De startpagina voor jong en oud Welkom op dit blog met veel uiteenlopende onderwerpen.
Op rechts van deze site staan
de rubrieken en categorie�n
en of u nu onderwerpen zoekt
over ziektes, oorlogen,
politiek, rampen of nieuws
en dies wat meer, u vindt
het allemaal hier op dit
blog van Eef waar u nooit
op uitgekeken raakt!
17-01-2009
TRAUMA'S VAN ELLENDE
Op tv zag ik dinsdag een ontroerend stuk over een echtpaartje dat in enkele jaren tijd twee kinderen verloren had. Onmiddellijk dacht ik hierbij aan mijn zusje Nellie die op 23 april 1938 op bijna driejarige leeftijd gestorven is aan de beruchte en zeer besmettelijke difteritis, een ernstige ontsteking van keel en luchtwegen. Terwijl mijn moeder druk was in de winkel, was ik stiekem naar boven gegaan om te kijken hoe het met Nelleke ging. Ik zie op links in ons grote zakenpand, hoek Karstraat/Zandsedwarsstraat in Huissen, nog steeds de houten slaapkamer van mijn ouders met in het midden tegen de muur het houten spijlen ledikantje. Boven het bedje hing een schilderij met de Bijbelse voorstelling van Daniël in de leeuwenkuil. Nellie was een heel bezig en mooi meisje en als broertje aaide ik haar nog wel eens door haar dikke en witte haardos. Spelen deed ze meestal met mijn 1 jaar jongere zusje Dinie van bijna 5. Terwijl ik haar lief aansprak en beroerde kreeg ik geen enkel antwoord en stil voor mij uitstarend voelde ik dat Nellie niet meer leefde. De trap afrennende schreeuwde ik tegen mijn moeder dat Nelleke dood was. In 1938 kende men nog geen antibiotische middelen om ziekten te bestrijden en bestond er geen enkel effectief geneesmiddel. Men probeerde het ziekteproces te verminderen door het gebruik van een stoomketel. De hete damp verlichtte wel de ademhaling, máár was geen redmiddel! Tegenwoordig is difterie een zeldzame ziekte geworden, doordat al heel vroeg kinderen worden ingeënt tegen difterie, kinkhoest, tetanus en pokken. Voor de Tweede Wereldoorlog zijn er veel baby's en kinderen aan dergelijke besmettingen overleden, waren er heel veel miskramen, werden ontelbaar veel baby'tjes doodgeboren en bezweken barende moeders vaak aan de kraamkoorts. Volgens de katholieke geloofsleer werden ongedoopte en doodgeboren baby's in die tijd op een aparte ongewijde strook op het kerkhof begraven en volgens mijnheer pastoor werd hun ziel opgenomen in het voorgeborchte, een soort wachtkamer bij de hemelpoort. Mijn moeder heeft nadien voortijdig nog een een kind verloren door een val van de keldertrap. Ook mijn vrouw Ria heeft twee miskramen gehad, waarvan er een te wijten was aan een onverwachte bedreigende aanval van de boxer van een der buren en de andere vermoedelijk aan overbelasting van haar lichaam door het tillen van zware voorwerpen. Het echtpaartje van de tv voelde zich verlaten en zou de kinderkamer weer graag gevuld hebben met een gezonde baby. Verdriet en twijfels weerhouden dit leuke stelletje om hieraan opnieuw te beginnen, wat na al die ondervonden ellende volkomen logisch en begrijpelijk is. Toch denk ik persoonlijk dat hun verlangen zo sterk is dat deze ongelukkige moeder weer in verwachting raakt en ik hoop dat deze lieve mensen eindelijk gezegend worden met een gezond kindje dat hen tot in de lengte van dagen veel levensvreugde zal schenken. Er heerst veel ellende op deze wereld en vaak als je denkt het gewonnen te hebben of een ziekte overwonnen, word je opnieuw met narigheid geconfronteerd. Het kan op de duur teveel worden en houdt men door al die ellende getroffen er een trauma aan over, die heel moeilijk uit te bannen is. Deze mensen moeten geholpen worden én door hun omgeving begripvol benaderd; mogelijk geeft dit hen extra moed om dit ondervonden leed een plaats in hun leven te geven en de moed om hoopvol verder te leven.Op de inzetfoto(vergroot deze!) ziet u het kindermeisje Lieske Hendriks, op links Eef, midden Nelleke en rechts Dinie. In 1939 heeft Eef er nog een broer bijgekregen en moeder Hübbers heeft in 1943 weer een Nellie teruggekregen.
