Zoeken in blog

Foto
Categorieën
  • AFGHANISTAN (9)
  • AFRIKA (17)
  • ARABISCHE WERELD (30)
  • Articles en français (10)
  • China (55)
  • columns (14)
  • In English (10)
  • Iran (14)
  • OOST-AZIE (10)
  • PROJECTEN (0)
  • Rusland (13)
  • ZUID-AZIE (13)
  • ZUIDOOST-AZIE (7)
  • Inhoud blog
  • CHINA/ hoe de deugd werd vermoord
  • Marokko/ In de kerker van de koning
  • Gestrand in Oostende
  • 'Hij was weg, plots en voorgoed'
  • Wanneer moeders heksen en vampieren op de wereld zetten
  • Oostende, waar illegalen thuis zijn
  • 't Stad is niet van Assaad
  • Marokko/België De angst is naar hier geëxporteerd
  • BAHREIN /Jaffar al Hasabi: 'Martelen, daarin is het regime erg inventief'
  • IRAK-Regisseur Mohamed al-Daradji over de waanzin van filmen in Bagdad: van Al Qaida en bombardementen tot honderden massagraven
  • Migratie - Minderjarig en moederziel alleen in België
  • QATAR - de slaven van koning voetbal
  • CHINA - Frank Dikötter over de Grote Sprong Voorwaarts
  • NOORD-KOREA - Bovenaanzicht van de hel
  • CHINA- Ai Weiwei, de man die overal mee wegkwam
  • IVOORKUST- Alassane Ouattara, de superloodgieter
  • TUNESIE - columniste Naziha Réjiba over de Arabische Lente
  • IRAN - interview met Kader Abdolah
  • IRAK - Schrijfster Haifa Zangana: ‘Irakezen kwamen verenigd en vreedzaam op straat’
  • ARABISCHE WERELD - wat schrijfster Hanaan-as-Shaikj in 2004 over de toestand vertelde
  • Waarom het misging in de Arabische wereld
  • CHINA - Vluchtmisdrijf door zoon hoge functionaris zet land in rep en roer
  • EGYPTE
  • TUNESIE - Facebook heeft het land gered
  • TUNESIE -een gigantisch probleem van jeugdwerkloosheid
    Archief per maand
  • 10-2011
  • 09-2011
  • 08-2011
  • 07-2011
  • 06-2011
  • 05-2011
  • 04-2011
  • 03-2011
  • 02-2011
  • 01-2011
  • 12-2010
  • 11-2010
  • 10-2010
  • 09-2010
  • 08-2010
  • 06-2010
  • 05-2010
  • 04-2010
  • 03-2010
  • 02-2010
  • 01-2010
  • 12-2009
  • 11-2009
  • 10-2009
  • 09-2009
  • 08-2009
  • 07-2009
  • 06-2009
  • 05-2009
  • 04-2009
  • 03-2009
  • 02-2009
  • 01-2009
  • 12-2008
  • 08-2008
  • 03-2008
  • 01-2008
  • 03-2007
  • 01-2007
  • 10-2006
  • 06-2003
  • 02-2003
  • 09-2002
  • 07-2002
  • 06-2002
  • 12-1998
  • 10-1998
  • 09-1998
  • 04-1998
    Catherine Vuylsteke
    Stories that remain too often untold/ Histoires oubliées
    24-10-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.CHINA- de lange mars naar de wereldliteratuur

    Op 's werelds grootste boekenbeurs, de Franfurter Buchmesse, was China dit jaar het gastland en werden 100 nieuwe boeken gepresenteerd die naar het Engels of het Duits zijn vertaald. Ook Europalia China nodigt vijf Chinese schrijvers uit. En toch neemt de hedendaagse Chinese literatuur geen vanzelfsprekende plaats in in de wereldliteratuur. “Misschien is de Chinese literaire traditie wel de enige die echt van de westerse verschilt”, meent Mark Leenhouts, die ondertussen tien Chinese romans heeft vertaald. Hij redigeert het Chinese literaire tijdschrift 'Het Trage Vuur' redigeert en schreef ook Chinese literatuur van nu, aards maar bevlogen'.

    Op de Frankfurter Buchmesse worden wel 100 nieuwe vertalingen voorgesteld, maar eigenlijk valt op hoe moeilijk de Chinese literatuur haar weg vindt naar een westers publiek. De statistieken liegen er niet om. Chinese uitgevers kochten in 2005 de rechten voor bijna 4.000 Amerikaanse titels, hun VS-collega's schaften in datzelfde jaar de rechten aan voor welgeteld 16 Chinese werken. Er wordt nochtans behoorlijk geproduceerd in China: in 2007 kwamen er maar liefst 136.000 nieuwe boeken op de markt. Hoe komt dat volgens u?

    Mark Leenhouts:” Ik geloof dat dat deels te maken heeft met de onbekendheid van de Chinese taal, die vertaling en ontsluiting moeilijk maakt. Maar het ligt evengoed aan het feit dat velen van de schrijvers uit de werelditeratuur, zoals de Latijnsamerikaanse Gabriel Garcia Marquez of Salman Rushdie door de koloniale tijd diepe westerse wortels hebben. Milan Kundera plaatst Rushdie zonder aarzelen in de Europese traditie van Cervantes en Rabelais en als je kijkt naar het lijstje van mensen die Marquez' inspireerden, dan blijkt naast Kafka, Faulkner, Hemingway en Sophocles de enige inlandse invloed zijn eigen grootmoeder te zijn. Rushdie en Marquez confronteerden het Westen niet met iets nieuws maar bliezen de westerse literatuur nieuw leven in. Op magistrale wijze, dat wel.


    De Chinese literatuur daarentegen dompelt de westerse lezer dieper onder in het vreemde. Je zou zelfs kunnen beweren dat het de enige grote literaire traditie is die nagenoeg niet door het Westen werd beïnvloed en dus helemaal anders in elkaar zit. Dat is de westerse lezer niet gewend.

    Wat is het verschil?

    De Chinese literatuuropvatting is terug te voeren op het oorspronkelijke Chinese wereldbeeld. In het Chinese denken is de wereld niet geschapen: al het bestaande heeft altijd bestaan. De oorzaak van het leven, de hoogste waarheid, zocht de traditionele Chinees daarom niet buiten de wereld bij een hemelse schepper. Als hij de wereld wilde begrijpen keek hij om zich heen - naar de natuur, naar de samenleving. Hij nam patronen waar in de verandering van de seizoenen, in de herhalingen van de geschiedenis en meende daarin een blijvend principe te zien dat orde in de dingen schiep. Dat principe noemde hij de Weg - en daarnaar probeerde hij te leven. Dat is ook de kern van het confucianisme. Op basis van de waargenomen patronen stelde Confucius praktische regels en riten vast voor het juiste sociale gedrag, waarmee de Weg, de orde, kon worden behouden. Het Westen kent natuurlijk wel de Tien Geboden maar een belangrijk verschil is dat Confucius niet Gods woord verkondigde, maar verslag deed van zijn eigen ervaringen, als een gewone, zij het wijze man. Door die aardse blik mist de Chinees in westerse ogen enige tragiek. Hij is niet als zondig mens uit het paradijs verjaagd, hij heeft zijn ziel niet aan de duivel hoeven verkopen om de ultieme kennis van de wereld te bemachtigen. De Chinese auteur schrijft zich dus niet in in de traditie die met de Grieken is begonnen, waarbij centraal de mens staat die zijn lot niet kan ontlopen. Er is veel meer een streven naar harmonie met wat er is.

    Maar aan de andere kant kan de Chinese schrijver wel zeer ontroerd zijn door wat hij in die wereld ziet. Daarom ook dat het overgrote deel van de klassieke literatuur zich zo hartstochtelijk bekommert om maatschappelijke zaken. Die traditie is doorgezet in het politieke engagement van de vroege twintigste eeuw en zelfs in het extreme politieke gebruik van literatuur onder het latere communisme.


    Onder de confucianistische elite gold geschiedschrijving als het hoogste literaire goed en de belangrijkste vereisten waren dat wat de schrijver stelde waar gebeurd was en oprecht verwoord. Terwijl in het Westen literatuur sinds Aristoteles haast synoniem is geworden met fictie was in China de enige toegestane vorm van fictie de allegorie, om veilig en indirect een kritiek of klacht te kunnen uiten. Een literatuur van anekdotes, mythen en legenden was er wel maar die werd beschouwd als triviaal, het was vermaak dat geen nut diende maar dat ook niet echt kwaad kon. De ontwikkeling van de Chinese prozaliteratuur is eigenlijk een lange emancipatiegeschiedenis van het triviale naar het hogere.

    Geldt die drang om het waar gebeurde oprecht te verwoorden nog steeds?

    Eigenlijk wel. De moderne Chinese schrijver zit de werkelijkheid nog altijd dicht op de huid, ook als hij er niet direct sociale kritiek op heeft. Je ziet het in het obsessieve vastleggen van het dagelijks leven in de massale, levendige internetliteratuur sinds het begin van de 21ste eeuw.

    Je zou kunnen denken dat het probleem voor de westerse lezer is dat de Chinese schrijver daarmee in detail verwijst naar een Chinese werkelijkheid die hier niet zo bekend is. Maar hoe verklaar je dan het grote internationale succes van de hedendaagse Chinese film, die toch precies diezelfde Chinese werkelijkheid aankaart? Daar ligt het dus niet aan.

    “Het gaat erom hoe die realiteit wordt weergegeven. Een veelgehoord westers bezwaar tegen Chinese literatuur is het gebrek aan psychologische diepgang van de personages. De auteur schrijft wat er gebeurt, veel minder waarom. Bovendien hebben Chinese romans vaak erg veel personages, die soms tot types worden herleid. In de westerse roman, zoals die vanaf de 18de eeuw opkomt, worden personages niet alleen uitgebreider getekend, veelal wordt het hele verhaal geschetst vanuit het perspectief van één of enkele van hen. Bovendien is het hun karakterontwikkeling die de roman voortstuwt.


    Een andere vaak geformuleerde kritiek is dat in de gemiddelde Chinese roman een dwingende plot ver te zoeken is.

    Inderdaad. Een geheim, een zoektocht, een probleemstelling die noopt tot antwoorden heb je in veel gevallen niet. Eerder een beschrijving van hoe de personages zich tot elkaar verhouden, welke de socio-maatschappelijke relaties zijn. Vaak worden veel korte verhaaltjes vertelt, als kleine feuilletons in een groter geheel maar zonder dat bij het einde naar het begin wordt teruggekeerd of dat er op het eerste gezicht een algemene verhaallijn is”.

    Wat doen westerse uitgevers met die 'bezwaren' mee?

    “Kijk naar het verhaal van de Britse literaire agent Toby Eady, de man achter Jung Changs 'Wilde Zwanen', waarvan er uiteindelijk 10 miljoen exemplaren zijn verkocht. Toen ze ergens in de jaren tachtig met haar manuscript bij hem kwam, oordeelde Teady dat het om een 'ongeordende brij' ging, om één verzameling van details zonder enige structuur, een heel typisch Chinese manier van vertellen dus. Hij heeft zeven jaar met haar gewerkt aan het boek om uit dat ruwe materiaal een roman te distilleren met perspectief. Vanuit het ik-personage wordt vervolgens gekeken naar de levens van de moeder en de grootmoeder. En dat werkte. Maar Eady weet ook wel dat het eindresultaat geen Chinese literatuur meer is, maar een soort van nieuwe mengvorm”.

    U vertelt in uw boek ook over Howard Goldblatt, de allerbekendste Amerikaanse vertaler van Chinese literatuur, die bepaald opmerkelijke kunstgrepen uitvoert.

    Ja, met het oog op een soepeler plot worden passages weggelaten of omgegooid en nieuwe slot- of beginhoofdstukken voorgesteld. Hij doet dat evenwel in overleg met de auteur. Mo Yan, die in China de grootste hedendaagse schrijver heet, vertrouwt zijn vertaler en hij geeft Goldblatt ook de vrijheid om het boek 'aan de Amerikaanse lezer aan te passen'.

    Goldblatt stelde ook ooit aan Li Rui, auteur van 'Zilverstad', voor om een hoofdstuk naar voren te halen om meer spanning te creëren, alvast een tipje van de sluier op te lichten. Li voerde die suggestie prompt door, ook in de latere drukken van het Chinese origineel.

    “Zelf zou ik dat niet doen, ik geloof dat in Europa het respect voor het originele werk een stuk groter is”.

    China's literaire traditie verschilt van de onze, wat doet vermoeden dat andere genres daar goed verkopen dan hier?

    “Klopt. De standaard Chinese roman is geen liefdesroman en draait niet rond één hoofdpersonage. Dat vinden Chinese lezers vaak te simplistisch. Doorgaans gaan de bestsellers over een actueel thema en worden wantoestanden blootgelegd. Vaak gebeurt dat in de vorm van een historische roman: men gebruikt een periode uit het verleden om vergelijkingen te maken met het heden. Neem 'Rijst' van Su Tong, dat speelt in de jaren twintig dertig en draait om een arme man van het platteland die zijn geluk gaat zoeken in de stad. Dat boek is in de jaren negentig verschenen, net op een moment dat rurale migratie in China een groot thema was.

    Een heel populair onderwerp is ook corruptie, omdat het een gigantisch maatschappelijk probleem is waar iedereen mee kampt. Door te opteren voor een romaneske vorm is het voor de auteur veiliger om kritiek te uiten. En je kan in China echt wel wat zeggen, zolang je maar niet beweert dat de problemen terug te voeren zijn op de alleenheerschappij van de partij of op het beleid van president Hu Jintao. Eigenlijk zijn die boeken een voortzetting van de oude traditie: andermaal wil men met een (waargebeurd) verhaal aan de hogere macht laten zien wat er in de maatschappij speelt”.

    Vindt u dat de juiste boeken vertaald worden?

    In het Nederlands wordt niet echt veel anders vertaald dat in het Engels, wat de dominante markt is. Treurig is wel dat het vaak alleen de dissidente boeken zijn die vertaald worden, veelal autobiografieën waarin het leven teruggebracht wordt tot politiek en die niet op hun literaire kwaliteiten zijn geselecteerd.

    Als u een leeslijstje mocht maken voor onze lezers, wat staat daarop dan bovenaan?

    Het Verzamelde Werk van Lu Xun, Doodgaan went van X.L. Zhang, Mijn leven als keizer van Su Tong, en de Jongens van Glas van de Taiwanese auteur Pai Hsien-yung

    Mark Leenhouts geeft op 20 oktober een lezing in Bozar in het kader van Europalia China, op 22 en 25 oktober doet hij de publieke interviews voor respectievelijk Mo Yan en Su Tong.

    Mark Leenhouts, Chinese literatuur van nu, aards maar bevlogen, uitgeverij De Geus

    24-10-2009 om 00:00 geschreven door Catherine Vuylsteke  


    Categorie:China
    21-10-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De kleur van je hart

    Mijn Algerijnse vriend Ali woont in een ander Brussel dan ik. Hij hokt in een kleine, tochtige kamer, hoor ik u denken, vanuit de veronderstelling dat de Ali's van de hoofdstad het in termen van centen en kansen minder getroffen hebben dan de Willems. Lees er de armoederapporten van de Koning Boudewijnstichting op na, en je kan moeilijk anders concluderen. De helft van de allochtonen in Brussel moet maand na maand schrapen om rond te komen en Ali, die politiek asiel kreeg en voorlopig op het OCMW is aangewezen, is er een van.

    En toch zijn het niet de afmetingen van zijn woonkamer of de kwaliteit van het linoleum op de vloer die hem doen dromen van verhuizen naar een ander Brussel. Ali gaat het niet om zijn overigens recent gerenoveerde Kuregemse flat, wel om de mentale wereld die hem omringt. Deze homo-activist voor wie Algiers te gevaarlijk was geworden, is naar eigen zeggen in een universum van mannetjesputters terecht gekomen.

    Hij vertelt over de blikken en de verwensingen die zijn fleurige bermuda op een recente zomermiddag opleverde en over het jonge buurmeisje uit Luik, wiens eeuwige glimlach door de omwonenden als hoerigheid wordt uitgelegd.

    Hier zou ik willen wonen, zegt hij, de voetgangers op het zebrapad van Ma Campagne nakijkend. Tienermeisjes in hotpants en felgekleurde kousen bespreken de recente conversaties met hun liefjes, een Afrikaanse oma schuifelt moeizaam achter hen aan met zware boodschappentassen. En aan de overkant staat de uitbater van een alternatieve broodjeszaak te flirten met een vriendje.

    Ali denkt over zijn straat in Anderlecht en zegt dat hij het niet begrijpt. Of beter: hij had zich bij de hoofdstad van Europa een andere plek voorgesteld. Hij schudt zijn hoofd. Op het gemeentehuis zijn mannen die van mannen houden met hun geliefde welkom voor een trouwceremonie en op het trottoir ervoor zijn homo en lesbienne gespuugde woorden.

    Als een eilandenarchipel omschrijft deze nieuwe Brusselaar zijn stad, als een cluster van gemeenschappen waartussen veel water vloeit en weinig bruggen bestaan.

    Dat zijn oordeel te hard, te snel, te simpel is, probeer ik hem uit te leggen en ik vertel het verhaal van een elfjarig geadopteerd meisje uit Haïti, dat deze zomer voor een stage van een week naar de Brusselse Rand ging. Eens en niet meer. Het had wel tot de donderdag geduurd, verzekerde ze ons, vooraleer de homogeen blanke groep normaal met haar omging. In mijn Brussel, zei ze met grote stelligheid, gebeuren zo'n dingen niet. Daar weten ze dat zwart niet de kleur is van je hart.

    Ali zwijgt en knikt. Dat van die regenboognatie, dat klopt wel, zegt hij tenslotte. Maar toch.

    Als ik hem twee weken later opbel, blijkt hij zich te hebben ingeschreven voor een opleiding maatschappelijk werk. Ik wil meehelpen, klinkt het enthousiast aan de andere kant van de lijn, meebouwen aan een stad waarin we sàmen kunnen wonen. Ik ben het jullie verschuldigd.


    Catherine Vuylsteke is buitenlandredactrice van de krant De Morgen en auteur van 'Volksrepubliek van Verlangen, 'Het Gewicht van Hemelse Vrede' en 'Onder Mannen'

    21-10-2009 om 00:00 geschreven door Catherine Vuylsteke  


    Categorie:columns
    13-10-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ZUID-KOREA - Het bloed moet zuiver zijn

    Zuid-Korea mag dan in economische termen een moderne natie zijn, de confucianistische fundamenten van de maatschappij zorgen ervoor dat op ongehuwde moeders en op kinderen met gemengd bloed een sterk sociaal stigma rust. Vrouwenorganisaties proberen terug te vechten, maar simpel is het niet. Eunjeong Park zag haar tweejarige dochter aan de deur krabben zoals honden dat doen. Ze kwam er achter dat het kind in de crèche doorgaans in een kamer alleen werd opgesloten omdat het een buitenechtelijk kind betrof.

    Toegeven, Eunjeong Park kon op Aeranwon rekenen, een stichting van de Presbyteriaanse kerk die verschillende centra runt voor ongehuwd zwangere meisjes en vrouwen. Het gros van hen is door de familie aan de deur gezet toen bleek dat ze een kind verwachtten.
 Park wilde haar dochter onder geen beding afstaan en ze zegt dat ze de grootste bron van liefde in haar leven is. Maar als haar wordt gevraagd wat haar advies is voor andere ongehuwde moeders, suggereert ze prompt adoptie. “Ik weet dat vrouwen die hun kind opgeven, hun hele leven met een schuldgevoel kampen. En toch. Het leven hier is veel te hard, zowel voor de moeders als voor hun kinderen”, vertelt deze enige tijd geleden in een ontmoeting met Amerikaanse sociologen in Seoel. "De eerste tien keer dat ik me voor een sollicitatie aanbood en vertelde dat ik een kind had maar geen man, werd ik meteen wandelen gestuurd. Pas toen ik ging liegen over mijn burgerlijke staat, vond ik een werkgever". Ook Parks dochtertje heeft het niet makkelijk. Als peuter van twee krabde ze als een huisdier aan de deur om binnen of buiten te mogen. Park ontdekte de reden voor dit gedrag: het meisje werd in de crèche dagelijks in een apart kamertje opgesloten. Aangezien het geen vader had, mocht het niet met de andere kinderen spelen. Haar moeder zocht uiteindelijk andere opvang, waarbij ze loog over haar gezinssituatie om haar kind te helpen.

    Adoptie als uitweg

    Het verhaal doet sterk denken aan de jongemannen in Kim Ki-Duks film Address Unknown (2001): aangezien ze van gemengd bloed zijn, zijn geweld en verwensingen hun dagelijkse deel. Op school noch op de werkvloer zijn ze welkom. Of neem het autobiografische verhaal van de Koreaans Amerikaanse Elizabeth Kim. In Tienduizend Tranen (2000) vertelt ze over haar moeder Omma die net na de Koreaanse oorlog (1950-'53) zwanger raakte van een Amerikaanse soldaat die later vertrok. Als ze naar haar geboortedorp terugkeert, eisen haar vader en broer dat ze de 'honhyol' (letterlijk: gemengd bloed) als meid zou verkopen. Omma weigert en verstopt haar kind, waar op haar woedende mannelijke verwanten haar vermoorden.
De volgende dag werd Elizabeth afgeleverd bij een weeshuis in Seoel, van waar ze luttele tijd later naar een Amerikaans adoptiegezin vertrok.
Het overkwam velen. Sterker nog, het waren precies deze opvattingen over bloedzuiverheid die ervoor zorgden dat haast geen land ter wereld zoveel van zijn zonen en dochters voor adoptie afstond als Zuid-Korea. Tussen 1950 en 2000 vertrokken op die manier minstens 140.000 kinderen. De jongste jaren is dat aantal teruggevallen tot zo'n 1300 per jaar. De export van adoptiekinderen wordt immers steeds meer beschouwd als een smet op het blazoen van een zo hoog ontwikkeld land en er zijn zelfs plannen om de internationale adopties tegen 2012 stop te zetten.
Maar aan ongehuwd zwangere meisjes en vrouwen wordt nog steeds aangeraden om zich van de kroost te ontdoen. Abortus is niet echt een optie wegens illegaal, tenzij de gezondheid van de moeder in gevaar is. Blijft dus over: adoptie, waarmee de vrouwen zichzelf en hun familie een blijvend stigma besparen.
Langzamerhand komt er evenwel verandering. Zo blijkt uit onderzoek dat nu meer ongehuwde moeders hun kind houden dan tien jaar geleden. En ook op juridisch vlak werd er vooruitgang geboekt. Na acht jaar van vrouwenstrijd werd begin vorig jaar het 'hoje-systeem' afgeschaft. Deze archaïsche administratievorm hield in dat vrouwen van in de wieg tot aan het graf ingeschreven bleven op het register van hun mannelijke verwanten: eerst op dat van hun vader, later op dat van manlief. Stierf die, dan verkaste de vrouw naar het register van haar zoon en had ze die niet, dan kwam ze op de hoje van andere mannelijke familieleden terecht. Dit systeem betekende tevens dat 'bastaard'kinderen, of ze nu van gemengd bloed waren dan wel zonder erkende vader bleven, niet werden geregistreerd en dus ook niet konden erven.



