Inhoud blog
  • Montmille (Oise 60)
  • Cheveuges (Ardennes 08)
  • Malmy (Ardennes 08)
  • Monthermé (Ardennes 08)
  • Courville (Marne 51)
    Categorieën
  • Kastelen België (17)
  • Kastelen Frankrijk (26)
  • Middeleeuwse festivals België (1)
  • Middeleeuwse stedelijke versterkingen België (1)
  • Romaanse architectuur België : Antwerpen (0)
  • Romaanse architectuur België : Brabant-Wallon (7)
  • Romaanse architectuur België : Hainaut (6)
  • Romaanse architectuur België : Liège (1)
  • Romaanse architectuur België : Luxembourg (1)
  • Romaanse architectuur België : Namur (1)
  • Romaanse architectuur België : Oost-Vlaanderen (15)
  • Romaanse architectuur België : Vlaams-Brabant (0)
  • Romaanse architectuur België : West-Vlaanderen (2)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Aisne 02 (18)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Allier 03 (10)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Ardennes 08 (4)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Aube 10 (0)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Bas-Rhin 67 (1)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Calvados 14 (8)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Eure 27 (3)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Gers 32 (1)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Haute-Marne 52 (0)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Jura 39 (0)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Landes 40 (10)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Marne 51 (2)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Meurthe-et-Moselle 54 (2)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Meuse 55 (0)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Moselle 57 (1)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Nord 59 (1)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Oise 60 (6)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Pas-de-Calais 62 (0)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Puy-de-Dôme 63 (3)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Saône-et-Loire 71 (9)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Seine-Maritieme 76 (11)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Vosges 88 (1)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Yonne 89 (1)
  • Romaanse plattelandskerken in België (1)
  • Versterkte kerken België (1)
  • Versterkte kerken Frankrijk : Aisne 02 (2)
  • Versterkte kerken Frankrijk : Ardennes 08 (3)
  • Versterkte kerken Frankrijk : Landes 40 (1)
  • Versterkte kerken Frankrijk : Nord 59 (0)
  • Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Laatste commentaren
  • Algemene opmerkingen (John Palmer)
        op Crupet (Belg. Prov de Namur)
  • jouw reactie (Belibaste)
        op Campet-Lamolère (Landes 40)
  • Aangenaam om te lezen (Kathleen Bruyland)
        op Campet-Lamolère (Landes 40)
  • Kasteel van Franchimont (John Palmer)
        op Theux; kasteel Franchimont (Belg. Prov de Liège)
  • Zoeken in blog

    Categorieën
  • Kastelen België (17)
  • Kastelen Frankrijk (26)
  • Middeleeuwse festivals België (1)
  • Middeleeuwse stedelijke versterkingen België (1)
  • Romaanse architectuur België : Antwerpen (0)
  • Romaanse architectuur België : Brabant-Wallon (7)
  • Romaanse architectuur België : Hainaut (6)
  • Romaanse architectuur België : Liège (1)
  • Romaanse architectuur België : Luxembourg (1)
  • Romaanse architectuur België : Namur (1)
  • Romaanse architectuur België : Oost-Vlaanderen (15)
  • Romaanse architectuur België : Vlaams-Brabant (0)
  • Romaanse architectuur België : West-Vlaanderen (2)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Aisne 02 (18)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Allier 03 (10)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Ardennes 08 (4)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Aube 10 (0)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Bas-Rhin 67 (1)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Calvados 14 (8)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Eure 27 (3)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Gers 32 (1)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Haute-Marne 52 (0)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Jura 39 (0)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Landes 40 (10)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Marne 51 (2)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Meurthe-et-Moselle 54 (2)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Meuse 55 (0)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Moselle 57 (1)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Nord 59 (1)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Oise 60 (6)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Pas-de-Calais 62 (0)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Puy-de-Dôme 63 (3)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Saône-et-Loire 71 (9)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Seine-Maritieme 76 (11)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Vosges 88 (1)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Yonne 89 (1)
  • Romaanse plattelandskerken in België (1)
  • Versterkte kerken België (1)
  • Versterkte kerken Frankrijk : Aisne 02 (2)
  • Versterkte kerken Frankrijk : Ardennes 08 (3)
  • Versterkte kerken Frankrijk : Landes 40 (1)
  • Versterkte kerken Frankrijk : Nord 59 (0)
  • Romaanse kunst, middeleeuwse versterkingen

    26-10-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Nomeny (Fr. Meurthe-et-Moselle)
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Nomeny

    Geschiedenis en beschrijving.

    Het fort en de gesloten cité.

    Tijdens zijn intronisatie in 1120, neemt Etienne de Bar, bisschop van Metz, bezit van het machtige fort van Nomeny gebouwd door zijn voorgangers.  Samengesteld uit vier torens en vier gevelmuren, omhord met brede grachten, was het fort gesitueerd aan de rechter oever van de Seille, op een rotslaag van het Artesische type die de drie nabije putten bevoorraadt; de put van het dorp, de put van het kasteel en deze van de stallen. 

    Adhémar de Monteil, bisschop van Metz die verschillende forten plundert zoals Saint-Salins, laat in 1335, Nomeny en Saint-Avold versterken om iedere tegenactie te voorkomen.  Jean de Vienne volgt Adhémar de Monteil op in 1361 en laat de versterkingen van de stad beëindigen.  Alhoewel ontmanteld in 1363 onder Richelieu tijdens de Dertigjarige Oorlog, figureren de omwallingen van de stad nog op het kadastrale plan van 1830 en tot en met het midden van de 20ste eeuw; de constructies gesitueerd aan de buitenzijde van hun perimeter waren de laatste van de muren.  De omwallingen steunden zich in het oosten op de rivier en in het westen op het fort.  Men betrad de stad langs twee poorten, de ene uitgevend op de brug (Porte Basse), de andere in het noordwesten op de weg naar Metz (Porte Haute).  De aldus versterkte omtrek was 1 200 meter.

    De bisschoppelijke en hertogelijke residentie.

     

    De opvolger van Jean de Vienne werd Thierry Bayer de Boppart : “Ce noble evesque estoit plus hault de corps que homme qui fust au pays de Lorraine…. Il fut reçu à l’evesche en 1366, le lendemain de la Toussaint après avoir disné à Nomeny.  Il édifiait tres volontiers…Il fit faire à Nomeny en 1365 un bel chastel”[i].  Meurisse, in zijn Histoire des Evêques de Metz schrijft eveneens dat “Thierry de Boppart, die eveneens de passie had om te bouwen, het kasteel van Nomeny liet reconstrueren”.  Volgens Benoît Picard in zijn Histoire manuscrite de Metz[ii], restaureerde en vergrootte Thierry V de Boppart het kasteel in 1381 en had de plaats ingenomen van een vergelijkbaar fort, gebouwd door de voorgangers van de machtige Etienne de Bar, 55ste bisschop van Metz (1120-1162).  1381 zou de datum zijn van het einde van de werken herbegonnen na 1366.  Naar alle waarschijnlijkheid hield het romaanse fort logementen in van de leenheer waar Thierry de Boppart verbleef vooraleer een kasteel te laten oprichten tijdens de gotische periode aan de binnenzijde van zijn omtrek.

    Conrad Bayer de Boppart liet het kasteel defensieve ontwerpen aannemen voor de artillerie in 1440.  Deze omschakeling houdt voornamelijk een planning van schietgaten in deze ontwerpend in met het plaatsen in de muren of op de torens van het fort toestaand de installatie van schietgaten van veldslangen., haakbussen en donderbussen.  De geïnstalleerde schietposten verplichten anderzijds tot de constructie van evacuatieplaatsen van rookdampen waarvan er één overblijft op het gelijkvloers van de donjon.

    In 1548 ontvangt Nicolas de Vaudémont, zoon van hertog Antoine, regent van Lotharingen, heer van Merceour het van zijn nonkel Jean, kardinaal van Lotharingen, het kasteel en de stad Nomeny.  Zijn dochter Louise, toekomstige koningin van Frankrijk, ontvangt het kasteel op zondag 30 april 1553.  Zijn kleindochter, Françoise de Lorreine, trouwt César de Vendôme, verkoopt het Henri II, hertog van Lotharingen in 1612.  Marguerite de Gonzague, vrouw van hertog Henri II gaat er wonen tijdens haar weduwschap van 1624 tot 1629 en Lodewijk XIV beveelt de vernieling ervan in 1672.

     

    Het romaanse fort.


    Het is omhord met droge grachten van 15 meter breed en 4 tot 6 meter diep.  Zijn plan is schijnbaar trapeziumvormig.  De grote basis meet 55 meter, de kleine basis 45meter en de hoogte 42 meter.  De koer volgde het profiel van het terrein in een helling van 8%, afgaande van het westen naar het oosten.