Vlak na de Tweede Wereldoorlog en terug van de evacuatie uit Friesland wemelde het in de Betuwe van vogels, die opgejaagd waren door het Ardennenoffensief en hier een ideale plek gevonden hadden om zich te voeden en te verschuilen tussen het weelderige onkruid in het verlaten gebied. Buiten huismussen, merels, huiszwaluwen, kraaien, eksters, vinken en kwikstaartjes was de streek toen hier overbevolkt geraakt met geëvacueerde vogelsoorten zoals putters, sijsjes, alle soorten zanglijsters, hout en tortelduiven, bijna alle mezensoorten, máár ook veel Vlaamse Gaaien.Van deze laatste soort waren er in de kersenbongerd van Berend Roelofs een groot aantal vertegenwoordigd. Nu hielden ze bij Piet van Frans-de familie Willemsen-kippen, die in die tijd allemaal buiten scharrelden. Ook waren er kloeken bij met kuikentjes, die voortdurend aangevallen werden door de gaaien uit de bongerd van Berend. Er ging geen dag voorbij, of er waren weer een vijftal kuikens verdwenen. Mijn vriend Nol Helsen en ik konden de man een kwartje verdienen, als we de gaaiennesten zouden uithalen. Na eerst bij Piet, Frits en Lies, en een op bezoek zijnde pater Dominicaan (Pater Meier)-, een kopje thee te hebben gedronken, doken we de aan het land van Piet van Frans grenzende bongerd van Berends Roelofs in om de aangenomen klus te klaren. Na bij een tweetal bomen de zaak afgerond te hebben, stuitten wij bij de derde boom op grote moeilijkheden. Terwijl ik helemaal boven in de boom bij het nest met jongen zat en Nol halverwege, kregen we plotseling te maken met de mannelijke leden van de familie Roelofs. Gewapend met fietskettingen stonden ze rondom de boom ons op te te wachten. Nol kon, door uit de kersenboom te springen, nog ontkomen, máár ik hoog bovenin viel ten prooi aan de cowboys beneden. Of we bij de familie Willemsen onze gage geïncasseerd hebben, kan ik me niet meer herinneren, wel het verschikkelijk en onmenselijk pak ransel van die Roelofsjes!
Een paar jaar na de oorlog 40-45 kwam er bij ons een zekere pater Willibrord langs, die mijn ouders wist te overtuigen dat deze stoute en zondige jongen in navolging van Heeroom Hübbers die pastoor was in Reedly(Californië) priester moest gaan worden.Begin 1947 werd ik door mijn moeder in de auto van wegenbouwer Jan de Raaf, een goede klant van ons café en huisvriend, naar het St.Theresia Missiehuis van de paters Assumptionisten te Boxtel gebracht. Plotseling kwam ik in een totaal andere wereld terecht van een hele straffe dagindeling, die begon om kwart voor zes des morgens opstaan, ochtendgebeden, H.Mis, aardappelen pitten, gangen schrobben, was opruimen, lessen bijwonen, middagmaaltijd met vooraf het Angelusgebed, klasonderwijs, dan de None met hierna gebruik kopje thee, weer studeren, avondeten, huiswerk maken,Vespers, hierna recreatie, Rozenkransgebed en tenslotte naar bed. De Assumptionisten waren van oorsprong een Franse congregatie en alles was achteraf bezien toch heel anders en gemoedelijker dan bij andere communiteiten, waar bovendien hele dagen niet gesproken mocht worden en waar aan zelfkastijding gedaan werd. Wat mij van het seminarie altijd bijgebleven is was de zogeheten ritselavond. Een moderne douche en badgelegenheid was er in die tijd niet. De studenten van de eerste drie seminarieklassen huisden op een slaapzaal van 80 studenten. In het lavabo stond een hele rij wasbakken en ook waren er speciale voetbakken om je te wassen. Verder dan tot het kruis kwam je niet, want we leefden toen in een tijd van bloot sloeg dood ! Je wist niet beter en het was in die tijd niet anders; ik zie daar beslist niet rancuneus op terug! Privacy had je als seminarist helemaal niet, want je even terugtrekken om tot jezelf te komen was er niet bij.Van ondergoed verwisselen gebeurde in die periode op vrijdagavond zo tegen half elf als alles donker was en de lichten op de slaapzaal gedoofd. In de schemer zag je lakens en dekens op en neer gaan, je hoorde het zachtjes open maken van de nachtkastjes en opgerolde handdoeken met inhoud hierin verdwijnen. Altijd ging ik midden in de nacht stiekem even naar het lavabo om in het duister mijn onderlichaam te wassen. Dat was altijd prima gegaan totdat ik in een van die nachten overlopen werd door surveillant pater Alphons Bonenkamp, die mij opdroeg onmiddellijk mijn goed aan te trekken om weer ter ruste te gaan en mij 's anderendaags naar de overste stuurde om zelf aangifte te doen van mijn onkuis gedrag. Gelukkig stond ik bij pater van Thienen nogal in een goed blaadje en is alles met een sisser afgelopen!