    Economische noodzaak

    Dat bloed en de zuiverheid ervan zo'n belangrijke rol speelt in de Zuidkoreaanse maatschappij en dat het tot begin vorig jaar duurde vooraleer de vrouw als administratief onafhankelijk kon worden beschouwd, heeft te maken met de sterke confucianistische fundamenten van de maatschappij. En hoezeer sommigen ook beweren dat de modernisering en industrialisering die allang op losse schroeven hebben gezet, geeft research juist het tegendeel aan. Zo concludeerde sociologe Sungeun Yong in haar onderzoek met 103 alleenstaande jongeren vorig jaar dat nog steeds wordt neergekeken op gezinnen die geen kinderen hebben en op zonen en dochters die buiten het huwelijk worden geboren. Als ze al afstappen van het idee dat de mannen de kostwinner en steunpilaar zijn en dat het hoogste doel in een vrouwenleven het voortbrengen is van nageslacht binnen het huwelijk, zo schrijft ze in de Journal of Family Issues(2008), "dan is dat louter omdat economische noodzaak hen daartoe dwong, niet omdat ze daadwerkelijk van óvertuigd zijn".

    13-10-2009 om 00:00 geschreven door Catherine Vuylsteke  


    Categorie:OOST-AZIE
    08-10-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.IRAK-holebi's Naast het rechte pad loert de dood
    Sinds de VS-invasie in Irak in maart 2003 werd gemiddeld één holebi per week vermoord. Sommigen stierven in de handen van milities, anderen werden door hun ouders gedood in een poging om de claneer te zuiveren. Anwar, Amar en Sarah ontkwamen naar Nederland en getuigen nu voor het eerst.

    'Een dag waarop ik niet heb gedanst is een dag waarop ik niet heb geleefd. Ik kan het niet helpen. Sommigen worden high van alcohol of van drugs. Als ik dans, vergeet ik de wereld. Niets bestaat nog'. Anwar (°1988) taxeert de verse bloemen op de tafel van het Roosendaalse café. Hij zucht en frunnikt aan zijn Palestijnse sjaal die hij op betere dagen in een paars kleurbad heeft gestopt.

    Zijn jeugd in het Irak van Saddam Hoessein had eigenlijk moeten meevallen. Zijn familie was er een van Baathisten. Anwar's vader was journalist bij de regeringskrant Al Jumhurya, zijn tante had een hoge functie bij de Iraakse Nationale bank en zijn oudere broer zat bij de politie. De familie had weinig last van de voedseltekorten, het medicijnengebrek en de andere restricties waaronder het land gebukt ging sinds de instelling van VN-sancties in augustus 1990. «Van die relatieve welstand heb ik zelf nooit genoten”, vertelt Anwar, «ik was de verschoppeling van het gezin».

    Het had met zijn kinderlijke fantasieën en spelletjes te maken. Anwar hield ervan de kleren van zijn oudere zussen aan te trekken, zijn gezicht op te maken en zichzelf urenlang in de spiegel te bewonderen. «Als zevenjarige droomde ik dat ik Assepoester was». Maar een betrapt jongetje met gestifte lippen en een vrolijk bloesje was wel het laatste wat vader Saleh wou zien. En dus werd er mores geleerd, keer op keer, en het meest nog toen ook het schoolhoofd discreet kwam klagen over Anwars gebrek aan branie en mannelijkheid.

    De jongen mocht niet langer met de rest van de familie eten, hij werd van zakgeld verstoken en de leuke spullen gingen voortaan naar zijn broers en zussen. «God weet dat ik geprobeerd heb om anders te zijn maar dat lukte niet.

    «Als mijn nichtjes op bezoek kwamen, was ik gelukkig. Een van hen zat op de dansschool, ze was tien jaar ouder dan ik maar leerde me alles over oriëntaalse dans. Ik was jaloers op haar en beloofde mezelf dat ik op een dag een beter danser zou zijn dan zij».

    Op zijn twaalfde schreef Anwar zich in bij de dansacademie. Officieel betrof het een opleiding hiphop-dansen, in navolging van zijn oudere broer wiens talent in de hele buurt werd bewonderd. «Ik was de eerste mannelijke leerling voor de richting Oriëntaalse dans ooit. Bij de inschrijving werd vreemd opgekeken maar voor mij begon een nieuw leven».
    Toen de 300.000 Amerikanen, Britten, Australiërs en Polen in maart 2003 Irak binnenvielen met de smoes dat Saddam Hoessein niet langer ongemoeid kon worden gelaten nu hij over massavernietigingswapens beschikte, viel de wereld van de 15-jarige Anwar aan duigen. De dansschool ging dicht. Palief kwam erachter dat zijn buikdansende Assepoester hem onsterfelijke belachelijk maakte en hij sloot hem maandenlang op.

    Uiteindelijk wist zijn lievelingstante er Anwars radeloze ouders van te overtuigen dat ze hun geperverteerde kind terug op het rechte pad kon krijgen. Hij mocht een tijdje bij haar en haar man intrekken. “Het is in die tijd dat ik de transsexueel Mohammed heb leren kennen. Met de financiële hulp van de naar Londen gevluchte Ali Hili van Iraqi LGTB was ze een vluchthuis voor homo's en transsexuelen begonnen in een buitenwijk van Bagdad. Het was de enige plek waar we nog terecht konden. Bij de invasie waren alle door homo's gefrequenteerde cafés en discotheken in het centrum van de stad gebombardeerd of gesloten. En de volstrekte wetteloosheid die toen heerste, maakte dat transsexuelen en enigszins verwijfd uitziende homo's de straat niet meer opkonden. Er circuleerden lijsten van ‘te elimineren geperverteerden’. De wijken werden door de milities gezuiverd en bij het vuil lagen lichamen, ontdaan van hun geslachtsdelen.

    Anwar besloot zelf in het vluchthuis te gaan wonen. “We waren met vijftien, eerst in dat ene huis en om de paar maanden ergens elders, om geen argwaan te wekken in de buurt. Een nieuwe woonst vinden was nooit moeilijk, duizenden huizen stonden leeg. Al wie geld had, verliet Irak meteen na de komst van de Amerikanen. Sommigen deden naai- en borduurwerk dat via een kennis op de markt werd verkocht, anderen gingen naar de markt en Mohammed haalde één keer per week in Centraal-Bagdad het geld op dat Ali vanuit Londen overmaakte. Daarvoor liet hij zijn baard staan, kwestie van veilig langs de checkpoints heen te komen”.

    En toch. Anwar wrijf over het venster van zijn mobieltje. De Mohammed van de foto is een mollige jonge vrouw met een te strak zittend kettinkje. Ze is niet niet lang nadat ayatollah Ali al-Sistani op 15 maart 2006 een fatwa uitsprak tegen homo's verdwenen. “We hebben haar in het mortuarium aangetroffen met verschrikkelijke brandwonden. Later kwamen we erachter dat ze bij een checkpoint van het Badr Corps, de gewapende arm van Sistani's Opperste Raad van Islamitische Revolutie, was gefouilleerd. Ze ontdekten haar borsten».

    «Ik nam haar werk als coördinator over en sprak met Ali af dat we het geld niet langer in Bagdad zouden ophalen maar in Noord-Irak, waar je via de door de Amerikanen beveiligde luchthavenroute relatief makkelijk kon komen.
    «Ondertussen kwamen er steeds meer gruwelberichten. Die en die waren door de Mahdi-militie meegenomen, anderen werden door hun eigen familie omgebracht om de eer van de clan te zuiveren. Op de meeste dagen dronken we flessen hoestsiroop, twee, drie soms. Daar was makkelijk aan te komen en de roes was dezelfde als die van alcohol. We kwamen slaapwandelend de dagen door”.
    Anwar telt op zijn vingers. Adiba, Saleh, Kadora, Dina, Nahla. Zijn vrienden, vermoord toen ze zich om dringende redenen toch buiten het vluchthuis waagden. Hij staat op, zet een zonnebril op en kijkt weg. “Het spijt me”, fluistert hij. “Kan je een whisky bestellen?”

    Of ik het verhaal ken van de Iraanse lijm, vraagt hij even later. Het dook voor het eerst op via het Arabische satellietstation Al-Arabiya en werd later bevestigd door zowel de bekende Iraakse feministe Yanar Mohammed van de Organisatie voor Vrijheid van Vrouwen in Irak (Owfi) als Human Rights Watch. “Ze hebben Khadora zo vermoord, eerder dit jaar. Ze 'vergrendelden' haar anus en dienden haar vervolgens grote hoeveelheden laxatief toe, tot haar organen het begaven.” Anwar begint onbedaarlijk te huilen en loopt naar buiten.

    In februari van dit jaar namen ze ook hem te grazen. Leden van het Badr Corps, dat sinds 2006 in de reguliere politie is opgenomen, onderschepten Anwar aan een controlepost en brachten hem naar het detentiecentrum van de inlichtendienst van het ministerie van Binnenlandse Zaken.
    Bijna drie maanden lang werd hij 'ondervraagd' over het perverse netwerk dat hij zou runnen. Veel viel er niet te vertellen, Ali was met de coördinatoren van de zes vluchthuizen die hij in Bagdad financierde overeen gekomen dat niemand ooit zijn of haar echte naam zou gebruiken en ze elkaar wel zouden bellen maar nooit mochten ontmoeten. “De details bespaar ik je. Ik zou niet onder woorden kunnen brengen hoe het voelt. De groepsverkrachtingen, de pijn van electroshocks en van het urenlang ondersteboven worden opgehangen, tot het bloed uit je neus druipt, Maar ik verzeker je dat ik er tot op heden medische klachten aan overhoud”.

    Eén keer kreeg Anwar in de cel bezoek van een kennis, die hij een briefje toestopte. 'Ze zullen me executeren, ik weet het zeker', stond erop. Ali Hili heeft toen vanuit Londen geregeld dat er 5.000 dollar werd betaald aan de nachtelijke gevangenisbewaker, die hem vrijliet. «Ik vraag me nog steeds af waarom God mij heeft willen sparen», zegt Anwar. «Misschien gaf Hij me een voorkeursbehandeling omdat ik zelf zoveel mensen heb geholpen. Mijn vijf medegedetineerden, die de andere vluchthuizen in Bagdad bleken te runnen, zijn allemaal terechtgesteld».

    Anwar dook vervolgens onder op het platteland nabij Bagdad. Vandaar ging het naar Noord-Irak en later naar Beiroet. Op 14 april nam hij het vliegtuig naar Parijs, waar hij politiek asiel aanvroeg. «Er was geen omkadering, ik kon een tijd logeren bij een van de mannen van de Egyptische Queen Boat-affaire. Ik wilde van zijn gastvrijheid evenwel geen misbruik maken en toen ik hoorde dat een paar vrienden in Nederland waren, ben ik hierheen gekomen».

    Den Haag deelde Anwar evenwel mee dat hij in Nederland niet in aanmerking komt voor bescherming omdat zijn aanvraag in Frankrijk loopt. Met de hulp van een aantal internationale holebi-organisaties wordt momenteel geregeld dat hij in Parijs onderdak krijgt om er op de beslissing te wachten. «Wat ik wil doen? Ach, ik spreek alleen Arabisch, mijn leven en mijn vrienden zijn in Irak».


    Amar (°1967)
    «Je zou kunnen zeggen dat ik van goede huize ben, al zouden mijn vader en moeder zweren dat ze mij niet langer tot hun kinderen rekenen». Amar lacht, zijn zachte, ietwat zangerige stem staat in schril contrast tot zijn forse voorkomen. Hij speelt met de nepdiamantjes die zijn zwarte polshorloge omzomen en vertelt dat zijn vader een neef was van de erg geliefde Iraakse president Abdelkarim Qasim (1958-'63), die door de Baath-partij werd onttroond en vermoord.

    «Mijn ouders waren beide opgeleid, mijn moeder studeerde zelfs aan het Amerikaanse college in Beiroet. Maar toch was een homosexuele zoon hebben geen optie. Mijn ouders hadden er vaak ruzie over, mijn vader verweet mijn moeder veelvuldig dat ze ‘zo’n kind’ had gebaard. Zie je, in Irak worden mannen aangesproken als vaders van hun oudste zoon en het euvel wilde dat ik het eerste kind ben. Wie wil in een extreme macho-maatschappij als de onze bekend staan als de vader van een mietje?
     
    «Aldus was mijn jeugd er een van voortdurende correctie. Hou je kopje niet verwijfd vast, jongen, ga op straat spelen. Cakes bakken is voor meisjes, gedraag je toch.
    «In het Irak van Saddam Hoessein regeerde de angst. Naaste verwanten durfden niet aan elkaar kwijt wat ze van de president vonden, je wist immers nooit wie voor hem spioneerde. Tegelijk was het een seculier regime, er waren tal van etablissementen waar homo's elkaar konden ontmoeten. We hielden van Café 21, nabij de Duitse ambassade, en van het Meridien Hotel, waar gay-avonden plaatsvonden.
    “Sinds eind jaren tachtig werkte ik op het ministerie van telefonie. Gsm's waren er in Saddams Irak niet, we waren in technologisch opzicht hopeloos achterop. Ik zou het als ingenieur normaliter minstens tot diensthoofd hebben geschopt, maar mijn zogenaamd 'slappe en verwijfde' voorkomen hield elke promotie tegen.
    «Toen ik dertig werd, begonnen mijn ouders te zeuren over trouwen. Het zal je goed doen, oordeelden ze, maar ik hield vol dat ik mijn droomprinces nog niet had ontmoet. En toen de oorlog begon, sprak niemand nog van huwelijken. Je mocht elke dag al blij zijn dat je hele familie ongedeerd thuiskwam.
    «Toen Saddam werd omver geworpen, barstte er een morele explosie los en er was niemand om ze te beteugelen. Ik weet nog dat ik met vrienden naar de kerk in onze middenklassewijk al-Mansour ben gegaan, om Maria om bescherming te vragen. We waren geen christenen maar we hoopten dat het toch zou helpen.
    «Toen het aantal kidnappingen en moorden in de homogemeenschap sterk begon toe te nemen, gingen de meesten van ons nog nauwelijks de deur uit. Ik bleef via de telefoon en later het internet met mijn vrienden in contact maar ze opzoeken was te gevaarlijk. En ik prees mezelf gelukkig dat mijn kantoor zich op minder dan een km van mijn huis bevond.
    «Ik ben blijven werken tot in februari van vorig jaar. Toen kwam er een telefoontje van een onbekende. Dat ze me wel zouden weten te vinden, zei hij. Mijn dagen waren geteld. Terwijl ik bij de ingang van het gebouw stond te wachten op mijn inderhaast gebelde vriend, stopte er een auto. Een man stapte uit en spuwde naar me – een gebaar waarmee in Irak de allergrootste afschuw wordt uitgedrukt. Daarna stoof het voertuig weg. Ik ben toen bij mijn tante ondergedoken, nabij de Green Zone, die bekend staat als het veiligste stadsdeel.
    «Vreemd genoeg bracht die doodsbedreiging me nader tot mijn familie. Er waren zoveel mensen, vooral in bemiddelde families, die werden bedreigd, afgeperst of ontvoerd voor losgeld. Nu dat lot ook mij boven het hoofd hing, vroeg niemand of het door mijn sexuele geaardheid kwam. Ze zochten gewoon naar geld om me het land uit te krijgen.
    «Ik had de verschrikkelijkste verhalen gehoord over mensensmokkelaars die hun klanten in onmogelijke ruimtes opsloten voor reizen die sommigen niet eens overleefden. Maar ik geloofde dat de 15.000 dollar waarover ik uiteindelijk kon beschikken, een comfortabele reis zouden garanderen».
    Het pakte evenwel anders uit. Toen de volumineuze Amar na een hachelijke trip in Istanbul aankwam, werd hij door een norse Koerdische man in de laadruimte van een vrachtwagen geduwd, waarna het laden van de goederen begon. «Ze gaven me chocolade, koekjes, kalmeringspillen, één fles met water en een andere om in te plassen. Meer niet. En wat de eindbestemming was, wist ik evenmin.
    «Acht dagen later opende de chauffeur het zeil. Hij gebaarde dat ik moest uitstappen en voorbije de brug lopen. Met een loodzware koffer en niet in staat om helder te denken, klopte ik op de eerste poort die ik zag».
    Op 8 juni kwam Amar bij het asielcentrum Ter Apel aan, nabij het Noord-Nederlandse Groningen. Hij diende vervolgens een asielaanvraag in, die aanvankelijk werd geweigerd. Sinds december van vorig jaar meent de Nederlandse overheid – die in 2008 meer dan 5.000 asielzoekers zag aankomen, meer dan in eender welk ander EU-land – dat subsidiaire bescherming van de Irakezen niet langer nodig is. Na een geheim bezoek aan Irak in mei van dit jaar concludeerde vice-minister van Justitie, Nebahat Albayrat, dat de veiligheidssituatie in het land 'erg is verbeterd. Bagdad is een dynamische stad met veel mogelijkheden om te werken'. De situatie voor christenen en homo's in het land achtte ze wèl zorgwekkend maar tot dusver leidde dat niet tot een positief advies voor Amar, die op een laatste beslissing wacht.
    «Wat ik doe als ik wordt uitgewezen?» Hij zucht. «Er zijn veel dagen waarop ik dood wil zijn, hoe moet het met vandaag als er geen morgen is?»

    Sarah (°1983)
    Sarah kijkt me met haar zwaar opgemaakte ogen onderzoekend aan en verifieert voor de zoveelste keer of haar truitje niet te veel van haar boezem onthult. Haar leven is altijd moeilijk geweest omdat ze ook Ali moest zijn, de jongen van op haar identiteitspapieren. Veel geluk had ze niet maar toch dit: dat ze het kind is van een gynaecologe die bij haar vijfde en voorlaatste spruit al gauw in de gaten kreeg dat er iets niet klopte. Ze liet haar op haar zesde onderzoeken en kreeg te horen dat het met het onevenwicht in haar hormonen te maken had. «Het is je schuld niet, lieverd, zei mijn moeder tegen me, je lichaam maakt teveel vrouwelijke hormonen aan. En toen ik later stoppels kreeg, stelde ze voor om eerst een scheermes te proberen. Ik vond het verschrikkelijk. Dan doe je zoals de meisjes, mijn dochter, zei ze, je waxt of je gebruikt de draad zoals je zusjes. En daarmee was tussen ons alles duidelijk».
    Sarah's moeder droeg Ali zonder veel poespas ten grave maar in de buitenwereld lag dat wel even anders. «Ik werd gepest op school, uitgescholden op straat. En daar kon de liefde van mijn moeder, die korte tijd na de geboorte van mijn broertje ook nog weduwe werd, weinig aan veranderen. Ze moest zelf uitkijken». Als moeder van Sarah bezoedelde ze immers de eer van de clan.
    En toch. Het getreiter uit haar kinderjaren zou klein bier blijken in vergelijking met wat Sarah na de Amerikaanse invasie te wachten stond. «Er heerste totale anarchie, rekeningen werden vereffend, een gerucht was voldoende om je doodsvonnis getekend te zien.
    «Ik werkte als kapster bij mensen thuis maar vanaf de lente van 2003 kwam ik nauwelijks het huis uit. Ik verplaatste me alleen per taxi, en droeg steevast een corset om mijn borsten te verhullen die door mijn vrouwelijke hormonenkuur prominenter waren geworden».
    De bescherming zou op een dag in augustus 2007 evenwel futiel blijken, toen Sarah bij een controlepost van de immer in het zwart geklede Mahdi-militie uit de taxi moest stappen. Tot haar verbazing zag ze dat de chauffeur even later werd weggestuurd. «Eerst ontdekten ze mijn kappersspullen, ik kwam net van bij een klant. Ze noteerden mijn identiteitsgegevens en mijn mobiele nummer. Toen begon het hardhandige fouilleren. Een van de jongemannen trok met een grijnslach het korset los en zwaaide ermee als betrof het een trofee. Dat ze een feestje konden bouwen, reageerde een van de anderen, waarop ze me met z'n drieën gewelddadig verkrachtten».
    Meer dood dan levend is Sarah die avond thuisgekomen. Haar moeder wilde haar naar het ziekenhuis brengen maar dat was te gevaarlijk. De onvermijdelijke ontdekking van Sarah's transsexualiteit zou de hele familie in moelijkheden brengen.
    “In de volgende vier maanden, tot het telefoonbedrijf mijn nummer afsloot, hebben die lui mij tien keer opgebeld. Ik ben er twee keer heengegaan. Ze hadden me gewaarschuwd dat de keuze aan mij was. Als ik niet vrijwillig opdaagde als ze belden, kwamen ze me thuis afmaken”.
    Voor Sarah's moeder stond één ding ondertussen vast, dat ze het land uitmoest, in Irak had ze geen toekomst meer.
    «Op 29 mei van vorig jaar ben ik vertrokken. Ik wilde niet. Mijn moeder is de lucht die ik adem, haar achterlaten viel me verschrikkelijk zwaar. Maar ze hield voet bij stuk en wilde dat ik naar Nederland vluchtte. Daar zal je gerespecteerd worden, beloofde ze, in Nederland kunnen mannen zelfs met mannen trouwen.
    Sarah vroeg begin juni asiel aan maar werd tot dusver geweigerd. Den Haag twijfelt er niet aan dat ze uit Centraal-Irak afkomstig is, noch dat ze transsexueel is. Maar haar vluchtrelaas wordt incoherent bevonden.
    “Vandaag ben ik gelukkig”, zegt ze terwijl we terug lopen naar het station, van waar ze samen met Amar en Anwar de trein zal nemen naar het asielzoekerscentrum. «Mijn stem werd gehoord, ze legde een lange reis af. Van de kamer van mijn moeder in Bagdad naar jouw lezers. Bedankt».

    08-10-2009 om 00:00 geschreven door Catherine Vuylsteke  


    Categorie:ARABISCHE WERELD
    01-10-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.CHINA - Zestig jaar Volksrepubliek of het bakken van een klein visje
    De dure parade die vandaag over het Tiananmenplein trekt ter viering van zestig jaar China, kan de onderliggende beleidscrisis niet verhullen, schrijft Catherine Vuylsteke. 'Reële aansprakelijkheid zou het mooiste cadeau zijn van de leiders voor de zonen en dochters van de jarige Volksrepubliek.'
    Het besturen van een groot land is als het bakken van een klein visje. De Chinese daoïstische filosoof Laozi, had tweeënhalf millennium geleden een punt. Het is niet simpel, en als je er te al zeer mee tekeergaat, loopt het fout, dat bedoelde hij. Het is een zinnetje dat de zenuwachtige Chinese leiders die vandaag naar een buitensporige show kijken op het Tiananmenplein, terwijl de omwonenden niet welkom zijn, ter harte moeten nemen. Hun zelfvertrouwen op diplomatieke fora en China's internationale economische profiel staan in scherp contrast met het gevoerde binnenlands beleid. Hun systematisch repressieve respons op de steeds luider klinkende kreten van volks ongenoegen is contraproductief. Onderzoek geeft aan dat het inzetten van alle geledingen van het veiligheidsapparaat tegen onrechtmatig onteigende boeren, niet-uitbetaalde rurale migranten en slachtoffers van ecologische problemen niet leidt tot de maatschappelijke stabiliteit en harmonie waar de tandem van president Hu Jintao en premier Wen Jiabao zegt naar te streven. Integendeel, geweld genereert juist meer geweld. Onmacht is een slechte raadgever.
    Neem de loodvergiftigingen bij kinderen in de provincie Shaanxi midden augustus: ze eindigden met vandalisme, klappen en arrestaties. Boze vaders en moeders hebben tien vrachtwagens en honderden meters omheining van de Dongling Lood- en Zinksmelterij vernield daags nadat ze van het lokale Milieubureau te horen kregen dat de inderdaad vastgestelde hoge loodconcentraties in het bloed van hun 615 zonen en dochters ook te maken hadden met hun 'leef- en voedingsgewoontes'. Welke maatregelen tegen het bedrijf genomen zouden worden, kon het bureau niet vertellen en in welke mate de kinderen op haar kosten of die van de staat zullen worden behandeld, is evenmin duidelijk.
    In diezelfde week ging het in de zuidoostelijke provincie Fujian mis, waar duizenden eenheden van de rellenpolitie slag leverden met 10.000 burgers die al jaren klagen over een nabijgelegen afvalbedrijf dat volgens hen verantwoordelijk is voor een gigantische stank en een sterke toename van het aantal kankers. Welke schikking voor het bedrijf wordt getroffen, raakte niet opgehelderd. Dergelijke problemen beperken zich overigens niet tot Shaanxi of Fujian: uit de jongste studie van het nationale Milieubureau blijkt dat het aantal ecologische conflicten het jongste jaar met een derde is gestegen, terwijl bedrijven die om milieuredenen tot sluiting werden verplicht, niet zelden stiekem weer aan het werk gaan.
    Repressie genereert meer geweld en werkt bovendien destructief. De problemen woekeren aldus verder, ze genereren een beleidscrisis die niet te camoufleren valt met een dure militaire parade in het hart van de hoofdstad. Het is vooral in de ogen van de meerderheid van de bevolking, de boeren, de rurale migranten en de niet-kapitaalkrachtige stedelingen dat de overheid haar geloofwaardigheid verliest. Bij gebrek aan centen, kansen of opleiding zijn zij het meest op de staat aangewezen en ze worden er het slechtst door behandeld. Kunnen de goed opgeleide stedelijke rijken in hun gated communities op een geciviliseerde omgang met de overheid rekenen, die grosso modo op laisser faire neerkomt, dan mogen de landbouwers veelal dreigementen en geweld verwachten als antwoord op hun vraag om hulp. De voorkeursbehandeling van de stedelijke elite is niet toevallig. Het betreft een bewuste trade-off waarmee de partij haar machtsmonopolie handhaaft sinds haar bijna-doodervaring van 1989. De verwachte tegenprestatie van de bevoorrechten is dat ze hun vrijheid niet delen met de rest van de samenleving en zich bijvoorbeeld niet inschakelen in hun emancipatiestrijd.
    Ik hoop dat de leiders bij het aanschouwen van de militaire spitstechnologie op het plein waar twintig jaar geleden onschuldige burgers stierven, even stilstaan bij de resultaten van het onlineonderzoek dat het officiële magazine China Insight einde juli uitvoerde onder 3.000 internetgebruikers. Daaruit bleek dat prostituees ondanks het feit dat ze een categorie van illegaal werkenden zijn, als betrouwbaarder worden gezien dan overheidsambtenaren. Die laatste bengelden onderaan in de klassering, samen met de vastgoedspeculanten en de politie. Meest integer werden de boeren en de religieuze figuren bevonden, of het nu om priesters uit ondergrondse kerken ging dan wel boeddhistische monniken. Vergelijkbare conclusies kunnen getrokken worden uit het artikel dat ter gelegenheid van de eerste schooldag verscheen in het erg populaire Dagblad van de Zuidelijke Metropool. Een reporter vroeg aan kinderen uit het eerste leerjaar wat ze later graag willen worden. De obligate piloten en artsen ontbraken niet in de antwoorden, maar er was ook een meisje dat stellig beweerde "een corrupte functionaris" te willen worden, "want die hebben alles wat hun hartje begeert".
    China's leiders heeft het nooit aan buitenlandse apologeten ontbroken. Sinds het van Mao naar de Markt ging, transformeerden ze zich van extreem linkse revolutionairen tot succesvolle zakenlui maar hun basisargumentatie veranderde niet. China heeft in de voorbije jaren een gigantische ontwikkeling doorgemaakt. Helemaal mee eens, maar de burgers zijn hun leiders ver vooruit. Ze wachten met groeiend ongeduld op de verantwoordelijke participatie aan het maatschappelijke debat en op de aansprakelijkheid van de leiders die hen al zo lang zijn beloofd. "Het volk is opgestaan", zou Mao hebben betoogd bij de uitroeping van de Volksrepubliek. Zestig jaar na dato is het een waarheid als een koe. Het kan lezen, schrijven, denken en debatteren. Nu de leiders nog.

    01-10-2009 om 00:00 geschreven door Catherine Vuylsteke  


    Categorie:China
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.CHINA- Volksrepubliek wordt zestig

    Precies zestig jaar geleden werd in het hart van Peking de Volksrepubliek China uitgeroepen. Mao Zedong en Deng Xiaoping lanceerden twee al even grootse als aan elkaar tegengestelde politieke experimenten. De eerste isoleerde China, liet 350 miljoen Rode Boekjes drukken en veranderde 's lands kookpotten in schroot, de tweede zette de natie terug op de kaart en maakte er de fabriek van de wereld van. En het Westen verstond vaak niet wat er gebeurde.
    Het moet om een uur of drie 's middags geweest zijn, na maanden van belegering door het Volksbevrijdingsleger dat op 1 oktober 1949 van op het Tiananmenplein in het hart van Peking de Volksrepubliek werd afgekondigd.
    Op YouTube zijn filmpjes van te zien, met een robuuste Mao die zijn pet heeft goed gezet vooraleer hij de trappen beklimt naar het balkon aan de noordkant van het plein, waar hij wordt geflankeerd door tientallen kopstukken van de Chinese Communistische Partij. Voor hen bevindt zich een zee van mensen en Chinese vlaggen.
    Over wat de Grote Roerganger er precies zei, lopen de meningen uiteen. De 26-jarige Brit David Hawkes, die later een van de belangrijkste vertalers zou worden van Chinese literatuur, studeerde toen in Peking en hij was er die middag met zijn klasgenoten bij op het plein. Dat Mao met een dik Hunanees accent sprak, zei hij er later over, en dat hij noch zijn omstanders er een woord van konden verstaan.
    De Chinese schrijver Ma Feng was er evengoed, en hoewel zijn geboortedorp meer dan duizend kilometer noordelijker ligt dan dat van Mao en de beide heren dus moeilijk streekgenoten genoemd kunnen worden, beweert Ma perfect te hebben begrepen wat de nieuwe leider oreerde. Dat hij 'met heldere, verheven stem sprak', wist Ma te vertellen, maar misschien had dat te maken met het feit dat deze man uit Shanxi een overtuigde communist was voor wie Mao boven alles stond. Volgens hem verkondigde de Voorzitter helemaal niet dat 'het Chinese volk is opgestaan', zoals veel bronnen beweren, maar zei hij louter dat 'de Centrale Regering van de Volksrepubliek China is opgericht'. Niet meteen memorabele historische woorden, waarop een uitzinnige menigte toch antwoordde met 'Lang leve voorzitter Mao'.

    Voldoende kogels

    "Ik moest er zo ongeveer van huilen", zo vertelde Ma veertig jaar na datum in een interview. "Ik had niet verwacht dat de communistische zege zo snel zou komen en dat ik het zelf zou meemaken. We hadden net de Japanners verslagen (de achtjarige verzetsoorlog tegen de Japanners eindigde in 1945) en de Guomindang onttroond (na opnieuw vier jaar strijd). Het enige waar we aan konden denken was aan de heropbouw van de steden en de rurale gebieden die tijdens de oorlog waren verwoest. Meer dan tien jaar hadden we gevochten. Ik was zestien toen ik bij het leger ging om tegen de Japanners te vechten. Een jaar later vervoegde ik de Communistische Partij. We konden toen alleen maar hopen dat we voldoende kogels zouden hebben om de vijand te verslaan en dat we niet elke dag met honger naar bed zouden hoeven."
    Mao niet kunnen verstaan, het is een storing die niet alleen vertaler Hawkes betreft, eigenlijk gold ze voor het gros van de linkse westerse intellectuelen die lange tijd een naïeve romance hadden met China. Het begon met de Amerikaanse journalist Edgar Snow, die Mao in 1936 ontmoette in zijn guerillabasis in Yan'an, wat uitmondde in zijn hagiografische Rode Ster over China. Simone de Beauvoir, die over haar Chinareis van 1955 La longue Marche (1957) schreef, meende zelfs dat "de macht die Mao uitoefent niet dictatorialer is dan die van bijvoorbeeld Roosevelt. De grondwet van het Nieuwe China maakt het onmogelijk dat al te veel macht wordt geconcentreerd in de handen van één man."
    Vijf jaar na de Beauvoir vertrok de latere Canadese eerste minister Pierre Trudeau met zijn vriend Jacques Hébert naar het China van de Grote Sprong Voorwaarts (1958-'61). Hoewel Mao's surrealistische pogingen om potten en pannen in ambachtelijke smeltovens om te toveren tot hoogwaardig staal daar toen net waren uitgemond in de grootste hongersnood van de eeuw, maakten de twee Canadezen in hun Deux innocents en Chine rouge (1961) geen enkele melding van de ramp die aan 30 miljoen burgers het leven zou kosten.
    En zo waren er velen. De gewezen baas van de VN-Voedsel en Landbouworganisatie (FAO), Lord Boyd-Orr, evengoed als de latere Franse president Mitterrand en de Britse veldmaarschalk Montgomery, lieten zich allemaal door Mao uitleggen dat de verhalen van hongersnood die verspreid werden door Chinese vluchtelingen die naar de Britse kroonkolonie Hongkong waren gezwommen, simpelweg niet klopten. Het betrof loutere imperialistische laster.
    Tijdens de Culturele Revolutie (1966-'76) meende de Franse filosoof Jean-Paul Sartre dat het revolutionaire geweld 'fundamenteel ethisch van aard is'. "Een revolutionair regime", zo zou hij in 1973 in een interview in het magazine Actuel beweren, "moet zich ontdoen van een aantal bedreigende individuen en ik zie voor hen geen andere oplossing dan de dood. Als ze in een gevangenis worden opgesloten, bestaat immers altijd de kans dat ze worden vrijgelaten."
    Dat miljoenen onschuldige Chinese burgers in de ene politieke campagne na de andere werden verpletterd, leek bijzaak. Sartre en vele anderen traden Mao bij in zijn overtuiging dat 'een revolutie nu eenmaal geen dineetje is'. Ze raakten bedwelmd door het Chinese politieke experiment omdat het er een was waarin de verstotenen der aarde van weleer zich hadden getransformeerd tot dragers van een toekomstig socialistisch utopia.
    Chinezen geloven dat dramatische maatschappelijke omwentelingen voorafgegaan worden door ingrijpende veranderingen in de natuur. En zo zou je het in dit geval, in 1976, kunnen uitleggen. Op 28 juli doodde de grootste aardbeving van de twintigste eeuw meer dan een kwart miljoen Chinezen, officieel dan toch, andere bronnen spreken van drie keer zoveel doden, en 43 dagen later kwam er een einde aan bijna dertig jaar van 'permanente revolutie'. De Rode Patriarch was 82 toen hij de geest gaf.
    Zijn tien jaar jongere partijgenoot Deng Xiaoping zou de machtsstrijd met Mao's gedoodverfde opvolger Hua Guofeng winnen en werd op het Derde Plenum van het 11de Partijcongres in december 1978 aangesteld als de nieuwe grote leider.
    Deng schertste dat hij zijn land 'een tweede revolutie' wilde geven, en gooide het roer om. Hij pakte uit met de Vier Moderniseringen, het verhaal van 'de kat die vooral muizen moet vangen' en de Opendeurpolitiek, waarbij het 'onvermijdelijk is dat hier een daar een vlieg binnenkomt'.
    Het Westen was in zijn nopjes. In 1978 al werd hij door het Amerikaanse blad Time uitgeroepen tot Figuur van het Jaar. En net zoals Stalin voor en Clinton na hem, ging Deng zelfs twee keer met die eer lopen, met een tussenspanne van acht jaar. In 1986 ging hij vooraf aan genomineerden als Nelson Mandela, Michail Gorbatsjov en Bob Geldof.
    "Zijn project is gigantisch, gedurfd, uniek in de geschiedenis", zo argumenteerde Time zijn beslissing bij de tweede lauwering. "Nooit eerder werd gepoogd om het lot van 1 miljard mensen zo drastisch te veranderen. De Volksrepubliek China, die zo lang van de rest van de wereld afgesneden bleef, is in 1978 aan zijn Grote Sprong naar Buiten begonnen. Moreel uitgeput door jaren van desastreuze Culturele Revolutie, hopen de Chinezen dat ze tegen 2000 een relatieve modernisering zullen hebben doorgevoerd waardoor ze een economische en militaire wereldmacht kunnen worden. Misschien lukt hen dat op die korte termijn niet helemaal, maar hun start is een uitzonderlijk schouwspel van nationale ambitie."
    Het zijn optimistische woorden, typerend voor het decennium van de jaren tachtig, dat voor China wellicht het beste tijdsgewricht van de hele twintigste eeuw was. Er was maatschappelijke stabiliteit, de welvaart steeg door het toelaten van eigen initiatief, westerse nylonkousen en krultangen evengoed als nieuwe ideeën en boeken kwamen het land binnen. "Er was hoop en idealisme, oprechtheid ook. Voor het eerst in onze korte levens dachten we dat er fundamentele veranderingen op komst waren, alsof er een lentewind door de maatschappij waaide." De woorden zijn die van de bekende fotograaf Han Lei, maar ze zijn kenmerkend voor de algemene maatschappelijke teneur toen.

    Tanks en een melkkoe

    Maar dan, in het voorjaar van 1989, kwamen het bezoek van Gorbatsjov, de honderdduizenden demonstrerende studenten en de tanks die levens en dromen verbrijzelden. De Chinese burger begreep dat de nieuwe keizer de leninistische mantel van zijn voorganger had overgenomen en dat het nog steeds niet loont om aan politiek te doen.
    'Rijk worden is glorieus' had Deng aan zijn volk uitgelegd en die raad nam het vanaf de jaren negentig ter harte. Zo goed en zo kwaad als dat ging tenminste, met als gevolg dat de rijkste 10 procent Chinezen nu 45 procent van alle private rijkdom controleren, terwijl de armste 10 het met 2 procent moeten doen. De in 2001 naar de VS gevluchte bekende Chinese journaliste He Qinglian heeft het in haar bestseller China's valkuilen over de 'vermarkting van de macht', met de staat als melkkoe voor al wie voldoende connecties heeft om bij de spenen te kunnen.
    "Het was deze ontwikkeling die mede verantwoordelijk was voor de studentenprotesten. En toch trok de overheid geen lessen uit de onvrede van het volk. Wel integendeel, vanaf de jaren negentig werd de corruptie nog veel erger en ging de welvaartskloof veel dreigender gapen. Wat een decennium eerder nog win-win was voor alle maatschappelijke groepen, transformeerde zich tot een verrijking van de enen ten koste van de anderen. Wat we sindsdien vaststellen is een extreem verlies van morele waarden, een dat zelfs de vitaliteit van onze nationale geest bedreigt."

    Wereldmacht

    Wie de 300 miljoen euro kostende parade op het Tiananmenplein voor de zestigste verjaardag van de Volksrepubliek vandaag aanschouwt, moet wel concluderen dat de droom die de Chinese elite overhield aan de westerse vernederingen van de 19de eeuwse Opiumoorlogen ondertussen is gerealiseerd: bijna een kwart eeuw na het Time-orakel kan China zich inderdaad een wereldmacht noemen. De levensverwachting van Li met de pet ging van 35 jaar in 1949 naar 73 nu, het aantal mensen dat onder de armoedegrens van 1,25 dollar per dag leeft (uitgedrukt in koopkrachtpariteit) viel terug van 64 procent in 1978 naar 10 procent dertig jaar later en het aantal analfabeten daalde van 80 procent van de bevolking naar zo'n 6 procent nu.
    China is een land van superlatieven geworden, of het nu gaat om het hoogste aantal gouden medailles op de jongste Olympische Spelen (51), dan wel om de langst volgehouden economische hausse uit de wereldgeschiedenis of de snelste toename aan wolkenkrabbers, industrieparken, snelwegen en mega-shoppingcentra.
    Veel, meer, meest - het land van het Midden heeft uiteindelijk zijn glorie hervonden in de ogen van de wereld. Al werken die superlatieven ook in de andere richting: vijf van de meest vervuilde steden van de wereld liggen in China, 70 tot 80 procent van alle kankers die in Peking worden vastgesteld zijn milieugerelateerd, nergens elders vallen er zoveel doden in mijnen (4.700 per jaar) en geen wereldmacht heeft een lagere energie-efficiëntie dan China.
    Fotograaf Hu Yang probeerde in zijn 'Shanghai Living'-project dat eerder in het Rotterdamse Boymans-Van Beuningen te zien was, winst en verlies te tonen. "Er is ons tientallen jaren voorgehouden dat we een utopisch bestaan konden en moesten leiden", legde hij tijdens onze ontmoeting in Shanghai uit. "Luxe en comfort golden in dat maoïstische universum als verwerpelijke zwakheden, restanten van een voorgoed overwonnen, inferieur systeem. Beschouw dit als de begrijpelijke tegenreactie. En vergeet ook het spreekwoord niet, dat één nacht voldoende is om fortuin te maken, terwijl er een heel leven nodig is om een mens beschaving te geven. Voorlopig is dit een nouveau riches-maatschappij, maar het komt wel goed. Geef ons tijd."

