Stories that remain too often untold/ Histoires oubliées
02-12-2009
CHINA - De plannen voor Kopenhagen
Peking is van plan om zijn 'koolstofintensiteit' tussen 2005 en 2020 met 40 tot 45 procent te verminderen. Dat maakte de Chinese overheid bekend, twee weken voor de top in Kopenhagen. Daarmee komt de wereldwijde nummer één inzake CO2 voor het eerst met een concreet cijfer.
De Chinese Staatsraad, de regering dus, maakte bekend dat premier Wen Jiabao naar de top van Kopenhagen komt, een dag nadat de VS lieten weten dat VS-president Barack Obama er ook zal zijn. Hun beider aanwezigheid moet gewicht geven aan een topconferentie waarvan de voorbije dagen vooral werd gezegd dat er geen bindende akkoorden te verwachten waren. Bovendien is het voor het eerst dat Peking een concreet cijfer plakt op zijn plannen. In september, tijdens een speech voor de Verenigde Naties, zei president Hu Jintao nog dat zijn land een substantiële verlaging van de 'koolstofintensiteit' zou neerzetten tussen 2005 en 2020. Daarmee wordt, zo is nu dus duidelijk, 40 tot 45 procent bedoeld. Eerder was al geweten dat het streefcijfer voor de periode 2006-2010 20 procent was. China drukt zich in deze uit in 'koolstofintensiteit', waarmee gedoeld wordt op de CO2-uitstoot per procent van het bnp. Aangezien dat bnp in de voorbije decennia gemiddeld 10 procent groeide en dat in het komende decennium met 8 procent moet blijven doen om een gigantische toename van de werkloosheid te vermijden, betekent lagere 'intensiteit' niet meteen lagere absolute 'uitstoot'. Wel: grotere energie-efficiëntie. Precies op dat punt zijn er de voorbije jaren veel inspanningen gedaan. In 1980 had China de hoogste 'energie-intensiteit' van de hele wereld. Tien jaar later gebruikte het nog 80 procent meer energie per procent bnp dan het wereldgemiddeld en volgens de World Energy Council zit het nu op 40 procent meer dan de EU, dat de hoogste energie-efficiëntie van de wereld heeft. Vooral voor 2000 werd grote vooruitgang geboekt, sindsdien veel minder omdat er grotere nadruk kwam op drie economische sectoren die bijzonder veel energie opslokken: staal, aluminium en cement. De regering maakte vorig jaar al bekend dat ze minder wil focussen op die sectoren, maar de ramingen dat er nog 50.000 nieuwe wolkenkrabbers moeten bijkomen tegen 2025 maakt dat moeilijk.
Zonnepanelen In 2007 daalde de energie-intensiteit met 3,6 procent, vorig jaar met 4,5 procent en volgens experts ziet het ernaar uit dat de doelstelling om tussen 2005 en 2010 aan 20 procent te komen, zal worden gehaald. Dat heeft veel te maken met de grote investeringen in alternatieve energie: momenteel is China goed voor 30 procent van alle geproduceerde zonnepanelen in de wereld en tegen 2020 zouden wind- en zonne-energie moeten instaan voor 15 procent van China's energieconsumptie. Experts menen dat de potentie in beide sectoren erg groot is, alleen bevinden de beste plekken voor windmolenparken bijvoorbeeld zich niet altijd daar waar de meeste energie nodig is. Bijgevolg hangt veel af van de investeringen in een energietransportnetwerk. Volgens Paulo Soares van de Indiase firma Suzlon wringt daar juist de schoen. "Veertig procent van alle windmolens werkt niet wegens niet aangesloten op een netwerk", stelt hij in de Financial Times, "en voor de zonne-energie geldt net hetzelfde." Dat de doelstelling van de eerste 20 procent, tussen 2005 en 2010 wellicht wordt gehaald, heeft alles te maken met het programma van de topduizendbedrijven, een bureaucratische ingreep waardoor de duizend grootste staatsbedrijven een energie-manager aangewezen kregen die de vooruitgang moest monitoren. In de volgende fase moeten de kleinere bedrijven onder handen worden genomen en daar heeft Peking niet altijd evenveel greep op, zo bewezen de schandalen rond productveiligheid in de voorbije jaren. Deze firma's hebben immers niet zozeer met de centrale maar wel met de lokale overheden nauwe banden en hun belangen zijn niet altijd gelijklopend met die van Peking. Die kleinere bedrijven hebben veelal minder vlotte krediettoegang en dus ook minder moderne technologie, terwijl ze tegen controle beschermd worden door de lokale overheden, die hen vooral als belangrijke bronnen van werkgelegenheid en van belastinginkomsten zien. Een andere reden waarom niet iedereen overtuigd is dat China die laatste 20 procent reductie zal halen, is dat de industriële energieconsumptie 70 procent van het totaal uitmaakt maar dat de snelle uitbreiding van onder meer het Chinese wapenpark er juist voor zal zorgen dat de particuliere consumptie de hoogte zal ingaan. Volgens het markonderzoeksinstituut McKinsey zal het aantal auto's tussen nu en 2030 in China met 270 miljoen groeien, waarmee 30 procent van alle voertuigen in de wereld in China zullen rondrijden. Als die blijven opteren voor benzine of diesel - wat voor acht op tien van hen wordt verwacht - zal China verantwoordelijk zijn voor meer dan 20 procent van alle broeikasgassen uit personenvervoer, wat neerkomt op een extra CO2-uitstoot van 1,2 miljard ton per jaar.
Duizenden albino's in Noordwest-Tanzania en Oost-Burundi zijn gevlucht of leven ondergedoken uit vrees te worden vermoord door handlangers van toverdokters die hun lichaamsdelen voor fortuinen verkopen. Dat stelt de overkoepelende organisatie van het Rode Kruis en de Rode Halve Maan in een nieuw rapport.
Als albino geboren worden in Oost-Afrika is nooit een pretje geweest. Deze erfelijke pigmentatieziekte die veelal ook oogproblemen met zich brengt, was ook vroeger aanleiding tot infanticide, discriminatie of pesterijen. Van moeders die een albinokind baren wordt gezegd dat 'de geest van een koloniaal in haar buik is geslopen'. Een lang leven is de meeste albino's sowieso niet beschoren: de veelvuldige, langdurige blootstelling aan een (sub)tropische zon resulteert niet zelden op jonge leeftijd al in dodelijke huidkankers. De angstpychose die de albino's de voorbije twee jaar in haar greep kreeg, is evenwel van een totaal andere orde. Een nieuw rapport, opgesteld op basis van veldwerk, geeft aan dat 10.000 albino's in het noordwesten van Tanzania en het oosten van Burundi - de regio tussen het Victoria- en het Tanganikameer - ondergedoken zijn of hun toevlucht zochten in scholen waar ze de klok rond politiebewaking behoeven.
Vluchten naar Kenia Bovendien", zo meent Andrei Engstrand-Neascu, een van de auteurs van de studie van de Federatie van Rode Kruis en Rode Halve Maanverenigingen, "vluchten steeds meer albino's de grens met Kenia over in de hoop dat ze daar veilig zouden zijn." In een telefonisch interview met De Morgen vanuit Kenia stelt Engstrand-Neascu dat er sinds het verschijnen van het rapport ook in Kenia moorden te betreuren waren op albino's. "Aan de Keniaanse kust, in Malindi bijvoorbeeld, meldt men ons dat albino's er pesa pesa, worden genoemd, 'die is geld waard'." Sinds 2007 zijn er minstens 56 albino's in Tanzania en Burundi op gruwelijke wijze vermoord. Hun belagers gingen ervandoor met hun lichaamsdelen, die ze vervolgens verkochten aan toverdokters die er magische mengsels mee maken die fortuin en macht moeten verzekeren. De kopers van die brouwsels zijn ongetwijfeld rijken. In een land waar meer dan de helft van de bevolking het met minder dan 1 euro per dag moet doen, kunnen weinig mensen zich 'wondermiddelen' permitteren die tot 50.000 euro kosten. "Het is altijd een kwestie van vraag en aanbod", meent journalist Richard Mgamba, die in 2008 de CNN-award voor Afrikaanse journalistiek kreeg. "Met andere woorden: als je de vraag wegneemt door die rijke klanten te arresteren, dan los je ook het probleem op. Maar dat hebben we tot dusver niet gezien. De veroordeelden zijn de moordenaars, die 150 euro kregen per lijk dat ze aanleverden." Dat er precies vanaf 2007 een scherpe stijging is van het aantal moorden, brengen de rapportschrijvers in verband met het feit dat veel mensen toen nieuwe bedrijven oprichtten in de regio van het Victoriameer en zich dus wilden vergewissen van goede vooruitzichten. "Vroeger maakten toverdokters die brouwsels met dierenoffers maar aangezien die uiteraard niet werken, kwam men met een zogenaamd nog beter product aandraven: lichaamsdelen van albino's", meent Engstrand-Neascu. De moorden werden in de openbaarheid gebracht door Richard Mgamba en door de Tanzaniaanse BBC-journaliste Vicky Ntetema, die zich in december 2007 voordeed als een succesvolle zakenvrouw. Ze ging bij tien toverdokters langs, verschillende van hen boden mengsels met albinolichaamsdelen aan, tegen duizenden euro. De BBC bracht haar verslag in juli van 2008 en korte tijd later begon Ntetema doodsbedreigingen te ontvangen. Ze verliet daarvoor zelfs enige tijd het land.
Traditionele genezers Ondertussen was de internationale gemeenschap gealarmeerd en president Kikwete zag zich genoodzaakt om maatregelen te nemen. In januari van dit jaar verloren alle 'traditionele genezers' hun licentie, er werden 200 arrestaties verricht maar niemand werd in staat van beschuldiging gesteld. In de lente kreeg de bevolking de kans om anoniem aangifte te doen van mensen die ze 'betrokken achten bij moorden op albino's', wat enige aanwijzingen opleverde over mogelijke daders. In september kwam het eerste vonnis: drie mannen werden tot de strop veroordeeld voor de moord op de dertienjarige Matazio Dunia. Begin november werden vier anderen tot diezelfde straf veroordeeld voor de moord op een 54-jarige albino. President Kikwete zette die straffen ondertussen om in levenslang. "De hoop was dat de veroordelingen ontmoedigend zouden werken, maar het moorden hield niet op", aldus Engstrand-Neascu, "op 21 oktober werd de tienjarige Gasper Elikana thuis vermoord. Zijn vader probeerde hem te beschermen en werd zelf levensbedreigend verwond. We menen dat er betere bescherming moet worden uitgebouwd in de dorpen waar albino's wonen en dat een grootschalige bewustmakingscampagne moet worden gelanceerd, waardoor mensen begrijpen dat een albino een normale mens is met een genetische afwijking."
CHINA-VS- nieuwe huizen na Katrina gebouwd met giftig Chinees materiaal
De VS-Commissie voor Consumentenveiligheid stelt in haar eerste rapport na meer dan 2.100 klachten van huiseigenaars in onder meer Louisiana en Florida dat er een probleem is met de uit China ingevoerde bouwmaterialen die werden gebruikt na de orkanen Wilma en Katrina. De materialen bevatten al te hoge concentraties aan formaldehyde en waterstofsulfide. Ook in China zelf duiken steeds meer studies op over de nefaste gevolgen van formaldehyde. Uit een onderzoek in Canton bleek dat 70 procent van de nieuwe appartementen al te hoge concentraties hadden, met misselijkheid en soms zelfs leukemie tot gevolg.
Duizenden Amerikaanse burgers zaten al maanden te wachten op de resultaten die deze week bekend werden gemaakt: de VS-Commissie voor Consumentenveiligheid stelt na onderzoek van de luchtkwaliteit in tientallen huizen in dertien zuidelijke deelstaten dat er wel degelijk een probleem is met de in totaal 7 miljoen stuks gips- en vezelplaten die tussen 2005 en 2007 uit China werden ingevoerd. Op dat moment werden er op grote schaal nieuwe huizen gebouwd, na de verwoestingen van de orkanen Wilma en Katrina. Op de VS-markt ontstond daardoor een tekort aan bouwmaterialen, waardoor besloten werd uit China te importeren. Het gaat om het meest grootschalige consumentenonderzoek sinds de oprichting van de commissie. De conclusie luidt dat de lucht in die woningen teveel formaldehyde en waterstofsulfide bevat, wat voor luchtwegenirritatie zorgt, een algemene staat van lusteloosheid, misselijkheid en in sommige gevallen ook leukemie. De eerste klachten over de nieuwe huizen dateren al van 2006: mensen klaagden over tv-toestellen die het om onbegrijpelijke redenen niet meer deden en metalen hendels of onderdelen van apparaten die eerst zwart werden en dan gaten vertoonden. Tevens meldden steeds meer bewoners een ontraceerbare geur van rotte eieren, wat uiteraard met waterstofsulfide te maken heeft: die chemische stof geeft immers een dergelijke geur af. Formaldehyde daarentegen is reukloos. Naarmate de maanden verstreken, doken in de VS-media steeds meer reportages op van mensen die hun huizen ontvluchtten, al konden ze eigenlijk geen kant op. Ook bleken steeds meer dokters hun patiënten de raad geven om hun huis te verkopen aangezien ze sinds de verhuis wekelijks op consultatie kwamen. Andere experts raadden aan om de huizen zo veel mogelijk te verluchten en in de mate van het mogelijke buitenshuis aan activiteiten te doen. Die verhalen zorgden ervoor dat de Commissie voor Consumentenveiligheid een onderzoek instelde, waarvan nu dus de eerste resultaten bekend werden gemaakt. Ook besloot een groot deel van de 2100 huiseigenaren die klacht indienden, om een rechtszaak aan te spannen. Eén van die massaprocessen gaat midden januari van start en betreft Knauf, de Amerikaanse importeur van de Chinese bouwmaterialen. Wij waren slechts verantwoordelijk voor 20 procent van alle Chinese Gyprocplaten die de VS binnenkwamen en toch is het onze naam die wordt bezoedeld, zo klaagde een woordvoerder van het bedrijf in een interview op CNN. De import van de platen is begin dit jaar stopgezet, leveranciers die er nog stocks van hebben, moeten de overheid op de hoogte houden van de verkoop ervan. De giftige bouwmaterialen zijn niet het eerste problematische product dat uit China wordt geëxporteerd naar de VS. In 2007 stierven duizenden honden en katten na het verorberen van met melamine gecontamineerd dierenvoedsel dat door het VS-bedrijf ChemNutra en twee Chinese bedrijven werd ingevoerd. Nog in 2007 werden miljoenen stuks Chinees speelgoed uit de rekken gehaald omdat ze met giftige loodverf waren behandeld. De problemen bij Chinese exportgoederen in de VS verwijzen onvermijdelijk naar een probleem in China zelf, waar door corruptie en een grote versnippering van de kwaliteitscontrole problemen ontstaan.
Ook klachten in China
In de voorbije twintig jaar heeft de productie en consumptie van formaldehyde in China een hoge vlucht genomen: het land is nu goed voor meer dan één derde van het wereldtotaal. Ook in China zijn de klachten legio. Al in 2005 stelde een groep van wetenschappers vast dat de concentraties van deze stof, naast benzeen en methylbenzeen, in nieuwbouwappartementen in zeven Chinese steden relatief hoog waren. Op een conferentie in Canton vorige herfst poneerden onderzoekers dat maar liefst 70 procent van alle appartementen in de stad te hoge niveaus van formaldehyde bevatten. De specialisten raadden de huiseigenaren aan bepaalde planten in huis te halen die de lucht ontgiften. Tevens suggereerden ze de installatie van luchtfilters en het wekenlang verluchten van een nieuwe flat voor die wordt bewoond. Maar of de toxische stoffen daarmee helemaal verdwijnen, achten ze niet geheel bewezen.
