Zoeken in blog

Foto
Categorieën
  • AFGHANISTAN (9)
  • AFRIKA (17)
  • ARABISCHE WERELD (30)
  • Articles en français (10)
  • China (55)
  • columns (14)
  • In English (10)
  • Iran (14)
  • OOST-AZIE (10)
  • PROJECTEN (0)
  • Rusland (13)
  • ZUID-AZIE (13)
  • ZUIDOOST-AZIE (7)
  • Inhoud blog
  • CHINA/ hoe de deugd werd vermoord
  • Marokko/ In de kerker van de koning
  • Gestrand in Oostende
  • 'Hij was weg, plots en voorgoed'
  • Wanneer moeders heksen en vampieren op de wereld zetten
  • Oostende, waar illegalen thuis zijn
  • 't Stad is niet van Assaad
  • Marokko/België De angst is naar hier geëxporteerd
  • BAHREIN /Jaffar al Hasabi: 'Martelen, daarin is het regime erg inventief'
  • IRAK-Regisseur Mohamed al-Daradji over de waanzin van filmen in Bagdad: van Al Qaida en bombardementen tot honderden massagraven
  • Migratie - Minderjarig en moederziel alleen in België
  • QATAR - de slaven van koning voetbal
  • CHINA - Frank Dikötter over de Grote Sprong Voorwaarts
  • NOORD-KOREA - Bovenaanzicht van de hel
  • CHINA- Ai Weiwei, de man die overal mee wegkwam
  • IVOORKUST- Alassane Ouattara, de superloodgieter
  • TUNESIE - columniste Naziha Réjiba over de Arabische Lente
  • IRAN - interview met Kader Abdolah
  • IRAK - Schrijfster Haifa Zangana: ‘Irakezen kwamen verenigd en vreedzaam op straat’
  • ARABISCHE WERELD - wat schrijfster Hanaan-as-Shaikj in 2004 over de toestand vertelde
  • Waarom het misging in de Arabische wereld
  • CHINA - Vluchtmisdrijf door zoon hoge functionaris zet land in rep en roer
  • EGYPTE
  • TUNESIE - Facebook heeft het land gered
  • TUNESIE -een gigantisch probleem van jeugdwerkloosheid
    Archief per maand
  • 10-2011
  • 09-2011
  • 08-2011
  • 07-2011
  • 06-2011
  • 05-2011
  • 04-2011
  • 03-2011
  • 02-2011
  • 01-2011
  • 12-2010
  • 11-2010
  • 10-2010
  • 09-2010
  • 08-2010
  • 06-2010
  • 05-2010
  • 04-2010
  • 03-2010
  • 02-2010
  • 01-2010
  • 12-2009
  • 11-2009
  • 10-2009
  • 09-2009
  • 08-2009
  • 07-2009
  • 06-2009
  • 05-2009
  • 04-2009
  • 03-2009
  • 02-2009
  • 01-2009
  • 12-2008
  • 08-2008
  • 03-2008
  • 01-2008
  • 03-2007
  • 01-2007
  • 10-2006
  • 06-2003
  • 02-2003
  • 09-2002
  • 07-2002
  • 06-2002
  • 12-1998
  • 10-1998
  • 09-1998
  • 04-1998
    Catherine Vuylsteke
    Stories that remain too often untold/ Histoires oubliées
    30-12-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.CHINA - het geloof in de doodstraf
    Ondanks de vele internationale clementieverzoeken werd de als mentaal onstabiel omschreven Brit Akmal Shaikh gisterochtend in China terechtgesteld. Hij smokkelde vier kilo heroïne. De hoeveelste terechtstelling het dit jaar in China betrof, is niet te zeggen, want dergelijke statistieken zijn staatsgeheim.
     China executeert meer mensen dan welke andere staat ook ter wereld. Per hoofd van de bevolking gaat alleen Iran voor. Meer dan driekwart van de Chinezen is voor de doodstraf voor moordenaars, de helft ook in geval van drugsdelinquenten. Veel beklaagden krijgen evenwel geen eerlijk proces.
    Afgaande op de officieel in de media gemelde gevallen waren er volgens Amnesty in 2008 minstens 1.718 terechtstellingen in China, maar organisaties zoals Dui Hua geloven dat het er veel meer waren. In vergelijking met veel andere landen is de uitvoering van de doodstraf in China een behoorlijk gezwinde zaak. Nadat de Intermediaire Volksrechtbank een doodsvonnis uitspreekt, volgen twee vormen van beroep, een dat door de beklaagde kan worden aangespannen en een dat sinds 2007 automatisch plaatsvindt. Alle doodstraffen moeten nu door het Hooggerechtshof worden bekrachtigd, wat volgens een overheidsrapport resulteerde in een daling van het aantal doodstraffen met 15 procent.
    Korte tijd na deze twee beroepsvormen wordt de executie uitgevoerd. Ter dood veroordeelden krijgen de kogel of een dodelijke spuit en de terechtstelling wordt steeds uitgevoerd door een gedetacheerde van het leger. China hanteert tevens het systeem van doodstraf met opschorting: de rechtbank kan de beklaagde twee jaar de tijd geven om via goed gedrag een omzetting van de straf in levenslang te bewerkstellingen, wat volgens Human Rights Watch in een kwart van de gevallen gebeurt.

    Culturele traditie

    "We hebben een juridische en culturele traditie die zegt dat hij die moordt, zelf zal sterven", argumenteert Chen Xingliang in Destiny of the Death Penalty in China in the Contemporary Era. Al tweeënhalf millennium lang wordt het uitvoeren van de doodstraf 'redelijk' genoemd. Honderden misdaden konden je de kop kosten. Tijdens het eerste grote keizerrijk, de Han, (202 v. Chr-220 na Chr.) waren het er 409, tijdens het laatste, de Qing (1644-1911) zelfs 840. Uit het onderzoek dat Dietrich Oberwittler en Qi Shenghui eind 2007 in drie Chinese provincies deden, blijkt dat de redenering dat een moordenaar moet sterven, nog steeds door meer dan driekwart van de bevolking wordt onderschreven.

    Volgens professor Chen evolueert China toch gaandeweg naar een afschaffing van de doodstraf, zij het dat het gros van de Chinese rechtsgeleerden vindt dat de tijd er niet rijp voor is. Ze roepen een laag algemeen onderwijsniveau in, een hoge criminaliteit alsook een falende sociale controle door armoede. Bovendien geloven ze dat de afschaffing het gevolg hoort te zijn van een gradueel proces, dat moet beginnen bij het beperken van het aantal halsmisdaden.

    Dat de afschaffing van de doodstraf in het verschiet lag, werd al eerder gedacht. Toen de Keizerlijke Commissarissen voor Juridische Hervormingen, Wu Tingfang en Shen Jiaben, honderd jaar geleden een memorandum publiceerden dat het afhakken van ledematen, het onthoofden van ter dood veroordeelden en het verminken van lijken verbood, werd daarin een voorbode gezien van een liberalere wetgeving. Executie kon alleen nog door verhanging en in 1910 werd het aantal halsmisdrijven zelfs teruggebracht van 840 tot een luttele twintig. "Het is opmerkelijk", schrijft professor Chen, "dat de hervormingen van Shen en Wu de kloof tussen China en het Westen leken te dichten, terwijl het daarna weer de andere kant opging."

    China's doodstrafbeleid maakte de voorbije decennia tal van bochten. In de eerste jaren van de Volksrepubliek waren terechtstellingen een belangrijk instrument voor de consolidatie van de macht. Volgens het in 1996 gepubliceerde onderzoek van het Researchcentrum voor Partijgeschiedenis van het Centraal Comité van de Chinese Communistische Partij werden tussen 1949 en 1952 1.157.600 mensen 'neergeslagen', wat voor meer dan 873.000 van hen betekende dat ze nooit meer opstonden.

    Nieuwe strafwet

    Toen Deng in 1978 de Vier Moderniseringen lanceerde, werd een nieuwe strafwet van kracht. Voortaan stond op 28 misdrijven de doodstraf. Het executeren van minderjarigen en zwangere vrouwen werd verboden en de opschortingsregel van twee jaar werd ingevoerd. Sindsdien waren er nog vier wetswijzigingen: eerst steeg het aantal halsmisdaden in 1982-'83 tot 74, waarbij naast hooliganisme en souteneurschap ook bepaalde economische misdrijven in de dodelijke lijst werden opgenomen. In 1997 werden daar zes vergrijpen uit geschrapt, wat volgens professor Liu Renwen van de Chinese Academie voor Sociale Wetenschappen resulteerde in maar liefst een halvering van het aantal executies.

    De discussie over de doodstraf is evenwel ook die over de billijke rechtsgang en precies daar wringt de schoen. De rechterlijke macht is in China niet onafhankelijk. Rechters worden door het partij of staatsapparaat benoemd. Bovendien worden veel bekentenissen onder foltering afgedwongen. Dat mag officieel niet maar aldus verkregen bewijsmateriaal bewijsmateriaal wordt wel aanvaard. De verdediging heeft veelal geen toegang tot alle bezwarende stukken en het contact met de cliënt is beperkt. Ook vinden veel rechtszaken achter gesloten deuren plaats. Bovendien zijn advocaten verplicht lid van de balie die hen 'adviseert' aangaande zaken die beter niet worden aangenomen. Zij moeten jaarlijks een nieuwe beroepsvergunning aanvragen en wie al te veel dergelijke raadgevingen in de wind slaat, krijgt geen nieuwe licentie.

    30-12-2009 om 00:00 geschreven door Catherine Vuylsteke  


    Categorie:China
    17-12-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.CHINA - interview met Nobelprijswinnaar Literatuur - Gao Xingjian
    De Chinese Nobelprijswinnaar literatuur (2000) Gao Xingjian (°1940) wordt dezer dagen in ons land gefêteerd, met de opvoering van een van zijn theaterstukken en expo's van zijn schilderkunst in Brussel en Luik.
     'Ik heb niets meer met China, ik ben er al 22 jaar niet meer geweest', zegt hij grinnikend. 'En ik prijs me gelukkig dat ik niet tot die meerderheid van Chinese intellectuelen en kunstenaars behoor die niet los kunnen komen van hun wortels.'
    Europalia China programmeerde hem niet, voor Peking bestaat Gao immers niet meer. In een tweedelig overzichtswerk over Nobelprijslaureaten literatuur (1904-2004) wordt het jaar waarin hij als eerste en enige Chinees de prijs kreeg, zelfs zonder meer weggelaten.
    Toen China na de dood van Mao (1976) opnieuw aansluiting zocht bij de rest van de wereld werd het winnen van de Nobelprijs voor de literatuur een regelrechte obsessie. In kringen van intellectuelen werd het feit dat nog nooit een Chinese auteur die eer had genoten, uitgelegd als een jammerlijke zaak van genieën die de lauwering op het nippertje gemist hadden door hun dood. Voor de regeringsleiders was de Nobelprijs net zo'n prestigezaak als het binnenhalen van de Olympische Spelen (2008) of het lid worden van het Wereldhandelsorganisatie (2001). Vooral sinds 1985 waren de verwachtingen hooggespannen. In dat jaar was de Zweedse sinoloog en vertaler Göran Malmqvist immers tot het Nobelcomité toegetreden.
    Toen de eind 1987 vrijwillig naar Frankrijk uitgeweken Chinese roman- en theaterschrijver Gao Xingjian, wiens werk Malmqvist inderdaad had vertaald, in oktober 2000 evenwel met de eer ging lopen, zwegen de Chinese media daar anderhalve dag over. Uiteindelijk verketterden ze de toekenning van de prijs als "een politieke keuze waarbij met artistieke kwaliteit geen rekening werd gehouden".
    Gao was in China voor zijn vertrek niet ontzettend bekend. Hij maakte in de jaren tachtig wel naam als experimentele theaterschrijver. Zijn stuk De bushalte, waarin passagiers een decennium lang wachten op hun voertuig, werd in 1983 verboden omdat het westerse modernistische theatertechnieken combineerde met Chinese tradities. Maar voor hij de Nobelprijs kreeg, had Gao nog maar één roman op zijn naam staan, Berg van de ziel (1990). In het Westen was hij een illustere onbekende, die als politiek vluchteling in een flatje in een buitenwijk van Parijs werkte aan doeken en boeken.
    Het Nobelprijscomité gaf in zijn justificatie voor de toekenning van de prijs aan Gao de indruk dat hij de meest subversieve Chinese schrijver van de voorbije decennia was, wat eigenlijk niet klopt. Zijn werk was niet controversiëler dan dat van sommige van zijn collega's. Wel was hij principiëler in zijn verzet tegen de censuur en koos hij er daarom voor te vluchten. "De schrijver die intellectuele vrijheid zoekt", zegt hij als ik hem in de Brusselse Bastien-galerie ontmoet, "kan zwijgen of vluchten. De enige acceptabele weg was voor mij om te vluchten, ik kon alleen op die manier mijn menselijke waardigheid behouden. De enige vrijheid die ik wilde, was te schrijven wat ik wilde. Of eigenlijk moet ik het anders formuleren: het is in de eenzaamheid van het schrijven en van het schilderen dat ik vrijheid vind."
    Met de Nobelprijs kwam er fenomenale internationale interesse voor een man die zich altijd in de marge veilig had gevoeld, en dat viel hem best zwaar. "Je kunt je niet voorstellen wat de impact van zo'n prijs is", zegt hij spottend. "Plots word je belaagd vanuit alle windhoeken, het regent invitaties voor evenementen in alle continenten. Ik laat negentig procent van alle uitnodigingen ongeopend. Ik heb persoonlijke ruimte, stilte en eenzaamheid nodig voor mijn werk. Nu zit ik al volgeboekt tot eind volgend jaar. Tentoonstellingen en voorstellingen hier en daar en daartussen lange pauzes om te schilderen of te schrijven."

    Chinese navelstaarderij

    Wat bij Gao opvalt, zowel in zijn theaterstukken als in zijn schilderijen, is de drang naar kruisbestuiving: Ionescu ontmoet de Peking Opera, met water en inkt wordt niet op papier maar op zeil geëxperimenteerd. "Ik prijs me erg gelukkig", zegt hij met een verlegen glimlach, "dat de westerse cultuur altijd tot mijn leefwereld heeft behoord en dat mijn moeder, die zelf comédienne was, me vaak vertelde over het westerse theater. Dat heeft me ertoe aangezet om Frans te studeren aan de universiteit en kennis te maken met alle invloedrijke westerse kunstvormen van de twintigste eeuw. Misschien kon ik daardoor makkelijker ontsnappen aan de Chinese navelstaarderij die nu weer zo sterk is en die uiteraard met duidelijke politieke motieven wordt gepropageerd. Het discours over de vijfduizend jaar oude Chinese beschaving, China als opkomende macht en centrum van de wereld. Ik verbaas me er altijd over hoe moeilijk Chinese intellectuelen het doorgaans hebben om los te komen van hun wortels. Zelfs als ze geruime tijd in het Westen wonen, blijven ze in een Chinese wereld functioneren. Ik vind dat persoonlijk niet interessant. Echt grote kunst of literatuur is per definitie universeel en daarin kunnen de verschillende cultuurtradities elkaar alleen maar verrijken. Maar dat veronderstelt natuurlijk wel dat je fundamenteel geïnteresseerd bent in het andere, en dat ontbreekt bij velen."
    Het theaterstuk van Gao dat vanavond in Bozar wordt opgevoerd, is het eerste dat hij in het Frans schreef, in 1991. "Ik maakte het in opdracht van het Franse ministerie van Cultuur. Het hoefde op zich niet in het Frans, maar daar lag voor mij de uitdaging: bewijzen dat ik mijzelf kon heruitvinden in een niet-Chinese versie, met als instrument een andere taal dan de mijne. Andermaal een uitdaging van universaliteit, dus."
    Het stuk is tegelijk een tragedie, een komedie en een klucht. In de hoofdrol vertelt een vrouw over zichzelf in de derde persoon, terwijl een clown haar bespiegelingen van commentaar voorziet. Dat goochelen met persoonlijke voornaamwoorden is overigens een typisch modernistisch spelletje, dat Gao ook in zijn romans Berg van de ziel en in Bijbel van één mens (2000) uitwerkte. Zo zijn er in dat laatste boek twee vertellers, een 'jij' en een 'hij'. Beiden zijn een tweedeling van Gao zelf: 'jij' kijkt vanuit het vrije Westen terug op zijn leven in China in de jaren zestig en zeventig, 'hij' is een personage waarover 'jij' alleen maar in de derde persoon kan schrijven omdat het zijn onbereikbaar geworden vroegere ik betreft, die gevangenzit in de 'partijtaal' die toen ieders denken beheerste. Op het einde van dat boek lijkt hij op de man die in Brusselse galerij tegenover me zit. "Je verlangt niet naar een thuis, je hebt genoeg aan de woorden die je op je tong proeft en waarmee je, net als met geloosd zaad, overal je sporen achterlaat. (...) Dit leven is je in de schoot geworpen, dus waarom zou je je er druk over maken?"

    17-12-2009 om 00:00 geschreven door Catherine Vuylsteke  


    Categorie:China
    02-12-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.CHINA - De plannen voor Kopenhagen
    Peking is van plan om zijn 'koolstofintensiteit' tussen 2005 en 2020 met 40 tot 45 procent te verminderen. Dat maakte de Chinese overheid bekend, twee weken voor de top in Kopenhagen. Daarmee komt de wereldwijde nummer één inzake CO2 voor het eerst met een concreet cijfer.


    De Chinese Staatsraad, de regering dus, maakte bekend dat premier Wen Jiabao naar de top van Kopenhagen komt, een dag nadat de VS lieten weten dat VS-president Barack Obama er ook zal zijn. Hun beider aanwezigheid moet gewicht geven aan een topconferentie waarvan de voorbije dagen vooral werd gezegd dat er geen bindende akkoorden te verwachten waren. Bovendien is het voor het eerst dat Peking een concreet cijfer plakt op zijn plannen. In september, tijdens een speech voor de Verenigde Naties, zei president Hu Jintao nog dat zijn land een substantiële verlaging van de 'koolstofintensiteit' zou neerzetten tussen 2005 en 2020. Daarmee wordt, zo is nu dus duidelijk, 40 tot 45 procent bedoeld. Eerder was al geweten dat het streefcijfer voor de periode 2006-2010 20 procent was.
    China drukt zich in deze uit in 'koolstofintensiteit', waarmee gedoeld wordt op de CO2-uitstoot per procent van het bnp. Aangezien dat bnp in de voorbije decennia gemiddeld 10 procent groeide en dat in het komende decennium met 8 procent moet blijven doen om een gigantische toename van de werkloosheid te vermijden, betekent lagere 'intensiteit' niet meteen lagere absolute 'uitstoot'. Wel: grotere energie-efficiëntie.
    Precies op dat punt zijn er de voorbije jaren veel inspanningen gedaan. In 1980 had China de hoogste 'energie-intensiteit' van de hele wereld. Tien jaar later gebruikte het nog 80 procent meer energie per procent bnp dan het wereldgemiddeld en volgens de World Energy Council zit het nu op 40 procent meer dan de EU, dat de hoogste energie-efficiëntie van de wereld heeft. Vooral voor 2000 werd grote vooruitgang geboekt, sindsdien veel minder omdat er grotere nadruk kwam op drie economische sectoren die bijzonder veel energie opslokken: staal, aluminium en cement. De regering maakte vorig jaar al bekend dat ze minder wil focussen op die sectoren, maar de ramingen dat er nog 50.000 nieuwe wolkenkrabbers moeten bijkomen tegen 2025 maakt dat moeilijk.

    Zonnepanelen
    In 2007 daalde de energie-intensiteit met 3,6 procent, vorig jaar met 4,5 procent en volgens experts ziet het ernaar uit dat de doelstelling om tussen 2005 en 2010 aan 20 procent te komen, zal worden gehaald. Dat heeft veel te maken met de grote investeringen in alternatieve energie: momenteel is China goed voor 30 procent van alle geproduceerde zonnepanelen in de wereld en tegen 2020 zouden wind- en zonne-energie moeten instaan voor 15 procent van China's energieconsumptie.
    Experts menen dat de potentie in beide sectoren erg groot is, alleen bevinden de beste plekken voor windmolenparken bijvoorbeeld zich niet altijd daar waar de meeste energie nodig is. Bijgevolg hangt veel af van de investeringen in een energietransportnetwerk. Volgens Paulo Soares van de Indiase firma Suzlon wringt daar juist de schoen. "Veertig procent van alle windmolens werkt niet wegens niet aangesloten op een netwerk", stelt hij in de Financial Times, "en voor de zonne-energie geldt net hetzelfde."
    Dat de doelstelling van de eerste 20 procent, tussen 2005 en 2010 wellicht wordt gehaald, heeft alles te maken met het programma van de topduizendbedrijven, een bureaucratische ingreep waardoor de duizend grootste staatsbedrijven een energie-manager aangewezen kregen die de vooruitgang moest monitoren. In de volgende fase moeten de kleinere bedrijven onder handen worden genomen en daar heeft Peking niet altijd evenveel greep op, zo bewezen de schandalen rond productveiligheid in de voorbije jaren. Deze firma's hebben immers niet zozeer met de centrale maar wel met de lokale overheden nauwe banden en hun belangen zijn niet altijd gelijklopend met die van Peking. Die kleinere bedrijven hebben veelal minder vlotte krediettoegang en dus ook minder moderne technologie, terwijl ze tegen controle beschermd worden door de lokale overheden, die hen vooral als belangrijke bronnen van werkgelegenheid en van belastinginkomsten zien.
    Een andere reden waarom niet iedereen overtuigd is dat China die laatste 20 procent reductie zal halen, is dat de industriële energieconsumptie 70 procent van het totaal uitmaakt maar dat de snelle uitbreiding van onder meer het Chinese wapenpark er juist voor zal zorgen dat de particuliere consumptie de hoogte zal ingaan. Volgens het markonderzoeksinstituut McKinsey zal het aantal auto's tussen nu en 2030 in China met 270 miljoen groeien, waarmee 30 procent van alle voertuigen in de wereld in China zullen rondrijden. Als die blijven opteren voor benzine of diesel - wat voor acht op tien van hen wordt verwacht - zal China verantwoordelijk zijn voor meer dan 20 procent van alle broeikasgassen uit personenvervoer, wat neerkomt op een extra CO2-uitstoot van 1,2 miljard ton per jaar.

    02-12-2009 om 10:01 geschreven door Catherine Vuylsteke  


    Categorie:China
    26-11-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.CHINA-VS- nieuwe huizen na Katrina gebouwd met giftig Chinees materiaal
    De VS-Commissie voor Consumentenveiligheid stelt in haar eerste rapport na meer dan 2.100 klachten van huiseigenaars
    in onder meer Louisiana en Florida dat er een probleem is met de uit China ingevoerde bouwmaterialen die werden gebruikt na de orkanen Wilma en Katrina.
    De materialen bevatten al te hoge concentraties aan formaldehyde en waterstof­sulfide. Ook in China zelf duiken steeds meer studies op over de nefaste gevolgen van formal­dehyde. Uit een onderzoek in Canton bleek dat 70 procent van
    de nieuwe appartementen al te hoge concentraties hadden, met misselijk­heid en soms zelfs leukemie tot gevolg.

    Duizenden Amerikaanse burgers zaten al maanden te wachten op de resultaten die deze week bekend werden gemaakt: de VS-Commissie voor Consumentenveiligheid stelt na onderzoek van de luchtkwaliteit in tientallen huizen in dertien zuidelijke deelstaten dat er wel degelijk een probleem is met de in totaal 7 miljoen stuks gips- en vezelplaten die tussen 2005 en 2007 uit China werden ingevoerd. Op dat moment werden er op grote schaal nieuwe huizen gebouwd, na de verwoestingen van de orkanen Wilma en Katrina. Op de VS-markt ontstond daardoor een tekort aan bouwmaterialen, waardoor besloten werd uit China te importeren. Het gaat om het meest grootschalige consumentenonderzoek sinds de oprichting van de commissie. De conclusie luidt dat de lucht in die woningen teveel formaldehyde en waterstofsulfide bevat, wat voor luchtwegenirritatie zorgt, een algemene staat van lusteloosheid, misselijkheid en in sommige gevallen ook leukemie.
    De eerste klachten over de nieuwe huizen dateren al van 2006: mensen klaagden over tv-toestellen die het om onbegrijpelijke redenen niet meer deden en metalen hendels of onderdelen van apparaten die eerst zwart werden en dan gaten vertoonden. Tevens meldden steeds meer bewoners een ontraceerbare geur van rotte eieren, wat uiteraard met waterstofsulfide te maken heeft: die chemische stof geeft immers een dergelijke geur af. Formaldehyde daarentegen is reukloos.
    Naarmate de maanden verstreken, doken in de VS-media steeds meer reportages op van mensen die hun huizen ontvluchtten, al konden ze eigenlijk geen kant op. Ook bleken steeds meer dokters hun patiënten de raad geven om hun huis te verkopen aangezien ze sinds de verhuis wekelijks op consultatie kwamen. Andere experts raadden aan om de huizen “zo veel mogelijk te verluchten en in de mate van het mogelijke buitenshuis aan activiteiten te doen”.
    Die verhalen zorgden ervoor dat de Commissie voor Consumentenveiligheid een onderzoek instelde, waarvan nu dus de eerste resultaten bekend werden gemaakt. Ook besloot een groot deel van de 2100 huiseigenaren die klacht indienden, om een rechtszaak aan te spannen. Eén van die massaprocessen gaat midden januari van start en betreft Knauf, de Amerikaanse importeur van de Chinese bouwmaterialen. “Wij waren slechts verantwoordelijk voor 20 procent van alle Chinese Gyprocplaten die de VS binnenkwamen en toch is het onze naam die wordt bezoedeld”, zo klaagde een woordvoerder van het bedrijf in een interview op CNN. De import van de platen is begin dit jaar stopgezet, leveranciers die er nog stocks van hebben, moeten de overheid op de hoogte houden van de verkoop ervan.
    De giftige bouwmaterialen zijn niet het eerste problematische product dat uit China wordt geëxporteerd naar de VS. In 2007 stierven duizenden honden en katten na het verorberen van met melamine gecontamineerd dierenvoedsel dat door het VS-bedrijf ChemNutra en twee Chinese bedrijven werd ingevoerd. Nog in 2007 werden miljoenen stuks Chinees speelgoed uit de rekken gehaald omdat ze met giftige loodverf waren behandeld. De problemen bij Chinese exportgoederen in de VS verwijzen onvermijdelijk naar een probleem in China zelf, waar door corruptie en een grote versnippering van de kwaliteitscontrole problemen ontstaan.

    Ook klachten in China

    In de voorbije twintig jaar heeft de productie en consumptie van formaldehyde in China een hoge vlucht genomen: het land is nu goed voor meer dan één derde van het wereldtotaal. Ook in China zijn de klachten legio. Al in 2005 stelde een groep van wetenschappers vast dat de concentraties van deze stof, naast benzeen en methylbenzeen, in nieuwbouwappartementen in zeven Chinese steden “relatief hoog” waren. Op een conferentie in Canton vorige herfst poneerden onderzoekers dat maar liefst 70 procent van alle appartementen in de stad te hoge niveaus van formaldehyde bevatten.  De specialisten raadden de huiseigenaren aan bepaalde planten in huis te halen die de lucht ontgiften. Tevens suggereerden ze de installatie van luchtfilters en het wekenlang verluchten van een nieuwe flat voor die wordt bewoond. Maar of de toxische stoffen daarmee helemaal verdwijnen, achten ze niet geheel bewezen.

    26-11-2009 om 12:44 geschreven door Catherine Vuylsteke  


    Categorie:China
    24-11-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.CHINA - Drie jaar cel voor activist Huang Qi
    De Chinese mensenrechtenactivist Huang Qi is tot drie jaar cel veroordeeld wegens het 'lekken van staatsgeheimen'. Huang probeerde de ouders bij te staan van duizenden kinderen die omkwamen bij de aardbeving in Sichuan op 12 mei van vorig jaar.
    Huang Qi werd in juni van vorig jaar gearresteerd, dik drie jaar nadat hij uit de gevangenis was vrijgelaten. In 2000 was hij al aangehouden voor het opstarten van de website 64tianwang.com, waarin hij ijverde voor het herzien van het verdict van het bloedbad van 4 juni 1989, dat als het neerslaan van een 'contrarebellie' is veroordeeld. Op die website plaatste Huang tal van kritische politieke artikels. Hij zat daarvoor vijf jaar in de cel.
    Na de aardbeving in Sichuan besliste deze activist om te proberen zijn provinciegenoten bij te staan bij het aanspannen van processen tegen lokale besturen die al te onstabiele scholen hadden gebouwd. Op tal van plaatsen waren het alleen de scholen die instortten, met de dood van meer dan 5.500 kinderen tot gevolg. Een maand later werd Huang al gearresteerd. Gisteren werd hij op erg vage gronden tot drie jaar cel veroordeeld, zijn vrouw zei tegen mensenrechtenorganisaties dat ze geen kopie van het verdict had gekregen. Ze mocht haar echtgenoot evenmin spreken.
    Huang is overigens lang niet de enige die wegens activisme rond de aardbeving achter de tralies zit. In september werd een gewezen professor uit Nanjing, Guo Quan, tot maar liefst tien jaar cel veroordeeld. Ook hij had de zogenaamde doufu-scholen in artikels aangevallen. Het proces van Tan Zuoren, die een lijst wou opstellen van namen van kinderen die omkwamen, is nog bezig. Hij wordt verdacht van 'poging tot subversie tegen de staatsmacht' en riskeert drie jaar.

    24-11-2009 om 00:00 geschreven door Catherine Vuylsteke  


    Categorie:China
    20-11-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.CHINA - van besmet melkpoeder en assertieve ouders

    Zhao Lianhai, die vanuit de kleine flat die hij met zijn vrouw en driejarige kind deelt, actie voerde rond de met melamine besmette melk, is geen reguliere politieke activist. De dertiger zweert zich nooit met politiek te hebben ingelaten en louter op de barricaden te zijn gesprongen toen zijn eigen kind ziek werd. Net zoals 300.000 andere Chinese meisjes en jongens kreeg het nierstenen door het drinken van melk waarin melamine was vermengd, een plasticproduct dat de melk bij tests een hoger proteïnegehalte geeft, terwijl die in feite in de meeste gevallen met water is aangelengd en dus minder proteïne bevat dan zou moeten. Minstens zes kinderen stierven aan nierfalen.


     Zhao richtte een belangenvereniging voor ouders van getroffen kinderen op en probeerde tot aan zijn arrestatie vorig week zo goed mogelijk informatie en bundelen en te verspreiden. Maar ook dat is nu schijnbaar misgelopen. Daags voor Obama in China zou aankomen, is Zhao door de politie meegenomen wegens 'het veroorzaken van incidenten'. Tot dusver, zo meldden Amnesty International en Human rights in China, heeft hij geen toegang gekregen tot een advocaat. Aangezien evenmin duidelijk is of het een tijdelijke detentie betreft, tot Obama zou zijn vertrokken (wat woensdag gebeurde), dan wel het begin van vervolging, hebben honderden internauten een petitie opgestart. Ze willen dat Zhao meteen wordt vrijgelaten.

    Het melkpoederschandandaal kwam in september vorig jaar aan het licht en betrof aanvankelijk alleen de firma Sanlu, de grootste producent van het land. Later onderzoek zou aangeven dat ook 21 andere grote melkbedrijven met melamine besmet melkpoeder verkochten. Hoewel de grote aantallen ziektegevallen pas na de Olympische Spelen openbaar werden gemaakt, bleek later uit een overheidsrapport dat de eerste klachten van ouders al dateerden van december 2007 maar dat tot juni 2008 werd gewacht om het melkpoeder te testen.

    Die tests bleken positief en begin augustus, aan de vooravond van de Olympische Spelen, vroeg Sanlu aan de plaatselijke partij/staatsinstanties hoe het probleem moest worden aangepakt. Besloten werd om de zaak in de doofpot te stoppen tot na de Spelen. Een journalist van het blad Zuidelijk Weekend, die eind juli al een artikel schreef over verdacht zieke baby's, zag zijn stuk gecensureerd en geweigerd.

    Wereldmarktleider

    Dat de zaak begin september toch uitlekte, had alles te maken met het feit dat Sanlu voor 40 procent in handen was van het Nieuw-Zeelandse bedrijf Fonterra, de wereldmarktleider inzake melkpoeder. Toen de Chinaverantwoordelijke van de firma lucht kreeg van de zaak en actie eiste, gebeurde er niets, waarop hij de Nieuw-Zeelandse premier Helen Clarke inschakelde, die zelf met de leiders in Peking contact opnam.

    Sanlu ging prompt dicht, ook andere bedrijven bleken betrokken en steeds meer bezorgde ouders dienden zich aan. De eerste processen in de zaak kwamen in januari toen de gewezen manager van het Sanlubedrijf, Tian Wenhua, levenslang kreeg en twee anderen tot de dood werden veroordeeld voor het vervaardigen en verkopen van melamine en van gecontamineerd voedsel. In totaal twaalf mensen werden toen berecht. Tevens werd het ondertussen failliet verklaarde Sanlu veroordeeld tot een boete van 5 miljoen euro en manager Tian zelf tot een boete van 2 miljoen euro.

    In december werkte Sanlu samen met de andere 21 betrokken bedrijven een compensatieplan voor de getroffen gezinnen uit ten belope van 110 miljoen euro. Alle geregistreerde ouders van zieke kinderen kregen een brief waarin hen de volgende compensatieregeling werd voorgesteld: 20.000 euro bij het overlijden van een kind, 3.000 euro in geval van blijvende ernstige aandoeningen en 200 euro voor slachtoffers met 'minder ernstige kwalen'.

    Bij dat laatste, zo bleek later, hielp de lokale overheid soms wel een handje: zo doken circulaires op van partijkaders die dokters opdracht gaven 'minieme nierstenen niet als dusdanig te erkennen, teneinde niet voor een onoverkomelijke lijst aan schadeclaims te zorgen'. Tegelijk werd de kinderen gratis medische zorg aangeboden tot aan de leeftijd van achttien jaar. Het gros van de slachtoffers aanvaardde die regeling. De meesten vreesden immers dat het dit of niets zou zijn.

    200 euro vergoeding

    Meneer Zhao en enige honderden moeders en vaders gingen niet akkoord. Zij argumenteren dat de 200 euro die het gros van de slachtoffers ontvingen, volstrekt niet volstaat. Bovendien is nu nog onduidelijk welke de langetermijngevolgen zullen zijn van de melaminevergiftiging. Als ze permanent invalide zullen zijn, houdt dat niet op op hun 18de verjaardag.

    Zij besloten een massaproces aan te spannen, wat Peking evenwel niet wilde. De ene na de andere poging daartoe werd gekelderd. Pas in maart en april werden twee individuele zaken ontvankelijk verklaard. Het eerste proces had op 10 november moeten beginnen, maar de betrokken vader, Wang Gang, werd daags voordien door de politie afgetroefd. Zhao maakte daar een verslag van en zette het op zijn site. Luttele dagen later werd hij zelf afgevoerd.

    20-11-2009 om 00:00 geschreven door Catherine Vuylsteke  


    Categorie:China
    13-11-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.CHINA - de zwarte gevangenissen
    Chinese burgers hebben het constitutionele recht om met een verzoekschrift naar de centrale overheid te stappen, maar plaatselijke autoriteiten proberen dat zoveel mogelijk te verhinderen. Ze laten hen oppakken en in illegale detentiecentra opsluiten, vanwaaruit ze worden gedeporteerd naar hun geboortedorp of -stad.
    Aan de vooravond van het bezoek van VS-president Barack Obama aan China, stelt de Amerikaanse mensenrechtenorganisatie Human Rights Watch zijn rapport 'Een steeg in de hel' voor, over de zwarte gevangenissen waarin indieners van petities terecht komen. 38 mensen verhalen in het rapport over hun wedervaren in deze illegale detentie die volgens Peking niet betaat.
    Jaarlijks dienen 10 tot 13 miljoen Chinese burgers een petitie of 'xinfang' in bij de overheid, in de hoop dat een hun aangedaan onrecht wordt gecorrigeerd. Dat onrecht kan erin bestaan dat ze illegaal onteigend werden, geen compensatie hebben gekregen voor een arbeidsongeval, het slachtoffer werden van milieuvervuiling, enzovoort. Die unieke Chinese traditie bestond al tijdens het keizerrijk, overleefde het Maotijdperk en werd in 1982 zelfs in de grondwet ingeschreven. Officieel gaat het om 'een brug tussen de partij en regering en de massa's, een raam waardoorheen naar het volk wordt geluisterd'. Je hebt op alle bestuursniveaus xinfangbureaus (volgens een rapport van het Chinese Human Rights Defenders uit maart 2008 zijn er in het hele land bijna 50.000).
    De meeste burgers wenden zich eerst tot het dichtstbijzijnde kantoor, maar eindigen niet zelden in de hoofdstad. Hoewel ze tegen dan al veel centen en illusies armer zijn, willen ze graag geloven dat de nationale leiders hun zaak meer genegen zijn dan de lokale. De statistieken logenstraffen dat. Onderzoek van de Academie voor Sociale Wetenschappen geeft aan dat een per post verstuurd verzoekschrift in slechts drie gevallen op de tienduizend een of andere oplossing genereert. Gaat de burger zijn of haar zaak persoonlijk aankaarten, dan is de kans op succes iets groter. Hoewel, ook dan krijgen niet meer dan twee burgers op de duizend iets anders dan verwensingen of klappen.
    Onderscheppers
    In 2005 vaardigde de centrale overheid een richtlijn uit waardoor lokale autoriteiten zélf de geschillen met hun ingezetenen moeten oplossen, zonder dat Peking wordt lastiggevallen. Ze schrijft voor dat burgers binnen zestig dagen een schriftelijk antwoord op hun klacht moeten ontvangen. Aan het aantal gevallen dat zich toch genoodzaakt ziet naar de hoofdstad te reizen zal de mate van goed bestuur van de lokale overheden worden afgemeten.
    Daarom zetten die plaatselijke autoriteiten nu nog meer dan vroeger zogenaamde 'onderscheppers' in, die de burgers in de kraag moeten vatten voor ze een verzoekschrift kunnen indienen. Volgens professor Yu Jianrong van het Instituut voor Plattelandsontwikkeling neemt het leger onderscheppers dat naar Peking wordt gestuurd alsmaar toe. "Conservatief geschat", zo schreef hij vorig jaar op zijn blog "gaat het op piekmomenten - in de aanloop naar bijeenkomsten van het Partij- of Volkscongres - om 100.000 mensen, afkomstig uit het hele land. Ze worden in de hoofdstad niet alleen onderhouden en gehuisvest op kosten van de belastingbetaler, tegelijk plezieren ze de hogere partij- en regeringsechelons met cadeaus en diners, zodat ze de dossiers uit hun regio kunnen inkijken en laten verdwijnen".
    Professor Yu ondervroeg in februari 2007 1.200 indieners van petities uit het hele land en stelde vast dat zes van de tien ondervraagden persoonlijk het slachtoffer geworden was van mishandeling en detentie, een van de vijf bekocht zijn of haar pogingen om gerechtigheid te verkrijgen zelfs met een verblijf in een werkkamp, terwijl 3 procent in een psychiatrische instelling eindigde.
    Vroeger werden de onderschepte indieners van verzoekschriften veelal vastgehouden in de zogenaamde Shourong- centra, waar rurale migranten zonder papieren tot aan de afschaffing van het systeem in juni 2003 werden opgesloten. Die centra werden opgedoekt na grote binnenlandse verontwaardiging over de moord daar op een student in maart 2003. Sindsdien opteren de lokale autoriteiten voor goedkope hotels in de hoofdstad of voor weinig gebruikte partij- en staatsgebouwen in hun eigen provincie of district om indieners van petities in op te sluiten. Die zogenaamde 'zwarte gevangenissen' werden vorig jaar door lokaal bestuurslid en professor Xu Zhiyong voor het eerst publiekelijk gehekeld. Xu bezocht toen zelf een aantal van die hotels in Peking en bevrijdde ook opgesloten burgers.

    Verrot geslagen
    Een van de verhalen die de rapportschrijvers van Human Rights Watch optekenden is dat van een vijftienjarig meisje uit de westelijke provincie Gansu. Ze besloot een verzoekschrift in te dienen bij de centrale overheid in Peking nadat een lokale functionaris uit haar geboortedistrict haar vader verrot had geslagen. De man kan sindsdien niet meer werken. Nog voor ze evenwel haar klacht kon deponeren, werd het meisje op 10 juli 2008 in Peking door mannen in burger van de straat geplukt en naar Gansu teruggebracht, waar ze tot 13 september werd vastgehouden in een ziekenhuis, een instelling voor gehandicapten en uiteindelijk in een verzorgingstehuis. "Hoe lang ze me zouden vasthouden, hebben ze nooit verteld. Ik wilde niet met ze mee maar ik kon me niet verzetten. Ze sloegen me en sleepten me een auto in."
    Het feit dat Li zo jong was, betekende overigens niet dat ze minder werd mishandeld. Integendeel, op 11 september sloegen bewakers een van haar tanden uit.

    13-11-2009 om 00:00 geschreven door Catherine Vuylsteke  


    Categorie:China
    24-10-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.CHINA- de lange mars naar de wereldliteratuur

    Op 's werelds grootste boekenbeurs, de Franfurter Buchmesse, was China dit jaar het gastland en werden 100 nieuwe boeken gepresenteerd die naar het Engels of het Duits zijn vertaald. Ook Europalia China nodigt vijf Chinese schrijvers uit. En toch neemt de hedendaagse Chinese literatuur geen vanzelfsprekende plaats in in de wereldliteratuur. “Misschien is de Chinese literaire traditie wel de enige die echt van de westerse verschilt”, meent Mark Leenhouts, die ondertussen tien Chinese romans heeft vertaald. Hij redigeert het Chinese literaire tijdschrift 'Het Trage Vuur' redigeert en schreef ook Chinese literatuur van nu, aards maar bevlogen'.

    Op de Frankfurter Buchmesse worden wel 100 nieuwe vertalingen voorgesteld, maar eigenlijk valt op hoe moeilijk de Chinese literatuur haar weg vindt naar een westers publiek. De statistieken liegen er niet om. Chinese uitgevers kochten in 2005 de rechten voor bijna 4.000 Amerikaanse titels, hun VS-collega's schaften in datzelfde jaar de rechten aan voor welgeteld 16 Chinese werken. Er wordt nochtans behoorlijk geproduceerd in China: in 2007 kwamen er maar liefst 136.000 nieuwe boeken op de markt. Hoe komt dat volgens u?

    Mark Leenhouts:” Ik geloof dat dat deels te maken heeft met de onbekendheid van de Chinese taal, die vertaling en ontsluiting moeilijk maakt. Maar het ligt evengoed aan het feit dat velen van de schrijvers uit de werelditeratuur, zoals de Latijnsamerikaanse Gabriel Garcia Marquez of Salman Rushdie door de koloniale tijd diepe westerse wortels hebben. Milan Kundera plaatst Rushdie zonder aarzelen in de Europese traditie van Cervantes en Rabelais en als je kijkt naar het lijstje van mensen die Marquez' inspireerden, dan blijkt naast Kafka, Faulkner, Hemingway en Sophocles de enige inlandse invloed zijn eigen grootmoeder te zijn. Rushdie en Marquez confronteerden het Westen niet met iets nieuws maar bliezen de westerse literatuur nieuw leven in. Op magistrale wijze, dat wel.


    De Chinese literatuur daarentegen dompelt de westerse lezer dieper onder in het vreemde. Je zou zelfs kunnen beweren dat het de enige grote literaire traditie is die nagenoeg niet door het Westen werd beïnvloed en dus helemaal anders in elkaar zit. Dat is de westerse lezer niet gewend.

    Wat is het verschil?

    De Chinese literatuuropvatting is terug te voeren op het oorspronkelijke Chinese wereldbeeld. In het Chinese denken is de wereld niet geschapen: al het bestaande heeft altijd bestaan. De oorzaak van het leven, de hoogste waarheid, zocht de traditionele Chinees daarom niet buiten de wereld bij een hemelse schepper. Als hij de wereld wilde begrijpen keek hij om zich heen - naar de natuur, naar de samenleving. Hij nam patronen waar in de verandering van de seizoenen, in de herhalingen van de geschiedenis en meende daarin een blijvend principe te zien dat orde in de dingen schiep. Dat principe noemde hij de Weg - en daarnaar probeerde hij te leven. Dat is ook de kern van het confucianisme. Op basis van de waargenomen patronen stelde Confucius praktische regels en riten vast voor het juiste sociale gedrag, waarmee de Weg, de orde, kon worden behouden. Het Westen kent natuurlijk wel de Tien Geboden maar een belangrijk verschil is dat Confucius niet Gods woord verkondigde, maar verslag deed van zijn eigen ervaringen, als een gewone, zij het wijze man. Door die aardse blik mist de Chinees in westerse ogen enige tragiek. Hij is niet als zondig mens uit het paradijs verjaagd, hij heeft zijn ziel niet aan de duivel hoeven verkopen om de ultieme kennis van de wereld te bemachtigen. De Chinese auteur schrijft zich dus niet in in de traditie die met de Grieken is begonnen, waarbij centraal de mens staat die zijn lot niet kan ontlopen. Er is veel meer een streven naar harmonie met wat er is.

    Maar aan de andere kant kan de Chinese schrijver wel zeer ontroerd zijn door wat hij in die wereld ziet. Daarom ook dat het overgrote deel van de klassieke literatuur zich zo hartstochtelijk bekommert om maatschappelijke zaken. Die traditie is doorgezet in het politieke engagement van de vroege twintigste eeuw en zelfs in het extreme politieke gebruik van literatuur onder het latere communisme.


    Onder de confucianistische elite gold geschiedschrijving als het hoogste literaire goed en de belangrijkste vereisten waren dat wat de schrijver stelde waar gebeurd was en oprecht verwoord. Terwijl in het Westen literatuur sinds Aristoteles haast synoniem is geworden met fictie was in China de enige toegestane vorm van fictie de allegorie, om veilig en indirect een kritiek of klacht te kunnen uiten. Een literatuur van anekdotes, mythen en legenden was er wel maar die werd beschouwd als triviaal, het was vermaak dat geen nut diende maar dat ook niet echt kwaad kon. De ontwikkeling van de Chinese prozaliteratuur is eigenlijk een lange emancipatiegeschiedenis van het triviale naar het hogere.

    Geldt die drang om het waar gebeurde oprecht te verwoorden nog steeds?

    Eigenlijk wel. De moderne Chinese schrijver zit de werkelijkheid nog altijd dicht op de huid, ook als hij er niet direct sociale kritiek op heeft. Je ziet het in het obsessieve vastleggen van het dagelijks leven in de massale, levendige internetliteratuur sinds het begin van de 21ste eeuw.

    Je zou kunnen denken dat het probleem voor de westerse lezer is dat de Chinese schrijver daarmee in detail verwijst naar een Chinese werkelijkheid die hier niet zo bekend is. Maar hoe verklaar je dan het grote internationale succes van de hedendaagse Chinese film, die toch precies diezelfde Chinese werkelijkheid aankaart? Daar ligt het dus niet aan.

    “Het gaat erom hoe die realiteit wordt weergegeven. Een veelgehoord westers bezwaar tegen Chinese literatuur is het gebrek aan psychologische diepgang van de personages. De auteur schrijft wat er gebeurt, veel minder waarom. Bovendien hebben Chinese romans vaak erg veel personages, die soms tot types worden herleid. In de westerse roman, zoals die vanaf de 18de eeuw opkomt, worden personages niet alleen uitgebreider getekend, veelal wordt het hele verhaal geschetst vanuit het perspectief van één of enkele van hen. Bovendien is het hun karakterontwikkeling die de roman voortstuwt.


    Een andere vaak geformuleerde kritiek is dat in de gemiddelde Chinese roman een dwingende plot ver te zoeken is.

    Inderdaad. Een geheim, een zoektocht, een probleemstelling die noopt tot antwoorden heb je in veel gevallen niet. Eerder een beschrijving van hoe de personages zich tot elkaar verhouden, welke de socio-maatschappelijke relaties zijn. Vaak worden veel korte verhaaltjes vertelt, als kleine feuilletons in een groter geheel maar zonder dat bij het einde naar het begin wordt teruggekeerd of dat er op het eerste gezicht een algemene verhaallijn is”.

    Wat doen westerse uitgevers met die 'bezwaren' mee?

    “Kijk naar het verhaal van de Britse literaire agent Toby Eady, de man achter Jung Changs 'Wilde Zwanen', waarvan er uiteindelijk 10 miljoen exemplaren zijn verkocht. Toen ze ergens in de jaren tachtig met haar manuscript bij hem kwam, oordeelde Teady dat het om een 'ongeordende brij' ging, om één verzameling van details zonder enige structuur, een heel typisch Chinese manier van vertellen dus. Hij heeft zeven jaar met haar gewerkt aan het boek om uit dat ruwe materiaal een roman te distilleren met perspectief. Vanuit het ik-personage wordt vervolgens gekeken naar de levens van de moeder en de grootmoeder. En dat werkte. Maar Eady weet ook wel dat het eindresultaat geen Chinese literatuur meer is, maar een soort van nieuwe mengvorm”.

    U vertelt in uw boek ook over Howard Goldblatt, de allerbekendste Amerikaanse vertaler van Chinese literatuur, die bepaald opmerkelijke kunstgrepen uitvoert.

    Ja, met het oog op een soepeler plot worden passages weggelaten of omgegooid en nieuwe slot- of beginhoofdstukken voorgesteld. Hij doet dat evenwel in overleg met de auteur. Mo Yan, die in China de grootste hedendaagse schrijver heet, vertrouwt zijn vertaler en hij geeft Goldblatt ook de vrijheid om het boek 'aan de Amerikaanse lezer aan te passen'.

    Goldblatt stelde ook ooit aan Li Rui, auteur van 'Zilverstad', voor om een hoofdstuk naar voren te halen om meer spanning te creëren, alvast een tipje van de sluier op te lichten. Li voerde die suggestie prompt door, ook in de latere drukken van het Chinese origineel.

    “Zelf zou ik dat niet doen, ik geloof dat in Europa het respect voor het originele werk een stuk groter is”.

    China's literaire traditie verschilt van de onze, wat doet vermoeden dat andere genres daar goed verkopen dan hier?

    “Klopt. De standaard Chinese roman is geen liefdesroman en draait niet rond één hoofdpersonage. Dat vinden Chinese lezers vaak te simplistisch. Doorgaans gaan de bestsellers over een actueel thema en worden wantoestanden blootgelegd. Vaak gebeurt dat in de vorm van een historische roman: men gebruikt een periode uit het verleden om vergelijkingen te maken met het heden. Neem 'Rijst' van Su Tong, dat speelt in de jaren twintig dertig en draait om een arme man van het platteland die zijn geluk gaat zoeken in de stad. Dat boek is in de jaren negentig verschenen, net op een moment dat rurale migratie in China een groot thema was.

    Een heel populair onderwerp is ook corruptie, omdat het een gigantisch maatschappelijk probleem is waar iedereen mee kampt. Door te opteren voor een romaneske vorm is het voor de auteur veiliger om kritiek te uiten. En je kan in China echt wel wat zeggen, zolang je maar niet beweert dat de problemen terug te voeren zijn op de alleenheerschappij van de partij of op het beleid van president Hu Jintao. Eigenlijk zijn die boeken een voortzetting van de oude traditie: andermaal wil men met een (waargebeurd) verhaal aan de hogere macht laten zien wat er in de maatschappij speelt”.

    Vindt u dat de juiste boeken vertaald worden?

    In het Nederlands wordt niet echt veel anders vertaald dat in het Engels, wat de dominante markt is. Treurig is wel dat het vaak alleen de dissidente boeken zijn die vertaald worden, veelal autobiografieën waarin het leven teruggebracht wordt tot politiek en die niet op hun literaire kwaliteiten zijn geselecteerd.

    Als u een leeslijstje mocht maken voor onze lezers, wat staat daarop dan bovenaan?

    Het Verzamelde Werk van Lu Xun, Doodgaan went van X.L. Zhang, Mijn leven als keizer van Su Tong, en de Jongens van Glas van de Taiwanese auteur Pai Hsien-yung

    Mark Leenhouts geeft op 20 oktober een lezing in Bozar in het kader van Europalia China, op 22 en 25 oktober doet hij de publieke interviews voor respectievelijk Mo Yan en Su Tong.

    Mark Leenhouts, Chinese literatuur van nu, aards maar bevlogen, uitgeverij De Geus

    24-10-2009 om 00:00 geschreven door Catherine Vuylsteke  


    Categorie:China
    01-10-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.CHINA - Zestig jaar Volksrepubliek of het bakken van een klein visje
    De dure parade die vandaag over het Tiananmenplein trekt ter viering van zestig jaar China, kan de onderliggende beleidscrisis niet verhullen, schrijft Catherine Vuylsteke. 'Reële aansprakelijkheid zou het mooiste cadeau zijn van de leiders voor de zonen en dochters van de jarige Volksrepubliek.'
    Het besturen van een groot land is als het bakken van een klein visje. De Chinese daoïstische filosoof Laozi, had tweeënhalf millennium geleden een punt. Het is niet simpel, en als je er te al zeer mee tekeergaat, loopt het fout, dat bedoelde hij. Het is een zinnetje dat de zenuwachtige Chinese leiders die vandaag naar een buitensporige show kijken op het Tiananmenplein, terwijl de omwonenden niet welkom zijn, ter harte moeten nemen. Hun zelfvertrouwen op diplomatieke fora en China's internationale economische profiel staan in scherp contrast met het gevoerde binnenlands beleid. Hun systematisch repressieve respons op de steeds luider klinkende kreten van volks ongenoegen is contraproductief. Onderzoek geeft aan dat het inzetten van alle geledingen van het veiligheidsapparaat tegen onrechtmatig onteigende boeren, niet-uitbetaalde rurale migranten en slachtoffers van ecologische problemen niet leidt tot de maatschappelijke stabiliteit en harmonie waar de tandem van president Hu Jintao en premier Wen Jiabao zegt naar te streven. Integendeel, geweld genereert juist meer geweld. Onmacht is een slechte raadgever.
    Neem de loodvergiftigingen bij kinderen in de provincie Shaanxi midden augustus: ze eindigden met vandalisme, klappen en arrestaties. Boze vaders en moeders hebben tien vrachtwagens en honderden meters omheining van de Dongling Lood- en Zinksmelterij vernield daags nadat ze van het lokale Milieubureau te horen kregen dat de inderdaad vastgestelde hoge loodconcentraties in het bloed van hun 615 zonen en dochters ook te maken hadden met hun 'leef- en voedingsgewoontes'. Welke maatregelen tegen het bedrijf genomen zouden worden, kon het bureau niet vertellen en in welke mate de kinderen op haar kosten of die van de staat zullen worden behandeld, is evenmin duidelijk.
    In diezelfde week ging het in de zuidoostelijke provincie Fujian mis, waar duizenden eenheden van de rellenpolitie slag leverden met 10.000 burgers die al jaren klagen over een nabijgelegen afvalbedrijf dat volgens hen verantwoordelijk is voor een gigantische stank en een sterke toename van het aantal kankers. Welke schikking voor het bedrijf wordt getroffen, raakte niet opgehelderd. Dergelijke problemen beperken zich overigens niet tot Shaanxi of Fujian: uit de jongste studie van het nationale Milieubureau blijkt dat het aantal ecologische conflicten het jongste jaar met een derde is gestegen, terwijl bedrijven die om milieuredenen tot sluiting werden verplicht, niet zelden stiekem weer aan het werk gaan.
    Repressie genereert meer geweld en werkt bovendien destructief. De problemen woekeren aldus verder, ze genereren een beleidscrisis die niet te camoufleren valt met een dure militaire parade in het hart van de hoofdstad. Het is vooral in de ogen van de meerderheid van de bevolking, de boeren, de rurale migranten en de niet-kapitaalkrachtige stedelingen dat de overheid haar geloofwaardigheid verliest. Bij gebrek aan centen, kansen of opleiding zijn zij het meest op de staat aangewezen en ze worden er het slechtst door behandeld. Kunnen de goed opgeleide stedelijke rijken in hun gated communities op een geciviliseerde omgang met de overheid rekenen, die grosso modo op laisser faire neerkomt, dan mogen de landbouwers veelal dreigementen en geweld verwachten als antwoord op hun vraag om hulp. De voorkeursbehandeling van de stedelijke elite is niet toevallig. Het betreft een bewuste trade-off waarmee de partij haar machtsmonopolie handhaaft sinds haar bijna-doodervaring van 1989. De verwachte tegenprestatie van de bevoorrechten is dat ze hun vrijheid niet delen met de rest van de samenleving en zich bijvoorbeeld niet inschakelen in hun emancipatiestrijd.
    Ik hoop dat de leiders bij het aanschouwen van de militaire spitstechnologie op het plein waar twintig jaar geleden onschuldige burgers stierven, even stilstaan bij de resultaten van het onlineonderzoek dat het officiële magazine China Insight einde juli uitvoerde onder 3.000 internetgebruikers. Daaruit bleek dat prostituees ondanks het feit dat ze een categorie van illegaal werkenden zijn, als betrouwbaarder worden gezien dan overheidsambtenaren. Die laatste bengelden onderaan in de klassering, samen met de vastgoedspeculanten en de politie. Meest integer werden de boeren en de religieuze figuren bevonden, of het nu om priesters uit ondergrondse kerken ging dan wel boeddhistische monniken. Vergelijkbare conclusies kunnen getrokken worden uit het artikel dat ter gelegenheid van de eerste schooldag verscheen in het erg populaire Dagblad van de Zuidelijke Metropool. Een reporter vroeg aan kinderen uit het eerste leerjaar wat ze later graag willen worden. De obligate piloten en artsen ontbraken niet in de antwoorden, maar er was ook een meisje dat stellig beweerde "een corrupte functionaris" te willen worden, "want die hebben alles wat hun hartje begeert".
    China's leiders heeft het nooit aan buitenlandse apologeten ontbroken. Sinds het van Mao naar de Markt ging, transformeerden ze zich van extreem linkse revolutionairen tot succesvolle zakenlui maar hun basisargumentatie veranderde niet. China heeft in de voorbije jaren een gigantische ontwikkeling doorgemaakt. Helemaal mee eens, maar de burgers zijn hun leiders ver vooruit. Ze wachten met groeiend ongeduld op de verantwoordelijke participatie aan het maatschappelijke debat en op de aansprakelijkheid van de leiders die hen al zo lang zijn beloofd. "Het volk is opgestaan", zou Mao hebben betoogd bij de uitroeping van de Volksrepubliek. Zestig jaar na dato is het een waarheid als een koe. Het kan lezen, schrijven, denken en debatteren. Nu de leiders nog.

    01-10-2009 om 00:00 geschreven door Catherine Vuylsteke  


    Categorie:China
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.CHINA- Volksrepubliek wordt zestig

    Precies zestig jaar geleden werd in het hart van Peking de Volksrepubliek China uitgeroepen. Mao Zedong en Deng Xiaoping lanceerden twee al even grootse als aan elkaar tegengestelde politieke experimenten. De eerste isoleerde China, liet 350 miljoen Rode Boekjes drukken en veranderde 's lands kookpotten in schroot, de tweede zette de natie terug op de kaart en maakte er de fabriek van de wereld van. En het Westen verstond vaak niet wat er gebeurde.
    Het moet om een uur of drie 's middags geweest zijn, na maanden van belegering door het Volksbevrijdingsleger dat op 1 oktober 1949 van op het Tiananmenplein in het hart van Peking de Volksrepubliek werd afgekondigd.
    Op YouTube zijn filmpjes van te zien, met een robuuste Mao die zijn pet heeft goed gezet vooraleer hij de trappen beklimt naar het balkon aan de noordkant van het plein, waar hij wordt geflankeerd door tientallen kopstukken van de Chinese Communistische Partij. Voor hen bevindt zich een zee van mensen en Chinese vlaggen.
    Over wat de Grote Roerganger er precies zei, lopen de meningen uiteen. De 26-jarige Brit David Hawkes, die later een van de belangrijkste vertalers zou worden van Chinese literatuur, studeerde toen in Peking en hij was er die middag met zijn klasgenoten bij op het plein. Dat Mao met een dik Hunanees accent sprak, zei hij er later over, en dat hij noch zijn omstanders er een woord van konden verstaan.
    De Chinese schrijver Ma Feng was er evengoed, en hoewel zijn geboortedorp meer dan duizend kilometer noordelijker ligt dan dat van Mao en de beide heren dus moeilijk streekgenoten genoemd kunnen worden, beweert Ma perfect te hebben begrepen wat de nieuwe leider oreerde. Dat hij 'met heldere, verheven stem sprak', wist Ma te vertellen, maar misschien had dat te maken met het feit dat deze man uit Shanxi een overtuigde communist was voor wie Mao boven alles stond. Volgens hem verkondigde de Voorzitter helemaal niet dat 'het Chinese volk is opgestaan', zoals veel bronnen beweren, maar zei hij louter dat 'de Centrale Regering van de Volksrepubliek China is opgericht'. Niet meteen memorabele historische woorden, waarop een uitzinnige menigte toch antwoordde met 'Lang leve voorzitter Mao'.

    Voldoende kogels

    "Ik moest er zo ongeveer van huilen", zo vertelde Ma veertig jaar na datum in een interview. "Ik had niet verwacht dat de communistische zege zo snel zou komen en dat ik het zelf zou meemaken. We hadden net de Japanners verslagen (de achtjarige verzetsoorlog tegen de Japanners eindigde in 1945) en de Guomindang onttroond (na opnieuw vier jaar strijd). Het enige waar we aan konden denken was aan de heropbouw van de steden en de rurale gebieden die tijdens de oorlog waren verwoest. Meer dan tien jaar hadden we gevochten. Ik was zestien toen ik bij het leger ging om tegen de Japanners te vechten. Een jaar later vervoegde ik de Communistische Partij. We konden toen alleen maar hopen dat we voldoende kogels zouden hebben om de vijand te verslaan en dat we niet elke dag met honger naar bed zouden hoeven."
    Mao niet kunnen verstaan, het is een storing die niet alleen vertaler Hawkes betreft, eigenlijk gold ze voor het gros van de linkse westerse intellectuelen die lange tijd een naïeve romance hadden met China. Het begon met de Amerikaanse journalist Edgar Snow, die Mao in 1936 ontmoette in zijn guerillabasis in Yan'an, wat uitmondde in zijn hagiografische Rode Ster over China. Simone de Beauvoir, die over haar Chinareis van 1955 La longue Marche (1957) schreef, meende zelfs dat "de macht die Mao uitoefent niet dictatorialer is dan die van bijvoorbeeld Roosevelt. De grondwet van het Nieuwe China maakt het onmogelijk dat al te veel macht wordt geconcentreerd in de handen van één man."
    Vijf jaar na de Beauvoir vertrok de latere Canadese eerste minister Pierre Trudeau met zijn vriend Jacques Hébert naar het China van de Grote Sprong Voorwaarts (1958-'61). Hoewel Mao's surrealistische pogingen om potten en pannen in ambachtelijke smeltovens om te toveren tot hoogwaardig staal daar toen net waren uitgemond in de grootste hongersnood van de eeuw, maakten de twee Canadezen in hun Deux innocents en Chine rouge (1961) geen enkele melding van de ramp die aan 30 miljoen burgers het leven zou kosten.
    En zo waren er velen. De gewezen baas van de VN-Voedsel en Landbouworganisatie (FAO), Lord Boyd-Orr, evengoed als de latere Franse president Mitterrand en de Britse veldmaarschalk Montgomery, lieten zich allemaal door Mao uitleggen dat de verhalen van hongersnood die verspreid werden door Chinese vluchtelingen die naar de Britse kroonkolonie Hongkong waren gezwommen, simpelweg niet klopten. Het betrof loutere imperialistische laster.
    Tijdens de Culturele Revolutie (1966-'76) meende de Franse filosoof Jean-Paul Sartre dat het revolutionaire geweld 'fundamenteel ethisch van aard is'. "Een revolutionair regime", zo zou hij in 1973 in een interview in het magazine Actuel beweren, "moet zich ontdoen van een aantal bedreigende individuen en ik zie voor hen geen andere oplossing dan de dood. Als ze in een gevangenis worden opgesloten, bestaat immers altijd de kans dat ze worden vrijgelaten."
    Dat miljoenen onschuldige Chinese burgers in de ene politieke campagne na de andere werden verpletterd, leek bijzaak. Sartre en vele anderen traden Mao bij in zijn overtuiging dat 'een revolutie nu eenmaal geen dineetje is'. Ze raakten bedwelmd door het Chinese politieke experiment omdat het er een was waarin de verstotenen der aarde van weleer zich hadden getransformeerd tot dragers van een toekomstig socialistisch utopia.
    Chinezen geloven dat dramatische maatschappelijke omwentelingen voorafgegaan worden door ingrijpende veranderingen in de natuur. En zo zou je het in dit geval, in 1976, kunnen uitleggen. Op 28 juli doodde de grootste aardbeving van de twintigste eeuw meer dan een kwart miljoen Chinezen, officieel dan toch, andere bronnen spreken van drie keer zoveel doden, en 43 dagen later kwam er een einde aan bijna dertig jaar van 'permanente revolutie'. De Rode Patriarch was 82 toen hij de geest gaf.
    Zijn tien jaar jongere partijgenoot Deng Xiaoping zou de machtsstrijd met Mao's gedoodverfde opvolger Hua Guofeng winnen en werd op het Derde Plenum van het 11de Partijcongres in december 1978 aangesteld als de nieuwe grote leider.
    Deng schertste dat hij zijn land 'een tweede revolutie' wilde geven, en gooide het roer om. Hij pakte uit met de Vier Moderniseringen, het verhaal van 'de kat die vooral muizen moet vangen' en de Opendeurpolitiek, waarbij het 'onvermijdelijk is dat hier een daar een vlieg binnenkomt'.
    Het Westen was in zijn nopjes. In 1978 al werd hij door het Amerikaanse blad Time uitgeroepen tot Figuur van het Jaar. En net zoals Stalin voor en Clinton na hem, ging Deng zelfs twee keer met die eer lopen, met een tussenspanne van acht jaar. In 1986 ging hij vooraf aan genomineerden als Nelson Mandela, Michail Gorbatsjov en Bob Geldof.
    "Zijn project is gigantisch, gedurfd, uniek in de geschiedenis", zo argumenteerde Time zijn beslissing bij de tweede lauwering. "Nooit eerder werd gepoogd om het lot van 1 miljard mensen zo drastisch te veranderen. De Volksrepubliek China, die zo lang van de rest van de wereld afgesneden bleef, is in 1978 aan zijn Grote Sprong naar Buiten begonnen. Moreel uitgeput door jaren van desastreuze Culturele Revolutie, hopen de Chinezen dat ze tegen 2000 een relatieve modernisering zullen hebben doorgevoerd waardoor ze een economische en militaire wereldmacht kunnen worden. Misschien lukt hen dat op die korte termijn niet helemaal, maar hun start is een uitzonderlijk schouwspel van nationale ambitie."
    Het zijn optimistische woorden, typerend voor het decennium van de jaren tachtig, dat voor China wellicht het beste tijdsgewricht van de hele twintigste eeuw was. Er was maatschappelijke stabiliteit, de welvaart steeg door het toelaten van eigen initiatief, westerse nylonkousen en krultangen evengoed als nieuwe ideeën en boeken kwamen het land binnen. "Er was hoop en idealisme, oprechtheid ook. Voor het eerst in onze korte levens dachten we dat er fundamentele veranderingen op komst waren, alsof er een lentewind door de maatschappij waaide." De woorden zijn die van de bekende fotograaf Han Lei, maar ze zijn kenmerkend voor de algemene maatschappelijke teneur toen.

    Tanks en een melkkoe

    Maar dan, in het voorjaar van 1989, kwamen het bezoek van Gorbatsjov, de honderdduizenden demonstrerende studenten en de tanks die levens en dromen verbrijzelden. De Chinese burger begreep dat de nieuwe keizer de leninistische mantel van zijn voorganger had overgenomen en dat het nog steeds niet loont om aan politiek te doen.
    'Rijk worden is glorieus' had Deng aan zijn volk uitgelegd en die raad nam het vanaf de jaren negentig ter harte. Zo goed en zo kwaad als dat ging tenminste, met als gevolg dat de rijkste 10 procent Chinezen nu 45 procent van alle private rijkdom controleren, terwijl de armste 10 het met 2 procent moeten doen. De in 2001 naar de VS gevluchte bekende Chinese journaliste He Qinglian heeft het in haar bestseller China's valkuilen over de 'vermarkting van de macht', met de staat als melkkoe voor al wie voldoende connecties heeft om bij de spenen te kunnen.
    "Het was deze ontwikkeling die mede verantwoordelijk was voor de studentenprotesten. En toch trok de overheid geen lessen uit de onvrede van het volk. Wel integendeel, vanaf de jaren negentig werd de corruptie nog veel erger en ging de welvaartskloof veel dreigender gapen. Wat een decennium eerder nog win-win was voor alle maatschappelijke groepen, transformeerde zich tot een verrijking van de enen ten koste van de anderen. Wat we sindsdien vaststellen is een extreem verlies van morele waarden, een dat zelfs de vitaliteit van onze nationale geest bedreigt."

    Wereldmacht

    Wie de 300 miljoen euro kostende parade op het Tiananmenplein voor de zestigste verjaardag van de Volksrepubliek vandaag aanschouwt, moet wel concluderen dat de droom die de Chinese elite overhield aan de westerse vernederingen van de 19de eeuwse Opiumoorlogen ondertussen is gerealiseerd: bijna een kwart eeuw na het Time-orakel kan China zich inderdaad een wereldmacht noemen. De levensverwachting van Li met de pet ging van 35 jaar in 1949 naar 73 nu, het aantal mensen dat onder de armoedegrens van 1,25 dollar per dag leeft (uitgedrukt in koopkrachtpariteit) viel terug van 64 procent in 1978 naar 10 procent dertig jaar later en het aantal analfabeten daalde van 80 procent van de bevolking naar zo'n 6 procent nu.
    China is een land van superlatieven geworden, of het nu gaat om het hoogste aantal gouden medailles op de jongste Olympische Spelen (51), dan wel om de langst volgehouden economische hausse uit de wereldgeschiedenis of de snelste toename aan wolkenkrabbers, industrieparken, snelwegen en mega-shoppingcentra.
    Veel, meer, meest - het land van het Midden heeft uiteindelijk zijn glorie hervonden in de ogen van de wereld. Al werken die superlatieven ook in de andere richting: vijf van de meest vervuilde steden van de wereld liggen in China, 70 tot 80 procent van alle kankers die in Peking worden vastgesteld zijn milieugerelateerd, nergens elders vallen er zoveel doden in mijnen (4.700 per jaar) en geen wereldmacht heeft een lagere energie-efficiëntie dan China.
    Fotograaf Hu Yang probeerde in zijn 'Shanghai Living'-project dat eerder in het Rotterdamse Boymans-Van Beuningen te zien was, winst en verlies te tonen. "Er is ons tientallen jaren voorgehouden dat we een utopisch bestaan konden en moesten leiden", legde hij tijdens onze ontmoeting in Shanghai uit. "Luxe en comfort golden in dat maoïstische universum als verwerpelijke zwakheden, restanten van een voorgoed overwonnen, inferieur systeem. Beschouw dit als de begrijpelijke tegenreactie. En vergeet ook het spreekwoord niet, dat één nacht voldoende is om fortuin te maken, terwijl er een heel leven nodig is om een mens beschaving te geven. Voorlopig is dit een nouveau riches-maatschappij, maar het komt wel goed. Geef ons tijd."

    01-10-2009 om 00:00 geschreven door Catherine Vuylsteke  


    Categorie:China
    15-09-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.CHINA -megazonnepaneel levert energie voor 3 miljoen gezinnen
    Met het oog op de Klimaattop in Kopenhagen eind dit jaar lijkt het geen slecht nieuws dat China van plan is om in Ordos, ten noorden van de Chinese Muur, een zonnepaneelpark te installeren dat met 64 vierkante km twee keer zo groot is als de stad Brussel. Het zal worden gebouwd door First Solar, een Amerikaans bedrijf dat bekend is omdat zijn zonnepanelen de goedkoopste ter wereld zijn. Concreet zal het project 2 gigawatt aan elektriciteit opleveren, genoeg om drie miljoen families te voorzien. "Wij geloven", zo vertelde First Solar-baas Mike Ahearn, "dat daarmee de mythe uit de wereld kan worden geholpen dat China protectionistisch tewerk gaat betrekking tot deze nieuwe, snel groeiende markt. Onze deal bewijst dat de meest concurrentiële firma het haalt".
    Het initiatief is geenszins het eerste in zijn soort in China. De overheid heeft aangekondigd dat ze tegen 2020 het aandeel van de hernieuwbare energie wil optrekken tot twintig procent van het totaal en de voorbije maanden doken er al tal van verhalen op over kleinere projecten, ondermeer in de Binnenmongoolse hoofdstad Baotou. Bovendien heeft China de ambitie om wereldleider te worden inzake de productie van zonnepanelen en Chinese bedrijven als Sun Tech hebben onderhand Amerikaanse vestigingen en zijn op de Amerikaanse beurzen genoteerd.
    Dat Peking inspanningen wil doen inzake hernieuwbare energie is geen luxe als je bedenkt dat het nu voor driekwart van zijn electriciteit afhankelijk is van steenkool, terwijl Greenpeace in een vorig jaar gepubliceerde studie stelde dat de milieukost per ton steenkool neerkomt op 15 euro. Aan de productie van 2,6 miljard ton in 2008 hangt dus een ecologisch prijskaartje van 39 miljard euro. Eerder onderzoek van de Wereldbank gaf al aan dat China jaarlijks 3 procent van zijn bnp verliest door milieuschade.

    Dumpen van toxisch afval
    En toch is er geen reden voor al te groot gejuich. Vooreerst is 2 gigawatt een peuleschil bij de 792 gigawatt aan elektriciteit die vorig jaar via steenkool werd opgewekt. Bovendien is nog helemaal niet duidelijk wanneer het First Solar project wordt opgestart, omdat nog niet is bepaald in welke mate de overheid de zonne-energie zal subsidiëren. En zolang dat niet is gebeurd, kan het exploitatieproces niet verder worden ontwikkeld.
    Veel onrustwekkender is evenwel het feit dat de Chinese zonne-energiesector schijnbaar niet echt ecologisch verantwoord werkt. Het is al langer bekend dat in de productie van zonnepanelen veel erg toxische stoffen worden gebruikt en dat fabrikanten ook een meerkost moeten voorzien voor het verwerken van afgedankte panelen, na 20 tot 25 jaar dienst.
    In de voorbije jaren zijn in China een twintigtal nieuwe bedrijven ontstaan die het hoofdbestanddeel voor zonnepanelen vervaardigen: polysilicon, waarmee de zonne-energie in elektriciteit wordt omgezet. Ze werden opgericht in het kader van een stimuleringsbeleid van de overheid voor alternatieve energie. De sector kent een fenomenale bloei. Vervaardigt de rest van de wereld zo'n 40.000 ton polysilicon per jaar, dan zitten de Chinese firma's nu al op 80 tot 100.000 ton. Bovendien is hun product zo ongeveer de helft goedkoper dan elders. Ligt de wereldprijs rond de 58.000 euro per ton, in China kost polysilicon slechts 14 tot 39.000 euro. Met lage lonen heeft dat weinig te maken, zo onthulde een journaliste van de Washington Post in maart van vorig jaar. De verslaggeefster bracht het verhaal van de Luoyang Zhonggui High Tech Co, die in de provincie Henan polysilicon vervaardigt en op een merkwaardige manier van zijn bijzonder toxische afval afkomt. Normaliter moet dit silicon tetrachloride worden gereïntegreerd in het productieproces, omdat het een gigantisch schadelijke stof is. Bij de Henanese firma beschikten ze vorig jaar alvast niet over een dergelijke technologie en dus werd het goedje in een nabijgelegen dorp gedumpt. Op het terrein waarop dit als witte sneeuw ogende goedje terechtkwam, wil er sindsdien niets meer groeien en de dorpelingen die journaliste Cha interviewde klaagden ook over ademhalingsproblemen na nachtelijke rookpluimen uit de fabriek. Een wetenschapper die voor het bedrijf had gewerkt, zei dat er 'in de toekomst wel aandacht zou komen voor de herverwerking van het afval', dat overigens vier keer zo volumineus is als het afgewerkte product. 'Maar momenteel is ontwikkeling belangrijker', aldus nog de man.
    Meteen nadat het nieuws was bekendgeraakt, daalden de aandelen van genoteerde producenten van zonnepanelen gevoelig, wat belangenverenigingen van die sector massaal deed reageren. Eén malafide bedrijf mocht niet worden aangegrepen om de hele sector ten gronde te richten, zo argumenteerden ze. Maar of er ondertussen maatregelen zijn genomen in het Henanese dorp, viel niet te achterhalen.

    15-09-2009 om 00:00 geschreven door Catherine Vuylsteke  


    Categorie:China
    08-09-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.CHINA - loodvergifiting bij kinderen
    Voor de derde keer in iets meer dan een maand tijd wordt bij honderden Chinese kinderen loodvergiftiging vastgesteld. Na meer dan 2.000 gevallen in Shaanxi en Hunan blijken nu 200 kinderen in Kunming, Yunnan getroffen. Het jongste geval van loodvergiftiging speelt zich af in Tongdu. Van de 1.000 schoolkinderen die daar een bloedtest ondergingen, bleken er 200 gevaarlijk hoge concentraties lood in het bloed te hebben.
    De provinciale overheid zegt dat het met 'auto-uitlaten' te maken heeft, maar sinds 2000 is de benzine in China verplicht loodvrij en bovendien valt het op dat de getroffen kinderen allemaal in de buurt van een industriepark wonen, waar zich loodsmelterijen en chemische bedrijven bevinden. Ook op andere plaatsen vinden onderzoeken plaats en er moet een nationale doorlichting komen die moet uitmonden in sluiting van alle verouderde installaties.
    Het is niet voor het eerst dat Chinese kinderen het slachtoffer worden van loodvergiftiging. In 2006 werden in een district in Gansu meer dan 700 vergiftigingen vastgesteld in twee dorpen en sommige schattingen gaan er zelfs van uit dat niet minder dan één kind op vijf onveilig hoge concentraties in het bloed heeft. Bovendien betreft het probleem niet alleen kinderen, alleen is het zo dat volwassenen in de voorbije weken niet werden getest. Dat heeft er mee te maken dat de schade voor kinderen, van wie de hersenen nog volop in ontwikkeling zijn, veel groter is.
    Het probleem van de loodvergiftiging in China werd in de jaren tachtig al onderkend, wat tot samenwerking tussen Chinese en Amerikaanse onderzoekers leidde. De Shanghaise professoren Ye en Wong lichtten de Chinese medische literatuur tussen 1990 en 2005 door en vonden 618 studies over loodvergiftiging. Hun onderzoek gaf aan dat de in 2002 ingevoerde wet met betrekking tot de Preventie van Beroepsziektes in theorie wel goed was maar dat te weinig wordt toegezien op de naleving ervan. Zo bleek dat 53 procent van de bedrijven niet voldeden aan de voorschriften.
    Bovendien werden doorgaans alleen maatregelen genomen voor de werknemers, niet voor de omwonenden, die vaak nog in grotere mate worden blootgesteld aangezien zij in aanraking komen met zwaar loodhoudend afvalwater dat in rivieren terechtkomt.
    Het feit dat loodvrije benzine in 2000 verplicht werd, zorgde voor een kleine verbetering, maar die werd in de voorbije jaren ongedaan gemaakt door de sterke stijging van de loodontginning en -productie. Die stijging valt deels te verklaren vanuit het feit dat strengere wetgeving vervuilende bedrijven deed vertrekken uit westerse landen, waarna ze zich onder meer in China en India gingen vestigen. Hetzelfde gebeurde met cadmiumproducerende bedrijven.
    Ook binnen China doet zich nu een migratie van vervuilende bedrijven voor. Aanvankelijk waren die vaak in de kustprovincies gevestigd, maar door milieurampen daar, zoals de cadmiumvergiftiging in Guangdong en Hunan in 2006, moesten velen de deuren sluiten. In armere regio's in het westen van het land waren ze wel nog welkom gezien ze enerzijds voor werkgelegenheid zouden zorgen en tegelijk belastingen zouden betalen aan de lokale overheden, die voor het leeuwendeel van hun budget afhankelijk zijn van lokale taksen.
    De goede relaties van zakenlui met lokale partij- en staatsambtenaren zorgt er doorgaans voor dat klachten van burgers over de effecten van vervuiling op de volksgezondheid lange tijd worden genegeerd, dat ook zonder de nodige milieuvergunningen wordt gewerkt en dat de vaak opgelegde hervestiging van omwonenden in veiligere buurten, niet of slechts gedeeltelijk wordt uitgevoerd. Dat blijkt ook bij de drie gevallen van de voorbije anderhalve maand het geval.
    Hoewel de overheid het voor buitenlandse journalisten onmogelijk maakte om nog verder te praten met gedupeerden uit Shaanxi, wisten sommige ouders van getroffen kinderen te vertellen dat ze al jaren klagen en steeds met een kluitje in het riet worden gestuurd. Maximalisering van de winst blijkt doorgaans de motivering daarvan en het feit dat er geen vrije media zijn noch echte burgerinspraak maken het voor de man in de straat moeilijk om tijdig gehoord te worden. Dat laatste verklaart overigens ook waarom milieuprotesten steeds vaker gewelddadig worden. Zowel in Shaanxi als in Hunan kwam het de voorbije weken tot rellen met de politie.

    08-09-2009 om 00:00 geschreven door Catherine Vuylsteke  


    Categorie:China
    13-07-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.XINJIANG - Portret van Rebiya Kadeer
    Dé staatsvijand van China is een 62-jarige moeder

    Voor de Chinese overheid bestaat er niet de minste twijfel: Oeigoerenleidster Rebiya Kadeer is het brein achter de drie dagen van bloedige rellen in de Xinjiangse hoofdstad Urumqi, waarbij deze week minstens 156 doden vielen en meer dan 800 gewonden. De in 2005 naar de VS gedeporteerde, onopgeleide moeder van elf kinderen moet dat echter ontkennen. Het levensverhaal van een vrouw die met de Tibetaanse dalai lama de eer deelt om China's staatsvijand nummer één te zijn.

    Twee dingen vielen me meteen op toen ik Rebiya Kadeer vorig jaar op een regenachtige zaterdagmiddag in haar hotelkamer in Brussel ging opzoeken. Ze had iets ongerijmds. Ik kon me nauwelijks voorstellen dat deze kleine, tengere vrouw van ergens in de zestig de 'separatistische aanvoerder van anti-Chinese elementen' was waarvoor ze al enige tijd door Peking werd versleten. Daar leek ze te vermoeid en breekbaar voor. Hoewel, zo gauw ze het woord nam, kwam er een harde blik in haar ogen en haar stem klonk gebiedend en onverzettelijk.

    Ze heeft weinig van een gevaarlijke staatsvijand, maar aan haar haat jegens het Chinese regime valt niet te twijfelen. Lees haar pas verschenen autobiografie The Dragonfighter en je begrijpt waarom. Tot twee keer toe werd haar huis geconfisqueerd, ze werd bespuugd en door de straten van de stad geparadeerd, en bracht zes jaar van haar leven achter de tralies door.

    Evenmin kon ik de slecht geklede vrouw in haar gebreide pantoffels op het bed voor me zien als de 'meest succesvolle zakenvrouw van het land'. En toch. Kadeer legt uit dat ze al die dingen was, en nog zoveel meer. Een meisje dat op haar vijftiende moest trouwen ook, een vrouw die na dertien jaar huwelijk en zes kinderen schandelijk gescheiden eindigde, een harde tante die in een conservatieve mannenwereld de Oeigoerse de lakens uitdeelde, een politica die zelfs tegenover de machtigste man van Xinjiang geen blad voor haar mond nam, en een politieke gevangene die in maanden van eenzame opsluiting vreesde dat ze haar verstand aan het verliezen was.

    'WE WORDEN WEER GELUKKIG'

    Het verzet tegen de Chinese overheersing waarover ze in Brussel zo vurig sprak, zit Rebiya Kadeer in het bloed. Haar grootvader moest de stad Khotan verlaten omdat hij had deelgenomen aan de brandstichting in het paleis van de laatste Chinese keizer. Haar vader organiseerde de wapenbevoorrading van de Oeigoerse strijders in de jaren veertig, en haar hele jeugd lang gingen de verhalen voor het slapengaan over heroïsche figuren die hun leven veil hadden voor de Oeigoerse natie.

    Kadeer is een kind van de Oeigoerse vrijheid. Ze wordt in 1946 geboren, in de luttele vier jaar van de twintigste eeuw dat haar volk minstens in drie districten van Xinjiang over een onafhankelijke republiek Oost-Turkestan beschikt. Hoewel, als de uitspraken van Mao Zedong enige jaren eerder geloofd mochten worden, dan was het maar een kwestie van tijd voor dat soevereine gebied zich zou uitbreiden. Alleen, de Grote Roerganger meende niet wat hij zei. Hij wilde alleen de steun van de Oeigoeren in de strijd tegen de Nationalisten van Chiang Kai-shek. Toen die eenmaal verslagen waren, was het gedaan met de vrijheidsdromen. De Oeigoerse leidersdelegatie die in de herfst van 1949 aan de feestelijkheden bij de stichting van de Volksrepubliek wou deelnemen met de boodschap dat ook zij dra een groot soeverein rijk zouden besturen, stierf in een mysterieuze vliegtuigcrash. Zes jaar later werd de autonome regio Xinjiang afgekondigd, waarin van zelfbeschikking geen sprake zou zijn.

    Kadeers vader wordt in 1952 voor zes maanden opgesloten, omdat in zijn huis 'onverklaarbare' stukken goud zijn gevonden. Twee jaar later moet het gezin de woning ontruimen om plaats te maken voor het Productie- en Constructiekorps', de militaire eenheden die in steeds grotere getalen naar Xinjiang worden gestuurd om 'de controle over het gebied te garanderen'. De achtjarige Kadeer moet samen met haar ouders en haar broers en zusjes van zes, vijf en twee in de gietende regen vertrekken.

    Haar vader bouwt daarna in een naburig dorp een klein houten huisje. "We zullen niet sterven", stelt hij de familie gerust. "We worden weer gelukkig."

    Lang zal dat evenwel niet duren. In 1961 moet het gezin opnieuw vertrekken. Moeder en de kinderen vertrekken vanuit Altai naar Aksu, op elf dagen rijden. Kadeers vader belooft dat hij spoedig hun terugkeer zal regelen, maar dat lukt niet. Hij raakt alles kwijt en kan zich pas jaren later weer bij zijn gezin voegen. Tegen die tijd is Kadeers moeder ernstig ziek. De buren willen alleen helpen als zij met hun zoon Abdirim trouwt. Noodgedwongen gaat de vijftienjarige akkoord met het huwelijk.

    Ook als tiener getuigt Kadeer al van het lef en de vechtlust die haar latere leven zullen bepalen. Op de dag dat de toekomstige echtgenoot haar achter op zijn fiets wil meenemen om hun huwelijk te laten registreren, vraagt ze hem halt te houden bij een kapperszaak. Ze laat haar tot de heupen reikende vlechten afknippen, waar Abdirim stapelgek op is, erop gokkend dat hij daardoor van de trouwplannen zal afzien. De jongeman brengt haar terug naar haar moeder, waar Kadeer een afranseling wacht met een paardenzweep. De volgende dag vindt de trouwerij alsnog plaats.

    ZWART ELEMENT

    Als in 1966 in heel China de Culturele Revolutie wordt gelanceerd, brengt Abdirim een grote Mao-poster mee naar huis. Zijn vrouw, die ondertussen zwanger is van hun tweede kind, heeft er een bloedhekel aan. Mao komt opgerold achter het bed terecht, waar de Rode Gardisten hem enige tijd later vinden. Kadeer wordt bijgevolg als 'zwart element' ontmaskerd en zoals vele miljoenen Chinezen in de rest van het land door de straten van de stad geparadeerd.

    Haar mooiste herinnering aan die tijd betreft ongetwijfeld de redding van een beroemde Oeigoerse dichter. Kadeer ziet hoe de erg verzwakte schrijver publiekelijk wordt gemarteld. Vrezend dat hij aan de beproevingen zal bezwijken, waagt ze het om de leider van de Rode Gardisten geld toe te stoppen opdat hij het geweld zou staken. Achteraf vertelt ze over haar heldendaad tegen vrienden, waarop één van hen haar verklikt.

    Er volgen mishandelingen en publieke strijdsessies, waar de jonge vrouw zelf ongewild beter van wordt. De man in wiens huis ze haar relaas deed, overlijdt nog tijdens zijn spijtbetuiging aan haar aan een al even vreemde als plotse ziekte. Zijn verwant die de aangifte deed, gaat korte tijd later aan hondsdolheid dood. "Algauw", zo schrijft Kadeer in haar overigens niet van enige zucht naar heldendom gespeende autobiografie, "deden geruchten de ronde als zou ik over bovennatuurlijke krachten beschikken."

    Het is in diezelfde late jaren zestig dat Kadeer ervan overtuigd raakt dat ze haar leven in dienst moet stellen van het bevrijden van haar land. Ze zegt dat het met haar aan maagkanker stervende moeder te maken heeft, die haar laatste wens om terug te keren naar het huis waaruit ze werden verdreven, niet in vervulling zag gaan.

    Na haar dood zorgt Kadeer voor haar drie jongere broers en zusjes, zodat haar vader na een jaar van rouw kan hertrouwen. Voorts moest ze haar moeder beloven dat ze haar eigen tweede kind aan haar kinderloze oudere zus zou geven opdat ook zij gelukkig zou worden. Kadeer doet met tegenzin afstand van haar dochter, maar heeft in de jaren die volgen nog vier kinderen met Abdirim.

    Om zoveel monden te kunnen voeden, besluit ze haar borduurwerk te laten verkopen op de zwarte markt. Als ze tegen de lamp

    GESCHEIDEN

    In een patriarchale, conservatieve samenleving als de Oeigoerse gelden gescheiden, buitenshuis werkende vrouwen als niets minder dan tuig. Maar Kadeer wil haar omgeving bewijzen dat ze het alleen kan rooien. Meer nog, ze is van plan om veel geld te verdienen, zodat ze het voogdijrecht over de kinderen zou kunnen opeisen.

    Op haar 28ste gaat ze in zaken. Ze runt enige maanden een wassalon en reist daarna heel Xinjiang af om schapenhuiden te ruilen voor zeep, ondergoed en schoolgerief, wat haar een klein fortuin oplevert. In de jaren die volgen doet ze in de meest uiteenlopende goederen, gaande van textiel over tapijten tot afgedankte legertanks uit de voormalige Sovjet-Unie. Als we haar autobiografie mogen geloven, dan beschikt ze over een uitzonderlijk zakentalent en onwaarschijnlijk veel energie.

    Hoe succesvol ze ook mag blijken, er wordt almaar luider geroddeld. Haar familie dringt erop aan dat ze zou trouwen met de corpulente slager die ze voor haar hebben gevonden. Kadeer wil daar niet van weten en gelast haar vroegere partner van de zwartemarkthandel om op basis van drie welbepaalde criteria zelf een man voor haar te vinden. Na een dertienjarig liefdeloos huwelijk zoekt ze nu de ware: haar toekomstige dient een universitair diploma te hebben, hij mag niet veel ouder zijn dan zijzelf en moet bovenal in de gevangenis hebben gezeten om politieke redenen. Met minder dan een nationalistische held neemt ze geen genoegen.

    Wonder boven wonder kent de handelaarster wel een geschikt figuur. Ze denkt aan Sidik Rouzi, een dichter die tijdens de Culturele Revolutie jarenlang achter de tralies zat wegens zijn nationalistische activiteiten. Hij is een paar maanden eerder vrijgekomen en slijt zijn armoedige dagen nu als burger zonder rechten of werk in het dorp van zijn moeder.

    Zes maanden later stemt hij in. Kadeer laat hem beloven dat ze samen aan de bevrijding van de Oeigoeren zullen werken. Om die strijd te kunnen financieren, moet een behoorlijk fortuin bijeen worden gegaard. Ze schuimt weer het hele land af, op zoek naar interessante zakendeals. Hoewel ondernemerschap in het China van de ondertussen aangetreden Deng Xiaoping wordt aangemoedigd, wordt ze tot twee keer toe door overheidsagenten bestolen. Ook andere overheidsorganen bezorgen haar veel last.

    WINKELCENTRUM

    Kadeer trekt er zich weinig van aan. Ze wil een zakenimperium opbouwen en droomt ervan het eerste grote Oeigoerse winkelcomplex van heel Xinjiang neer te poten in Urumqi. Als ze de gouverneur van de regio daarvoor benadert, vraagt die haar of ze wel weet wat een gebouw van zeven verdiepingen is. "Ik geloof dat de roem je naar het hoofd is gestegen sinds je op de televisie bent geweest bij de opening van die vrouwenbazaar van je. Je bent een Oeigoerse, niet? Dan werk je beter op het land en slurp je daar over de middag je soep." Kadeer reageerde naar eigen zeggen ad rem. Ze gaf de hoge Chinese functionaris gelijk. "Alleen mensen die op de akkers soep hebben geslurpt, zijn tot dat soort dingen in staat."

    Om de nodige handtekeningen en vergunningen voor het project te bemachtigen, holt ze een hoogwaardigheidsbekleder twee weken achterna en trakteert ze de bouwinspectieteams noodgedwongen tien dagen in restaurants en bars. Haar droom gaat in vervulling. In 1992 opent ze het grootste winkelcentrum van de hele regio en algauw is het aanschuiven om zaken met haar te kunnen doen.

    Ook de overheid blijft niet achterwege. Zoals dat wel vaker gebeurt met invloedrijke figuren van wie wordt gevreesd dat ze een onafhankelijke macht zullen uitbouwen als ze niet tijdig in de partij/staat worden geïncorporeerd, wordt Kadeer door de autoriteiten met politieke benoemingen bedacht, eerst in Xinjiang zelf en later op nationaal niveau. Ze wordt voortdurend opgevoerd als voorbeeld van de geslaagde integratie van de Oeigoeren in de Chinese natie en wordt in 1995 verkozen als lid van de Politieke Consultatieve Vergadering van het Volk, een adviesorgaan bij het nationale parlement, het Volkscongres.

    GEDURFD BETOOG

    In die hoedanigheid wordt ze uitgenodigd voor een ontmoeting met een topfunctionaris in Peking, die van haar wil weten wat de belangrijkste problemen zijn in Xinjiang. Kadeer grijpt het twintig minuten durende onderhoud aan om de man een waslijst van ongenoegens te presenteren, gaande van de gigantische jeugdwerkloosheid, de ongelijke behandeling van Oeigoerse en Chinese handelaren, de onderwijsmoeilijkheden en de onderontwikkeling van het platteland.

    Terug in Urumqi wordt ze prompt op het matje geroepen door de machtigste man van Xinjiang, partijleider Wang Lequan. Hij maakt Kadeer duidelijk dat ze haar politieke macht aan hem te danken heeft en dat het niet met de partijdiscipline strookt om in Peking de vuile was uit te hangen. Hij belooft haar dat ze er spijt van zal krijgen. "Jij hebt ons duel verloren", antwoordt Kadeer. "Het bekende Chinese spreekwoord dat zij die geen woorden vinden, hun vuisten tonen, geldt ook voor u. Maar laat mij u evengoed waarschuwen. Als jullie ons Oeigoeren zo onrechtvaardig blijven behandelen, dan zullen jullie daar voor worden gestraft."

    Wangs woorden hebben Kadeer niet geïntimideerd, wel integendeel. Ze dient een aanvraag in om tijdens de jaarlijkse bijeenkomst van het Nationaal Volkscongres in maart 1997 een toespraak te houden, in aanwezigheid van de voltallige regering en de meer dan 3.000 afgevaardigden uit het hele land. De tekst die ze voorafgaandelijk aanbiedt ter goedkeuring, is een lofzang op de vooruitgang in Xinjiang, waarvoor de Oeigoeren

    's Anderendaags begint een hevig zwetende tolk aan zijn taak. Kadeer heeft met hem te doen en neemt het halverwege van hem over. Zevenentwintig minuten lang bekritiseert ze alle aspecten van het Chinese beleid in Xinjiang. De zaal is muisstil, en ze wordt niet onderbroken want dat staat het protocol niet toe. Na afloop krijgt ze zelfs felicitaties van premier Li Peng, die er toch aan toevoegt dat sommige dingen "beter privaat met de leiders waren besproken".

    In een volstrekt euforische bui belt Kadeer die avond met haar echtgenoot, die een jaar eerder met hun onderhand al vijf kinderen naar de VS is vertrokken. De man schrikt zich een hoedje, zijn vrouw garandeert hem evenwel dat ze iets te vieren hebben. Wat zij waagde, had nooit iemand gedurfd. "Dat is zo", meent Rouzi, "maar weet dat ze je het dik betaald zullen zetten." Kadeer wil er niet van horen.

    Hij krijgt nochtans gelijk: drie maanden later is Kadeer van al haar functies en eretitels ontdaan, en als ze voor een reis naar Tadzjikistan

    In de zomer en herfst van 1999 mag Rouzi, die werkt als commentator van Radio Free Asia, voor het Amerikaanse Congres getuigen over de mensenrechtenschendingen in Xinjiang. Kadeer wil hem helpen met een aantal interessante Chinese krantenartikels. Op 6 augustus zal ze die in Urumqi overhandigen aan een Amerikaanse onderzoeksdelegatie. Op weg naar die ontmoeting gaat het evenwel mis. Kadeers auto wordt klemgereden door leden van de publieke veiligheid. Daags erop is op de Chinese tv te zien hoe "de separatistische leider Rebiya Kadeer staatsgeheimen aan het buitenland probeerde te lekken".

    'IK ZAL LEVEN, MIJN GOD'

    Kadeer schrijft dat in voorarrest niet werd gemarteld. "De agenten hadden daartoe duidelijk orders van bovenaf gekregen." Wel wordt haar dagenlang het slapen belet, tot ze bereid is 'te bekennen'. Het vreselijkst vindt Kadeer de vele maanden in eenzame opsluiting, die haar doen vrezen dat ze gek zal worden. Alleen het dagelijkse oefenen van eenvoudige rekensommen en het opzeggen van Koranverzen die ze van buiten kent, houden haar kalm.

    Als de dag van haar proces aanbreekt, is ze er zeker van dat haar de doodstraf wacht. Ze vraagt of ze nog een laatste keer in de spiegel mag kijken en haar beste kleren aan mag. Die verzoeken worden ingewilligd. Het proces heeft achter gesloten deuren plaats en duurt minder dan een uur. Tot haar grote verwondering krijgt Kadeer 'maar' acht jaar cel. "Ik zal leven, mijn god", zegt ze opgelucht.

    In de gevangenis wacht haar nog een moeilijke tijd. Ze deelt een cel met Chinese misdadigers van gemeen recht, die in ruil voor strafvermindering over haar moeten rapporteren. Kadeer protesteert herhaaldelijk tegen de slechte behandeling en het niet te vreten voedsel en wordt uiteindelijk ernstig ziek. Maanden na haar herstel wordt ze op 16 maart 2005 om medische redenen vrijgelaten, twee jaar voor ze haar straf zou hebben uitgezeten. Zelf ziet ze daar een poging van Peking in om zich op een elegante manier van haar te ontdoen, vooral nu ze in 2004 ook de Rafto Mensenrechtenprijs heeft gekregen en internationaal steeds bekender wordt.

    Vrijkomen is weliswaar vertrekken: zich in Xinjiang vestigen bij de zes kinderen uit haar eerste huwelijk is geen optie. Kadeer zou volgens Peking voor te veel problemen zorgen en wordt meteen op een vliegtuig naar de VS gezet, waar haar echtgenoot en hun vijf zonen en dochters wachten.

    Tot groot ongenoegen van de Chinese overheid zet Kadeer haar strijd voor de rechten van de Oeigoeren in het buitenland voort. Als voorzitter van de Amerikaanse Oeigoerenvereniging en later van het Wereldcongres van Oeigoeren heeft ze verschillende ontmoetingen met wereldleiders als president Bush en VN-secretaris-generaal Kofi Annan en ze reist de wereld af om te getuigen over de situatie in Xinjiang. Volgens haar is het daarom dat Peking in januari 2006 een aanslag op haar leven pleegt. Een gestolen bestelwagen rijdt herhaaldelijk op haar gezelschap in. Kadeer houdt er een hoofdwonde en een gebroken halswervel aan over, de bestuurder van het vehikel wordt nooit gevonden. Ondertussen worden ook haar in Urumqi achtergebleven kinderen hard aangepakt. Verscheidenen van hen worden geregeld opgepakt en afgetroefd, enkelen worden op vage gronden veroordeeld. "Maar dat is de prijs die we moeten betalen", had Kadeer daarover met een zucht gezegd tijdens ons onderhoud in Brussel.

    Dat ze nu als het brein achter de rellen in Xinjiang wordt beschouwd, vindt ze ronduit belachelijk. "Het is net zoals met de dalai lama na de rellen in Lhasa in maart van vorig jaar. Die kreeg ook de schuld van het geweld. Aangezien de Chinese leiders niet bereid zijn om hun eigen beleid in vraag te stellen, zoeken ze in het buitenland een zondebok."

    Dragon Fighter, Rebiya Kadeer and Alexdra Caveliu, Kales Press.

    13-07-2009 om 00:00 geschreven door Catherine Vuylsteke  


    Categorie:China
    09-07-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.XINJIANG - het buitenlandse complot, dixit China's media
    Hoe komt het dat Chinese burgers die klaar staan om hun Oeigoerse stadsgenoten te lijf te gaan zeggen dat ze 'voor het belang van het land handelen'? Lees de Chinese media.

    De frustratie van de 8 miljoen Oeigoeren richtte zich zondag tegen de Chinese burgers, wier aantal van 6 procent van de bevolking in 1949 aanzwol tot meer dan 40 procent nu. De eersten ervaren de aanwezigheid van de tweede groep als een vorm van binnenlandse kolonisatie en voelen zich tevens sociaaleconomisch gemarginaliseerd. Het Oeigoerse geweld zorgde voor Chinese wraakacties gisteren, maar daarmee is het steeds grimmiger wordende etnische conflict niet geheel uitgelegd.

    Veelzeggend is de manier waarop het conflict in de Chinese media wordt voorgesteld. Zo bijvoorbeeld valt op dat de foto's die van Chinese bebloede burgers zijn, Oeigoerse gewonden of doden zijn zeldzaam. Tevens zijn de slachtoffergetuigenissen hoofdzakelijk afkomstig van gedupeerde Chinese handelaren, terwijl de Oeigoeren louter klagen over futiliteiten als de sluiting van veel restaurants, waardoor het lastig wordt om nog snel een ontbijt te vinden. Of: de Oeigoeren betuigen hun solidariteit met de Chinezen wier winkels geplunderd werden.

    Nog fundamenteler is dat de reële verzuchtingen van de Oeigoerse minderheid geen weerklank vinden binnen het Chinese maatschappelijke debat. Over ontevredenheid met het gebrek aan religieuze vrijheid of aan onderwijs in de eigen taal wordt geen aandacht besteed, laat staan dat er over de stringente repressie wordt bericht. Aldus worden de reële gronden voor de onvrede genegeerd en worden geweldsuitbarstingen zoals die van zondag meteen binnen een kader van terrorisme en bedreiging van de nationale stabiliteit geplaatst.

    Ook worden ze geklasseerd als een complot van separatistische groepen uit het buitenland, die de Chinese ontwikkeling en soevereiniteit willen ondergraven. "Te oordelen naar wat Rebiya Kadeer, de naar de VS gevluchte leider van het Wereldcongres van Oeigoeren, heeft gezegd en gedaan", aldus Chinees terrorismedeskundige Li Wei in de Chinese pers, "kunnen we zeggen dat deze organisatie achter het incident zat". Eerder zei een politiewoordvoerder al hetzelfde.

    Kadeer ontkent de aantijgingen in alle toonaarden en verwijst naar het feit dat de dalai lama in het geval van de onrust in Lhasa ook prompt de schuld kreeg. Andere Chinese experts hadden het over 'de duidelijke ondermijning van de stabiliteit door terroristen', een zienswijze die door tal van commentaarstukken werd overgenomen, met een duidelijke verwijzing naar de dreiging van moslimterrorisme die sinds 11 september 2001 'sterk is toegenomen'. Deze strijd, zo gaat het verder, is niet beperkt tot China maar voltrekt zich wereldwijd.

    Dat er op concepten als nationale soevereiniteit en stabiliteit makkelijk kan worden gemobiliseerd, komt doordat die centraal staan in de overheidspropaganda die zowel via het onderwijs als via de media worden verspreid. "Ik doe dit voor mijn land", dixit een Chinese man met een ijzeren staaf, klaar om de Oeigoeren te lijf te gaan. Anderen stelden dat 'de Oeigoeren ondankbaar zijn voor alles wat China voor hun ontwikkeling deed'. "Deze reacties bewijzen andermaal dat propaganda werkt en dat de overheid er in geslaagd is om het ideologische vacuüm dat ontstond met het failliet van het socialisme te vullen met een discours van nationalisme", aldus een Xinjiang-expert in New York.

    Waarnemers vrezen overigens dat er ook een antiwesterse backlash komt als, net zoals vorig jaar inzake Tibet, duidelijk wordt dat de zaken in westerse media anders worden voorgesteld dan in China en de Oeigoeren daar met grotere sympathie worden bejegend.

    09-07-2009 om 00:00 geschreven door Catherine Vuylsteke  


    Categorie:China
    08-07-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het abc van Xinjiang
    De Oeigoeren zijn een Centraal-Aziatisch volk dat het sterk op Turks lijkende Oeigoers spreekt. In China zijn ze met 8 miljoen (op een totale bevolking van Xinjiang van 19 miljoen), maar ook buurlanden als Kazakhstan hebben Oeigoerse minderheden (300.000 mensen). De Oeigoeren kwamen in de negende eeuw naar het huidige Xinjiang, nadat ze door de Kirgiezen uit Mongolië waren verdreven, waar ze een rijk stichtten dat standhield tot in de dertiende eeuw.

    In 1759 viel het leger van de Chinese keizer Qianlong het gebied aan en in de eeuw die volgde konden de Oeigoeren zich nog vier keer van de bezetters bevrijden.

    Tussen 1944 en 1949 waren drie districten in het noorden rond Yining als Oost- Turkestan onafhankelijk. Het idee was dat dit gebied zich zou uitbreiden, dat had Mao Zedong hen overigens persoonlijk beloofd, in ruil voor hun steun in de strijd tegen de Guomindang van Chiang Kai-shek, die tot aan zijn nederlaag in 1949 in China heerste.

    Het vliegtuigje met de Oeigoerse leiders die de stichting van de Volksrepubliek China op 1 oktober 1949 wilden bijwonen, en hun plannen voor een onafhankelijke republiek wilden bekendmaken, verdween kort na zijn opstijgen spoorloos. Het incident werd nooit opgehelderd maar in 1955 werd Xinjiang een eenzijdige autonomie opgelegd, die evenwel niet beantwoordt aan de vijf internationale criteria daarvoor. Alle belangrijke beslissingen worden door Peking genomen.

    Net zoals de rest van China had Xinjiang zwaar te lijden onder de politieke campagnes van Mao, zoals de Grote Sprong Voorwaarts (1958-1961) en de Culturele Revolutie (1966-1976), wat hier vooral neerkwam op een poging om de als feodaal bestempelde eigen religieus-culturele identiteit te vernietigen.

    Vanaf 1949 is er een gestage migratie geweest van Han-Chinezen, wiens bevolkingsaandeel ging van 6 procent tot 41 procent nu. Die ging in golven. Eerst kwamen de Productie en Constructie Corps, de zogenaamde bingtuans, autarctische legereenheden die aan grootschalige landbouw doen. Meer dan 90 procent van hun 2 miljoen bewoners zijn Han-Chinezen. In de Culturele Revolutie werden honderdduizenden 'stedelijke opgeleide jongeren' uit de rest van China naar Xinjiang gedeporteerd om er het ''barre noorden te ontwikkelen'. En sinds het einde van de jaren tachtig is er een rurale migratie naar Xinjiang, vooral uit Sichuan en Gansu, van constructiewerkers, dagloners en landbouwarbeiders, die daar ondermeer bij de bingtuans helpen met de oogst. In 2008 alleen al kwamen 1,2 miljoen Chinezen zich in Xinjiang vestigen, waar ze nu het gros van de handel in handen hebben en doorgaans rijker zijn dan de autochtone bevolking, die vooral onder jongeren met hoge werkloosheid kampt.

    Xinjiang is de grootste van alle Chinese provincies en regio's, goed voor een zesde van het totale grondgebied, zo'n 54 keer België. Centraal ligt de Taklamakanwoestijn, die haast negen keer zo groot is als ons land. Daar werden in Lop Nur sinds de jaren zestig kernproeven uitgevoerd.

    Xinjiang beschikt over olie, steenkool, uranium, ijzererts, koper, zink, lood en wolfram.

    08-07-2009 om 00:00 geschreven door Catherine Vuylsteke  


    Categorie:China
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Xinjiang is het andere Tibet
    Bebloede Chinese burgers en uitgebrande politiewagens. We zagen ze in maart van vorig jaar bij de rellen in de Tibetaanse hoofdstad Lhasa en zondag in de Xinjiangse hoofdstad Urumqi. En daarmee houden de gelijkenissen tussen deze problematische Chinese minderheidsregio's niet op.

    Zowel Tibet als Xinjiang zijn dunbevolkte grensgebieden van China met een fundamenteel ander religieus-cultureel DNA. Beide genoten voor de communistische machtsovername van 1949 een onduidelijke of partiële soevereiniteit. Vervolgens kregen ze een eenzijdig opgelegde status van autonome regio, die evenwel alleen in theorie enige zelfbeschikking inhield. Bovendien voltrok zich in de voorbije halve eeuw een Hanmigratie waardoor beide regio's evolueerden van gebieden met een overgrote meerderheid aan Tibetanen of Oeigoeren tot oorden waar zij nog nipt iets meer dan 40 procent van de bevolking uitmaken. Ze raakten niet alleen numeriek maar ook sociaaleconomisch gemarginaliseerd: als het bnp van Xinjiang of Tibet stijgt, dan weerspiegelt dat vooral de welvaartstoename van de ingeweken Hanfamilies in de steden, wat zich dan weer vertaalt in een steeds groter etnisch antagonisme.

    Zowel de 8 miljoen Oeigoeren als de 5 miljoen Tibetanen definiëren de eigen gemeenschap sterk in termen van religie, een domein waarop er in het stringent antireligieuze China weinig maneuvreerruimte is. De Tibetaanse monniken worden aan patriottische heropvoedingscampagnes onderworpen, staan in hun kloosters onder toezicht van overheidsagenten en moeten hun geestelijke leider, de dalai lama, uitdrukkelijk afzweren.

    De Oeigoerse mollahs krijgen soortgelijke lessen in vaderlandsliefde. Ze mogen alleen de door Peking gesanctioneerde Koran volgen en horen geen jongens of meisjes jonger dan achttien in te wijden in de principes van de islam. Voor godsdienst is volstrekt geen plaats in het onderwijs en wie voor een overheidscarrière opteert, moet zweren dat hij of zij niet aan de ramadan zal deelnemen, terwijl dat een van de vijf pijlers is van de islam.

    Zowel in Xinjiang als in Tibet geldt algemeen een veel repressiever maatschappelijk klimaat dan in de rest van China. Uit rapporten van mensenrechtenorganisaties blijkt dat er meer doodstraffen worden uitgesproken en dat de strafmaat voor vergelijkbare (politieke) vergrijpen hoger ligt.

    De Tibetanen en de Oeigoeren zijn daarenboven het voorwerp van een gedwongen modernisering, die hen moet integreren in de grote Chinese natie. Alleen werkt het niet. Je kunt niet klappen met één hand. Oeigoerse intellectuelen zoals economieprofessor Ilham Tohti of de Tibetaanse dichteres Woeser proberen dat al jaren aan de leiders in Peking uit te leggen. Maar voorlopig zijn alleen ondervragingen, internetcensuur en dreigementen hun deel.

    Tibetanen en Oeigoeren zijn geen Chinezen en toch is hun lot met dat van het 'Rijk van het Midden' verbonden. Reële autonomie en inspraak zullen ongetwijfeld op zich laten wachten tot er in heel China democratischer winden zullen waaien en de relatie tussen de partij/staat en de burger nationaal wordt geherdefinieerd. Tot die tijd is de kans klein dat ze zich oprecht deel voelen van 's werelds volkrijkste natie en valt een herhaling van de rellen in Urumqi en Lhasa te vrezen.

    08-07-2009 om 00:00 geschreven door Catherine Vuylsteke  


    Categorie:China
    07-07-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.XINJIANG- Jobs in China moeten Oeigoeren 'civiliseren'
    Centraal in het Shaoguan-incident dat zondag aanleiding was voor de bloedige rellen in Urumqi, staat de zogenaamde 'transfer'-politiek.

    Sinds 2006 heeft de centrale overheid in Peking een nieuw 'ontwikkelingsbeleid' gelanceerd inzake Xinjiang, dat gericht is op het 'integreren' van de Oeigoeren in de moderne Chinese markteconomie. Concreet worden vooral jonge vrouwen en jonge mannen 'aangemaand' om zich kandidaat te stellen voor tewerkstelling in een bedrijf elders in het land. Daarmee gaan ze deel uitmaken van de meer dan 130 miljoen Chinese rurale migranten die in de steden alle ongeschoolde arbeid verrichten.

    Het verschil met deze laatsten is evenwel dat ze niet geheel vrijwillig vertrekken. Uit een vorig jaar gepubliceerd rapport van het Uyghur Human Rights Project in Washington blijkt dat Oeigoerse families door lokale functionarissen worden aangemoedigd om deel te nemen aan dit 'ontwikkelingsproject'. Doen ze dat niet, dan riskeren ze boetes, de inbeslagname van hun akkers en in sommige gevallen zelfs de destructie van hun huis.

    Bovendien wordt de kandidaat-migranten werkomstandigheden beloofd die niet met de realiteit stroken. Ze moeten er erg vaak meer dan de voorziene acht uur per dag werken, waarbij de overuren niet steeds worden betaald. Uit interviews met tewerkgestelde vrouwen in Tianjin blijkt dat ze bovendien vaak een deel van hun loon verliezen aan commissies die door het betrokken bedrijf werden betaald aan lokale overheden voor de geleverde werknemers. Bovendien krijgen de plaatselijke functionarissen een quotum opgelegd, of straffe van boete. De bedrijfsmanagers krijgen dan weer een soort bonus van de lokale overheden omdat ze 'etnische minderheden' in dienst hebben genomen.

    De manager van het speelgoedbedrijf in Shaoguan, waar de rellen van 25-26 juni zich afspeelden, zei na afloop dat hij inderdaad was 'aangemoedigd' door de overheid om de Oeigoeren in dienst te nemen maar niet van plan was om dat in de toekomst nog te doen.

    De eerste berichten van een dergelijke transfer van arbeidskrachten dateren van april 2006 en sindsdien moesten alle districten aan quota voldoen. Volgens de rapportschrijvers worden op die manier zeker 7.000 jonge Oeigoeren minstens tijdelijk elders in China tewerkgesteld, en wordt dat aantal snel opgevoerd.

    Het beleid zette veel kwaad bloed onder de Oeigoeren omdat het gedwongen is en meisjes blootstelt aan 'gevaren' op vele honderden of duizenden kilomters van huis. Bovendien keren de meeste Oeigoerse werknemers niet echt met positieve ervaringen terug. De discriminatie van deze centraalaziatische minderheid is legio: ze worden voor crimineel, gewelddadig en extremistisch versleten.

    Dat bleek overigens ook uit de reacties gisteren op de rellen in de rest van China. Eén Chinese vrouw zei dat ze er genoeg van had te worden bestolen door 'Oeigoerse boeven'. Anderen gaven aan dat de Oeigoeren onbeschaafd zijn en weinigen twijfelden aan de valselijke beschuldiging van verkrachting die de ontslagen werknemer Zhu op een internetsite uitte.

    Tegenover dit fenomeen van transfer van Oeigoeren - dat door ballingen als assimilatiepolitiek wordt afgedaan - staat een beleid van aanmoediging van etnisch Chinese boeren om zich in Xinjiang te gaan vestigen. Als ze zien dat het leven er veel beter is dan in de hoge bergplateaus van Sichuan of in de onvruchtbare regio's van Gansu, gaan velen in op het aanbod om zich in Xinjiang te vestigen. Daar mengen ze zich doorgaans volstrekt niet met de plaatselijke Oeigoerse bevolking. Door hun betere studieresultaten en hun betere beheersing van het Chinees komen deze nieuwkomers ook veel meer in aanmerking voor jobs in bedrijven en bij de overheid, wat andermaal gevoelens van frustratie en achterstelling opwekt.

    07-07-2009 om 00:00 geschreven door Catherine Vuylsteke  


    Categorie:China
    26-06-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.China 1989 - Iran 2009: wat Teheran en Peking bindt en scheidt
    Wat zich dezer dagen in de Iraanse hoofdstad afspeelt, doet in menig opzicht denken aan wat er zich twee decennia eerder in de Chinese voordeed. En toch ook niet. In 1989 was de eerste Chinese e-mail wel al twee jaar verstuurd - het betrof een professorencontact tussen Peking en Karlsruhe- maar de kracht van het internet als motor van een global community was nog volstrekt onbekend. Evenmin kon iemand toen bevroeden welke mogelijkheden van verzet en organisatie er in gsm-verkeer zouden liggen en de tijden waarin sms-boodschappen een vorm van dissidente expressie zouden worden, lagen nog veraf.

    Een getwitterd Tiananmen had anders kunnen aflopen. Hoewel. Chinezen zijn geen Iraniërs, ze beschikken niet over een Imam Hoessein als geloofsfundament.

    Iran heeft zijn Tiananmen op zaterdag 20 juni meegemaakt: er vielen volgens Nobelprijswinnares Shirin Ebadi meer dan 100 doden, andere bronnen gewagen van 150 en de politie houdt het op tien. Maar in de dagen erna bleven de burgers op straat komen. Presidentskandidaat Mir Hoessein Mousavi zei niet "dat het te laat was" en "dat we gefaald hebben", zoals de toenmalige hervormingsgezinde partijleider Zhao Ziyang deed bij zijn laatste publieke ontmoeting met de studenten op 19 mei 1989. Integendeel. "Ik ben klaar voor het martelaarschap", zo verklaarde hij, verwijzend naar de uitspraak van de kleinzoon van de Profeet, die de strijd tegen de tirannie van de Umayyadische kalief Yazid met zijn eigen leven zou bekopen.

    Gelijkenissen

    Tegelijk dringen de gelijkenissen zich op. Zowel in Peking als in Teheran viel en valt een duidelijke verdeeldheid te bespeuren binnen de regerende elite en daar wordt in zekere zin op ingespeeld door een socio-economisch en maatschappelijk ontevreden bevolkingssegment. En het gaat ook omgekeerd. In beide gevallen bediende en bedient een zogenaamd hervormingsgezind blok zich van die onvrede van de burgers om de eigen politieke agenda vooruit te helpen. Die allianties ontstonden in beide gevallen in een liberaal politiek klimaat: in de jaren tachtig in China onder partijleider Hu Yaobang en later Zhao Ziyang en in de jaren negentig in Iran onder president Khatami, die zich nu overigens ook duidelijk profileert in het Mousavikamp.

    Deze 'progressieve' leiders stonden en staan lijnrecht tegenover een conservatief machtsblok voor wie het behouden van het status-quo geen louter ideologische zaak is maar evenzeer een van handhaving van de eigen economische belangen. In China was er conservatieve tegenstand tegen snellere economische hervormingen omdat dat zogenaamd voor 'bourgeois liberalisering' (lees: zedenverval en chaos) zou zorgen, terwijl de echte inzet van de machtsstrijd de toegang tot de staatssector was. De verwanten van de topleiders kochten daar grondstoffen en goederen tegen een kunstmatig lage prijs en deden ze vervolgens met grote winst op de vrije markt van de hand. Dat privilege dreigden ze met snellere hervormingen te verliezen. In Iran draait het officieel om president Ahmadinejads waarden als islamitische rechtvaardigheid en onafhankelijkheid, maar daarachter gaan de gigantische zakenbelangen schuil van de verschillende segmenten van het conservatieve blok rond de Opperste Leider Khamenei. Wat op het spel staat zijn de miljardencontracten die organen als de Revolutionaire Garde binnenrijven. Ze treden op als tussenpersoon bij olie- of infrastructuurcontracten en verdienen fortuinen met hun eigen vrijhandelshavens.

    Chinese oplossingen

    Er mogen dan verschillende overeenkomsten zijn, of Teheran uit de 'geslaagde' afhandeling van de Chinese crisis kan leren, is een andere zaak. Op vlak van repressie hoeft het regime alvast geen lessen, in dertig jaar van islamitische republiek werden al veel dwarse levens vakkundig gebroken.

    De verzoeningsstrategieën die de Chinese leiders vervolgens wisten aan te wenden, zijn wel interessant maar voor Iran niet echt handig. Immers, ze zouden stuk voor stuk de zogenaamde 'pilaren van de Islamitische Revolutie' onderuit halen. Eén Chinese oplossing bestond erin grotere welvaart te creëren voor een aanzienlijk deel van de bevolking door het land open te stellen voor buitenlandse investeringen en de economie aldus gaandeweg maximaal te integreren in die van de rest van de wereld. De islamitische revolutie is evenwel gebouwd op 'zelfvoorziendheid' en 'verzet tegen de VS en Israël'. Niet alleen zou een openstelling van de Iraanse economie de monopolieposities van de regerende elite bedreigen, bovendien zou dat moeilijk te rijmen zijn met de rabiate anti-westerse en anti-Amerikaanse officiële koers.

    Een tweede aspect van Pekings overlevingsstrategie bestond erin de bevolking een grote mate van persoonlijke vrijheid te geven. De socioculturele rechten van de Chinese burgers zijn anno 2009 erg groot: als ze daar de centen voor hebben kunnen ze zich dagelijks bedrinken en nacht na nacht discotheken verkennen. Overspel plegen, abortussen ondergaan en met een willekeurig aantal prostituees aanpappen is doorgaans geen enkel probleem. Zolang ze zich geen land- huisvestings- of arbeidsrechtenconflict met de overheid op de hals halen en zich niet wagen aan publieke discussies of acties rond gevoelige politieke thema's, is de kans dat ze het slachtoffer worden van overheidsrepressie eerder gering.

    Ook in deze heeft het Iraanse regime geen manoeuvreerruimte. Hoe moet de persoonlijke vrijheid worden vergroot zonder dat de revolutionaire basiswaarde van 'islamitische godsvrucht' wordt aangetast of de pijler van het 'verplichte dragen van een hoofddoek door vrouwen' onderuit wordt gehaald?

    Met een seculiere, socialistische ideologie kan duidelijk creatiever worden omgesprongen dan met een strict islamitische, zoveel is duidelijk. Dat maakt dat het er fundamenteel niet goed echt uitziet voor Teheran. Niet alleen zal de huidige revolte, zelfs als ze nog bloediger wordt neergeslagen, niet de laatste zijn. Bovendien beschikt het Iraanse 'huis van de islam' over nog maar weinig troeven. Het enige wat de mollahs kunnen doen, is wat tijd winnen.

    26-06-2009 om 00:00 geschreven door Catherine Vuylsteke  


    Categorie:China
    05-06-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.CHINA-DE PRIJS VAN TIANANMEN
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Luide, overtuigde stemmen en wuivende handen. Een karaokemachine, een groot scherm op een podium en reusachtige boeketten kunstbloemen. Het is zondagochtend, even na tienen, in de wekelijks voor een bedrag van bijna 400 euro tot Chinese Harvest Church omgetoverde feestzaal van de Oaktonbasisschool in Fairfax, Virginia.

    Zo'n 200 doctoraalstudenten en onderzoekers van drie prestigieuze universiteiten rond Washington komen in dit suburbia van snelwegen en obesitas samen zingen, bidden en lunchen. Met hun gulle offerandes creëren ze een Chinese luchtbel in een landschap van nette gazons en grote auto's. Ze komen voor God en voor elkaar, voor de gemeenschap die ze vormen veeleer dan voor de zuurpikante soep of de gebakken groenten die na de dienst in de eetzaal van de school worden geserveerd. En ze komen voor Zhang Boli (°1964), hun al even welbespraakte als elegante dominee. Hij kent elk van zijn parochianen bij naam en schudt hen bij het binnenkomen een voor een de hand. Naar de ziektes van de ouders informeert hij, en naar de studieresultaten van de kinderen.

    Als Zhang het podium bestijgt, wordt er geapplaudisseerd. Hij begroet de gelovigen uitbundig, maakt grapjes over greencards en vertelt over de conversaties met zijn tienerkinderen. Het publiek hangt aan zijn lippen. Zhang is een geboren orator, daar kwam hij twintig jaar geleden al achter. Dat de zoon van God geen westerling is, houdt hij zijn gehoor deze zondag voor, of toch niet louter. Er is een Jezus van Yunnan, van Shandong, van Henan en van Heilongjiang, om maar een paar van China's provincies te noemen wier zonen en dochters hier zijn vertegenwoordigd. Er is een versie van de Heiland voor elk van ons, halleluja, halleluja.

    "En toch", gaat hij verder, "moeten we bepaalde dingen onder ogen zien. Zullen diegenen die hier vandaag bijeen zijn om de Heer te loven, zich na hun terugkeer naar het vaderland niet onder druk laten zetten?" Hier en nu is Zhang de bekeerder van meer dan 10.000 Chinezen, de predikant die in zalen van Los Angeles tot Toronto duizenden toeschouwers lokt en wiens videocassettes wekelijks clandestien in Noord-China worden verspreid.

    Twintig jaar geleden leidde hij in Peking de eerste grote demonstratie sinds 1949. Hij stichtte op het Tiananmenplein in de lente van 1989 de Universiteit van de Democratie en bepaalde persoonlijk wat in het pas opgerichte blad Nieuwspionier verscheen. En tot de dag dat de tanks kwamen, behoorde hij tot het Hoofdkwartier ter verdediging van Tiananmen. "Helaas", zo schreef hij in het autobiografische Vlucht uit China (1998), domineerde toen de "vastberadenheid om ons niet te laten intimideren door een meedogenloos regime, zelfs niet als dat levens en bloed zou eisen." In de jaren die volgden voelde Zhang zich schuldig."We hebben gefaald, want we probeerden niet het hoogst haalbare te bereiken tegen de geringste prijs. Niets hebben we gekregen en daarvoor werd de hoogst mogelijke tol betaald." De waarschuwingen waren er nochtans. Beroemde intellectuelen met goede partijconnecties als Dai Qing waren midden mei al naar Tiananmen gekomen. Ze zeiden dat de studenten terug naar hun campussen moesten. Hun wijze raad viel in dovemansoren en menig partijintellectueel zou later concluderen dat deze zelfbenoemde Chinese patriotten zich bovenal door hun eigen ijdelheid hadden laten leiden.

    Liu Binyan, een van China's beroemdste journalisten, die tussen 1957 en zijn vertrek naar de Verenigde Staten in 1988 niet minder dan 21 jaar in werkkampen doorbracht, oordeelde in 1996 dat "het probleem is dat de studenten niets van de geschiedenis kenden. Ze dachten dat ze de eerste Chinese democraten waren. En hun allergrootste tekortkoming was hun persoonlijke honger naar macht."

    Zhang Boli zat bij het drama van 1989 op de eerste rij. Hij was er zelfs bij toen op 30 mei het laatste overleg met de overheid plaatshad. De afgevaardigde van het leger vroeg hoeveel studenten er aanwezig waren. Honderdduizend overdag, schatte Zhang, en een vijfde van hen bleef ook overnachten. De militair leunde achterover op de bank. "Voor elke student", zei hij, "hebben we drie soldaten, om jullie te dwingen het plein te verlaten." Ze zouden de studenten niet veel langer het hart van de hoofdstad laten bezetten. Maar toen de studentenleider vroeg of het leger bij de ontruiming eventueel op hen zou schieten, reageerde de man verbaasd. "Waarom zouden we dat doen? We zijn het Volksleger, hoe kunnen we het vuur openen op onze eigen mensen?"

    Contrarevolutionairen

    De dominee van Fairfax die zondag na zondag de zijnen voorgaat, is eigenlijk op Kerstmis 1989 in een Siberische sneeuwstorm geboren, uit de posters met 21 foto's die sinds één week na het bloedbad in alle stations van China worden opgehangen. Ze verplichten Zhang en de twintig andere 'meest gezochte contrarevolutionairen' onder te duiken of te vluchten. Dat blijkt geen sinecure en het duurt nog geen maand of een derde van hen is door de politie ingerekend.

    Zhang zelf heeft geluk: hij krijgt eerst onderdak bij vrienden en vertrekt dan naar verre familie op het platteland van zijn noordoostelijke geboorteprovincie Heilongjiang. Hij denkt dat hij daar veilig zal zijn, maar met de nationale 'kamerbrede opsporingsoperatie' van midden juli besluiten zijn verwanten hem toch maar onder te brengen in het huis van een politieman. Niets gaat boven het hol van de leeuw zelf.

    De voortvluchtige studentenleider krijgt in de weken en maanden die volgen veel hulp, van moedige mensen die menen het juiste te doen. "Dat ventje Deng", citeert hij zijn oude achteroom, "heeft de Partij verraden. Er was geen enkele reden waarom het leger op zijn eigen burgers moest schieten. Door jou te beschermen gedragen wij ons nu als echte communisten."

    Zhang trekt van schuilplaats naar schuilplaats, maar het net wordt almaar strakker aangehaald. Als hij van een bevriend partijkaderlid hoort dat de dorpen van Heilongjiang binnenkort systematisch zullen worden uitgekamd, omdat de politie gelooft dat hij zich daar bevindt, besluit hij het land te verlaten. "Op 25 december, om vier uur 's ochtends, stond ik aan de oever van de rivier, aan de overkant lag de Sovjet-Unie. Langzaam liet ik me op de knieën zakken, met mijn gezicht naar het zuiden, richting Peking, en mijn ouders, mijn vrouw en mijn eenjarige dochter. Ik zei: 'Mama, ik ga, ik zal je niet te schande maken.'" Vier uur later passeert hij de grens. Bij temperaturen van min veertig blijft hij door de Siberische storm lopen, tot hij uitgeput bij een schuur aankomt.

    Hij is bang voor de vriesdood en moet denken aan de woorden van zijn nicht, die hem er weer bovenop kreeg na een haast fatale aanval van tyfeuze koorts enkele weken eerder. Op een avond vroeg de analfabete boerenvrouw hem voor te lezen uit het enige boek dat ze bezat, een handgeschreven exemplaar van het evangelie volgens Johannes. "Zodra ik begon te lezen", schrijft hij, "kon ik niet meer ophouden. 'Broer, je moet bidden,' hoort hij haar nu in de Siberische schuur zeggen, 'Jezus zal je redden.'"

    "Hoewel ik nog steeds niet geloofde, begon ik te bidden. Ik kon niets anders bedenken om mezelf te troosten en wat hoop te geven. Ik verkeerde in een toestand van halve bewusteloosheid, maar ineens had ik een moment van grote helderheid. Een verblindende lichtstraal scheen door de duisternis en plots had ik het warm. Ik kon mijn ogen niet openen, maar ik hoorde een stem die zei: 'Zhang Boli, je zult niet sterven, want je zult in Mijn naam doorgaan.' Ik knielde op de grond en zei: 'Heer, als U me deze dag laat doorkomen, zal ik U voor altijd dienen.'"

    De volgende dag wordt hij gevonden door Russische boeren. Zhang begrijpt dat ze geen andere keuze hebben dan hem uit te leveren aan de nabijgelegen legerpost, waar hij twee weken verblijft. Hij komt er weer op krachten en wordt dagelijks ondervraagd. Dat ze hem op humanitaire gronden naar een derde land brengen, vraagt hij, maar dat willen de sovjetautoriteiten niet. De kolonel die hem het slechte nieuws komt brengen, legt uit dat een dergelijke daad een negatieve invloed zou kunnen hebben op de onlangs herstelde vriendschappelijke betrekkingen tussen de Sovjet-Unie en China. Tegelijk ziet de man in dat als Zhang wordt doodgeschoten of tot een lange detentie wordt veroordeeld, Moskou daarvoor de schuld zal krijgen.

    Op 10 januari 1990 wordt hij teruggebracht naar de grens. Zhangs begeleiders zeggen dat ze er rekening mee hebben gehouden dat hij een klein dochtertje heeft en dat ze de Chinese grenswachten niet hebben gewaarschuwd.

    Verscholen tijger

    Zhang gaat terug naar zijn nicht, die voor hem een onderkomen regelt aan de oever van de Heilongjiang, in een hut die tijdelijk leegstaat. Zijn enige gezelschap is de jonge hond Kleine Tijger en heel af en toe kan hij bij een verre buur terecht om te schaken. Die man herkent hem als de man op de foto in een van de kranten die hij kocht om de muren van zijn hut mee te beplakken. Maar ook zijn oordeel is uiterst positief. "Al degenen die toen op het Tiananmenplein waren, behoren tot de moedigste mensen van het Chinese volk", meent de oude boer. "Nu ben je een weggedoken draak en een verscholen tijger, maar zolang je in leven blijft, zal de draak kunnen vliegen en de tijger weer springen."

    Het zijn bemoedigende woorden, maar ze wegen niet op tegen de wanhoop die zich langzamerhand van Zhang meester maakt. De huidziekte die hij door de onhygiënische levensomstandigheden heeft opgelopen, transformeert zijn hele lijf tot een bloederige massa, hij is het vluchten moe en speelt steeds vaker met zelfmoordgedachten. Alleen het feit dat hij daarmee ook voor Kleine Tijger het doodvonnis velt, weerhoudt er hem van.

    Dat voorjaar komt Zhang door met vissen, de handel in civetkatbont en het opdelven van knollen en bonen. Aan het begin van de zomer besluit hij naar Harbin terug te keren, waar hij zich eerst schuilhoudt bij vrienden en dan onderdak vindt bij een politieagente, die ironisch genoeg zijn reddende engel zal worden. Als hij in juni van het daaropvolgende jaar het land weet te ontvluchten en via Hongkong naar de Verenigde Staten reist, dan is dat dankzij deze vrouw, die hem mateloos bewondert en intussen zelfs verliefd op hem is geworden.

    Vertrekken is achteromkijken, achterlaten, afscheid nemen en nederlagen accepteren, publieke evengoed als persoonlijke. De vele eenzame maanden in het onherbergzame noordoosten hebben Zhang geholpen bij het rouwen om zijn besmeurde identiteit als studentenleider. "Een van de droevigste dagen", schrijft hij, "was de eerste verjaardag van het bloedbad. Een stapel as, een potlood en een gedicht, een fles sterkedrank, tranen, jammerklachten en gedachten aan veel vrienden en familieleden hielpen me die dag door te komen." Er was geen zon. Het stormde drie dagen en nachten, wat hem inspireerde tot de volgende verzen: "Met stem en pen vang ik het lied van een orkaan. Hier, waar de storm woedt, rouwt een overlevende."

    Zhang de voortvluchtige, de man ook die leeft met de illusie dat zijn gezin op hem wacht. Het laatste teken van leven van zijn vrouw Li Yan dateert van drie dagen na het bloedbad, toen hij zijn vrienden vroeg haar terug te brengen naar haar geboortestad Taiyuan.

    Eind 1990 schrijft ze hem zelf voor het eerst een brief. Ze vindt dat ze beter kunnen scheiden en dat hij naar het buitenland moet vluchten. Haar woorden slaan in als een bom. In de maanden in de wildernis had Zhang op witte berkenschors tal van brieven en gedichten voor haar geschreven. "Ik streek een lucifer af en hield de kleine vlam bij de vellen berkenschors. Ik keek toe terwijl ze een voor een tot as vergingen."

    Er rest Zhang steeds minder. Hij moet aan de laatste zin van de afscheidsbrief van zijn vrouw denken. "Kleine Sneeuw is van ons allebei. In haar lichaam zit mijn bloed, op haar voorhoofd rust jouw schaduw."

    Hij wil niet weg voor hij haar nog een laatste keer heeft bezocht bij het boerengezin waar haar moeder haar onderbracht. De agente krijgt ook dat voor elkaar, al moet hij beloven dat hij zijn ware identiteit niet tegen zijn dochter zal onthullen. Anders praat ze misschien haar mond voorbij.

    Het meisje zag er erg slordig uit. "Is dit mijn dochter? Haar rode sweater was vuil en er zaten vieze vegen op haar ronde gezichtje. Ik vroeg waarom haar vader haar niet kwam opzoeken. 'Papa heeft geen tijd', zei ze, alsof ze een antwoord opzei dat ze uit een boek had geleerd. 'Papa studeert aan de Universiteit van Peking. Het is nu geen vakantie.'"

    Over haar moeder zegt ze dat ze haar nooit komt opzoeken, dat ze haar niet meer wil. Zhang legt zijn dochter uit dat papa haar nu niet kan meenemen. Papa is nog niet afgestudeerd, daarna komt hij haar halen en dan blijven ze altijd bij elkaar. "Het was tijd om te gaan. Ik had het gevoel dat mijn hart brak. Zo'n korte ontmoeting, niets was opgelost. Langzaam reed de jeep weg."

    Zhang de echtgenoot, Zhang de vader, Zhang de zoon. De speedboot naar Hongkong werd voorafgegaan door trieste tochten naar het verleden. Zou hij zijn moeder terugzien, of was de ontmoeting die de reddende engel op een bankje voor een drukke bioscoop in Peking heeft geregeld, de laatste? Hij vroeg of ze zich wel goed voelde, ze knikte. "'Niet huilen, mama', zei ik met zachte stem. 'Dit is geen plaats voor tranen. Mama, het spijt me zo, ik weet dat je voortdurend bezorgd om me bent geweest.' Ze zuchtte alleen maar, aaide over mijn gezicht en zei dat het er niet toe deed, zolang ik leefde, was ze tevreden."

    Zijn moeder drukt hem op het hart dat hij, als hij toch in de gevangenis belandt, anderen geen kwaad mag doen en dat hij zijn lot waardig moet dragen. "Je moeder zal trots op je zijn." Zhang herinnert zich het verhaal dat ze hem als kind altijd vertelde, over de dertiende-eeuwse hertog Wen Tianxiang, die zich bleef verzetten tegen de invasie van de Mongoolse Kublai Khan. 'Is er van vroegere tijden iemand die niet is gestorven?', zo luidden zijn beroemde woorden. 'Alleen zij die hun last met eer en waardigheid dragen, zullen schitteren in de geschiedenis.'

    Witte kamer

    Zhang is op 15 juni 1991 in New York aangekomen. Hij vertelt het de gelovigen tijdens de zondagse dienst lachend: dat een greencard bemachtigen voor hem een kwestie van zeven minuten was, voor zijn vrienden is het er nu een van zeven jaar en nog is niets geregeld. De professoren Yu Yingshi en Perry Link zorgen ervoor dat Zhang aan de universiteit van Princeton in New Jersey onderzoek kan doen naar de Taiwanese soevereiniteitskwestie. En elke avond volgt hij ijverig de Engelse taalles voor nieuwkomers. "Ik had geluk."

    De mis en de lunch zijn achter de rug, we hebben ons teruggetrokken in zijn rommelige kantoor. "Ik weet het", vervolgt hij, "dat is het oordeel van hem die weet hoe het afloopt, tijdens die moeilijke jaren voelde het helemaal anders." Er komt een schaduw over zijn gezicht. "Drie maanden nadat ik mijn research aan Princeton aanvatte, werd kanker vastgesteld, de dokters gaven me nog twee, maximaal drie jaar te leven."

    De volgende twaalf maanden brengt de erkende politiek vluchteling tussen ziekenhuislakens door. In een witte kamer, de donkerste uit zijn hele leven. Alles waar hij van houdt, ligt aan de andere kant van de Stille Oceaan. Er varen geen boten meer heen, of tenminste, ze willen hem niet aan boord. De dominee meent dat hij toen de bodem van zijn eigen ziel heeft gezien, in de gebaren van de onverstaanbare verpleegsters en dokters evengoed als in de gezichten van zijn dierbaren die hij zich onbereikbaar ver achter de glazen wanden voorstelde. Zhang vertelt dat hij iedere ochtend bij het wakker worden het gezicht van Kleine Sneeuw zag. Hij hoorde haar vragen of de jeep waarmee hij die laatste en enige keer op bezoek was gekomen, de zijne was. En altijd weer riep ze als hij wegreed. "Papa, papa."

    De dominee zucht en herhaalt dat hij mazzel had. "De Bijbel heeft me geweldig geholpen", zegt hij.

    Uit de lades van zijn bureau dist hij een foto op van hemzelf op het Tiananmenplein. Met een dromerige blik kijkt hij naar de jongeman met de megafoon en de zelfverzekerde glimlach. "Keer op keer heeft God mijn leven gered. Ik heb de tanks overleefd, een Siberische vriesdood en kanker in een vreemd land. Bovendien kon ik na mijn herstel in 1995 meteen aan een Chineestalig seminarie in Los Angeles terecht. Daags voor ik daar afstudeerde is Kleine Sneeuw aangekomen. Acht jaar lang was haar een paspoort geweigerd, ze was intussen twaalf. Toen ik haar zag, moest ik denken aan wat ik zei voor ik het land verliet. Als papa klaar is met studeren, komt hij je halen. Ik heb woord gehouden, of zo voelt het toch. Bij de gratie Gods."

    Uittreksel uit Het gewicht van Hemelse Vrede, Vrijheid en verzet sinds Tiananmen, Meulenhoff-Manteau

    05-06-2009 om 00:00 geschreven door Catherine Vuylsteke  


    Categorie:China
    03-06-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.CHINA- 20 jaar na Tiananmen
    Klik op de afbeelding om de link te volgen In de nacht van 3 op 4 juni 1989 veranderde het Pekingse Plein van de Hemelse Vrede in een nachtmerrie. Het studentenprotest, waaraan naar schatting een miljoen studenten en burgers deelnamen, werd bloedig neergeslagen. Catherine Vuylsteke blikt terug.

    Vannacht is het precies twintig jaar geleden dat de tanks in het hart van Peking de dromen en levens van menige burger verpletterden. Hoeveel doden er precies vielen, weten we niet eens. Officieel waren het er 241, mensenrechtenorganisaties geloven dat meer dan 1.000 mensen stierven.

    Twintig jaar na dato lijkt het alsof de Chinese jeugd er geen weet van heeft. De Amerikaanse zender CBS toonde de foto van Tankman in 2006 aan studenten van de Pekingse universiteit. Ze geloofden dat het een plaatje van een parade was, of een kunstwerk. "De machthebbers zijn er niet alleen geslaagd de burgers van hun idealen en levens te beroven maar schijnbaar ook van hun geschiedenis", zo reageerde Ma Jian, die over het bloedbad de roman Beijing Coma schreef.

    Dat Tankman niet herkend werd, bewijst dat Pekings gigantische uitgaven inzake propaganda en censuur vruchten afwerpen, waardoor jongeren er zich niet bewust van zijn hoezeer het bloedige neerslaan van de Pekingse Lente een scharniermoment is in de recente Chinese geschiedenis. De tanks maakten een einde aan de idealistische jaren tachtig, aan een decennium waarin door de Opendeurpolitiek tal van westerse ideeën en boeken voor het eerst sinds de woelige maoïstische jaren (1949-1976) weer het land binnenkwamen, wat zorgde voor een bloeiende intellectuele discussie.

    Velen hoopten dat met het aantreden van Deng Xiaoping een nieuw tijdperk zou aanbreken, wat ook is gebeurd. Alleen werden de economische hervormingen niet door politieke gevolgd. Sterker nog, de enige, schuchtere stappen in die richting dateren van voor het bloedbad. Erna werden de hervormers uit de partij weggezuiverd en werd het hele debat taboe.

    De Chinese burgers hebben met het bloedbad geleerd dat het nog steeds niet loont om aan politiek te doen: je riskeert er je job of je leven mee. Bijgevolg hebben ze vanaf de jaren negentig de slogan van Deng in de praktijk gebracht: 'rijk worden is glorieus'. Dat mondde evengoed uit in een nooit elders geziene aangehouden economische groei als in een blind materialisme, met gigantische ecologische consequenties en een steeds wijder gapende welvaartskloof.

    Sociale onrust

    Sinds 4 juni 1989 is het Tiananmenplein leeg, maar dat betekent geenszins dat er geen protesten meer waren. Wel integendeel, volgens overheidsbronnen is het aantal gevallen van 'sociale onrust' tussen 1993 en 2005 vertienvoudigd tot 87.000 per jaar. En sindsdien publiceert de Chinese overheid geen dergelijke statistieken meer.

    De burgercontestatie transformeerde zich van pogingen van de intellectuelen om het politieke systeem te hervormen en de autonomie van de burger te institutionaliseren tot acties van rurale migranten, boeren en arbeiders voor land-, eigendoms- en arbeidsrechten. Tegen het uitblijven van maatregelen tegen vervuilende bedrijven wordt geprotesteerd, tegen de gebrekkige compensatie bij land- en huisonteigeningen en fabriekssluitingen alsook tegen de corruptie van lokale besturen. Die contestatie neemt verschillende vormen aan. Doorgaans worden kwesties eerst aangekaart bij de plaatselijke overheden. Reageren die niet of ongunstig, dan proberen gedupeerden een rechtszaak aan te spannen. Meer dan 100.000 burgers werkten zich via een autodidactische rechtenstudie op tot blotevoetenadvocaten. Samen met zo'n 300 professionals staan ze burgers gratis bij in hun veelal moeilijke juridische strijd. De rechterlijke macht is immers niet onafhankelijk. Rechters worden door de lokale partijleiders aangesteld, terwijl advocaten naar de richtlijnen van de eveneens door de partij bestierde balie moeten luisteren.

    Wie geen zaak kon of mocht aanspannen, dient in tien tot dertien miljoen gevallen per jaar een verzoekschrift in, eerst bij de lagere overheid, en vervolgens veelal in Peking. Maar ook daarbij is de kans op succes gering. Hoewel er in het hele land bijna 50.000 kantoren zijn waar mensen met dergelijke verzoekschriften terechtkunnen, krijgen in het beste geval twee mensen op duizend een antwoord en niet zelden eindigen hun pogingen om gerechtigheid te laten geschieden in overheidsrepressie. Al deze activisten rekenen op dappere journalisten om de gaten in het censuurnet te zoeken en ruchtbaarheid te geven aan hun gevecht, wat in een door stringente censuur- en propagandarichtlijnen gestuurd medialandschap lastig, gevaarlijk en soms onmogelijk is.

    Repressie

    Peking reageerde op het bloedbad met grotere investeringen in het repressieapparaat, maar probeerde tegelijk alle segmenten van de elite voor zich te winnen met een significante verhoging van hun levensstandaard. Ze hadden begrepen dat de bestendiging van een autoritair regime niet zozeer afhangt van de loyauteit van de meerderheid als wel van die van de machtigen.

    Vanaf 1992, op het moment dat het samenspel van de markteconomie en de dictatuur haar definitieve vorm krijgt en dat duidelijk wordt dat de hervormingen zowel onder de boeren als onder de arbeiders grote brokken zullen maken, wordt de maatschappelijke bovenlaag juist in de watten gelegd. Met centen, jobs en kansen. In ruil daarvoor zal zij zich niet verenigen met de ontevreden segmenten van de maatschappij noch hen helpen om hun grieven te vertalen in politieke eisen.

    Het Tiananmenplein is dezer dagen op toeristen en grote aantallen agenten en soldaten na leeg. Het bevindt zich nu op internet, waar de kaap van de 390 miljoen Chinese gebruikers tegen eind vorig jaar was overschreden. En als het huidige tempo van 240.000 nieuwe gebruikers per dag wordt aangehouden, dan is het nog maar een kwestie van twee jaar vooraleer een half miljard Chinezen gaat websurfen. Hoewel Peking sinds de introductie van het internet in 1995 gigantische investeringen deed in hoogtechnologische censuur en cyberpolitie, blijkt uit onderzoek dat internetsites, chatrooms en blogs drie keer meer kritische informatie bevatten dan de traditionele media, zij het dat 'gevoelige berichten' doorgaans geen lang leven zijn beschoren.

    De doorsnee Chinese internetgebruiker maakt zich over de vrijheid op het internet overigens niet veel illusies: hij of zij denkt dat elke politieke discussie wordt opgemerkt en dus speelt iedereen een rol. Bedrijven doen zich voor als adviseurs om hun producten te pushen, de media geven zich uit voor objectieve informatiebronnen, echte dissidenten gebruiken discussies over ongevaarlijke thema's als surrogaat voor echt politiek debat en overheidsagenten doen alsof ze dissidenten zijn om mensen uit hun tent te lokken.

    Desondanks heeft het internet de controle van de staat over het maatschappelijke debat sterk verminderd en sommige internetdiscussies resulteerden al in beleidswijzigingen.

    Waarschijnlijk komt er aldus op langere termijn een democratisering via een gradueel proces, veel eerder dan door een revolutie. Dat verdient de voorkeur. Aan de brokken die van gewelddadige omwentelingen komen, heeft Li met de pet zich in de voorbije eeuw al voldoende bezeerd.

    03-06-2009 om 00:00 geschreven door Catherine Vuylsteke  


    Categorie:China


    Extraits à lire / uittreksels/ selected articles
    Foto

    Archief per week
  • 17/10-23/10 2011
  • 03/10-09/10 2011
  • 26/09-02/10 2011
  • 19/09-25/09 2011
  • 29/08-04/09 2011
  • 01/08-07/08 2011
  • 25/07-31/07 2011
  • 20/06-26/06 2011
  • 13/06-19/06 2011
  • 06/06-12/06 2011
  • 09/05-15/05 2011
  • 04/04-10/04 2011
  • 28/03-03/04 2011
  • 28/02-06/03 2011
  • 21/02-27/02 2011
  • 31/01-06/02 2011
  • 10/01-16/01 2011
  • 20/12-26/12 2010
  • 13/12-19/12 2010
  • 06/12-12/12 2010
  • 29/11-05/12 2010
  • 01/11-07/11 2010
  • 25/10-31/10 2010
  • 18/10-24/10 2010
  • 11/10-17/10 2010
  • 04/10-10/10 2010
  • 13/09-19/09 2010
  • 06/09-12/09 2010
  • 30/08-05/09 2010
  • 07/06-13/06 2010
  • 31/05-06/06 2010
  • 24/05-30/05 2010
  • 17/05-23/05 2010
  • 10/05-16/05 2010
  • 26/04-02/05 2010
  • 19/04-25/04 2010
  • 12/04-18/04 2010
  • 29/03-04/04 2010
  • 22/03-28/03 2010
  • 15/03-21/03 2010
  • 08/03-14/03 2010
  • 01/03-07/03 2010
  • 22/02-28/02 2010
  • 15/02-21/02 2010
  • 08/02-14/02 2010
  • 25/01-31/01 2010
  • 04/01-10/01 2010
  • 28/12-03/01 2010
  • 14/12-20/12 2009
  • 07/12-13/12 2009
  • 30/11-06/12 2009
  • 23/11-29/11 2009
  • 16/11-22/11 2009
  • 09/11-15/11 2009
  • 19/10-25/10 2009
  • 12/10-18/10 2009
  • 05/10-11/10 2009
  • 28/09-04/10 2009
  • 21/09-27/09 2009
  • 14/09-20/09 2009
  • 07/09-13/09 2009
  • 03/08-09/08 2009
  • 20/07-26/07 2009
  • 13/07-19/07 2009
  • 06/07-12/07 2009
  • 22/06-28/06 2009
  • 15/06-21/06 2009
  • 08/06-14/06 2009
  • 01/06-07/06 2009
  • 25/05-31/05 2009
  • 04/05-10/05 2009
  • 20/04-26/04 2009
  • 13/04-19/04 2009
  • 30/03-05/04 2009
  • 16/03-22/03 2009
  • 09/03-15/03 2009
  • 02/03-08/03 2009
  • 23/02-01/03 2009
  • 16/02-22/02 2009
  • 26/01-01/02 2009
  • 19/01-25/01 2009
  • 12/01-18/01 2009
  • 05/01-11/01 2009
  • 29/12-04/01 2009
  • 15/12-21/12 2008
  • 01/12-07/12 2008
  • 18/08-24/08 2008
  • 10/03-16/03 2008
  • 03/03-09/03 2008
  • 31/12-06/01 2008
  • 05/03-11/03 2007
  • 26/02-04/03 2007
  • 15/01-21/01 2007
  • 16/10-22/10 2006
  • 02/06-08/06 2003
  • 27/01-02/02 2003
  • 09/09-15/09 2002
  • 08/07-14/07 2002
  • 10/06-16/06 2002
  • 30/11-06/12 1998
  • 12/10-18/10 1998
  • 05/10-11/10 1998
  • 07/09-13/09 1998
  • 20/04-26/04 1998

    Categorieën
  • AFGHANISTAN (9)
  • AFRIKA (17)
  • ARABISCHE WERELD (30)
  • Articles en français (10)
  • China (55)
  • columns (14)
  • In English (10)
  • Iran (14)
  • OOST-AZIE (10)
  • PROJECTEN (0)
  • Rusland (13)
  • ZUID-AZIE (13)
  • ZUIDOOST-AZIE (7)

  • Inhoud blog
  • CHINA/ hoe de deugd werd vermoord
  • Marokko/ In de kerker van de koning
  • Gestrand in Oostende
  • 'Hij was weg, plots en voorgoed'
  • Wanneer moeders heksen en vampieren op de wereld zetten
  • Oostende, waar illegalen thuis zijn
  • 't Stad is niet van Assaad
  • Marokko/België De angst is naar hier geëxporteerd
  • BAHREIN /Jaffar al Hasabi: 'Martelen, daarin is het regime erg inventief'
  • IRAK-Regisseur Mohamed al-Daradji over de waanzin van filmen in Bagdad: van Al Qaida en bombardementen tot honderden massagraven
  • Migratie - Minderjarig en moederziel alleen in België
  • QATAR - de slaven van koning voetbal
  • CHINA - Frank Dikötter over de Grote Sprong Voorwaarts
  • NOORD-KOREA - Bovenaanzicht van de hel
  • CHINA- Ai Weiwei, de man die overal mee wegkwam
  • IVOORKUST- Alassane Ouattara, de superloodgieter
  • TUNESIE - columniste Naziha Réjiba over de Arabische Lente
  • IRAN - interview met Kader Abdolah
  • IRAK - Schrijfster Haifa Zangana: ‘Irakezen kwamen verenigd en vreedzaam op straat’
  • ARABISCHE WERELD - wat schrijfster Hanaan-as-Shaikj in 2004 over de toestand vertelde
  • Waarom het misging in de Arabische wereld
  • CHINA - Vluchtmisdrijf door zoon hoge functionaris zet land in rep en roer
  • EGYPTE
  • TUNESIE - Facebook heeft het land gered
  • TUNESIE -een gigantisch probleem van jeugdwerkloosheid
  • Vluchtelingen - gestrand in het bitterkoude Calais
  • CHINA - Ikea en McDonald's mikken op de panda
  • CHINA - Nobelprijs voor een lege stoel
  • CHINA - Liu Xiaobo, gevangen in een kooi van woorden
  • Internationale migratie - gestrand aan de oevers van de zee van Marmara
  • Joao da Silva - De Bang Bang Club
  • NIGERIA - sloppenbewoners moeten wijken voor verfraaiing van tuinstad Port Harcourt
  • INDIA -malafide microkredieten drijven boeren tot zelfmoord
  • DUITSLAND - 'Multiculturele maatschappij is mislukt'
  • IMAM èn homo zijn: het kan
  • CHINA- de Nobelprijs voor Liu Xiaobo
  • CHINA- het belang van de Nobelprijs voor Liu Xiaobo
  • AFGHANISTAN- stemmen in tijden van oorlog(3)
  • AFGHANISTAN - stemmen in tijden van oorlog(2)
  • AFGHANISTAN - stemmen in tijden van oorlog

    Blog als favoriet !

    Reactions/suggestions/e-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Startpagina !

    Zoeken in blog


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek



    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs