De Koninklijke Filharmonie van Ottenburg - deel 3
In 1997 verscheen een interessant werk over de geschiedenis van de Koninklijke Filharmonie van Ottenburg. Raf Steeno die jarenlang voorzitter was, was de auteur. De tekst is in die mate leerrijk omdat het een beeld schetst van de sociale relaties in een dorp waar de mogelijkheden tot vermaak beperkt waren.
Raf Steeno gaf ons de toelating een deel van dit brokje Ottenburgse geschiedenis te publiceren. Voor wie geïnteresseerd is: er zijn nog enkele exemplaren beschikbaar.
Wenst u de tekst vanaf het begin te lezen, ga naar http://www.bloggen.be/huldenberg/archief.php?ID=1198648
Deel 3.- Muziekstudie, lokaal en dirigent
De leuvensebaan, achter de bomen de poel
Muziekstudiexml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
De muziekstudie gebeurde op een primitieve manier en de eerste notenleerlessen werden onder mekaar aangeleerd. In de winter kwamen de kandidaat-muzikanten s avonds onder kaarslicht bij mekaar en samen werd de moeilijke notenleer besproken en ingeoefend. In de zomer, en er waren nog echte zomers, kwamen muzikanten met hun instrument s avonds na de dagtaak samen op de graskant of op de bermen van de weg waar dan eenvoudige stukjes en dansjes aangeleerd werden. Overal hoorde men door de avondstilte vrolijke deuntjes wat een speciale sfeer gaf aan het rustige dorpsleven.
De muziek van toen was betrekkelijk eenvoudig en veel jongeren leerden door zelfstudie. Zij gingen wel hier en daar wat uitleg vragen maar verder bewezen zij dat met veel wilskracht een behoorlijk resultaat kon bereikt worden.
Op de wekelijkse repetities werd dan door de dirigent de nodige uitleg gegeven, waardoor muziek spelen mogelijk werd.
Persoonlijke aanleg en inzet waren vanzelfsprekend zeer belangrijk om als muzikant te kunnen meedoen.
Lokaal
Om op een verantwoorde manier te kunnen repeteren moest er natuurlijk een lokaal gezocht worden. Dit werd nogal gemakkelijk gevonden in de Kerkstraat (tegenwoordig huisnummer 10) bij Jan-Baptiste Dekeyser, die er een café uitbaatte met achteraan een voor die tijd behoorlijke ruimte die dienst deed als danszaal met de kermissen.
De repetities hadden daar wekelijks plaats op zondag na de hoogmis. Dit lokaal werd later uitgebaat door zijn dochter en haar schoonzoon Alfred Vanpée en later door diens dochter, gehuwd met Ernest Van Groenderbeek. De fanfare is er gebleven tot 1948.
Dirigent
Een volgende, maar moeilijke beslissing, was op zoek te gaan naar een muziekleraar, muziekmeester of maatslager zoals hij toen ook genoemd werd. Vrij vlug veranderde men deze namen onder de invloed van Waver in Chef. De eerste chef was Emiel Baus, die nogal spoedig opgevolgd werd door Jozef Jacobs en in 1898 was het Emile Boisacq die het roer in handen nam.
Hij ontving voor zijn werk 150 F per jaar. In 1901 was die bijdrage opgelopen tot 180 F. Deze overeenkomst werd in 1905 in een speciale vergoeding per repetitie, concert of andere prestatie omgezet en bedroeg dan 5 F per activiteit. In 1910 nam Alfred Van pee de dirigeerstok in handen. Deze persoon, ook lokaalhouder, was met hart en ziel verbonden aan de nog jeugdige muziekvereniging en heeft er dan ook hard voor gewerkt. Hij begon met zelf lichte muziekstukjes te componeren, bepaalde liederen en eenvoudige stapmarsen, alsook verschillende processie- en begrafenismarsen. De treurmars of doodsmars nr. 1 die wij heden nog gebruiken is een werk van hem.
De muzikanten begeleidden vroeger, en dit tot voor enkele jaren, al de leden bij hun overlijden met vaandel en muziek naar hun laatste rustplaats.
De aldaar door een bestuurslid, meestal de voorzitter in naam van de vereniging uitgesproken afscheidsrede, werd dikwijls al adelbrief aan de familie meegegeven en door deze laatst zorgvuldig bewaard, zelfs ingekaderd.
Verder zorgde dirigent A. Vanpée ook voor aangename, gemakkelijke en plezierige muziekstukken die meer op dansmuziek geleken. Zo werden veel jongeren gefascineerd door de muziek en kregen behoefte om als muzikant actief te worden.
(Wordt vervolgd)
Raf Steeno
Uit "De koninklijke Filharmonie, een brokje Ottenburgse Geschiedenis"
|