    De muren van het verdedigingsontwerp waren gevormd met een metselwerk van blokstenen tussen twee muren in een parament van mergelachtige kalksteen dat men terugvond in de lengte van de vallei van de Seille stroomopwaarts van Nomeny en waarvan de krijtgroeven nog uitgebaat werden in de 20ste eeuw.  De gevelmuren hebben een dikte van 2,20 meter, drie van de vier torens hebben een dikte van 3,20 meter; de vierde is tot op de grond afgebroken.  Hun hoogte is wisselend, de noordelijke en westelijke gevelmuren zijn de hoogste daar zij uitzicht hebben op het veld.  De noordelijke domineerde de gracht van 14 meter.

    In het midden van de oostelijke gevelmuur bevinden zich de getuigen van een ingangssas  inhoudend een halve toren die de ophaalbrug inhield, een rechthoekige ruimte tussen twee muren onder een bewakingspost opgehoogd met twee meter en een uitgestrekt portaal in rondboog als eindruimte, nu omsloten door een steunmuur.  De voet van deze muur is op het grondniveau van de koer van het kasteel.  Deze toegang zou dus verloren gegaan zijn tijdens de ophoging van het niveau van de koer terwijl de anderen gevormd waren aan de voet van de zuidwestelijke toren genoemd “Tour de l’orloge”.

    De kleine zuidoostelijke toren in de vorm van een hoefijzer met vlak einde, gaf uit op de rue de Bon-Puits.  Zij was het laagste en werd vernield door de soldaten van Créqui in 1672.  Men ziet er niet meer van dan de eindmuur en de ingang van de sape die werd uitgehold om hem op te blazen.

    De zuidwestelijke toren genaamd “Tour de l’orloge”, de noordwestelijke toren “Tour du donjon” en de noordoostelijke toren “Tour ronde”.  Allemaal stelden zij een half cilindrische sectie voor met dezelfde diameter van 13,50 meter buiten de gevels.  De hoekdeellijn van de gevels waarop zij waren opgericht, vormden hun as met een symmetrie.  Aan de zijde van de koer hadden zij allemaal een verschillende geometrie.

    De donjon  verhief zich tot 23 meter boven de noordelijke gracht.  De sectie buiten de gevels, toegewijd aan de verdediging, hield drie niveaus in met daarop een terras, beschut achter een muur in hoefijzervorm, zijzelf bekroond met een metselwerk waarbij het eindresultaat niet zo duidelijk uitkomt.  De rechthoekige gebouwen aan de zijde van de koer hielden enkel gangen en trappen in.

    De ronde toren is nog niet ontdaan van zijn vegetarische overwoekering.  Zij schijnt van dezelfde afmetingen te zijn als de donjon maar bezit geen enkel gebouw binnenin de koer.  Zij houdt bewoonbare delen in.

    De Tour de l’orloge is heel erg geruïneerd zodat men zich moeilijk kan wagen aan een beschrijving.  Het is echter mogelijk om drie verdiepingen te onderscheiden met daarop een muur in hoefijzervorm geopend langs de koer.


    Het Gotische kasteel.

    Terwijl de architectuur van de torens en de gevels geen enkele overeenkomst hebben met maatstenen is het anders met de ontworpen elementen van de koer.  Drempels, deurstijlen en versieringen van de poorten in maatsteen getuigen van een andere periode.  De paramenten en de stijlen zijn gevormd met bredere stenen dan deze van de torens en gevels.  Deze zijn op elk van hun zijden bezet.  De verschillende beddingen zijn beschermd tegen het optrekkend vocht door de hergebruikte leistenen bewijzend de achteraf aangebrachte daken.  De bielsgaten zijn nog zichtbaar van enkele.

    Terwijl Thierry Bayer de Boppart, Nomeny in gebruik neemt, is het romaanse fort waarschijnlijk verouderd zonder betekeniswaardige wijzigingen te ondergaan en zijn   residentiële gebouwen, heel archaïsch, vragen erom om een nieuw kasteel op te bouwen.  Om veiligheidsreden zijn de residentiële gebouwen toegevoegd aan de oostelijke gevelmuur, deze gevelmuren sinds kort toegevoegd aan de noordelijke muren van de stad.  Om de nadelen te voorkomen van afstromend water van de daken, is het nodig om deze bij voorkeur te wijzigen en ze te verhogen aan de zijde van de oostelijke gevelmuren.  Dit heeft het wijzigen van de oorspronkelijke ingang langs de ophaalbrug tot gevolg.  Men moet er dus heel wat wijzigen op het niveau van de koer en van het terrein aflopend naar het westen.  De keuze wordt gemaakt aan de voet van de Tour d’orloge, minder bedreigend dan de toren van de donjon.  Het is eveneens noodzakelijk om een gedeelte van de zuidelijke en westelijke grachten te dempen tot op het niveau van de koer om aldus een weg aan te leggen leidend naar de kern van de stad.

    Het gotische kasteel is ook nog het voorwerp van een aantal wijzigingen tijdens de renaissanceperiode, waarschijnlijk op het moment van zijn in bezit name door Nicolas de Vaudémont.  Het zal in de 17de eeuw vernield worden.  Aan de koer staan de dikste muren nog recht op een hoogte van ongeveer 1 meter.  De andere zijn verdwenen naar aanleiding van het in cultuur brengen van de tuinen die er in de loop van de volgende eeuwen werden aangebracht.

    Bronnen :

    - Charles-Laurent Salch in Dictionnaire des Châteaux et des Fortifications du Moyen Âge en France; Editions Publitotal Strasbourg 1979.
    - Charles-Laurent Salch in Atlas des Châteaux-Forts en France; Editions Publitotal Strasbourg 1977.
    - J-F. Fino in Forteresses de la France Médiévale; Editions A. et J Picard Paris 1970.
    - Jacques Gardelles in Le Château Féodal dans l'histoire médiévale; Editions Publitotal Strasbourg 1988.
    - Jean Mesqui in Châteaux Forts et Fortifications en France; Flammartion 1997.







    [i] Chroniques messines de Huguenin.

    [ii] Archives muncipales van Metz.






































    26-10-2011 om 22:20 geschreven door Belibaste  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (3 Stemmen)
    Categorie:Kastelen Frankrijk
    21-10-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Bernstein (Fr. Bas-Rhin)
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Bernstein

    Geschiedenis.

    In de 12de eeuw behoort het kasteel aan de graven van Eguisheim-Metz-Dagsburg (Dabo), de landgraven van de Neder-Elzas.  Tussen 1163 en 1179 getuigt "Castellanus de Berenstein" dus van een gift van de graaf van Hugues de Dabo en Metz tot de abdij van Baumgarten. 
    In 1206 is het kasteel dat deel uitmaakt van de gift van Gertrude de Dabo, van Ferry II, hertog van Lotharingen.  Tijdens deze periode leidt de broer van Ferry, provoost van de abdij van Saint-Dié, een schandalig leven met zijn eigen dochter die hij zou verwekt hebben bij een non.  Richer de Senones die het feit rapporteert vermeldt dat, om er een einde aan te maken, de hertog de dochter liet schaken naar het kasteel van Bernstein en dat zijn zoon Thibaut Bernstein in zijn bezit had; bij de dood van de graaf van Dabo had de hertog bekomen dat de dochter van de graaf zijn zoon trouwde, aan wie het kasteel toekwam. 
    In 1225 bij de dood van Gertrude de Dabo verschijnt Bernstein in het erfenisgeschil.  Het is vooreerst bezet door Simon de Linange, de derde echtgenoot van Gertrude, waaraan de bisschop van Straatsburg het bezit op 29 september 1226 beloofde.  Maar op 25 april 1227 houdt de bisschop zich niet langer aan deze belofte.  Na een maand van belegering verovert hij het "Castrum fortissimum".  Op 05 juli 1228 verzaakt de graaf van Linange aan al zijn aanspraken op het Castrum, en in maart 1236 doet keizer Frederik II dit eveneens.
    In de 13de eeuw behoort Bernstein tot de bisschoppelijke balie; in 1240 en 1244 is Hendrik benoemd als "Advocatus in Bernstein".  In de 14de eeuw zijn de baljuws van de bisschop te Bernstein geregeld geciteerd en de lijst ervan gekend; Jean Keller in 1327, Elnhart, bevolen als burger van Straatsburg tussen 1328 en 1353, de schepen Henri Kresse in 1356, de graaf van Werdenberg in 1387, ridder Thomas de Grostein in 1390.
    Met twee hernemingen dient het kasteel als verblijfplaats van de bisschoppen die er de akten dateren. Gedurende een korte periode vanaf 1366 geven de bisschop en het kapittel, onder druk gezet door de ondergane vernielingen van de Engelsen, de baljuw en het het kasteel in onderpand.
    Op 03 november organiseert Henri Eckbrecht de Durkheim, baljuw te Bernstein, de verdediging van Dambach en van de Châtenois bij het naderen van de troepen van de hertog van Lotharingen, gedurende de oorlog van Guémar.  Hij vraagt aan Straatsburg de zending van poeder voor de kanonnen "Buchsenpulver".
    In 1421 is het kasteel belegert door de troepen van Straatsburg.  Rond 1437 is het geplaatst onder het vruchtgebruik van Conrad de Bussnang, keldermeester en portier van het Groot Kapittel. 
    Op 16 augustus 1460 beschrijft een rechterlijk besluit de afbakening van het woud afhangende van Bernstein.  Op 31 oktober 1493 is Nicolas Schall, de baljuw te Bernstein.  Hij organiseert de vlucht van de verjaagde persoen door de landelijke revolte van de "Bundschuh".
    Vervolgens plaats de bisschop, die Bernstein had teruggekocht, de functie van baljuw over naar Damstein.
    In de 16de eeuw wordt Bernstein geruïneerd door de Zweden tijdens de Dertigjarige Oorlog en wordt Bernstein ontmanteld met de Franse Revolutie in 1789.