Vlak na de oorlog ging ik met mijn moeder naar Nijmegen om wat kleding te kopen. Het was op een mooie maandag in augustus dat we met ons beiden langs de kramen op het marktplein liepen. Een van de standhouders had een speciaal ingerichte kraam met allerlei attributen van ons Koninklijk Huis. Mijn oog viel op een goudkleurig speldje met de beeltenis van onze koningin erop. Moeke, dat blinkend souveniertje wil ik graag hebben. Hoe ik ook aandrong en zeurde, het feest ging niet door! Terug in Huissen had ik toch een speldje van Wilhelmientje op de kop weten te tikken. Hoe kom je daaraan Eef? Nee.. , dat had ik van jou als toekomstig seminarist niet gedacht, je bent oneerlijk geweest en wordt later door Petrus doorgestuurd naar de hel. Het speldje moet zonder meer terug! De week daarop reisden we weer met de bus naar Nijmegen om ons souveniertje terug te brengen. Op de hele markt was nergens meer de standhouder te vinden bij wie ik dat dingetje weggepikt had. Na Koninginnedag viel voor die koopman natuurlijk niets meer te verdienen! Toen ik het hele relaas in de biechtstoel tegen mijnheer pastoor vertelde, vergeleek hij mij met het verhaal uit de bijbel van die tollenaar en mijn moeder met de arme weduwe die na lang zoeken de verloren drachme teruggevonden had. Ja, allemaal goed en wel mijnheer pastoor, maar de vergelijking slaat nergens op en zo zie ik het toch niet en bovendien die weduwe was zo blij dat ze een groot buurtfeest hield wat wij dan nog tegoed hebben. Bid jij ter vergeving van die doodzonde maar gauw het Oefening van Berouw en als penitentie vijfmaal het Onze Vader en het Weesgegroet en haal iets dergelijks nooit meer onder de voeten jongen. Zalig communie!
In verband met de wederopbouw waren mijn ouders medio mei 1945 en Dinie, Nellie, Ben en ik in de tweede week van juni vanuit Friesland in de bevrijde Betuwe teruggekeerd. Alles was door oorlogsgeweld danig vernield; geen pan meer op het dak, allemaal gebroken ruiten, grote gaten in muren van ingeslagen granaten, een rotzooitje in alle vertrekken en weelderig groeiend onkruid rondom het hele pand. Tòch draaide binnen de kortste keren op provisorische wijze alles weer; er werd gebakken, café en winkel gingen weer open en met een oude transportfiets werd ook weer uitgevent. Met mijn kameaden ging het zoals vanouds. Overal hadden de Duitse bezetters maar ook onze bevrijders, de Canadezen, Engelsen en Amerikanen munitie laten liggen, zóveel dat je er een oorlog mee beginnen kon. Geliefd bij de jeugd, maar ook ouderen lieten zich hiermee in, waren geweren, revolvers, losse kogels om te schieten, koperen granaathulzen, blauwe zakjes met dynamiet en kruitstaafjes. Rietjes, aan de ene kant los, aan de andere kant dicht, vulden we met kruitstaafjes, uit kogels gehaald, op, van achteren een los lontje wat iets uitstak, brandende lucifer er tegenaan en dan met sissend geluid als een raket omhoog! Dat was dolle pret van de bovenste plank! Een keer is het misgegaan, toen een dergelijk zelfgemaakt raketje boven op het rieten dak van het achterhuis van Doorman terecht kwam, maar gelukkig wisten we het ontstane brandje snel te blussen. Wat ons ook plezierden was een menselijke ketting maken tegen een vochtige muur waar stroomspanning op stond; de laatste man in de rij was de pineut natuurlijk! Bij Jan Levels , de metselaar , hebben we eens een geladen stengum met een klein gaatje in de loop vastgebonden in een boom voor het huis gehangen ; vanwege mogelijk ballistische