Het Blauwhof van Loonbeek heeft door de eeuwen heen een belangrijke rol gespeeld in het dagelijks leven van het dorp en zijn inwoners.
Oorspronkelijk was het blauwhof een grote hoeve die het centrum was van het economisch en het politiek leven in Loonbeek. Eeuwenlang hebben families pachters de boerderij bewoond en van daaruit de omliggende velden bewerkt.
Zo zijn volgende eigenaars gekend :
Jonker Gillis Breton (1595)
Hugo Creton
Mevrouw Dufrenne (1670-1692)
Meuntinck (Muitinckx) (1703-1736)
Mevrouw Montfort de Rixensart (1735-1789)
Jean-Ferdinand De Cupere
Ridder Karel de Wyel
Jan Bogaerts (1893)
Sebastiaan Lamal en zijn zoon Guillelmus
In de 19e eeuw herbergde de hoeve gedurende jaren de burgemeester van de gemeente:
Jan François Stroobants (+ 15.7.1852), die gehuwd was met de dochter van Guillelmus Lamal, Maria-Theresia Lamal, had er zijn verblijfplaats.
Nadien kwam Ridder de Wyels, die ervoor zorgde dat Loonbeek in 1874 een parochie werd.
De familie Van Weyenbergh en de Ursulinen
In de 20ste eeuw werd na Ridder de Wyels het Blauwhof eigendom van Amand-Jozeph Van Weyenbergh (1844-1933) gehuwd met Marie-Philomène Coose (18461926). Hij kocht het goed in 1906. In een eerste fase gebruikte hij de hoeve als tweede verblijfplaats (hij woonde in het Brusselse, Leuvensesteenweg). In een tweede fase kwam hij er wonen en hij verbleef er tot zijn dood in 1933. Aan de hand van de enkele fotos die uit die tijd nog bestaan en die in het bezit zijn van de familie Van Weyenbergh blijkt duidelijk dat het er heerlijk vertoeven moet geweest zijn. Het gebouw was goed onderhouden en de kinderen en kleinkinderen kwamen er op bezoek en brachten er hun vakantie door. Als vervoermiddel om tot Loonbeek te komen werd de stoomtram gebruikt.
Na de dood van Amand-Joseph in 1933 erfde zijn enige dochter, Julie Van Weyenbergh, het gebouw en de tuinen. Zij was abdis van de Zusters Ursulinen te Zaventem was. De Ursulinen gaven er onderwijs en aan het klooster was een pensionaat verbonden. Julie zag de kans om het gebouw in Loonbeek optimaal te benutten en de hoeve kreeg een andere bestemming: het diende niet alleen als retraiteplaats en uitstapmogelijkheid voor de leerlingen, maar ook als buitenverblijf voor de congregatie waar zieke zusters konden herstellen.
Architecturale teloorgang met de picpus-congregatie
In de periode van de tweede wereldoorlog werd de Leuvense industrieel Donckers eigenaar. Niet voor lang want in 1944 namen de zusters van de Heilige Harten (of Picpussinnen) hun intrek in het domein het Blauwhof.
De congregatie van de zusters van de Heilige Harten en Altijddurende Aanbidding werd door de Franse priester P. Coudrin (1768-1837) tijdens de Franse revolutie gesticht. In 1805 werd het hoofdklooster gevestigd te Parijs, in de Picpus-wijk, vandaar de naam Picpussinnen. In België werd het eerste klooster gevestigd te Tongeren in 1894. De Picpussinnen waren actief in het onderwijs en de bejaardenzorg.
Na hun aankomst in Loonbeek maakten de zusters er hun woonhuis van en begonnen te verbouwen.
Dit was het begin van de architecturale teloorgang van het Blauwhof als historische hoeve. In 1948 werd de zuidelijke vleugel gebouwd, die nu ingenomen is door het O.C.M.W. Er werd bij deze bouw geen rekening gehouden met de architectuurstijl van de oude hoeve.
In 1954 werd een kapel opgetrokken evenals de gebouwen aan de straatkant. De kapel is een architecturaal pareltje, gebouwd in Art-Deco-stijl. Opvallend zijn de mooie glasramen. Maar de gebouwen aan de straatkant werden met weinig smaak en respect voor de bestaande stijl geconcipieerd. Maar ja, in die tijd kon alles !
In 1958 kochten de zusters die er enkele bejaarden verzorgden een stuk grond van 99 a groot langsheen de St.-Jansbergsteenweg. Van Loonbeek uit werd er besloten het home voor oude dames te Heverlee op te richten en de stichting te Loonbeek te sluiten. De zusters verlieten Loonbeek op 8 mei 1963.
De picpussinnen hebben bijna 20 jaar in Loonbeek verbleven. Jammer genoeg moeten wij vaststellen dat zij op architecturaal vlak een niet zo positieve erfenis achterlieten.
De hoeve zelf was verloederd en dringend aan restauratie toe ; de picpussinnen hadden tijdens hun verblijf in Loonbeek meer oog gehad voor nieuwbouw en hadden het historisch patrimonium slecht onderhouden. Ook de tuin was een wildernis geworden.
De afbraak van een stukje patrimonium
Voor de Arme Klaren, afkomstig van de Brusselse Marollen, kwam het Blauwhof in 1963 in aanmerking als nieuwe vestigingsplaats omdat het een aantal voordelen bood.
- de ruimte, die mogelijkheid bood tot bezinning ;
- de natuur, die hen toeliet te leven volgens de leer van Sint-Franciscus en
- het feit dat dit gebouw andere congregaties gehuisvest had.
Toen de zusters in Loonbeek gevestigd waren werd het snel duidelijk dat de bestaande infrastructuur niet helemaal aan hun wensen tegemoet kwam. Tijdens de eerste jaren werd er dan ook verbouwd.
De oude hoeve was in zulke mate verloederd dat er besloten werd het gebouw drastisch aan te passen. Eigenlijk een trieste beslissing want daardoor verdween een stuk van het patrimonium van de gemeente. Het oorspronkelijke Blauwhof bestaat nu nog op postkaart en op enkele zeldzame fotos. Op dezelfde plaats werd een nieuw gebouw opgetrokken dat voor een stuk paste bij de stijl (als men van stijl mag spreken) van de gebouwen die de picpussinnen in 1948 achtergelaten hebben. Er werd een beroep gedaan op een Brusselse aannemer die met plaatselijke metsers en arbeiders werkte zoals René Van Renterghem, de gebroeders Gust en François Nijs en Jean Philips.
De werken namen drie jaar in beslag, van september 1964 tot september 1967. Tijdens die periode hebben de zusters meermaals moeten verhuizen. De vleugel gebouwd door de picpussinnen was de meest aangewezen plaats om te verblijven. Maar zij hebben overal gewoond, zelfs in de trapgang.
In die periode waren er veel zusters op leeftijd ; zij waren ingetreden tijdens de oorlog 14-18.
Daarom werd er in 1972 een lift geïnstalleerd opdat die zusters naar de verdieping zouden kunnen gaan.
Een retraitehuis
Van 1968 tot 1980 werd de zuidelijke vleugel van het gebouw opengesteld voor groepen en particulieren die zich voor een beperkte periode wilden afzonderen. Er leefde in die tijd de opvatting dat mensen moesten kunnen deelnemen aan een spiritueel leven dat voorhanden was. Loonbeek beschikte zodoende over een retraitecentrum.
De zusters zorgden voor de keuken en logies ; ze werden daarbij bijgestaan door een dame, Juffrouw Kapelle, die au pair werkte. Het enige contact dat ze met de bezoekers hadden gebeurde in het begin achter tralies tijdens de diensten ; na het concilie werden de regels versoepeld : een glazen wand diende als scheiding want de zusters moesten de regels van hun orde verder naleven.
In de tuinen konden de bezoekers wandelen en er zich verpozen. Een gedeelte bleef de zusters voorbehouden; zij hadden er ook hun moestuin. De oude boomgaard werd na een tijd ontbost en omgevormd tot speelterrein voor de kinderen van het dorp. In 1999 kocht de gemeente het stuk grond.
Het retraitehuis werd uitgebaat tot 1980. Hoewel zij veel hulp kregen van de autochtone bevolking, bijvoorbeeld door Irma Denies-Nys, Josée Van Fraechem-Nys en Emelie Lahaye- Weemaels, begon deze last zwaar te wegen. Het werk in het retraitehuis en de verzorging van hun oudere collega's lieten hen weinig tijd over voor wat hun hoofdtaak bij uitstek was, het gebed.
In 1980 toonde het O.C.M.W. interesse om een deel van het klooster in te huren voor zijn diensten en dit kwam op een optimaal moment. De zuidelijke vleugel werd dan ook aangepast aan de nieuwe behoeften. Dit betekende dat de zusters het andere gedeelte van het gebouw moesten betrekken, wat opnieuw veranderingen met zich mee bracht, o.a. de bouw van een lift in dat deel van het gebouw om iedereen de toegang tot de verdiepingen toe te laten. Er werd ook een nieuwe ingang voorzien voor het klooster. Het huidig poortje kwam er in 1981 en de buitenzusters kregen er een paviljoentje. In 1996 vervoegde de laatste buitenzuster, zuster Bernadette, de groep koorzusters.
In 1989 kocht de gemeente de volledige vleugel om er alle diensten van het O.C.M.W. in onder te brengen.
In de loop van de jaren 90 moest ieder O.C.M.W. een aantal politieke vluchtelingen een onderdak bieden. In Huldenberg werd het Blauwhof gekozen als opvangcentrum maar de kamers op de verdieping werden wegens de houten wanden niet geschikt gevonden. Zo werd beslist de kapel open te stellen voor een groep Kosovaren. Dit was geen gelukkige beslissing want de interne en externe infrastructuur was ontoereikend om deze mensen op een redelijke wijze op te vangen.
Na meer dan 40 jaar discrete aanwezigheid hebben de zusters Clarissen Loonbeek verlaten en hun intrek genomen in het Franciscaner klooster van Vogelzang te Woluwe.
De drie overblijvende zusters wisten heel goed dat de Loonbekenaars hun clarissen op een piëdestal stelden en nog altijd respect en waardering voor hun levensfilosofie en hun waarden koesterden.
Ergens lieten de Arme Klaren een grote leegte achter. Het klokje dat zo vele jaren klepte in het hartje van Loonbeek werd weggenomen en naar het buitenland verhuisd; zonder uitdrukkelijk zichtbaar in het straatbeeld van Loonbeek geweest te zijn, hebben de zusters Clarissen met dit klokje gedurende meer dan veertig jaar hun aanwezigheid in het hartje van het dorp willen beklemtonen.
Hoe ziet er de toekomst nu uit ? Hoe gaat het gebouw er uitzien nu er concrete plannen bestaan om een deel af te breken. Wat zal er met de fraaie en stijlvolle kapel gebeuren ? Allemaal vragen die de Loonbekenaars zich rond hun historisch gebouw stellen.
Jean-Pierre Van Binnebeek
Bibliografie
Heemblad van de Heemkundige kring Huldenberg. 2004-1. Na veertig jaar aanwezigheid in het blauwhof verlaten de zusters clarissen het Blauwhof. J.-P. Van Binnebeek
Heemblad van de Heemkundige kring Huldenberg. 2004-2. De zusters Clarissen hebben het Blauwhof verlaten. J.-P. Van Binnebeek
|