    01-10-2009 om 00:00 geschreven door Catherine Vuylsteke  


    Categorie:China
    25-09-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.IRAN - de mollahs spreken steeds meer met twee monden
    De Groene Revolutie in Iran lijkt bedwongen. Maar ondertussen wordt het antagonisme tussen de aanhangers van president Ahmedinejad en de ayatollahs in de heilige stad Qom steeds groter. Het gevolg: een onduidelijk einde van de ramadan, een voetbalmatch in zwart-wit en steeds meer arrestaties onder de kinderen van vooraanstaande opposanten. 
    De Iraanse president leidt een steeds openlijker verdeeld land en de breuklijn loopt niet, zoals vaak wordt gedacht, tussen het jonge volk en de clerus, maar ook binnen het religieuze establisment. Dat uit zich bij wijlen op haast surrealistische wijze. Neem het Eid-feest waarmee het einde van de Ramadan wordt gevierd, afgelopen weekend. De Opperste Leider Ali Khamenei had aangekondigd dat het feest dit jaar op zondag zou vallen maar de traditionele bekrachtiging van dat oordeel door de ayatollahs van de heilige stad Qom bleef uit. Sterker nog, deze allerhoogste religieuze autoriteiten oordeelden dat maandag een betere dag was, omdat dan voor het eerst weer de ‘maansikkel’ werd onderscheiden. Het gros van de Iraniërs vastte bijgevolg tot maandag en een en ander leverde veel sms-en op, genre: ‘Khamenei zag de halve maan wel, maar onze stemmen niet’, verwijzend naar de vermeende kiesfraude die op 12 juni voor een tweede ambtstermijn voor Ahmedinejad zorgde. 
    De verdeeldheid was afgelopen vrijdag zelfs op de televisie te zien, tijdens de rechtstreekse uitzending van een voetbalmatch in het Teheranse Azadi-stadion. De wedstrijd kwam op de avond van de grote al Quds-betoging, waarbij de jaarlijkse dag van steun aan de Palestijnen door 1 miljoen aanhangers van presidentskandidaten Mousavi en Kharoubi werd omgebogen tot een anti-Ahmedinejadprotest. De oppositie-aanhangers hadden massaal kaartjes gekocht voor de match, erop gokkend dat hun groene beweging op de supportersbanken veelvuldig in alle Iraanse huiskamers te zien zou zijn. Niet zo, toen de staatsomroep doorhad dat het stadion groen kleurde, werd besloten om de wedstrijd uitzonderlijk in zwart-wit uit te zenden. 
    Hoewel het grootschalige anti-Ahmedinejadprotest grotendeels is geluwd - en bovenal verboden - spreekt het religieuze establishment in Qom zich steeds duidelijker tegen de president uit, wat niet steeds zonder gevolgen blijft. Een van de opmerkelijkste momenten was op 21 augustus, toen ayatollah Ebrihim Amini het vrijdagsermoen in Qom voor zijn rekening nam, terwijl dat in Teheran werd verzorgd door ayatollah Ahmad Jannati. Beide heren zetelen in de Raad van Experts, die de Opperste Leider kiest maar hun boodschap verschilt grondig. In Qom zei Amini dat de honderden demonstranten die in de gevangenis zitten sinds de protesten tegen de verkiezingsuitslag ‘onmiddellijk moeten worden vrijgelaten, want ze zijn onschuldig’, terwijl het in Teheran uit Jannati’s mond verluidde dat ‘Karoubi, Mousavi en Khatami zelf het best kunnen worden gearresteerd gezien ze onrust zaaien’. 
    Op 13 september zei de hoogbejaarde ayatollah Montazeri, die Khomeini eigenlijk had moeten opvolgen als Opperste Leider in 1989, dat de geestelijken «hun positie moeten gebruiken om te vechten voor de mensen en hun rechten. Ook vroeg hij het ‘leger en de politie om hun geloof niet te verkopen. Voor het oordeel van God telt het niet om te zeggen dat je bevelen moest uitvoeren’, aldus nog de aan de kant geschoven ayatollah die tot in 2003 onder huisarrest leefde. 
    De reactie van de overheid bleef niet uit. Luttele dagen later werden drie van zijn kleinkinderen opgepakt, alsook een naaste verwant van de leider van de Vereniging van Leraars en onderzoekers van Qom, die zich kort na de verkiezingen al aan de kant van de oppositie schaarde. De Montazeri’s werden eind vorige week, na de betaling van een hoge borgsom, voorlopig vrijgelaten, ze werden naar eigen zeggen niet gemarteld in detentie. 
    De kleinkinderen van de ayatollah zijn overigens niet de enige verwanten van opposanten die last hebben gekregen door het activisme van hun (groot)ouders. Sterker nog, tal van oppositiewebsites hekelen de ‘nieuwe tactiek die erin bestaat hele families te gijzelen. Vaak wordt daarbij verwezen naar het geval van Mohsen Mirdamadi. In 1979 was hij een van de studentenleiders die persoonlijk verantwoordelijk was voor de gijzeling op de VS-ambassade en een van de ex-gijzelaars, John Limbert, noemde hem ‘uitzonderlijk vervelend’. Sinds 2000 staat hij evenwel aan de kant van gewezen president Khatami en bij de protesten in juni werd hij gearresteerd. Momenteel worden op de televisie geregeld de ‘bekentenissen’ getoond van de arrestanten van de verkiezingsprotesten en het gerucht wil dat Mirdamadi tot op heden weigert om te ‘bekennen’ en ‘op de televisie zijn excuses aan de bieden aan de Revolutie. Afgelopen week werd zijn zoon Mehdi gearresteerd. De man die net vader was geworden, kreeg nachtelijk bezoek van de politie en tal van Iraanse columnisten zijn ervan overtuigd dat zijn aanhouding maar één doel heeft: zijn vader dermate onder druk te zetten dat hij toch ‘toegeeft’. 

    25-09-2009 om 00:00 geschreven door Catherine Vuylsteke  


    Categorie:Iran
    23-09-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.In Irak wordt op homo's gejaagd


    "Hamid (35) heeft een spraakgebrek ontwikkeld sinds de vriend met wie hij al tien jaar samen was drie weken geleden is vermoord. Hij is weggevlucht uit Bagdad met de hulp van een paar vrienden. Hamid heeft na afloop gehoord wat er met zijn vriend is gebeurd. Ze kwamen hem in het huis van zijn ouders halen. Vier mannen stormden de kamer binnen, ze waren in het zwart gekleed, de outfit van het sjiitische Mahdileger. Ze kenden zijn naam, verwensten hem en namen hem mee. De volgende dag werd hij in de buurt gevonden. Zijn lijk lag bij het vuilnis. Zijn genitaliën waren afgesneden, er was een stuk van zijn keel weggerukt."

    Het is een van de verhalen die onderzoekster Rasha Moumneh optekende voor het rapport 'They want us exterminated', dat Human Rights Watch midden vorige maand publiceerde. In die studie volgen de schrijnende verhalen elkaar op. Homoseksuele Irakezen vertellen over vrienden die spoorloos verdwenen om dagen later dood te worden teruggevonden. In veel gevallen schrijven ze die moord toe aan de Mahdimilitie, maar niet zelden blijkt ook de familie zelf verantwoordelijk.

    Volgens Human Rights Watch zeiden functionarissen van de VN-missie in Irak, UNAMI, dat het aantal gevallen van vermoorde homo's 'in de honderden loopt'. De geweldgolf begon kort na de val van Saddam Hoessein en de VS-invasie in Irak, toen tal van milities, zoals het sjiitische Mahdileger hun opmars maakten.

    Ali Hili runt vanuit Londen een hulporganisatie voor Iraakse homo's en lesbiennes, Iraqi lgbt. "Uit ons onderzoek blijkt", zo zegt hij aan de telefoon, "dat het aantal moorden op homo's almaar toeneemt. In de jongste zes maanden alleen al waren het er minstens 87 en we geloven dat het reële aantal flink hoger ligt omdat de meeste families met dit soort zaken niet naar buiten komen. De angst is gigantisch, transseksuelen wagen zich al geruime tijd niet meer op straat, ze weten dat ze zonder meer vermoord zullen worden."

    Sommige onderzoekers verklaren die escalatie van geweld vanuit een hervonden ijver onder de milities om de 'zedelijke verwildering tegen te gaan', waarmee zij zich een nieuw mandaat tot geweld eigen maakten nu het machtsvacuüm dat na de val van Saddam Hoessein ontstond, weer wordt ingevuld door de politie.

    Vergiffenis van God

    De milities gebruiken daarvoor drastische tactieken. Een verslaggever van de Britse zondagskrant The Observer wist met een jonge IT-specialist in Bagdad te praten, die zich toelegt op het opsporen van homo's via internet-datingssites. Deze Abu Hamizi houdt zich naar eigen zeggen dagelijks zo'n zes uur onledig met het surfen op internet, op zoek naar slachtoffers. "Dieren verdienen meer medelijden dan de vuile individuen die zulke geperverteerde daden stellen. We zorgen ervoor dat ze weten waarom ze worden vastgehouden en dat ze de kans krijgen om God om vergiffenis te vragen vooraleer ze worden afgemaakt", zo stelt hij in The Observer.

    Hili: "Daten via het internet is in conservatieve samenlevingen vaak de enige manier om relatief veilig met andere homo's in contact te komen. Zo is in verschillende Arabische landen een virtuele gemeenschap ontstaan. In Irak is het daarentegen je reinste zelfmoord. We zeggen het aan onze mensen: geef nooit je naam, je nummer of je foto. Tientallen mensen zijn al op die manier vermoord."

    Hili's organisatie runt in Bagdad twee vluchthuizen, en twee in het zuiden van het land. "We hebben slechts plaats voor twintig mensen, alleen wie echt in levensgevaar is, komt in aanmerking. Bovendien is het geen tunnel naar een veiliger bestaan in het buitenland. Dat betekent dat het gros van de ondergedokenen er vast zit. In sommige gevallen al drie jaar lang, en zonder enig uitzicht op een betere situatie."

    De Iraakse overheid is er aan gehouden om de rechten van haar burgers te beschermen en misdaden tegen hen te vervolgen. "En toch is er nog geen enkele moord opgehelderd, wel integendeel, volgens sommige berichten maakt de politie zich zelfs medeplichtig aan geweld tegen homo's."

    23-09-2009 om 00:00 geschreven door Catherine Vuylsteke  


    Categorie:ARABISCHE WERELD
    15-09-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.CHINA -megazonnepaneel levert energie voor 3 miljoen gezinnen
    Met het oog op de Klimaattop in Kopenhagen eind dit jaar lijkt het geen slecht nieuws dat China van plan is om in Ordos, ten noorden van de Chinese Muur, een zonnepaneelpark te installeren dat met 64 vierkante km twee keer zo groot is als de stad Brussel. Het zal worden gebouwd door First Solar, een Amerikaans bedrijf dat bekend is omdat zijn zonnepanelen de goedkoopste ter wereld zijn. Concreet zal het project 2 gigawatt aan elektriciteit opleveren, genoeg om drie miljoen families te voorzien. "Wij geloven", zo vertelde First Solar-baas Mike Ahearn, "dat daarmee de mythe uit de wereld kan worden geholpen dat China protectionistisch tewerk gaat betrekking tot deze nieuwe, snel groeiende markt. Onze deal bewijst dat de meest concurrentiële firma het haalt".
    Het initiatief is geenszins het eerste in zijn soort in China. De overheid heeft aangekondigd dat ze tegen 2020 het aandeel van de hernieuwbare energie wil optrekken tot twintig procent van het totaal en de voorbije maanden doken er al tal van verhalen op over kleinere projecten, ondermeer in de Binnenmongoolse hoofdstad Baotou. Bovendien heeft China de ambitie om wereldleider te worden inzake de productie van zonnepanelen en Chinese bedrijven als Sun Tech hebben onderhand Amerikaanse vestigingen en zijn op de Amerikaanse beurzen genoteerd.
    Dat Peking inspanningen wil doen inzake hernieuwbare energie is geen luxe als je bedenkt dat het nu voor driekwart van zijn electriciteit afhankelijk is van steenkool, terwijl Greenpeace in een vorig jaar gepubliceerde studie stelde dat de milieukost per ton steenkool neerkomt op 15 euro. Aan de productie van 2,6 miljard ton in 2008 hangt dus een ecologisch prijskaartje van 39 miljard euro. Eerder onderzoek van de Wereldbank gaf al aan dat China jaarlijks 3 procent van zijn bnp verliest door milieuschade.

    Dumpen van toxisch afval
    En toch is er geen reden voor al te groot gejuich. Vooreerst is 2 gigawatt een peuleschil bij de 792 gigawatt aan elektriciteit die vorig jaar via steenkool werd opgewekt. Bovendien is nog helemaal niet duidelijk wanneer het First Solar project wordt opgestart, omdat nog niet is bepaald in welke mate de overheid de zonne-energie zal subsidiëren. En zolang dat niet is gebeurd, kan het exploitatieproces niet verder worden ontwikkeld.
    Veel onrustwekkender is evenwel het feit dat de Chinese zonne-energiesector schijnbaar niet echt ecologisch verantwoord werkt. Het is al langer bekend dat in de productie van zonnepanelen veel erg toxische stoffen worden gebruikt en dat fabrikanten ook een meerkost moeten voorzien voor het verwerken van afgedankte panelen, na 20 tot 25 jaar dienst.
    In de voorbije jaren zijn in China een twintigtal nieuwe bedrijven ontstaan die het hoofdbestanddeel voor zonnepanelen vervaardigen: polysilicon, waarmee de zonne-energie in elektriciteit wordt omgezet. Ze werden opgericht in het kader van een stimuleringsbeleid van de overheid voor alternatieve energie. De sector kent een fenomenale bloei. Vervaardigt de rest van de wereld zo'n 40.000 ton polysilicon per jaar, dan zitten de Chinese firma's nu al op 80 tot 100.000 ton. Bovendien is hun product zo ongeveer de helft goedkoper dan elders. Ligt de wereldprijs rond de 58.000 euro per ton, in China kost polysilicon slechts 14 tot 39.000 euro. Met lage lonen heeft dat weinig te maken, zo onthulde een journaliste van de Washington Post in maart van vorig jaar. De verslaggeefster bracht het verhaal van de Luoyang Zhonggui High Tech Co, die in de provincie Henan polysilicon vervaardigt en op een merkwaardige manier van zijn bijzonder toxische afval afkomt. Normaliter moet dit silicon tetrachloride worden gereïntegreerd in het productieproces, omdat het een gigantisch schadelijke stof is. Bij de Henanese firma beschikten ze vorig jaar alvast niet over een dergelijke technologie en dus werd het goedje in een nabijgelegen dorp gedumpt. Op het terrein waarop dit als witte sneeuw ogende goedje terechtkwam, wil er sindsdien niets meer groeien en de dorpelingen die journaliste Cha interviewde klaagden ook over ademhalingsproblemen na nachtelijke rookpluimen uit de fabriek. Een wetenschapper die voor het bedrijf had gewerkt, zei dat er 'in de toekomst wel aandacht zou komen voor de herverwerking van het afval', dat overigens vier keer zo volumineus is als het afgewerkte product. 'Maar momenteel is ontwikkeling belangrijker', aldus nog de man.
    Meteen nadat het nieuws was bekendgeraakt, daalden de aandelen van genoteerde producenten van zonnepanelen gevoelig, wat belangenverenigingen van die sector massaal deed reageren. Eén malafide bedrijf mocht niet worden aangegrepen om de hele sector ten gronde te richten, zo argumenteerden ze. Maar of er ondertussen maatregelen zijn genomen in het Henanese dorp, viel niet te achterhalen.

    15-09-2009 om 00:00 geschreven door Catherine Vuylsteke  


    Categorie:China
    12-09-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Afghanistan - de oorlog die niet te winnen valt

    De Duitse Defensieminister Franz Josef Jung en de Afghaanse tribale leider Haji Torjan, die onlangs door journalisten van The Guardian werd geïnterviewd in de provincie Helmand, leven in een fundamenteel verschillende wereld. Maar hierover zijn ze het eens: het belangrijkste objectief van de geallieerde troepenmacht in Afghanistan is te vermijden dat er buitenlandse soldaten sterven."Het bombardement was absoluut noodzakelijk", zei Jung over het incident waarbij vorige vrijdag tussen de zestig en zeventig burgers stierven toen ze hoopten op gratis brandstof uit twee door de Taliban gekaapte, in de rivier gestrande tankwagens. "Als we dat niet hadden gedaan, zouden onze Duitse militairen, van wie de basis zich 6 kilometer verderop bevindt, de kans hebben gelopen op een aanval". Haji Torjan weet dat er zo geredeneerd wordt. Hij ziet in zijn dorp dat een potentieel gevaar voor tot de tanden bewapende westerse beroepsmilitairen zwaarder doorweegt dan de levens van zijn analfabete dorpelingen op blote voeten. De voorbije maanden maakte hij de Britse 'Operatie Panterklauw' mee in Lashkar Gah. "De buitenlandse militairen spreken van bescherming, maar onze dorpelingen raken gewond en worden gedood". Zijn dorpsgenoot legt uit dat "de buitenlanders niet voor onze veiligheid kunnen zorgen, daar zijn ze zelf veel te bang voor. Als je ze benadert om hulp of informatie te vragen, word je al vanop afstand bedreigd. Ze schreeuwen dat je je kleren moet optillen, overtuigd als ze zijn dat je met een bom komt".Angst voor doden in eigen rangen, het is al vanaf het begin het leitmotiv van de oorlog inAfghanistan. De gouden kans om voor vrede en stabiliteit te zorgen in een land dat al sinds 1979 door burgeroorlog wordt geteisterd, werd daardoor eind 2001 gemist. Bergen rapporten gaven toen aan dat een snelle, grote militaire operatie nodig was om het land te ontwapenen en strijders te demobiliseren en te reïntegreren in de maatschappij. De ISAF-macht die in december van dat jaar werd opgericht, bestond slechts uit 5.000 strijders wiens halfjaarlijkse mandaat niet verder reikte dan de hoofdstad Kaboel. Het zou tot twee jaar na de val van de Taliban duren vooraleer ISAF in heel Afghanistan actief werd. En de uitbreiding van de troepenmacht bleef een lastige zaak, ook nadat de Navo in augustus 2003 het commando overnam. De reden daarvoor was altijd weer dezelfde: westerse politici waren bang om soldaten te sturen omdat hun mogelijke terugkeer in een lijkkist negatieve publiciteit zou opleveren. Brussel verschilt daarin niet van de rest. In tegenstelling tot onze buurlanden hebben we geen maatschappelijk debat rond Afghanistan, omdat we nog geen doden te betreuren hebben onder onze jongens. Maar laat er een sneuvelen en de bepleiters van een terugtrekking schreeuwen om ter luidst.Tegelijk proberen de militairen op het terrein zo weinig mogelijk risico's te lopen, zelfs als dat keer op keer betekende dat mannen, vrouwen en kinderen het loodje legden louter omdat ze op het foute moment op de foute plek waren. Maar bijna acht jaar nadat de oorlog van de geallieerde troepenmacht in Afghanistan begon, is een overwinning verder af dan ooit.

    12-09-2009 om 00:00 geschreven door Catherine Vuylsteke  


    Categorie:AFGHANISTAN
    08-09-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.CHINA - loodvergifiting bij kinderen
    Voor de derde keer in iets meer dan een maand tijd wordt bij honderden Chinese kinderen loodvergiftiging vastgesteld. Na meer dan 2.000 gevallen in Shaanxi en Hunan blijken nu 200 kinderen in Kunming, Yunnan getroffen. Het jongste geval van loodvergiftiging speelt zich af in Tongdu. Van de 1.000 schoolkinderen die daar een bloedtest ondergingen, bleken er 200 gevaarlijk hoge concentraties lood in het bloed te hebben.
    De provinciale overheid zegt dat het met 'auto-uitlaten' te maken heeft, maar sinds 2000 is de benzine in China verplicht loodvrij en bovendien valt het op dat de getroffen kinderen allemaal in de buurt van een industriepark wonen, waar zich loodsmelterijen en chemische bedrijven bevinden. Ook op andere plaatsen vinden onderzoeken plaats en er moet een nationale doorlichting komen die moet uitmonden in sluiting van alle verouderde installaties.
    Het is niet voor het eerst dat Chinese kinderen het slachtoffer worden van loodvergiftiging. In 2006 werden in een district in Gansu meer dan 700 vergiftigingen vastgesteld in twee dorpen en sommige schattingen gaan er zelfs van uit dat niet minder dan één kind op vijf onveilig hoge concentraties in het bloed heeft. Bovendien betreft het probleem niet alleen kinderen, alleen is het zo dat volwassenen in de voorbije weken niet werden getest. Dat heeft er mee te maken dat de schade voor kinderen, van wie de hersenen nog volop in ontwikkeling zijn, veel groter is.
    Het probleem van de loodvergiftiging in China werd in de jaren tachtig al onderkend, wat tot samenwerking tussen Chinese en Amerikaanse onderzoekers leidde. De Shanghaise professoren Ye en Wong lichtten de Chinese medische literatuur tussen 1990 en 2005 door en vonden 618 studies over loodvergiftiging. Hun onderzoek gaf aan dat de in 2002 ingevoerde wet met betrekking tot de Preventie van Beroepsziektes in theorie wel goed was maar dat te weinig wordt toegezien op de naleving ervan. Zo bleek dat 53 procent van de bedrijven niet voldeden aan de voorschriften.
    Bovendien werden doorgaans alleen maatregelen genomen voor de werknemers, niet voor de omwonenden, die vaak nog in grotere mate worden blootgesteld aangezien zij in aanraking komen met zwaar loodhoudend afvalwater dat in rivieren terechtkomt.
    Het feit dat loodvrije benzine in 2000 verplicht werd, zorgde voor een kleine verbetering, maar die werd in de voorbije jaren ongedaan gemaakt door de sterke stijging van de loodontginning en -productie. Die stijging valt deels te verklaren vanuit het feit dat strengere wetgeving vervuilende bedrijven deed vertrekken uit westerse landen, waarna ze zich onder meer in China en India gingen vestigen. Hetzelfde gebeurde met cadmiumproducerende bedrijven.
    Ook binnen China doet zich nu een migratie van vervuilende bedrijven voor. Aanvankelijk waren die vaak in de kustprovincies gevestigd, maar door milieurampen daar, zoals de cadmiumvergiftiging in Guangdong en Hunan in 2006, moesten velen de deuren sluiten. In armere regio's in het westen van het land waren ze wel nog welkom gezien ze enerzijds voor werkgelegenheid zouden zorgen en tegelijk belastingen zouden betalen aan de lokale overheden, die voor het leeuwendeel van hun budget afhankelijk zijn van lokale taksen.
    De goede relaties van zakenlui met lokale partij- en staatsambtenaren zorgt er doorgaans voor dat klachten van burgers over de effecten van vervuiling op de volksgezondheid lange tijd worden genegeerd, dat ook zonder de nodige milieuvergunningen wordt gewerkt en dat de vaak opgelegde hervestiging van omwonenden in veiligere buurten, niet of slechts gedeeltelijk wordt uitgevoerd. Dat blijkt ook bij de drie gevallen van de voorbije anderhalve maand het geval.
    Hoewel de overheid het voor buitenlandse journalisten onmogelijk maakte om nog verder te praten met gedupeerden uit Shaanxi, wisten sommige ouders van getroffen kinderen te vertellen dat ze al jaren klagen en steeds met een kluitje in het riet worden gestuurd. Maximalisering van de winst blijkt doorgaans de motivering daarvan en het feit dat er geen vrije media zijn noch echte burgerinspraak maken het voor de man in de straat moeilijk om tijdig gehoord te worden. Dat laatste verklaart overigens ook waarom milieuprotesten steeds vaker gewelddadig worden. Zowel in Shaanxi als in Hunan kwam het de voorbije weken tot rellen met de politie.

    08-09-2009 om 00:00 geschreven door Catherine Vuylsteke  


    Categorie:China
    04-08-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.CHINA - hoe de rurale migranten zich tijdens de crisis behelpen
    Het gros van de 20 miljoen rurale migranten die volgens overheidsstudies dit jaar hun job zullen verliezen, zijn mensen die in de exportgeoriënteerde bedrijven in het oosten en zuiden van het land werken. Maar ook in Peking halen ze de broeksriem aan.