    Beschrijving.

    Het huidige kasteel zou dus opgericht zijn rond het jaar 1200.  Het stelt verschillende belangrijke vernieuwingen voor.  Vooreerst wordt hier voor de eerste maal de vijfhoekige donjon opgericht in de Elzas.  Hij is ingeplant op een roze granietrots.  Deze toren is aan zijn voet uitgehold geweest voor het vormen van de gracht.  Het voorste deel van deze zwaardere donjon is in het bijzonder goed weerbaar.  Het is de eerste donjon van dit type dat men terugvindt in de Elzas en eveneens de eerste formule van zulke verdediging in de de Elzas.  Achteraf zullen verschillende bergkastelen in de Elzas opgericht worden aan het rotsachtige uiteinde van een berg die zal gescheiden worden door grachten uitgehakt in de rots.  De drie andere zijden worden beschermd door de steile hellingen.  De stenen gewonnen uit de gracht dienen om het kasteel op te richten.  Dominerend de gracht tov het massief vanwaar de aanval kan komen dient een stevige donjon in boogvorm als schild voor het kasteel achter deze donjon opgericht.  Het kasteel van Bernstein is dus hiervan het eerste voorbeeld; Ortenberg zal volgens hetzelfde principe een halve eeuw later opgericht worden, rond 1265, maar met een verbeterde formule waarbij een verdedigingsmuur met schietgaten zal opgericht worden voor de donjon. Ortenberg werd ook twee kilometer verderop opgericht, ten zuiden van Bernstein, welk toeliet om zich direct te kunnen inspireren op zijn grote voorbeeld.  Ook Girsberg in 1250-1273 en Landsberg.
    De vijfhoekige donjon van Bernstein is opgericht in roze granietsteen, ter plaatse gewonnen, zoals trouwens al de stenen van het kasteel.  Hij houdt drie verdiepingen in met op iedere verdieping, in een vierkante vorm.  De toegang laat zich enkel langs een deur doorbroken op de tweede verdieping en verbindt bovenaan de logementen langs een paserelle.  De huidige ingang op het gelijkvloers is modern.  Het was een gat gemaakt door schattenjagers tijdens de Revolutie die men nadien vergroot heeft als toegang.  Vandaar verbindt een metalen trap de verschillende verdiepingen tot aan de top.  Deze donjon was enkel verlicht door twee kleine nauwe vensters met één aan elke zijde op elk van de twee verdiepingen, uitgezonderd op de eerste verdieping waar een latrine is uitgewerkt aan de noordelijke zijde.  De toegang op de tweede verdieping bevindt zich 11 meter hoog.  De top is nu ontdaan van zijn kantelen maar een lithografie van het begin van de 19de eeuw en een foto genomen rond 1860 toont ons nog dat hij voorzien was van kantelen; men telt er nog vijf kantelen aan de achterzijde.  De donjon van Bernstein zou geïnspireerd zijn volgens de Franse modellen, deze zelf geïnspireerd op de Engelse.
    Het Romaanse logement, het paleis, staat gedrongen op de rots tussen de muren die gebouwd zijn in de verlenging van de donjon.  De muren van dit paleis zijn zowel diensdoend als gevel en verdedigingsmuur.  Een heel nauwe binnenkoer is uitgewerkt tussen de donjon en deze verblijven.  Het is vooral een beschermingsgracht voor een ultieme terugtrekking die uitgewerkt geweest is in de 15de eeuw zoals de opgravingen hebben aangetoond.  Het gebruikte metselverband  voor de donjon en de verblijven is heel klein.  Het stelt voor het grootste deel aan zijn voorzijde reliëfstenen voor in brede beddingen.
    De reliëfstenen of metselwerk met reliëf zijn uitstekende delen versierend het parament van de maatsteen.  Dit type metselverband is geregeld aanwezig in de Elzas reeds vanaf de 12de eeuw en met een langer type in de tweede helft van de 13de eeuw of bij het begin van de 14de eeuw.  Dit type van steen vraagt ook meer werk.  De steenhouwer moet een soort van begrenzing met een ruw onregelmatig gedeelte laten verschijnen.  Dit is reeds van bij de Oudheid in gebruik om de kracht van de inslag van de projectielen te verminderen.  Het getuigt ook van een noodzaak van een ruwer en krachtiger aspect.  Zulke ideeën van de steenhouwers werden ook beter betaald zoals de merktekens van de steenhouwers het bevestigen, geregeld aanwezig op de stenen en reliëfstenen, die meer werk vroegen en aldus duurder waren om te maken.  We zien ook gaten voor het verplaatsen van de stenen, op de stenen van Bernstein. Het verblijf stelt drie verdiepingen voor.  Het gelijkvloers is enkel verlicht door nauwe vensters, vergelijkbaar met deze van de donjon.  Het was een verdieping voor de opslag waar de toegang zich toeliet langs een Romaanse deur gesitueerd bovenaan de toegangstrap.   Vanaf deze verdieping, gereserveerd voor de opslag, moest een houten trap naar boven gaan tot de eerste verdieping, het niveau voor de bewoning.  Enkel de muren van deze verdieping zijn nog bewaard gebleven; de oostelijke en zuidelijke muur.  De zuidelijke muur is doorbroken met verschillende vensters.  De mooie vensters op dit verdiep zijn naar het zuiden gericht en beschikken over een prachtig overzicht naar de vallei toe.  Dit logement meet 20 meter in de lengte en is heel mooi bewaard gebleven waarvan we twee series van verschillende vensters bemerken.  Het zijn vooreerst aan de zijde van de donjon vijf eenvoudige Romaanse vensters, twee vensters voor een hoek van de gevel en drie vensters waarschijnlijk overeenkomend met twee kamers.  Vervolgens zijn er vier belangrijkere, paarsgewijze Romaanse vensters, overeenkomend met de ontvangstkamer.  Deze zijn heel sober en zonder versiering.  Deze verschillende delen waren gescheiden door scheidingswanden in hout.  Terwijl de metselverband op het gelijkvloers met reliëfstenen is, is deze op de eerste verdieping aan de binnenzijde vlak.  De muren van deze verdieping waren  overdekt met een plafondbetimmering in hout.  De plafondbetimmering in hout lijkt vanzelfsprekend nochtans deze van de scheidingswanden eveneens.  Trouwens, in de Elzas waren de muren, en nu nog steeds in vele gevallen, geregeld in hout dat een voordeel schept, vooral in de winter en hier op een hoogte van 562 meter.  Men bemerkt ook de kraagstenen die de balken ontvingen dragend de plankenvloer van deze eerste verdieping.  Deze ontvangstzaal had een lengte van een tiental meter.  Een ander gedeelte, voor de bedienden, moest zich aan de noordelijke zijde bevinden. Spijtig genoeg is het ganse metselwerk van de eerste verdieping aan de noordelijke zijde verdwenen en men weet niets over de openingen aan dit gedeelte.  Er is eveneens geen enkel spoor terug te vinden van haardvuren.  Men kon ook er stenen kachels gehad hebben en waren waarschijnlijk aan de tussenwanden aangebracht. Ook bemerken we hier de aanwezigheid van een breed Romaans venster zich openend op de noordelijke zijde van de grote zaal, ongeveer bovenaan de ingangsdeur.
    Er is geen enkel spoor meer aan de zuidelijke zijde, op de tweede verdieping onder de kapconstructie.  De aanwezigheid van merloenen op de donjon en op de toren "Sainte-Marguerite", in oude documenten, laat ons de aanwezigheid veronderstellen van rijen van merloenen en kantelen op deze verdieping aan de noordelijke, zuidelijke en oostelijke zijde.  Het is ook op dit niveau dat men de donjon kon betreden via een overloop
    De vierkante toren, genaamd "Tour Sainte-Marguerite", is in dezelfde periode opgericht aan de noordoostelijke hoek van het paleis.  Op het gelijkvloers opende het uitgewerkte deel van de toren zich direct langs een rondboog op dit deel van de bijgebouwen.  Op de eerste verdieping komt een deur uit op de kapel dat zich op dezelfde hoogte bevindt als de verblijven.  Zij is verlicht door drie Romaanse vensters, twee kleine in het noorden en het oosten, en een breder in het zuiden.  Deze kapel is in 1479 vermeld in teksten, de kapelaansprebende in 1493 en het altaar Sainte-Marguerite in 1508.  Op de halve hoogte leidt een deur naar de hoge gedeelten van de toren : Men betrad deze langs een houten trap.  Dit hoge gedeelte situeert zich op het niveau van de kapconstructie en moest de controle verzekeren van een rondgang die gans rond ging op de tweede verdieping het paleis.  Boven dit defensieve deel stond nog een tweede defensief gedeelte voorzien van kantelen, bewakend de ingangstrap.
    Beschermend deze trap, was een kleine omheining vastgelegd aan de oostelijke zijde van de rotsachtige uitloper.  Op een uitgehold platform in het granietgesteenten, bevinden zich de overblijfselen van twee muurwanden zijnde de restanten van een woongedeelte in deze omheining.  Aan de noordelijke zijde, op de zijde van de "Tour Sainte-Marguerite" opent zich een deur op kraagstenen die de latrines droegen.
    De "basse-cour" is omhord met een vijfhoekige Romaanse omheining met reliëfstenen, en van een meter dikte, bewaard over zijn ganse hoogte.  Verschillende vensters zijn geopend in deze muur.  In het zuiden staat boven de drie mooie paarsgewijze vensters, een oculus.  Deze koer hield verschillende dienstgebouwen in.  Het huis ingeplant aan de noordoostelijke hoek is bij het begin van de 19de eeuw gebouw geweest.  De drie mooie vensters bevestigen de aanwezigheid van een mooi Romaans gebouw die zich op deze muur in het zuiden steunde.  Een vierkante toren is gebouwd aan de noordwestelijke hoek.  De toegang tot deze "basse-cour" liet zich langs een poort in rondboog.  Achter de uitgehakte gracht in de rots beschermt de vijfhoekige donjon de logementen die de basse-cour aan het uiteinde voorafgaan.
    Op de zuidelijke flank beschermen verschillende versterkingen de nabije omgeving en de ingang van de basse-cour.  Zij zouden van een latere periode zijn, deel uitmakend van een versterkingscampagne voor de verdediging in de 15de eeuw.  De merkwaardige ondergrondse ruimte dateert eveneens van de Romaanse periode.  De toegang liet zich langs een ingang in rondboog die uitgeeft op een overwelfde gang van 9 meter lang.  Aangebracht met de eerste verdediging was hij heel kwetsbaar bij een aanval wat de aanwezigheid verklaart van een citerne in de gracht voorafgaand aan de donjon. 
    Men kent ook het bestaan van een tuin ingeplant in het zuiden, aan de voet van de donjon.