BANGLADESH - Goed bedoelde waterputten zorgden voor grootste massavergiftiging uit de geschiedenis: arsenicum in het drinkwater
De 8,6 miljoen waterpompen die ondermeer door Unicdef in Bangladesh werden geïnstalleerd om ziekten als cholera in te dijken, blijken verantwoordelijk voor een gigantische arsenicumvergiftiging. Jaarlijks kost die aan minstens drieduizend burgers het leven. Dat is de conclusie van de Amerikaanse professor Charles Harvey na zeven jaar onderzoek. Minstens twee miljoen Bengalezen kampen met acute arsenicumvergiftiging. De Wereldgezondheidsorganisatie heeft het over het grootschaligste geval van massavergiftiging uit de geschiedenis van de mensheid. Sinds 1993 wordt in het op zes na volkrijkste land van de wereld een dramatische stijging vastgesteld van ziekten die verband houden met arsenicumvergiftiging. Die ontdekking kwam een decennium nadat de VN-kinderorganisatie Unicef in samenwerking met de Wereldbank een grootschalig initiatief had opgezet voor het boren van drinkwaterputten. Bangladesh kampte op dat moment met een hoge kindersterfte gerelateerd aan bacteriën en ziektekiemen die voorkomen in drinkwater. Door het boren van 8,6 miljoen putten hadden grote delen van de bevolking toegang tot beter drinkwater, wat op zich resulteerde in een sterke afname van het aantal gevallen van cholera en andere besmettelijke en voor kinderen vaak dodelijke ziekten. Maar tot op heden zijn 20 miljoen Bengalezen aangewezen op drinkwater met een arsenicumgehalte dat meer dan vijfmaal zo hoog is als de door de Wereldgezondheidsorganisatie voorgeschreven veiligheidsnorm. Die norm ligt overigens vijf keer hoger dan het acceptabele niveau dat de Bengaalse overheid zelf heeft ingesteld en dat door experts als volstrekt onveilig wordt betiteld. Lange tijd bleef er erg grote discussie ontstaan over de oorsprong van dit gif in het drinkwater, dat zorgt voor huid-, long-, lever-, blaas- en pancreas, en ook voor tal van secundaire aandoeningen. De Amerikaanse professor Charles Harvey, verbonden aan het MIT in Massachusetts, deed zeven jaar lang onderzoek in Bangladesh en publiceerde zijn resultaten nu in Nature Geoscience. Hij concludeert dat het arsenicum in slib vanuit de Himalaya naar de rivierdelta van de Ganges werd getransporteerd. Zolang het gif in het slib opgesloten blijft, is er geen gevaar voor de volksgezondheid. Maar door het boren van drinkwaterputten met een gemiddelde diepte van dertig meter kwam het arsenicum in het slib vrij en raakte het in het drinkwater. Daarom wil Harvey, met een nieuw project dat hij nu lanceert, putten laten boren die vier keer dieper zijn dan die uit de jaren zeventig. Op die diepte is er immers geen slib meer dat voor contaminatie kan zorgen. Harveys onderzoek geeft voorts aan dat als de 30 procent meest vervuilde putten worden aangepakt, dit voor een vermindering met 70 procent zal zorgen van het aantal arsenicumgerelateerde aandoeningen. Eerder werden al andere opties uitgeprobeerd. Zo verstrekte de Wereldbank Bangladesh in 1998 een lening van 23 miljoen euro om het water te zuiveren, wat evenwel niet echt veel opleverde. Het aantal vastgestelde ziekten is niet af- maar toegenomen. Unicef heeft in de voorbije jaren een speciaal arsenicumprogramma uitgewerkt in Bangladesh. In eerste instantie heeft het 55 procent van alle boorputten laten testen, zij het dat daarbij gebruik werd gemaakt van de al te hoge overheidsnorm om te bepalen of er al dan niet sprake was van besmetting. De conclusie was dat 39 procent niet boven de norm zat. Tegelijk bleek dat in 8.000 dorpen zon 10 procent van het totaal 80 procent van alle putten zwaar besmet was. Het uit oktober van vorig jaar daterend Unicef-onderzoek gaf voorts aan dat armoede een negatieve invloed heeft op arsenicumvergiftiging. Ondervoede mensen maken twee keer zoveel kans als mannen, vrouwen en kinderen die voldoende te eten hebben om arsenicosis te ontwikkelen. Voor deze chronische aandoening bestaat er geen medicijn. Ook de sociale impact van de arsenicumvergiftiging bleek niet gering. Enerzijds is het geloof dat het om een besmettelijke aandoening of een vloek gaat, wijdverspreid. Kinderen die symptomen vertonen worden doorgaans sociaal geïsoleerd. Bovendien blijkt arsenicosis een vaak genoemde reden voor echtscheidingen of het niet vinden van een huwelijkspartner voor vrouwen. Schoonheid wordt er immers vooral gezien in termen van een bleke huid en de ziekte veroorzaakt precies donkere vlekken. En aangezien de Bengaalse maatschappij bijzonder patriarchaal is, houdt dat ook in dat meisjes en vrouwen met arsenicosis minder vaak een behandeling krijgen dan hun mannelijke verwanten.
De Chinese mensenrechtenactivist Huang Qi is tot drie jaar cel veroordeeld wegens het 'lekken van staatsgeheimen'. Huang probeerde de ouders bij te staan van duizenden kinderen die omkwamen bij de aardbeving in Sichuan op 12 mei van vorig jaar. Huang Qi werd in juni van vorig jaar gearresteerd, dik drie jaar nadat hij uit de gevangenis was vrijgelaten. In 2000 was hij al aangehouden voor het opstarten van de website 64tianwang.com, waarin hij ijverde voor het herzien van het verdict van het bloedbad van 4 juni 1989, dat als het neerslaan van een 'contrarebellie' is veroordeeld. Op die website plaatste Huang tal van kritische politieke artikels. Hij zat daarvoor vijf jaar in de cel. Na de aardbeving in Sichuan besliste deze activist om te proberen zijn provinciegenoten bij te staan bij het aanspannen van processen tegen lokale besturen die al te onstabiele scholen hadden gebouwd. Op tal van plaatsen waren het alleen de scholen die instortten, met de dood van meer dan 5.500 kinderen tot gevolg. Een maand later werd Huang al gearresteerd. Gisteren werd hij op erg vage gronden tot drie jaar cel veroordeeld, zijn vrouw zei tegen mensenrechtenorganisaties dat ze geen kopie van het verdict had gekregen. Ze mocht haar echtgenoot evenmin spreken. Huang is overigens lang niet de enige die wegens activisme rond de aardbeving achter de tralies zit. In september werd een gewezen professor uit Nanjing, Guo Quan, tot maar liefst tien jaar cel veroordeeld. Ook hij had de zogenaamde doufu-scholen in artikels aangevallen. Het proces van Tan Zuoren, die een lijst wou opstellen van namen van kinderen die omkwamen, is nog bezig. Hij wordt verdacht van 'poging tot subversie tegen de staatsmacht' en riskeert drie jaar.
RUSLAND - Bijna kwart miljoen kinderen moet het nodeloos zonder vader of moeder doen
24 miljoen kinderen wereldwijd leven zonder hun ouders en hun aantal stijgt, zo schrijft de Britse ngo Everychild in een nieuw rapport ter gelegenheid van de 20ste verjaardag van de Kinderrechtenconventie. Het probleem is bijzonder zorgwekkend in Rusland.
Bij de vele happenings afgelopen weekend die wereldwijd werden georganiseerd naar aanleiding van de twintigste verjaardag van het Kinderrechtenverdrag, gaat de aandacht doorgaans naar die terreinen waarop in de voorbije twee decennia flinke vooruitgang werd geboekt, denk maar aan het onderwijs of vaccinaties. De Britse ngo Everychild wilde van de gelegenheid gebruikmaken om te wijzen op een veel minder bemoedigende tendens: de wereldwijde toename van het aantal kinderen dat zonder pa of ma groot moet worden. Dat zijn er momenteel 24 miljoen en veel van hen wonen in zwart Afrika, waar de aidsepidemie een ware ravage heeft aangericht en vooral veel jonge ouders wegmaaide.
Jeugd in een instelling Maar ook in Europa is er verontrustend nieuws. Momenteel zijn er in Rusland bijna driekwart miljoen kinderen die opgroeien zonder ouders. In acht op de tien gevallen zijn die niet dood maar bleken ze niet in staat om voor de kroost te zorgen. Een van de problemen die de rapportschrijvers van Everychild aanhalen is het feit dat de overheid weinig preventieve kinderzorg heeft. Het bij ons bekende verplichte huisbezoek van een instantie als Kind & Gezin bij de geboorte van een kind heeft volstrekt niet plaats en ook als er alarmsignalen komen uit de omgeving, wordt al te vaak lang gewacht met reageren. Sterker nog, als de overheid ingrijpt, dan betekent dat niet zelden dat de ouders hun voogdij kwijtraken en dat hun kind voor de rest van zijn of haar jeugd in een instelling belandt. Dat aantal stijgt overigens razendsnel. In 2005 waren er drie keer zoveel gevallen van voogdijverlies als vijftien jaar eerder. Of die instellingen een goede plek zijn om groot te worden, valt sterk te betwijfelen. Volgens overheidscijfers uit 2007 pleegt niet minder dan één dergelijk kind op tien uiteindelijk zelfmoord. De autoriteiten zijn zich wel degelijk van het probleem bewust. 2007 werd met veel bombarie uitgeroepen tot het 'Jaar van het Russische Kind' en de bevoegde minister beloofde toen plechtig dat er in de daaropvolgende drie jaar jaarlijks 120.000 kinderen uit instellingen zouden vertrekken naar pleeggezinnen, waar hen een warmere omgeving zou wachten. Op die manier zou het aantal jongens en meisjes in tehuizen met een derde moeten dalen. De Tsjechische experte Victoria Schmidt onderzocht de haalbaarheid van die claim en kwam tot een vernietigende conclusie. Het gros van de Russen, schrijft ze, vindt pleegzorg veel beter dan staatsinstellingen. Maar door de hoge levensduurte en de krappe behuizing is de modale burger niet in staat om voor een extra kind te zorgen. Andere experts wijzen erop dat het hoge aantal Russische kinderen die het zonder ouders moeten doen maar één aspect is van een gigantisch maatschappelijk probleem. "Een aantal tendensen die we momenteel waarnemen in Rusland", zo argument demograaf Nicholas Eberstadt in World Affairs, "zijn nooit eerder in de geschiedenis van de mensheid voorgekomen." Alcoholmisbruik is daar een van. Volgens Unicef heeft niet minder dan 40 procent van de Russische mannen van over de vijftien last van drankmisbruik, met de nadruk op sterke drank. De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) becijferde dat 7 miljoen mannen verslaafd waren, maar die berekening ging alleen af op het aantal flessen dat in de winkel was gekocht, terwijl het gros van de Russen zelf sterke drank brouwt. Dat drankmisbruik is in meer dan de helft van de gevallen de verklaring voor het voogdijverlies over de kinderen. Tevens zorgt het voor veel hogere percentages aan 'ongevallen en vergiftigingen'. Vijfenhalf keer zoveel als in West-Europa, evenveel als in pakweg Angola of Sierra Leone, naties waarmee de overige ontwikkelingsstatistieken nochtans niet kunnen worden vergeleken. "Maar wat kun je verwachten als de prijs van een liter wodka lager ligt dan die van een liter melk en openbare dronkenschap een volstrekt geaccepteerd sociaal fenomeen is", vraagt Eberstadt zich af.
Historisch weinig baby's De maatschappelijke ontwrichting manifesteert zich ook op andere terreinen. Vooreerst worden er nu historisch weinig baby's geboren in Rusland. Waren er in de zestien jaar voor het uiteenvallen van de Sovjet-Unie in 1991 36 miljoen, in de zestien daaropvolgende jaren lag dat aantal 12 miljoen of 40 procent lager. Met het aantal doden was het net omgekeerd. Tussen 1976 en 1991 stierven er 24 miljoen mensen, in de zestien jaar daarna 34 miljoen. En kijk naar de scheidingsstatistieken: vier huwelijken op tien liepen in 1990 mis, tegen 2006 waren dat er twee keer zoveel. Met andere woorden: toen bleven slechts 20 procent van de stellen bij elkaar. Bovendien, en ook daar komt het alcoholmisbruik vaak als verklaring, is huiselijk geweld zeer wijd verspreid. Driekwart van de Russische vrouwen, zo blijkt uit een studie van het VN-Familieplanningsbureau hap UNFPA, wordt ermee geconfronteerd en jaarlijks komen daarbij 14.000 vrouwen om. Dat is evenveel als er Russische soldaten stierven in tien jaar Afghanistanoorlog en goed voor bijna één vrouw per uur.
CHINA - van besmet melkpoeder en assertieve ouders
Zhao Lianhai, die vanuit de kleine flat die hij met zijn vrouw en driejarige kind deelt, actie voerde rond de met melamine besmette melk, is geen reguliere politieke activist. De dertiger zweert zich nooit met politiek te hebben ingelaten en louter op de barricaden te zijn gesprongen toen zijn eigen kind ziek werd. Net zoals 300.000 andere Chinese meisjes en jongens kreeg het nierstenen door het drinken van melk waarin melamine was vermengd, een plasticproduct dat de melk bij tests een hoger proteïnegehalte geeft, terwijl die in feite in de meeste gevallen met water is aangelengd en dus minder proteïne bevat dan zou moeten. Minstens zes kinderen stierven aan nierfalen.
Zhao richtte een belangenvereniging voor ouders van getroffen kinderen op en probeerde tot aan zijn arrestatie vorig week zo goed mogelijk informatie en bundelen en te verspreiden. Maar ook dat is nu schijnbaar misgelopen. Daags voor Obama in China zou aankomen, is Zhao door de politie meegenomen wegens 'het veroorzaken van incidenten'. Tot dusver, zo meldden Amnesty International en Human rights in China, heeft hij geen toegang gekregen tot een advocaat. Aangezien evenmin duidelijk is of het een tijdelijke detentie betreft, tot Obama zou zijn vertrokken (wat woensdag gebeurde), dan wel het begin van vervolging, hebben honderden internauten een petitie opgestart. Ze willen dat Zhao meteen wordt vrijgelaten.
Het melkpoederschandandaal kwam in september vorig jaar aan het licht en betrof aanvankelijk alleen de firma Sanlu, de grootste producent van het land. Later onderzoek zou aangeven dat ook 21 andere grote melkbedrijven met melamine besmet melkpoeder verkochten. Hoewel de grote aantallen ziektegevallen pas na de Olympische Spelen openbaar werden gemaakt, bleek later uit een overheidsrapport dat de eerste klachten van ouders al dateerden van december 2007 maar dat tot juni 2008 werd gewacht om het melkpoeder te testen.
Die tests bleken positief en begin augustus, aan de vooravond van de Olympische Spelen, vroeg Sanlu aan de plaatselijke partij/staatsinstanties hoe het probleem moest worden aangepakt. Besloten werd om de zaak in de doofpot te stoppen tot na de Spelen. Een journalist van het blad Zuidelijk Weekend, die eind juli al een artikel schreef over verdacht zieke baby's, zag zijn stuk gecensureerd en geweigerd.
Wereldmarktleider
Dat de zaak begin september toch uitlekte, had alles te maken met het feit dat Sanlu voor 40 procent in handen was van het Nieuw-Zeelandse bedrijf Fonterra, de wereldmarktleider inzake melkpoeder. Toen de Chinaverantwoordelijke van de firma lucht kreeg van de zaak en actie eiste, gebeurde er niets, waarop hij de Nieuw-Zeelandse premier Helen Clarke inschakelde, die zelf met de leiders in Peking contact opnam.
Sanlu ging prompt dicht, ook andere bedrijven bleken betrokken en steeds meer bezorgde ouders dienden zich aan. De eerste processen in de zaak kwamen in januari toen de gewezen manager van het Sanlubedrijf, Tian Wenhua, levenslang kreeg en twee anderen tot de dood werden veroordeeld voor het vervaardigen en verkopen van melamine en van gecontamineerd voedsel. In totaal twaalf mensen werden toen berecht. Tevens werd het ondertussen failliet verklaarde Sanlu veroordeeld tot een boete van 5 miljoen euro en manager Tian zelf tot een boete van 2 miljoen euro.
