De startpagina voor jong en oud Welkom op dit blog met veel uiteenlopende onderwerpen.
Op rechts van deze site staan
de rubrieken en categorieën
en of u nu onderwerpen zoekt
over ziektes, oorlogen,
politiek, rampen of nieuws
en dies wat meer, u vindt
het allemaal hier op dit
blog van Eef waar u nooit
op uitgekeken raakt!
19-08-2016
Slangen en hun vaak dodelijk gif
Wat verstaan we onder slangengif? Slangengif is een gif dat via de giftanden van een slang bij een beet in de wond gebracht wordt, hierna in de bloedbaan beland, het bloed doet klonteren en het zenuwstelsel ontregelt. Per jaar overlijden er wereldwijd zo ongeveer duizend mensen aan een slangenbeet. Vaak zijn het mensen die ergens in de rimboe wonen en dus niet direct bij een hulppost of ziekenhuis kunnen aankloppen. Vertellen kan ik u dat het uitzuigen van de beet in een ver afgelegen gebied soms nog wel eens redding kan brengen, maar een behandeling van knevelen, afbinden, insnijden of een tourniquet achterwege gehouden dient te worden en misschien vroeger als efficiënte behandelingswijze te boek stond om iemands leven te redden, maar nu veranderd is. Elk ziekenhuis dient te beschikken over tegengif om het slangengif in de bloedbaan af te breken c/q te bestrijden en een slachtoffer van een slangenbeet dient zo gauw mogelijk naar een ziekenhuis vervoerd te worden. Dit moet rustig gebeuren, direct verwijderen dient men knellende sieraden, zoals armbanden en ringen dit i.v.m. de optredende zwellingen. Is iemand gebeten dan is het zaaks de patiënt kalm te houden en het beste hierbij is ook dat de patiënt zo weinig mogelijk beweegt. Tegenwoordig met het trouwe en onafscheidelijk mobieltje op pad is het echt noodzakelijk om op reis te beschikken over het adres en telefoonnummer van een ziekenhuis in de buurt van je verblijf. Hier in Nederland is de adder de enige gifslang. Je treft hem hier aan in bosrijke gebieden en hij houdt zich voornamelijk op aan bosranden, in heidevelden en vinden doe je hem tussen dicht gebladerte, takken en ander bos en/of heideafval op de grond. Sommige mensen zijn erg weetgierig en soms onvoorzichtig. Zie je een slang zitten, kom dan niet te kort in zijn buurt m.a.w.: ,,Stoor hem niet!" Doe dit bij geen enkel wild dier. De adder is bij lange na niet de giftigste slang. De meeste gifslangen vind je in Australië en wereldwijd zijn erbij waarvan het gif heel snel dodelijk is. Wilt u wat meer over slangengif weten ga dan naar: http://www.antigifcentrum.be/natuur/dieren/adderbeten en bekijk ook eens het filmpje-zie bijlage-waarop te zien is hoe gauw dat bij slangengif het bloed stolt en klontert.
In het noordpoolgebied is alle leven afhankelijk van een akelig dun laagje grond van enkele centimetersdikte. Daaronder rust de ijzige dood; erboven worstelen mens, dier en plant ieder op hun eigen wijze met een steeds dreigende ondergang, die hen tot de vernuftstigste vormen van aanpassing heeft gedwongen. En temidden hiervan klopt de hartslag van de tijd trager dan waar ook, met dagen die een half jaar duren. Op de Noordpool is op deze aardkloot de eeuwige grens getrokken van licht en donker. Een keer per jaar gaat aan de noordpool de zon op; één keer per jaar gaat hij onder. Door de invalshoek, de straalbreking en verstrooiing van het licht in de dikte van de atmosfeer heerst er echter in het grootste gedeelte van het jaar een grijze schemering. Voor wie er niet aan gewend is, is het een verbijsterende ervaring in het midden van de zomer de zon om twaalf uur 's middags in het zuiden te zien staan-en om middernacht pal boven de noordelijke horizon. Maar de zomer is kort en koel; naarmate men verder van de boomgrens noordwaarts trekt, blijft hij zelfs steeds ijzig koud. Weinig meer dan anderhalve maand heeft de zwakke zon om na het wegsmelten van het ijs in de randgebieden het nieuwe leven te wekken. De plantenwereld schiet dan haastig en in koortsachtige kleuren en vormen te voorschijn uit de spleten en holten waar zaden, sporen en stronken grauw en onopvallend de lange dode nacht hebben overleefd. Ondanks het barre en boze klimaat kent het noordpoolgebied meer dan vierhonderd hogere plantensoorten. Daardoor is er ook dierenleven mogelijk. Hun vegetarische vertegenwoordigers trokken op hun beurt weer roofdieren en mensen aan; en zo is de noordpool bewoond in tegenstelling tot de kale zuidpool, waar men alleen pinguïns ziet-vleugellamme watervogels, die tussen het visvangen door tenslotte ergens moeten uitblazen. Allerlei dieren hebben zich bij het leven in het hoge noorden aangepast. Onder hen herinnert alleen de korte gedrongen muskusos met zijn vervaarlijke hoorns en zijn haren van een meter lang nog aan andere oerdieren, zoals de wolharige neushoorn en de geweldige mammoet die na de komst van de eerste menselijke bewoners uitstierven. Die eerste mensen drongen de poolgebieden in het oude stenen tijdperk al binnen, toen al bezield van dezelfde raadselachtige maar onbedwingbare veroveringsdrift die ons in onze dagen doet grijpen naar de planeten. De harde omstandigheden prikkelden hun vernuft. De oudste Eskimo's leerden woekeren met alles wat de natuur bood: stenen, klompen ijs en sneeuw, huiden en botten, graten, pezen, vet en traan. Ze bleven in het stenen tijdperk hangen, maar bereikten daarin een vervolmaking die in zuidelijker streken pas tegen de dageraad van de beschaving zou worden beleefd. Veel mensen zijn in de loop der jaren na het noordpoolgebied getrokken en veel streken zijn bewoond geraakt. Met de eerste bewoners-de Eskimo's-is het hetzelfde gegaan als met de Indianen. Toen ze uit hun aloude isolement 'verlost' werden, raakten ze als het ware gevangen en verstrikt in het moderne leven en velen van die stammen zijn volledig uitgestorven door onschuldige virusziekten bv. een gewone verkoudheid waartegen ze geen afweerstoffen bezaten. Ontdekt door de mens zijn in de poolgebieden ook delfstoffen en men probeert met allerlei verzinsels deze op te boren. Milieutechnisch gezien kan dit leiden tot bepaalde natuurrampen. Momenteel hebben we te maken met een klimaatwisseling en een stijgende zeespiegel mede ook tot stand gekomen door de zeestromen in het poolgebied. Constructief zijn de poolgebieden voor mens en dier net zo belangrijk als de regenwouden. We kunnen als aardbewoners zonder deze gebieden niet veilig leven. Wanneer die ijslagen daar in de poolgebieden zouden smelten wordt ons landje op een paar heuveltoppen na volledig opgeslokt door een onstuimige watermassa en wordt moeder aarde een groot stroomgebied waar slechts op enkele stroken land nog te leven is. De gemiddelde temperatuur in de poolgebieden ligt tussen de min 30 en 50 graden Celsius. In juni, juli en augustus is het er wat milder en kom je daar temperaturen tegen variërend van 0 tot hooguit 12 graden onder het vriespunt. Hieronder treft u wat foto's aan van dieren die je in het noordpoolgebied kunt aantreffen. In de zeeën ook robben, walvissen en vele andere soorten en op de sneeuwvlakten vaak sneeuwhazen. Over het noordpoolgebied is heel wat meer te vertellen dan ik hier verwoord heb, maar dat komt bij leven en welzijn mogelijk een volgende keer aan de beurt.
