DE DOVENETELS
Wandelaars komen dezer dagen wel de drie soorten dovenetels tegen: de witte, de gele en de paarse. In het volgend stukje zullen we ze alle drie behandelen. Men noemt ze dovenetels omdat ze in tegenstelling met de brandnetel absoluut niet netelen. Ze bezitten geen brandharen. Ze zijn dus zonder gevolgen aan te raken.
DE WITTE DOVENETEL 
Al heeft deze plant bladeren die min of meer gelijken op die van de brandnetel toch is er een groot onderscheid. Het zijn de bloemen die het verschil uitmaken.
De bloemen van de witte dovenetel worden druk bezocht door hommels en bijen. Zij zoeken de nectar die onder in de kroonbuis zit. Deze landen op de onderlip en strijken met hun lichaam over de boven hen staande helmknoppen.. Bij een bezoek aan een andere bloem bevruchten ze deze zonder het te weten. Want de kleverige stempel bevindt zich in de bovenlip.
Het is een plant die in grote groepen groeit.
De zaadjes of nootjes zijn geliefd door de mieren. Zij verslepen ze naar allerhande plaatsen waar ze door de wind niet kunnen gebracht worden omdat ze nog al zwaar zijn. De mieren doen echter niets voor niets en smullen van het witte olieachtig aanhangsel onder aan de nootjes. De plant groeit op sterk bemeste weiden, in heggen, beschaduwde ruigten De stengel is vierkantig, hol en behaard Bloeitijd april herfst.
Gebruik
Heel lang gebruikte men deze plant als bloedstelper. Van de bladeren bereidde men thee om het transpireren te bevorderen. In delen van Frankrijk en Zweden worden de bladderen in soepen gebruikt of gegeten als groente.
Volksnamen
Dampnetel, doefnetel, melknetel, memmekens, papnetel, suikernetel, tamme tingel, witte tingel.
DE GELE DOVENETEL 
Plant die nauw verwant is met de witte en paarse dovenetel. Al wordt hij door sommige botanici tot een ander geslacht gerekend omwille van enkele afwijkende kenmerken. Het verschil zit hem vooral in de vorm van de bloemen. Ook zijn de helmknoppen kaal; daar waar bij de nadere dovenetels ze behaard zijn.
De gele dovenetel groeit vooral in bossen, en struikgewas. Steeds moeten het voedselrijke plaatsen zijn. Groeit hij op een helling dan kan hij als een hanger meterslange stengels vormen. Op schaduwrijke plaatsen komt de plant niet tot bloei en zal hij zich voortplanten door aan het uiteinde van de boogvormige stengel wortels te vormen. Hij plant zich dus voort met uitlopers. Het gevolg is dat de gele dovenetel hele plekken kan innemen zonder dat men er zich van bewust is want er zijn geen bloemen te zien. Deze plant werd veredeld en in de tuinen vindt men de gele dovennetel met lichtgevlekte bladeren terug als bodembedekker. Bloeitijd: mei juli voor beide.
 Bodembedekker in de tuin.
DE PAARSE DOVENETEL 
Deze kleinste van de dovenetels komt overal voor: op akkers, in moestuinen, op stortplaatsen, langs wegen en verwaarloosde terreinen. Het is een één- of tweejarige plant zonder uitlopers. Heeft, in vergelijking met de witte en gele dovenetel, kleine bloempjes die maar 1 2cm groot zijn. Zijn stengel is rood aangelopen en kantig. Kneust men het blad dan ruikt men een kruidige geur. De plant bloeit van maart tot in de herfst.
norbert mosselmans 05/2010
INFO Wilde planten Readers Digest Veldbloemen CERA Kruiden Lesley Bremnes Foto Internet
|