In december werkte Sanlu samen met de andere 21 betrokken bedrijven een compensatieplan voor de getroffen gezinnen uit ten belope van 110 miljoen euro. Alle geregistreerde ouders van zieke kinderen kregen een brief waarin hen de volgende compensatieregeling werd voorgesteld: 20.000 euro bij het overlijden van een kind, 3.000 euro in geval van blijvende ernstige aandoeningen en 200 euro voor slachtoffers met 'minder ernstige kwalen'.
Bij dat laatste, zo bleek later, hielp de lokale overheid soms wel een handje: zo doken circulaires op van partijkaders die dokters opdracht gaven 'minieme nierstenen niet als dusdanig te erkennen, teneinde niet voor een onoverkomelijke lijst aan schadeclaims te zorgen'. Tegelijk werd de kinderen gratis medische zorg aangeboden tot aan de leeftijd van achttien jaar. Het gros van de slachtoffers aanvaardde die regeling. De meesten vreesden immers dat het dit of niets zou zijn.
200 euro vergoeding
Meneer Zhao en enige honderden moeders en vaders gingen niet akkoord. Zij argumenteren dat de 200 euro die het gros van de slachtoffers ontvingen, volstrekt niet volstaat. Bovendien is nu nog onduidelijk welke de langetermijngevolgen zullen zijn van de melaminevergiftiging. Als ze permanent invalide zullen zijn, houdt dat niet op op hun 18de verjaardag.
Zij besloten een massaproces aan te spannen, wat Peking evenwel niet wilde. De ene na de andere poging daartoe werd gekelderd. Pas in maart en april werden twee individuele zaken ontvankelijk verklaard. Het eerste proces had op 10 november moeten beginnen, maar de betrokken vader, Wang Gang, werd daags voordien door de politie afgetroefd. Zhao maakte daar een verslag van en zette het op zijn site. Luttele dagen later werd hij zelf afgevoerd.
Een groep van etnisch Nubische Egyptische advocaten heeft een klacht ingediend tegen de nieuwe single van Haifa Wehbe, de bekendste zangeres van het Midden-Oosten. De Libanese seksbom heeft het in haar liedje 'Waar is vader' over een 'Nubische aap'.
"Door ons met apen te vergelijken heeft Wehbe ons elke waardigheid ontnomen en sommige kinderen willen nu zelfs niet meer naar school. Ze weten wel zeker dat ze daar 'apen' zullen worden genoemd", zo reageerde een Nubische winkelaar in Caïro op de nieuwste song van de Libanese diva. Haifa Wehbe hertrouwde eerder dit jaar met een Egyptenaar en is erg populair in het land. Volgens haar was het volstrekt niet de bedoeling om de Nubische minderheid in Egypte te beledigen en had haar songwriter Mustafa Kamil haar gezegd dat Nubische aap een scheldwoord was dat vaak wordt gebruikt door Egyptische kinderen.
De Egyptisch-Nubische Wetsvereniging neemt daar evenwel geen genoegen mee en spande een rechtszaak aan, waarin het verbod wordt geëist op het draaien van het bewuste nummer, zowel op de radio als op de tv. Bovendien wil de organisatie dat de plaat niet in Egypte wordt verkocht.Wehbe verontschuldigde zich ondertussen omstandig, maar veel indruk maakte dat niet.
De rel komt op een moment dat de Nubische minderheid vooral via haar bekende schrijvers zoals Ali Idris en Haggag Odoul een proces van bewustwording doormaakt. Zo lanceerden zij verschillende campagnes om de Nubische taal, die niet verwant is met het Arabisch, niet verloren te laten gaan. Ook proberen ze de muziek en de heel eigen traditionele dansen nieuw leven in te blazen. De Nubische zanger Mohammed Munir is een van de populairste Egyptische artiesten maar in het algemeen weten de zwarte Nubiërs zich eerder gediscrimineerd als 'ongeletterd en ongeciviliseerd'. Ook in de erg populaire Egyptische cinema worden ze gestereotypeerd. Al sinds de jaren dertig duiken ze steevast als dienaars van de rijken op, permanent glimlachend en niet in staat om fatsoenlijk Arabisch te spreken. De vaakst voorkomende bijnaam is 'barbari', waarmee rechtstreeks verwezen wordt naar zowel huidskleur als laag opleidingsniveau.
Ook sociaaleconomisch hebben de Nubiërs het de voorbije decennia niet bepaald makkelijk gehad. Deze nakomelingen van de vroegere zwarte farao's zagen hun geboorteregio aan beide zijden van de Egyptisch-Soedanese grens verschillende keren onder water verdwijnen door dammenprojecten. Het eerste dateert uit 1902, het laatste en meest verregaande uit 1964. Toen raakten zo'n 60.000 Nubiërs ontheemd toen het reservoir van de Aswandam volliep. Ondanks tal van beloften werd het gros van hen niet hervestigd en velen kwamen in sloppenwijken rond de grote steden terecht.
De voorbije jaren werkte de Egyptische overheid plannen uit voor nieuwe dorpen rond het reservoir, het grote Nassermeer. En ook dat maakte de Nubiërs erg boos. Er zouden immers tienduizenden nieuwe woningen komen in dorpen met groot toeristisch potentieel maar er werd niet aan gedacht om daar ook Nubiërs bij te betrekken. De Nubische schrijver Haggag Odoul startte daarom vorig jaar met een campagne, onder de titel 'Geef ons de Nijl terug', verwijzend naar de herkomst van zijn volk aan de bovenloop van die rivier.
Hezbollah
Met de apenuitschuiver is de Libanese zangeres Wehbe overigens niet aan haar proefstuk toe. In 2006 kwam ze in opspraak na lovende uitlatingen over Hezbollahleider Hassan Nasrullah. Hoewel mensenrechtenorganisaties toen stelden dat de Israëlisch-Libanese oorlog van die zomer aan minstens 1.200 Libanese burgers het leven kostte, noemde Wehbe Nasrullah een volksheld.
Ook in religieuze kringen maakte Wehbe zich weinig vrienden. Deze gewezen Miss Zuid-Libanon komt doorgaans immers schaars gekleed opdagen en ook op het witte doek laat ze graag haar voluptueuze - en volgens de Arabische media bijgepleisterde - vormen zien. Dat was voor de geestelijken van de Al-Azharuniversiteit deze zomer nog een reden om de Egyptische president Hosni Mubarak aan te schrijven. Het betrof de film Dukkan Shehata ('De winkel van Shehata'), waarin Wehbe in een moskee te zien is.
In de brief werd om een verbod op de film gevraagd, dat er evenwel niet is gekomen. Integendeel, de geestelijken kregen op tal van websites veel kritiek. Zo vroeg een vrouwelijke blogger zich af of "de moslimgemeenschap dan zo fragiel is dat men vreest dat ze tenonder zal gaan door een liedje van Wehbe. Bestaat er geen groter onrecht in Egypte en de Arabische wereld, dat u meer reden kan geven om brieven te schrijven met als titel 'Goddelijke Gramschap'?"
Chinese burgers hebben het constitutionele recht om met een verzoekschrift naar de centrale overheid te stappen, maar plaatselijke autoriteiten proberen dat zoveel mogelijk te verhinderen. Ze laten hen oppakken en in illegale detentiecentra opsluiten, vanwaaruit ze worden gedeporteerd naar hun geboortedorp of -stad. Aan de vooravond van het bezoek van VS-president Barack Obama aan China, stelt de Amerikaanse mensenrechtenorganisatie Human Rights Watch zijn rapport 'Een steeg in de hel' voor, over de zwarte gevangenissen waarin indieners van petities terecht komen. 38 mensen verhalen in het rapport over hun wedervaren in deze illegale detentie die volgens Peking niet betaat. Jaarlijks dienen 10 tot 13 miljoen Chinese burgers een petitie of 'xinfang' in bij de overheid, in de hoop dat een hun aangedaan onrecht wordt gecorrigeerd. Dat onrecht kan erin bestaan dat ze illegaal onteigend werden, geen compensatie hebben gekregen voor een arbeidsongeval, het slachtoffer werden van milieuvervuiling, enzovoort. Die unieke Chinese traditie bestond al tijdens het keizerrijk, overleefde het Maotijdperk en werd in 1982 zelfs in de grondwet ingeschreven. Officieel gaat het om 'een brug tussen de partij en regering en de massa's, een raam waardoorheen naar het volk wordt geluisterd'. Je hebt op alle bestuursniveaus xinfangbureaus (volgens een rapport van het Chinese Human Rights Defenders uit maart 2008 zijn er in het hele land bijna 50.000). De meeste burgers wenden zich eerst tot het dichtstbijzijnde kantoor, maar eindigen niet zelden in de hoofdstad. Hoewel ze tegen dan al veel centen en illusies armer zijn, willen ze graag geloven dat de nationale leiders hun zaak meer genegen zijn dan de lokale. De statistieken logenstraffen dat. Onderzoek van de Academie voor Sociale Wetenschappen geeft aan dat een per post verstuurd verzoekschrift in slechts drie gevallen op de tienduizend een of andere oplossing genereert. Gaat de burger zijn of haar zaak persoonlijk aankaarten, dan is de kans op succes iets groter. Hoewel, ook dan krijgen niet meer dan twee burgers op de duizend iets anders dan verwensingen of klappen. Onderscheppers In 2005 vaardigde de centrale overheid een richtlijn uit waardoor lokale autoriteiten zélf de geschillen met hun ingezetenen moeten oplossen, zonder dat Peking wordt lastiggevallen. Ze schrijft voor dat burgers binnen zestig dagen een schriftelijk antwoord op hun klacht moeten ontvangen. Aan het aantal gevallen dat zich toch genoodzaakt ziet naar de hoofdstad te reizen zal de mate van goed bestuur van de lokale overheden worden afgemeten. Daarom zetten die plaatselijke autoriteiten nu nog meer dan vroeger zogenaamde 'onderscheppers' in, die de burgers in de kraag moeten vatten voor ze een verzoekschrift kunnen indienen. Volgens professor Yu Jianrong van het Instituut voor Plattelandsontwikkeling neemt het leger onderscheppers dat naar Peking wordt gestuurd alsmaar toe. "Conservatief geschat", zo schreef hij vorig jaar op zijn blog "gaat het op piekmomenten - in de aanloop naar bijeenkomsten van het Partij- of Volkscongres - om 100.000 mensen, afkomstig uit het hele land. Ze worden in de hoofdstad niet alleen onderhouden en gehuisvest op kosten van de belastingbetaler, tegelijk plezieren ze de hogere partij- en regeringsechelons met cadeaus en diners, zodat ze de dossiers uit hun regio kunnen inkijken en laten verdwijnen". Professor Yu ondervroeg in februari 2007 1.200 indieners van petities uit het hele land en stelde vast dat zes van de tien ondervraagden persoonlijk het slachtoffer geworden was van mishandeling en detentie, een van de vijf bekocht zijn of haar pogingen om gerechtigheid te verkrijgen zelfs met een verblijf in een werkkamp, terwijl 3 procent in een psychiatrische instelling eindigde. Vroeger werden de onderschepte indieners van verzoekschriften veelal vastgehouden in de zogenaamde Shourong- centra, waar rurale migranten zonder papieren tot aan de afschaffing van het systeem in juni 2003 werden opgesloten. Die centra werden opgedoekt na grote binnenlandse verontwaardiging over de moord daar op een student in maart 2003. Sindsdien opteren de lokale autoriteiten voor goedkope hotels in de hoofdstad of voor weinig gebruikte partij- en staatsgebouwen in hun eigen provincie of district om indieners van petities in op te sluiten. Die zogenaamde 'zwarte gevangenissen' werden vorig jaar door lokaal bestuurslid en professor Xu Zhiyong voor het eerst publiekelijk gehekeld. Xu bezocht toen zelf een aantal van die hotels in Peking en bevrijdde ook opgesloten burgers.
Verrot geslagen Een van de verhalen die de rapportschrijvers van Human Rights Watch optekenden is dat van een vijftienjarig meisje uit de westelijke provincie Gansu. Ze besloot een verzoekschrift in te dienen bij de centrale overheid in Peking nadat een lokale functionaris uit haar geboortedistrict haar vader verrot had geslagen. De man kan sindsdien niet meer werken. Nog voor ze evenwel haar klacht kon deponeren, werd het meisje op 10 juli 2008 in Peking door mannen in burger van de straat geplukt en naar Gansu teruggebracht, waar ze tot 13 september werd vastgehouden in een ziekenhuis, een instelling voor gehandicapten en uiteindelijk in een verzorgingstehuis. "Hoe lang ze me zouden vasthouden, hebben ze nooit verteld. Ik wilde niet met ze mee maar ik kon me niet verzetten. Ze sloegen me en sleepten me een auto in." Het feit dat Li zo jong was, betekende overigens niet dat ze minder werd mishandeld. Integendeel, op 11 september sloegen bewakers een van haar tanden uit.
RUSLAND- Politieman klapt uit de biecht over corruptie
Sinds 7 november is het leven van de Russische politieman Alexei Dymovsky radicaal veranderd. Zevenhonderdduizend mensen bekeken zijn YouTubefilmpje waarin hij de corruptie van zijn chefs aanklaagt. De man verloor zijn job en moest een bodyguard in dienst nemen. De Russische politie heeft bij haar burgers niet bepaald een goede reputatie: mensen noemen agenten 'agressief, corrupt en onbekwaam'. Geen wonder dus dat de twee filmpjes die door een agent op het internet zijn geplaatst hem instant nationale beroemdheid opleverden. Agent Dymovsky werkte voor de afdeling drugsbestrijding in zijn stad en vertelt dat hij het niet meer aankan om niet-bestaande misdaden op te lossen om de statistieken op te kloppen en onschuldige mensen in de cel te stoppen omdat zijn superieuren dat willen. Het salaris van een agent is zo gering, vervolgt hij, dat de enige reden waarom mensen toch bij de politie gaan, ligt in de vele steekpenningen die ze ontvangen. In zijn filmpjes roept de agent premier Vladimir Poetin op om de zaak te onderzoeken en er wat aan te doen. Volgens hem zijn veel agenten erg ongelukkig over wat er gebeurt, maar durven ze niet spreken. Dymovsky is inderdaad zeldzaam dapper. Niet bang om te sterven Maar of dat onverdeeld verstandig is, is een andere zaak. Meteen nadat de filmpjes opdoken, werd de man ontslagen. Tevens gelastte Poetin dat zijn superieuren een onderzoek instelden, dat natuurlijk tot de bevinding kwam dat zijn klachten volstrekt ongegrond zijn. Afgelopen dinsdag was het in Rusland 'Politiedag', maar de onthullingen van Dymovsky gooiden flink roet in het eten. De man gaf een persconferentie in Moskou, al scheelde het niet veel of hij geraakte niet eens in de hoofdstad. Eerst werd hij tegengehouden door de verkeerspolitie. Daarna bleek hij niet in staat om een vliegtuigticket te kopen om vanuit Rostov-on-Don naar Moskou te reizen omdat zijn bankkaart geblokkeerd bleek. Uiteindelijk kwam hij met de auto en op de persconferentie die hij belegde, verklaarde hij "niet bang te zijn om te sterven". Wel heeft hij naar eigen zeggen een bodyguard ingehuurd omdat hij merkte dat hij wordt gevolgd. Bovendien is zijn vrouw zes maanden zwanger. Moskou heeft maandag een nieuw onderzoek bevolen, maar ondertussen luidt het dat men "zeker is dat Dymovsky met Amerikaans geld probeert de Russische maatschappij te destabiliseren". Hij zou samenwerken met ngo's die door Washington worden betaald. Die aantijging verwijst naar het Mensenrechtencomité van Novorossiisk, dat twee dagen nadat de filmpjes werden geplaatst, contact met Dymovsky opnam. De medewerkers van de organisatie zeggen dat hun familie nu ook onder druk wordt gezet om vooral geen ontmoetingen meer met de man te hebben. Eén van hen verklaarde dat de politie was langsgeweest om foto's van zijn zoon te nemen. Volgens de agenten leek hij op iemand die gezocht werd voor criminele feiten.
De driejarige Zuidafrikaanse Atlegang Aphane zat zaterdagmiddag met zijn oom in een auto in Midrand, Johannesburg, te wachten op zijn vader, bij wie hij het weekend zou doorbrengen. Volgens oom Bongani Mchuchu arriveerde er een ongemarkeerde auto. "Ik hoorde gierende banden, toen verbrijzelde een kogel het raam. Atlegang werd in de borst geraakt. Een agent sprong uit de auto en beval me op de grond te gaan liggen en haalde de jongen uit de wagen. Ze riepen dat ik een verdachte was maar waarvan ik werd beticht, zeiden ze niet". De moeder van de jongen, Mapule Aphane, arriveerde korte tijd na de moord ter plekke en mocht urenlang niet in de buurt van haar zoontje komen, dat dood op de straat lag. Toen haar ex-man het kind wou benaderen, werd hij prompt gearresteerd. De moeder meent dat de politie niet het minste berouw toonde. "Ik kon mijn ogen niet geloven toen ik er aankwam", zei ze in een interview met een Zuid-Afrikaanse krant. "Zijn oom was Atlegang komen ophalen om hem naar zijn vader te brengen. Ik had bloemen in mijn haar. Mijn zoontje zei dat ik er mooi uitzag en toen gingen ze weg. De volgende keer dat ik hem zag lag hij levenloos op straat." Volgens het Onafhankelijke Klachtendirectoraat was de politie op het moment van de feiten op zoek naar een verdachte in de buurt van waar de auto met het jongetje zich bevond. Toen de agenten het voertuig zagen, openden ze meteen het vuur. Eerst vergoelijkte de agent die het kind doodschoot zijn daad met het argument dat hij dacht dat het een geweer vasthield. Dat bleek volgens hem later een staaf te zijn, maar het Klachtendirectoraat liet op een persconferentie weten dat wapen noch staaf zijn aangetroffen op de plaats van de tragedie. Atlegang Aphane is al de vierde burger in een maand tijd die door politiegeweld om het leven komt. Op 11 oktober stierf de 29-jarige kapster Olga Kekana, na een nachtje stappen met drie vrienden. De politie kreeg het voertuig waarin de vrouw zich bevond op zondagochtend in de gaten en dacht dat het een gecarjackt vehikel betrof. Volgens de chauffeur, de enige die er ongedeerd vanaf kwam, doemden de blauwe politielichten op en werd vervolgens het vuur geopend. De auto werd met 13 kogels doorzeefd, Kekana stierf ter plaatse. De chauffeur was eigenaar van de auto. Op 1 november werd de 21-jarige Kgothatso Ndobe doodgeschoten terwijl hij zijn schoenen aan het poetsen was op de stoep. Verschillende politieagenten kwamen aan, waarop de jongeman panikeerde en probeerde ervan door te gaan. Hij werd met een kogel in het hoofd afgemaakt. Toen zijn vader de agent vroeg waarom hij niet in de lucht had gevuurd, zei die dat ze opdracht hadden gekregen om 'niet te aarzelen'. Nog vorige week werd een straatverkoper door twee dronken agenten doodgeschoten. De man verzette zich toen de twee zich gratis van zijn snoepjes bedienden.
'Aarzel niet om te schieten' Waarnemers brengen de golf van moorden in verband met de uitspraken van president Jacob Zuma eind september. Hij stelde toen dat er een nultolerantie moest komen jegens criminaliteit en dat de politie 'niet moet aarzelen' om te schieten. Zuma maakte van de strijd tegen de misdaad een belangrijk electoraal thema, Zuid-Afrika kampt immers met een gigantisch misdaadprobleem. Dagelijks worden er 50 mensen vermoord, in een natie met zo'n 50 miljoen inwoners. Tevens hebben er ook tal van car- en homejackings plaats. Het Centrum voor de Studie van Geweld en Verzoening reageerde dinsdag met een communiqué op de golf van politiegeweld. "Het is redelijk aan te nemen dat er een totaal gebrek aan controle is onder de politie. Die is het gevolg van verwarrende uitlatingen van politici. Wij erkennen dat Zuid-Afrika met een criminaliteitsprobleem kampt, maar geloven dat de politiediensten bijstand en opleiding moeten krijgen zodat zij zich niet onwettig gaan gedragen en hun missie om de burgers te beschermen niet in de wind slaan", aldus het centrum. Ook de oppositiepartij Democratische Alliantie reageerde op het geweld. "Wat zal de impact zijn van dit schietgrage gedrag op het wereldkampioenschap voetbal dat Zuid-Afrika volgend jaar mag organiseren? We verwachten een half miljoen buitenlandse bezoekers, hoe moeten zij zich veilig voelen als ze deze feiten horen?", aldus parlementslid Dianne Kohler Barnard. "De wereld weet dat Zuid-Afrika een gewelddadig land is, maar hoe kan iemand begrijpen dat een avondje uit voor een kapster eindigt met een politiekogel en dat een driejarig jongetje op zaterdagmiddag in de auto wordt afgemaakt?"
Op 's werelds grootste boekenbeurs, de
Franfurter Buchmesse, was China dit jaar het gastland en werden 100
nieuwe boeken gepresenteerd die naar het Engels of het Duits zijn
vertaald. Ook Europalia China nodigt vijf Chinese schrijvers uit. En
toch neemt de hedendaagse Chinese literatuur geen vanzelfsprekende
plaats in in de wereldliteratuur. Misschien is de Chinese
literaire traditie wel de enige die echt van de westerse verschilt,
meent Mark Leenhouts, die ondertussen tien Chinese romans heeft
vertaald. Hij redigeert het Chinese literaire tijdschrift 'Het Trage
Vuur' redigeert en schreef ook Chinese literatuur van nu, aards maar
bevlogen'.
Op de Frankfurter Buchmesse worden wel
100 nieuwe vertalingen voorgesteld, maar eigenlijk valt op hoe
moeilijk de Chinese literatuur haar weg vindt naar een westers
publiek. De statistieken liegen er niet om. Chinese
uitgevers kochten in 2005 de rechten voor bijna 4.000 Amerikaanse
titels, hun VS-collega's schaften in datzelfde jaar de rechten aan
voor welgeteld 16 Chinese werken. Er wordt nochtans behoorlijk
geproduceerd in China: in 2007 kwamen er maar liefst 136.000 nieuwe
boeken op de markt. Hoe komt dat volgens u?
Mark
Leenhouts: Ik geloof dat dat deels te maken heeft met de
onbekendheid van de Chinese taal, die vertaling en ontsluiting
moeilijk maakt. Maar
het ligt evengoed aan het feit dat velen van de schrijvers uit de
werelditeratuur, zoals de Latijnsamerikaanse Gabriel Garcia Marquez
of Salman Rushdie door de koloniale tijd diepe westerse wortels
hebben. Milan Kundera plaatst Rushdie zonder aarzelen in de Europese
traditie van Cervantes en Rabelais en als je kijkt naar het lijstje
van mensen die Marquez' inspireerden, dan blijkt naast Kafka,
Faulkner, Hemingway en Sophocles de enige inlandse invloed zijn eigen
grootmoeder te zijn. Rushdie en Marquez confronteerden het Westen
niet met iets nieuws maar bliezen de westerse literatuur nieuw leven
in. Op magistrale wijze, dat wel.
De
Chinese literatuur daarentegen dompelt de westerse lezer dieper onder
in het vreemde. Je zou zelfs kunnen beweren dat het de enige grote
literaire traditie is die nagenoeg niet door het Westen werd
beïnvloed en dus helemaal anders in elkaar zit. Dat is de westerse
lezer niet gewend.
Wat
is het verschil?
De
Chinese literatuuropvatting is terug te voeren op het oorspronkelijke
Chinese wereldbeeld. In het Chinese denken is de wereld niet
geschapen: al het bestaande heeft altijd bestaan. De oorzaak van het
leven, de hoogste waarheid, zocht de traditionele Chinees daarom niet
buiten de wereld bij een hemelse schepper. Als hij de wereld wilde
begrijpen keek hij om zich heen - naar de natuur, naar de
samenleving. Hij nam patronen waar in de verandering van de
seizoenen, in de herhalingen van de geschiedenis en meende daarin een
blijvend principe te zien dat orde in de dingen schiep. Dat principe
noemde hij de Weg - en daarnaar probeerde hij te leven. Dat is ook de
kern van het confucianisme. Op basis van de waargenomen patronen
stelde Confucius praktische regels en riten vast voor het juiste
sociale gedrag, waarmee de Weg, de orde, kon worden behouden. Het
Westen kent natuurlijk wel de Tien Geboden maar een belangrijk
verschil is dat Confucius niet Gods woord verkondigde, maar verslag
deed van zijn eigen ervaringen, als een gewone, zij het wijze man.
Door die aardse blik mist de Chinees in westerse ogen enige tragiek.
Hij is niet als zondig mens uit het paradijs verjaagd, hij heeft zijn
ziel niet aan de duivel hoeven verkopen om de ultieme kennis van de
wereld te bemachtigen. De Chinese auteur schrijft zich dus niet in in
de traditie die met de Grieken is begonnen, waarbij centraal de mens
staat die zijn lot niet kan ontlopen. Er is veel meer een streven
naar harmonie met wat er is.
Maar
aan de andere kant kan de Chinese schrijver wel zeer ontroerd zijn
door wat hij in die wereld ziet. Daarom ook dat het overgrote deel
van de klassieke literatuur zich zo hartstochtelijk bekommert om
maatschappelijke zaken. Die traditie is doorgezet in het politieke
engagement van de vroege twintigste eeuw en zelfs in het extreme
politieke gebruik van literatuur onder het latere communisme.
Onder
de confucianistische elite gold geschiedschrijving als het hoogste
literaire goed en de belangrijkste vereisten waren dat wat de
schrijver stelde waar gebeurd was en oprecht verwoord. Terwijl in het
Westen literatuur sinds Aristoteles haast synoniem is geworden met
fictie was in China de enige toegestane vorm van fictie de allegorie,
om veilig en indirect een kritiek of klacht te kunnen uiten. Een
literatuur van anekdotes, mythen en legenden was er wel maar die werd
beschouwd als triviaal, het was vermaak dat geen nut diende maar dat
ook niet echt kwaad kon. De ontwikkeling van de Chinese
prozaliteratuur is eigenlijk een lange emancipatiegeschiedenis van
het triviale naar het hogere.
Geldt
die drang om het waar gebeurde oprecht te verwoorden nog steeds?
Eigenlijk
wel. De moderne Chinese schrijver zit de werkelijkheid nog altijd
dicht op de huid, ook als hij er niet direct sociale kritiek op
heeft. Je ziet het in het obsessieve vastleggen van het dagelijks
leven in de massale, levendige internetliteratuur sinds het begin van
de 21ste eeuw.
Je
zou kunnen denken dat het probleem voor de westerse lezer is dat de
Chinese schrijver daarmee in detail verwijst naar een Chinese
werkelijkheid die hier niet zo bekend is. Maar hoe verklaar je dan
het grote internationale succes van de hedendaagse Chinese film, die
toch precies diezelfde Chinese werkelijkheid aankaart? Daar ligt het
dus niet aan.
Het
gaat erom hoe die realiteit wordt weergegeven. Een veelgehoord
westers bezwaar tegen Chinese literatuur is het gebrek aan
psychologische diepgang van de personages. De auteur schrijft wat
er
gebeurt, veel minder waarom.
Bovendien hebben Chinese romans vaak erg veel personages, die soms
tot types worden herleid. In de westerse roman, zoals die vanaf de
18de eeuw opkomt, worden personages niet alleen uitgebreider
getekend, veelal wordt het hele verhaal geschetst vanuit het
perspectief van één of enkele van hen. Bovendien is het hun
karakterontwikkeling die de roman voortstuwt.
Een
andere vaak geformuleerde kritiek is dat in de gemiddelde Chinese
roman een dwingende plot ver te zoeken is.
Inderdaad.
Een geheim, een zoektocht, een probleemstelling die noopt tot
antwoorden heb je in veel gevallen niet. Eerder een beschrijving van
hoe de personages zich tot elkaar verhouden, welke de
socio-maatschappelijke relaties zijn. Vaak worden veel korte
verhaaltjes vertelt, als kleine feuilletons in een groter geheel maar
zonder dat bij het einde naar het begin wordt teruggekeerd of dat er
op het eerste gezicht een algemene verhaallijn is.
Wat
doen westerse uitgevers met die 'bezwaren' mee?
Kijk
naar het verhaal van de Britse literaire agent Toby Eady, de man
achter Jung Changs 'Wilde Zwanen', waarvan er uiteindelijk 10 miljoen
exemplaren zijn verkocht. Toen ze ergens in de jaren tachtig met haar
manuscript bij hem kwam, oordeelde Teady dat het om een 'ongeordende
brij' ging, om één verzameling van details zonder enige structuur,
een heel typisch Chinese manier van vertellen dus. Hij heeft zeven
jaar met haar gewerkt aan het boek om uit dat ruwe materiaal een
roman te distilleren met perspectief. Vanuit het ik-personage wordt
vervolgens gekeken naar de levens van de moeder en de grootmoeder. En
dat werkte. Maar Eady weet ook wel dat het eindresultaat geen Chinese
literatuur meer is, maar een soort van nieuwe mengvorm.
U
vertelt in uw boek ook over Howard Goldblatt, de allerbekendste
Amerikaanse vertaler van Chinese literatuur, die bepaald opmerkelijke
kunstgrepen uitvoert.
Ja,
met het oog op een soepeler plot worden passages weggelaten of
omgegooid en nieuwe slot- of beginhoofdstukken voorgesteld. Hij doet
dat evenwel in overleg met de auteur. Mo Yan, die in China de
grootste hedendaagse schrijver heet, vertrouwt zijn vertaler en hij
geeft Goldblatt ook de vrijheid om het boek 'aan de Amerikaanse lezer
aan te passen'.
Goldblatt
stelde ook ooit aan Li Rui, auteur van 'Zilverstad', voor om een
hoofdstuk naar voren te halen om meer spanning te creëren, alvast
een tipje van de sluier op te lichten. Li voerde die suggestie prompt
door, ook in de latere drukken van het Chinese origineel.
Zelf
zou ik dat niet doen, ik geloof dat in Europa het respect voor het
originele werk een stuk groter is.
China's
literaire traditie verschilt van de onze, wat doet vermoeden dat
andere genres daar goed verkopen dan hier?
Klopt.
De standaard Chinese roman is geen liefdesroman en draait niet rond
één hoofdpersonage. Dat vinden Chinese lezers vaak te simplistisch.
Doorgaans gaan de bestsellers over een actueel thema en worden
wantoestanden blootgelegd. Vaak gebeurt dat in de vorm van een
historische roman: men gebruikt een periode uit het verleden om
vergelijkingen te maken met het heden. Neem 'Rijst' van Su Tong, dat
speelt in de jaren twintig dertig en draait om een arme man van het
platteland die zijn geluk gaat zoeken in de stad. Dat boek is in de
jaren negentig verschenen, net op een moment dat rurale migratie in
China een groot thema was.
Een
heel populair onderwerp is ook corruptie, omdat het een gigantisch
maatschappelijk probleem is waar iedereen mee kampt. Door te opteren
voor een romaneske vorm is het voor de auteur veiliger om kritiek te
uiten. En je kan in China echt wel wat zeggen, zolang je maar niet
beweert dat de problemen terug te voeren zijn op de
alleenheerschappij van de partij of op het beleid van president Hu
Jintao. Eigenlijk zijn die boeken een voortzetting van de oude
traditie: andermaal wil men met een (waargebeurd) verhaal aan de
hogere macht laten zien wat er in de maatschappij speelt.
Vindt
u dat de juiste boeken vertaald worden?
In
het Nederlands wordt niet echt veel anders vertaald dat in het
Engels, wat de dominante markt is. Treurig is wel dat het vaak alleen
de dissidente boeken zijn die vertaald worden, veelal autobiografieën
waarin het leven teruggebracht wordt tot politiek en die niet op hun
literaire kwaliteiten zijn geselecteerd.
Als
u een leeslijstje mocht maken voor onze lezers, wat staat daarop dan
bovenaan?