Tot nationale vogel van Nederland is de weidevogel Grutto gekozen. De grutto met zijn prachtig verenkleed voelt zich het beste thuis op vochtige natte klei, veengronden en/of weidegronden. Tussen een beetje hoog gras voelen ze zich helemaal in hun sas. De laatste jaren is hun populatie hier in Nederland, welke geschat wordt op 150.000, wat aan het minderen en dat komt door voedselschaarste. Al vroeg wordt alles door boeren, gemeentes polderdistricten en andere instanties gekortwiekt en dat houdt in minder zaden en droge gronden waar zelfs de pieren en regenwormen van op de vlucht slaan. Wil je als vogelaar of toerist deze vogel ontmoeten, dan moet je ze maar eens opzoeken op plaatsen waar ze veelal vertoeven en dat is hier in Nederland in de provincie Friesland en vooral tref je ze aan op het Waddeneiland Ameland, verder in de kop van Overijssel en ook in de provincie Noord-Holland en soms op weidegronden langs onze rivieren ontmoet je die mooi aangeklede vogel. Zo eind augustus, half september gaan ze verhuizen en zoeken een wat aangenamer klimaat op om guur weer en kou te ontvluchten. Ze vliegen dan naar West-Afrika of zoeken ergens in Frankrijk Spanje of Portugal een leuk stekkie op en verblijven daar tot April, alvorens Nederland weer aan te doen. Een Engelse vogelkenner die ik vandaag in een programma op tv zag vond dat we met de grutto een verkeerde keus gemaakt hadden. Beter bij ons Hollanders had gepast de watervogel de Fuut. Ze zwemmen door het water zoals wij dat ook doen, ook hun tred en gewoontes is op alle gebied hetzelfde en als koppeltje bijeen gebruiken ze hun warme vederkleed om de jonkies te vervoeren; echt ludiek was dit om te horen! Op de tweede plaats bij de nationale vogelverkiezing eindigde de merel en onze old fellow de huismus kreeg een derde plek toebedeeld. Een interessante website die gaat over nationaal geliefde vogels van de verschillende Europese landen is te bekijken op http://www.ecotoerisme.eu/europa/nationale-vogel
EEN KOPPELTJE GRUTTO'S DIT ZORGZAME FUTENKOPPELTJE (DUS DE FUUT) MET JONKIE HAD OOK UITGEKOZEN MOGEN WORDEN ALS NATIONALE VOGEL VAN NEDERLAND
Zoals ik in mijn vorige stukje over spinnen al aangehaald heb kunnen gevaarlijke buitenlandse spinnen door het reis en handelsverkeer ook ons land komen bevolken en ik denk dat door de klimaatwisseling die we de komende jaren ondergaan die verhuizing wel vaker zal plaatsvinden. Het is gemakkelijk als u op een foto kunt zien hoe zo'n spinnetje eruitziet en hieronder staan wat duidelijke foto's van de meest gevaarlijke exemplaren.
Dit is de zwarte schorpioen, ook geen lieverd om te aaien Hierboven ziet u de Australische Roodrugspin, eveneens mee oppassen!
Spinnen behoren tot de ongewervelde dieren. Ze hebben een uitwendig skelet i.p.v. een uitwendige. Verward worden spinnen vaak als insecten, maar dat is echt niet zo. Beestjes die op spinnen lijken, zoals bv. de hooiwagen, behoren eveneens tot de spinachtige orde der spinnen. Spinnen kunnen goed kijken en beschikken over drie en er zijn er ook bij met vier paar ogen. Alleen de grotspin is blind en heeft geen ogen. De meeste spinnen hebben vier paar looppoten en er zijn er ook met nog meerdere looppoten. Over de hele wereld zijn er naar schatting zo'n 45000 soorten spinnen. Oktober is hier in Holland en België de maand van de spinnen en je ziet ze onder de vensterbank in de woonkamer, achter de linnenkast, in alle hoekjes van uw huis, achter de gordijnen en ook buiten kom je ze tegen. Spinnen zijn erg schuw en weten zich snel te verbergen. In hun web vangen ze insecten, die ze verorberen of nog even bewaren als ze honger krijgen. Spinnen weten zich snel te vermenigvuldigen en moeder spin legt soms wel meer dan 200 eitjes tegelijk. Elke spin kan bijten, maar de meeste die hier in Holland voorkomen komen met hun beet niet door de menselijke huid en een eventuele beet heeft hooguit wat licht effect door mogelijk een geringe huidirritatie. Heel anders ligt dit bij spinnen die in tropische gebieden veelvuldig voorkomen. De meest gevaarlijke spin is de Australische trechterspin. Eveneens fataal kan de beet van de Braziliaanse zwerfspin wezen, ook zijn er uiterst gevaarlijke vogelspinnen en een heel linke en niet zo'n grote spin is de vioolspin die u kan verwonden en overlijden kun je aan de zware wondinfectie die door je hele lichaam trekt. Laat je de dieren met rust, dan heeft u er meestal geen last van. Zo af en toe krijgen we ook wel eens te maken met buitenlandse spinnen die uit tropische gewesten met een zending planten, bloemen of fruit ons land binnendringen en kom je zo'n beestje tegen, wees uiterst voorzichtig en informeer bij de gemeente of politie wat u ondernemen moet. Veel mensen zijn onnodig bang voor spinnen en te verjagen zijn ze (zonder te doden) heel gemakkelijk met bepaalde geurmiddelen waar ze een hekel aan hebben. Dergelijke middelen zijn in elke dierenzaak verkrijgbaar en ik noem hierbij pepermuntolie, en met geurenmiddelen uit oliën van limoen, citroen en appelsienen In twee gedeelten heb ik wat foto's van bepaalde spinsoorten staan en ik hoop dat u de angst voor deze toch vaak hele mooie exemplaren wat terugdringt. Een hekel heeft een spin aan een stoffig huis en je treft ze juist meestal in huizen die door moeder de vrouw of de huisman netjes onderhouden zijn. Geen foto heb ik staan van de waterspin die in zoet water voorkomt. Het beestje doet, als je het met rust laat, echt geen kwaad. Voelt ie zich in het nauw gedreven kan dit spinnetje wel bijten, maar het gif is zo zwak dat je huid er amper door geïrriteerd raakt. Hetzelfde geldt ook voor zeespinnen die hier in Nederland en België in onze wateren vertoeven.; daar ondervind je echt weinig of geen hinder van. In sommige tropische gebieden ligt dit anders en komen wel spinachtige wezens voor die bij benadering wel gevaarlijk zijn. Bij twijfel informeer ter plaatse bij een toeristenbureau alvorens dit gebied te bezoeken. Meestal vindt u aan het strand of kust waarschuwingsborden met afbeeldingen van gevaarlijke spinnen, gifkikkers, krokodillen en andere zeewezens die u kunnen belagen en als u daar gaat baden of anderzijds dan doet u dat op eigen risico.
Over de hele wereld leven wilde dieren en ook waar bossen zijn tref je bepaald wild en gevogelte aan. De grootste continenten waar we dieren in het wild aantreffen zijn Afrika en Zuid-Amerika. In Afrika treffen we vnl. de grote diersoorten aan zoals olifanten, neushoorns, nijlpaarden en giraffen. In de oerwouden van Zuid-Amerika met soms grote moerassen, zoals in het Amazonegebied, treffen we veel katachtige dieren, slangen, krokodillen en kaaimannen aan. Berucht in het Amazonegebied zijn wel die hele grote niet giftige slangen, zoals de anaconda's en de boa constrictors. Deze slangen zijn oersterk en doden hun prooi door ze dood te drukken (zie afbeelding!). Katachtigen kom je bijna in alle oerwouden tegen. Een hele beruchte is de Jaguar. Het dier is, zijn staart niet meegerekend, anderhalve meter lang en weegt zo'n beetje tegen de 100 kg. Het is een echte oerwoudjager en niet alleen om zich van zijn maaltijd te voorzien, maar eveneens louter om te tonen hoe sterk hij is. Met de grootste slangen gaat hij in gevecht en ook zoekt hij de strijd met krokodillen en kaaimannen. Als maal laat hij ze liggen, want dan dood hij liever een aap, luipaard, een tapir, een capibara, een waterzwijn of een of andere vogel of visje. De jaguar begeeft zich ook buiten het oerwoud en bewoners die vlakbij zo'n wildgebied wonen krijgen soms deze sluipmoordenaar op visite en 's anderdaags treffen ze een leeg hondenhok of kippenhok aan. Ooit heb ik van een woudloper het verhaal gehoord dat een jaguar er met zijn paard vandoor was gegaan, dit zware dier helemaal naar een rivier gesleept heeft, toen met prooi en al de rivier is overgestoken en dit alles om zijn prooi in veiligheid te brengen; gewoon onvoorstelbaar! Zijn wat kleiner zus en broer is de Ocelot, ook een sublieme jager, die vnl. jaagt op wat kleiner wild, maar ook niet schroomt om aan de rand van een moeras een gevecht aan te gaan met een kaaiman. Een leeuw mag dan in Afrika of elders de koning van de dieren genoemd worden, soms 300kg zwaar, maar is met zijn gewoonte om 20 uur van een etmaal te rusten geen echte oerwoudjager en als hij op jacht gaat om zijn maag te vullen dan ontbreekt hem ondanks zijn enorme kracht de conditie om zijn prooi te bemachtigen. Het gebeurt vaak genoeg dat een leeuw na een mislukte poging om zijn prooi te pakken te nemen door een giraf of impala (zie inzet) doodgetrapt wordt. De vrouwtjesleeuw is wat actiever dan de mannetjesleeuw en vooral als ze welpen heeft laat ze zich niet benaderen. Over het algemeen kun je stellen dat de katachtigen, waaronder ook de tijger behoort de grootste sluipmoordenaars in moeders natuur zijn. Onze huiskat kan poeslief wezen, maar krijgt er geen veeg van mee. Ooit werd mijn hond aangevallen door een kat en hield ik om het dier te beschermen mijn hand voor zijn ogen. Nou ik had mijn hand helemaal als een ritsluiting open liggen en het heeft lang geduurd eer de verwondingen waren genezen. Katachtigen zijn zuinig op hun nagels. Deze trekken ze in als ze op zachte kussentjes hun prooi besluipen en als een pijl schieten de nagels eruit als ze toeslaan.