    Huang (25) is een handelaar in oud papier uit de provincie Henan. Hij komt uit een dorp op 12 uur sporen van Peking en staat aan de poort van een bouwwerf met zijn bakfiets te wachten. "Zo ongeveer alle jonge mensen zijn de voorbije jaren uit het dorp vertrokken, er was niets te verdienen", begint hij. "Sommigen naar het zuiden, anderen Peking. Zelf heb ik vijf jaar in fabrieken in de zuidelijke provincie Guangdong gewerkt. Verschrikkelijk: het werktempo lag razend hoog, je kon hooguit één dag per week uitrusten en altijd waren er redenen waarom je een deel van je loon niet ontving. In Peking is het beter. Wás het beter." De voorbije jaren heeft Huang met zijn vader flessen en oud papier ingezameld bij restaurants, bedrijven en bouwwerven. Ze verkopen ze aan het recyclagebedrijfje van een man uit hun district die zich zo'n tien kilometer buiten Peking heeft gevestigd. "De zaken gaan slecht. Ik heb vorige maand mijn vrouw en kinderen naar huis gestuurd. Ook mijn moeder is teruggegaan. Het leven is hier veel te duur. Wat we verdienen, is amper genoeg om de huur voor de kamer (35 euro) en eten te betalen. "De overheid zegt dat het gauw beter wordt, maar overtuigd ben ik niet. We houden vol zo lang we kunnen. Thuis op het land werken is geen optie, er valt niets mee te verdienen en bovendien kregen we te kampen met droogte, waardoor de winteroogst mislukte. "Meer dan de helft van de jongeren uit het dorp verloren net voor Nieuwjaar hun werk. De meesten wisten toen niet wat ze zouden doen. Intussen is het gros weer vertrokken, er is geen toekomst in het dorp."
    Zo denken velen. Uit een onderzoek dat de Internationale Arbeidsorganisatie en de Vrouwenfederatie van China in januari en februari onder vrouwelijke migranten uitvoerden in de provincies Hunan en Fujian blijkt dat slechts één op de tien bereid is zich terug in het geboortedorp te vestigen en dat maar 6 procent een toekomst ziet als landbouwer. Vier vrouwen op de tien zeiden in de stad te willen blijven. Dat de situatie nu erg moeilijk is, bleek overduidelijk. Slechts één ondervraagde op de vijf zei geen last te hebben van de crisis, terwijl meer dan een derde haar loon zag verminderen, en 20 procent van de vrouwen al maanden maar een deel van het loon ontving. Eén op de drie ondervraagden vreesde haar baan te verliezen en nog groter was het aantal dat ervan overtuigd was dat ander werk vinden zogoed als onmogelijk zou zijn.


    Li (19) werkt al twee maanden op een bouwwerf. Hij zegt dat zijn vader dit werk al vijf jaar doet en hem nu heeft meegenomen. "Als we ons best doen, halen we wel 200 euro per maand, zo heeft hij beloofd. Zoveel geld heb ik nog nooit bijeen gezien." Li zegt blij te zijn met zijn baan, al vindt hij het lastig en gevaarlijk. "Mijn beste vriend was ook meegekomen, hij is geen week gebleven. Hij kreeg een boor in zijn voet en het is niet zeker dat hij helemaal herstelt. De baas heeft de medische kosten vergoed, in dat opzicht had hij geluk. Vader zei dat het vroeger vaak anders was en dat je bij een arbeidsongeval vaak met een beetje geld werd weggestuurd. Maar de meeste mensen weten nu dat dit illegaal is. En dat beseffen de ploegbazen en opzichters ook". Dat blijkt ook uit onderzoek van organisaties die bijstand verstrekken aan rurale migranten. Het Centrum voor Juridische Hulp aan Rurale Migranten onderzocht tussen 2005 en 2007 6.458 klachten. In de meeste gevallen ging het om achterstallig loon of het niet betalen van compensatie voor arbeidsongevallen. "Tegen 2007 was de situatie verbeterd", zei advocaat Tong Lihua, die het centrum in 2005 oprichtte. "De overheid heeft het aantal controles opgevoerd en vaardigde een richtlijn uit waarbij bedrijven die de arbeidswet overtreden geen leningen meer krijgen", stelde hij midden 2007 in een interview.
    Welke invloed de crisis nu heeft op het respect voor de arbeidswet konden we hem niet vragen. Tong noch zijn medewerkers waren bereid daarover te praten. Niet verwonderlijk als je bedenkt dat verschillende organisaties de voorbije weken problemen kregen met de politie, in een maneuver dat men toeschrijft aan de zestigste verjaardag van de Volksrepubliek op 1 oktober. Midden deze maand moest het Open Grondwet Initiatief van verkozen districtsraadslid en advocaat Xu Zhiyong zijn deuren sluiten omdat er 'fiscale onregelmatigheden waren'. Donderdag ging Yirenping dicht wegens een 'publicatie waarvoor niet de nodige vergunningen waren aangevraagd'. Tegelijk berichtte de Financial Times dat advocaat Xu door politie in burger is meegenomen. Teng Biao, een bekende burgerrechtenadvocaat die bij het Open Grondwet Initiatief werkte, zei die dag in een interview dat "de campagne gezien moet worden als een signaal naar organisaties uit het middenveld om hun activiteiten te beperken. Wie zich inzet voor mensenrechten en voor het publieke belang moet goed op zijn tellen passen. Zorgwekkend."

    Onder de bruggen van de oostelijke vierde ring, nabij een reusachtige markt van bouwmaterialen staan tientallen mannen. Ze hebben bordjes bij waarop staat wat hun bekwaamheden zijn. Er zijn schilders, stukadoors, elektriciens en houtbewerkers. "Voor 20 euro werken we een hele dag voor u", zegt er een, terwijl de rest begint te lachen. "En voor minder ook, hoor." Deze meneer Wu blijkt uit de provincie Shandong afkomstig en werkt al zes jaar als dagloner. "Als we geluk hebben, verdienen we 20 euro, maar veel vaker is het 10 of 8. En de voorbije tien dagen heb ik geen enkel baantje gevonden. Nu neem ik wat ik krijgen kan. Alles is goed, zelfs ladingen sjouwen."
    Meneer Wu zegt dat er steeds minder werk is, terwijl het aantal dagloners juist toeneemt. "Het enige positieve is dat de politie ons niet langer lastigvalt. Kijk, officieel is het werken als dagloner illegaal. Haast dagelijks zag je hier agenten. Ze arresteerden al wie ze te pakken kregen en voerden die mensen dan af naar tijdelijke detentiecentra die door de provinciale overheden werden gerund. Je werd er steevast afgerost en vervolgens naar je dorp gedeporteerd, waar je familie ook nog een boete moest betalen. Ik weet waarover ik het heb, ik heb het zelf meegemaakt".
    "Hoe het komt, weet ik niet, maar onderhand beseffen onze leiders dat we geen criminelen zijn en louter geld willen verdienen voor onze families thuis. In de voorbije jaren waren we zo in staat om het schoolgeld voor het hoger secundair onderwijs te betalen. Van een universitaire opleiding voor onze kinderen durven we nu niet meer te dromen. Zoveel geld, dat krijgen we in deze tijd nooit bijeen". Een jongere man knikt. "Weet u wat het ergste is? Zo lang van je gezin gescheiden moeten leven. Ik zie mijn zoon en dochtertje maar één, hooguit twee keer per jaar. Je kunt je niet voorstellen hoe dat voelt."

    Meneer Zhen heeft acht jaar in het zuiden gewerkt en runt sinds 2003 een minihandeltje in sigaretten en alcohol. Hij schudt het hoofd als ik hem naar de crisis vraag. "Mijn omzet is met meer dan de helft gedaald. Niemand koopt nog dure sigaretten of drank, terwijl dat de artikelen zijn waarmee ik het meeste winst maakte. Ik weet het, de hele economie lijdt eronder. Vorige week nog zeiden ze in het tv-journaal dat meer dan de helft van de kamers in de vijfsterrenhotels in de stad leegstonden en dat hun winst in de eerste twee kwartalen 40 procent lager lag dan vorig jaar. Maar de gevolgen voor ons, rurale migranten, zijn veel erger. Het hele platteland leeft van wat wij in de steden verdienen en naar huis terugsturen." Uit onderzoek blijkt dat de 130 miljoen rurale migranten in China zorgen voor meer dan 40 procent van het bnp van het platteland. Haalden China's 700 miljoen boeren midden jaren tachtig nog 66 procent van hun inkomen uit de landbouw, twintig jaar later was dat nog maar 42 procent. En als het aantal armen in China de voorbije decennia sterk is gedaald, is dat volgens onderzoekers vooral door het geld dat de rurale migranten naar huis stuurden. "De migranten hebben een erg belangrijke rol gespeeld in de ontwikkeling van ons land. Nu zij de zwaarst getroffen zijn, moeten we maatregelen treffen", zei Liu Shouying, vicedirecteur van de Chinese Stichting voor Ontwikkelingsonderzoek in de China Daily.
    In februari beloofde Peking extra sociale voorzieningen voor het platteland en onderzoekers als de Singaporese professor Zhao Litao schreven dat de terugkeer van de ontslagen rurale migranten naar hun geboortedorp een kans zou zijn om het platteland te ontwikkelen. Die mensen, zo redeneerde hij, komen met enig kapitaal terug en deden in de steden kennis en vaardigheden op die in de rurale gebieden voor diversifiëring van de economie kunnen zorgen.
    De rurale migranten met wie we praten, moeten lachen om die gedachte. "Kapitaal? Die man weet niet waarover hij het heeft. Geen van ons verdient meer dan 200 euro per maand, trek daar al je kosten af, bekijk hoeveel je nodig hebt voor de ziektes van de ene en het onderwijs voor de andere, hoeveel houd je over? En hulp van de lokale overheid bij het lanceren van initiatieven? Dat lees je in de kranten, maar geloof ons, daar houdt die zich niet mee bezig. Wij boeren kunnen alleen op onszelf rekenen, zo is het altijd geweest."

    04-08-2009 om 00:00 geschreven door Catherine Vuylsteke  


    23-07-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.RUSLAND - portret van de vermoorde mensenrechtenactiviste Natalya Estemirova

    Eerst vermoordden ze de kritische journaliste Anna Politkovskaja, begin dit jaar volgde haar advocaat Stanislav Markelov en deze week was het de beurt aan haar gewezen tolk, vriendin en mensenrechtenactiviste Natalia Estemirova(51). Toen De Morgen Estemirova in de herfst van 2004 interviewde, zei ze dat zij en haar collega's van de mensenrechtenorganisatie Memorial de enigen waren die de moorden en verdwijningen in Tsjetsjenië documenteerden. 'Het haalt niets uit, de straffeloosheid is totaal. Maar iemand moet toch verhinderen dat onze lijken in de vergeetput van de geschiedenis belanden?' Door Catherine Vuylsteke

    Velen verklaarden haar gek. Wie wil nu als Tsjetsjeense in Grozny, de hoofdstad van de autonome republiek van de Russische Federatie, werken voor een mensenrechtenorganisatie? De verplichting om zoveel gruwel aan te horen zou velen ervan weerhouden - om nog te zwijgen van het gevaar. Estemirova wilde het tijdens onze ontmoeting over dat laatste niet hebben. Sterker nog, het was de enige keer tijdens het hele gesprek dat ze kortaf antwoordde. Ja, ze werd bedreigd, zei ze, maar dat behoefde geen publiciteit. Ze deed wat ze vond dat ze moest doen. Haar enige twijfel betrof haar dochtertje Lana. Estemirova vreesde dat het kind door haar werk van een zorgeloze jeugd verstoken was gebleven.

    Het onderhand 15 jaar oude meisje hielp haar moeder vroeger erg vaak. Estemirova nam haar kleine meid mee als ze naar de plaatsen ging waar jongemannen dood werden teruggevonden of vaders en moeders vertelden waar hun zoon voor het laatst werd gezien. "Als moeder met kind loop je minder in de kijker", zei ze met een vermoeide glimlach. "Dat helpt aan controleposten."

    "Ik probeer mijn dochter wel te behoeden voor de gruwel, maar dat lukt haast niet. Er komen zoveel mensen bij me thuis vertellen wat hen en hun naasten overkwam, hopend dat ik hen goede raad kan geven en het weerzien met de dierbaren enigszins kan bespoedigen. IJdele hoop vaak, want onderhandelen met criminelen, dat doen we bij de mensenrechtenorganisatie Memorial niet.

    "We dienen klacht in, stellen dossiers samen, schrijven nationale parlementsleden aan, vragen de lokale autoriteiten om inlichtingen. Maar veel levert dat doorgaans niet op. Dan krijg je een militair die bevestigt dat de nu spoorloze meneer X inderdaad door het Russische leger is aangehouden en enige tijd in een 'filtratiekamp' werd vastgehouden, waar zogenaamd wordt bepaald of het al dan niet om een terrorist gaat. Maar volgens de militair bevindt de vermiste man zich daar niet meer, al wil hij dat zelfs niet op papier zetten. Officieel is de functionaris nergens van op de hoogte. En waar hij zich nu ophoudt, dat weet hij evenmin. Die militair liegt wellicht niet. Er is over dit soort zaken weinig communicatie tussen het Russische leger, de veiligheidsdienst FSB en de mannen van Ramzan Kadirov." Die laatste is sinds februari 2007 president van Tsjetsjenië. Daarvoor stond hij aan het hoofd van de in 2006 officieel ontbonden Kadirovtsimilitie, die erg berucht was om haar wreedheden.

    GEMENGD GEZIN

    Natalia Estemirova groeide op in de Oeral in een gemengd gezin. Haar vader was van Tsjetsjeense afkomst, en werd in februari 1944 gedeporteerd naar Kazachstan, een interne ballingschap waaraan het hele Tsjetsjeense en Ingoesjetische volk werd onderworpen en die dertien jaar zou duren. Na zijn vrijlating kwam de man in de Oeralstad Jekaterinaburg terecht, waar hij Natalia's Russische moeder leerde kennen.

    "Mijn vader kon er niet aarden, hij had het milde klimaat van zijn geboorteregio nodig en besloot in 1977 naar Tsjetsjenië terug te gaan. Ik kende dat land alleen uit zijn verhalen, die ervoor zorgden dat ik me ertoe aangetrokken voelde. Ik was 19 en wilde per se met hem mee."

    "In Grozny kreeg mijn vader een baan als arbeider, ik volgde een lerarenopleiding en had het erg naar mijn zin. Wie kon ooit vermoeden wat er ons boven het hoofd hing?"

    Toen de eerste Tsjetsjeense oorlog (1994-1996) begon, bracht Natalia enige tijd door bij haar moeder in Jekaterinaburg. Ze beviel er van een dochter en keerde in de zomer van 1995 naar de Tsjetsjeense hoofdstad terug. "Het leek alsof de wapens zouden zwijgen, dus gingen we terug naar onze flat in hartje Grozny. Dat bleek een kapitale vergissing. Wat ons in augustus 1996 overkwam, valt niet te beschrijven.

    "Aangezien de rebellen zich ergens achter ons gebouw verschuilden, en het Russische leger zich pal voor ons bevond, kwam onze woonwijk in de frontlinie terecht. Een gebouw met negen verdiepingen, zonder kelders. We besloten te 'schuilen' op een van de middelste verdiepingen. Onzin natuurlijk, maar het leek ons minder gevaarlijk dan beneden of helemaal boven. We hadden nog enigszins geluk. Het weer was slecht, dus werd er niet aanhoudend gebombardeerd. Maar dan had je nog de helikopters, de raketten die de ene zijflank van ons gebouw aan puin schoten, en de tanks.

    "We luisterden naar onze kleine radio, wachtten op een bericht dat we onze schuilplaats konden verlaten. Het enige dat er kwam, was de feestelijke inauguratie van Jeltsin, gevolgd door een dag van nationale rouw voor alle slachtoffers van het Russische offensief in Tsjetsjenië. Ze weten niet dat we nog leven, dachten we, geen mens beseft dat wij hier nog zitten. Maar we durfden niet te vertrekken. Tot in de nacht van 12 op 13 augustus een raket insloeg naast ons en we wel naar vrienden moesten vluchten."

    TERUG NAAR HUIS

    "Na de oorlog van 1996 zijn we naar onze appartementen teruggegaan. We hebben alles zelf hersteld, zonder ooit een cent aan compensatie te ontvangen. Zo is het haast iedereen vergaan. Ik gaf toen zoveel mogelijk privéles om het hoofd boven water te houden. Eenvoudig was het niet."

    In 1998 lanceerde Natalia haar eerste mensenrechtenproject. "Ik was gechoqueerd door het lot van de vele mannen die in zogenoemde filtratiekampen van de FSB hadden gezeten. Ze werden systematisch gemarteld, en moesten vervolgens een verklaring ondertekenen die de beulen van de geheime dienst van elke misdaad vrijpleitte. Ook verbonden ze zich ertoe in het vervolg inlichtingen te leveren. Dat laatste hebben de meesten nooit gedaan. Ze waren zo getraumatiseerd dat ze met een grote boog om elke post van het leger of welke autoriteit dan ook heen liepen.

    "Bovendien werden deze mannen dubbel gestraft. Ze werden erg gestigmatiseerd door de toenmalige Tsjetsjeense regering van president Maschadov, die hen als verraders schuwde. Bijgevolg zwegen de meesten over wat hen was overkomen, wat de psychologische schade nog vergrootte. Dat stuitte me zo erg tegen de borst, dat ik besloot er een documentaire serie over te maken, die in 1999 op de Tsjetsjeense televisie werd getoond.

    "Dat zorgde voor een maatschappelijk debat. Men werd zich bewust van de grootschaligheid van het lijden. Aan Russische checkpoints werden de mensen systematisch uit hun auto gehaald, gewoon omdat ze tussen 18 en 35 waren en van het mannelijke geslacht. Over hoeveel slachtoffers het ging, zullen we nooit weten, want statistieken houden beulen doorgaans niet bij. Daarom ook was die serie zo belangrijk. Ze was het eerste en enige documentaire materiaal over dat fenomeen."

    Estemirova was van mening dat president Maschadov na de eerste Tsjetsjeense oorlog meteen naar het Internationaal Strafhof in Den Haag had moeten stappen. "We beschikten over voldoende bewijzen om Moskou aan te klagen wegens misdaden tegen de mensheid. Daarna was het te laat: het staatshoofd werd aan de kant gezet en de nieuwe oorlog begon in augustus 1999."

    "Een aanklacht had het verschil kunnen maken. Vooreerst geloof ik niet dat Moskou zich dan nog zo snel aan een tweede Tsjetsjeense oorlog (van augustus 1999 tot april van dit jaar, CV) zou hebben gewaagd, en bovendien zou het ook een enorm effect hebben gehad op de bevolking. Het feit dat Rusland op geen enkele manier werd gestraft of zelfs terechtgewezen voor de verwoesting van Tsjetsjenië en de moord op vele duizenden burgers, heeft velen in de armen van de extremisten gedreven. In een klimaat van straffeloosheid en van zowel nationale als internationale onverschilligheid zien sommigen geen andere uitweg dan gewapende strijd."

    TOTALE STRAFFELOOSHEID

    Door de documentaire serie kwam Natalia in contact met de in Moskou gebaseerde mensenrechtenorganisatie Memorial. Die werd in de glasnostsfeer van eind de jaren tachtig opgericht en stelde zich aanvankelijk tot doel alle mensenrechtenschendingen uit de Stalinperiode te onderzoeken. "Daar moet je inderdaad mee beginnen. Precies omdat er al zo lang straffeloosheid heerst, heeft een drama als het Tsjetsjeense kunnen plaatsvinden. De grootste misdadigers lopen gewoon ongestraft rond."

    Vanaf 1999 werkte Estemirova voor Memorial in Grozny, waar ze vaststelde dat de mensenrechtensituatie tijdens de tweede oorlog nog veel erger was dan in de eerste. Niemand werd gestraft voor de oorlogsmisdaden tijdens het eerste conflict, er waren tijdens het tweede haast geen verslaggevers meer, Russische parlementsleden interesseerden zich nog nauwelijks voor de zaak en Tsjetsjenen die na hun vrijlating medische hulp nodig hadden voor de kwalen die ze aan de martelingen overhielden, konden nog in weinig ziekenhuizen terecht. De dokters waren te bang geworden om nog te helpen. Ze zag ook dat het aantal verdwijningen steeg, terwijl het aantal officiële aangiftes daalde. "De meeste burgers durven geen verklaring af te leggen, ze zijn bang voor represailles van Kadirov." De president schrikt er volgens Estemirova niet voor terug hard op te treden tegen de familie van 'zogenaamde terroristen'. "Dat schrikt af, ja, en waarom zou je aangifte doen als je toch weet dat het misdrijf nooit wordt opgelost."

    Precies daarom vond Estemirova het werk van Memorial erg belangrijk. Zij en haar collega's deden en doen wat niemand anders durfde. Ze geven gratis juridische bijstand aan verwanten van vermisten en zoeken uit wat er is gebeurd bij een vermeend 'treffen met terroristen'. "De radio meldt die 'schermutselingen' doorgaans wel, of toch waar ze zich hebben voorgedaan, al klopt het verhaal vaak niet. Maar dan weten we tenminste waar we heen moeten, mijn vrouwelijke collega's en ik. Waarom vrouwen? Tja, voor mannen is dit werk veel te gevaarlijk."

    NIET POSITIEF GENOEG

    Dat is het voor Estemirova ondertussen ook gebleken. In oktober 2006 werd haar vriendin, de in Tsjetsjenië gespecialiseerde journaliste Anna Politkovskaja, in de lift van haar eigen appartement in Moskou vermoord.

    Estemirova leerde haar kennen toen ze als verslaggeefster naar Grozny kwam, tijdens haar eerste reportages was zij de Tsjetsjeense tolk. Op haar proces in februari zei Estemirova dat "de hele rechtszaak een farce" was. Een maand eerder was ook Politkovskaja's advocaat Stanislav Markelov doodgeschoten, in een drukke straat van de Russische hoofdstad.

    "Ze was bang, we waren bang, we zijn bang", zo reageerde haar Memorialcollega Shamil Tangiyev donderdag op de moord. "We praatten daar nooit publiekelijk over, uit angst dat er represailles zouden komen."

