou alles doen om van zijn sexuele geaardheid af te komen. Zijn ouders, zegt hij, zijn lieve mensen, open en zelfs progressief, het soort dat de dochters alleen naar de disco laat vertrekken. Het is hun schuld niet, ze moeten immers aan de sociale uitsluiting denken die een openlijk homosexuele zoon ook voor hen zou inhouden. Dat is precies wat Fourat over het hoofd zag, toen hij zijn ouders op zijn zeventiende in hun appartement aan de Belgische kust vertelde over zijn geaardheid. Hij zei te hopen dat ze zich niets van het oordeel van anderen zouden aantrekken en werd toen prompt het huis uitgegooid. De zoon van een Arabische vader was immers een Vlaamse jongen geworden. Malek heeft meer geluk, hij zegt dat zijn moeder zijn wapen voor het leven is. Ze is al lang op de hoogte en verzekerde hem dat hij haar liefde nooit kan verliezen, maar dat het met de rest wel anders is. Hij moet haar beloven dat hij het nooit met mensen zal doen die ze kennen, dat hij steeds een condoom zal gebruiken en dat hij zijn geheim in zijn hart zal dragen. Maar het probleem is dat God het ook daar ziet. Tenminste, dat houdt Saada toch wakker. Hij wist jarenlang niet eens wat hij voelde en dat hij daarmee niet alleen stond. En toen een Arte-uitzending alles duidelijk maakte, zwoor hij in zijn even kinderlijke als fanatieke geloof een wapen te vinden tegen de kwelling. Saada zigzagt nog steeds, tussen de mat van het gebed in de moskee, en die van de muis van de computer, waarmee hij een hoer bestelt op internet. Maar hij verzekert me inshallah, dat hij dra de kracht zal vinden om op het juiste pad te blijven. Ach, de goed opgeleide journalist Ali zal het worst wezen. Lang leve de vrijheid, daar heeft hij geen gesprekken met God of de familie voor nodig. Hij is optimistisch over de toekomst en bezingt het jachtige leven, al was het maar omdat er aldus minder tijd overblijft om te loeren naar wat de ander doet. Hij zegt dat ik het internet moet verkennen om te beseffen hoe groot de virtuele gemeenschap van Marokkaanse homomannen onderhand is. Ali in Casa heeft gelijk, maar Abdou is in Brussel geboren en gestorven. In een bad vol water en bloed. Hij overleed aan een verplicht huwelijk met een meisje uit het dorp, als remedie tegen zijn ziekelijke neigingen. En aan een ouderlijke weigering om hen te laten scheiden, als het leven twee kinderen later nog een hel blijkt. Onder-onder-mannen, ze bestaan niet of nauwelijks. Hassan, Tahi, Taïa, Arezki, Nanou, Soufain, Nabil, Fourat, Malek, Saada, Ali en Abdou. Ze komen immers uit een wereld waar men 'geen varkensvlees eet, maar de saus neemt'. Ze weten 'dat het goed is om de waarheid te kennen maar beter om over palmbomen te praten', in Casa, Marrakech evengoed als in Brussel.
Op 14 december wordt in de Pianofabriek een tweetalig colloqium gehouden rond 'Onder Mannen' van Catherine Vuylsteke, met ondermeer de auteurs Malek Chebel, Karim Nasseri, Ural Manço en Moustafa Tetik. (16-19h, gratis, inschrijven verplicht)
1. Façon de travailler: J'ai d'abord lu tout ce qui existe (en français, anglais, néerlandais) au sujet de la sexualité en islam (non-fiction). J'ai complété cette lecture par celle de la fiction marocaine, critique vis-à-vis de la société (chacun de mes chapitres commence par une citation d'un de ces livres). J'ai ensuite interviewé des chercheurs spécialisés établis à Paris, au Maroc ou à Bruxelles, suivis par deux voyages au Maroc pour recueillir les divers témoignages (plusieurs rencontres qui durent des heures voire des journées chacune). D'autres entretiens ont eu lieu en Espagne, en France et en Belgique. Le but de ma démarche était de vulgariser certaines analyses qui malheureusement n'arrivent pas souvent auprès du grand public, et d'approfondir de la sorte l'histoire des personnes rencontrées en évitant que celle-ci ne devienne banale ou superficielle.
Premier chapitre: introduction (point par point)
-les problèmes des homosexuels marocains/arabes nous concernent tous (et non seulement la communauté gay) -Il n'y a pas plus d'homos au Maroc qu'ailleurs (malgré une telle perception en Occident). Il y a tout au plus plus d'actes homosexuels au Maroc, conséquence de la ségrégation des sexes (d'une part on fait l'amour avec celui/celle qui est disponible, d'autre part il est moins dangereux de faire l'amour avec un homme puisqu'on évite la grossesse ou la perte de l'honneur suite à la rupture de l'hymen). -l'illégalité des actes homosexuels, le manque de libertés sexuelles (l'article 489, mais aussi 490, 491) qui prévoient la peine de prison pour tout acte sexuel en dehors du mariage. Pourtant il y a une grande différence entre la pratique, le dogme et la loi. Ceux qui voudraient lutter pour changer la loi se trouvent seuls dans le désert. Cependant, en huis-clos tous les progressistes sont d'accord. -L'importance de la communauté (liée aussi à la religion) et la peur d'en être exclu.
2. L'homme et l'enfant, Paris et Salé
Lhistoire du jeune romancier Abdellah Taïa, qui dit devoir être à Paris pour être libre. Au Maroc, au sein de la famille, ses arguments ne tiennent plus. Taïa est le premier homosexuel marocain à avoir fait son coming out. La rage de sa famille a été conséquente.
3. Le cadeau du dictateur
L'histoire de l'écrivain Karim Nasseri (participant au débat): une relation avec un père violent qui a sali l'amour hétérosexuel; la liberté découverte en France, pays des droits de l'homme; doute que son 'outing' ait une grande influence sur les homosexuels marocains: les réalités françaises et marocaines sont trop différentes, et en quelque sorte il est trop facile de le faire quand on est en France. Karim Nasseri écrit un livre sur 'homosexualité et islam'.
4. L'arme d'un amour pour la vie (Casa)
L'histoire de Malek (25), qui a parlé de son homosexualité à sa maman très tôt. Elle lui a dit qu'il doit promettre trois choses: de toujours se protéger, de ne rien dire aux proches de la famille et de ne pas faire l'amour avec des gens de ce groupe. 'Mon amour tu ne pourras jamais le perdre, tu resteras toujours mon fils. L'amour des autres en revanche, ce n'est pas si sûr.' -Une grande peur des violences vis-à vis- des homosexuels au Maroc. -Convaincu qu'il se mariera à un homme, au moins dans sa tête. Le certificat de mariage même na aucune valeur pour lui, étant enfant d'une mère divorcée. -bien éduqué, bon travail.
5. Il y a un temps pour tout, maintenant c'est pour l'argent (Essaouira)
Saïd (24), une star et prostitué de luxe qui se vend comme masseur sur internet, fait la navette à Marrakech pour 'le travail', se fait bien payer par des hommes européens un peu plus âgés mais riches. -Ne compte pas faire ça très longtemps encore. Va se marier, aura des enfants, puisqu'une vie sans gosses est la pire des choses, le plus grand échec de la vie. -Il voudrait bien partir en Occident, mais seulement pour s'installer dans un cadre de luxe, et non pas avec un vieil homme, car ça rendrait sa famille soucieuse. -Ne s'inquiète guère pour l'épouse malheureuse qu'il n'aimera pas. Les femmes sont faciles à satisfaire et une fois maman elles ne pensent qu'au luxe (voiture, belle maison). Il prendra un copain à côté. -Vient d'une famille pas très aisée, peu éduquée et sans vrais revenus.