Het
Verzamelde Werk van Lu Xun, Doodgaan went van X.L. Zhang, Mijn leven
als keizer van Su Tong, en de Jongens van Glas van de Taiwanese
auteur Pai Hsien-yung
Mark
Leenhouts geeft op 20 oktober een lezing in Bozar in het kader van
Europalia China, op 22 en 25 oktober doet hij de publieke interviews
voor respectievelijk Mo Yan en Su Tong.
Mark
Leenhouts, Chinese literatuur van nu, aards maar bevlogen, uitgeverij
De Geus
Mijn Algerijnse vriend Ali woont in een
ander Brussel dan ik. Hij hokt in een kleine, tochtige kamer, hoor ik
u denken, vanuit de veronderstelling dat de Ali's van de hoofdstad
het in termen van centen en kansen minder getroffen hebben dan de
Willems. Lees er de armoederapporten van de Koning Boudewijnstichting
op na, en je kan moeilijk anders concluderen. De helft van de
allochtonen in Brussel moet maand na maand schrapen om rond te komen
en Ali, die politiek asiel kreeg en voorlopig op het OCMW is
aangewezen, is er een van.
En toch zijn het niet de afmetingen van
zijn woonkamer of de kwaliteit van het linoleum op de vloer die hem
doen dromen van verhuizen naar een ander Brussel. Ali gaat het niet
om zijn overigens recent gerenoveerde Kuregemse flat, wel om de
mentale wereld die hem omringt. Deze homo-activist voor wie Algiers
te gevaarlijk was geworden, is naar eigen zeggen in een universum van
mannetjesputters terecht gekomen.
Hij vertelt over de blikken en de
verwensingen die zijn fleurige bermuda op een recente zomermiddag
opleverde en over het jonge buurmeisje uit Luik, wiens eeuwige
glimlach door de omwonenden als hoerigheid wordt uitgelegd.
Hier zou ik willen wonen, zegt hij, de
voetgangers op het zebrapad van Ma Campagne nakijkend. Tienermeisjes
in hotpants en felgekleurde kousen bespreken de recente conversaties
met hun liefjes, een Afrikaanse oma schuifelt moeizaam achter hen aan
met zware boodschappentassen. En aan de overkant staat de uitbater
van een alternatieve broodjeszaak te flirten met een vriendje.
Ali denkt over zijn straat in
Anderlecht en zegt dat hij het niet begrijpt. Of beter: hij had zich
bij de hoofdstad van Europa een andere plek voorgesteld. Hij schudt
zijn hoofd. Op het gemeentehuis zijn mannen die van mannen houden met
hun geliefde welkom voor een trouwceremonie en op het trottoir ervoor
zijn homo en lesbienne gespuugde woorden.
Als een eilandenarchipel omschrijft
deze nieuwe Brusselaar zijn stad, als een cluster van gemeenschappen
waartussen veel water vloeit en weinig bruggen bestaan.
Dat zijn oordeel te hard, te snel, te
simpel is, probeer ik hem uit te leggen en ik vertel het verhaal van
een elfjarig geadopteerd meisje uit Haïti, dat deze zomer voor een
stage van een week naar de Brusselse Rand ging. Eens en niet meer.
Het had wel tot de donderdag geduurd, verzekerde ze ons, vooraleer de
homogeen blanke groep normaal met haar omging. In mijn Brussel, zei
ze met grote stelligheid, gebeuren zo'n dingen niet. Daar weten ze
dat zwart niet de kleur is van je hart.
Ali zwijgt en knikt. Dat van die
regenboognatie, dat klopt wel, zegt hij tenslotte. Maar toch.
Als ik hem twee weken later opbel,
blijkt hij zich te hebben ingeschreven voor een opleiding
maatschappelijk werk. Ik wil meehelpen, klinkt het enthousiast aan de
andere kant van de lijn, meebouwen aan een stad waarin we sàmen
kunnen wonen. Ik ben het jullie verschuldigd.
Catherine Vuylsteke is
buitenlandredactrice van de krant De Morgen en auteur van
'Volksrepubliek van Verlangen, 'Het Gewicht van Hemelse Vrede' en
'Onder Mannen'
Zuid-Korea
mag dan in economische termen een moderne natie zijn, de
confucianistische fundamenten van de maatschappij zorgen ervoor dat
op ongehuwde moeders en op kinderen met gemengd bloed een sterk
sociaal stigma rust. Vrouwenorganisaties proberen terug te vechten,
maar simpel is het niet.
Eunjeong Park zag haar tweejarige dochter aan de deur krabben zoals
honden dat doen. Ze kwam er achter dat het kind in de crèche
doorgaans in een kamer alleen werd opgesloten omdat het een
buitenechtelijk kind betrof.
Toegeven,
Eunjeong Park kon op Aeranwon rekenen, een stichting van de
Presbyteriaanse kerk die verschillende centra runt voor ongehuwd
zwangere meisjes en vrouwen. Het gros van hen is door de familie aan
de deur gezet toen bleek dat ze een kind verwachtten. Park wilde
haar dochter onder geen beding afstaan en ze zegt dat ze de grootste
bron van liefde in haar leven is. Maar als haar wordt gevraagd wat
haar advies is voor andere ongehuwde moeders, suggereert ze prompt
adoptie. Ik weet dat vrouwen die hun kind opgeven, hun hele leven
met een schuldgevoel kampen. En toch. Het leven hier is veel te hard,
zowel voor de moeders als voor hun kinderen, vertelt deze enige
tijd geleden in een ontmoeting met Amerikaanse sociologen in Seoel.
"De eerste tien keer dat ik me voor een sollicitatie aanbood en
vertelde dat ik een kind had maar geen man, werd ik meteen wandelen
gestuurd. Pas toen ik ging liegen over mijn burgerlijke staat, vond
ik een werkgever". Ook Parks dochtertje heeft het niet
makkelijk. Als peuter van twee krabde ze als een huisdier aan de deur
om binnen of buiten te mogen. Park ontdekte de reden voor dit gedrag:
het meisje werd in de crèche dagelijks in een apart kamertje
opgesloten. Aangezien het geen vader had, mocht het niet met de
andere kinderen spelen. Haar moeder zocht uiteindelijk andere opvang,
waarbij ze loog over haar gezinssituatie om haar kind te helpen.
Adoptie
als uitweg
Het
verhaal doet sterk denken aan de jongemannen in Kim Ki-Duks film
Address
Unknown
(2001): aangezien ze van gemengd bloed zijn, zijn geweld en
verwensingen hun dagelijkse deel. Op school noch op de werkvloer zijn
ze welkom. Of neem het autobiografische verhaal van de Koreaans
Amerikaanse Elizabeth Kim. In Tienduizend
Tranen (2000)
vertelt ze over haar moeder Omma die net na de Koreaanse oorlog
(1950-'53) zwanger raakte van een Amerikaanse soldaat die later
vertrok. Als ze naar haar geboortedorp terugkeert, eisen haar vader
en broer dat ze de 'honhyol' (letterlijk: gemengd bloed) als meid zou
verkopen. Omma weigert en verstopt haar kind, waar op haar woedende
mannelijke verwanten haar vermoorden. De volgende dag werd
Elizabeth afgeleverd bij een weeshuis in Seoel, van waar ze luttele
tijd later naar een Amerikaans adoptiegezin vertrok. Het overkwam
velen. Sterker nog, het waren precies deze opvattingen over
bloedzuiverheid die ervoor zorgden dat haast geen land ter wereld
zoveel van zijn zonen en dochters voor adoptie afstond als
Zuid-Korea. Tussen 1950 en 2000 vertrokken op die manier minstens
140.000 kinderen. De jongste jaren is dat aantal teruggevallen tot
zo'n 1300 per jaar. De export van adoptiekinderen wordt immers steeds
meer beschouwd als een smet op het blazoen van een zo hoog ontwikkeld
land en er zijn zelfs plannen om de internationale adopties tegen
2012 stop te zetten. Maar aan ongehuwd zwangere meisjes en vrouwen
wordt nog steeds aangeraden om zich van de kroost te ontdoen. Abortus
is niet echt een optie wegens illegaal, tenzij de gezondheid van de
moeder in gevaar is. Blijft dus over: adoptie, waarmee de vrouwen
zichzelf en hun familie een blijvend stigma besparen. Langzamerhand
komt er evenwel verandering. Zo blijkt uit onderzoek dat nu meer
ongehuwde moeders hun kind houden dan tien jaar geleden. En ook op
juridisch vlak werd er vooruitgang geboekt. Na acht jaar van
vrouwenstrijd werd begin vorig jaar het 'hoje-systeem' afgeschaft.
Deze archaïsche administratievorm hield in dat vrouwen van in de
wieg tot aan het graf ingeschreven bleven op het register van hun
mannelijke verwanten: eerst op dat van hun vader, later op dat van
manlief. Stierf die, dan verkaste de vrouw naar het register van haar
zoon en had ze die niet, dan kwam ze op de hoje van andere mannelijke
familieleden terecht. Dit systeem betekende tevens dat
'bastaard'kinderen, of ze nu van gemengd bloed waren dan wel zonder
erkende vader bleven, niet werden geregistreerd en dus ook niet
konden erven.
Economische
noodzaak
Dat
bloed en de zuiverheid ervan zo'n belangrijke rol speelt in de
Zuidkoreaanse maatschappij en dat het tot begin vorig jaar duurde
vooraleer de vrouw als administratief onafhankelijk kon worden
beschouwd, heeft te maken met de sterke confucianistische fundamenten
van de maatschappij. En hoezeer sommigen ook beweren dat de
modernisering en industrialisering die allang op losse schroeven
hebben gezet, geeft research juist het tegendeel aan. Zo concludeerde
sociologe Sungeun Yong in haar onderzoek met 103 alleenstaande
jongeren vorig jaar dat nog steeds wordt neergekeken op gezinnen die
geen kinderen hebben en op zonen en dochters die buiten het huwelijk
worden geboren. Als ze al afstappen van het idee dat de mannen de
kostwinner en steunpilaar zijn en dat het hoogste doel in een
vrouwenleven het voortbrengen is van nageslacht binnen het huwelijk,
zo schrijft ze in de
Journal of Family Issues(2008),
"dan is dat louter omdat economische noodzaak hen daartoe dwong,
niet omdat ze daadwerkelijk van óvertuigd zijn".
Sinds de VS-invasie in Irak in maart 2003 werd gemiddeld één holebi per week vermoord. Sommigen stierven in de handen van milities, anderen werden door hun ouders gedood in een poging om de claneer te zuiveren. Anwar, Amar en Sarah ontkwamen naar Nederland en getuigen nu voor het eerst.
'Een dag waarop ik niet heb gedanst is een dag waarop ik niet heb geleefd. Ik kan het niet helpen. Sommigen worden high van alcohol of van drugs. Als ik dans, vergeet ik de wereld. Niets bestaat nog'. Anwar (°1988) taxeert de verse bloemen op de tafel van het Roosendaalse café. Hij zucht en frunnikt aan zijn Palestijnse sjaal die hij op betere dagen in een paars kleurbad heeft gestopt.
Zijn jeugd in het Irak van Saddam Hoessein had eigenlijk moeten meevallen. Zijn familie was er een van Baathisten. Anwar's vader was journalist bij de regeringskrant Al Jumhurya, zijn tante had een hoge functie bij de Iraakse Nationale bank en zijn oudere broer zat bij de politie. De familie had weinig last van de voedseltekorten, het medicijnengebrek en de andere restricties waaronder het land gebukt ging sinds de instelling van VN-sancties in augustus 1990. «Van die relatieve welstand heb ik zelf nooit genoten, vertelt Anwar, «ik was de verschoppeling van het gezin».
Het had met zijn kinderlijke fantasieën en spelletjes te maken. Anwar hield ervan de kleren van zijn oudere zussen aan te trekken, zijn gezicht op te maken en zichzelf urenlang in de spiegel te bewonderen. «Als zevenjarige droomde ik dat ik Assepoester was». Maar een betrapt jongetje met gestifte lippen en een vrolijk bloesje was wel het laatste wat vader Saleh wou zien. En dus werd er mores geleerd, keer op keer, en het meest nog toen ook het schoolhoofd discreet kwam klagen over Anwars gebrek aan branie en mannelijkheid.
De jongen mocht niet langer met de rest van de familie eten, hij werd van zakgeld verstoken en de leuke spullen gingen voortaan naar zijn broers en zussen. «God weet dat ik geprobeerd heb om anders te zijn maar dat lukte niet.
«Als mijn nichtjes op bezoek kwamen, was ik gelukkig. Een van hen zat op de dansschool, ze was tien jaar ouder dan ik maar leerde me alles over oriëntaalse dans. Ik was jaloers op haar en beloofde mezelf dat ik op een dag een beter danser zou zijn dan zij».
Op zijn twaalfde schreef Anwar zich in bij de dansacademie. Officieel betrof het een opleiding hiphop-dansen, in navolging van zijn oudere broer wiens talent in de hele buurt werd bewonderd. «Ik was de eerste mannelijke leerling voor de richting Oriëntaalse dans ooit. Bij de inschrijving werd vreemd opgekeken maar voor mij begon een nieuw leven». Toen de 300.000 Amerikanen, Britten, Australiërs en Polen in maart 2003 Irak binnenvielen met de smoes dat Saddam Hoessein niet langer ongemoeid kon worden gelaten nu hij over massavernietigingswapens beschikte, viel de wereld van de 15-jarige Anwar aan duigen. De dansschool ging dicht. Palief kwam erachter dat zijn buikdansende Assepoester hem onsterfelijke belachelijk maakte en hij sloot hem maandenlang op.
Uiteindelijk wist zijn lievelingstante er Anwars radeloze ouders van te overtuigen dat ze hun geperverteerde kind terug op het rechte pad kon krijgen. Hij mocht een tijdje bij haar en haar man intrekken. Het is in die tijd dat ik de transsexueel Mohammed heb leren kennen. Met de financiële hulp van de naar Londen gevluchte Ali Hili van Iraqi LGTB was ze een vluchthuis voor homo's en transsexuelen begonnen in een buitenwijk van Bagdad. Het was de enige plek waar we nog terecht konden. Bij de invasie waren alle door homo's gefrequenteerde cafés en discotheken in het centrum van de stad gebombardeerd of gesloten. En de volstrekte wetteloosheid die toen heerste, maakte dat transsexuelen en enigszins verwijfd uitziende homo's de straat niet meer opkonden. Er circuleerden lijsten van te elimineren geperverteerden. De wijken werden door de milities gezuiverd en bij het vuil lagen lichamen, ontdaan van hun geslachtsdelen.
Anwar besloot zelf in het vluchthuis te gaan wonen. We waren met vijftien, eerst in dat ene huis en om de paar maanden ergens elders, om geen argwaan te wekken in de buurt. Een nieuwe woonst vinden was nooit moeilijk, duizenden huizen stonden leeg. Al wie geld had, verliet Irak meteen na de komst van de Amerikanen. Sommigen deden naai- en borduurwerk dat via een kennis op de markt werd verkocht, anderen gingen naar de markt en Mohammed haalde één keer per week in Centraal-Bagdad het geld op dat Ali vanuit Londen overmaakte. Daarvoor liet hij zijn baard staan, kwestie van veilig langs de checkpoints heen te komen.
En toch. Anwar wrijf over het venster van zijn mobieltje. De Mohammed van de foto is een mollige jonge vrouw met een te strak zittend kettinkje. Ze is niet niet lang nadat ayatollah Ali al-Sistani op 15 maart 2006 een fatwa uitsprak tegen homo's verdwenen. We hebben haar in het mortuarium aangetroffen met verschrikkelijke brandwonden. Later kwamen we erachter dat ze bij een checkpoint van het Badr Corps, de gewapende arm van Sistani's Opperste Raad van Islamitische Revolutie, was gefouilleerd. Ze ontdekten haar borsten».
«Ik nam haar werk als coördinator over en sprak met Ali af dat we het geld niet langer in Bagdad zouden ophalen maar in Noord-Irak, waar je via de door de Amerikanen beveiligde luchthavenroute relatief makkelijk kon komen. «Ondertussen kwamen er steeds meer gruwelberichten. Die en die waren door de Mahdi-militie meegenomen, anderen werden door hun eigen familie omgebracht om de eer van de clan te zuiveren. Op de meeste dagen dronken we flessen hoestsiroop, twee, drie soms. Daar was makkelijk aan te komen en de roes was dezelfde als die van alcohol. We kwamen slaapwandelend de dagen door. Anwar telt op zijn vingers. Adiba, Saleh, Kadora, Dina, Nahla. Zijn vrienden, vermoord toen ze zich om dringende redenen toch buiten het vluchthuis waagden. Hij staat op, zet een zonnebril op en kijkt weg. Het spijt me, fluistert hij. Kan je een whisky bestellen?
Of ik het verhaal ken van de Iraanse lijm, vraagt hij even later. Het dook voor het eerst op via het Arabische satellietstation Al-Arabiya en werd later bevestigd door zowel de bekende Iraakse feministe Yanar Mohammed van de Organisatie voor Vrijheid van Vrouwen in Irak (Owfi) als Human Rights Watch. Ze hebben Khadora zo vermoord, eerder dit jaar. Ze 'vergrendelden' haar anus en dienden haar vervolgens grote hoeveelheden laxatief toe, tot haar organen het begaven. Anwar begint onbedaarlijk te huilen en loopt naar buiten.
In februari van dit jaar namen ze ook hem te grazen. Leden van het Badr Corps, dat sinds 2006 in de reguliere politie is opgenomen, onderschepten Anwar aan een controlepost en brachten hem naar het detentiecentrum van de inlichtendienst van het ministerie van Binnenlandse Zaken. Bijna drie maanden lang werd hij 'ondervraagd' over het perverse netwerk dat hij zou runnen. Veel viel er niet te vertellen, Ali was met de coördinatoren van de zes vluchthuizen die hij in Bagdad financierde overeen gekomen dat niemand ooit zijn of haar echte naam zou gebruiken en ze elkaar wel zouden bellen maar nooit mochten ontmoeten. De details bespaar ik je. Ik zou niet onder woorden kunnen brengen hoe het voelt. De groepsverkrachtingen, de pijn van electroshocks en van het urenlang ondersteboven worden opgehangen, tot het bloed uit je neus druipt, Maar ik verzeker je dat ik er tot op heden medische klachten aan overhoud.
Eén keer kreeg Anwar in de cel bezoek van een kennis, die hij een briefje toestopte. 'Ze zullen me executeren, ik weet het zeker', stond erop. Ali Hili heeft toen vanuit Londen geregeld dat er 5.000 dollar werd betaald aan de nachtelijke gevangenisbewaker, die hem vrijliet. «Ik vraag me nog steeds af waarom God mij heeft willen sparen», zegt Anwar. «Misschien gaf Hij me een voorkeursbehandeling omdat ik zelf zoveel mensen heb geholpen. Mijn vijf medegedetineerden, die de andere vluchthuizen in Bagdad bleken te runnen, zijn allemaal terechtgesteld».
Anwar dook vervolgens onder op het platteland nabij Bagdad. Vandaar ging het naar Noord-Irak en later naar Beiroet. Op 14 april nam hij het vliegtuig naar Parijs, waar hij politiek asiel aanvroeg. «Er was geen omkadering, ik kon een tijd logeren bij een van de mannen van de Egyptische Queen Boat-affaire. Ik wilde van zijn gastvrijheid evenwel geen misbruik maken en toen ik hoorde dat een paar vrienden in Nederland waren, ben ik hierheen gekomen».
Den Haag deelde Anwar evenwel mee dat hij in Nederland niet in aanmerking komt voor bescherming omdat zijn aanvraag in Frankrijk loopt. Met de hulp van een aantal internationale holebi-organisaties wordt momenteel geregeld dat hij in Parijs onderdak krijgt om er op de beslissing te wachten. «Wat ik wil doen? Ach, ik spreek alleen Arabisch, mijn leven en mijn vrienden zijn in Irak».
Amar (°1967) «Je zou kunnen zeggen dat ik van goede huize ben, al zouden mijn vader en moeder zweren dat ze mij niet langer tot hun kinderen rekenen». Amar lacht, zijn zachte, ietwat zangerige stem staat in schril contrast tot zijn forse voorkomen. Hij speelt met de nepdiamantjes die zijn zwarte polshorloge omzomen en vertelt dat zijn vader een neef was van de erg geliefde Iraakse president Abdelkarim Qasim (1958-'63), die door de Baath-partij werd onttroond en vermoord.
«Mijn ouders waren beide opgeleid, mijn moeder studeerde zelfs aan het Amerikaanse college in Beiroet. Maar toch was een homosexuele zoon hebben geen optie. Mijn ouders hadden er vaak ruzie over, mijn vader verweet mijn moeder veelvuldig dat ze zon kind had gebaard. Zie je, in Irak worden mannen aangesproken als vaders van hun oudste zoon en het euvel wilde dat ik het eerste kind ben. Wie wil in een extreme macho-maatschappij als de onze bekend staan als de vader van een mietje?
«Aldus was mijn jeugd er een van voortdurende correctie. Hou je kopje niet verwijfd vast, jongen, ga op straat spelen. Cakes bakken is voor meisjes, gedraag je toch. «In het Irak van Saddam Hoessein regeerde de angst. Naaste verwanten durfden niet aan elkaar kwijt wat ze van de president vonden, je wist immers nooit wie voor hem spioneerde. Tegelijk was het een seculier regime, er waren tal van etablissementen waar homo's elkaar konden ontmoeten. We hielden van Café 21, nabij de Duitse ambassade, en van het Meridien Hotel, waar gay-avonden plaatsvonden. Sinds eind jaren tachtig werkte ik op het ministerie van telefonie. Gsm's waren er in Saddams Irak niet, we waren in technologisch opzicht hopeloos achterop. Ik zou het als ingenieur normaliter minstens tot diensthoofd hebben geschopt, maar mijn zogenaamd 'slappe en verwijfde' voorkomen hield elke promotie tegen. «Toen ik dertig werd, begonnen mijn ouders te zeuren over trouwen. Het zal je goed doen, oordeelden ze, maar ik hield vol dat ik mijn droomprinces nog niet had ontmoet. En toen de oorlog begon, sprak niemand nog van huwelijken. Je mocht elke dag al blij zijn dat je hele familie ongedeerd thuiskwam. «Toen Saddam werd omver geworpen, barstte er een morele explosie los en er was niemand om ze te beteugelen. Ik weet nog dat ik met vrienden naar de kerk in onze middenklassewijk al-Mansour ben gegaan, om Maria om bescherming te vragen. We waren geen christenen maar we hoopten dat het toch zou helpen. «Toen het aantal kidnappingen en moorden in de homogemeenschap sterk begon toe te nemen, gingen de meesten van ons nog nauwelijks de deur uit. Ik bleef via de telefoon en later het internet met mijn vrienden in contact maar ze opzoeken was te gevaarlijk. En ik prees mezelf gelukkig dat mijn kantoor zich op minder dan een km van mijn huis bevond. «Ik ben blijven werken tot in februari van vorig jaar. Toen kwam er een telefoontje van een onbekende. Dat ze me wel zouden weten te vinden, zei hij. Mijn dagen waren geteld. Terwijl ik bij de ingang van het gebouw stond te wachten op mijn inderhaast gebelde vriend, stopte er een auto. Een man stapte uit en spuwde naar me een gebaar waarmee in Irak de allergrootste afschuw wordt uitgedrukt. Daarna stoof het voertuig weg. Ik ben toen bij mijn tante ondergedoken, nabij de Green Zone, die bekend staat als het veiligste stadsdeel. «Vreemd genoeg bracht die doodsbedreiging me nader tot mijn familie. Er waren zoveel mensen, vooral in bemiddelde families, die werden bedreigd, afgeperst of ontvoerd voor losgeld. Nu dat lot ook mij boven het hoofd hing, vroeg niemand of het door mijn sexuele geaardheid kwam. Ze zochten gewoon naar geld om me het land uit te krijgen. «Ik had de verschrikkelijkste verhalen gehoord over mensensmokkelaars die hun klanten in onmogelijke ruimtes opsloten voor reizen die sommigen niet eens overleefden. Maar ik geloofde dat de 15.000 dollar waarover ik uiteindelijk kon beschikken, een comfortabele reis zouden garanderen». Het pakte evenwel anders uit. Toen de volumineuze Amar na een hachelijke trip in Istanbul aankwam, werd hij door een norse Koerdische man in de laadruimte van een vrachtwagen geduwd, waarna het laden van de goederen begon. «Ze gaven me chocolade, koekjes, kalmeringspillen, één fles met water en een andere om in te plassen. Meer niet. En wat de eindbestemming was, wist ik evenmin. «Acht dagen later opende de chauffeur het zeil. Hij gebaarde dat ik moest uitstappen en voorbije de brug lopen. Met een loodzware koffer en niet in staat om helder te denken, klopte ik op de eerste poort die ik zag». Op 8 juni kwam Amar bij het asielcentrum Ter Apel aan, nabij het Noord-Nederlandse Groningen. Hij diende vervolgens een asielaanvraag in, die aanvankelijk werd geweigerd. Sinds december van vorig jaar meent de Nederlandse overheid die in 2008 meer dan 5.000 asielzoekers zag aankomen, meer dan in eender welk ander EU-land dat subsidiaire bescherming van de Irakezen niet langer nodig is. Na een geheim bezoek aan Irak in mei van dit jaar concludeerde vice-minister van Justitie, Nebahat Albayrat, dat de veiligheidssituatie in het land 'erg is verbeterd. Bagdad is een dynamische stad met veel mogelijkheden om te werken'. De situatie voor christenen en homo's in het land achtte ze wèl zorgwekkend maar tot dusver leidde dat niet tot een positief advies voor Amar, die op een laatste beslissing wacht. «Wat ik doe als ik wordt uitgewezen?» Hij zucht. «Er zijn veel dagen waarop ik dood wil zijn, hoe moet het met vandaag als er geen morgen is?»
Sarah (°1983) Sarah kijkt me met haar zwaar opgemaakte ogen onderzoekend aan en verifieert voor de zoveelste keer of haar truitje niet te veel van haar boezem onthult. Haar leven is altijd moeilijk geweest omdat ze ook Ali moest zijn, de jongen van op haar identiteitspapieren. Veel geluk had ze niet maar toch dit: dat ze het kind is van een gynaecologe die bij haar vijfde en voorlaatste spruit al gauw in de gaten kreeg dat er iets niet klopte. Ze liet haar op haar zesde onderzoeken en kreeg te horen dat het met het onevenwicht in haar hormonen te maken had. «Het is je schuld niet, lieverd, zei mijn moeder tegen me, je lichaam maakt teveel vrouwelijke hormonen aan. En toen ik later stoppels kreeg, stelde ze voor om eerst een scheermes te proberen. Ik vond het verschrikkelijk. Dan doe je zoals de meisjes, mijn dochter, zei ze, je waxt of je gebruikt de draad zoals je zusjes. En daarmee was tussen ons alles duidelijk». Sarah's moeder droeg Ali zonder veel poespas ten grave maar in de buitenwereld lag dat wel even anders. «Ik werd gepest op school, uitgescholden op straat. En daar kon de liefde van mijn moeder, die korte tijd na de geboorte van mijn broertje ook nog weduwe werd, weinig aan veranderen. Ze moest zelf uitkijken». Als moeder van Sarah bezoedelde ze immers de eer van de clan. En toch. Het getreiter uit haar kinderjaren zou klein bier blijken in vergelijking met wat Sarah na de Amerikaanse invasie te wachten stond. «Er heerste totale anarchie, rekeningen werden vereffend, een gerucht was voldoende om je doodsvonnis getekend te zien. «Ik werkte als kapster bij mensen thuis maar vanaf de lente van 2003 kwam ik nauwelijks het huis uit. Ik verplaatste me alleen per taxi, en droeg steevast een corset om mijn borsten te verhullen die door mijn vrouwelijke hormonenkuur prominenter waren geworden». De bescherming zou op een dag in augustus 2007 evenwel futiel blijken, toen Sarah bij een controlepost van de immer in het zwart geklede Mahdi-militie uit de taxi moest stappen. Tot haar verbazing zag ze dat de chauffeur even later werd weggestuurd. «Eerst ontdekten ze mijn kappersspullen, ik kwam net van bij een klant. Ze noteerden mijn identiteitsgegevens en mijn mobiele nummer. Toen begon het hardhandige fouilleren. Een van de jongemannen trok met een grijnslach het korset los en zwaaide ermee als betrof het een trofee. Dat ze een feestje konden bouwen, reageerde een van de anderen, waarop ze me met z'n drieën gewelddadig verkrachtten». Meer dood dan levend is Sarah die avond thuisgekomen. Haar moeder wilde haar naar het ziekenhuis brengen maar dat was te gevaarlijk. De onvermijdelijke ontdekking van Sarah's transsexualiteit zou de hele familie in moelijkheden brengen. In de volgende vier maanden, tot het telefoonbedrijf mijn nummer afsloot, hebben die lui mij tien keer opgebeld. Ik ben er twee keer heengegaan. Ze hadden me gewaarschuwd dat de keuze aan mij was. Als ik niet vrijwillig opdaagde als ze belden, kwamen ze me thuis afmaken. Voor Sarah's moeder stond één ding ondertussen vast, dat ze het land uitmoest, in Irak had ze geen toekomst meer. «Op 29 mei van vorig jaar ben ik vertrokken. Ik wilde niet. Mijn moeder is de lucht die ik adem, haar achterlaten viel me verschrikkelijk zwaar. Maar ze hield voet bij stuk en wilde dat ik naar Nederland vluchtte. Daar zal je gerespecteerd worden, beloofde ze, in Nederland kunnen mannen zelfs met mannen trouwen. Sarah vroeg begin juni asiel aan maar werd tot dusver geweigerd. Den Haag twijfelt er niet aan dat ze uit Centraal-Irak afkomstig is, noch dat ze transsexueel is. Maar haar vluchtrelaas wordt incoherent bevonden. Vandaag ben ik gelukkig, zegt ze terwijl we terug lopen naar het station, van waar ze samen met Amar en Anwar de trein zal nemen naar het asielzoekerscentrum. «Mijn stem werd gehoord, ze legde een lange reis af. Van de kamer van mijn moeder in Bagdad naar jouw lezers. Bedankt».
CHINA - Zestig jaar Volksrepubliek of het bakken van een klein visje
De dure parade die vandaag over het Tiananmenplein trekt ter viering van zestig jaar China, kan de onderliggende beleidscrisis niet verhullen, schrijft Catherine Vuylsteke. 'Reële aansprakelijkheid zou het mooiste cadeau zijn van de leiders voor de zonen en dochters van de jarige Volksrepubliek.' Het besturen van een groot land is als het bakken van een klein visje. De Chinese daoïstische filosoof Laozi, had tweeënhalf millennium geleden een punt. Het is niet simpel, en als je er te al zeer mee tekeergaat, loopt het fout, dat bedoelde hij. Het is een zinnetje dat de zenuwachtige Chinese leiders die vandaag naar een buitensporige show kijken op het Tiananmenplein, terwijl de omwonenden niet welkom zijn, ter harte moeten nemen. Hun zelfvertrouwen op diplomatieke fora en China's internationale economische profiel staan in scherp contrast met het gevoerde binnenlands beleid. Hun systematisch repressieve respons op de steeds luider klinkende kreten van volks ongenoegen is contraproductief. Onderzoek geeft aan dat het inzetten van alle geledingen van het veiligheidsapparaat tegen onrechtmatig onteigende boeren, niet-uitbetaalde rurale migranten en slachtoffers van ecologische problemen niet leidt tot de maatschappelijke stabiliteit en harmonie waar de tandem van president Hu Jintao en premier Wen Jiabao zegt naar te streven. Integendeel, geweld genereert juist meer geweld. Onmacht is een slechte raadgever. Neem de loodvergiftigingen bij kinderen in de provincie Shaanxi midden augustus: ze eindigden met vandalisme, klappen en arrestaties. Boze vaders en moeders hebben tien vrachtwagens en honderden meters omheining van de Dongling Lood- en Zinksmelterij vernield daags nadat ze van het lokale Milieubureau te horen kregen dat de inderdaad vastgestelde hoge loodconcentraties in het bloed van hun 615 zonen en dochters ook te maken hadden met hun 'leef- en voedingsgewoontes'. Welke maatregelen tegen het bedrijf genomen zouden worden, kon het bureau niet vertellen en in welke mate de kinderen op haar kosten of die van de staat zullen worden behandeld, is evenmin duidelijk. In diezelfde week ging het in de zuidoostelijke provincie Fujian mis, waar duizenden eenheden van de rellenpolitie slag leverden met 10.000 burgers die al jaren klagen over een nabijgelegen afvalbedrijf dat volgens hen verantwoordelijk is voor een gigantische stank en een sterke toename van het aantal kankers. Welke schikking voor het bedrijf wordt getroffen, raakte niet opgehelderd. Dergelijke problemen beperken zich overigens niet tot Shaanxi of Fujian: uit de jongste studie van het nationale Milieubureau blijkt dat het aantal ecologische conflicten het jongste jaar met een derde is gestegen, terwijl bedrijven die om milieuredenen tot sluiting werden verplicht, niet zelden stiekem weer aan het werk gaan. Repressie genereert meer geweld en werkt bovendien destructief. De problemen woekeren aldus verder, ze genereren een beleidscrisis die niet te camoufleren valt met een dure militaire parade in het hart van de hoofdstad. Het is vooral in de ogen van de meerderheid van de bevolking, de boeren, de rurale migranten en de niet-kapitaalkrachtige stedelingen dat de overheid haar geloofwaardigheid verliest. Bij gebrek aan centen, kansen of opleiding zijn zij het meest op de staat aangewezen en ze worden er het slechtst door behandeld. Kunnen de goed opgeleide stedelijke rijken in hun gated communities op een geciviliseerde omgang met de overheid rekenen, die grosso modo op laisser faire neerkomt, dan mogen de landbouwers veelal dreigementen en geweld verwachten als antwoord op hun vraag om hulp. De voorkeursbehandeling van de stedelijke elite is niet toevallig. Het betreft een bewuste trade-off waarmee de partij haar machtsmonopolie handhaaft sinds haar bijna-doodervaring van 1989. De verwachte tegenprestatie van de bevoorrechten is dat ze hun vrijheid niet delen met de rest van de samenleving en zich bijvoorbeeld niet inschakelen in hun emancipatiestrijd. Ik hoop dat de leiders bij het aanschouwen van de militaire spitstechnologie op het plein waar twintig jaar geleden onschuldige burgers stierven, even stilstaan bij de resultaten van het onlineonderzoek dat het officiële magazine China Insight einde juli uitvoerde onder 3.000 internetgebruikers. Daaruit bleek dat prostituees ondanks het feit dat ze een categorie van illegaal werkenden zijn, als betrouwbaarder worden gezien dan overheidsambtenaren. Die laatste bengelden onderaan in de klassering, samen met de vastgoedspeculanten en de politie. Meest integer werden de boeren en de religieuze figuren bevonden, of het nu om priesters uit ondergrondse kerken ging dan wel boeddhistische monniken. Vergelijkbare conclusies kunnen getrokken worden uit het artikel dat ter gelegenheid van de eerste schooldag verscheen in het erg populaire Dagblad van de Zuidelijke Metropool. Een reporter vroeg aan kinderen uit het eerste leerjaar wat ze later graag willen worden. De obligate piloten en artsen ontbraken niet in de antwoorden, maar er was ook een meisje dat stellig beweerde "een corrupte functionaris" te willen worden, "want die hebben alles wat hun hartje begeert". China's leiders heeft het nooit aan buitenlandse apologeten ontbroken. Sinds het van Mao naar de Markt ging, transformeerden ze zich van extreem linkse revolutionairen tot succesvolle zakenlui maar hun basisargumentatie veranderde niet. China heeft in de voorbije jaren een gigantische ontwikkeling doorgemaakt. Helemaal mee eens, maar de burgers zijn hun leiders ver vooruit. Ze wachten met groeiend ongeduld op de verantwoordelijke participatie aan het maatschappelijke debat en op de aansprakelijkheid van de leiders die hen al zo lang zijn beloofd. "Het volk is opgestaan", zou Mao hebben betoogd bij de uitroeping van de Volksrepubliek. Zestig jaar na dato is het een waarheid als een koe. Het kan lezen, schrijven, denken en debatteren. Nu de leiders nog.
Precies zestig jaar geleden werd in het hart van Peking de Volksrepubliek China uitgeroepen. Mao Zedong en Deng Xiaoping lanceerden twee al even grootse als aan elkaar tegengestelde politieke experimenten. De eerste isoleerde China, liet 350 miljoen Rode Boekjes drukken en veranderde 's lands kookpotten in schroot, de tweede zette de natie terug op de kaart en maakte er de fabriek van de wereld van. En het Westen verstond vaak niet wat er gebeurde. Het moet om een uur of drie 's middags geweest zijn, na maanden van belegering door het Volksbevrijdingsleger dat op 1 oktober 1949 van op het Tiananmenplein in het hart van Peking de Volksrepubliek werd afgekondigd. Op YouTube zijn filmpjes van te zien, met een robuuste Mao die zijn pet heeft goed gezet vooraleer hij de trappen beklimt naar het balkon aan de noordkant van het plein, waar hij wordt geflankeerd door tientallen kopstukken van de Chinese Communistische Partij. Voor hen bevindt zich een zee van mensen en Chinese vlaggen. Over wat de Grote Roerganger er precies zei, lopen de meningen uiteen. De 26-jarige Brit David Hawkes, die later een van de belangrijkste vertalers zou worden van Chinese literatuur, studeerde toen in Peking en hij was er die middag met zijn klasgenoten bij op het plein. Dat Mao met een dik Hunanees accent sprak, zei hij er later over, en dat hij noch zijn omstanders er een woord van konden verstaan. De Chinese schrijver Ma Feng was er evengoed, en hoewel zijn geboortedorp meer dan duizend kilometer noordelijker ligt dan dat van Mao en de beide heren dus moeilijk streekgenoten genoemd kunnen worden, beweert Ma perfect te hebben begrepen wat de nieuwe leider oreerde. Dat hij 'met heldere, verheven stem sprak', wist Ma te vertellen, maar misschien had dat te maken met het feit dat deze man uit Shanxi een overtuigde communist was voor wie Mao boven alles stond. Volgens hem verkondigde de Voorzitter helemaal niet dat 'het Chinese volk is opgestaan', zoals veel bronnen beweren, maar zei hij louter dat 'de Centrale Regering van de Volksrepubliek China is opgericht'. Niet meteen memorabele historische woorden, waarop een uitzinnige menigte toch antwoordde met 'Lang leve voorzitter Mao'.
Voldoende kogels
"Ik moest er zo ongeveer van huilen", zo vertelde Ma veertig jaar na datum in een interview. "Ik had niet verwacht dat de communistische zege zo snel zou komen en dat ik het zelf zou meemaken. We hadden net de Japanners verslagen (de achtjarige verzetsoorlog tegen de Japanners eindigde in 1945) en de Guomindang onttroond (na opnieuw vier jaar strijd). Het enige waar we aan konden denken was aan de heropbouw van de steden en de rurale gebieden die tijdens de oorlog waren verwoest. Meer dan tien jaar hadden we gevochten. Ik was zestien toen ik bij het leger ging om tegen de Japanners te vechten. Een jaar later vervoegde ik de Communistische Partij. We konden toen alleen maar hopen dat we voldoende kogels zouden hebben om de vijand te verslaan en dat we niet elke dag met honger naar bed zouden hoeven." Mao niet kunnen verstaan, het is een storing die niet alleen vertaler Hawkes betreft, eigenlijk gold ze voor het gros van de linkse westerse intellectuelen die lange tijd een naïeve romance hadden met China. Het begon met de Amerikaanse journalist Edgar Snow, die Mao in 1936 ontmoette in zijn guerillabasis in Yan'an, wat uitmondde in zijn hagiografische Rode Ster over China. Simone de Beauvoir, die over haar Chinareis van 1955 La longue Marche (1957) schreef, meende zelfs dat "de macht die Mao uitoefent niet dictatorialer is dan die van bijvoorbeeld Roosevelt. De grondwet van het Nieuwe China maakt het onmogelijk dat al te veel macht wordt geconcentreerd in de handen van één man." Vijf jaar na de Beauvoir vertrok de latere Canadese eerste minister Pierre Trudeau met zijn vriend Jacques Hébert naar het China van de Grote Sprong Voorwaarts (1958-'61). Hoewel Mao's surrealistische pogingen om potten en pannen in ambachtelijke smeltovens om te toveren tot hoogwaardig staal daar toen net waren uitgemond in de grootste hongersnood van de eeuw, maakten de twee Canadezen in hun Deux innocents en Chine rouge (1961) geen enkele melding van de ramp die aan 30 miljoen burgers het leven zou kosten. En zo waren er velen. De gewezen baas van de VN-Voedsel en Landbouworganisatie (FAO), Lord Boyd-Orr, evengoed als de latere Franse president Mitterrand en de Britse veldmaarschalk Montgomery, lieten zich allemaal door Mao uitleggen dat de verhalen van hongersnood die verspreid werden door Chinese vluchtelingen die naar de Britse kroonkolonie Hongkong waren gezwommen, simpelweg niet klopten. Het betrof loutere imperialistische laster. Tijdens de Culturele Revolutie (1966-'76) meende de Franse filosoof Jean-Paul Sartre dat het revolutionaire geweld 'fundamenteel ethisch van aard is'. "Een revolutionair regime", zo zou hij in 1973 in een interview in het magazine Actuel beweren, "moet zich ontdoen van een aantal bedreigende individuen en ik zie voor hen geen andere oplossing dan de dood. Als ze in een gevangenis worden opgesloten, bestaat immers altijd de kans dat ze worden vrijgelaten." Dat miljoenen onschuldige Chinese burgers in de ene politieke campagne na de andere werden verpletterd, leek bijzaak. Sartre en vele anderen traden Mao bij in zijn overtuiging dat 'een revolutie nu eenmaal geen dineetje is'. Ze raakten bedwelmd door het Chinese politieke experiment omdat het er een was waarin de verstotenen der aarde van weleer zich hadden getransformeerd tot dragers van een toekomstig socialistisch utopia. Chinezen geloven dat dramatische maatschappelijke omwentelingen voorafgegaan worden door ingrijpende veranderingen in de natuur. En zo zou je het in dit geval, in 1976, kunnen uitleggen. Op 28 juli doodde de grootste aardbeving van de twintigste eeuw meer dan een kwart miljoen Chinezen, officieel dan toch, andere bronnen spreken van drie keer zoveel doden, en 43 dagen later kwam er een einde aan bijna dertig jaar van 'permanente revolutie'. De Rode Patriarch was 82 toen hij de geest gaf. Zijn tien jaar jongere partijgenoot Deng Xiaoping zou de machtsstrijd met Mao's gedoodverfde opvolger Hua Guofeng winnen en werd op het Derde Plenum van het 11de Partijcongres in december 1978 aangesteld als de nieuwe grote leider. Deng schertste dat hij zijn land 'een tweede revolutie' wilde geven, en gooide het roer om. Hij pakte uit met de Vier Moderniseringen, het verhaal van 'de kat die vooral muizen moet vangen' en de Opendeurpolitiek, waarbij het 'onvermijdelijk is dat hier een daar een vlieg binnenkomt'. Het Westen was in zijn nopjes. In 1978 al werd hij door het Amerikaanse blad Time uitgeroepen tot Figuur van het Jaar. En net zoals Stalin voor en Clinton na hem, ging Deng zelfs twee keer met die eer lopen, met een tussenspanne van acht jaar. In 1986 ging hij vooraf aan genomineerden als Nelson Mandela, Michail Gorbatsjov en Bob Geldof. "Zijn project is gigantisch, gedurfd, uniek in de geschiedenis", zo argumenteerde Time zijn beslissing bij de tweede lauwering. "Nooit eerder werd gepoogd om het lot van 1 miljard mensen zo drastisch te veranderen. De Volksrepubliek China, die zo lang van de rest van de wereld afgesneden bleef, is in 1978 aan zijn Grote Sprong naar Buiten begonnen. Moreel uitgeput door jaren van desastreuze Culturele Revolutie, hopen de Chinezen dat ze tegen 2000 een relatieve modernisering zullen hebben doorgevoerd waardoor ze een economische en militaire wereldmacht kunnen worden. Misschien lukt hen dat op die korte termijn niet helemaal, maar hun start is een uitzonderlijk schouwspel van nationale ambitie." Het zijn optimistische woorden, typerend voor het decennium van de jaren tachtig, dat voor China wellicht het beste tijdsgewricht van de hele twintigste eeuw was. Er was maatschappelijke stabiliteit, de welvaart steeg door het toelaten van eigen initiatief, westerse nylonkousen en krultangen evengoed als nieuwe ideeën en boeken kwamen het land binnen. "Er was hoop en idealisme, oprechtheid ook. Voor het eerst in onze korte levens dachten we dat er fundamentele veranderingen op komst waren, alsof er een lentewind door de maatschappij waaide." De woorden zijn die van de bekende fotograaf Han Lei, maar ze zijn kenmerkend voor de algemene maatschappelijke teneur toen.
Tanks en een melkkoe
Maar dan, in het voorjaar van 1989, kwamen het bezoek van Gorbatsjov, de honderdduizenden demonstrerende studenten en de tanks die levens en dromen verbrijzelden. De Chinese burger begreep dat de nieuwe keizer de leninistische mantel van zijn voorganger had overgenomen en dat het nog steeds niet loont om aan politiek te doen. 'Rijk worden is glorieus' had Deng aan zijn volk uitgelegd en die raad nam het vanaf de jaren negentig ter harte. Zo goed en zo kwaad als dat ging tenminste, met als gevolg dat de rijkste 10 procent Chinezen nu 45 procent van alle private rijkdom controleren, terwijl de armste 10 het met 2 procent moeten doen. De in 2001 naar de VS gevluchte bekende Chinese journaliste He Qinglian heeft het in haar bestseller China's valkuilen over de 'vermarkting van de macht', met de staat als melkkoe voor al wie voldoende connecties heeft om bij de spenen te kunnen. "Het was deze ontwikkeling die mede verantwoordelijk was voor de studentenprotesten. En toch trok de overheid geen lessen uit de onvrede van het volk. Wel integendeel, vanaf de jaren negentig werd de corruptie nog veel erger en ging de welvaartskloof veel dreigender gapen. Wat een decennium eerder nog win-win was voor alle maatschappelijke groepen, transformeerde zich tot een verrijking van de enen ten koste van de anderen. Wat we sindsdien vaststellen is een extreem verlies van morele waarden, een dat zelfs de vitaliteit van onze nationale geest bedreigt."
Wereldmacht
Wie de 300 miljoen euro kostende parade op het Tiananmenplein voor de zestigste verjaardag van de Volksrepubliek vandaag aanschouwt, moet wel concluderen dat de droom die de Chinese elite overhield aan de westerse vernederingen van de 19de eeuwse Opiumoorlogen ondertussen is gerealiseerd: bijna een kwart eeuw na het Time-orakel kan China zich inderdaad een wereldmacht noemen. De levensverwachting van Li met de pet ging van 35 jaar in 1949 naar 73 nu, het aantal mensen dat onder de armoedegrens van 1,25 dollar per dag leeft (uitgedrukt in koopkrachtpariteit) viel terug van 64 procent in 1978 naar 10 procent dertig jaar later en het aantal analfabeten daalde van 80 procent van de bevolking naar zo'n 6 procent nu. China is een land van superlatieven geworden, of het nu gaat om het hoogste aantal gouden medailles op de jongste Olympische Spelen (51), dan wel om de langst volgehouden economische hausse uit de wereldgeschiedenis of de snelste toename aan wolkenkrabbers, industrieparken, snelwegen en mega-shoppingcentra. Veel, meer, meest - het land van het Midden heeft uiteindelijk zijn glorie hervonden in de ogen van de wereld. Al werken die superlatieven ook in de andere richting: vijf van de meest vervuilde steden van de wereld liggen in China, 70 tot 80 procent van alle kankers die in Peking worden vastgesteld zijn milieugerelateerd, nergens elders vallen er zoveel doden in mijnen (4.700 per jaar) en geen wereldmacht heeft een lagere energie-efficiëntie dan China. Fotograaf Hu Yang probeerde in zijn 'Shanghai Living'-project dat eerder in het Rotterdamse Boymans-Van Beuningen te zien was, winst en verlies te tonen. "Er is ons tientallen jaren voorgehouden dat we een utopisch bestaan konden en moesten leiden", legde hij tijdens onze ontmoeting in Shanghai uit. "Luxe en comfort golden in dat maoïstische universum als verwerpelijke zwakheden, restanten van een voorgoed overwonnen, inferieur systeem. Beschouw dit als de begrijpelijke tegenreactie. En vergeet ook het spreekwoord niet, dat één nacht voldoende is om fortuin te maken, terwijl er een heel leven nodig is om een mens beschaving te geven. Voorlopig is dit een nouveau riches-maatschappij, maar het komt wel goed. Geef ons tijd."