    Bronnen :
     
    - Charles-Laurent Salch in Dictionnaire des Châteaux et des Fortifications du Moyen Âge en France; Editions Publitotal Strasbourg 1979.
    - Charles-Laurent Salch in Atlas des Châteaux-Forts en France; Editions Publitotal Strasbourg 1977.
    - Charles-Laurent Salch in Dictionnaire des Châteaux de l'Alsace Médiévale, Editions Publitotal Strasbourg 1978.
    - Salch, Schmitt, Will, Wirth in Châteaux et Guerriers de l'Alsace médiévale; Editions Publitotal Strasbourg 1975.
    - J-F. Fino in Forteresses de la France Médiévale; Editions A. et J Picard Paris 1970.
    - Guy Trendel en Henri Ulrich in Châteaux des Vosges en du Jura Alsacien; Editions des Dernières Nouvelles Strasbourg 1969.
    - Jacques Gardelles in Le Château Féodal dans l'histoire médiévale; Editions Publitotal Strasbourg 1988.
    - Jean Mesqui in Châteaux Forts et Fortifications en France; Flammartion 1997.












    21-10-2011 om 00:51 geschreven door Belibaste  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (2 Stemmen)
    Categorie:Kastelen Frankrijk
    30-09-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Nideck (fr. Bas-Alsace)
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Nideck

    Geschiedenis.

    Dit kasteel op zo'n 600 meter hoogte verheft zich op een vooruitgestoken rots van de vallei van de Hasel. 
    Het is waarschijnlijk dat Nideck "de verwaande berg", werd opgericht gedurende de opvolgingsoorlog van Dagsburg (Dabo), door bisschop Berthold de Teck, in het kader om een lijn van forten te vervolledigen, beschermend de middelste vallei van de Brunche.  Het is in een volle periode van onlusten, tussen 1226 en 1239 dat het bovenste Nideck ontstond.  Zoals het de gewoonte was, werd het kasteel toegewijd aan een vazal van de bisschop en zo ontstonden de burgraven van "Nidecke".  Het eerste lid van deze lijn dat gekend is, is "Bourcard de Nidecke".  Hij bevestigde zijn zegel in 1264 aan het charter van Bourchard de Dorlisheim dat zich verzoende met de stad Straatsburg.
    Het kasteel van Nideck verschijnt in een eerste document gedateerd in het jaar 1336 dat ons vertelt dat het fort zich in twee te onderscheiden delen heeft opgesplitst, het bovenste deel en het onderste deel van Nideck.  Deze twee kastelen in de hoedanigheid van bezit van de bisschop van Straatsburg, zijn beleend aan de landgraaf van Werd die hijzelf als achterleen overlaat aan een vazal waarvan hij de getrouwheidseed verlangd.  Reeds in 1339 herneemt de bisschop van Straatsburg het bezit van het kasteel en ontvangt opnieuw de eed van onderwerping van de burggraaf die er verblijft.
    Tijdens de Milanese campagne van keizer Karel IV van het Heilig Duitse Roomse Rijk, vinden we in zijn gevolg ridder Jean de Megde, kasteelheer van Nideck.  De vorige lijn van Nideck was in het midden van de 14de eeuw verdwenen en vervangen in haar functies door de Megde.  Deze openbaring brengt ook de verdeling van het kasteel met zich mee.  In 1393 vermeldt de kastrale vrede de rechthebbenden op Nideck : Jean de Schaeffolsheim, Thomas d'Endingen, Nicolas Richter, Frédéric Stahel, Wyrich de Berstett, enz...
    Vanaf dan komen de Megde op slechte voet met hun leenheer en in 1436 verzet Thomas de Megde zich tegen de machtige bisschop van Straatsburg voor wie hij verder de poort weigert te openen voor de bisschoppelijke zendingen en betaalt geen heffingen meer verbonden aan zijn leen.  Deze houding van de Megde spoort de prelaat aan hem te straffen en ontslaat hem uit zijn functie en vervangt hem in 1447 door André Wyrich, een nakomeling van één van de medeondertekenaars van de kastrale vrede in 1393.
    Reeds in 1447 is Wyrich een verbondene van de heer van Fénétrange, die in een hardnekkige strijd tegen de stad Straatsburg is verwikkeld.  Op 20 februari 1448 dringen de burgerlijke milities van de stad Straatsburg de vallei van de Bruche binnen en vangen de belegering van het kasteel van Nideck aan.  Voor dit beruchte leger verkiest André Wyrich te onderhandelen en onderwerpt zich aan de voorwaarden van de magistraat, die de eed van getrouwheid eist, en aan zijn kasteelheer verbiedt om zijn poorten te openen voor de legers van de Heer van Fénétrange.
    De les droeg echter geen vruchten af en André Wyrich komt in strijd met de hoge en machtige Heer Louis de Lichtenberg.  Deze laatste belegert Nideck dat echter hardnekkig weerstand biedt.  Doch na enige tijd, na een twist met het merendeel van de verdedigers, biedt de kasteel de overgave aan.  Deze zal geschieden zonder voorwaarden en éénmaal het kasteel in handen van Louis de Lichtenberg zal het uitgeleverd worden aan de slopers.  André Wyrich wordt veroordeeld tot de onthoofding maar na een tussenkomst van de mooie vrouw van Wyrich met een genadeverzoek bij Louis de Lichtenberg, laat hij Wyrich zijn hoofd en kasteel.
    Sinds dit wapenfeit is er van de kasteelheren geen vermelding meer alsook van wapenfeiten hieraan verbonden.
    Nadien gaan de rechten van Nideck over naar verschillende adellijke families.  De meest belangrijke overdracht gebeurt in 1491 waarbij de helft van Nideck in handen komt van de Mullenheim die het behouden tot en met 1509.  Vervolgens van 1496 tot 1715 volgen nog de Landsberg en de Kageneck.  Hierna tot 1790 is het nog in handen van de Flachslanden en de Ocahon.
    Doch sinds lange tijd is het kasteel tot ruïne vervallen.  De datum van vernieling is niet gekend maar in 1636 vernielt een brand de resten van de constructie die door de tands des tijds nog niet vernield waren.