's Werelds zeldzaamste paard was lange tijd het Przewalskipaard. Voor het eerst hier in Nederland en België kreeg dit paard bekendheid doordat het woord voor een kwarteeuw geleden gebruikt werd in het Groot Dictee der Nederlandse Taal. De ontdekker van het Przewalskipaard is de Russische kolonel en ontdekkingsreiziger Nicolai Przewalski (1849-1888). Het przewalskipaard is het oudste paardenras ter wereld en uit, in Mongolië, opgegraven resten heeft men af kunnen leiden dat dit oerpaard al voor 78000 jaren terug daar in die steppen rondliep. Deze wilde paarden zijn echte kuddedieren met een hengst en moedermerrie aan het hoofd rondom vergezeld van een aantal veulens en in de nabijheid wat aanhang van meerjarige paarden die niet direct tot de kudde behoren. Het hoofdvoedsel van deze wilde paarden is gras, maar ook eten ze takken, kruiden, verder het lekkere van struiken en de nodige mineralen putten ze uit de grond. Uiteraard zoeken ze ook naar drinkbronnen om hun dorst te lessen. Voor 60 procent zijn wilde paarden op één en dezelfde dag in de weer met het zoeken naar voedsel, er tussendoor doen ze een dutje of verzorgen hun vacht. Lange tijd heeft het ernaar uitgezien dat op een gegeven moment het Przewalskipaard uitgestorven was. Alleen in dierentuinen liepen er een vijftiental veulens rond waar nadien uit gefokt is. Qua uiterlijk verschilt het przewalskipaard aanmerkelijk met het gedomesticeerde paard dat wij kennen. Het przewalskipaard heeft een groot hoofd, een recht profiel, lange oren, korte hals en benen, een rechte rug, een echte wildkleur met niet duidelijk zichtbaar bruin, soms staan er zebrastrepen op z'n benen, hun aalstreep loopt door tot aan de staart, verder heeft dit paard rechtopstaande manen die erg borstelig zijn, daarenboven is hun staart vrij kort met aan de bovenzijde korte haren en aan de onderkant daartegenover lange haren. De schofthoogte van het Przewalskipaard loopt van 1,22 tot 1,44 meter. Hieronder vindt u een staatje uit de zestiger jaren van de vorige eeuw met het leefgebied van het Przewalskipaard en een paar mooie wildprenten uit de tijd dat dit paard nog echt in het wild ronddraafde. Zowel in België alsmede Nederland zijn przewalskipaarden te bewonderen in enkele dierentuinen en uitgezet zijn er weer een aantal in hun oorspronkelijk leefgebied en wil je een kudde hier in Nederland bewonderen moet u gaan kijken in het wildpark van de Oostvaarderplassen. Dit park is gelegen tussen Almere en Lelystad (Flevoland). Ik wens mijn bezoekers van dit blog met dit zonnige weer een fijn weekend, veel leesplezier en tot een volgende keer maar weer!
Net als in het Dictee der Nederlandse Taal van toentertijd heb ik uit een soort automatisme de benaming Przewalskipaard verkeerd geschreven.
Dat we vroeger als jeugd naar de maatstaven van tegenwoordig echte dierenvrienden waren, kan ik niet stellen. Pas na de Tweede Wereldoorlog en terug van de evacuatie was de Overbetuwe een tijdlang onbewoond gebied geweest en overal was alles wild begroeid en overwegend in het voormalig frontgebied zag je overal klaprozen staan. Eind mei zaten er overal nesten in de bomen en een hele horde Vlaamse Gaaien waren hier neergestreken en dol waren die op de kuikentjes die de boeren weer aangeschaft hadden om straks zelf weer eieren te kunnen rapen. Verschillende dubbeltjes heb ik verdiend met het uithalen van Gaaiennesten. Tegenwoordig mogelijk strafbaar, maar toen heel gewoon. Alles wat mooi floot lieten we leven, maar onder de toenmalige jeugd werd er met de katapult wel op mussen geschoten en weelderig hadden deze diertjes ook hun nesten onder de met mos en huislook begroeide dakpannen. In de levensgevaarlijke mijnenvelden tussen al die wildgroei zaten ook kievieten en ook op deze gespikkelde eieren waren we verzot. In die tijd werden de vogeleitjes uitgeblazen en om indruk te maken op de jonge meisjes kregen die een krans van eitjes om hun nek gehangen. De oorlogsjeugd waren kleine ondeugende cowboys die het allemaal niet zo nauw namen. Gespeeld werd er eveneens met munitie en onklaar werden allerlei projectielen gemaakt, en weelderig was de handel in koperen hulzen en gevonden handwapens. Het was in die verwilderde natuur dat we ook allerlei dieren zoals de Boommarter, de Bunzing, de Fret, de Wezel, en de Hermelijn vaak langs ons heen zagen schieten. Van de marterachtigen heb ik ooit wel eens een das gezien en ook een steenmarter, maar dat was op De Hoge Veluwe en niet in ons voormalig oorlogsgebied. Liep je om deze tijd in de vrije natuur dan was het één gezang van fluitende vogeltjes die overal frivool in struiken en bomen het hoogste lied zongen. De mooiste vlinders zag je overal neerstrijken. Wat dat betreft is er heel wat veranderd en moet je echt de plekjes kennen waar je mogelijk zoiets moois nog allemaal kunt ontmoeten. Er is veel veranderd. Men zegt ten goede, maar zo zie ik het persoonlijk toch niet zitten. Onder dit artikeltje vind je wat mooie foto's van enkele diertjes uit die tijd. Ik wens u veel leesplezier en tot een volgende keer maar weer!
Welke dieren in Nederland kom je bijna niet meer tegen?
Als we het over bedreigde dieren hebben, dan denken we het eerst over die dieren uit Afrika en Azië, die in veel programma's op de TV aan de orde zijn en gewag wordt veelal gemaakt over het Nijlpaard, de Panda en de bedreigde Orang-oetang. Veel diersoorten zijn in mijn dierenrubrieken aan de orde geweest. De grootste vijand van het dier is de mens geweest, die hele gebieden waar vroeger dieren pleegden te vertoeven ingenomen heeft voor het opbouwen van steden en dorpen of anderzijds door er bv. campings van te maken. Ook verstoord werd het hele geschikte ecologisch gebied van veel diersoorten. Vele diersoorten zijn dan ook uitgestorven doordat ze verstoken werden van hun voedselketen. Bebouwde akkers die als alternatief konden dienen voor veel diersoorten (niet prettig voor de boeren) werden bespoten met landbouwgiften en ook dit heeft meegewerkt dat veel diersoorten zeldzaam zijn geworden of verdwenen. Van de week op internet las ik een interessant artikel van de politieke partij GroenLinks uit Deventer. Hier wil de Gemeente bevorderen dat tegeltuinen en schuttingen weer vervangen worden door gras en veel bomen en coniferen aangeplant worden als afscherming; dit stimuleert op natuurlijke wijze het ecologisch effect en tevens is een goede groenvoorziening binnen de gemeente een prima afvoerkanaal voor overtollig hemelwater. Ook veel kleinsdieren keren in zo'n gebied weer gauw terug naar de natuur waarin ze zich prettig voelen. Hier in Nederland kennen we als bedreigde diersoort de Otter, de Wilde Kat, de Europese Hamster (Korenwolf), het Damhert, de Ingekorven vleermuis( nog 2 kolonies in een klooster te Echt), de Velduil. de Korhoen, de Vuursalamander( zie inzet), De Gladde Slang en de Tuimelaar. Helemaal uitgestorven zijn al dit soort dieren nog niet, maar je komt ze eerder tegen in een dierentuin dan zomaar in de vrije natuur. Hier in Nederland zijn we volop bezig om veel dieren (ook uitheemse) die we hier wensen ecologisch te laten generaliseren. Zo'n wildpark is inderdaad aantrekkelijk voor bezoekers, maar het is en blijft toch iets onnatuurlijk houden en het heeft als nadeel dat er in zo'n beperkt, voor vele diersoorten niet-ecologisch gebied, een veel groter sterfte van diersoorten plaatsvindt dan in de 'vrije natuur' die tegenwoordig overigens ook heel beperkt is geworden. Over de hele wereld hebben we voor al die bedreigde diersoorten weliswaar ongeveer tweeduizend ruimtes in de vorm van dierentuin, reservaat of dierenpark gecreëerd waar ze kunnen vertoeven en voorlopig behoeden we hiermee dat we dieren die in de vrije natuur geen kant meer op kunnen in beperkte mate voor uitsterven weten te behoeden.
