Dagboek Maria-Hendrica Vandenschriek deel 3xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
De oorlog breekt uit.
Mariette helpt in de bloemenhandel van haar
vader. Op 10 mei 1940 is ze in Vorst
waar ze alles in gereedheid brengt voor Moederkensdag (zondag 12 mei). De bloemen moeten naar de Hallen van
Brussel.
Donderdag 2 mei 1940. O.H.-Hemelvaartdag.
Boneert. Blijspel: Clovis en Clotildis, rol
Aurelianus. Kluchtspel van verleden
jaar. Harten is troef, rol Hato. Het viel nogal mee ; er kwam toch niet
zooveel volk als andere jaren en het was nochtans voor het pakket van den
soldaat. We hebben vanmorgen nog eens
herhaald en vielen er vanavond niet door.
Zondag 5 mei 1940.
Tweede dag van
ons Boneert. Er kwam niet veel volk doch
dit belette niet dat alles best afliep.
Maandag 6 mei 1940.
Voormiddag
de concertcostuums naar hun plaats gebracht.
In de achtermiddag naar Vorst om te helpen voor Moederkensdag.
Dinsdag 7 mei 1940.
Vorst. Bloemen gereedmaken en inpakken.
Woensdag 8 mei 1940.
Veel verkoop en veel werk spanden
saam vandaag.
Donderdag 9 mei 1940.
Vorst. Er staat een heele vracht bloemen gereed voor
de Hallen; morgen vroeg zal Jozef drie maal moeten rijden.
Vrijdag 10 mei 1940.
We werden
rond 4.10 uur door een hevig geschut wakker gemaakt. Niemand weet wat men er van moet denken, ze
houden maar niet op met schieten en wel honderd vliegtuigen vliegen er altijd
rond het vliegplein van Evere, tusschen het schieten door hooren we soms veel
harder slagen, voor al de vensters en in
de hoven staan er menschen te kijken iedereen wordt er bang van. Jozef rijdt weg naar de Hallen en we gaan de andere
potten gereed zetten om nog eens terug te rijden nog altijd wordt er
geschoten. Na een half uur telefoneert
Jozef dat we niets meer moeten gereed doen.
Het is oorlog, vele bommen werden er in Brussel geworpen en hebben er
groote schade aangericht. Duitschland is
Holland, België en Luxemburg om 4 uur in den morgen binnengerukt. Onze soldaten trekken allen op naar de grens
en er wordt hevig gevochten, wie weet hoeveel er nu reeds dood zijn. s Namiddags zie ik voor het eerst Engelsche
soldaten, ze komen om ons te helpen weerstand bieden. Zullen zij den Duitscher kunnen tegenhouden,
hier in Brussel weet iedereen van wel, wat blijft er dan na dezen strijd van
ons en ons klein landeke nog bestaan, ik
denk dat ze t niet tegenhouden.
Zaterdag 11 mei 1940.
Oorlog. De Tommies en de Franschen zijn in Brussel ;
op mij maken die Engelschen geen goeden indruk.
De vluchtelingen rijden den ganschen dag voorbij. De vijand rukt vooruit. Wij staan verstomd dat Jozef nog niet werd
binnengeroepen en bij ieder gerucht denken we dat ze daar zijn met zijn
biljet. Van den heelen dag hoorden we
niets anders dan sirène gefluit. Alerte
en dan wederom Fin dAlerte iedermaal dat er vijandelijke vliegers langs
hierheen kwamen; soms zelfs Fin dAlerte en Alerte samen, we konden bijna niet
voort werken altijd maar weer den abri in voor schrik van de scherven. Van dat gefluit den ganschen dag zoudt ge wel
uw verstand verliezen. Emilie die ligt
wel ziek te bed en kan maar niet begrijpen dat het oorlog is.
Zondag 12 mei 1940.
Een aardige
moederkens dag dit jaar voorwaar. De
vijand komt nog steeds vooruit en er rijden altijd meer vluchtelingen voorbij,
waarnaartoe ? Waar vindt die eindelooze
rij, al die menschen waar vinden zij een verblijfplaats? En zullen ze daar dan gerust zijn?
Maandag 13 mei 1940.
Ik zou wel
willen thuis geraken, maar hoe ? De
autobus van Overijssche rijdt met de vluchtelingen en er mag niemand niet bij
op. Liza Moens telefoneert dat
Huldenberg vol Engelschen ligt doch dat er verder niets te vreezen is. We zullen probeeren van morgen met de auto
naar Huldenberg te rijden, den agent heeft gezegd dat het wel mag.
(wordt vervolgd)
|