    Estemirova's laatste werk was een rapport over recente standrechtelijke executies in Tsjetsjenië, waarin ze aangaf dat er in de eerste helft van dit jaar al meer ontvoeringen plaatsvonden dan in heel 2008. Het officiële Tsjetsjeense Commissariaat voor de Mensenrechten riep haar enkele dagen voor haar dood op het matje. De Memorialactiviste had volgens dat orgaan "geen oog voor de positieve ontwikkelingen" in haar land.

    23-07-2009 om 00:00 geschreven door Catherine Vuylsteke  


    Categorie:Rusland
    13-07-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.XINJIANG - Portret van Rebiya Kadeer
    Dé staatsvijand van China is een 62-jarige moeder

    Voor de Chinese overheid bestaat er niet de minste twijfel: Oeigoerenleidster Rebiya Kadeer is het brein achter de drie dagen van bloedige rellen in de Xinjiangse hoofdstad Urumqi, waarbij deze week minstens 156 doden vielen en meer dan 800 gewonden. De in 2005 naar de VS gedeporteerde, onopgeleide moeder van elf kinderen moet dat echter ontkennen. Het levensverhaal van een vrouw die met de Tibetaanse dalai lama de eer deelt om China's staatsvijand nummer één te zijn.

    Twee dingen vielen me meteen op toen ik Rebiya Kadeer vorig jaar op een regenachtige zaterdagmiddag in haar hotelkamer in Brussel ging opzoeken. Ze had iets ongerijmds. Ik kon me nauwelijks voorstellen dat deze kleine, tengere vrouw van ergens in de zestig de 'separatistische aanvoerder van anti-Chinese elementen' was waarvoor ze al enige tijd door Peking werd versleten. Daar leek ze te vermoeid en breekbaar voor. Hoewel, zo gauw ze het woord nam, kwam er een harde blik in haar ogen en haar stem klonk gebiedend en onverzettelijk.

    Ze heeft weinig van een gevaarlijke staatsvijand, maar aan haar haat jegens het Chinese regime valt niet te twijfelen. Lees haar pas verschenen autobiografie The Dragonfighter en je begrijpt waarom. Tot twee keer toe werd haar huis geconfisqueerd, ze werd bespuugd en door de straten van de stad geparadeerd, en bracht zes jaar van haar leven achter de tralies door.

    Evenmin kon ik de slecht geklede vrouw in haar gebreide pantoffels op het bed voor me zien als de 'meest succesvolle zakenvrouw van het land'. En toch. Kadeer legt uit dat ze al die dingen was, en nog zoveel meer. Een meisje dat op haar vijftiende moest trouwen ook, een vrouw die na dertien jaar huwelijk en zes kinderen schandelijk gescheiden eindigde, een harde tante die in een conservatieve mannenwereld de Oeigoerse de lakens uitdeelde, een politica die zelfs tegenover de machtigste man van Xinjiang geen blad voor haar mond nam, en een politieke gevangene die in maanden van eenzame opsluiting vreesde dat ze haar verstand aan het verliezen was.

    'WE WORDEN WEER GELUKKIG'

    Het verzet tegen de Chinese overheersing waarover ze in Brussel zo vurig sprak, zit Rebiya Kadeer in het bloed. Haar grootvader moest de stad Khotan verlaten omdat hij had deelgenomen aan de brandstichting in het paleis van de laatste Chinese keizer. Haar vader organiseerde de wapenbevoorrading van de Oeigoerse strijders in de jaren veertig, en haar hele jeugd lang gingen de verhalen voor het slapengaan over heroïsche figuren die hun leven veil hadden voor de Oeigoerse natie.

    Kadeer is een kind van de Oeigoerse vrijheid. Ze wordt in 1946 geboren, in de luttele vier jaar van de twintigste eeuw dat haar volk minstens in drie districten van Xinjiang over een onafhankelijke republiek Oost-Turkestan beschikt. Hoewel, als de uitspraken van Mao Zedong enige jaren eerder geloofd mochten worden, dan was het maar een kwestie van tijd voor dat soevereine gebied zich zou uitbreiden. Alleen, de Grote Roerganger meende niet wat hij zei. Hij wilde alleen de steun van de Oeigoeren in de strijd tegen de Nationalisten van Chiang Kai-shek. Toen die eenmaal verslagen waren, was het gedaan met de vrijheidsdromen. De Oeigoerse leidersdelegatie die in de herfst van 1949 aan de feestelijkheden bij de stichting van de Volksrepubliek wou deelnemen met de boodschap dat ook zij dra een groot soeverein rijk zouden besturen, stierf in een mysterieuze vliegtuigcrash. Zes jaar later werd de autonome regio Xinjiang afgekondigd, waarin van zelfbeschikking geen sprake zou zijn.

    Kadeers vader wordt in 1952 voor zes maanden opgesloten, omdat in zijn huis 'onverklaarbare' stukken goud zijn gevonden. Twee jaar later moet het gezin de woning ontruimen om plaats te maken voor het Productie- en Constructiekorps', de militaire eenheden die in steeds grotere getalen naar Xinjiang worden gestuurd om 'de controle over het gebied te garanderen'. De achtjarige Kadeer moet samen met haar ouders en haar broers en zusjes van zes, vijf en twee in de gietende regen vertrekken.

    Haar vader bouwt daarna in een naburig dorp een klein houten huisje. "We zullen niet sterven", stelt hij de familie gerust. "We worden weer gelukkig."

    Lang zal dat evenwel niet duren. In 1961 moet het gezin opnieuw vertrekken. Moeder en de kinderen vertrekken vanuit Altai naar Aksu, op elf dagen rijden. Kadeers vader belooft dat hij spoedig hun terugkeer zal regelen, maar dat lukt niet. Hij raakt alles kwijt en kan zich pas jaren later weer bij zijn gezin voegen. Tegen die tijd is Kadeers moeder ernstig ziek. De buren willen alleen helpen als zij met hun zoon Abdirim trouwt. Noodgedwongen gaat de vijftienjarige akkoord met het huwelijk.

    Ook als tiener getuigt Kadeer al van het lef en de vechtlust die haar latere leven zullen bepalen. Op de dag dat de toekomstige echtgenoot haar achter op zijn fiets wil meenemen om hun huwelijk te laten registreren, vraagt ze hem halt te houden bij een kapperszaak. Ze laat haar tot de heupen reikende vlechten afknippen, waar Abdirim stapelgek op is, erop gokkend dat hij daardoor van de trouwplannen zal afzien. De jongeman brengt haar terug naar haar moeder, waar Kadeer een afranseling wacht met een paardenzweep. De volgende dag vindt de trouwerij alsnog plaats.

    ZWART ELEMENT

    Als in 1966 in heel China de Culturele Revolutie wordt gelanceerd, brengt Abdirim een grote Mao-poster mee naar huis. Zijn vrouw, die ondertussen zwanger is van hun tweede kind, heeft er een bloedhekel aan. Mao komt opgerold achter het bed terecht, waar de Rode Gardisten hem enige tijd later vinden. Kadeer wordt bijgevolg als 'zwart element' ontmaskerd en zoals vele miljoenen Chinezen in de rest van het land door de straten van de stad geparadeerd.

    Haar mooiste herinnering aan die tijd betreft ongetwijfeld de redding van een beroemde Oeigoerse dichter. Kadeer ziet hoe de erg verzwakte schrijver publiekelijk wordt gemarteld. Vrezend dat hij aan de beproevingen zal bezwijken, waagt ze het om de leider van de Rode Gardisten geld toe te stoppen opdat hij het geweld zou staken. Achteraf vertelt ze over haar heldendaad tegen vrienden, waarop één van hen haar verklikt.

    Er volgen mishandelingen en publieke strijdsessies, waar de jonge vrouw zelf ongewild beter van wordt. De man in wiens huis ze haar relaas deed, overlijdt nog tijdens zijn spijtbetuiging aan haar aan een al even vreemde als plotse ziekte. Zijn verwant die de aangifte deed, gaat korte tijd later aan hondsdolheid dood. "Algauw", zo schrijft Kadeer in haar overigens niet van enige zucht naar heldendom gespeende autobiografie, "deden geruchten de ronde als zou ik over bovennatuurlijke krachten beschikken."

    Het is in diezelfde late jaren zestig dat Kadeer ervan overtuigd raakt dat ze haar leven in dienst moet stellen van het bevrijden van haar land. Ze zegt dat het met haar aan maagkanker stervende moeder te maken heeft, die haar laatste wens om terug te keren naar het huis waaruit ze werden verdreven, niet in vervulling zag gaan.

    Na haar dood zorgt Kadeer voor haar drie jongere broers en zusjes, zodat haar vader na een jaar van rouw kan hertrouwen. Voorts moest ze haar moeder beloven dat ze haar eigen tweede kind aan haar kinderloze oudere zus zou geven opdat ook zij gelukkig zou worden. Kadeer doet met tegenzin afstand van haar dochter, maar heeft in de jaren die volgen nog vier kinderen met Abdirim.

    Om zoveel monden te kunnen voeden, besluit ze haar borduurwerk te laten verkopen op de zwarte markt. Als ze tegen de lamp

    GESCHEIDEN

    In een patriarchale, conservatieve samenleving als de Oeigoerse gelden gescheiden, buitenshuis werkende vrouwen als niets minder dan tuig. Maar Kadeer wil haar omgeving bewijzen dat ze het alleen kan rooien. Meer nog, ze is van plan om veel geld te verdienen, zodat ze het voogdijrecht over de kinderen zou kunnen opeisen.

    Op haar 28ste gaat ze in zaken. Ze runt enige maanden een wassalon en reist daarna heel Xinjiang af om schapenhuiden te ruilen voor zeep, ondergoed en schoolgerief, wat haar een klein fortuin oplevert. In de jaren die volgen doet ze in de meest uiteenlopende goederen, gaande van textiel over tapijten tot afgedankte legertanks uit de voormalige Sovjet-Unie. Als we haar autobiografie mogen geloven, dan beschikt ze over een uitzonderlijk zakentalent en onwaarschijnlijk veel energie.

    Hoe succesvol ze ook mag blijken, er wordt almaar luider geroddeld. Haar familie dringt erop aan dat ze zou trouwen met de corpulente slager die ze voor haar hebben gevonden. Kadeer wil daar niet van weten en gelast haar vroegere partner van de zwartemarkthandel om op basis van drie welbepaalde criteria zelf een man voor haar te vinden. Na een dertienjarig liefdeloos huwelijk zoekt ze nu de ware: haar toekomstige dient een universitair diploma te hebben, hij mag niet veel ouder zijn dan zijzelf en moet bovenal in de gevangenis hebben gezeten om politieke redenen. Met minder dan een nationalistische held neemt ze geen genoegen.

    Wonder boven wonder kent de handelaarster wel een geschikt figuur. Ze denkt aan Sidik Rouzi, een dichter die tijdens de Culturele Revolutie jarenlang achter de tralies zat wegens zijn nationalistische activiteiten. Hij is een paar maanden eerder vrijgekomen en slijt zijn armoedige dagen nu als burger zonder rechten of werk in het dorp van zijn moeder.

    Zes maanden later stemt hij in. Kadeer laat hem beloven dat ze samen aan de bevrijding van de Oeigoeren zullen werken. Om die strijd te kunnen financieren, moet een behoorlijk fortuin bijeen worden gegaard. Ze schuimt weer het hele land af, op zoek naar interessante zakendeals. Hoewel ondernemerschap in het China van de ondertussen aangetreden Deng Xiaoping wordt aangemoedigd, wordt ze tot twee keer toe door overheidsagenten bestolen. Ook andere overheidsorganen bezorgen haar veel last.

    WINKELCENTRUM

    Kadeer trekt er zich weinig van aan. Ze wil een zakenimperium opbouwen en droomt ervan het eerste grote Oeigoerse winkelcomplex van heel Xinjiang neer te poten in Urumqi. Als ze de gouverneur van de regio daarvoor benadert, vraagt die haar of ze wel weet wat een gebouw van zeven verdiepingen is. "Ik geloof dat de roem je naar het hoofd is gestegen sinds je op de televisie bent geweest bij de opening van die vrouwenbazaar van je. Je bent een Oeigoerse, niet? Dan werk je beter op het land en slurp je daar over de middag je soep." Kadeer reageerde naar eigen zeggen ad rem. Ze gaf de hoge Chinese functionaris gelijk. "Alleen mensen die op de akkers soep hebben geslurpt, zijn tot dat soort dingen in staat."

    Om de nodige handtekeningen en vergunningen voor het project te bemachtigen, holt ze een hoogwaardigheidsbekleder twee weken achterna en trakteert ze de bouwinspectieteams noodgedwongen tien dagen in restaurants en bars. Haar droom gaat in vervulling. In 1992 opent ze het grootste winkelcentrum van de hele regio en algauw is het aanschuiven om zaken met haar te kunnen doen.

    Ook de overheid blijft niet achterwege. Zoals dat wel vaker gebeurt met invloedrijke figuren van wie wordt gevreesd dat ze een onafhankelijke macht zullen uitbouwen als ze niet tijdig in de partij/staat worden geïncorporeerd, wordt Kadeer door de autoriteiten met politieke benoemingen bedacht, eerst in Xinjiang zelf en later op nationaal niveau. Ze wordt voortdurend opgevoerd als voorbeeld van de geslaagde integratie van de Oeigoeren in de Chinese natie en wordt in 1995 verkozen als lid van de Politieke Consultatieve Vergadering van het Volk, een adviesorgaan bij het nationale parlement, het Volkscongres.

    GEDURFD BETOOG

    In die hoedanigheid wordt ze uitgenodigd voor een ontmoeting met een topfunctionaris in Peking, die van haar wil weten wat de belangrijkste problemen zijn in Xinjiang. Kadeer grijpt het twintig minuten durende onderhoud aan om de man een waslijst van ongenoegens te presenteren, gaande van de gigantische jeugdwerkloosheid, de ongelijke behandeling van Oeigoerse en Chinese handelaren, de onderwijsmoeilijkheden en de onderontwikkeling van het platteland.

    Terug in Urumqi wordt ze prompt op het matje geroepen door de machtigste man van Xinjiang, partijleider Wang Lequan. Hij maakt Kadeer duidelijk dat ze haar politieke macht aan hem te danken heeft en dat het niet met de partijdiscipline strookt om in Peking de vuile was uit te hangen. Hij belooft haar dat ze er spijt van zal krijgen. "Jij hebt ons duel verloren", antwoordt Kadeer. "Het bekende Chinese spreekwoord dat zij die geen woorden vinden, hun vuisten tonen, geldt ook voor u. Maar laat mij u evengoed waarschuwen. Als jullie ons Oeigoeren zo onrechtvaardig blijven behandelen, dan zullen jullie daar voor worden gestraft."

    Wangs woorden hebben Kadeer niet geïntimideerd, wel integendeel. Ze dient een aanvraag in om tijdens de jaarlijkse bijeenkomst van het Nationaal Volkscongres in maart 1997 een toespraak te houden, in aanwezigheid van de voltallige regering en de meer dan 3.000 afgevaardigden uit het hele land. De tekst die ze voorafgaandelijk aanbiedt ter goedkeuring, is een lofzang op de vooruitgang in Xinjiang, waarvoor de Oeigoeren

    's Anderendaags begint een hevig zwetende tolk aan zijn taak. Kadeer heeft met hem te doen en neemt het halverwege van hem over. Zevenentwintig minuten lang bekritiseert ze alle aspecten van het Chinese beleid in Xinjiang. De zaal is muisstil, en ze wordt niet onderbroken want dat staat het protocol niet toe. Na afloop krijgt ze zelfs felicitaties van premier Li Peng, die er toch aan toevoegt dat sommige dingen "beter privaat met de leiders waren besproken".

    In een volstrekt euforische bui belt Kadeer die avond met haar echtgenoot, die een jaar eerder met hun onderhand al vijf kinderen naar de VS is vertrokken. De man schrikt zich een hoedje, zijn vrouw garandeert hem evenwel dat ze iets te vieren hebben. Wat zij waagde, had nooit iemand gedurfd. "Dat is zo", meent Rouzi, "maar weet dat ze je het dik betaald zullen zetten." Kadeer wil er niet van horen.

    Hij krijgt nochtans gelijk: drie maanden later is Kadeer van al haar functies en eretitels ontdaan, en als ze voor een reis naar Tadzjikistan

    In de zomer en herfst van 1999 mag Rouzi, die werkt als commentator van Radio Free Asia, voor het Amerikaanse Congres getuigen over de mensenrechtenschendingen in Xinjiang. Kadeer wil hem helpen met een aantal interessante Chinese krantenartikels. Op 6 augustus zal ze die in Urumqi overhandigen aan een Amerikaanse onderzoeksdelegatie. Op weg naar die ontmoeting gaat het evenwel mis. Kadeers auto wordt klemgereden door leden van de publieke veiligheid. Daags erop is op de Chinese tv te zien hoe "de separatistische leider Rebiya Kadeer staatsgeheimen aan het buitenland probeerde te lekken".

    'IK ZAL LEVEN, MIJN GOD'

    Kadeer schrijft dat in voorarrest niet werd gemarteld. "De agenten hadden daartoe duidelijk orders van bovenaf gekregen." Wel wordt haar dagenlang het slapen belet, tot ze bereid is 'te bekennen'. Het vreselijkst vindt Kadeer de vele maanden in eenzame opsluiting, die haar doen vrezen dat ze gek zal worden. Alleen het dagelijkse oefenen van eenvoudige rekensommen en het opzeggen van Koranverzen die ze van buiten kent, houden haar kalm.

    Als de dag van haar proces aanbreekt, is ze er zeker van dat haar de doodstraf wacht. Ze vraagt of ze nog een laatste keer in de spiegel mag kijken en haar beste kleren aan mag. Die verzoeken worden ingewilligd. Het proces heeft achter gesloten deuren plaats en duurt minder dan een uur. Tot haar grote verwondering krijgt Kadeer 'maar' acht jaar cel. "Ik zal leven, mijn god", zegt ze opgelucht.

    In de gevangenis wacht haar nog een moeilijke tijd. Ze deelt een cel met Chinese misdadigers van gemeen recht, die in ruil voor strafvermindering over haar moeten rapporteren. Kadeer protesteert herhaaldelijk tegen de slechte behandeling en het niet te vreten voedsel en wordt uiteindelijk ernstig ziek. Maanden na haar herstel wordt ze op 16 maart 2005 om medische redenen vrijgelaten, twee jaar voor ze haar straf zou hebben uitgezeten. Zelf ziet ze daar een poging van Peking in om zich op een elegante manier van haar te ontdoen, vooral nu ze in 2004 ook de Rafto Mensenrechtenprijs heeft gekregen en internationaal steeds bekender wordt.

    Vrijkomen is weliswaar vertrekken: zich in Xinjiang vestigen bij de zes kinderen uit haar eerste huwelijk is geen optie. Kadeer zou volgens Peking voor te veel problemen zorgen en wordt meteen op een vliegtuig naar de VS gezet, waar haar echtgenoot en hun vijf zonen en dochters wachten.

    Tot groot ongenoegen van de Chinese overheid zet Kadeer haar strijd voor de rechten van de Oeigoeren in het buitenland voort. Als voorzitter van de Amerikaanse Oeigoerenvereniging en later van het Wereldcongres van Oeigoeren heeft ze verschillende ontmoetingen met wereldleiders als president Bush en VN-secretaris-generaal Kofi Annan en ze reist de wereld af om te getuigen over de situatie in Xinjiang. Volgens haar is het daarom dat Peking in januari 2006 een aanslag op haar leven pleegt. Een gestolen bestelwagen rijdt herhaaldelijk op haar gezelschap in. Kadeer houdt er een hoofdwonde en een gebroken halswervel aan over, de bestuurder van het vehikel wordt nooit gevonden. Ondertussen worden ook haar in Urumqi achtergebleven kinderen hard aangepakt. Verscheidenen van hen worden geregeld opgepakt en afgetroefd, enkelen worden op vage gronden veroordeeld. "Maar dat is de prijs die we moeten betalen", had Kadeer daarover met een zucht gezegd tijdens ons onderhoud in Brussel.

    Dat ze nu als het brein achter de rellen in Xinjiang wordt beschouwd, vindt ze ronduit belachelijk. "Het is net zoals met de dalai lama na de rellen in Lhasa in maart van vorig jaar. Die kreeg ook de schuld van het geweld. Aangezien de Chinese leiders niet bereid zijn om hun eigen beleid in vraag te stellen, zoeken ze in het buitenland een zondebok."

    Dragon Fighter, Rebiya Kadeer and Alexdra Caveliu, Kales Press.

    13-07-2009 om 00:00 geschreven door Catherine Vuylsteke  


    Categorie:China
    09-07-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.XINJIANG - het buitenlandse complot, dixit China's media
    Hoe komt het dat Chinese burgers die klaar staan om hun Oeigoerse stadsgenoten te lijf te gaan zeggen dat ze 'voor het belang van het land handelen'? Lees de Chinese media.

    De frustratie van de 8 miljoen Oeigoeren richtte zich zondag tegen de Chinese burgers, wier aantal van 6 procent van de bevolking in 1949 aanzwol tot meer dan 40 procent nu. De eersten ervaren de aanwezigheid van de tweede groep als een vorm van binnenlandse kolonisatie en voelen zich tevens sociaaleconomisch gemarginaliseerd. Het Oeigoerse geweld zorgde voor Chinese wraakacties gisteren, maar daarmee is het steeds grimmiger wordende etnische conflict niet geheel uitgelegd.

    Veelzeggend is de manier waarop het conflict in de Chinese media wordt voorgesteld. Zo bijvoorbeeld valt op dat de foto's die van Chinese bebloede burgers zijn, Oeigoerse gewonden of doden zijn zeldzaam. Tevens zijn de slachtoffergetuigenissen hoofdzakelijk afkomstig van gedupeerde Chinese handelaren, terwijl de Oeigoeren louter klagen over futiliteiten als de sluiting van veel restaurants, waardoor het lastig wordt om nog snel een ontbijt te vinden. Of: de Oeigoeren betuigen hun solidariteit met de Chinezen wier winkels geplunderd werden.