    Beschrijving.

    DAankomend op de site ontdekt men vooreerst de gracht op maak uit de rots gehakt waardoor de site op het einde van de bergkam geïsoleerd wordt.  Eveneens rechts van het pad ontdekt men de sporen van een middeleeuwse steengroeve waar de bouwers een groot gedeelte van de stenen voor het kasteel hebben ontgonnen.
    Waarschijnlijk in deze steengroeve hebben de oprichters de aanzetten op maat uitgehakt die dienden voor de onderbouw van de muren.  Achter de gracht heeft men een indrukwekkende schildmuur opgetrokken die de ganse lengte van de bergkam verspert.  Aan de noordoostelijke flank schijnt de schildmuur verdubbeld te zijn door een rechthoekige donjon met hierachter ook de woningbouw.  Aan de noordwestelijke zijde vormde de rots een eerste platform dat veranderd werd in een nauwe koer waarbij het noordelijke deel bezet was door een twee, maar kleiner gebouw.
    Aan de noordoostelijke zijde van het hoge kasteel bevindt zich een trap die rust op een terras.  Dit tweede terras, vanaf beneden, vormde vroeger een tweede niveau door overeenkomst met de basis van het ontwerp.  Een hoge omheining omsloot de basis van de trap.  Bovenaan de trappen situeerde zich een klein gebouw overdekkend de ingang van het hoge kasteel.  Het is het gedeelte dat nu het derde terras vormt.  Hierboven bevindt men zich op het platform van het paleis, de vertrekken van de heer steunden zich in het noorden tegen de schildmuur en de donjon.  Met een nieuwe trap uitgewerkt in de dikte van de muur kan men de top van de muur bereiken vanwaar men kan genieten van een heel mooi uitzicht naar het zuiden, naar de afwatering van de waterval en verder langs de vallei van de Hasel.
    Onderaan het eerste terras van het hoogste gedeelte van Nideck werd een omheining getrokken, aanleunend aan de rots in het noorden.  Aan de zuidwestelijke hoek schijnt zij versterkt geweest te zijn door een cilindervormige toren vanwaar men de ravijn kan overzien.  Van deze omheining gaat men naar beneden tot aan de voet van de donjon van laag Nideck.
    Deze weg loopt langs de gracht die de twee versterkte delen verdeeld.  De vierkante donjon domineert direct deze oude gracht.  Hij is opgericht met mooie stenen met uitstek en meet om en nabij de 10 meter per zijde en bereikt een hoogte van 21 meter.  De dikte van het metselwerk is indrukwekkend, zij laat enkel een binnenste ruimte van 3 op 2,75 meter toe.  Aan de top onderscheidt men de restanten schietgaten of torenomlopen gezet op een kraagstenen.  Twee openingen aan de top duiden de poorten aan die de toegang tot de torenomloop aangaven; het zou hier gaan om houten galerijen geplaatst in uitstek en die een verticale verdediging toelieten.  Men onderscheidt ook een ganse reeks van merktekens van de steenhouwers.  De huidige poort, in de vorm van een gebroken boog, is recent.  Zij werd in de 19de eeuw aangebracht in het kader van het toerisme.  Bovenaan vindt men een gedenkplaat terug ter ere van Adalbert von Chamiso, de poëet die "Riesenfräulein" componeerde.
    Langs een houten trap kan met de verdiepingen van de toren bereiken.  Het metselwerk wordt naarmate men naar boven gaat, dunner en duidt aan ieder losgemaakt deel, de verdiepingen aan.  De losgemaakte delen laat zich ook zin aan de binnenzijde van de toren.
    Aan de buitenzijde van de donjon, op de zijde waar de gedenkplaat is aangebracht, ontdekt men links een verlichtingsspleet met aan de basis, een afwateringskanaal in een uitgehakt deel van de steen.  De half in het duister badende binnengedeelte van de donjon is enkel verlicht door een kleine spleet, langzaam inspringend naar de binnenzijde.
    Op het twee niveau situeert zich aan de zuidelijke zijde de oorspronkelijke ingang.  De deur kon geblokkeerd worden aan de binnenzijde zoals het afsluitingssysteem rechts getuigt, met de inleg van een overlangse balk in de dikte van de muur.  Op de derde verdieping ontdekt men aan de flank een verlichtingsvenster half geopend en overwelfd in de dikte van de muur.  Het vierde niveau is verlicht door een identiek venster.  De venster kon men sluiten door een luik geplaast aan de binnenzijde zoals nog getuigt de oorspronkelijke sluiting aan de basis van de opening.  Op hetzelfde niveau nog steeds ontwaart men in de halfduister, grote blokken zandsteen, ongeveer vierkant, die het metselwerk vormen.  Op de vijfde verdieping komt men uit op een moderne bevloering met van hieruit de mogelijkheid om de buitenste torenomlopen te betreden.  De poorten waren geplaatst aan de oostelijke en westelijke zijde met op de zijden eveneens een serie van kraagstenen die deze galerijen moesten dragen.  Dit niveau is gesloten door een plafond in hout, zonde twijfel dezelfde aanzet van het geraamte van het dak.  Daar kan men nog eveneens een overwelfde doorgang bemerken, uitgevend op de noordelijke zijde.
    Aan de zuidelijke flank van de toren stond een woongedeelte waarvan men aan de westelijke zijde een breed uitspringend venster ontwaart.  Dit gebouw bezette oorspronkelijk de zuidelijke zijde, omsloten door een hoge omheining.  Vervolgens zou dit gebouw vergroot zijn en aan de donjon toegevoegd.  De voorstelling van de kraagstenen, bovenaan de poort van de donjon en de gebroken kraagstenen aan de voet van deze ingang, duidt het bestaan aan van een galerij in hout geplaatst voor de ingang welke men kon betreden met een trapladder.  Deze galerij zou gewijzigd zijn met de verandering van het woongebouw. 
    Aan de zuidelijke zijde van de toren bemerkt men eveneens verschillende merktekens van steenhouwers, vooral op de stenen met uitstek.  Ieder blok draag eveneens een opening van de beitel.  Het zijn de punten van de ontginningsbeitel, in de vorm van een acht, die langs deze gaten binnendrong.  Door met de punten van de beitels het blok vast te houden, kon met de steen aldus omhoog hijsen op de bouwsteiger.
    Aan de zuidelijke zijde van de omheining, die de afgrond domineert, heeft men een steunbeer geplaatst om de muur van de logementen van de nodige steun te voorzien.


    De foto's van het kasteel van Nideck volgen nog.

    Bronnen :
     
    - Charles-Laurent Salch in Dictionnaire des Châteaux et des Fortifications du Moyen Âge en France; Editions Publitotal Strasbourg 1979.
    - Charles-Laurent Salch in Atlas des Châteaux-Forts en France; Editions Publitotal Strasbourg 1977.
    - Charles-Laurent Salch in Dictionnaire des Châteaux de l'Alsace Médiévale, Editions Publitotal Strasbourg 1978.
    - Salch, Schmitt, Will, Wirth in Châteaux et Guerriers de l'Alsace médiévale; Editions Publitotal Strasbourg 1975.
    - J-F. Fino in Forteresses de la France Médiévale; Editions A. et J Picard Paris 1970.
    - Guy Trendel en Henri Ulrich in Châteaux des Vosges en du Jura Alsacien; Editions des Dernières Nouvelles Strasbourg 1969.
    - Jacques Gardelles in Le Château Féodal dans l'histoire médiévale; Editions Publitotal Strasbourg 1988.
    - Jean Mesqui in Châteaux Forts et Fortifications en France; Flammartion 1997.

    30-09-2011 om 00:00 geschreven door Belibaste  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    Categorie:Kastelen Frankrijk
    28-09-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Ramstein (Fr. Haut-Rhin)
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Ramstein

    Beschrijving.

    Dit kleine kasteel op zo'n 384 meter hoogte, situeert zich op dezelfde helling als Ortenbourg.
    Het werd gebouwd in 1293 door de keizerlijk baljuw Otton d'Ochsenstein tijdens de belegering van Ortenbourg.
    Oorspronkelijk gevormd als een eenvoudige toren om een oorlogsmachine te dragen, werd het veranderd om een zelfstandig kasteel te worden.
    In 1298 gaat het kasteel over in handen van de Habsburgers.  Het zal beleend worden in 1307 aan de Reichenberg en vervolgens in 1361 aan de familie Zorn de Bulach en tenslotte in 1422 aan de Uttenheim.
    Voor de eerste maal in ruïne in 1421 tijdens de oorlog van Dachstein tov de adel van de stad Straatsburg, zal het verwoest worden tijdens de boerenopstand in 1525 en volledig verwoest in 1633 door de Zweden.
    De verdediging van Ramstein is vanzelfsprekend gericht naar Ortenbourg. 
    De donjon is gevormd met een grote muur die eveneens dienst deed als logement voor de heer.  Een diepe gracht alsook een citerne zijn nog zichtbaar.

    Bronnen :
     
    - Charles-Laurent Salch in Dictionnaire des Châteaux et des Fortifications du Moyen Âge en France; Editions Publitotal Strasbourg 1979.
    - Charles-Laurent Salch in Atlas des Châteaux-Forts en France; Editions Publitotal Strasbourg 1977.
    - Charles-Laurent Salch in Dictionnaire des Châteaux de l'Alsace Médiévale, Editions Publitotal Strasbourg 1978.
    - Salch, Schmitt, Will, Wirth in Châteaux et Guerriers de l'Alsace médiévale; Editions Publitotal Strasbourg 1975.
    - J-F. Fino in Forteresses de la France Médiévale; Editions A. et J Picard Paris 1970.
    - Guy Trendel en Henri Ulrich in Châteaux des Vosges en du Jura Alsacien; Editions des Dernières Nouvelles Strasbourg 1969.
    - Jacques Gardelles in Le Château Féodal dans l'histoire médiévale; Editions Publitotal Strasbourg 1988.
    - Jean Mesqui in Châteaux Forts et Fortifications en France; Flammartion 1997.





    28-09-2011 om 21:05 geschreven door Belibaste  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    Categorie:Kastelen Frankrijk
    26-09-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Ortenbourg (Fr. Haut-Rhin)
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Ortenbourg

    Geschiedenis.

    Dit indrukwekkende kasteel, eveneens genaamd Ortenberg, situeert zich op zo'n 443 meter hoogte en domineert door zijn grootse verschijning de ingang van de Val de Villé. 
    Het werk gebouwd rond 1258 door de heren van Hohenberg voor rekening van hun schoonbroer Rudolf von Habsburg. In 1291 is de wacht van Ortenbourg overgedragen aan de bisschop van Straatsbourg, Conrad de Lichtenberg.  Het doel van het conflict dat de Habsburgers met Adolf von Nassau, keizer van het Duitse rijk, is dat de keizerlijke baljuw, Othon d'Ochsenstein, de belegering van het kasteel aanvat in 1293.  De belegering sleept aan en de verliezen bij de aanvallers  zijn talrijk daar het kasteel heel goed verdedigd wordt een machtig bisschoppelijk garnizoen.  Van deze periode dateert de oprichting van Ramstein, een belegeringskasteel voorbestemd om zijn tegenstander op de knieën te dwingen, wat het daaropvolgende jaar ook gebeurd.  De Ortenbourg komen echter het jaar nadien terug met de Habsburgers in 1298.  Maar op het vlak van de financiën wordt het een puinhoop wat leidt tot de verkoop van het kasteel aan Henri de Mullenheim in 1314.  Het kasteel blijft in dezelfde lijn van deze laatste, gedurende de volgende 200 jaar.
    Rond het midden van de 15de eeuw is het kasteel een vluchtoord geworden voor roofridders en ondanks de belegering geleid door de bisschop van Straatsburg in 1461 houden de afpersingen niet op.  Uiteindelijk is het Pierre deHagenbach, baljuw van de hertog van Bourgondië, Karel de Stoute, die orde op zaken stelt en zich in 1470 meester maakt van het kasteel, echter voor een korte periode.
    Gesterkt door de steun van de troepen van de stad en de bisschop van Straatsburg recupereert Philippe de Mullenheim zijn rechten in 1471.  In 1525 zijn de opstandige boeren tijdens de boerenoorlog zonder genade vermoord aan de voet van het kasteel.  Ortenberg verandert nog van bezitter in 1551 om ten deel te vallen aan Nicolas de Bollwiller. 
    De Zweedse troepen nemen zonder noemenswaardige tegenstand de plaats in, in 1632 maar zijn verrast door een aanval geleid door getrouwe boeren aan het keizerlijke gezag en het kasteel wordt in 1633 ontmanteld.
    De ruïne zal opeenvolgend toevertrouwd worden aan de Fuggers van Augsburg, de adel van Zurlauben in 1681, aan de familie Choiseul-Meuse in 1710 en aan de baronnen van Faviers in 1812.


    Beschrijving.

    Het kasteel van Ortenberg wordt zo door ongeveer alle castellologen beschouwd als het beste voorbeeld van een versterkte plaats in de 13de eeuw, een soort van voorbeeld van een castrale homogeniteit en "le Dictionnaire des monuments historiques" beschouwt het als "het meesterwerk van de militaire architectuur".
    Met een architecturale homogeniteit maar ook van een klassiek als logisch plan gezien het terrein waarop het is gebouwd, is het versterkte kasteel opgericht aan de rand van een bergkam.  Het domineert zowel de vallei van de Elzas met Sélestat alsook de Val de Villé, waarvan werd verwacht het te bewaken. 
    Zijn machtige vijfhoekige donjon meet een 30-tal meter hoogte en domineert een gracht van graniet die als steengroeve diende bij de oprichting van het kasteel en die de burcht van de heuvel scheidt.
    Een indrukwekkende hoge schildmuur genaamd "Mantel", van het Duits omringt de donjon op drie zijden.  Het zou waarschijnlijk gaan om een origineel idee van de bouwmeester die de ommuring op een slimme manier heeft verhoogd.  Aldus was de toren, onbewoond in tijd van vrede maar ultieme vluchtplaats in geval van belegering van de laagste gedeelten van het kasteel, beschermd tegen de ondergraving van zijn funderingen en tegen projectielen althans tot op een middelmatige hoogte.
    Te Ortenberg hebben de donjon en de ommuring elkaar onbetwistbaar aangevuld.  Hun verbinding verleent aan het fort een onverwoestbare verschijning.  Het kasteel was trouwens verdedigd door een handvol manschappen die gemakkelijk konden passeren voor een beschieting door een tussenliggende circulatiegang.
    De schildmuur alsook de ommuring van Ortenbourg zijn doorbroken met een prachtige serie van schietgaten met nis, gans de eerste in de geschiedenis van de militaire architectuur in de Elzas.  Op het niveau van de schildmuur staan drie rijen van schietgaten een horizontaal schietlijn toe.  Men weet dat de oorspronkelijke schildmuur, opgericht onder Rudolf von Habsburg, verhoogd is onder zijn zoon Albert, na de belegering van het fort in 1293 en de overgave die erop volgde.
    De ommuring en de donjon van Ortenbourg waren eveneens uitgerust met uitspringende toren en muuromlopen, een uitrusting in hout, waarvan men het bestaan kent, dankzij de nog zichtbare bulstergaten.
    De bewoning, een Gotisch paleis genoemd, is gebouwd in een aaneensluitende reeks achter deze meestertoren, trouwens gericht naar een eventueel aanvalspunt en meer in het bijzonder naar het, bisschoppelijke,  Bernstein.  Maar de heer die deze logementen bezette, had niet te lijden onder de krijgshaftige aspecten van het gebouw.  Eigenlijk bezat het gebouw alle voordelen van die tijd; een citerne, een keuken met gootstenen en murale muurkasten, haardvuren, latrines,... Het logement was versierd met een smaak zoals de ingebouwde vensters getuigen, met een opengewerkte opvulling van zandsteen terwijl het basismateriaal hier het graniet is, en de wijdse zalen met vensters uitgerust met zitbanken.
    De ruïne is vandaag echter maar een armzalig beeld van het prestigieuze fort van waaruit de dynastie van de Habsburgers vertrok bij de verovering van Europa in 1273.

    Bronnen :
     
    - Charles-Laurent Salch in Dictionnaire des Châteaux et des Fortifications du Moyen Âge en France; Editions Publitotal Strasbourg 1979.
    - Charles-Laurent Salch in Atlas des Châteaux-Forts en France; Editions Publitotal Strasbourg 1977.
    - Charles-Laurent Salch in Dictionnaire des Châteaux de l'Alsace Médiévale, Editions Publitotal Strasbourg 1978.
    - Salch, Schmitt, Will, Wirth in Châteaux et Guerriers de l'Alsace médiévale; Editions Publitotal Strasbourg 1975.
    - J-F. Fino in Forteresses de la France Médiévale; Editions A. et J Picard Paris 1970.
    - Guy Trendel en Henri Ulrich in Châteaux des Vosges en du Jura Alsacien; Editions des Dernières Nouvelles Strasbourg 1969.
    - Jacques Gardelles in Le Château Féodal dans l'histoire médiévale; Editions Publitotal Strasbourg 1988.
    - Jean Mesqui in Châteaux Forts et Fortifications en France; Flammartion 1997.

