Gembloux heeft een oud verleden. De plaatsnaam wijst op een Keltische oorsprong. Langs de oude heirweg Bavay-Keulen die door Gembloux liep, werden sporen uit de Gallo-Romeinse periode gevonden. Deze weg, die dankzij zijn verlengingen het Kanaal met de Rijn verbond, had vroeger een grote strategische en commerciële waarde en bracht volkeren dichter bij elkaar. In die tijd was het dan ook aantrekkelijk om langs de weg landhuizen, meestal bouwbedrijven, te bouwen. Na de welvarende periode van de tweede eeuw, kreeg de streek van Gembloux, net als de omliggende gebieden, af te rekenen met de invallen van de Germanen. Hun gewelddadig optreden deed de inwoners die op zoek waren naar bescherming, de gebieden rond de heirwegen verlaten en vluchten naar afgelegen gebieden. Zo werd de grote rots in het historische centrum van Gembloux bewoond. In 1935, tijdens de grondwerken van de bouw voor nieuwe delen van de huidige Faculteit voor Landbouwwetenschappen, werd een Merovingisch graf, uit de 7de eeuw, ontdekt. In de 10de eeuw stichtte de ridder Wigbertus, die in 1110 heilig werd verklaard onder de naam van de Heilige Guibert, in Gembloux een benedictijnenabdij en schonk aan deze abdij persoonlijke eigendommen. Tijdens de 11de eeuw zorgde dit klooster voor de culturele en economische groei van Gembloux. De abt Olbert liet kloostergebouwen en een abdijkerk in Romaanse stijl bouwen. De 12de eeuw was voor Gembloux een rampzalige periode. Het dorpje werd opgenomen bij het hertogdom Brabant maar lag aan de grens met het graafschap Namen. Deze twee prinsdommen waren grote rivalen en tijdens deze periode, bezetten en plunderden de troepen van de graaf van Namen, Gembloux minstens twee keer. In 1153 kreeg het dorpje de toestemming om stadswallen te bouwen. De oppervlakte binnen deze wallen, die een totale lengte hadden van ongeveer 1 kilometer, bedroeg ongeveer 7 hectaren, waarvan 3 hectaren grondgebied van de abdij. In deze stadswallen waren 4 poorten, meerdere torens en rondom grachten. Dankzij de unificatie van onze gewesten, tijdens het Bourgondische bewind in 1430, werd Gembloux niet langer een gevaarlijk grensgebied. Tijdens de 2de helft van de 16de eeuw kreeg Gembloux te maken met de godsdienstoorlogen en werd het zelfs het strijdtoneel van de slag van 31 januari 1578 tussen het Statenleger, de Geuzen, en de Spaanse troepen onder het gezag van de landvoogd, Don Juan van Oostenrijk. De abt van het benedictijnenklooster van Gembloux werd achtereenvolgens hertogelijk adviseur, eerste edele van Brabant en werd midden 16de eeuw opgenomen tot de hoogwaardige grafelijke kringen. De abt was de heer met de hoge jurisdictie en oefende zijn rechten uit op het grondgebied van Gembloux dat ook bestond uit Cortil, Ernage, Grand-Manil, Bertinchamps, een deel van Lonzée en Liroux. De abt benoemde jaarlijks de burgemeester en de schepenen en kon op elk moment de benoeming intrekken. Onder het Ancien Régime was Gembloux steeds onderworpen aan de macht van de abt en kon zich nooit als onafhankelijke gemeente laten gelden. De abt kende zich de politieke rol toe die de stad in de 12de en 13de eeuw begon te spelen. De oorlogen die Lodewijk XIV in onze provinciën tegen Spanje voerde, waren een hindernis voor de heropbouw van Gembloux. Daarenboven ontstond op 06 augustus 1678 een enorme brand die de stad verwoestte. Pas in de 2de helft van de 18de eeuw kende Gembloux opnieuw een relatief welvarende periode. In deze periode ontstond de messenmakerij. Door de ontwikkeling van dit ambacht was Gembloux niet langer een landbouwersgebied. De kloostergebouwen en de abdijkerk, uit de 11de eeuw, werden bouwvallig en moesten heropgebouwd worden. Deze werkzaamheden begonnen op het einde van het abtschap van Eugène Gérard en werden voornamelijk onder abt Jacques Legrain verder gezet. Deze deed een beroep op de vermaarde architect Laurent-Benoît Dewez. De heropbouw van de abdij was in 1779 voltooid. Lang hebben de monniken in de nieuwe gebouwen niet kunnen vertoeven door de inval van de revolutionaire troepen in de Oostenrijkse Nederlanden. Na de annexatie van onze gebieden in 1794 kondigde dit het einde aan van het Ancien Régime en de graaf van Gembloux werd uit zijn functie ontheven. Gembloux werd een gemeente van het departement Maas-Samber. De Fransen stelden op deze manier een einde aan de Brabantse invloedssfeer in Gembloux. Met de afschaffing van de religieuze orden en de confiscatie van hun bezittingen ten voordele van de Republiek werd de abdij gesloten en in 1797 verkocht. Het oude abdijdomein werd door een Fransman, Jean-Baptiste Paulé aangekocht en de gebouwen werden niet langer voor religieuze doeleinden aangewend. Door een keizerlijk decreet van 1810 mochten de gemeenten Gembloux, Grand-Manil en Lonzée de oude abdijkerk van Gembloux aankopen ter vervanging van de bouwvallige parochiekerk waarvan de funderingen nog dateerden van de 10de eeuw. Bij de Slag van Waterloo in 1815 doorkruisten vele troepen Gembloux en verbleven er ook talrijke van hen. In 1830 hebben ook vele inwoners van Gembloux deelgenomen, in de septemberdagen, aan de onafhankelijkstrijd te Brussel.
Sporen van middeleeuwse stadsverdediging.
Tijdens de middeleeuwen bevond Gembloux zich op de grens van twee rivaliserende gebieden : Het hertogdom Brabant, waartoe Gembloux behoorde, en het graafschap Namen. In 1152 gaf Frederik van Hohenstaufen, de later Duitse Keizer, Barbarossa, de gemeente de toestemming om stadswallen op te trekken. Fundamenten van de verdedigingswerken die voor deze periode werden uitgevoerd, werden aan de voet van het belfort terug gevonden. Deze stadswallen hadden een lengte van ongeveer 1 kilometer en sloten een oppervlakte in van ongeveer 7 hectaren. Deze stadswallen telden 4 poorten en werden geflankeerd door meerdere torens en omringd met grachten. De verdediging van Gembloux bestond ook uit de torens van de twee kerken; een abdijkerk en een parochiekerk die langs de rotspunt in het historische centrum van het dorp stonden. De toren van de parochiekerk van de Heilige Redder - het huidige belfort - werd in de loop van de tijd verhoogd om te dienen als uitkijk- en verdedigingspost. Van deze stadswallen zijn nog twee torens te zien en een stuk muur die naast de poort En-Haut stond. Nadat de kerk van de Heilige Redder zijn religieuze functie verloor, werd de toren bewaard als belfort.
Het Baljuwhuis.
Het Baljuwhuis in het Epinalpark is sinds 1951 eigendom van de stad Gembloux. Dit gebouw uit zand- en kalkbreuksteen werd in de late 16de eeuw gebouwd met als basis oa twee kelders uit de 12de en 13de eeuw, waarvan er één een ribgewelf heeft en de andere een tongewelf, van het vroegere versterkte huis.