Er lopen meer verwilderde dan wilde katten rond
Pas gezien op Marsdiep bij Texel. Vroeger volop aan Noordzeekust Toen Zuiderzee afgesloten werd was het gebeurd met onze dolfijn
Tot de 12e eeuw trof je bijna in heel Europa de Bruine Beer. Ook in Nederland hadden ze een leefgebied op plaatsen met een beetje beschutte natuur. Tot hoelang ze hier ongeveer gezeten hebben is in maart van dit jaar ontdekt toen vrijwilligers van de Archeologische vereniging Nederland in het natuurgebied van de Kop van Schouwen-Duiveland (Zeeland) botresten (zie inzet) van dit roofdier vonden en vastgesteld is dat deze resten zo'n 900 jaar oud zijn. In het wild vinden we Bruine beren in Oost-Europa (Rusland en Roemenië), in Scandinavië (zo bv. Zweden). in veel Aziatische landen en in Amerika vooral in de Rocky Mountains. De Bruine Beer is veelal donkerbruin van kleur, maar je hebt er ook die blond of zwart zijn. Opvallend bij de bruine beer is die schouderbult en korte staart. Hun gewicht varieert van 80 tot een volwassen mannetjesbeer die zelfs 600 kg kan wegen. Beren zijn vnl. planteneters en gek zijn ze op wortels en knollen. Wat ze ook kunnen is op zalm vissen en bij zo'n waterval of in de directe nabijheid liggen ze op de loer en met hun poot slaan ze zo'n visje aan de 'haak'. Zwemmen kunnen ze overigens als de beste! Het zijn echte roofdieren en hebben ze barre honger dan jagen ze ook op kleinwild. Als ze jeuk hebben krabben ze zich langs een boom of rots, maar net als een aap zijn het ook dieren die een of ander voorwerp zoals een steen of dikke boomtak beetpakken om hiermee zich te krabben of iets op te pakken en/of te verslepen. De meeste wilde dieren in de natuur worden 20 tot 25 jaar oud. In gevangenschap en goed opgepast halen ze een leeftijd van 30 tot 35 jaar. Ik heb nog de tijd meegemaakt dat hier in Nederland beren op kermissen misbruikt werden in vechttentjes en in het publiek was er altijd wel een persoon, met een borreltje op, te vinden die met de (gemuilkorfde) beer vechten wou. Je begrijpt dat er niet voor niets het gezegde ontstaan is dat iemand berensterk was. Overigens moest je van goeden huize wezen om het gevecht tegen zo'n krachtpatser van een beer in je voordeel af te ronden. Ook nu nog zijn er landen waarin op marktpleinen e.d. beren te vinden zijn waarbij je tegen betaling mee op de foto gezet wordt, een dansje kunt maken of mogelijk mag proberen deze beer te vloeren. Hier in Nederland vind je in bijna elke dierentuin wel een bepaald soort beer aan. Circussen die hier in Nederland optreden mogen sinds kort dit niet meer doen met leeuwen, tijgers of andere wilde dieren. Veel circussen ontwijken hierdoor ons land, want elders in de wereld mag dit bijna overal. We zijn hier in ons land bijzonder weekzerig als het om dieren gaat en er zijn hier veel opvangcentra voor verwaarloosde en bedreigde dieren. Specifiek op dieren gericht is de stichting Alertis. Ga naar www.alertis.nl/Berenbos/?gclid=CJXvz_615MUCFTLLtAodqgMAwg
Het zijn vriendelijke beesten, maar wat deze dame doet, raad ik mijn lezers beslist niet aan, want je weet het maar nooit!
Pas achter de rug hebben we een paar zware aardbevingen. Bij allerlei acties worden er in Nederland miljoenen euro's binnengehaald om de eerste menselijke nood te ledigen. Waar vaak niet aan gedacht wordt zijn de vele huisdieren en dieren in de vrije natuur die, als ze niet dood zijn, vaak gewond en hongerig rond lopen. Nepal was vroeger een straatarm bergachtig land met in het zuiden een grote jungle met dieren zoals tijgers, neushoorns, olifanten en berggeiten. Een groot gedeelte van deze jungle is ontgonnen en men heeft er landbouwgebieden van gemaakt. Na de ontginning zijn er enkele wildparken aangelegd. Voor de aardbeving in Nepal was 70 procent van de bevolking wat inkomen betreft afhankelijk van de landbouw. Door de aardbeving zijn hele gebieden ontoegankelijk geworden en het hele normale leven van mens en dier is verstoord en er zal bijna een generatie overheen gaan eer alles weer een beetje op orde is. Voor getroffen dieren in rampgebieden is er een organisatie die geld inzamelt om de gewonde dieren op te vangen en te verzorgen. Ga naar www.worldanimalprotection.nl om een indruk te krijgen hoe deze organisatie werkt om de dieren weer een volwaardig bestaan te geven. Hier beneden enkele faunabeelden en een foto van de puinhopen waar af en toe nog een gewond dier gered wordt en opgevangen.
Vroeger zaten er in Nepal ook Bengaalse tijgers Makaken vond je in de buurt van de Himalaya
We gaan zo langzamerhand weer op de lente aan en we merken dit al aan de snelle stijging van de temperatuur. Voor veel dieren is dit een reden om uit de winterslaap te treden en begin volgende week zie je dan ook onze padden hun stekkie opzoeken en begint de paddentrek. Dit keer wil ik het hebben over zogenaamde kniptorren. Je hebt grijze, rode en bruine kniptorren. Hier in Nederland hebben we voornamelijk te maken met de bruine kniptor. Het is een insect met een afmeting van 1 tot 7 cm en wat u misschien niet weet is dat deze keverachtige insecten ook nog vliegen kunnen. Dit kunnen ze niet vanaf de grond, maar krijgen het wel voor elkaar als ze als lanceerbasis op een tak gekropen zijn. De vrouwtjes kniptorren leggen vanaf mei tot augustus dagelijks eitjes en dat kunnen er wel zo'n 80 per dag wezen. Hieruit ontwikkelen zich larven en niet pa of ma, maar wel dit kroost brengt grote schade toe aan pas gepote gewassen en gek zijn ze op alles wat er op het land staat. Voor de aardappelboeren is het een ramp als ze deze beestjes op visite krijgen. Een geliefde verblijfplaats is ook het maïsveld. Op goed bewerkte en gestoomde gronden tref je de kniptor niet zo gauw aan. Op velden die lang verstoken zijn van nattigheid-wat ook niet goed voor het gewas is- tref je de kniptor ook heel weinig aan. Die larven houden van sappige wortels, knollen, planten, bloemen en bladeren en gek zijn ze ook op weidegronden waar s 'morgens de dauw op staat. Bestrijden zijn ze met insecticiden en milieubewust te vangen zijn ze met de zogenaamde kniptorkit, een huisje met als lokmiddel wat mannelijk feromoon ('geslachtszaad'). Vroeger had ik om in mijn moestuin slakken weg te houden ook zo'n soort huisje en omdat slakken graag dronken willen worden had ik deze gevuld met bier. In deze verkiezingstijd vergelijk ik de kniptorren wel eens met politici. Zij zorgen goed voor zichzelf en laten hun vazallen (larven) ons uitzuigen en telkens opnieuw laat de goegemeente zich van alle onzin op de mouw spelden. Nergens herhaalt de geschiedenis zich door de eeuwen heen zoveel keren als in de politiek en af en toe breekt er een revolutie los om de boel op te schonen. Laatste Nieuws: Langs de N 381 ter hoogte van Noord-Sleen in de provincie Drenthe (bij Emmen) niet ver van de Duitse grens is een wolfs-koppel waargenomen. Met zekerheid kunnen we stellen dat de wolf weer in Nederland zijn stekkie gevonden heeft-(zie bijlage van vanmorgen gemaakte foto!)