6. Les pères ne perdent jamais complètement (Essaouira)
Nabil, originaire de Marrakech, n'a cherché un boulot à Essaouira que pour échapper à sa famille et au contrôle social. Il a connu l'amour de sa vie avec un homme européen et y croit. Mais sa famille/communauté l'obligera de se marier une fois la trentaine passée. Il voit cela comme une tragédie inévitable. Parler à ses parents de son homosexualité est impensable, même s' il les voit comme très modernes et chouettes (les surs peuvent sortir en boîte par exemple). La seule voie de secours envisageable est de partir à l'étranger, soit disant pour travailler.
7. Le naufragé et son rocher (Marrakech)
Issu d'une famille très pauvre et peu éduquée, Sami habite dans un appartement de luxe avec son copain français, pas vieux, mais plus âgé et aisé. Entre eux, c'est le clash des cultures: le français ne comprend pas pourquoi son ami doit faire le ramadan alors que l'islam condamne les homosexuels. La maman de Sami est déjà venue chez eux et s'est comportée correctement, mais le français n'est pas sûr qu'elle soit sincère. Un aspect indéniable est celui de la pauvreté abandonnée: maintenant Sami part en vacances à l'étranger. Il vit bien, il a un job et il est jeune. (Mariage après?)
8. Egorger et enlever la peau - la matrone et la pute (Marrakech)
Hassan (23), issu d'une famille extrêmement pauvre, à dû travailler à partir de ses 8 ans chez un artisan du souk. Celui-ci l'a systématiquement violé. Hassan fuit la maison mais y retourne après d'autres mésaventures. Sa mère, autoritaire, ne s'intéresse qu'à l'argent que son fils ramène. Celui-ci commence à faire les trottoirs. "Si on peut être violé sans être payé, vaut mieux se faire payer quand-même." Hassan est arrêté trois fois (jamais en flagrant délit, seulement au mauvais endroit au mauvais moment) et arrive trois fois en prison où son traitement est terrible.Il devient séropositif et retourne chez lui, en haïssant sa mère.
9. Entre Dieu et le sex payé (Marrakech)
Saâda (21), étudiant de bonne famille, discriminé à l'école depuis tout petit, est extrêmement instable et anxieux. Très bon étudiant, il a cherché du réconfort dans la prière pour échapper à son énorme solitude. 'Il n'y a que Dieu qui me comprend'. Il écoute les cassettes d'un prêcheur égyptien, un fanatique, et vote pour le parti islamiste. Il pensait qu'il était le seul homo au monde et sait que Dieu n'approuve pas de telles pratiques. Il se trouve face à un dilemme gigantesque: il promet à chaque fois qu'il ne commettra plus jamais ce 'pêché', mais c'est plus fort que lui. Dit qu'avec le soutien de Dieu il va 'guérir'. Mais il commande des putes homo sur internet, après quoi il demande pardon à Dieu dans la mosquée. Saâda est très radical en religion: le danois qui a fait des cartoons de Mohamed devrait être tué instantanément.
10. Ce qui ne me tue pas, me renforce (Rabat)
Tahi (19), jeune bloggeur, très ouvert, très convaincu de ses opinions, a totalement 'digéré' son homosexualité personnellement, mais sa mère divorcée est très autoritaire.Elle l'envoie chez des psys et le contrôle totalement. Il ne peut sortir de la maison que pour aller à l'école. Elle a lu ses cahiers et sait tout. Après plusieurs tentatives de suicide il veut partir étudier à l'étranger, il déteste la mentalité et société marocaines et voit Taïa comme son grand exemple. Il a de très bons amis homos et veut devenir écrivain. Il écrit des poèmes.
11. Des castrés viriles et des homos pendus
-On ne peut pas exister au Maroc en tant qu' homo. L'écrivaine Baaha Trabelsi est totalement ignorée quand elle publie son roman 'une vie à trois', qui raconte la vie d'un homme riche et bien éduqué en France, qui rentre au pays pour se marier et faire plaisir aux parents. Puis il dit à sa jeune femme un peu naïve qu'un de ses amis viendra loger chez eux quelque temps. -Trabelsi n'a pas d'interview à la télé. La radio veut bien l'inviter mais seulement si elle promet de ne jamais prononcer le mot homo. -Le cinéaste marocain, Abdelkader Laagta, qui vit à Paris, a lui aussi de grands problèmes pour le tournage de son film 'La porte close', sur un jeune instituteur qui doit travailler à la campagne, ou le seul autre instituteur est un homo qui finit par se suicider. Puiqsua personne ne veut jouer ce personnage, il a dû faire venir un français. La fédération des enseignants marocains voulait l'interdiction du film puisqu'un instituteur ne peut être un homo. Le film n'est jamais sorti en salle, et a seulement été projeté à des festivals. Nabil Ayouch a de grandes problèmes avec la censure pour son film 'Pour une minute de soleil en moins', avec comme seul personnage 'humain' un travesti.
12. Un refugié politique en version améliorée et espagnole
Nanou (traduit en français), un des raflés de Tétouan. Il part finalement en Espagne où il se réinvente.
13.Le royaume des mères. (Bruxelles)
Arezki (35) est venu pour se marier avec un belge. Il est bien éduqué, a un bon travail. C'est le manque de liberté personnelle et sexuelle et le poids de la mère qui lui pèsent, ainsi que le machismo arabe.
14. Un homme est un chien est un homme est une pute. (Bruxelles)
Soufian (32), originaire de Casa, licencié en économie, a été fort maltraité dans son enfance par son grand frère parce qu'il mangeait d'une façon 'efféminée'. (Pendant deux semaines on l'a emprisonné tout nu dans la salle de bain, on lui posait une assiette par terre pour manger). S'enfuit en Europe avec le grand amour de sa vie qui rentre au pays. Illégal, il tombe dans la prostitution. Finalement il a la chance de se marier avec une fille qui a pitié. Il restera traumatisé par les cruautés de sa jeunesse.
15. Un enfant unique et même pas le leur (Belgique, Flandres)
Fourad (26) est enfant unique. Papa et maman travaillent toujours, lui est toujours avec ses amis flamands, quand à 17 ans, il tombe amoureux. Il met ses parents au courant, qui eux le mettent à la porte toute de suite. Ils sont fous de rage parce qu'il a osé leur demander de ne pas se laisser faire par ce que pensent les autres. Les services sociaux belges ne veulent pas l'aider: il doit commencer un procès contre ses parents, pour qu'ils paient son éducation, ce qu'il refuse. Il est alors obligé à travailler, malgré ses rêves d'études. Emotionnellement il va très mal, il finit dans un hôpital dans une condition grave. Seulement à ce moment-là les services sociaux se montrent prêts à l'aider. Il ne voit plus ses parents, jusqu'au moment où son père a une crise cardiaque et demande à la police d'aller le chercher. Il se rend à l'hôpital, la rencontre est très émotionnelle. Ils se revoient depuis, mais jamais ils ne demandent des nouvelles de sa vie personnelle.
16. La mortalité d'un pêcher d'enfance (Bruxelles)
Samia raconte l'histoire de son ami Abdou (37), qui s'est suicidé dernièrement. Ils sont des immigrés de la deuxième génération, et des amis depuis l'école primaire. Samia a toujours su que Abdou était homo et était très opposé à l'idée de son père de faire marier son fils à une fille de village, qui va le 'guérir'. Dépourvu de résistance morale face à un père autoritaire, Abdou est d'accord et pense que son père sait ce qui sera bien pour lui. Il se marie et devient père de deux enfants mais rien ne change, il commence à mener une vie en cachette. A un certain moment il n'en peut plus et déménage au grenier, puis veut un divorce. Le père dit qu'il doit attendre le moment que les enfants sont adultes. Un soir il se suicide dans la baignoire. Sa mère n'en comprend rien. Pourquoi tu n'as rien dit, mon fils, se demande-t-elle.