    26-09-2011 om 00:00 geschreven door Belibaste  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (1 Stemmen)
    Categorie:Kastelen Frankrijk
    25-09-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Wangenbourg (Fr; Bas-Rhin)
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Wangenbourg

    Geschiedenis.

    Aan de voet van de Schneeberg, op 450 meter hoogte nestelt zich het dorp van Wangenbourg met aan de onmiddellijk boorden hiervan de oude burcht genoemd naar de plaats die het vroeger beschermde.  Gans het plateau maakten oorspronkelijk deel uit van het keizerlijke domein van Marlenheim. 
    In de 9de eeuw gaf Karel de Dikke, koning van Frankrijk dit uitgestrekte domein aan zijn vrouw, koningin Richarde.  Deze stichtte rond het jaar 880 op de gronden van haar voorvaderlijke patrimonium, de abdij van Andlau die zij begiftigde met het oude domein van Marlenheim.  De abdij zond een kolonie broeders naar deze plaats die zij Wangenbourg noemden of "Monts des Pâtures".  Het kleine dorp werd vervolgens een leen van de procureur van de abdij van Andlau.
    In de 13de eeuw stichten de edelen van Dicka, die procureur waren geworden van de abdij van Andlau, talrijke forten; zo ontstond Spesbourg (1247-1250), Freudeneck (1290) en Wangenbourg.  Het kasteel van Wangenbourg bleef in de familie Dicka tot 09 juli 1386 met het overlijden van Guillaume Dicka, de laatste in de lijn.
    De abdis van Andlau, Elisabeth de Geroldseck, bevestigd in 1387 het procureurschap aan ridder Jean de Wangen.  Reeds in 1390 geeft Jean de Wangen een deel van het kasteel op, en verkoopt het aan Bourcard von Lutzelstein (la Petite Pierre).  In geldnood verkerende, voor zijn verkiezing als bisschop van Straatsburg, verkoopt hij zijn deel op Wangenburg aan zijn neef, Henri graaf van Saarwerden (Sarreguemines), heer van Ribeaupierre.  In 1404 wordt als mede-eigenaar nog de Heer van Wasselnheim toegevoegd.
    Door de verslechterende relatie in 1414 tussen Hartung de Wangen en de bisschop van Straatsburg, Guillaume de Diest, plaatst Hartnung zich onder bescherming van de keurvorst van de Phalz, Lodewijk III, die verschillende van zijn manschappen in het kasteel laat onderbrengen.  In 1454 plaatst Jean de Wangen zich voor vijf jaar onder de bescherming van Lodewijk de Lichtenberg.  Deze in conflict met de Linange, had zo de strategische doorgang onder zich van Straatsburg naar Dagsburg (Dabo), in bezit van de Linange, via Obersteigen.  Deze strijd eindigt in 1457 met de gevangenneming van Geoffrey de Linange.  In 1477 neemt de keurvorst van de Phalz, Frederik het deel van Lichtenberg over en genieten de Wangen nu van de bescherming van de graaf van de Phalz.  In 1503 wordt het bezit van de graaf van de Phalz, Philippe, in bezit genomen door keizer Maximiliaan I van Oostenrijk, in zijn conflict om Beieren.  Zo ook het gedeelte van Wangenbourg dat toebehoorde aan Jean en Etienne de Wangen en geeft dit aan zijn trouwe vazal, de graaf Henri de Tierstein.  In 1518 komt Jean de Wangen opnieuw in het bezit van een gedeelte van het kasteel maar wegens geldgebrek kan hij de uitgestrekte gebouwen van het kasteel niet meer onderhouden.  In opdracht van de bisschop van Straatsburg wordt het kasteel opnieuw gerestaureerd en Jean de Wangen moet een schuldbekentenis ondertekenen van 101 florijnen.
    Vanaf 1535 bouwt Georges de Wangen een mooi Renaissancegebouw waarvan het mooi haardvuur het bewijs vormt, alsook de stenen met hun wapens vastgelegd aan de binnenzijde van de omheiningsmuur in de nabijheid van de donjon.  Vanaf 1585 echter komen de Wangen in conflict met de bisschop van Straatsburg, Jean de Manderscheid, en laat hij hen uit het kasteel verdrijven.  Onder bisschop, Charles de Lorraine, komen zij terug in het bezit van hun deel in 1595.  Met de Oorlog der Bisschoppen kiezen de Wangen de zijde van de clan van Lotharingen en worden aldus vijanden van Straatsburg, dat op dit moment overgegaan was naar het protestantisme.  In 1599 geven zij ook een bezettingsrecht aan Nederlandse huurlingen die gans de streek onveilig maken en plunderen, maar na een dreiging van militaire interventie van de stad Straatsburg, besluit Erasme de Wangen, dit recht op te zeggen.
    Met de Dertigjarige Oorlog, trekt Christophe de Wangen, op dat moment bisschoppelijk raadgever te Saverne, zich terug in het kasteel van Dagsburg (Dabo) en in 1676 zou het kasteel nog steeds in goede staat verkeren ondanks vernielingen aangezicht door de Zweden.
    Weinig later, in 1680 en 1681, is het kasteel bezet door twee Franse infanteriecompagnieën verbonden met het leger van Montclair om te voorkomen dat het kasteel een vluchtplaats zou worden voor bendes.  Bij het verlaten van de plaats, openen zij een bres in de omwalling en verwoesten de noordelijke toren.
    De heren van Wangen blijven echter eigenaar van de ruïne maar op het moment van de Revolutie loopt Frédéric-Antoine-Henri-Louis de Wangen over naar de vijand en komt in dienst van Oostenrijk.  Met de invasie van 1814/1815 neemt hij zijn in beslag genomen bezittingen terug en de familie installeert zich later in het land van Bazel maar na 1918 zal de familie onteigend worden door het Franse bestuur en gaat de ruïne over naar het Staatspatrimonium beheerd door het Office National des Forêts.

    De beschrijving van het kasteel van Wangenbourg volgt nog samen met de foto's.


    Bronnen :
     
    - Charles-Laurent Salch in Dictionnaire des Châteaux et des Fortifications du Moyen Âge en France; Editions Publitotal Strasbourg 1979.
    - Charles-Laurent Salch in Atlas des Châteaux-Forts en France; Editions Publitotal Strasbourg 1977.
    - Charles-Laurent Salch in Dictionnaire des Châteaux de l'Alsace Médiévale, Editions Publitotal Strasbourg 1978.
    - Salch, Schmitt, Will, Wirth in Châteaux et Guerriers de l'Alsace médiévale; Editions Publitotal Strasbourg 1975.
    - J-F. Fino in Forteresses de la France Médiévale; Editions A. et J Picard Paris 1970.
    - Guy Trendel en Henri Ulrich in Châteaux des Vosges en du Jura Alsacien; Editions des Dernières Nouvelles Strasbourg 1969.
    - Christophe Carmona en Guy Trendel in Les Châteaux des Vosges, Tome 4, la région de Dabo et Nideck; Editions Pierron Sarreguemines 1997.
    - Jacques Gardelles in Le Château Féodal dans l'histoire médiévale; Editions Publitotal Strasbourg 1988.
    - Jean Mesqui in Châteaux Forts et Fortifications en France; Flammartion 1997.

























    25-09-2011 om 00:00 geschreven door Belibaste  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    Categorie:Kastelen Frankrijk
    21-09-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Lutzelbourg (Fr. Meurthe-et-Moselle)
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Lutzelbourg

    Geschiedenis.

