Heel veel bochten later zitten we in
Pasto. Die stad is groter dan ik verwachtte, (500 000 inwoners) omdat
ze toch op vijf uur rijden van Popayan ligt, en er niets van enige
betekenis tussen ligt. De hele rit is de omgeving groen, eerst
tropisch maar daarna verschijnen er cactussen. Als we langs een
V-vormige canyon rijden staan er nog amper bomen. Op een tiental
kilometers na is de weg heel goed. Nu zitten we weer in een
vruchtbare streek.
We logeren in het hotel van een
Fransman die trouwde met een vrouw van Pasto. Naar goede gewoonte
vertrek ik onmiddellijk om de stad te verkennen maar na een kilometer
keer ik terug. Mijn regenjas vraagt om een truitje eronder en de
regen wordt te hevig voor mijn schoeisel. Dan moeten we maar goed
uitrusten voor de rit van morgen met de grensovergang naar Ecuador.




|