De bruine kniptor (1 tot 2 cm)-hier vergroot afgebeeld-komt in Nederland het meest voor
De vorige keer hebben we het over de vinpotigen zee-bewonende dieren gehad en ook aangeduid in dit op 7 januari jl. geschreven artikel heb ik het verschil van vinpotigen met de walvisachtigen. Men verdeelt de walvisachtigen in twee groepen: baardwalvissen en tandwalvissen. In beide kampen komen giganten voor. De potvis met zijn opvallend smalle onderkaak vol tanden en zijn verkommerde bovengebit, kan achttien meter lang worden; maar de kampioen is een baardwalvis, de blauwe vinvis van de zuidelijke ijszee, die drieëndertig meter haalt en dan een gewicht heeft van dertig olifanten. Deze reus is niet alleen het grootste dier van onze tijd, maar bovendien het grootste dat ooit heeft bestaan. Zelfs de grootste sauriërs, of ze nu in het water of op het land leefden, bleven ver bij hem achter. Veel plezier heeft hij daarvan overigens niet in onze dagen, integendeel. Zoals op alle zee-bewonende zoogdieren is er op hem gejaagd tot hij vrijwel was uitgeroeid en zelfs nu hij internationaal beschermd wordt- zijn er landen en onverlaten die de geldende voorschriften ontduiken of negeren. De baardwalvissen leven van plankton. De grote walvisachtigen hebben koppen, die met alle proportis schijnen te spotten; maar die van de planktoneters doet van binnen denken aan een geweldige zaal. De kroon spant in dit opzicht de Groenlandse walvis met zijn boogvormig uitgeholde bovenkaak. De bedoeling van deze ruimte is, dat hij vol plankton-houdend water loopt, waarna de tong naar boven wordt gedrukt en het water door de baleinen naar buiten wordt geperst. Deze baleinen, buigzame hoornplaten met een soort voering van lange haren, kunnen bij de Groenlandse soort een lengte van maar liefst vier en een halve meter bereiken, en de persende tong heeft bij de blauwe vinvis een gewicht van vier ton. Het resultaat is dat na elke hap een reusachtige hoeveelheid plankton door de nauwe buis van de keel naar de maag wordt gepompt, en ook deze niet met nutteloos water wordt gevuld. Voor het grootste deel bestaat het aldus verorberde plankton uit kleine kreeftjes. Een walvismaag kan er wel duizend kilo van bergen. Omdat plankton betrekkelijk dicht aan de oppervlakte leeft, behoeven de baardwalvissen niet zeer diep te duiken. Ze blijven ook niet langer dan een kwartier achtereen onder water. Een ongeveer even lange duiktijd noteren de kleinere tandwalvissen, zoals dolfijn en de bruinvis, die zich met eveneens dicht onder de oppervlakte levende vis voeden. De grote tandwalvissen leveren een veel indrukwekkender duikprestatie. Voor de potvis is een uur niets ongewoons; voor de bultrug heeft men zelfs anderhalf uur gemeten. Zo'n onderzees uithoudingsvermogen heeft de vechtlustige potvis natuurlijk wel nodig, als hij naar de donkere diepten afdaalt om de strijd met een grote en taai terugvechtende inktvis aan te binden. Eens heeft men een potvis opgehaald van een diepte van anderhalve kilometer, waar hij het te kwaad had gekregen met een onderzeese kabel. We moeten aannemen dat hij, zonder dat we dat kunnen vaststellen, nog wel dieper kan duiken ook. Een dier, dat zulke hoogteverschillen en dus ook drukverschillen kan verwerken, is vanzelfsprekend door zijn bouw op dergelijke voor ons adembenemende en verpletterende duiken aangepast. Hun longen zijn minder groot dan men zou vermoeden, maar ze verminderen onder water hun zuurstofgebruik door de bloedsomloop in grote delen van hun lichaam af te sluiten; het hart kan dan veel langzamer pompen. Alleen lichaamsdelen die zonder onderbreking met zuurstof moeten worden gevoed, zoals de hersenen en het hart zelf, blijven in de circulatie ingeschakeld. Dat verklaart ook waarom na elke duik een rustig zwempartijtje aan de oppervlakte bitter noodzakelijk is: de verwaarloosde lichaamsdelen moeten met zuurstof worden bijgetankt. Tot vreugde uiteraard van de walvisvaarder, die het opduiken van een walvis nog altijd begroet met de door Moby Dick beroemd geworden kreet: 'here she blows...'-kijk, hij spuit! De zuurstofeconomie van de walvis is ook in andere opzichten voortreffelijk geregeld. Allereerst heeft hij geleerd zijn longen vrijwel geheel met lucht te vullen voor hij duikt; andere zoogdieren benutten de capaciteit van hun longen maar zeer ten dele. Bovendien slaat de walvis zijn zuurstof in veel groter mate buiten de longen op, namelijk in zijn spieren. Deze spieren zijn ook, net als de rest van zijn lichaam, vrijwel niet samendrukbaar. De onvoorstelbare druk in de diepte deert de walvis nauwelijks. Hij heeft zelf een oplossing gevonden voor het klassieke duikersprobleem, de caissonziekte. Een menselijke duiker moet heel voorzichtig van een diepe duik terugkomen, anders vormen zich stikstofbellen in zijn bloed, die zijn dood kunnen veroorzaken. Vermoedelijk kan de potvis van zijn griezelige diepte als een torpedo naar de oppervlakte schieten, doordat hij bij het afdalen een stikstoftekort in zijn lichaam had opgebouwd: zijn bloed had een stikstofhonger. De intelligentste walvissen zijn de dolfijnen. De bouw van hun hersenen komt zo verrassend sterk met die van de mens overeen, dat men zich afvraagt of zij niet, in plaats van de chimpansee, de eretitel van het op één na verstandigste wezen in de schepping mogen opeisen. Amerikaanse deskundigen, die in Florida dolfijnen in gevangenschap bestuderen, hebben over hun bevindingen de meest fantastisch klinkende verslagen gepubliceerd. Men had bijvoorbeeld een geluidsbandje gemaakt van het gekwetter en gesjirp, dat de dolfijnen lieten horen, en iemand kwam toen op het idee om de band eens vertraagd af te draaien. Het effect zou verbluffend zijn geweest: als ze alleen waren, imiteerden de dieren de geluiden die ze overdag opvingen, maar dan in hun eigen tempo. Eén dolfijn bootste heel precies het geluid van een dagelijks voorbij-denderende trein na. Een andere imiteerde het knarsen van de voetstappen van zijn baas, en zelfs diens stem. De meeste geluiden waren echter niet thuis te brengen, maar volgens de Amerikaanse onderzoekers zou men daar juist wel gestuit kunnen zijn op het bestaan van een echte dolfijnentaal. Dat laatste moeten we voorlopig maar met een korreltje zeezout nemen. Er zijn meer dieren die kunnen imiteren, en om een papegaai te overtreffen moet zelfs de meest praatgrage 'Flipper' heel wat mans zijn. Maar zelf praten veronderstelt verstand. Dat de dolfijn daarover beschikt, is-voorzichtig uitgedrukt-nog altijd niet bewezen. En ook zonder dat zijn de walvissen al interessant genoeg!
Wat het zeeleven betreft hebben we al heel wat dieren onder de loep genomen en het waren niet alleen en uitsluitend vissen waarover we het gehad hebben, maar ook andere wezens, Tot de zee-bewonende dieren rekent men ook de betrekkelijk kleine groep van ongeveer honderdtien soorten zoogdieren, die het land voorgoed gedag gezegd hebben of daar nog slechts een bepaalde tijd van hun leven doorbrengen. Het is een vrij willekeurige indeling, zoals we al eerder hebben gezien; aan de vervorming van de ledematen tot roeipoten, vinnen eigenlijk, kan men immers aflezen hoe ver de dieren in hun aanpassing aan het water gevorderd zijn, en dat loopt nogal uiteen. De zogenaamde vinpotigen, waartoe onder meer de walrus en de gewone zeehond behoren, kunnen op het land nog wel degelijk uit de voeten, al varieert die vaardigheid van kruipen tot een soort van schokken en sjokkend springen. Niet alleen de pootvorm is een graadmeter; in het algemeen gesproken kan men ook zien dat een vergevorderde aanpassing aan het zeeleven tevens de neiging tot reuzenvorming insluit. De vinpotige dieren moesten hun gewicht nog altijd aanpassen aan de draagkracht van hun skelet en speciaal van hun wervelkolom. De walvisachtigen daarentegen profiteerden van de opwaartse druk van het water, namen kolossale afmetingen aan, maar sloten daardoor tegelijkertijd voorgoed de terugweg naar het land af. Een walvis , die op het strand loopt, verplettert zichzelf als hulpvaardige mensen geen kans zien hem tijdig naar diep water terug te slepen. Het grootste verschil tussen de vinpotigen en walvisachtigen licht echter in hun ademhaling. Bij dieren die nog gebruik maken van rustplaatsen op het droge, heeft het ademhalingssysteem niet zo bijzonder veel veranderingen ondergaan sinds ze naar zee verhuisden; maar dat gebeurde dan ook 'maar' vijftig miljoen jaar geleden. De walvisachtigen waren hun aanpassing bij het zeeleven toen al vijftien miljoen jaren eerder begonnen, en ze hebben die voorsprong in ontwikkeling nooit meer prijsgegeven. Hun neusopening(een of meer spuitgaten, waardoor ze in de lucht condenserende adem-geen water-!-blazen) staan rechtstreeks in verbinding met de longen; een verbinding met de keel en de slokdarm heeft dit kanaal niet, en een walvis kan dus met open muil zwemmen zonder te verdrinken. Hier beneden vindt u een staatje van de verschillende vinpotige dieren en ook wat afbeeldingen. Over de walvisachtigen waarover ik met betrekking tot vinpotigen hun verschillen heb aangeduid, gaan we het volgende week hebben en dit tevens met uitgebreid documentatiemateriaal. Ik hoop dat u na het lezen van dit zee-artikeltje wat het zeeleven betreft ook weer wat zee-wijsheid heb opgedaan en het schrijfsel plezant bij u over komt.