afwijkingen leek schieten uit de vrije hand te gevaarlijk, daarom hadden we deze oplossing bedacht. Toen ik met behulp van een stuk Tommydraad , bevestigd aan de trekker met de stengun begon te schieten draaide de loop zich om en vlogen de kogels dwars door het slaapkamerraam. Op de Heuvel-het oude frontgebied-tussen Huissen en Bemmel hebben we eens enkele buizen (granaten) uit een Duits kanon ter hoogte van boerderij De Kroon afgeschoten, waarvan een der projectielen de kerktoren van Lent geraakt zou hebben. Met de eerste en beste Oud-op-Nieuw na de oorlog hebben we met een hele ploeg Zandse jongens in de bongerd van Berend Roelofs met een Duitse koelmitrailleur Oudjaar 1945 uitgeschoten. De andere dag stond erop de voorpagina van De Gelderlander een artikel, waarin melding werd gemaakt dat een knecht van boer Lensen op de Kerkerlanden die op de hooizolder voer voor de koeien aan het verzamelen was, de kogels om zijn oren had horen fluiten en gedacht had dat de oorlog weer opnieuw uitgebroken was. Niet vergeten moet ik ook dat bomincident op een stuk braakliggend land van Doorman, toen ik met mijn vriend Nol Helsen bezig was een zelfgemaakte bom tot explosie te brengen. Wat hadden we gedaan? Een lege winkelmaggibus hadden we helemaal opgevuld met zakjes dynamiet, net als bij een carbidbus gaatje erin , vuurkoordje eruit en toen op de grond gelegd. Staande achter het huis van Piet van Frans(de fam.Willemsen) waren we in afwachting van de ontploffing, die telkens uitbleef; daarom keken we beurtelings of het lont nog wel brandde en staken als dit niet het geval was opnieuw aan. Op een gegeven moment, toen ik voorover gebogen bij de bus stond te kijken, volgde er een verschrikkelijke klap, waarbij ik enkele meters door de luchtdruk boven de grond rees en vervolgens totaal groggy en verstijfd naar beneden kwam. Weer enigszins bijgekomen stond ik- ècht waar- in adamskostuum op Doormans land, even later nog beduusd van het gebeuren op weg naar huis, nagestaard door enkele mensen die niet wisten wat ze zagen!
Nauwelijks terug van de evacuatie uit Friesland kwamen mijn vrienden en ik op het idee om bij ons thuis in de zwaar door oorlogsgeweld getroffen zaal van café Lombok een of andere leuke middag voor de jeugd te organiseren. Overal in Huissen hadden we in schoonschrift geschreven affiches opgehangen met de mededeling dat op 14 augustus 1945 het "bekende"circus" Dorinthia zou optreden. Gerekend hadden we op niet meer dan 50 bezoekers, máár onze verwondering was groot toen we op een gegeven moment bijna tweehonderd bezoekers in de tent hadden zitten. Ons eerste nummer was om vanuit een eigengebouwde poppenkast allerlei prenten en poppen te laten zien, die door mijn vrienden waren ingebracht; het had allemaal niets op de klos, maar in die tijd vond ons publiek het héél mooi! Mijn buurjongen Nol Helsen was nogal acrobatisch en die zorgde met mijn vriend Piet Levels voor het nodige spectakel op dát gebied. Chris Levels gaf het geheel een muzikaal tintje met zijn mondharmonica en piccolootje. Bij bekende melodietjes zong het pubiek uit volle borst mee, ook de ouders die met de kinderen en peuters waren meegekomen. In de pauze werden er gratis versnaperingen uitgedeeld, zoals zuurtjes, spekkies, dropveters en zoethout. Nadat iedereen weer op de veilingkisten en oude banken gezeten was, ging ons circus verder met onze beroemde koorddanser Brokkel, was er ook nog een zinderend optreden van onze messenwerper en cowboy Mak