    Nog fundamenteler is dat de reële verzuchtingen van de Oeigoerse minderheid geen weerklank vinden binnen het Chinese maatschappelijke debat. Over ontevredenheid met het gebrek aan religieuze vrijheid of aan onderwijs in de eigen taal wordt geen aandacht besteed, laat staan dat er over de stringente repressie wordt bericht. Aldus worden de reële gronden voor de onvrede genegeerd en worden geweldsuitbarstingen zoals die van zondag meteen binnen een kader van terrorisme en bedreiging van de nationale stabiliteit geplaatst.

    Ook worden ze geklasseerd als een complot van separatistische groepen uit het buitenland, die de Chinese ontwikkeling en soevereiniteit willen ondergraven. "Te oordelen naar wat Rebiya Kadeer, de naar de VS gevluchte leider van het Wereldcongres van Oeigoeren, heeft gezegd en gedaan", aldus Chinees terrorismedeskundige Li Wei in de Chinese pers, "kunnen we zeggen dat deze organisatie achter het incident zat". Eerder zei een politiewoordvoerder al hetzelfde.

    Kadeer ontkent de aantijgingen in alle toonaarden en verwijst naar het feit dat de dalai lama in het geval van de onrust in Lhasa ook prompt de schuld kreeg. Andere Chinese experts hadden het over 'de duidelijke ondermijning van de stabiliteit door terroristen', een zienswijze die door tal van commentaarstukken werd overgenomen, met een duidelijke verwijzing naar de dreiging van moslimterrorisme die sinds 11 september 2001 'sterk is toegenomen'. Deze strijd, zo gaat het verder, is niet beperkt tot China maar voltrekt zich wereldwijd.

    Dat er op concepten als nationale soevereiniteit en stabiliteit makkelijk kan worden gemobiliseerd, komt doordat die centraal staan in de overheidspropaganda die zowel via het onderwijs als via de media worden verspreid. "Ik doe dit voor mijn land", dixit een Chinese man met een ijzeren staaf, klaar om de Oeigoeren te lijf te gaan. Anderen stelden dat 'de Oeigoeren ondankbaar zijn voor alles wat China voor hun ontwikkeling deed'. "Deze reacties bewijzen andermaal dat propaganda werkt en dat de overheid er in geslaagd is om het ideologische vacuüm dat ontstond met het failliet van het socialisme te vullen met een discours van nationalisme", aldus een Xinjiang-expert in New York.

    Waarnemers vrezen overigens dat er ook een antiwesterse backlash komt als, net zoals vorig jaar inzake Tibet, duidelijk wordt dat de zaken in westerse media anders worden voorgesteld dan in China en de Oeigoeren daar met grotere sympathie worden bejegend.

    09-07-2009 om 00:00 geschreven door Catherine Vuylsteke  


    Categorie:China
    08-07-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het abc van Xinjiang
    De Oeigoeren zijn een Centraal-Aziatisch volk dat het sterk op Turks lijkende Oeigoers spreekt. In China zijn ze met 8 miljoen (op een totale bevolking van Xinjiang van 19 miljoen), maar ook buurlanden als Kazakhstan hebben Oeigoerse minderheden (300.000 mensen). De Oeigoeren kwamen in de negende eeuw naar het huidige Xinjiang, nadat ze door de Kirgiezen uit Mongolië waren verdreven, waar ze een rijk stichtten dat standhield tot in de dertiende eeuw.

    In 1759 viel het leger van de Chinese keizer Qianlong het gebied aan en in de eeuw die volgde konden de Oeigoeren zich nog vier keer van de bezetters bevrijden.

    Tussen 1944 en 1949 waren drie districten in het noorden rond Yining als Oost- Turkestan onafhankelijk. Het idee was dat dit gebied zich zou uitbreiden, dat had Mao Zedong hen overigens persoonlijk beloofd, in ruil voor hun steun in de strijd tegen de Guomindang van Chiang Kai-shek, die tot aan zijn nederlaag in 1949 in China heerste.

    Het vliegtuigje met de Oeigoerse leiders die de stichting van de Volksrepubliek China op 1 oktober 1949 wilden bijwonen, en hun plannen voor een onafhankelijke republiek wilden bekendmaken, verdween kort na zijn opstijgen spoorloos. Het incident werd nooit opgehelderd maar in 1955 werd Xinjiang een eenzijdige autonomie opgelegd, die evenwel niet beantwoordt aan de vijf internationale criteria daarvoor. Alle belangrijke beslissingen worden door Peking genomen.

    Net zoals de rest van China had Xinjiang zwaar te lijden onder de politieke campagnes van Mao, zoals de Grote Sprong Voorwaarts (1958-1961) en de Culturele Revolutie (1966-1976), wat hier vooral neerkwam op een poging om de als feodaal bestempelde eigen religieus-culturele identiteit te vernietigen.

    Vanaf 1949 is er een gestage migratie geweest van Han-Chinezen, wiens bevolkingsaandeel ging van 6 procent tot 41 procent nu. Die ging in golven. Eerst kwamen de Productie en Constructie Corps, de zogenaamde bingtuans, autarctische legereenheden die aan grootschalige landbouw doen. Meer dan 90 procent van hun 2 miljoen bewoners zijn Han-Chinezen. In de Culturele Revolutie werden honderdduizenden 'stedelijke opgeleide jongeren' uit de rest van China naar Xinjiang gedeporteerd om er het ''barre noorden te ontwikkelen'. En sinds het einde van de jaren tachtig is er een rurale migratie naar Xinjiang, vooral uit Sichuan en Gansu, van constructiewerkers, dagloners en landbouwarbeiders, die daar ondermeer bij de bingtuans helpen met de oogst. In 2008 alleen al kwamen 1,2 miljoen Chinezen zich in Xinjiang vestigen, waar ze nu het gros van de handel in handen hebben en doorgaans rijker zijn dan de autochtone bevolking, die vooral onder jongeren met hoge werkloosheid kampt.

    Xinjiang is de grootste van alle Chinese provincies en regio's, goed voor een zesde van het totale grondgebied, zo'n 54 keer België. Centraal ligt de Taklamakanwoestijn, die haast negen keer zo groot is als ons land. Daar werden in Lop Nur sinds de jaren zestig kernproeven uitgevoerd.

    Xinjiang beschikt over olie, steenkool, uranium, ijzererts, koper, zink, lood en wolfram.

    08-07-2009 om 00:00 geschreven door Catherine Vuylsteke  


    Categorie:China
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Xinjiang is het andere Tibet
    Bebloede Chinese burgers en uitgebrande politiewagens. We zagen ze in maart van vorig jaar bij de rellen in de Tibetaanse hoofdstad Lhasa en zondag in de Xinjiangse hoofdstad Urumqi. En daarmee houden de gelijkenissen tussen deze problematische Chinese minderheidsregio's niet op.

    Zowel Tibet als Xinjiang zijn dunbevolkte grensgebieden van China met een fundamenteel ander religieus-cultureel DNA. Beide genoten voor de communistische machtsovername van 1949 een onduidelijke of partiële soevereiniteit. Vervolgens kregen ze een eenzijdig opgelegde status van autonome regio, die evenwel alleen in theorie enige zelfbeschikking inhield. Bovendien voltrok zich in de voorbije halve eeuw een Hanmigratie waardoor beide regio's evolueerden van gebieden met een overgrote meerderheid aan Tibetanen of Oeigoeren tot oorden waar zij nog nipt iets meer dan 40 procent van de bevolking uitmaken. Ze raakten niet alleen numeriek maar ook sociaaleconomisch gemarginaliseerd: als het bnp van Xinjiang of Tibet stijgt, dan weerspiegelt dat vooral de welvaartstoename van de ingeweken Hanfamilies in de steden, wat zich dan weer vertaalt in een steeds groter etnisch antagonisme.

    Zowel de 8 miljoen Oeigoeren als de 5 miljoen Tibetanen definiëren de eigen gemeenschap sterk in termen van religie, een domein waarop er in het stringent antireligieuze China weinig maneuvreerruimte is. De Tibetaanse monniken worden aan patriottische heropvoedingscampagnes onderworpen, staan in hun kloosters onder toezicht van overheidsagenten en moeten hun geestelijke leider, de dalai lama, uitdrukkelijk afzweren.

    De Oeigoerse mollahs krijgen soortgelijke lessen in vaderlandsliefde. Ze mogen alleen de door Peking gesanctioneerde Koran volgen en horen geen jongens of meisjes jonger dan achttien in te wijden in de principes van de islam. Voor godsdienst is volstrekt geen plaats in het onderwijs en wie voor een overheidscarrière opteert, moet zweren dat hij of zij niet aan de ramadan zal deelnemen, terwijl dat een van de vijf pijlers is van de islam.

    Zowel in Xinjiang als in Tibet geldt algemeen een veel repressiever maatschappelijk klimaat dan in de rest van China. Uit rapporten van mensenrechtenorganisaties blijkt dat er meer doodstraffen worden uitgesproken en dat de strafmaat voor vergelijkbare (politieke) vergrijpen hoger ligt.

    De Tibetanen en de Oeigoeren zijn daarenboven het voorwerp van een gedwongen modernisering, die hen moet integreren in de grote Chinese natie. Alleen werkt het niet. Je kunt niet klappen met één hand. Oeigoerse intellectuelen zoals economieprofessor Ilham Tohti of de Tibetaanse dichteres Woeser proberen dat al jaren aan de leiders in Peking uit te leggen. Maar voorlopig zijn alleen ondervragingen, internetcensuur en dreigementen hun deel.

    Tibetanen en Oeigoeren zijn geen Chinezen en toch is hun lot met dat van het 'Rijk van het Midden' verbonden. Reële autonomie en inspraak zullen ongetwijfeld op zich laten wachten tot er in heel China democratischer winden zullen waaien en de relatie tussen de partij/staat en de burger nationaal wordt geherdefinieerd. Tot die tijd is de kans klein dat ze zich oprecht deel voelen van 's werelds volkrijkste natie en valt een herhaling van de rellen in Urumqi en Lhasa te vrezen.

    08-07-2009 om 00:00 geschreven door Catherine Vuylsteke  


    Categorie:China
    07-07-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.XINJIANG- Jobs in China moeten Oeigoeren 'civiliseren'
    Centraal in het Shaoguan-incident dat zondag aanleiding was voor de bloedige rellen in Urumqi, staat de zogenaamde 'transfer'-politiek.

    Sinds 2006 heeft de centrale overheid in Peking een nieuw 'ontwikkelingsbeleid' gelanceerd inzake Xinjiang, dat gericht is op het 'integreren' van de Oeigoeren in de moderne Chinese markteconomie. Concreet worden vooral jonge vrouwen en jonge mannen 'aangemaand' om zich kandidaat te stellen voor tewerkstelling in een bedrijf elders in het land. Daarmee gaan ze deel uitmaken van de meer dan 130 miljoen Chinese rurale migranten die in de steden alle ongeschoolde arbeid verrichten.

    Het verschil met deze laatsten is evenwel dat ze niet geheel vrijwillig vertrekken. Uit een vorig jaar gepubliceerd rapport van het Uyghur Human Rights Project in Washington blijkt dat Oeigoerse families door lokale functionarissen worden aangemoedigd om deel te nemen aan dit 'ontwikkelingsproject'. Doen ze dat niet, dan riskeren ze boetes, de inbeslagname van hun akkers en in sommige gevallen zelfs de destructie van hun huis.

    Bovendien wordt de kandidaat-migranten werkomstandigheden beloofd die niet met de realiteit stroken. Ze moeten er erg vaak meer dan de voorziene acht uur per dag werken, waarbij de overuren niet steeds worden betaald. Uit interviews met tewerkgestelde vrouwen in Tianjin blijkt dat ze bovendien vaak een deel van hun loon verliezen aan commissies die door het betrokken bedrijf werden betaald aan lokale overheden voor de geleverde werknemers. Bovendien krijgen de plaatselijke functionarissen een quotum opgelegd, of straffe van boete. De bedrijfsmanagers krijgen dan weer een soort bonus van de lokale overheden omdat ze 'etnische minderheden' in dienst hebben genomen.

    De manager van het speelgoedbedrijf in Shaoguan, waar de rellen van 25-26 juni zich afspeelden, zei na afloop dat hij inderdaad was 'aangemoedigd' door de overheid om de Oeigoeren in dienst te nemen maar niet van plan was om dat in de toekomst nog te doen.

    De eerste berichten van een dergelijke transfer van arbeidskrachten dateren van april 2006 en sindsdien moesten alle districten aan quota voldoen. Volgens de rapportschrijvers worden op die manier zeker 7.000 jonge Oeigoeren minstens tijdelijk elders in China tewerkgesteld, en wordt dat aantal snel opgevoerd.

    Het beleid zette veel kwaad bloed onder de Oeigoeren omdat het gedwongen is en meisjes blootstelt aan 'gevaren' op vele honderden of duizenden kilomters van huis. Bovendien keren de meeste Oeigoerse werknemers niet echt met positieve ervaringen terug. De discriminatie van deze centraalaziatische minderheid is legio: ze worden voor crimineel, gewelddadig en extremistisch versleten.

    Dat bleek overigens ook uit de reacties gisteren op de rellen in de rest van China. Eén Chinese vrouw zei dat ze er genoeg van had te worden bestolen door 'Oeigoerse boeven'. Anderen gaven aan dat de Oeigoeren onbeschaafd zijn en weinigen twijfelden aan de valselijke beschuldiging van verkrachting die de ontslagen werknemer Zhu op een internetsite uitte.

    Tegenover dit fenomeen van transfer van Oeigoeren - dat door ballingen als assimilatiepolitiek wordt afgedaan - staat een beleid van aanmoediging van etnisch Chinese boeren om zich in Xinjiang te gaan vestigen. Als ze zien dat het leven er veel beter is dan in de hoge bergplateaus van Sichuan of in de onvruchtbare regio's van Gansu, gaan velen in op het aanbod om zich in Xinjiang te vestigen. Daar mengen ze zich doorgaans volstrekt niet met de plaatselijke Oeigoerse bevolking. Door hun betere studieresultaten en hun betere beheersing van het Chinees komen deze nieuwkomers ook veel meer in aanmerking voor jobs in bedrijven en bij de overheid, wat andermaal gevoelens van frustratie en achterstelling opwekt.

    07-07-2009 om 00:00 geschreven door Catherine Vuylsteke  


    Categorie:China
    26-06-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.China 1989 - Iran 2009: wat Teheran en Peking bindt en scheidt
    Wat zich dezer dagen in de Iraanse hoofdstad afspeelt, doet in menig opzicht denken aan wat er zich twee decennia eerder in de Chinese voordeed. En toch ook niet. In 1989 was de eerste Chinese e-mail wel al twee jaar verstuurd - het betrof een professorencontact tussen Peking en Karlsruhe- maar de kracht van het internet als motor van een global community was nog volstrekt onbekend. Evenmin kon iemand toen bevroeden welke mogelijkheden van verzet en organisatie er in gsm-verkeer zouden liggen en de tijden waarin sms-boodschappen een vorm van dissidente expressie zouden worden, lagen nog veraf.

    Een getwitterd Tiananmen had anders kunnen aflopen. Hoewel. Chinezen zijn geen Iraniërs, ze beschikken niet over een Imam Hoessein als geloofsfundament.

    Iran heeft zijn Tiananmen op zaterdag 20 juni meegemaakt: er vielen volgens Nobelprijswinnares Shirin Ebadi meer dan 100 doden, andere bronnen gewagen van 150 en de politie houdt het op tien. Maar in de dagen erna bleven de burgers op straat komen. Presidentskandidaat Mir Hoessein Mousavi zei niet "dat het te laat was" en "dat we gefaald hebben", zoals de toenmalige hervormingsgezinde partijleider Zhao Ziyang deed bij zijn laatste publieke ontmoeting met de studenten op 19 mei 1989. Integendeel. "Ik ben klaar voor het martelaarschap", zo verklaarde hij, verwijzend naar de uitspraak van de kleinzoon van de Profeet, die de strijd tegen de tirannie van de Umayyadische kalief Yazid met zijn eigen leven zou bekopen.

    Gelijkenissen

    Tegelijk dringen de gelijkenissen zich op. Zowel in Peking als in Teheran viel en valt een duidelijke verdeeldheid te bespeuren binnen de regerende elite en daar wordt in zekere zin op ingespeeld door een socio-economisch en maatschappelijk ontevreden bevolkingssegment. En het gaat ook omgekeerd. In beide gevallen bediende en bedient een zogenaamd hervormingsgezind blok zich van die onvrede van de burgers om de eigen politieke agenda vooruit te helpen. Die allianties ontstonden in beide gevallen in een liberaal politiek klimaat: in de jaren tachtig in China onder partijleider Hu Yaobang en later Zhao Ziyang en in de jaren negentig in Iran onder president Khatami, die zich nu overigens ook duidelijk profileert in het Mousavikamp.

    Deze 'progressieve' leiders stonden en staan lijnrecht tegenover een conservatief machtsblok voor wie het behouden van het status-quo geen louter ideologische zaak is maar evenzeer een van handhaving van de eigen economische belangen. In China was er conservatieve tegenstand tegen snellere economische hervormingen omdat dat zogenaamd voor 'bourgeois liberalisering' (lees: zedenverval en chaos) zou zorgen, terwijl de echte inzet van de machtsstrijd de toegang tot de staatssector was. De verwanten van de topleiders kochten daar grondstoffen en goederen tegen een kunstmatig lage prijs en deden ze vervolgens met grote winst op de vrije markt van de hand. Dat privilege dreigden ze met snellere hervormingen te verliezen. In Iran draait het officieel om president Ahmadinejads waarden als islamitische rechtvaardigheid en onafhankelijkheid, maar daarachter gaan de gigantische zakenbelangen schuil van de verschillende segmenten van het conservatieve blok rond de Opperste Leider Khamenei. Wat op het spel staat zijn de miljardencontracten die organen als de Revolutionaire Garde binnenrijven. Ze treden op als tussenpersoon bij olie- of infrastructuurcontracten en verdienen fortuinen met hun eigen vrijhandelshavens.

    Chinese oplossingen

    Er mogen dan verschillende overeenkomsten zijn, of Teheran uit de 'geslaagde' afhandeling van de Chinese crisis kan leren, is een andere zaak. Op vlak van repressie hoeft het regime alvast geen lessen, in dertig jaar van islamitische republiek werden al veel dwarse levens vakkundig gebroken.

    De verzoeningsstrategieën die de Chinese leiders vervolgens wisten aan te wenden, zijn wel interessant maar voor Iran niet echt handig. Immers, ze zouden stuk voor stuk de zogenaamde 'pilaren van de Islamitische Revolutie' onderuit halen. Eén Chinese oplossing bestond erin grotere welvaart te creëren voor een aanzienlijk deel van de bevolking door het land open te stellen voor buitenlandse investeringen en de economie aldus gaandeweg maximaal te integreren in die van de rest van de wereld. De islamitische revolutie is evenwel gebouwd op 'zelfvoorziendheid' en 'verzet tegen de VS en Israël'. Niet alleen zou een openstelling van de Iraanse economie de monopolieposities van de regerende elite bedreigen, bovendien zou dat moeilijk te rijmen zijn met de rabiate anti-westerse en anti-Amerikaanse officiële koers.

    Een tweede aspect van Pekings overlevingsstrategie bestond erin de bevolking een grote mate van persoonlijke vrijheid te geven. De socioculturele rechten van de Chinese burgers zijn anno 2009 erg groot: als ze daar de centen voor hebben kunnen ze zich dagelijks bedrinken en nacht na nacht discotheken verkennen. Overspel plegen, abortussen ondergaan en met een willekeurig aantal prostituees aanpappen is doorgaans geen enkel probleem. Zolang ze zich geen land- huisvestings- of arbeidsrechtenconflict met de overheid op de hals halen en zich niet wagen aan publieke discussies of acties rond gevoelige politieke thema's, is de kans dat ze het slachtoffer worden van overheidsrepressie eerder gering.

    Ook in deze heeft het Iraanse regime geen manoeuvreerruimte. Hoe moet de persoonlijke vrijheid worden vergroot zonder dat de revolutionaire basiswaarde van 'islamitische godsvrucht' wordt aangetast of de pijler van het 'verplichte dragen van een hoofddoek door vrouwen' onderuit wordt gehaald?

    Met een seculiere, socialistische ideologie kan duidelijk creatiever worden omgesprongen dan met een strict islamitische, zoveel is duidelijk. Dat maakt dat het er fundamenteel niet goed echt uitziet voor Teheran. Niet alleen zal de huidige revolte, zelfs als ze nog bloediger wordt neergeslagen, niet de laatste zijn. Bovendien beschikt het Iraanse 'huis van de islam' over nog maar weinig troeven. Het enige wat de mollahs kunnen doen, is wat tijd winnen.

    26-06-2009 om 00:00 geschreven door Catherine Vuylsteke  


    Categorie:China
    20-06-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.IRAN - portret van 's lands machtigste man
    De Opperste Leider is bovenal een volger

    Weinig leiders beschikken over zoveel macht als ayatollah Ali Khamenei: hij benoemt de hoofden van het gerecht, het leger, de Islamitische Revolutionaire Garde, de politie, de tv en de radio en kan eigenhandig de oorlog of vrede verklaren. Bovendien stelt hij persoonlijk de helft van de leden van de Raad van Wachters aan, die op hun beurt kandidaturen voor presidents- en parlementsverkiezingen goed- of afkeuren en hun veto stellen tegen 'foute' parlementsbeslissingen.

    Bovendien zit deze bebrilde geestelijke aan de kassa. Meer dan elke andere leider kan hij beslissen wat er met de Iraanse petrodollars gebeurt. Khamenei bestiert daarnaast een schimmig net van steenrijke bonyads of liefdadige stichtingen en heeft de beschikking over de inkomsten van de vele religieuze schrijnen in het land, waar devote burgers fortuinen aan schenken.

    Khameneis foto hangt dan ook in elk etablissement. Hij staat bigger than life op reclameborden en verschijnt geregeld op de televisie. Voor het gros van de Iraniërs - zestig procent van hen is jonger dan dertig - is hij een vaste waarde. Toen ze nog in de luiers zaten, was de man al president (1981-1989).De afgelopen twintig jaar draagt hij de titel van Opperste Leider. En toch maakte hij bij de burgers tot voor kort weinig gevoelens los. De haat die velen jegens de inhalige gewezen president Ali Akbar Hashemi Rafsanjani (1989-1997) koesteren, werden Khamenei bespaard. Maar evenmin werd hij ooit zo op handen gedragen als ex-president Mohammad Khatami (1997-2005) bij zijn aantreden.