Flamingo's: Het zijn met hun roze vederkleed mooie vogels om te zien. Ook hier in Nederland treffen we flamingo's aan en dit vnl. bij grote wateren. Halverwege de lente zijn ze bijna in alle Europese landen te zien en het leukste is om hun balts of paringsdans te bewonderen. Als het vrouwtje haar eitje, dat wel 100 gram weegt, gelegd heeft, dan duurt het 28 dagen dat een jonkie het levenslicht aanschouwt. De kleine blijft zo'n 75 dagen op het nest en voegt zich dan bij de kolonie. Als het koud en kil begint te worden nemen ze de kuierlatten en vliegen naar een warm Afrikaans land. Tegen de tijd dat ze volwassen zijn dan hebben de mannetjes een lengte van 1,75 en de vrouwtjes zijn zo'n 30 tot 35 cm kleiner. Eten doen die flamingo's vnl. van alle waterplanten en wier en van alles wat er in zo'n plas leeft en zit. Slapen doen ze staande op één poot in het water; zouden ze dit op twee poten doen, dan verliezen ze teveel lichaamswarmte. Sneeuwhoenen: We kennen ruigpoothoenders, parelhoenders, moerashoenders en beroemd is de Schotse hoender (de Grouse) Naar deze laatste is zelfs een whiskysoort (zie inzet) naar genoemd. Onze kip (pluimvee) behoort ook tot de hoendersoorten. De hoenders die leven in koude gebieden veranderen 's winters van kleur en van roodbruin of wit-zwart worden ze spierwit; we hebben het dan over die hoendersoorten die we in Scandinavië, Rusland, het Alpengebied, Noord-Amerika of in sommige Aziatische landen aantreffen. De sneeuwhoender is zo'n 40 cm lang en het vrouwtje weegt 550 en het mannetje plm. 750 gram. Onze kip laten we meestal nooit ouder dan drie jaar worden, want dan zijn ze uitgelegd. Zouden ze in leven gehouden worden dan kunnen ze toch wel ruim 10 jaar oud worden en van alle hoendersoorten kunnen we hetzelfde zeggen. Een hoender of kip die je als huisdier houdt kan, goed opgepast, zelfs 20 jaar oud worden. Die Schotse hoenders leven in het wild op de hei en eten vnl. scheuten van de kruipwilg, struikhei en gek zijn ze eveneens op blauwe en rode bosbessen. Een vrouwelijke hoender heet hen en een mannelijke haan. Meestal broeden ze zo'n 3 tot 5 bevruchte eitjes uit, die na 21 tot 23 dagen uitkomen. In de ijstijd moeten hier in Nederland ook sneeuwhoenders vertoefd hebben, want voor enkele jaren terug heeft men in het grensgebied van Noord Nederland en Duitsland fossielen gevonden die na onderzocht te zijn dit indicatief aangaven. In de koude gebieden staan ook struiken en in een moeras is voor hoenders van alles en nog wat van hun gade te vinden. In Nederland heb ik nog nooit een sneeuwhoen gezien, zelfs niet in een dierentuin. Zilverreiger: Voor jaren terug was het alom de blauwe reiger die we hier in Nederland aantroffen, maar sinds de vele zachte winters die er de laatste jaren geweest zijn en mede doordat de zeespiegel stijgende is en het hier in de lage landen warmer wordt is de populatie van de witgekleurde zilverreiger groter geworden en die van de blauwe reiger wat aan het afnemen. Hier in het kolkje bij ons voor de deur zie ik af en toe onbeweeglijk een blauwe reiger staan. De vogel is erg schuchter en bij het minste of geringste geluid is ze verdwenen. Over reigers heb ik al enkele stukjes geschreven. Het zijn mooie vogels om te zien en hoog in dichte bomen bouwen ze hun nest. Gek zijn ze op alles wat er aan kleine vissen in het water zwemt, maar ook kikkers en salamanders lusten ze graag. Van een klein knaagdier, zoals een rat en een muis zijn ze ook niet vies en zelfs heb ik ooit een reiger met een konijntje ervandoor zien gaan. Voor u heb ik wat leuke foto's van deze dieren afgebeeld staan en het is bij mij niet verboden om hiervan een afdruk te maken; maak u zelf een werkstuk, dan had ik wel graag dat u verwijst naar de auteur of de website waar u de gegevens vandaan gehaald heb.
De Ailuropoda melanoleuca: Dit is de zondagse naam van onze vriend de reuzenpanda. In het wild tref je ze aan in Midden-China en in het Himalayagebergte. Ze leven in de hellingen van grote bossen, begroeid met veel bamboe. Die bamboe, dat is hun hoofdvoedsel en als je ziet hoe ze zo'n stok(je) vasthouden (zie bijlage), dan ben je er meteen achter waarom de echte Chinezen met stokjes eten. De reuzenpanda behoort tot de berensoorten, ze variëren in gewicht van 60 tot 125 kg, worden in het wild gemiddeld zo'n 20 jaar en wat lengte betreft zijn ze 1,2 tot 1,8 m lang. Geschat wordt dat er in China nog zo'n 2000 dieren in het wild leven en eenzelfde aantal vinden we ook wereldwijd in de dierentuinen. Een hoop mensen zijn tegenstander van dieren in gevangenschap, maar goed opgepast kunnen ze daar wel eens zo oud worden als in het wild. Wat tegenwoordig ook speelt is dat veel dieren uit hun leefgebied verjaagd worden door ontbossing of om woon-en leefruimte te creëren voor de mens. In een dierentuin in het Chinese Kanton is onlangs een panda drieling geboren en omdat ze wat zwakjes waren zijn ze om te volgroeien in een couveuse gelegd. Normaal krijgt moeder panda maar één baby; dus we kunnen hier spreken van een hoogst zeldzame worp! In België is de dierentuin van Antwerpen het beste uitgerust om panda's te herbergen, maar toch werden enkele panda's van elders, op last van de Belgische premier die in Wallonië geboren is, overgebracht naar een dierentuin in zijn 'geboorteland'-; ontstaan hierdoor is er ditmaal tussen Wallonië en Vlaanderen geen taalstrijd, maar een verdeelstrijd! De panda staat op de lijst van de bedreigde diersoorten en het wereldnatuurfonds, begaan met het wel en wee van de dieren heeft destijds met hun oprichting dit mooie en tot de mensheid sprekende dier als symbool op hun logo staan. Kleine Panda: Deze behoort niet tot de berenfamilie, maar valt onder de orde van de katachtigen. De kleine panda (zie inzet) wordt ook wel katbeertje, rode kat of vuurkat genoemd. Hun staart is even lang als hun lengte (28-50/64cm). Ze zijn roodachtig of kastanjebruin gekleurd. In tegenstelling tot de reuzenpanda zijn het niet alleen herbivoren, maar ook carnivoren, want ze lusten graag bamboescheuten, bladeren, grassen, wortels en vruchten, maar zijn ook dol op larven, eieren, muizen, hagedissen en kleine vogeltjes. Hun leefgebied is Zuid en Oost-Azië. Omdat ze er zo schattig uitzien worden ze ook als huisdier gehouden en net als onze poes werpen ze na een draagtijd van drie maanden 3 tot 5 jonkies. In het wild wordt er flink op deze beestjes gejaagd en dit is om hun mooie pels, waarvan ze handschoenen, portemonnees, handtasjes en bontmantels maken. Hun populatie schat ik momenteel op zo'n 10.000. In het wild worden deze katbeertjes gemiddeld 15 jaar oud en in gevangenschap en goed opgepast worden ze 20 tot 25 jaar oud.