Gehakt, máár de act die mij altijd bijgebleven is, was ons gezamenlijk clownsoptreden. Bij ons in de zaal zat een bijna onzichtbaar luikje, waaronder een opslagkeldertje schuil ging. Op dat luikje stond een grote doos, waaronder ik me verborgen had. Nol zou als magiër met zijn toverstaf boven de doos de bekende spreuk " hocus-pocus-pilatus-pas" uitspreken, terwijl ondertussen de andere clowns met water gevulde weckflessen over de doos zouden smijten. De bedoeling was dat ik iedereen tuk zou nemen door in het keldertje te verdwijnen, máár het nummer mislukte en druipnat en woedend kwam ik onder de doos vandaan. Het liep zodanig uit de hand dat er een echte knokpartij met mijn vrienden ontstond. Bij het publiek was het lachen, gieren en brullen, omdat ze dachten dat dit allemaal geënsceneerd was. Nadien is er in Huissen nooit meer een circus geweest dat Dorinthia overtrof!
De Tweede Wereldoorlog is al 63 jaar afgelopen en over die tijd en een paar jaar daarna wordt anno 2008 nog steeds gesproken. De oorlogsjeugd was vindingrijk en als het wiel nog uitgevonden moest worden was dat ons toevertrouwd. geweest! Het zal begin oktober 1945 geweest zijn dat we op het idee kwamen om een reuzenvlieger te maken. Op het deel bij oom Hendrik in de Zandsedwarsstraat te Huissen werd door"ingenieur Bernard" een ontwerp gemaakt: de romp bestond uit geschuurde panlatten van 2 bij 1-, de bespanning was stevig lakendoek en de staart werd gevormd door 3 meter touw met als verzwaring een halve handvormbaksteen, volgens onze techneut op dat gebied de juiste stabiliteitsverhouding. Als vlieglijn gebruikten we een volle drum verbindingskabel van de Tommy's. Besloten werd om de vlieger uit te proberen op de uitweg van Piet van Frans(heet nu Isidorusweg)-.Bijna de hele opgeschoten Zandse jeugd was bij deze lancering aanwezig, ook de alwat grotere jongens zoals Piet en Tonnie Doorman, Toon en Sherry Kersten en uiteraard ook ingenieur Bernard en ik met mijn vrienden Nol Helsen en Piet Levels. Tijdens het opzetten was er voldoende wind en al ras stond de vlieger statig hoog en ver aan de hemel. Met drie jongens moesten we het gevaarte in toom houden, wat steeds zwaarder werd doordat de wind maar ook de enorme trek op het "vliegerstouw" enorm was toegenomen. Besloten werd om de vlieger in te halen. Bezig met dit karwei, krijg ik plotseling een fikse schok door mijn lichaam en opeens lig ik geheel groggy tegen de vlakte. Bijgekomen van even weg geweest te zijn naar een andere planeet, neem ik waar dat de vlieger geheel gaaf naar de aarde is teruggekeerd en aan de verwonderde gezichten van mijn vrienden zie ik dat ze er geen sikkepit van snappen wat er met mij gebeurd is; ikzelf ook niet! Op het idee komen we om de vlieger opnieuw op te zetten en vast te binden aan een soort bolderwagen van Nol. Zogezegd-zó gedaan, maar terwijl we nota bene met vier man sterk op het wagentje zaten om de "Reuzensalamander", hoog aan het firmament, te bedwingen worden we door de enorme trekkracht in sneltreinvaart de uitweg over getrokken. In een openstaande boerenschuur van de familie Kersten komen we met de hele bups terecht. Onze vlieger hebben we nooit meer teruggezien. Inmiddels ben ik er wel achter dat de stroomstoot veroorzaakt is door electriciteit in de bovenste luchtlagen en doordat de isolatie van het koperen Tommydraad op diverse plaatsen wat beschadigd was en ik hiermee in aanraking ben gekomen, is stroomgeleiding via mijn handen de oorzaak van de schok geweest.