17. Le luxe d'un silence tolérant (Casa)
Ali vient d'une famille très aisée, éduquée en français, qui voyage à l'étranger. Ses parents sont plutôt laïcs. Ali travaille comme journaliste et vit seul (avec des intermezzos de retour chez maman quand il n'a plus d'argent). Il trouve que tout se passe bien. Maman ne sait pas vraiment qu'il est homo mais ne demande rien et ne le force pas à se marier. Ses surs et frères sont au courant et acceptent leur frère. Pour lui, parler à maman n'est pas important. Il ne voit pas de grandes différence entre sa vie et celle des homos en Occident, mais se rend compte qu'il a de la chance: il est économiquement indépendent. Le mieux, dit-il, c'est le fait que de plus en plus de femmes doivent travailler. Ainsi elles n'ont plus le temps d' espionner les autres, le contrôle social s'affaiblit et ainsi tout évolue dans le bon sens.
Malek vertelde zijn moeder op zijn dertiende snikkend over zijn liefde voor jongens. Ze zei dat ze wist dat hij anders was dan de anderen, en dat hij haar drie dingen moest beloven. Gebruik altijd een condoom, mijn jongen, doe het nooit met bekenden, en zorg dat niemand uit onze omgeving er ooit achterkomt. Mijn zoon zal je altijd zijn, die liefde kan je niet verliezen. Die van anderen is veel minder voorspelbaar.
Tahi (19) heeft net geprobeerd zelfmoord te plegen. Op de achtergrond is het onbedaarlijke snikken van zijn moeder te horen. Waar ze dat toch aan verdiend hebben, jammert zijn tante. Hij sluit zijn ogen maar ze wil hem niet laten gaan. Ze geeft een harde ruk aan zijn arm en wrijft vervolgens met een koude doek over zijn gezicht. Het is heel simpel, schreeuwt ze, in onze familie verkiezen we een drugsverslaafde, een alcoholist of een dealer als zoon boven een homo.
Ahmed stond Soufain die avond thuis met van woede uitpuilende ogen op te wachten. Hij greep zijn jongere broertje bij zijn kleren, sleurde hem mee naar de badkamer en sloeg hem daar tegen de muur. Toen hij bijkwam, voelde Soufain dat hij gekneveld was en zijn neus en ogen voelden opgezwollen. Hij vroeg zich af wat hij toch kon gedaan hebben dat zijn broer dermate woest was. Beul Ahmed liet zijn broertje vijftien dagen lang op de badkamervloer liggen. Hij maakte de deur met een hangslot vast en hield zelf de sleutel. Elke avond bracht zijn moeder een bord met eten dat ze in de hoek zette. Eerst probeerde Soufain nog met haar te praten, maar ze antwoordde nooit. Op een ochtend kwam Ahmed zelf. Soufain moest zich wassen, ze gingen naar school en hij zou hem vergezellen. De officiële versie zou luiden dat Soufain een auto-ongeval heeft gehad. Waag het een ander verhaal op te hangen, dreigde zijn broer nog, en ik breek je nek.
Nanou (25) is naar Spanje vertrokken, hij zei tegen zijn moeder dat hij er werk ging zoeken en ze vond het best. Verdien maar veel geld, mijn jongen, was haar antwoord, en maak je dromen waar. Ondertussen is ze al in Torremolinos op bezoek geweest. Ze zijn uit eten geweest, gingen wandelen op het strand en ijsjes likken bij valavond. En toen malief tevreden weer vertrok, haalde haar zoon opgelucht adem. Er is wel meer dat ze niet weet. Als ze erachter zou komen dat haar kind is getrouwd met een man, louter om zijn papieren in orde te krijgen, zou ze eisen dat hij met haar naar huis terugkeerde. In haar ogen kan je beter illegaal zijn dan je eer te verkopen.
Nabil (28) heeft werk gezocht op drie uur rijden van zijn geboortestad om vrij te zijn. Maar hij zegt dat hij 's nachts steeds vaker wakkerligt van de gedachte aan de vrouw die haast onvermijdelijk de zijne zal worden. Eenmaal hij de dertig voorbij zal zijn, wordt de familiedruk om te trouwen immers gigantisch. Was er maar een medicijn, kon ik van mijn homosexualiteit maar genezen, ik zweer je, dat ik geen seconde zou aarzelen. Zijn ouders kunnen het niet helpen. Het zijn open mensen, met een progressieve geest. Maar ze staan niet alleen in de wereld en moeten aan de omgeving denken. En aan de sociale uitsluiting die het nieuws van zijn homosexualiteit ook voor hen zou betekenen. Ze zouden het niet overleven.
Zijn vader zei tegen Abdou (37) dat een jonge echtgenote uit zijn geboorteland hem voorgoed van die schandelijke jeugdzonde zou genezen, hij zou wel zien. Zou Abdou dat zelf ooit hebben geloofd? Toen de jeudvrienden Samia en Abdou elkaar jaren later weer tegenkwamen, vertelde Abdou dat hij wilde scheiden van zijn vrouw, dat het leven thuis een hel was, en dat hij voor zichzelf een kamer op de zolder had ingericht. Abdou ook vertelde hoe zijn vader hem had bedreigd, hij had hem bespuugd en vervloekt. Eén ding moest zijn zoon weten, dat er van scheiden geen sprake kon zijn, toch niet zo lang hij leefde en de kinderen niet volwassen waren. Abdou heeft zijn eigen beslissing genomen. Hij maakte er, dronken in bad, een einde aan.
Saâda(22) heeft bij de Marokkaanse parlementsverkiezingen van september 2007 voor de islamistische PJD gestemd. Voor een politieke formatie dus die mensen met zijn sexuele geaardheid liefst een stenigingsdood zou zien sterven, zoals de sharia dat voorschrijft voor recidivisten. Vreemd toch. Hij kijkt me straks aan en zegt dat ik er niets van begrepen heb. De islam is voor hem geen à la carte moraliteit, noch een hersenfunctie die naargelang de omstandigheden aan- en uitschakelbaar is. Saada zegt dat hij lèèft in de islam. Is er dan een plaats voor hem in het paradijs? Gaat de poort ooit voor homos open? Hij buldert dat hij altijd in alle opzichten een normaal mens is geweest, op dat ene na, de sexuele afwijking waaraan hij lijdt. Het is een ziekte, een beproeving. Maar hij zal dit obstakel overwinnen. Met de kracht die God hem zal geven. Hij zal waardig leven.
Ali (39, journalist) is onwaarschijnlijk optimistisch over de toekomst. Hij meent dat er zich een onomkeerbare evolutie voltrekt in de Marokkaanse maatschappij en bejubelt de teloorgang van de familie. Hij bezingt het jachtige leven, de prestatiedrang, al was het maar omdat er aldus minder tijd overblijft om te loeren naar wat de ander doet. Het is in die economische noodzaak, veel meer dan in wat dan ook, dat de individualisering wortelt, hoezeer de traditionele krachten dat ook proberen tegen te werken. Doe daar nog de globalisering bovenop, de openheid die er ontstaat door de toegang tot de wereld. Aanschouw het internet en besef hoe groot de virtuele gemeenschap is die daar is ontstaan.
