De hoeves van Wolfshaegen. Waarvan komt de benaming Celongaet?
Bij het verlaten van Sint-Agatha-Rode smelten de valleien van de Dijle en die van Laan samen. Het weidelandschap wisselt af met bossen. Als we eventjes terugblikken, zien we het dorp nog een laatste keer prijken op de kam van het heuveltje. De landelijke hoekstraat leidt ons tot een uitgestrekte vlakte waar de landbouw eeuwenlang hoogtij gevierd heeft. Getuige hiervan zijn de drie vierkantige hoeves die mooi op een lijn deel uitmaken van het heuvelachtig landschap.
Hinnemeure, Withof, Monmax, het zijn namen uit een sprookje gegrepen en het sprookje is zeer oud. Toen men in de Middeleeuwen de plek uitkoos wist men dat de hoeves uitstekend zouden liggen. Een areaal dat alle onderdelen van de landbouwexploitatie combineert : in de laagvlakte, dichtbij de rivier, uitgestrekt weiland waar het vee aan zijn trekken kon komen; naar de heuvels toe, de teelten van graangewassen die een rijkere ondergrond vergen.
Het 'insolite' aspect van deze plek ligt hem in de benamingen. Monmax was de kleinste hoeve. De naam komt van de twee pachters : Maximiliaan, de grootvader, en Edmond Van Pee, de vader.
Hinnemeure is de eerste hoeve als men van Sint-Joris-Weert komt. De hoeve is goed gearchiveerd.
Het is nog een actieve boerderij en appelfabriek.
En we eindigen met de grootste hoeve, het withof dat sinds de recente mooie restauratie Celongaet geheten wordt. De historiek van het gebouw is quasi onbekend door gebrek aan archiefmateriaal. Het elitair karakter van de toenmalige eigenaar komt tot uiting in het torentje boven de ingang dat een duiventil herbergde. Dit bezit druiste weliswaar in tegen de economische exploitatie van het complex want duiven waren niet zo geliefd bij de boeren. De authentieke nu gerestaureerde binnenkoer laat ons een 18e-eeuws woonhuis met Spaanse baksteen bewonderen. Maar wat het meest tot verbazing wekt is het gotisch gebinte van de grote hooischuur: een technisch hoogstandje dat voortvloeit uit lang vervlogen tijden waar kathedralen de horizon van onze landschappen versierden.
Op de de Ferraris kaart lezen we Ce Celongaet. 'Ce' staat voor 'cense', een Waals woord voor pachthof.
Vandaag nog wordt het woord 'cinsie'(< censier = pachter) in de
dagelijkse taal in Wallonië gebruikt.
Als dit op de kaart staat, dan betekent dat de Oostenrijkers
van de Ferraris zich hebben laten bijstaan door Franstaligen om deze kaart op
te maken. Wellicht begrepen deze het
woord Celongaet niet.
Gaet' is een Germaans woord dat in het modern Nederlands
verdwenen is maar toch nog voorkomt in toponiemen of straatnamen. Vleurgat, in Ukkel bv. waarbij gat verwijst naar doorgang of steeg
en vleug naar een vogelkooi of duiventil. In Jezus Eik hebben we de
Vuurgatstraat, een middeleeuwse weg van Hoeilaart naar Fura, de Latijnse naam
voor Tervuren . Iedereen heeft ook wel
eens het vliegtuig genomen en op de luchthaven het Engelse woord 'gate' gehoord, dat betekent 'toegang' (tot de vliegtuigen). Dat is de betekenis van 'gaet' in Celongaet.
Celon (celen)
verwijst wellicht naar de Cellenbroeders die eerst in de Brusselsestraat in
Leuven verbleven en daarna verhuisden naar een locatie buiten de stadsmuren gelegen bij Gasthuisberg. Hun pachthof zou
gelegen zijn in Wolfshaegen.
Wellicht stond
hier in 1775 een plaatje (zoals er nu ook één staat) dat een richtingaanwijzer
was : Celongaet betekende dus 'toegang of ingang naar de hoeve van de cellenbroeders'. En de Franstalige kaartenmakers van de
Ferraris zullen gedacht hebben dat dit de naam van de hoeve was. Bij de laatste
restauratie heeft men de naam zonder nadenken overgenomen terwijl die nooit de
naam van het pachthof zou geweest zijn.
Withof zou dus
hier beter op zijn plaats zijn, een beetje in de verlenging van Blauwhof in
Loonbeek, en Roodhof in Neerijse, hoewel het rood van het toponiem niet
verwijst naar de kleur maar afgeleid is van rooien en dateert uit de tijd dat
onze streken bedekt waren door de 'Carbonaria Sylva', het kolenwoud.
Jean-Pierre Van Binnebeek
|