Op grote diepte van onze wereldzeeën komen we in een ongekende wereld terecht waar honderden planten, dieren en vissen wonen. Symbiose noemen we het verschijnsel, dat twee organismen samenleven en samenwerken. Het komt in de plantenwereld en in de dierenwereld voor, bv. in het geval van sommige korstmossen, die niet eens meer zonder elkaar zouden kunnen voortbestaan; we hebben het gezien bij de primitieve zwammen in de knol van de orchidee, die voor de ontwikkeling van de jonge kiemplantjes zorgt; en we zien hetzelfde onder de zeespiegel, waar koraalvisjes een verbond hebben gesloten met de zeeanemoon. Het ziet er allemaal heel gemoedelijk uit. De anemoonvisjes ontdekken ergens gevaar, en vluchten ijlings naar de beschermende tentakels van het plantachtig dier. De visjes gaan slapen, strekken zich op hun zij uit in het hart van de anemoon, die hen met zijn wuivende armen bedekt. De vis legt zijn eitjes aan de voet van zijn hoog oprijzende bondgenoot, en weet dat niemand het uitkomend gebroed daar ook maar een haar in de weg zal durven leggen. De jonge visjes spelen en ravotten tussen de tentakels, nadat ze hun larventijd tussen de tentakels aan de oppervlakte tussen het plankton hebben doorgebracht; en als de anemoon tenslotte laat merken dat de opgroeiende jongelui hem hem te veel worden, verdwijnen ze stuk voor stuk naar andere anemonen. Eén vissenpaar blijft als permanente bewoner achter. Die visjes hebben niets te vrezen-niet van andere vissen, en evenmin iets van de anemoon zelf. De vraag is nu : waarom hebben ze niets te vrezen? Omdat de anemoon over verraderlijke netelcellen beschikt. Kleine dieren , die hij met zijn tentakels aanraakt, worden verlamd en vervolgens opgegeten. Natuurlijke vijanden van de anemoonvis, zoals de octopus, riskeren geen tweede optater nadat ze de eerste hebben overleefd. Hiermee is het probleem natuurlijk allesbehalve opgelost, omdat de anemoonvis zelf geen centje last van zijn beschermheer heeft. Hij kruipt tussen de dreigende tentakels rond alsof het fluwelen lappen zijn; maar de anemoon, zeker als hij bijna een meter hoog is, zoals die van de tropen, zou het nietige visje in een fractie van een seconde aan zijn eind kunnen helpen. Of niet misschien? Men heeft zich lang het hoofd gebroken over de vraag, hoe dit bondgenootschap tussen de twee volkomen ongelijksoortige dieren toch wel tot stand zou zijn gekomen. Tegenwoordig gaat men van de redenering uit dat de anemoonvis allesbehalve immuun is voor het verlammende vergif van zijn gastheer. Het schijnt dat hij bij het allereerste bezoek aan zijn uitverkozen anemoon wel degelijk met de gevreesde naaldjes wordt begroet. Ook na een lange scheiding moeten de twee echt wel weer even aan elkaar wennen, en ook dat gaat gepaard met agressieve handelingen. Naar alle waarschijnlijkheid wekt de aanraking van de tentakels in de vis een stof op, die hem niet ongevoelig maakt voor de bombardementen met gif, maar die de schutter er toe brengt zijn bombardementen op deze speciale vis stop te zetten. Vermoedelijk is die kalmerende stof een afscheiding van het slijmvlies. Koraalvissen, die ergens een beschadiging aan dat slijmvlies oplopen, worden dan ook prompt door hun eigen anemoon op diezelfde plaats gegrepen. Een reden te meer om de bescherming van de anemoon te zoeken vóór het te laat is. Diepzeedieren zoals de diepzee inktvis en het diepzeevarkentje en het diepzeeduivelwijfje met een parasitair en letterlijk dus met haar vergroeid levende partner, hebben ogen die ingesteld zijn bij kijken bij nacht en ook beschikken ze over tastzintuigen waarmee ze alles van hun gade op de zeebodem mee op kunnen sporen en sommige hebben monsterlijke bekken en angstaanjagende grote tanden waarmee ze hun prooi kunnen fijnmalen. Inktvissen bv. leven in een omgekeerde wereld; ze spuiten geen donkere wolken uit, maar lichtende; Ze laten als het ware een brandend foplampje achter, niet om hun prooi aan te lokken maar als handenbindertje voor hun belager, terwijl ze zelf het hazenpad kiezen. De zeekomkommer (bv. een diepzeevarkentje) leeft in de modder, waar hij op zijn korte pootjes doorheen scharrelt, terwijl hij met de tentakels op zijn rug voedselrijk water aanwaait boven de slijklaag. En als klap op de vuurpijl is er een vuur dragende zeeduivel waarvan het piepkleine mannetje zich onmiddellijk na zijn larvestadium aan een enorm veel groter vrouwtje hecht en daarmee volkomen vergroeit. Zijn eigen darmkanaal schrompelt weg; hij is de meest volmaakte parasiet ter wereld. Buiten al deze zeldzame diepzeedieren en vissen leven er in de zee ook nog zo'n honderdtwintig soorten zoogdieren die vroeger mogelijk landsbewoners waren maar nu het zilte zeenat verkozen hebben boven dat eentonige land waar ook de mens intensief op jacht is naar al die dieren die hem plagen of die hij graag opeet. Zie mijn dierenrubrieken waar u alles over allerlei dieren en hun levenswijzen te weten komt!
Met een deftige naam wordt de luiaard "Folivora" of "Phyllophaga" genoemd. Eens-zolang geleden, dat de mens nog een eendagsvlieg was- leefde de reuzenluiaard en was het een grond bewonend dier zo groot al een olifant. Net zoals de mens, die er ook niet altijd uitgezien heeft zoals nu en in de oertijd meer op een aap leek, is de evolutie eveneens niet aan de luiaard voorbijgegaan en is hij steeds kleiner geworden. Hetzelfde is met mij als mens ook het geval. Vroeger op school noemde ze mij de lange en nu met mijn 81 ben ik een zevental centimeters korter geworden. De luiaard werd kleiner en ging de boom in en nu hangt hij in het vrijwel ondoordringbare groen van de Zuid-Amerikaanse jungle en wel zo hoog aan zulke dunne takken dat hij voor zijn vijanden, om er maar een te noemen bv. de jaguar, vrijwel onbereikbaar is. Hij is niet groter dan een hond. Grote roofvogels zien hem doorgaans over het hoofd; zijn lange haren, die zich aan zijn 'ondersteboven houding' hebben aangepast en nu van zijn buik naar zijn rug naar beneden groeien, zijn doorwoekerd met groene plantjes. Bewegen doet hij zich haast niet meer. Zelfs de paardrang die de natuur hem oplegt, krijgt hem nauwelijks van zijn plaats. Verreweg het grootste deel van de dag slaapt hij. Zijn soortgenoten kent hij niet, zijn nageslacht krijgt hij nooit te zien; voor het onderhouden van contact met de wereld om zich heen is zijn zacht gepiep, dat hoogstens enkele meters verderop te horen is, totaal ongeschikt. Toch is hij verbluffend sterk. Als een slang hem achterna komt, slingert hij zich met een geweldige ruk naar een andere tak. Afschuwelijke verwondingen, die elk ander dier het leven zouden kosten, schijnen hem nauwelijks te deren. Hij is een onverschillige, afgestompte bewegingloze maar onverwoestbaar beest en leidt een bestaan die ons niet erg imponeert. Vergelijk die luiaard nu eens met de eerste primaten! Ze zochten allebei de bomen op. Voor de primaten was het, gezien als voorgeschiedenis van de mens, een tussenfase: ze leerden er rechtop zitten, hun handen gebruiken, hun gezichtsvermogen ontwikkelen en op de duur waren het weliswaar kwetsbare wezens maar behoorden wel tot de orde der meest ontwikkelden die onze toekomst bepaald hebben. Uit ga ik hierbij van de evolutieleer van Darwin die beweert dat de mens van de aap afstamt. De luiaard is bij dit alles wat ten achter gebleven. Hij kreeg geen handen maar haken; daarmee kon hij eenvoudig niet meer op de grond lopen, en zijn wereldbeeld was totaal vertekend omdat hij nu eenmaal alles op zijn kop zag. Hij was als het ware aan de evolutie ontvlucht en hij vertegenwoordigt met al zijn ongrijpbaarheid nog slechts een fossiel uit het verleden. Luiaards zijn zoogdieren en behoren tot de orde der herbivoren. Zij voeden zich hoofdzakelijk met boombladeren, maar happen af en toe ook wel eens een hagedisje naar binnen of een om hen heen vliegend insect en als ze moeten poepen, en dat doen ze slechts een keer per week en ze bevinden zich op de grond waar een kadavertje van een dier ligt, willen ze zich aan dat voos belegen vlees ook nog wel eens tegoed doen. Net als een koe hebben deze herbivoren meerdere magen en het ingenomen voedsel wordt door zich in deze magen bepaalde aanwezige bacteriën afgebroken. Hun pels (vaak met veel ongedierte), en vergroeid met de natuur, fungeert net als bij de kameleon als schutskleur. Veel zwaarder dan 10 kg worden de meest luiaards niet. De meeste zoogdieren hebben 7 nekwervels, maar de klimmende en hangende luiaard heeft er drie meer. Krijg een vrouwtjes luiaard een baby, dan is haar draagtijd 170 dagen. De gemiddelde leeftijd van luiaards is 40 jaar. LUIAARD ALS HUISDIER: Ik weet niet of dit toegestaan is in Nederland. Luiaards zie je wel in dierentuinen. In veel Zuid-Amerikaanse landen worden luiaards als huisdier gehouden en volgens dat ik gehoord en gezien heb op een filmpje, zijn het schattige dieren. Net als bij honden en katten worden ze geschoren, geplukt en gesoigneerd en schijnen ze in de huiselijke kring zich goed aan te passen. Toen de natuur nog vrij puur was, vond ik dit ongewenst maar anno 2014 zitten we in een ontboste wereld en ook het regenwoud is niet meer wat het geweest is en daarom vind ik onder bepaalde omstandigheden het toch fijn dat eventueel bedreigde dieren een goed opvangtehuis krijgen.
Moeder & kind: Op de boerderijen is het weer een drukte van belang en overal zie je weer jong vee dartel door de weilanden lopen. Voor u heb ik een mooi shotje van een moeder die zojuist een nieuwe boorling op de wereld gebracht heeft. West-Pakistan: De Saudische prins Bin Sultan Abdulaziz al Saud had van de Pakistaanse regering vergunning gekregen om een honderdtal kraagtopganzen af te schieten. Of de man niet tellen kan weet ik niet, maar i.p.v. 100 heeft hij er 2000 afgeschoten. Nieuwkoopse Plassen: Lange tijd heeft men gedacht dat daar maar één otter rondzwom. Sinds kort heeft men een tweede Otter daar ontdekt en te weten gekomen is men dat dit een vrouwtjesotter is. Te hopen is dat Dirk en Drika het goed met elkaar kunnen vinden en er binnenkort een kleine op komst zal wezen. Marathonzwemmer met escorte: Vanuit Australië ontving ik een foto van een zwemmer die in de zee belaagd werd door een haai. Niet onopgemerkt was dit door een patrouille van in de omgeving vertoevende dolfijnen die de zwemmer tot zijn einddoel geëscorteerd hebben. Not-A-Bully-Campagne: Pittbulls hebben binnen onze maatschappij geen beste naam en worden beschouwd als het meest agressieve hondenras. Meestal zijn het de baasjes van deze honden die de beesten zo opjutten en opvoeden dat ze zo verscheurend vaak optreden. Vanaf mijn jeugd heb ik met allerlei dieren te maken gehad en wat voor soort of ras hond je ook erop nahoudt, ze zijn allemaal mak te krijgen. In Engeland is een fotograaf die al die verschillende pitbulls gefotografeerd heeft en dit met de bedoeling om die vaak toch wel zeer trouwe viervoeters een beter imago te bezorgen. Kameleon: Dit is een langtongige hagedis die van kleur kan veranderen. Bij onze regering wordt ook wel eens gezegd dat daar in Den Haag ook van die kameleons huizen en dit omdat men daar telkens van inzicht verandert en men de zaken zo weet te regelen dat iedereen steeds in het pluche kan blijven zitten. Baardagamen: Dit zijn hagedissen (zie inzet) die veelal voorkomen in de wat warme gebieden. Vandaag las ik in een krant dat dit hagedissensoort in 31 staten van Amerika de veroorzaker is geweest van een gevaarlijke salmonellabesmetting. Salmonellabacteriën vinden we hoofdzakelijk in stilstaand water en in stromend water heb ik dit soort bacteriën als voormalig oud-keurmeester van de Warenwet nooit aangetroffen. Ook in verontreinigende hakblokken bij de slagers of anderzijds kunnen deze kiemen zich openbaren. In de krant stond een artikel waarin in zijn algemeenheid gewag wordt gemaakt van kikkers, schildpadden, slangen, egels, kuikens en eenden die deze besmetting over kunnen brengen. Ben u nieuwsgierig naar besmettelijke ziektes e.d. en wilt u er alles over lezen, raadpleeg dan de gezondheidsrubrieken op rechts van dit blog!
In Columbia is door een 6-jarig jongetje in een zwembad een nieuwe kleine kikkersoort ontdekt. Het springertje hebben ze de voornaam van het jongetje gegeven en geregistreerd is het beestje onder de naam Camilo IV. Voor een poosje terug werd er in Suriname eveneens een nieuwe kikkersoort gevonden en deze is genaamd de cowboykikker. Over kikkers en padden heb ik in het verleden al veel stukjes geschreven, die terug te vinden zijn in het archief. Kikvorsen en padden vallen onder de kikvorsachtigen. Hier in Nederland komen we vnl. de groene, de bruine en de boomkikvors tegen. In de tropen leven ook zeer giftige kikkers en padden en kom je in zo'n tropisch land en je bent niet met de flora en fauna op de hoogte, dan is het uitkijken geblazen. De kikvorsen hebben een aan de voorzijde vastgegroeide en uitklapbare tong, waarmee ze in het water insecten vangen. Hun larven, de kikkervisjes, donderpadden of hier op het platteland 'kuunskoppen' genoemd leven eveneens in het water. In het begin zijn die pootloos, bezitten uitwendige kieuwen en een zwemstaart (zie inzet!) Zij voeden zich met plantaardig voedsel, dat door hun hoorntandjes op de brede lippen wordt fijngemaakt. Langzamerhand ontwikkelen zij zich tot kikker: de achterpoten verschijnen eerder dan de voorpoten. Na drie tot vijf maanden gaat de kleine kikker, die nu door de longen ademt, aan land. De kikvors wordt 10 cm lang. Het zijn de mannetjes die twee keer achter elkaar kwaken en er zijn kikkers bij die er zo hard opgaan dat ze brulkikkers genoemd worden. Dat kwaken doen ze door hun keelblaaskaken. Hebben we het over kikkerdril, dan verstaan we hieronder die rijgsnoeren van eitjes, waaruit de kikvorsen of padden geboren worden. PADDEN: Dit zijn op kikvorsen lijkende dieren en zijn beter aan het landleven aangepast dan kikkers. Hun huid is wrattig en rijk aan klieren. Terwijl de kikkers van die springpootjes hebben, zie je bij padden dat de voor-en achterpoten even lang zijn en daardoor hun springvermogen bijna nihil. Hun larven lijken op kikkervisjes en leven eveneens in het water. Tot de padden rekent men de vuurpadden, de vroedmeesterpadden en de grote gewone en klein pad. Gisteren zat er hier nog een in de binnentuin. Het zijn nuttige beestjes, want ze vreten slakken en verdelgen vliegen. Ze worden tot 12 cm lang. De kleine pad leeft in de duinen, op de Waddeneilanden, in het Gooi en Zuid-Limburg. Hij draagt een zwavelgele, dunne lengtestreep op zijn rug, is handig in het graven van gaten en holen; hij is minder log dan de gewone pad en is niet langer dan 3 cm. Ook hun hun larven lijken sprekend op kikkervisjes en leven ook in het water. Na hun winterslaap trekken man en vrouw eropuit en gaan richting kolken en plassen. we noemen dit de paddentrek. Kikvorsen en padden zijn beschermde dieren en alleen voor educatieve doeleinden mag wat materiaal aanwezig zijn om bv. op scholen te laten zien wat padden en kikvorsen voor dieren zijn. Heb je wat van dat kikkerdril verzameld, laat het dan geworden in slootwater en voer nadien die kikkervisjes met wat stukjes tomaat en/of komkommer. Zet de beestjes tijdig terug in de sloot of kolk en wacht hiermee niet mee totdat ze geheel volwassen zijn. Zodra de longen zich ontwikkeld hebben, dienen ze teruggezet te worden in de sloot of water, waaruit je het kikkerdril gehaald hebt. Doe je dit te laat, dan gaan de beestjes dood.