Het ontbreekt ons aan de stoutmoedigheid om die haast mechanische verbinding te verbreken die er in de moslimgeest bestaat tussen geloof en sex en tussen sex en huwelijk. Er is een revolutie nodig, zonder bloed maar van het hart. De Arabo-islamitische mens is nog steeds van het humanisme verstoken. God is de centrale referentie en de ultieme. Niemand strijdt voor de vrijheid van religie, atheïsme is volstrekt onaanvaardbaar. Buiten de godsdienst is er immers geen moraliteit. de Carthesiaanse gedachte van de mens als meester van zijn bestaan, dat fundament van de moderniteit, moet in Marokko nog ingang vinden. Zonder mens als waarde en principe zijn er geen mensenrechtenrechten. Er is louter deelachtigheid, van de familie, van de gemeenschap en van God. (professor Abdessamad Dialmy, socioloog en auteur van 'Jeune, Sida et islam au Maroc'
De sexualiteit wordt vaak gebruikt om te bepalen waar beschaving begint en eindigt en voor homosexualiteit geldt dat dubbel. Van alle tijden, in alle culturen, redactie Robert Aldrich, 2006
Guélis, de nieuwe wijk van Marrakech, ligt er even na zonsondergang nagenoeg verlaten bij. Alle handelszaken zijn gesloten, de enige voorbijgangers zijn toeristen. Na veertien uur van ramadan-vasten is de ftour eindelijk aangebroken. De hele stad zit over schalen dadels en kommen harira gebogen, ze doet zich tegoed aan hardgekookte eieren, platte broden en van honing druipend gebak. s Lands gastrologen hebben mooi waarschuwen voor de spijsverteringsproblemen die een derde van de vasters dezer dagen treft, veel indruk maken ze niet. En ook de mediaberichten over een spectaculaire stijging van het aantal verkeersongevallen tijdens de Heilige Maand, worden vooral op schouderophalen onthaald. Wat een oefening moet zijn in godsvrucht en herbronning, jammert een arts op zijn website, is in de praktijk gedegenereerd tot een fenomeen van slapeloze feestnachten en tafelexcessen, dat de gezondheid ernstige schade toebrengt. Ik moet onwillekeurig aan Abdelhak Serhanes magistrale debuutroman Messaouda denken, waarin hij, met de virulentie waarvan hij zijn handelsmerk maakte en die hem menige vijand opleverde, de collectieve devotie van deze negende maanmaand hekelt. Dat het een schertsvertoning is, schrijft Serhane, de gemeenschappelijke, verplichting onthouding van eten, drinken, roken en sex heeft geen fundamentele inhoud of impact. Na de Ramadanmaand neemt de piëteit weer verlof (..) God zegt helemaal niets meer. De hoer Messaouada komt terug en de mannen besteden weer meer tijd aan hun orgaan dan aan hun kinderen. Hij wordt doof en stom en Zijn heilige woord wordt met de gebedsmat en de gebedsmuts (chapelet) weer opgeborgen. Mijn atheïstische vriend Jamal (33) heeft me voor zijn versie van de ftour uitgenodigd in zijn smaakvolle appartement. De fles rode Boulaouane staat ontkurkt op de salontafel, naast een asbak en twee pas afgedroogde glazen. Drinken is hier een kwestie van anticiperen: vanaf een week voor de aanvang van de vastenmaand is de verkoop van alcohol immers verboden. Jamal heeft een flinke voorraad ingeslagen en hij was niet de enige. Ik ben er van overtuigd, zegt hij, de wijn vakkundig taxerend, dat ze bij de warenhuisketen Assima in de achtste maanmaand een recordomzet halen, die nagenoeg geheel is toe te schrijven aan de fabuleuze hausse in de drankverkoop. Je moest het maar eens nagaan. Jamal, die in Frankrijk zijn doktersstudies heeft afgemaakt, vult de glazen bij en steekt een sigaret op. Dat het zijn land is, zucht hij, en dat hij er nooit een seconde aan heeft gedacht om zich in Parijs te vestigen. In Marrakech is hij thuis. Maar de hypocrisie en de schizofrenie die deze maatschappij kenmerken, stuiten hem almaar meer tegen de borst. Je zou denken dat het went, en dat geldt vast ook voor het gros van mijn landgenoten. Ze hebben geen buitensporig liberale ouders als de mijne gehad, francofiele Carthesianen die zweren bij oprechtheid en principes. De modale Marokkaan is sinds zijn of haar kindertijd juist in dit keurslijf van conformisme gedwongen en stelt er zich nauwelijks vragen bij. Maar beeld je de gigantische mentale impact van zoveel zwijgen en veinzen in op een rigide en alleen naar de letter erg godsvruchtige gemeenschap. De jonge dokter drinkt zijn glas leeg en bedient zich van de fles. Hij raakt duidelijk op dreef. Geloof me vrij, dit land is rijp voor een collectieve psycho-analyse. Maar we beschikken niet eens over voldoende en goed geschoolde mensen. Tot voor kort behoorden psychologie en psychiatrie niet tot de studiemogelijkheden. Koning Hassan II hield niet van zieleknijpers. In zijn Jaren van Lood was er geen plaats voor waarheid en echte gevoelens. De terreur en de stilte regeerden. Ik zweer het je, als ik minister van Gezondheidszorg zou zijn, dan begon ik er nu meteen mee in de scholen. Een middag op de bank bij de pscholoog, verplicht voor alle leerlingen. Het is een waarlijk revolutionaire gedachte, maar ze bevalt me. Terwijl Jamal zich verliest in bespiegelingen over de lamentabele mentale gezondheid van de Marokkaanse psyche, biept mijn mobilofoon. De jongeman die me straks aan het station zou opwachten, wil weten of ik onze ontmoeting niet ben vergeten. Het is een uitzonderlijke sms, de zijne. Doorgaans ben ik het die mijn beloofde gesprekspartner aan onze afspraak moet herinneren, een half uur of meer nadat ze had moeten aanvangen. Maar deze man neemt schijnbaar geen risicos. Ondanks mijn bevestigende antwoord, stuurt hij nog verschillende tekstberichten. U bent al een minuut te laat, luidt de laatste, komt u nog wel?