IRAN - de mollahs spreken steeds meer met twee monden
De Groene Revolutie in Iran lijkt bedwongen. Maar ondertussen wordt het antagonisme tussen de aanhangers van president Ahmedinejad en de ayatollahs in de heilige stad Qom steeds groter. Het gevolg: een onduidelijk einde van de ramadan, een voetbalmatch in zwart-wit en steeds meer arrestaties onder de kinderen van vooraanstaande opposanten.
De Iraanse president leidt een steeds openlijker verdeeld land en de breuklijn loopt niet, zoals vaak wordt gedacht, tussen het jonge volk en de clerus, maar ook binnen het religieuze establisment. Dat uit zich bij wijlen op haast surrealistische wijze. Neem het Eid-feest waarmee het einde van de Ramadan wordt gevierd, afgelopen weekend. De Opperste Leider Ali Khamenei had aangekondigd dat het feest dit jaar op zondag zou vallen maar de traditionele bekrachtiging van dat oordeel door de ayatollahs van de heilige stad Qom bleef uit. Sterker nog, deze allerhoogste religieuze autoriteiten oordeelden dat maandag een betere dag was, omdat dan voor het eerst weer de maansikkel werd onderscheiden. Het gros van de Iraniërs vastte bijgevolg tot maandag en een en ander leverde veel sms-en op, genre: Khamenei zag de halve maan wel, maar onze stemmen niet, verwijzend naar de vermeende kiesfraude die op 12 juni voor een tweede ambtstermijn voor Ahmedinejad zorgde.
De verdeeldheid was afgelopen vrijdag zelfs op de televisie te zien, tijdens de rechtstreekse uitzending van een voetbalmatch in het Teheranse Azadi-stadion. De wedstrijd kwam op de avond van de grote al Quds-betoging, waarbij de jaarlijkse dag van steun aan de Palestijnen door 1 miljoen aanhangers van presidentskandidaten Mousavi en Kharoubi werd omgebogen tot een anti-Ahmedinejadprotest. De oppositie-aanhangers hadden massaal kaartjes gekocht voor de match, erop gokkend dat hun groene beweging op de supportersbanken veelvuldig in alle Iraanse huiskamers te zien zou zijn. Niet zo, toen de staatsomroep doorhad dat het stadion groen kleurde, werd besloten om de wedstrijd uitzonderlijk in zwart-wit uit te zenden.
Hoewel het grootschalige anti-Ahmedinejadprotest grotendeels is geluwd - en bovenal verboden - spreekt het religieuze establishment in Qom zich steeds duidelijker tegen de president uit, wat niet steeds zonder gevolgen blijft. Een van de opmerkelijkste momenten was op 21 augustus, toen ayatollah Ebrihim Amini het vrijdagsermoen in Qom voor zijn rekening nam, terwijl dat in Teheran werd verzorgd door ayatollah Ahmad Jannati. Beide heren zetelen in de Raad van Experts, die de Opperste Leider kiest maar hun boodschap verschilt grondig. In Qom zei Amini dat de honderden demonstranten die in de gevangenis zitten sinds de protesten tegen de verkiezingsuitslag onmiddellijk moeten worden vrijgelaten, want ze zijn onschuldig, terwijl het in Teheran uit Jannatis mond verluidde dat Karoubi, Mousavi en Khatami zelf het best kunnen worden gearresteerd gezien ze onrust zaaien.
Op 13 september zei de hoogbejaarde ayatollah Montazeri, die Khomeini eigenlijk had moeten opvolgen als Opperste Leider in 1989, dat de geestelijken «hun positie moeten gebruiken om te vechten voor de mensen en hun rechten. Ook vroeg hij het leger en de politie om hun geloof niet te verkopen. Voor het oordeel van God telt het niet om te zeggen dat je bevelen moest uitvoeren, aldus nog de aan de kant geschoven ayatollah die tot in 2003 onder huisarrest leefde.
De reactie van de overheid bleef niet uit. Luttele dagen later werden drie van zijn kleinkinderen opgepakt, alsook een naaste verwant van de leider van de Vereniging van Leraars en onderzoekers van Qom, die zich kort na de verkiezingen al aan de kant van de oppositie schaarde. De Montazeris werden eind vorige week, na de betaling van een hoge borgsom, voorlopig vrijgelaten, ze werden naar eigen zeggen niet gemarteld in detentie.
De kleinkinderen van de ayatollah zijn overigens niet de enige verwanten van opposanten die last hebben gekregen door het activisme van hun (groot)ouders. Sterker nog, tal van oppositiewebsites hekelen de nieuwe tactiek die erin bestaat hele families te gijzelen. Vaak wordt daarbij verwezen naar het geval van Mohsen Mirdamadi. In 1979 was hij een van de studentenleiders die persoonlijk verantwoordelijk was voor de gijzeling op de VS-ambassade en een van de ex-gijzelaars, John Limbert, noemde hem uitzonderlijk vervelend. Sinds 2000 staat hij evenwel aan de kant van gewezen president Khatami en bij de protesten in juni werd hij gearresteerd. Momenteel worden op de televisie geregeld de bekentenissen getoond van de arrestanten van de verkiezingsprotesten en het gerucht wil dat Mirdamadi tot op heden weigert om te bekennen en op de televisie zijn excuses aan de bieden aan de Revolutie. Afgelopen week werd zijn zoon Mehdi gearresteerd. De man die net vader was geworden, kreeg nachtelijk bezoek van de politie en tal van Iraanse columnisten zijn ervan overtuigd dat zijn aanhouding maar één doel heeft: zijn vader dermate onder druk te zetten dat hij toch toegeeft.
"Hamid (35) heeft een spraakgebrek ontwikkeld sinds de vriend met wie hij al tien jaar samen was drie weken geleden is vermoord. Hij is weggevlucht uit Bagdad met de hulp van een paar vrienden. Hamid heeft na afloop gehoord wat er met zijn vriend is gebeurd. Ze kwamen hem in het huis van zijn ouders halen. Vier mannen stormden de kamer binnen, ze waren in het zwart gekleed, de outfit van het sjiitische Mahdileger. Ze kenden zijn naam, verwensten hem en namen hem mee. De volgende dag werd hij in de buurt gevonden. Zijn lijk lag bij het vuilnis. Zijn genitaliën waren afgesneden, er was een stuk van zijn keel weggerukt."
Het is een van de verhalen die onderzoekster Rasha Moumneh optekende voor het rapport 'They want us exterminated', dat Human Rights Watch midden vorige maand publiceerde. In die studie volgen de schrijnende verhalen elkaar op. Homoseksuele Irakezen vertellen over vrienden die spoorloos verdwenen om dagen later dood te worden teruggevonden. In veel gevallen schrijven ze die moord toe aan de Mahdimilitie, maar niet zelden blijkt ook de familie zelf verantwoordelijk.
Volgens Human Rights Watch zeiden functionarissen van de VN-missie in Irak, UNAMI, dat het aantal gevallen van vermoorde homo's 'in de honderden loopt'. De geweldgolf begon kort na de val van Saddam Hoessein en de VS-invasie in Irak, toen tal van milities, zoals het sjiitische Mahdileger hun opmars maakten.
Ali Hili runt vanuit Londen een hulporganisatie voor Iraakse homo's en lesbiennes, Iraqi lgbt. "Uit ons onderzoek blijkt", zo zegt hij aan de telefoon, "dat het aantal moorden op homo's almaar toeneemt. In de jongste zes maanden alleen al waren het er minstens 87 en we geloven dat het reële aantal flink hoger ligt omdat de meeste families met dit soort zaken niet naar buiten komen. De angst is gigantisch, transseksuelen wagen zich al geruime tijd niet meer op straat, ze weten dat ze zonder meer vermoord zullen worden."
Sommige onderzoekers verklaren die escalatie van geweld vanuit een hervonden ijver onder de milities om de 'zedelijke verwildering tegen te gaan', waarmee zij zich een nieuw mandaat tot geweld eigen maakten nu het machtsvacuüm dat na de val van Saddam Hoessein ontstond, weer wordt ingevuld door de politie.
Vergiffenis van God
De milities gebruiken daarvoor drastische tactieken. Een verslaggever van de Britse zondagskrant The Observer wist met een jonge IT-specialist in Bagdad te praten, die zich toelegt op het opsporen van homo's via internet-datingssites. Deze Abu Hamizi houdt zich naar eigen zeggen dagelijks zo'n zes uur onledig met het surfen op internet, op zoek naar slachtoffers. "Dieren verdienen meer medelijden dan de vuile individuen die zulke geperverteerde daden stellen. We zorgen ervoor dat ze weten waarom ze worden vastgehouden en dat ze de kans krijgen om God om vergiffenis te vragen vooraleer ze worden afgemaakt", zo stelt hij in The Observer.
Hili: "Daten via het internet is in conservatieve samenlevingen vaak de enige manier om relatief veilig met andere homo's in contact te komen. Zo is in verschillende Arabische landen een virtuele gemeenschap ontstaan. In Irak is het daarentegen je reinste zelfmoord. We zeggen het aan onze mensen: geef nooit je naam, je nummer of je foto. Tientallen mensen zijn al op die manier vermoord."
Hili's organisatie runt in Bagdad twee vluchthuizen, en twee in het zuiden van het land. "We hebben slechts plaats voor twintig mensen, alleen wie echt in levensgevaar is, komt in aanmerking. Bovendien is het geen tunnel naar een veiliger bestaan in het buitenland. Dat betekent dat het gros van de ondergedokenen er vast zit. In sommige gevallen al drie jaar lang, en zonder enig uitzicht op een betere situatie."
De Iraakse overheid is er aan gehouden om de rechten van haar burgers te beschermen en misdaden tegen hen te vervolgen. "En toch is er nog geen enkele moord opgehelderd, wel integendeel, volgens sommige berichten maakt de politie zich zelfs medeplichtig aan geweld tegen homo's."
CHINA -megazonnepaneel levert energie voor 3 miljoen gezinnen
Met het oog op de Klimaattop in Kopenhagen eind dit jaar lijkt het geen slecht nieuws dat China van plan is om in Ordos, ten noorden van de Chinese Muur, een zonnepaneelpark te installeren dat met 64 vierkante km twee keer zo groot is als de stad Brussel. Het zal worden gebouwd door First Solar, een Amerikaans bedrijf dat bekend is omdat zijn zonnepanelen de goedkoopste ter wereld zijn. Concreet zal het project 2 gigawatt aan elektriciteit opleveren, genoeg om drie miljoen families te voorzien. "Wij geloven", zo vertelde First Solar-baas Mike Ahearn, "dat daarmee de mythe uit de wereld kan worden geholpen dat China protectionistisch tewerk gaat betrekking tot deze nieuwe, snel groeiende markt. Onze deal bewijst dat de meest concurrentiële firma het haalt". Het initiatief is geenszins het eerste in zijn soort in China. De overheid heeft aangekondigd dat ze tegen 2020 het aandeel van de hernieuwbare energie wil optrekken tot twintig procent van het totaal en de voorbije maanden doken er al tal van verhalen op over kleinere projecten, ondermeer in de Binnenmongoolse hoofdstad Baotou. Bovendien heeft China de ambitie om wereldleider te worden inzake de productie van zonnepanelen en Chinese bedrijven als Sun Tech hebben onderhand Amerikaanse vestigingen en zijn op de Amerikaanse beurzen genoteerd. Dat Peking inspanningen wil doen inzake hernieuwbare energie is geen luxe als je bedenkt dat het nu voor driekwart van zijn electriciteit afhankelijk is van steenkool, terwijl Greenpeace in een vorig jaar gepubliceerde studie stelde dat de milieukost per ton steenkool neerkomt op 15 euro. Aan de productie van 2,6 miljard ton in 2008 hangt dus een ecologisch prijskaartje van 39 miljard euro. Eerder onderzoek van de Wereldbank gaf al aan dat China jaarlijks 3 procent van zijn bnp verliest door milieuschade.
Dumpen van toxisch afval En toch is er geen reden voor al te groot gejuich. Vooreerst is 2 gigawatt een peuleschil bij de 792 gigawatt aan elektriciteit die vorig jaar via steenkool werd opgewekt. Bovendien is nog helemaal niet duidelijk wanneer het First Solar project wordt opgestart, omdat nog niet is bepaald in welke mate de overheid de zonne-energie zal subsidiëren. En zolang dat niet is gebeurd, kan het exploitatieproces niet verder worden ontwikkeld. Veel onrustwekkender is evenwel het feit dat de Chinese zonne-energiesector schijnbaar niet echt ecologisch verantwoord werkt. Het is al langer bekend dat in de productie van zonnepanelen veel erg toxische stoffen worden gebruikt en dat fabrikanten ook een meerkost moeten voorzien voor het verwerken van afgedankte panelen, na 20 tot 25 jaar dienst. In de voorbije jaren zijn in China een twintigtal nieuwe bedrijven ontstaan die het hoofdbestanddeel voor zonnepanelen vervaardigen: polysilicon, waarmee de zonne-energie in elektriciteit wordt omgezet. Ze werden opgericht in het kader van een stimuleringsbeleid van de overheid voor alternatieve energie. De sector kent een fenomenale bloei. Vervaardigt de rest van de wereld zo'n 40.000 ton polysilicon per jaar, dan zitten de Chinese firma's nu al op 80 tot 100.000 ton. Bovendien is hun product zo ongeveer de helft goedkoper dan elders. Ligt de wereldprijs rond de 58.000 euro per ton, in China kost polysilicon slechts 14 tot 39.000 euro. Met lage lonen heeft dat weinig te maken, zo onthulde een journaliste van de Washington Post in maart van vorig jaar. De verslaggeefster bracht het verhaal van de Luoyang Zhonggui High Tech Co, die in de provincie Henan polysilicon vervaardigt en op een merkwaardige manier van zijn bijzonder toxische afval afkomt. Normaliter moet dit silicon tetrachloride worden gereïntegreerd in het productieproces, omdat het een gigantisch schadelijke stof is. Bij de Henanese firma beschikten ze vorig jaar alvast niet over een dergelijke technologie en dus werd het goedje in een nabijgelegen dorp gedumpt. Op het terrein waarop dit als witte sneeuw ogende goedje terechtkwam, wil er sindsdien niets meer groeien en de dorpelingen die journaliste Cha interviewde klaagden ook over ademhalingsproblemen na nachtelijke rookpluimen uit de fabriek. Een wetenschapper die voor het bedrijf had gewerkt, zei dat er 'in de toekomst wel aandacht zou komen voor de herverwerking van het afval', dat overigens vier keer zo volumineus is als het afgewerkte product. 'Maar momenteel is ontwikkeling belangrijker', aldus nog de man. Meteen nadat het nieuws was bekendgeraakt, daalden de aandelen van genoteerde producenten van zonnepanelen gevoelig, wat belangenverenigingen van die sector massaal deed reageren. Eén malafide bedrijf mocht niet worden aangegrepen om de hele sector ten gronde te richten, zo argumenteerden ze. Maar of er ondertussen maatregelen zijn genomen in het Henanese dorp, viel niet te achterhalen.