    Koorddanser

    En kijk naar de westerse berichtgeving over Iran. Na de dood van ayatollah Ruhollah Khomeini (1902-1989) gingen de verhalen eerst over Rafsanjani, dan over Khatami en vervolgens over Ahmadinejad. Maar als er één rode draad is die door al die schijnbaar zo verschillende histories loopt, dan is het die van Khamenei. Zijn denkbeelden hebben het hedendaagse Iran bepaald, zowel binnenlands als op internationaal vlak. Hij weerstond aan Rafsanjani's wens om tot een modus vivendi te komen met de Amerikanen. Daarna rekende hij af met Khatami's hoop op een democratisch Iran en vervolgens zag hij zich geregeld genoodzaakt om Ahmadinejad bij te sturen als die andermaal op een confrontatie met het Westen aanstuurde. De Opperste Leider was twintig jaar een koorddanser, zij het dat de conservatieven altijd duidelijk zijn voorkeur wegdroegen. Maar bij de verkiezingen van afgelopen vrijdag koos hij voor het oog van de natie en de wereld ondubbelzinnig kamp.

    Khamenei is niet alleen schimmig en oppermachtig, aanvankelijk was hij ook tweede keus. Dat hij het tot Opperste Leider schopte, heeft minder met hem te maken dan met ayatollah Hossein-Ali Montazeri, de gedoodverfde opvolger van Khomeini die maanden voor diens dood in juni 1989 in ongenade viel en die tot op heden onder huisarrest leeft in de heilige stad Qom.

    Het zat zo. Nadat linkse partijen samen met het religieuze blok van Khomeini tegen de sjah in opstand waren gekomen, stalen die laatsten de revolutie en keerden ze zich tegen hun gewezen bondgenoten. Duizenden linkse studenten en aanhangers van de marxistisch-religieuze Volksmoedjahedien verdwenen voor onbepaalde tijd achter de tralies. Toen in het najaar van 1988 duidelijk werd dat de onderhand hoogbejaarde Khomeini het niet veel langer meer zou rekken, vroegen zijn naaste medestanders wat er met de duizenden jonge mannen en vrouwen moest gebeuren, die al zo'n jaar of zes, zeven in eenzame opsluiting zaten. Khomeini besloot ze opnieuw te laten ondervragen. Waren ze bereid om op de televisie hun fouten te bekennen, zworen ze trouw aan de revolutie en waren ze bereid om ingezet te worden in de 'Menselijke Golf' (een soort van menselijke mijnenvegers, die in de oorlog tegen Irak werden gebruikt, CV)? Op de twee eerste vragen antwoordde nagenoeg iedereen positief maar met de derde lag het anders. Het vooruitzicht te worden uiteengereten door een springtuig lokte niemand. En met die weigering haalden de ondervraagden zich alsnog een doodvonnis op de hals.

    In die periode ontving ayatollah Montazeri duizenden brieven van ouders die smeekten om de levens van hun al zo zwaar op de proef gestelde kinderen te sparen. Hij schreef vervolgens de oude leider aan, er hem op wijzend dat zijn actie niet islamitisch was. Had de profeet zelf immers niet gesteld dat we ook onze vijanden humaan moeten behandelen?

    Tot inkeer kwam Khomeini evenwel niet, integendeel. Hoe durfde de man die hij persoonlijk tot zijn opvolger had gekozen, zich zo schaamteloos tegen hem te keren? Montazeri's politieke carrière was voorbij.

    Arme familie, briljante student

    Nu hij zich had ontdaan van 'de slang die in de hand beet die hem had gevoed', wilde Khomeini bovenaal een epigoon vinden aan wie hij de revolutie met een gerust hart kon toevertrouwen. Dat het geen ayatollah was, was bijzaak. Waar het op aankwam was dat hij geen kanttekeningen maakte bij controversiële beslissingen. Khomeini kon kritiek zoals van Montazeri op zijn fatwa tegen schrijver Salman Rushdie (februari 1989) missen als kiespijn.

    Op zijn sterfbed liet de vader van de revolutie de grondwet aanpassen. De functievereisten voor Opperste Leider werden bijgespijkerd: de hoogste sji'itische graad behalen hoefde niet langer, "een grote ervaring hebben met islamitische jurisprudentie" volstond.

    Daarmee kon Khamenei naar voren worden gehaald. Deze jongen uit een arme familie van etnisch Azerische geestelijken had zich aan het begin van de jaren zestig op het religieus seminarie van Qom een onwaarschijnlijk goede student van Khomeini getoond. En als hij de opleiding niet helemaal heeft kunnen afmaken, dan was dat niet zijn eigen schuld. Het was de zorg om een zieke vader die de al even devote als vurig prekende jongeman noopte om naar huis terug te keren.

    Khomeini en Khamenei hadden het in Qom vaak over Navab Safavi gehad, een geestelijke die immer virulent van leer trok tegen de sjah en tegen de westerse imperialistische machten, die Iran al een eeuw aan het uitzuigen waren. De enige oplossing daarvoor was een terugkeer naar het Huis van de Islam, zo argumenteerde hij, en om daarin te slagen waren alle middelen toegelaten. Safavi bleek overigens persoonlijk betrokken bij de moorden op verschillende seculiere intellectuelen en overheidsambtenaren en hij werd in 1955 door het regime geëxectueerd.

    Khamenei bewonderde deze revolutionair mateloos en stelde ook in latere jaren herhaaldelijk dat hij het was die hem "de arena van de jihad heeft binnengeleid" toen hij nog maar een jongen was.

    Khomeini had wel meer uitmuntende, toegewijde studenten. Maar toen de zo gehate sjah genoeg kreeg van zijn rabiate antiregeringstoespraken en Khomeini in 1964 dwong om in buitenlandse ballingschap te gaan, waren er niet veel die bereid waren om offers te brengen zoals Khamenei. Hoewel hij goed wist welke risicio's daaraan waren verbonden, verspreidde de jonge geestelijke onvermoeibaar de boodschap van zijn toen nog in de rest van het land nagenoeg onbekende meester. Hij werkte daarvoor samen met gelijkgezinden als Rafsanjani en ayatollah Yazdi, die later evengoed sleutelposities zouden bekleden binnen de republiek.

    Lamme rechterarm

    De repercussies lieten evenwel niet op zich wachten. Net als zijn medestanders werd Khamenei in de jaren zestig en zeventig herhaaldelijk gearresteerd. Hij bracht jaren in eenzame opsluiting door en werd uiteindelijk verbannen naar Sistan-Baluchistan, aan de grens met Pakistan en Afghanistan.

    Oude bekenden zeggen dat de repressie Khamenei voorgoed heeft veranderd. Ze vervulde hem met haat jegens Israël en de VS. De Savak, de geheime politie van de sjah, die hem aan menige foltering onderwierp, werd immers opgeleid door de CIA en de Mossad.

    Op 1 februari 1979, kort nadat het bewind van de sjah onder druk van aanhoudende volksprotesten was omvergeworpen en Reza Pahlavi zelf naar het buitenland was gevlucht, keert Khomeini uit ballingschap terug. Hij roept zijn oude, trouwe luitenanten bij zich en benoemt Khamenei eerst tot Defensieminister en dan tot hoofd van de Islamitische Revolutionaire Garde. Zijn groot oratorisch talent zorgt ervoor dat hij ook de erg invloedrijke functie van leider van het Vrijdagsgebed in Teheran in de wacht sleept.

    Maar er wachten hem grotere opdrachten. En grotere gevaren. In juni 1981 ontsnapt Khamenei ter nauwernood aan een aanslag op zijn leven. Leden van de Volksmoedjahedien hadden in een van de taperecorders die voor zijn persconferentie voor hem waren uitgestald, een bom geplant. Khamenei houdt er een lamme rechterarm aan over, die hem volgens bekenden tot op heden veel pijn bezorgt. Sommigen geloven dat hij daarom geregeld opium rookt terwijl anderen menen dat de medische complicaties hem later menige depressie bezorgden.

    Op 30 augustus 1981 boeken de Volksmoedjahedin een nog groter succes: met een bomkoffer vermoorden ze de pas aangestelde president Mohammad Ali-Rajaj. De dan 42-jarige Khamenei wordt gevraagd zich kandidaat te stellen voor de vrijgekomen post, een eer waarvoor hij aanvankelijk bedankt. Hij zegt niet over voldoende energie te beschikken om een zo belangrijk ambt te vervullen. Dat het precies daarom is dat hij wordt voorgedragen, zouden zijn medestanders daarop hebben geantwoord.

    Wat er ook van zij, uiteindelijk maakt Khamenei twee ambtstermijnen vol als president, tot hij in 1989 wordt benoemd tot Opperste Leider.

    Net voor dat officieel gebeurt, heeft de zoon van Khomeini nog goed nieuws voor hem. Dat zijn vader gewild heeft dat hij in zijn voetsporen zou treden, zegt hij, en dat hij hem daarom nu ook tot ayatollah benoemt.

    'Ik heb veel tekortkomingen'

    Makkelijk wordt dat ambt voor Khamenei niet. Hij mag zijn onwaarschijnlijk grote macht dan wel van de vader van de revolutie zelf hebben geërfd, onder de geestelijke elite van Qom is hij niet echt geliefd, vooral niet nu hij de hoogste sji'itische titel zomaar cadeau heeft gekregen. Bovendien beseft Khamenei dat zijn populariteit in de verste verten niet kan tippen aan die van zijn voorganger en dat hij evenmin beschikt over een persoonlijke machtsbasis. "Ik ben een individu met veel tekortkomingen", zegt hij in zijn eerste toespraak als Opperste Leider van het land deemoedig. "Echt, ik ben een onbelangrijke seminarist. Talloze malen heb ik tot de Almachtige gebeden dat hij mij tot Zich zou nemen, nog voor hij dat met de Imam (Khomeini, CV) deed. Maar een verantwoordelijkheid is nu op mijn schouders gelegd. Ik zal al mijn mogelijkheden en mijn hele geloof in de Almachtige aanwenden om die taak te volbrengen."

    Behoedzaam begint Khamenei dan zijn positie te versterken. Hij stelt de politieke en religieuze elites gerust: hij wil het status-quo niet doorbreken en bouwt ondertussen een onafhankelijke machtsbasis uit, alsook een persoonlijk netwerk van mensen die zijn 'ogen en oren' zullen worden. Deze zogenaamde geestelijke commissarissen, die alleen hem trouw zweren, zijn twintig jaar na zijn aantreden al met verschillende duizenden. Ze bekleden in het hele land sleutelposities in het leger, de ambtenarij en de clerus. Sterker nog, volgens waarnemers zijn ze machtiger dan enige overheidsfunctionaris en kunnen ze in elke staatszaak tussenbeide komen.

    Tot op heden laat Khamenei zich graag afschilderen als een goedige grootvaderfiguur, als een onbaatzuchtige man die ver boven het politieke en maatschappelijke gekrakeel verheven is en die het land bovenal in een deugzame richting wil stuwen. Hij moet de geesteskinderen van Khomeini, het islamitische systeem en de revolutie, bewaken en erop toezien dat de daadwerkelijke bestuurders van het land in de lijn van de islamitische principes handelen.

    "In werkelijkheid", zo schrijft Karim Sadjapour in een recent onderzoek van de Carnegie Endowment for Peace, "is Khamenei evenwel erg gevoelig voor kritiek. Elke vorm van gespot met de leider wordt met gevangenisstraf bekocht en zelfs zijn eigen verwanten komen niet ongestraft weg met kritiek."

    Zo werd zijn jongere broer, de hervormingsgezinde geestelijke Hadi Khamenei, die als adviseur voor ex-president Khatami werkte, in februari 1999 door de Basiji-militie verrot geslagen. Nadat hij tijdens een sermoen vraagtekens had gezet bij de al te grote macht van de Opperste Leider, belandde hij met een schedelbreuk in het ziekenhuis.

    Khameneis grote partijdigheid bleek ook al herhaaldelijk bij de verkiezingen. Luttele uren na het sluiten van de stembureaus afgelopen vrijdag, feliciteerde hij president Ahmadinejad met zijn overwinning. En gisteren liet hij er tijdens zijn langverwachte vrijdagspreek geen twijfel over bestaan: er is niet gesjoemeld met de uitslag en die valt bijgevolg ook niet aan te vechten.

    Ook bij de vorige verkiezingen, in 2005, liet Khamenei zijn voorkeur blijken voor Ahmadinejad, die de islamitische godsvrucht en de economische rechtvaardigheid belichaamt die hij in een president zoekt. Luttele weken voor de stembusgang riep hij het volk op "te kiezen voor een man die deze idealen in de praktijk kan brengen". Korte tijd later liet hij zich ontvallen dat "onze meest getalenteerde studenten altijd aan onze technische colleges hebben gestudeerd". Hij wist heel goed dat Ahmadinejad de enige van de acht kandidaten was met een dergelijke achtergrond.

    Ook na zijn verkiezing liet Khamenei zich lovender over Ahmadinejad uit dan hij ooit over Khatami of Rafsanjani had gedaan. "Heden ten dage", zei hij, "hebben de burgers minder klachten over de overheidsinstanties dan vroeger. Niet alle problemen zijn opgelost maar ze stellen vast dat het overal de goede kant opgaat."

    Twee decennia na zijn aantreden is Khamenei nog steeds de epigoon van Khomeini. Hij zweert bij diens basiswaarden van gerechtigheid, onafhankelijkheid, zelfvoorzienigheid en islamitische godsvrucht en tornt niet aan de drie steunpilaren van de Revolutie: het verplicht dragen van een hoofddoek voor vrouwen en de oppositie tegen de VS en tegen Israël.

    Een rechtvaardig Iran is volgens Khamenei een Iran waarin op socio-economisch vlak slechts een minimaal klasseverschil bestaat. Economische ontwikkeling en sociale rechtvaardigheid worden vooral gezien in termen van gigantische staatssubsidies voor basisgoederen zoals bakolie, brood of benzine.

    'Iran is de USSR niet'

    Toch wil hij niet dat zijn beleid wordt vergeleken met dat van socialistische regimes. "Islam is niet hetzelfde als marxisme", schrijft hij. "In de Sovjet-Unie, die 300 miljoen inwoners telde, geloofden alleen de tien tot vijftien miljoen partijleden in het marxisme. Bovendien deden ze dat meer uit eigenbelang dan uit ideologische overtuiging. De islam is daarentegen het geloof van het volk. Het is voor islam dat mensen hun geliefde kinderen naar het oorlogsfront stuurden en toen ze het martelaarschap bereikten, rouwden ze niet maar prezen juist de Almachtige."

    Khamenei gelooft dat religie het best kan worden gepromoot door het met gerechtigheid te verbinden.Het is ook die waarde die in internationale relaties wordt ingeroepen. "Ons verzet tegen de VS en Israël is door gerechtigheid gedreven", zo stelde hij in 2002, "zelfs al betalen we daar een hoge politieke of economische prijs voor in termen van sancties en isolatie. Iran verkiest de nederlaag boven een overwinning die verworven is door onrechtvaardigheid of onderdrukking."

    20-06-2009 om 00:00 geschreven door Catherine Vuylsteke  


    Categorie:Iran


    Extraits à lire / uittreksels/ selected articles
    Foto

    Archief per week
  • 17/10-23/10 2011
  • 03/10-09/10 2011
  • 26/09-02/10 2011
  • 19/09-25/09 2011
  • 29/08-04/09 2011
  • 01/08-07/08 2011
  • 25/07-31/07 2011
  • 20/06-26/06 2011
  • 13/06-19/06 2011
  • 06/06-12/06 2011
  • 09/05-15/05 2011
  • 04/04-10/04 2011
  • 28/03-03/04 2011
  • 28/02-06/03 2011
  • 21/02-27/02 2011
  • 31/01-06/02 2011
  • 10/01-16/01 2011
  • 20/12-26/12 2010
  • 13/12-19/12 2010
  • 06/12-12/12 2010
  • 29/11-05/12 2010
  • 01/11-07/11 2010
  • 25/10-31/10 2010
  • 18/10-24/10 2010
  • 11/10-17/10 2010
  • 04/10-10/10 2010
  • 13/09-19/09 2010
  • 06/09-12/09 2010
  • 30/08-05/09 2010
  • 07/06-13/06 2010
  • 31/05-06/06 2010
  • 24/05-30/05 2010
  • 17/05-23/05 2010
  • 10/05-16/05 2010
  • 26/04-02/05 2010
  • 19/04-25/04 2010
  • 12/04-18/04 2010
  • 29/03-04/04 2010
  • 22/03-28/03 2010
  • 15/03-21/03 2010
  • 08/03-14/03 2010
  • 01/03-07/03 2010
  • 22/02-28/02 2010
  • 15/02-21/02 2010
  • 08/02-14/02 2010
  • 25/01-31/01 2010
  • 04/01-10/01 2010
  • 28/12-03/01 2010
  • 14/12-20/12 2009
  • 07/12-13/12 2009
  • 30/11-06/12 2009
  • 23/11-29/11 2009
  • 16/11-22/11 2009
  • 09/11-15/11 2009
  • 19/10-25/10 2009
  • 12/10-18/10 2009
  • 05/10-11/10 2009
  • 28/09-04/10 2009
  • 21/09-27/09 2009
  • 14/09-20/09 2009
  • 07/09-13/09 2009
  • 03/08-09/08 2009
  • 20/07-26/07 2009
  • 13/07-19/07 2009
  • 06/07-12/07 2009
  • 22/06-28/06 2009
  • 15/06-21/06 2009
  • 08/06-14/06 2009
  • 01/06-07/06 2009
  • 25/05-31/05 2009
  • 04/05-10/05 2009
  • 20/04-26/04 2009
  • 13/04-19/04 2009
  • 30/03-05/04 2009
  • 16/03-22/03 2009
  • 09/03-15/03 2009
  • 02/03-08/03 2009
  • 23/02-01/03 2009
  • 16/02-22/02 2009
  • 26/01-01/02 2009
  • 19/01-25/01 2009
  • 12/01-18/01 2009
  • 05/01-11/01 2009
  • 29/12-04/01 2009
  • 15/12-21/12 2008
  • 01/12-07/12 2008
  • 18/08-24/08 2008
  • 10/03-16/03 2008
  • 03/03-09/03 2008
  • 31/12-06/01 2008
  • 05/03-11/03 2007
  • 26/02-04/03 2007
  • 15/01-21/01 2007
  • 16/10-22/10 2006
  • 02/06-08/06 2003
  • 27/01-02/02 2003
  • 09/09-15/09 2002
  • 08/07-14/07 2002
  • 10/06-16/06 2002
  • 30/11-06/12 1998
  • 12/10-18/10 1998
  • 05/10-11/10 1998
  • 07/09-13/09 1998
  • 20/04-26/04 1998

    Categorieën
  • AFGHANISTAN (9)
  • AFRIKA (17)
  • ARABISCHE WERELD (30)
  • Articles en français (10)
  • China (55)
  • columns (14)
  • In English (10)
  • Iran (14)
  • OOST-AZIE (10)
  • PROJECTEN (0)
  • Rusland (13)
  • ZUID-AZIE (13)
  • ZUIDOOST-AZIE (7)

  • Inhoud blog
  • CHINA/ hoe de deugd werd vermoord
  • Marokko/ In de kerker van de koning
  • Gestrand in Oostende
  • 'Hij was weg, plots en voorgoed'
  • Wanneer moeders heksen en vampieren op de wereld zetten
  • Oostende, waar illegalen thuis zijn
  • 't Stad is niet van Assaad
  • Marokko/België De angst is naar hier geëxporteerd
  • BAHREIN /Jaffar al Hasabi: 'Martelen, daarin is het regime erg inventief'
  • IRAK-Regisseur Mohamed al-Daradji over de waanzin van filmen in Bagdad: van Al Qaida en bombardementen tot honderden massagraven
  • Migratie - Minderjarig en moederziel alleen in België
  • QATAR - de slaven van koning voetbal
  • CHINA - Frank Dikötter over de Grote Sprong Voorwaarts
  • NOORD-KOREA - Bovenaanzicht van de hel
  • CHINA- Ai Weiwei, de man die overal mee wegkwam
  • IVOORKUST- Alassane Ouattara, de superloodgieter
  • TUNESIE - columniste Naziha Réjiba over de Arabische Lente
  • IRAN - interview met Kader Abdolah
  • IRAK - Schrijfster Haifa Zangana: ‘Irakezen kwamen verenigd en vreedzaam op straat’
  • ARABISCHE WERELD - wat schrijfster Hanaan-as-Shaikj in 2004 over de toestand vertelde
  • Waarom het misging in de Arabische wereld
  • CHINA - Vluchtmisdrijf door zoon hoge functionaris zet land in rep en roer
  • EGYPTE
  • TUNESIE - Facebook heeft het land gered
  • TUNESIE -een gigantisch probleem van jeugdwerkloosheid
  • Vluchtelingen - gestrand in het bitterkoude Calais
  • CHINA - Ikea en McDonald's mikken op de panda
  • CHINA - Nobelprijs voor een lege stoel
  • CHINA - Liu Xiaobo, gevangen in een kooi van woorden
  • Internationale migratie - gestrand aan de oevers van de zee van Marmara
  • Joao da Silva - De Bang Bang Club
  • NIGERIA - sloppenbewoners moeten wijken voor verfraaiing van tuinstad Port Harcourt
  • INDIA -malafide microkredieten drijven boeren tot zelfmoord
  • DUITSLAND - 'Multiculturele maatschappij is mislukt'
  • IMAM èn homo zijn: het kan
  • CHINA- de Nobelprijs voor Liu Xiaobo
  • CHINA- het belang van de Nobelprijs voor Liu Xiaobo
  • AFGHANISTAN- stemmen in tijden van oorlog(3)
  • AFGHANISTAN - stemmen in tijden van oorlog(2)
  • AFGHANISTAN - stemmen in tijden van oorlog

    Blog als favoriet !

    Reactions/suggestions/e-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Startpagina !

    Zoeken in blog


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek



    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs