Peperdure peper
Zij was een niet zo graag geziene figuur in het dorp. Ze was gierig en egocentrisch. Ze was klein van gestalte, in tegenstelling tot haar man, een reus van een vent die ooit deel uitmaakte van de elite van het leger, de grenadiers. Zij kon op een haatdragende wijze uit de hoek komen; niet alleen met de buren maar met quasi de hele wijk had zij het aan de stok. Ook met de familie zat het vaak scheef, zelfs voor kleinigheden.
Haar voornaam was Marie, maar zoals het toen gebruikelijk was kende iedereen haar onder haar bijnaam Meree va Meinkes. Ze woonde in de Groebbe. Haar huis stond in de helling van het dal, iets achteruit. Het was in die tijd het eerste huis van de wijk.
In de jaren dertig heerste een economische crisis. De werkloosheid haalde pieken en teisterde de bevolking. Op het platteland liepen heel wat leurders rond die hun waar aan de man probeerden te brengen om hun boterham te kunnen verdienen . Op een bepaalde dag kwam een verkoper aankloppen bij Meree; ze was alleen thuis.
Dag Madammeke, zei ie heel vriendelijk. Hij droeg een houten kast op de borst waarin hij zijn kostbare marchandise bewaarde. Hij zette die neer voor haar voeten. Ik heb hier het ene en het andere waar je van zal opkijken voegde hij eraan toe. Bijvoorbeeld de beste peper die men op de markt kan vinden. Verder zit mijn kast vol met alle soorten knoppen, garen, spellen en lint.
Het aanbod was aanlokkelijk, origineel en niet alledaags. Lint kon zij altijd gebruiken, een zakje peper zou het avondeten van haar man wel lekker kunnen kruiden.
Zij vroeg naar de prijs. 15 centiem voor een zakje peper, Madammeke antwoordde hij.
Meree moest even weg naar haar verborgen schatkamer om het nodige geld boven te halen. Ze kwam terug met een briefje van honderd frank, wat in die tijd voor een doorsnee werkman een weekloon betekende.
De verkoper stond er even verveeld bij maar herpakte zich snel en zei:
Madammeke, daar kan ik niet op teruggeven maar dat geeft niets, ik zal het briefje in de winkel boven gaan wisselen. Wilt gij zo goed zijn om op mijn kast met mijn marchandise te letten. Meree voelde zich ineens verantwoordelijk voor het kostbare goed.
De man trok iets hoger het weggetje in, richting winkel en verdween uit het zicht van Meree.
Het duurde wel heel lang voordat Meree zich vragen begon te stellen. Hij kwam maar niet opdagen en zij werd ongerust. Zij sloeg haar sjaal om de hals, nam de kast mee en ging de leurder achterna, sprak iedereen aan om de man op het spoor te komen, maar tevergeefs.
Ongerustheid ruimde de plaats voor woede. Ze voelde zich bedrogen en begon zelfs buren te beschuldigen als of zij die man op haar hadden afgestuurd.
In het dorp deed het verhaal snel de ronde. Meree kon echter niet rekenen op de sympathie van de dorpelingen. De gazet haalde uit met de kop: Huldenberg: vrouw beetgenomen. Tot groot jolijt van iedereen met wie Meree ooit in aanvaring was gekomen, of kortweg quasi de hele wijk.
En Meree bleef de rest van haar leven met het kastje zitten. Met de enkele zakjes peper dat het bevatte, kon zij een tijdje voort. Maar voor haar bleef het alles bij mekaar
peperdure peper.
Naar een verhaal van Albert Veiller.
Eindredactie van Jean-Pierre Van Binnebeek
|