|
Op een mooie zomerse middag wandelen An en Tom door
het park. An duwt de kinderwagen vooruit terwijl baby Ben aan de hand van pappa
mee wandelt. Af en toe blijven ze staan onder het bladerdek van een boom.
Ondanks het vroege uur is het al redelijk warm. Het echtpaar maakt ondertussen
plannen voor vanmiddag terwijl baby Ben rond hen draait. Ze maken zich absoluut
geen zorgen. Ben blijft steeds dichtbij hen. Het koppel besluit om vanmiddag in
hun tuin een klein zwembad te plaatsen, zodat Ben er onder toezicht kan spelen
in het water. -Wat denk je ervan Ben? vraagt vader. An en Tom kijken rond,
opzoek naar Ben. Even was de baby uit hun blikveld verdwenen en meteen slaat de
paniek toe. Angst verschijnt op het gelaat van An en Tom kijkt rond terwijl hij
roept op baby Ben. Dan ziet hij hoe zijn zoon naar het midden van een plantsoen
loopt waar een vijver werd aangebracht. Hij is er nog maar enkele meters
vandaan. Het kind heeft het ook warm en zoekt verkoeling. Water heeft een
sterke aantrekkingskracht bij kinderen. Tom rent als de bliksem achter de baby
aan. An slaat van schrik haar handen voor de ogen. Nog een paar seconden en een
tragedie speelt zich voor het wandelend publiek af. Tientallen ogen zien wat er
staat te gebeuren, maar iedereen is te veraf om hulp te bieden. Wat er dan
gebeurt houd niemand voor mogelijk. Als een hazewind komt een donkerbeige
golden retriever aangelopen en stopt net voor Ben. Een harde blaf doet baby
verschrikt stoppen en het kind valt zacht neer op zijn zitvlak. Hij begint
angstig te wenen. De Schotse hond legt zich neer, met de buik op het grasveld.
Zo komt hij minder agressief over. Tom begrijpt het niet. Hij neemt een stok en
zwaait hem dreigend boven het hoofd. Hij wil de retriever verjagen, maar deze
blijft vlak voor baby liggen. Een oudere man nadert het drietal. Hij neemt baby
Ben op en overhandigd hem aan Tom. -Geen paniek meneer. Rudolf wou alleen maar
helpen. Tom neemt Ben op de arm en dankt de man hartelijk. -Is het uw hond
meneer? Ondertussen is ook An in snel tempo komen aanlopen en neemt baby Ben
van haar man over. -Neen. Rudolf is niemands hond. Hij leeft al een paar jaar
hier in het park. Niemand weet van wie hij is of hoe hij hier terecht is
gekomen.
-Moeten we dan niet de dierenbescherming erbij
halen? wil An weten.
-Dat hebben al verschillende mensen gedaan. Ze
kunnen Rudolf niet te pakken krijgen. Drie dagen hebben ze geprobeerd om hem te
vangen. Ze zijn ermee gestopt. Rudolf is te intelligent om zich te laten
snappen. Sommige mensen brengen hem eten en drinken. Daar, bij de overdekte
picknicktafel, staat zijn rantsoen. Gedurende de dag zie je hem nauwelijks.
Goed dat hij nu in de buurt was. Nietwaar? Ik ga jullie laten. Tot ziens. An
en Tom kijken naar de plaats waar Rudolf net nog lag, maar die is ondertussen
verdwenen. Ze willen de oude man nog danken maar ook hij is tussen de bomen aan
het oog onttrokken. Diep onder de indruk wandelen An en Tom naar de aangewezen
plaats. De overdekte picknickplaats is slechts langs aan één zijde open. De
tafel staat tegen de achterwand en onder de tafel staan twee hondenschalen met
water en voeding. Het ruikt vers en het is nog onaangeroerd. Mensen die ze
passeren groeten beleefd. An en Tom wandelen zichtbaar aangeslagen terug naar
huis. Baby is in zijn wagen in slaap gevallen. Hij is het avontuur gelukkig al
vergeten.
Een paar dagen later wandelt Tom weer door het
park. Hij kan het gebeuren niet van zich afzetten. Tom neemt plaats aan de
overdekte picknicktafel. Het eten van Rudolf staat nog steeds op dezelfde
plaats en blijft onaangeroerd. Het ruikt nog steeds vers en Tom veronderstelt
dat de golden retriever zijn dagelijks rantsoen wel verorbert. Misschien als
het donker is? Het begint te schemeren. Er zijn nog enkele wandelaars in het
park maar hoe later het wordt hoe minder passanten hij ziet. Elk geluid sterft
weg naarmate het donkerder wordt. De verlichting in het park is schaars. Tom
zit volledig in het donker, maar hij blijft wachten. Op zeker ogenblik hoort
hij geritsel. Iets donkers glipt onder de picknicktafel. Tom beweegt geen vin
en houd zijn adem in. -Wat nu? Denkt hij. Is dit Rudolf of is het één of
ander nacht- of roofdier dat zijn buikje komt rond eten? Hij waagt het erop:
-Rudolf? Er volgt een complete stilte. Toms ogen zijn ondertussen aan het
donker gewend. De brede kop van de hond komt bijna ter hoogte van zijn gezicht.
De natte hondenneus duwt hij in zijn handen. Rudolf wil gestreeld worden. Tom
glimlacht en gaat gewillig op de uitnodiging in. -Ik heb nog niet de kans
gehad om je te bedanken Rudolf. Je bent een echte kindervriend, bedankt.
Rudolf blaft en springt tegen Tom op. Hij komt recht en kijkt wat de hond wil.
Rudolf loopt een meter weg en komt dan terug. Tom begrijpt het en samen maken
ze een wandeling rond de vijver terwijl hij van alles tegen de retriever
vertelt. Zijn jeugd, zijn vriendin, de geboorte van Ben. Bijna alles komt ter
sprake. Rudolf wandelt vlak naast Tom alsof hij het zo heeft aangeleerd. Zijn
brede krachtige snuit knikt op en neer alsof hij elk woord begrijpt. En
misschien is dat wel zo. Maar dan opeens blijft Rudolf staan. Tom stapt nog
enkele passen verder en draait zich dan om. -Wat is er vriend? Rudolf blaft
zachtjes en stormt dan weg. In één enkele tel is hij in de struiken verdwenen.
Alles wordt stil. Tom blijft verwonderd achter. Zacht roept hij nog zijn naam
maar alles blijft stil. -Tot morgen Rudolf mompelt hij nog als hij het park
verlaat.
Dagen gaan voorbij. Dagen worden weken en weken
worden maanden. Alle dagen wandelen An, Tom en baby Ben door het park. Nergens
is Rudolf te bekennen maar Tom is niet ongerust. Als het begint te schemeren
komt Tom naar het park en maken hij en Rudolf een ronde door het domein. Een
dag niet samen gewandeld is een dag niet geleefd denk Tom altijd. Weer en wind
kan hen niet deren. Bij hevige regenval schuilen ze onder het afdak van de
picknickplaats. Steeds wil Tom Rudolf mee naar huis lokken maar dat lukt nooit.
Met een vriendelijke blaf neemt Rudolf afscheid en verdwijnt tussen de struiken
de nacht in. An en Tom zetten zich neer op een rustbank om de passanten gade te
slaan. Twee jongens van een jaar of tien komen met veel kabaal hun kant op. Van
ver waren ze al te horen. Vechtend en stoeiend proberen ze elkaar te
overtreffen met gore praat. Trekken en duwen aan elkaars kleren of elkaar laten
struikelen. En dan gebeurt het. De krullebol stoot zijn langharig vriendje aan
en die komt struikelend hun kant op. Bijna loopt hij Ben omver. An kan haar
baby nog net vastgrijpen en uit de weg trekken van de vallende klungel. Plots
hoort Tom een gevaarlijk gegrom. Het hoofd van Rudolf is gevaarlijk dicht bij
het aangezicht van de langharige jongen. Angst is in zijn ogen te zien. Voor
Tom iets kan doen komt krullebol afgelopen met een dikke stok om de hond te
slaan. Tom veert recht en zet zich tussen de kinderen en de hond. -Stop
jongens. Rudolf doet jullie niets. Hij verdedigt alleen baby Ben. Krullebol
laat de stok zakken, maar houd zijn ogen op de hond gericht. De langharige
knaap staat op en verstopt zich halvelings achter zijn vriend. -Luister
jongens als jullie echt willen ravotten waarom gaan jullie niet naar een
sportschool. Judo of een andere krachtsport is echt iets voor jullie beiden. Je
kan ook kiezen voor een vechtsport of een behendigheidssport. Praat er met
jullie ouders over. Oke? De jongens knikken: -Hé, dat lijkt me leuk joh. Kom
we lopen naar huis. Na nog een angstige blik op de hond snellen ze er van
door.
Bedankt Rudolf zegt An. De golden retriever komt
tot bij An en Ben en legt een poot in de hand van An. -Kom mee naar huis
Rudolf. De dagen worden korter en 's nachts is het al behoorlijk koud. We
hebben een warm nestje bij de houtkachel gezet. Het is er knus en warm. Samen
verlaten ze het park en Rudolf wandelt langs de kinderwagen mee. Het gezinnetje
is compleet nu.
Wat Tom verwachtte gebeurt dan. Ben slaapt in zijn
bedje. An en hij zitten naar hun lievelingsfilm te kijken en Rudolf ligt in
zijn mand naast de haard. Het is 22:00 uur als Rudolf opstaat en voor de deur
postvat. An stoot Tom aan en hij begrijpt het. -Nog een wandeling Rudolf?
Samen stappen ze naar het park en maken hun gebruikelijke wandeling rond de
vijver. Na een halfuur houd Rudolf halt en kijkt Tom aan. Tom begrijpt het:
-Het is tijd zeker? Kom je nog terug, Rudolf? Tot morgen dan? De golden
retriever blaft nog een keer en stuift dan zo snel als een haas tussen de bomen
de nacht in. Tom blijft bedroefd achter. Hij blijft nog wat wachten in de hoop
dat Rudolf nog zal terug keren. Maar dan wordt het toch te koud. Met pijn in
het hart moet hij het droeve nieuws thuis vertellen. An sust hem en vertelt dat
Rudolf er morgen weer staat. Maar Tom kent Rudolf nu wel. Ze zullen hem niet
meer weer zien.
Maanden gaan weer voorbij. Herfst wordt winter en
winter wordt lente. Alle dagen wandelt het jonge koppel door het park in de
hoop Rudolf weer te zien. Vergeefse moeite. Hij schijnt van de aardbodem
verdwenen te zijn. Het eten en drinken wordt nog alle dagen ververst maar wie
het opeet is niet geweten. Tom komt bij valavond op de picknickplaats
postvatten, maar geen hond die zich laat zien. En dan gebeurt er weer iets in
het leven van An en Tom. Ze zitten als gewoonlijk bij de overdekte plaats als
ze stil gejank horen. Tom denkt aan hallucinaties, maar het janken blijft
aanhouden. Tom gaat rond de picknickplaats maar ziet niets. Hij breidt de
zoekplaats uit maar dan sterft het gejank weg. An blijft het gejank horen en
gaat met Ben eveneens op onderzoek. Achteraan de overdekte plaats is een kuil
gegraven tot onder de houten vloer van de picknickplaats. Van daaruit komt het
gejank. Het is er donker maar als haar ogen gewend zijn aan de duisternis kan
ze enkele jonge pups in een nest zien ronddartelen. Ze roept Tom en samen proberen
ze de jonge hondjes te lokken. Geritsel van struiken trekt hun aandacht. Twee
golden retrievers staan achter hen. An en Tom herkennen meteen Rudolf. De
andere Schotse hond is zijn vrouwtje die onmiddellijk onder de houten
picknickplaats kruipt tot bij haar jongen. Rudolf komt het jong echtpaar
knuffelen. Baby Ben herkent eveneens Rudolf en met zen allen maken ze een korte
wandeling door het park. Dan wordt het tijd om afscheid te nemen. -Kom je mee
naar huis Rudolf? vraagt Tom. Rudolf houd zijn kop schuin alsof hij daar moet
over nadenken. Dan loopt hij naar het nest en verdwijnt onder de vloer. Kort
erop staat hij terug voor An en Tom met in zijn bek een kleine pup. An neemt
het jonge hondje in haar beide handen. -Ach, hoe schattig. Rudolf blaft en
blijft staan. -Wil je dat wij de pup meenemen, Rudolf? Weer blaft de hond.
-OK dan. We zullen er heel goed voor zorgen, vriend. Maar wat gebeurt er met
de andere en met je vriendin? Rudolf blaft nogmaals en rent naar het nest. An
en Tom volgen met Ben en de jonge pup. Als ze onder de houten vloer kijken zien
ze alleen nog maar zand. Geen pups, geen vrouwtjes hond en geen Rudolf. Ze zijn
er vandoor. Tom voelt aan dat ze nooit nog iets horen van Rudolf. Alleen de pup
is een aandenken aan Rudolf en zo zullen An en Tom het jonge hondje noemen.
Rudolf de golden retriever.
|