Voor het verlaten station staat een ietwat slungelige jongeman, onwennig in een gloednieuwe G-Star shirt. Verlegen glimlachend spreekt hij me aan en zegt te hebben gevreesd dat ik niet zou komen opdagen. Hij duwt voortdurend de neusbrug van zijn bril omhoog en net boven zijn ietwat vrouwelijke mond parelen zweetdruppels. Het zijn attributen van zijn nerveuze, onzekere aard, veeleer dan gevolgen van een overigens al sterk afgenomen hitte. Laten we gaan, mevrouw, ik word niet graag op straat gezien met een buitenlandse. Dat zou verkeerde ideeën kunnen geven, mensen gaan gauw praten, weet u. Uiteindelijk weet hij een zeldzame taxi staande te houden, die ons naar een pas gebouwd woonblok enige straten verderop brengt, waar zijn in de kuststad El Jadida wonende ouders voor hun studerende kinderen een appartement hebben gekocht. Terwijl hij de deur openmaakt en me binnen noodt, zegt hij dat hij het hier heerlijk vindt, in het zijn artisanale tradities maximaliserende Marrakech evengoed als in deze ruime flat vier hoog, met zijn gigantisch Marokkaans salon waarin de hele familie van zowel vaders- als moederskant kan worden ontvangen. Op mij maakt het vertrek een steriele, zelfs maniakale indruk. Aanvankelijk vraag ik me af of het door de karikaturale dimensies van de zetelpartij komt, die lijkt te spotten met de eenzaamheid van zijn enige bewoner. Maar later, na wel drie glazen voortdurend bijgeschonken sinaasappelsap die leiden tot herhaaldelijke bezoeken aan de badkamer, realiseer ik me dat het veeleer de absolute smetteloosheid is van alle ruimtes in dit appartement die me een gevoel van onbehagen geeft. Ik vraag of hij een naam wil kiezen, een pseudoniem dat het zijne zal zijn. De ingenieursstudent kijkt verschrikt. Hoe kon hij, die schijnbaar overal aan heeft gedacht voor hij zich tot deze ontmoeting bereid verklaarde, dat zijn vergeten. De rust die hij met de terugkeer naar zijn vertrouwde woonkamer gaandeweg had herwonnen, maakt opnieuw plaats voor zenuwachtigheid. Hij vraagt bedenktijd, wil niet voor de eerste de beste Ali worden versleten. Het zal tot aan het einde van de avond duren, vooraleer hij zelf op de kwestie terugkomt. De naam, zegt hij dan plots zacht, noem me maar Saâda, Arabisch voor alles wat ik nooit heb gehad maar waar ik al zo verschrikkelijk lang naar verlang: geluk. Simpel menselijk geluk. Misschien kan dit het begin zijn. Saâda kijkt me hoopvol aan. Hij heeft er de hele avond over gedaan, en nochtans was het arsenaal van sentimenten waarvan hij in zijn prille bestaan verstoken is gebleven, behoorlijk uitgebreid. Hij had, zo realiseer ik me als ik naar zijn levensverhaal luister, evengoed kunnen kiezen voor de Arabische vertaling van Vriendschap, Vertrouwen of Warmte. En zelfs voor één van de vijftig Arabische namen voor Liefde, die Malek Chebel in Le Kama Sutra Arabe aan de veertiende eeuwse Syrische theoloog Ibn Al-Qayyim Al-Jawziyya toeschrijft. Van het onbevlekte Mahabba tot de passie van Jawa, Saâda zijn ze volstrekt onbekend.
Deze jongeman met zijn zachtaardige, onzekere blik is het tweede kind uit een familie van vier, de eerste zoon van een technicus uit de fosfaatindustrie. Saâda verafgoodt zijn anderhalf jaar oudere zusje, dermate zelfs dat hij haar ook in de studiekeuze is gevolgd. Niemand is zo verstandig als zij, zo bescheiden, leergierig, ernstig en goedhartig. Momenteel studeert ze in Rabat, ik mis haar verschrikkelijk, maar ze werkt aan haar toekomst en dat begrijp ik. Een goede verklaring heeft hij er niet voor, en god weet dat hij er al vaak over heeft gepiekerd, maar met jongens en voetbal heeft Saâda het altijd moeilijk gehad. Als kleuter was hij niet bij zijn moeder weg te slaan, later waren het de spelletjes van de meisjes uit de buurt die hem fascineerden. Hij hield van hun rustige, beschaafde omgang, die zich op dezelfde manier tot de onder jongens geldende mores verhield als hun respectievelijke actieterreinen. Saâda verkoos de lommerrijke, tegen geweld en obsceniteiten beschutte binnenkoer van de meisjes veruit boven de al even geile als onveilige, bloedhete trottoirs van de jongens. Hij zegt dat hij me iets wil tonen en slaat behoedzaam de grote oranje map open die op de hoek van de salontafel ligt, netjes geschikt achter de servetten, de glazen en de flessen fruitsap en mineraalwater. Er zitten tal van kleine, genummerde schriftjes met rimpeloos geplastifieerde kaften in. Ze lijken volstrekt van menselijke zwakheid gespeend. Geen enkel hapering of doorhaling ontsiert de ingetogen aaneenrijgingen van Arabische woorden. Pagina na pagina onthult zich de gestructureerde, ordentelijke wereld van Saâdas kindergeheimen. Ze bevat gedichten en zelf verzonnen liedjes, plaatjes van beren en van padvinders. Mooi hé?. Hij zegt het met een kinderlijke ernst, alsof hij op lofprijzingen hoopt voor de geïdealiseerde, kuise creaturen die hij zo netjes uit tijdschriften knipte, en wiens glanzende oppervlak hij later ongetwijfeld nog ontelbare keren met zijn vingers heeft geaaid. Dat dit zijn beste vriendjes waren, zegt hij stilletjes. Ik was acht toen ik hiermee begon. Saâda wijst naar een zorgvuldig afgelijnd verhaaltje naast een mooie postzegel die hij behoedzaam van een brief heeft afgestoomd. Ik heb altijd het gevoel gehad dat onbeschreven vellen papier wachtten op mijn woorden. Ze leken me aan te moedigen om hen in vertrouwen te nemen, om mijn hart uit te storten. Vooral tijdens de verschrikkelijke jaren op het jongenslyceum waren ze belangrijk. Saâda staat op en loopt naar het raam. Ik wil u oprecht bedanken, heus, u weet niet wat het betekent om te kunnen praten met u, hoezeer ik uw luisterend oor behoef. Weet u, doorgaans probreer ik om die jaren te vergeten, de talloze afranselingen, het geweld waaraan ik systematisch werd onderworpen. Ik, een volstrekt onschuldig kind. Of moet ik het als een misdaad beschouwen dat ik dolgraag leerde, de leraren respecteerde en door hen werd geapprecieerd en mijn huiswerk doorgaans foutloos afleverde? Verdien ik het ontelbare keren te worden bespuugd en uitgejouwd omdat ik weiger te spijbelen en vaak probeer om de oefeningen van de volgende dag thuis al voor te bereiden? Mijn zusje deed net hetzelfde, hoe kwam het dan dat zij in haar klas werd geprezen en gelauwerd, terwijl mij alleen klappen en verwensingen wachtten? Ik heb er vaak bij mijn moeder over geklaagd. Ze zei dat ze geen tijd had om een afspraak te maken met het schoolhoofd en dat ik moest proberen om mijn medeleerlingen niet meer te provoceren. Maar zeg me, hoe komt het dat alleen gesnoef over scabreuze escapades de sympathie van de groep kunnen opwekken, terwijl de oprechte leergierigheid van een timide, ernstige jongen als ik gevoelens van haat en vijandigheid genereerde? Soms denk ik dat het zo heeft moeten zijn, dat God me op de proef wilde stellen, dat Hij me aldus het Licht van de Ware Weg wilde tonen. Het is in mijn lijden dat ik Hem heb gevonden. Hij en Hij alleen heeft me geholpen, heeft me kracht gegeven om het hoofd te bieden aan de tirannie van mijn medeleerlingen. Hij die alles kent, die alles ziet, die mijn verdriet begrijpt, Hij die ons leven geeft, voor onze ouders zorgt, Hij die al het goede van de wereld schiep, Hij heeft me geleerd te bidden, me in momenten van wanhoop tot Hem te richten, te knielen. Het zijn gebeden die me gekalmeerd en getroost hebben, ze waren de zalf van mijn wonden, toen en elke dag sindsdien. Saâda toont me de dagboeken van toen hij vijftien was. Prentjes van het Saoedie-Arabische Medina, van de Kaâba ook, en een vergeelde foto van een populaire Egyptisch preker wiens islamistische opvattingen deze jeugdige geest verregaand hebben beïnvloed. Maar daar zal ik pas later achter komen. De schriftjes, waar hij dagelijks zijn zieleroerselen aan heeft toevertrouwd, volgen elkaar op. Gaandeweg maken de islamitische symbolen plaats voor plaatjes van voetballers, van zegevierende jongemannen vooral, met hun trui in de ene hand en de beker in de andere. Saâda zegt dat ik zijn psychiater ben, dat het niet makkelijk is om te spreken, maar dat hij ervan overtuigd is dat het moet. Met een ietwat dromerige blik staart hij naar de blote torsos van de voetbalsterren, zijn vingers strelen elke foto. Ik was een jaar of zestien, begint hij, toen ik er mezelf op betrapte dat ik werd aangetrokken door mannenlijven. Het beeld in zijn hoofd is dat van een Egyptische film op de televisie, zijn moeder en oudere zusje zitten naast hem op de bank. Ze geven commentaar op de acteurs. Moet je die zien, wat een ogen. En die mond, mams, ik hoop dat ik met zon man in het huwelijksbootje stap. Zijn zusje had opgewonden de hand van haar moeder gepakt. Ze hadden gelachen, als bakvissen, als bondgenoten, samen schuldig. Van wat er zich luttele centimeters verder in de sofa afspeelde, hadden ze geen flauw idee. Ze werden dermate door hun eigen hormonen in beslag genomen dat ze niet merkten hoe de jongen naast hen verkrampte. Saâda herinnert zich de gloed die zich door zijn lichaam bewoog en de verwarrende mengeling van verrukking en paniek die zich van hem meester maakte bij het zien van een badkamerscène met een zich neuriënd scherende protagonist in bloot bovenlijf. Hij vergaapte zich aan de sensuele lijnen van diens deltaspieren, nu gespannen en dan weer soepel, haal na haal, onder een olijfkleurige, glanzende huid. Terwijl het mesje op en neer ging, voelde Saâda zich onwel worden, onderhevig aan een chemisch proces dat hij nooit eerder had ervaren. Ik heb ze gevraagd om van zender te veranderen, argumenterend dat we naar dergelijk lichtzinnig amusement toch niet hoefden te kijken. Zowel zijn moeder als zijn zusje had geprotesteerd, ze vonden dat hij flauw deed en maanden hem aan in zijn kamer te gaan studeren. Maar de beelden waren onweerstaanbaar, de jongeman was niet in staat recht te staan en het salon te verlaten. Hij voelde het bloed in zijn slapen bonzen en herinnert zich tot op heden hoe fervent hij die avond de Heer heeft aangeroepen. Het heeft niet geholpen, integendeel. Nauwelijks een week later, alleen thuis en voor de tv, ziet Saâda op Arte een documentaire over het maken van homo-erotische films. Hij kan zijn ogen niet geloven: datgene waarop hij in de duisterste krochten van zijn hart dacht een monopolie te hebben, voltrok zich ook in de werkelijkheid, schaamteloos, schier eindeloos en bovendien onder het oog van een geen enkele fysieke gewaarwording schuwende camera. Eerst had Saâda vol afschuw de tv willen uitzetten, maar het warme gevoel in zi!jn lenden en het gezang van zijn hart hadden dat niet toegestaan. Vervolgens had de jongen de deur op slot gedaan en had hij de opeenvolging van beelden zo goed en zo kwaad als de recorder in zijn hoofd dat toeliet, in zijn geheugen gebrand. Zelfs tijdens de aftiteling zat hij gebiologeerd voor het scherm, en het is dan dat hij de www-weg heeft ontdekt, de toegang tot het internet van verborgen verlangens, met de naam van een site. Iets met gay, ik weet het niet meer precies, maar vroeger dacht ik dat dat gewoon het Engelse woord voor jongen was. Saâda lacht opgelaten, hij zegt dat ik er geen idee van heb hoeveel behoefte hij aan dit gesprek heeft, en hoe lang al. Hij weet niet hoe hij me moet bedanken voor de mogelijkheid om het onzegbare uit te spreken, voor het eerst in zijn hele leven. Die Arte documentaire, uitgezonden in de herfst van 2003, is de 11 september van mijn jeugd. Niets zou ooit nog hetzelfde zijn, dat wist ik meteen. Een jaar lang bezoekt Saâda haast dagelijks een internetcafé, hij googlet onvermoeibaar op alle mogelijke combinaties van gay, vergaapt zich aan fotos die weinig aan de verbeelding overlaten en komt er zelfs achter welke sites gratis filmpjes bevatten. Elke keer weer is hij bang voor ontdekking en wist hij nauwgezet de sporen uit van alle sites die hem die dag hebben doen dromen. Maar de hunkering naar de gevisualiseerde herenliefde haalt het evengoed van de angst als van het schuldgevoel dat hem nachtelijk uit zijn slaap houdt. Of tenminste, zo gaat het aanvankelijk toch. Als ik kon, zucht hij, zou ik dat jaar uit mijn leven wegsnijden. Om zich van de schande te ontdoen, zou hij het deleten, en van de schaamte ook, over het voyeurisme dat hem geheel in zijn greep had. De virtuele realiteit had Saâdas geest gekoloniseerd, ze was er in geslaagd om de leergierige jongen uit te schakelen, die de gapende leegte van de eenzaamheid nochtans jarenlang overtuigend had weten vol te stouwen met van al-Jazeera geplukte feiten, wiskundestellingen en zekerheden uit de fysica. Met een simpele klik had ze hem versmald tot een personage uit een pornografische game. Saâda zucht. Altijd weer vroeg ik God om verlossing, maar mijn gebeden eindigden steeds vaker in huilen. Dat de Almachtige hem op de proef stelde, dat Hij zijn geloof wilde aanscherpen en hem wilde wapenen tegen de zonde, dat besefte hij, maar de immer zo celebrale jongeman was verlamd. Het zaad van zijn jeugd en van zijn verraad hadden zijn gebedsmat onteerd. Verbroken beloftes hadden haar ontrafeld, de mat van de muis had die van het gebed overwonnen. Ik was de Barmhartige Heer onwaardig, en die wetenschap maakte me het bidden op sommige dagen onmogelijk. Hij legt zijn bril op tafel, wrijft in zijn ogen en blijft met gebogen rug zitten. De capitulatie, in de versie van een vrome jongeman. Het ergste, zegt hij zacht, is dat ik een zamel was geworden, een smerige homo in de betekenis die er hier aan wordt gegeven. Een nietsnut, een sexmaniak die zich vergrijpt aan elk lijf dat hem wordt aangeboden. Ik kon mezelf niet langer in de spiegel aankijken.
Donkere dagen, en nog donkerder nachten, het al even satanische als onuitwisbare 2004 was het laatste jaar dat Saâda in zijn geboorteplaats doorbracht. Ondertussen is hij naar Marrakech gekomen, stad van oker, van bevrijding en van msn. Ze heeft de zamel terug in een jongeman veranderd, in een wezen dat naar woorden verlangt, naar vriendschap, begrip en genegenheid. Er kwam een klik, van een muis die weinig verschilde van de vorige. En toch, de eerste had de jongeman meegenomen naar werelden van porno en wanhoop, de tweede bracht hem naar twee jonge Franse homos, naar Anthony uit Marseille, en vervolgens naar de Parijzenaar Arnaud. ` Je zou die laatste zijn goeroe kunnen noemen, in iets meer dan een jaar van haast dagelijks chatten wijdde hij zijn Marokkaanse vriend in in de geheimen van de herenliefde. Hij deelde zijn ervaringen en gevoelens met Saâda en leerde hem over begeerte en tederheid praten. Honderduit vertelde hij over de Franse maatschappelijke discussie omtrent het homo-huwelijk en over de theorieën rond het Oedipuscomplex. Arnaud sprak over homo-erotische boeken en films, over cafés, bars en jaarlijkse feestelijke homostoeten in de hoofdsteden van Europa. Op een haast luchtige toon beschreef hij de coming-out naar zijn ouders en leerkrachten en het welslagen van hun aanvaardingsproces leek hem niet eens te verwonderen. Ze waren ongeveer even oud, maar de afstand tussen hun werelden was veel groter dan de 2130 km die hen in vogelvlucht van elkaar scheidde. Saâda wist dat hij haar nooit zou kunnen overbruggen, maar de wetenschap dat Arnauds universum bestond, veranderde hem volkomen. Eerst verbaasden zijn lichtheid en zorgeloosheid hem mateloos, en zijn verhalen gingen Saâdas bevattingsvermogen volstrekt te boven, al probeerde hij dat niet te laten merken. Even had hij zelfs gedacht dat Arnaud ze gewoon verzon om hem op te monteren. Ze hadden er later samen om gelachen. Gaandeweg werd de jonge Fransman het centrum van Saâdas leven en zijn onwaarschijnlijke zelfvertrouwen begon zelfs een beetje op hem af te stralen. Het is bij gratie van Arnaud dat Saâda heeft bestaan, dat hij zich als homosexuele jongeman heeft kunnen uitvinden. De bijna afgestudeerde Fransman gaf hem moed, begrip en eerbare woorden, die hem moesten wapenen tegen het vitriool dat in de Marokkaanse maatschappij altijd zijn deel zou zijn. Arnaud en Saâda waren vrienden en werden minnaars, virtueel toch, en verbaal. We smeedden plannen om elkaar te ontmoeten. Arnaud was al een keer in Marrakech geweest, het was hem erg bevallen en het vooruitzicht om me te komen bezoeken, verblijdde hem heel erg. Saâda leefde in een droom. Hij stelde zich voor hoe hij Arnaud in dit appartement zou ontvangen, wat hij voor hem zou koken en hoe hij de liefde met hem zou bedrijven. Voor het eerst in zijn leven zouden zijn lippen die van een ander beroeren en mochten zijn handen met hun strelingen elke centimeter verkennen van de huid van zijn beminde. Het was nog een kwestie van drie of vier maanden, een infiniteit voor ongeduldigen als Arnaud, en louter meer dan een seconde voor zij die als Saâda al hun hele leven wachten. Arnaud zou mijn eerste minnaar worden, dat was mijn vurigste wens.
Er komt een schaduw van intens verdriet over Saâdas gezicht. Hij staat recht, legt een nochtans nauwelijks hoorbare Mozart het zwijgen op en sorteert de schriftjes in de oranje kaft op datum. Er hangt een loden stilte, ik begrijp dat Arnaud nooit is gekomen. Saâda zegt dat je het op verschillende manieren kan interpreteren. Dat het op een heldere dag in januari 2006 was, mompelt hij, en dat er twee verschrikkelijke dingen zijn gebeurd. In de vooravond is hij zijn msn-account om onbegrijpelijke redenen definitief verloren, en toen hij uren later enige verstrooiing zocht op het Jamaa el-Fna-plein, ging een gauwdief er vandoor met zijn mobieltje en met wat hem restte van Arnaud, zijn telefoonnummer. U kunt het zich niet voorstellen, mijn hele wereld is die avond ingestort. Dagenlang heeft Saâda tevergeefs geprobeerd om terug in contact te komen met zijn vriend. Hij beproefde alle mogelijke letter- en cijfercombinaties van zijn emailadres, lanceerde sos-oproepen op andere sites en vormde talloze nummers met de paar cijfers die hij zich nog van het vorige telefoongesprek met Arnaud herinnerde. Ik wist dat het geen zin had. Er komt een bittere trek om Saâdas mond. Hij gaat zitten en staart naar zijn handen. Het was een straf van God, Hij, en Hij alleen, kende mijn zondige intenties. Hij heeft me terug naar het rechte pad willen leiden, daar ben ik van overtuigd. De geschiedenis herhaalde zich min of meer. Het ging van de mat van de muis andermaal naar die van het gebed, van een wereld van lichtvoetig geluk naar een van ondraaglijke schuld. Arnaud was tot een cyber-fata morgana herleid en met hem waren de idealen verdwenen die ze samen zo liefdevol hadden gekoesterd. Saâda begon weer naar de moskee te gaan. Hij bad God om vergiffenis, hij smeekte en huilde. Maar er was iets veranderd. Hoe onbereikbaar Arnaud ook was geworden, hij bestond en zijn erfenis kon niet worden gedelete. De vraag was niet of Saâda naar het internet van verlangen zou terugkeren, maar wanneer. Hij gelooft dat hij er een maand of drie is weggebleven. Maar toen moest hij erheen. Om te leven, om de leemte in te vullen die Arnaud had achtergelaten, zelfs al wist hij dat hij aan loutere zinsbegoocheling deed. Hem vervangen was onmogelijk. Saâda heeft toen de Marokkaanse gay-sites ontdekt, hij chatte met een man uit het nabijgelegen El Jadida, die meteen een afspraak regelde toen hij hoorde dat hij een eigen flat had. De volgende middag al hebben ze elkaar in het parkje naast het pompstation ontmoet. De man vroeg na een minuut of vijf of hij condomen had, hij was gehaast en hoopte dat Saâda niet al te veraf woonde. Zonder veel omhaal waren ze naar boven gekomen. Waar de badkamer was, had de man vervolgens willen weten, de schuchtere jonge maagd gebarend dat hij zijn kleren alvast moest uittrekken. Saâda zegt dat hij zich nog elke seconde van die ontmoeting herinnert. In weerwil van zichzelf, eigenlijk, want het liefst zou hij ze uit zijn geheugen wissen. Hij weet dat het alarm in zijn hoofd afging zodra ze het appartement binnenkwamen. Maar zijn stem liet het afweten en bovenal besefte hij dat het te laat was. Hij hoorde het toilet doorspoelen en zag de man de slaapkamer binnenkomen. Het was gruwelijk, als onder beesten eigenlijk. Jaren had Saâda van de Daad gedroomd, hij had zich liefkozingen voorgesteld zoals Arnaud hem die had beloofd en zoals hij zich die van de homoporno in cyberspace herinnerde. Strelingen verhoopte hij, tederheid en passie. Hij had zich allerlei scenarios voor de geest gehaald, maar aan het zinnetje waarmee de Daad begon en dat eigenlijk alles zei, had hij niet gedacht. Draai je om. Zelfs als het minder als een bevel had geklonken, dan nog had Saâda zich niet durven verzetten. Hij voelde een golf van paniek door zijn lichaam jagen en sloot zijn ogen. Het duurde niet meer dan enige minuten. Saâda herinnert zich de kreten van de man, en hoe hij vervolgens naar de badkamer verdween en een afscheidsgroet mompelde. De deur sprong in het slot en er maakte zich een gevoel van onmetelijk verdriet van hem meester. Hij dacht aan Arnaud en huilde de middag voorbij. Als een meisje, voelde hij zich, dat door een brute macho was verkracht. Hij zegt dat hij betwijfelt of de man homo was, en in elk geval was hij alleen geïnteresseerd in sex. Die avond is hij andermaal naar de moskee gegaan. Hij heeft God beloofd dat deze keer de laatste was. Saâda zucht en schudt het hoofd. Ik begrijp het niet. Hij weet niet wat hem amper een week later weer naar het internetcafé heeft gebracht en nog veel minder snapt hij waarom hij er een man uit Rabat uitnodigde om diezelfde nacht nog bij hem door te komen brengen. Hij is hem om vijf na tien aan het station gaan ophalen, en bracht hem de volgende ochtend naar de trein van zeven uur. Hij was knap en vriendelijk, meent Saâda, maar hij maakte meteen tijdens het chatten duidelijk dat hij alleen sex en geen relatie wou. Hij hoorde zichzelf tegen m liegen dat dat geen probleem was, en hij ook alleen in een avontuur was geïnteresseerd. En zelfs toen hij, rond middernacht in de slaapkamer zei dat het enige wat m aantrok, de organen waren, gaf Saâda geen kik. Hij dacht aan Arnaud, aan het Parijs van zijn verbeelding en aan de woorden die ze elkaar ooit zouden toefluisteren. In de daaropvolgende maanden concentreerde hij zich op zijn studies, hij ging voor de zomervakantie naar huis en keerde pas aan het begin van de herfst naar Marrakech terug. Dat hij het cybercafé zou mijden, had hij zich voorgenomen, maar de eerste week was nog niet voorbij of hij had al afgesproken met een man uit een buitenwijk van de stad. De man in kwestie was een zanger van populaire liedjes, die zijn niet altijd even royale gage bijspekte met tippelen. Hij had er weinig doekjes omgewonden, voor omgerekend tien euro zou hij van Saâda zijn, desnoods een hele nacht lang. Het was het einde van de maand, zoveel geld kon de student niet meer missen. De zanger was een begripsvol man, voor de helft van dat bedrag wou hij ook wel komen. Het klinkt misschien belachelijk, hoe kan een mens zich goed voelen bij betalende sex? Maar toch was dit mijn enige positieve ervaring, Ismaël was de eerste en enige die me een fijn gevoel gaf. In zijn armen voelde ik me volkomen. Ze zijn elkaar enige tijd later toevallig weer tegengekomen. Saâda vroeg of de zanger zin had om hem te bezoeken, Ismaël wou graag en zei zelfs van m te houden. Het waren al te goedkope, roekeloze woorden geweest, ze hadden de liefde in Saâdas ogen bezoedeld en hij had de zanger smalend gevraagd of hij het voortaan gratis met m zou doen of louter een truukje uithaalde om zich van een vaste klant te verzekeren. Ismaël was boos geworden en weggelopen. Dat hij Saâda nooit meer wou zien, zei hij nog. Saâda staart voor zich uit. Hij zegt dat een man als hij in Marokko alleen sex kan vinden, maar geen liefde. Hij blijft dromen van een leven met een geliefde in een ryad in de oude binnenstad van Marrakech. Maar bewaarheid wordt die droom nooit.
Ik moet aan mijn vriend Jamal denken, die me net voor ik vertrok nog zei dat ik naar Saâdas stemgedrag bij de parlementsverkiezingen van begin september 2007 moest informeren. Slechts één kiesgerechtigde op drie, heeft zijn democratisch recht uitgeoefend, zei hij, zo weinig verwachten mensen hier van parlementariërs. En geef ze ongelijk. De koning is hoedanook almachtig en van verkiezingen heeft hij geen last. Saâda heeft zijn stem uitgebracht, op die eerste vrijdag van september. Voor de islamistische Partij van Gerechtigheid en Ontwikkeling heeft hij nota bene gekozen, voor een politieke formatie die mensen met zijn sexuele geaardheid liefst een stenigingsdood zou zien sterven, zoals de sharia dat voorschrijft voor recidivisten. Ach, ik heb gewoon gestemd voor een vrouw die ik ken, verweert hij zich aanvankelijk. Ze is heel dynamisch en oprecht, niet zon zelfingenomen cleptomane als de gros van de volksvertegenwoordigers in dit land. Ik argumenteer dat individuele goedhartigheid en oncorrumpeerbaarheid in een parlement weinig vermogen, dat het er om groepsdynamieken gaat, om compromissen en om politieke ideeën die worden verdedigd of verworpen. Een partij als de PJD zal Saâdas belangen nooit verdedigen, wel integendeel. En van haar islamistische maatschappijproject moeten naar emancipatie en pariteit strevende vrouwen ook maar weinig verwachten. Is het eerlijk, vraag ik, dat de erfenis van dochters de helft kleiner is dan die van zonen, willen ongesluierde vrouwen heus meteen verkracht worden en hoe moet het met zijn eigen leven onder een islamistisch regime? Op dat moment gebeurt er iets onverklaarbaars. Mijn woorden hebben een bres tussen ons geslagen. Ik weet niet wanneer het is begonnen, maar nog voor ik ben uitgesproken, is onze band verbroken. Hij is weg, de beschroomde jongeman die me de voorbije vijf uur als een bondgenoot heeft beschouwd, die me meenam naar de nooit eerder bezochte spelonken van zijn ziel en die het onzegbare voor het eerst in zijn eigen huis in woorden en zinnen goot. Verdwenen is ook de fragiele jongen, die haast alleen in angst, onzekerheid, twijfels en schuld scheen te bestaan maar wiens dromen nog niet definitief als onrealiseerbaar leken afgevoerd. Voor mij zit een man met een gevoelsloze gezichtsuitdrukking. Hij heeft zijn rug gerecht, zijn kin opgericht. Het timbre en het ritme van zijn stem zijn veranderd, zijn woorden zijn die van een vreemdeling en van God. Blind is hij, doof en impermeabel, onfeilbaar ook, en onbenaderbaar. De jongen is een man is een robot geworden. Hooguit 55 kilogram huid, haar, vlees en botten, maar wel twintig ton korannieke zekerheid. Strak kijkt hij me aan. Dat ik er niets van begrepen heb, zegt hij vlak. De islam is voor hem geen waardenstelsel, het is geen à la carte moraliteit, noch een naargelang de omstandigheden aan- en uitschakelbare hersenfunctie. De onbekende zegt dat hij leeft in de islam. Al jaren. God heeft hem niet nodig maar hij Hem wel. Zonder Hem is hij niets. Ik heb het me later nog vaak afgevraagd, maar weet niet waarom hij dan over de cartoons in een Deense krant is begonnen, de spotprenten met de Profeet als protagonist. Honderdduizenden mensen in de hele wereld zijn toen op straat gekomen, zegt hij, mannen, vrouwen, zelfs kinderen. Verenigd in de Heer hebben ze hun verontwaardiging geuit, ze hebben zich niet laten knechten. Toen niet en nooit. Het water tussen ons wordt steeds dieper. Wat me echt verwonderd, zeg ik, is dat gruweldaden in de wereld, van Darfur over Sri Lanka tot Birma, nooit enige mensenmassa op de been hebben gebracht. Ik zeg niet te begrijpen wat een eventueel kwetsend prentje kan betekenen in vergelijking met de dood van onnoembare onschuldigen, iemands kinderen, iemands vaders en moeders, iemands ooms, tantes, neven of nichten, iemands vrienden, iemands geliefden. Hij laat me niet uitpraten en herhaalt dat ik er niets van heb begrepen. Hoe kan ik stervelingen met de Profeet vergelijken, hij die bij God bemiddelt over de toelating tot het paradijs van gelovigen als hijzelf. Ik zou alles doen voor de Profeet. Mijn leven zou ik geven. Geschreeuwde woorden, geschokte stilte. Ik moet aan Jamal denken, aan de schizofrenie die hij zo graag hekelt. En aan mijn rol als onopgeleide instant-psycholoog. Is er dan een plaats voor Saâda in het paradijs? Gaat de poort ooit voor homos open? Dat hij altijd in alle opzichten een normaal mens is geweest, buldert hij, op dat ene na, dan, de sexuele afwijking waaraan hij lijdt. Het is een ziekte, een beproeving. Maar hij zal dit obstakel overwinnen. Met de kracht die God hem zal geven. Hij zal als een normaal, waardig mens door het leven gaan, als ik dat maar weet. Het is al ver voorbij middernacht. Hij begeleidt me naar beneden en houdt een taxi aan. Even lijkt Saâda terug te zijn gekomen. Dat het hem spijt, zegt hij, en of ik hem kan vergeven. Je hebt veel voor me betekend.