    Aan een rotsachtige uitloper van roze zandsteen, op zo'n 322 meter hoogte, domineren de ruïnes van het kasteel van Lutzelbourg, het dorp gelegen in de vallei van de Zorn.
    De naam van Lutzelbourg heeft als oorsprong "Lutzel burg" wat betekent "Klein kasteel"; het domein van het kasteel beslaat maar een 90 hectaren.  Deze naam verschijnt pas in 1125 in een stichtingsakte van de abdij van Saint-Jean van Saverne door Pierre de Lutzelbourg.
    Gebouwd in de 11de eeuw op de ruïnes van een Romeins castrum, wordt het kasteel het bezit van Pierre, geboren in het laatste kwart van de 11de eeuw als zoon van Frédéric de Montbéliard-Monçion, verwant met de graven van Dagsbourg (Dabo) en met Agnès de Savoie, die het min of meer onder dwang verkrijgt, als schadevergoeding van de abdij van Marmoutier na een deel van zijn erfenis verloren te hebben aan het huis van Savoie.
    Men veronderstelt dat een ruil uitgevoerd geweest is met de abdij van Marmoutier die als tegendeel de priorij van Saint-Quirin zou ontvangen hebben.
    Pierre neemt aldus de naam van Lutzelbourg aan en wordt graaf van Lutzelbourg.
    Hij laat de eerste delen van de versterkte plaats aanbrengen dat als verdediging moest dienen voor de zuidelijke flank van zijn domein.
    Bij zijn dood in 1133 geeft zijn zoon Réginald, geboren uit zijn huwelijk met Itta, de gronden aan de abdij van Marmoutier terug als de ontrechtmatig verkregen voorrechten van Pierre : Het woud van Hultehouse alsook de tienden op Garrebourg.
    Etienne, bisschop van Metz, erft van het kasteel dat wat door het bisdom als gift was gegeven en moet het verdedigen tegen de militaire expedities van Mathieu de Lorraine rond 1151.
    De bisschoppen van Metz hebben verschillende architecturale ontwerpen met een defensief karakter laten aanbrengen  waarvan de zuidelijke meestertoren en deze tussen 1154 en 1170.
    Sedert de 12de eeuw had het kasteel haar statuut gewijzigd en was het niet langer de residentie van een lekenheer maar schijnt ook geen tweede verblijf te zijn van de bisschoppen van Metz.
    Verschillende kasteelheren krijgen er het beheer over en deze erfelijke taak werd toegewijd aan een familie van ridders, beheerders van verschillende lenen in de regio en met de titel van vazal van de bisschop van Metz maar ook als heren van Fénétrange en Sarrewerden.  Deze lijn neemt de naam van het Kasteel van Lutzelbourg aan zonder één enkele verwantschap met de eerste graven.
    In 1235 maakt Bourcard de Geroldseck zich meester van het kasteel dat vervolgens terug wordt genomen door Godefroy d'Apremont, een neef van de bisschop van Metz.
    In 1345 beleent Adémar de Montil, bisschop van Metz, het kasteel aan Bourcard de Fénétrange tegen de som van 500 ponden.  In deze periode draagt de voornaamste toren de naam van "Tour de Fénétrange" welke waarschijnlijk dateert van het tweede kwart van de 12de eeuw.  Deze edelman behoudt het kasteel tot en met 1381.
    In 1381 koopt de bisschop Dietrich Bayer de Boppart het kasteel terug en in 1385 beleent hij het aan de bisschop van Straatsburg, Frédéric de Blankenheim voor de som van 1 200 florijnen.
    In 1414 breekt een periode van castrale vrede aan met een verdeling van de rechten op het kasteel tussen een aantal leenhouders aanduidend een collectieve verantwoordelijkheid voor het onderhoud, de veiligheid en om het kasteel in staat van verdediging te brengen.
    Temidden van de vermelde leenhouders, Frantz von Sickingen, "de laatste ridder van het Duitse Rijk" zou een beslissende rol gaan spelen in de geschiedenis van het kasteel.
    Aan het hoofd van een verbond van ridders, sterft hij op 07 mei 1523 verdedigend zijn kasteel van Landstuhl tov de verbonden prinsen die de uitroeiing en de ontmanteling van hun kastelen hadden ondernomen.  Op 11 mei 1523 werd het kasteel van Lutzelbourg ingenomen en in brand gestoken door de troepen geleid door de keurvorst Louis le Pacifique, de landsgraaf van Hesse en de keurvorst van Trier.
    Graaf Georges Jean de Veldenz, de stichter van het dorp van Phalsbourg had voor 200 florijnen een deel van het kasteel opgekocht van een particulier en had als doel het herop te richten.
    De architect van Straatsburg, Specklin had in 1577 een project voorgesteld doch graaf Georges Jean de Veldenz met schulden overladen heeft de heerlijkheid van Phalzbourg waarbij Lutzelbourg aan de hertogen van Lotharingen verkocht.
    De ruïnes van het kasteel werden als "Nationaal bezit" verklaard bij de Revolutie en verkocht.
    In 1840 ontving Adolphe Germain, een notaris te Phalzbourg, het kasteel om te verhinderen dat de materialen zouden verkocht worden aan de verbonden ondernemingen voor de werken van de spoorwegen.
    Dokter Koeberlé, een gekend chirurg, kocht het kasteel op in 1900 en ondernam de restauratie na archeologische opgravingen beschreven in een monografie verschenen in 1909.
    Sedert 1977 is het kasteel eigendom geworden van de gemeente van Lutzelbourg die een restauratie heeft ondernomen met het zicht om dit patrimonium in ere te herstellen.

    De beschrijving van het kasteel van Lutzelbourg volgt nog samen met de foto's.

    Bronnen :
     
    - Charles-Laurent Salch in Dictionnaire des Châteaux et des Fortifications du Moyen Âge en France; Editions Publitotal Strasbourg 1979.
    - Charles-Laurent Salch in Atlas des Châteaux-Forts en France; Editions Publitotal Strasbourg 1977.
    - Charles-Laurent Salch in Dictionnaire des Châteaux de l'Alsace Médiévale, Editions Publitotal Strasbourg 1978.
    - Salch, Schmitt, Will, Wirth in Châteaux et Guerriers de l'Alsace médiévale; Editions Publitotal Strasbourg 1975.
    - J-F. Fino in Forteresses de la France Médiévale; Editions A. et J Picard Paris 1970.
    - Guy Trendel en Henri Ulrich in Châteaux des Vosges en du Jura Alsacien; Editions des Dernières Nouvelles Strasbourg 1969.
    - Christophe Carmona en Guy Trendel in Les Châteaux des Vosges, Tome 4, la région de Dabo et Nideck; Editions Pierron Sarreguemines 1997.
    - Jacques Gardelles in Le Château Féodal dans l'histoire médiévale; Editions Publitotal Strasbourg 1988.
    - Jean Mesqui in Châteaux Forts et Fortifications en France; Flammartion 1997.

















    21-09-2011 om 00:00 geschreven door Belibaste  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (1 Stemmen)
    Categorie:Kastelen Frankrijk
    03-09-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Droizy (Fr. Aisne)
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Droizy

    Geschiedenis.

    Van de eerste heren van Droizy verschijnen reeds in de 12de eeuw documenten.  Zij zijn de afstammelingen van een strenge familie op militair vlak, met verschillende ridders maar waarvan het verleden heel weinig gegevens heeft nagelaten.  Men heeft nog enkele gegevens gevonden in notariële documenten bij de verkoop van hoeves, vanaf de 13de eeuw en om aldus op deze manier toch enige kennis te vergaren van de heren van Droizy.
    De eerste gekende heer is Jean de Villesavoye, in de tweede helft van de 13de eeuw. De familie waarvan hij afstamt is geheel ongekend in de middeleeuwen.  Hij stelt zich ten dienste van Filips de Schone in zijn campagne tegen Aragon en zal hiervoor in 1288 vergoed worden.  Hij sterft in 1300.
    Zijn zoon Jean volgt hem op.  Hij is gekend om het feit van de oprichting van de kapel in zijn kasteel van Droizy.  Het is een heel vooraanstaande familie van heren maar de leden ervan worden reizende ridders; allen dragen ze bijna de naam van Jean en zijn zoon Jean de Droizy sterft in 1346 aan de zijde van Jan de Blinde, graaf van Luxemburg en koning van Bohemen, in de slag van Crécy in Ponthieu waar hij vocht voor Filips VI.  Hij laat een weduwe na zonder kinderen.  1346 is ook het jaar van het begin van de Honderdjarige Oorlog; gedurende deze ganse periode van oorlog heeft de familie geen enkele mannelijke nakomeling.  De weduwe van Droizy trouwt onmiddellijk na het overlijden van Jean met een heer van Coucy die haar ook geen mannelijke nakomelingen zal schenken.  Het kasteel gaat dus gedurende deze ganse Honderdjarige Oorlog over in handen van vrouwen. Zo komt het nog uit dat in de 15de eeuw met Etienne Vignole la Hire, een gezel van Jeanne d'Arc, die Marguerite de Droizy huwt in 1436 maar haar ook geen mannelijke nakomeling schenkt.
    Eén jaar na de dood van Etienne Vignole huwt Marguerite de Droizy in 1444 met Jean de Courtenay.  Jean de Courtenay is van een grote Franse adellijke familie afkomstig daar hij een nakomeling is van een jongere broer van Lodewijk VI en hij vergroot het domein door het ontvangen van boerderijen.  Hij doet heel veel voor het domein waar hij om geeft maar kan enkel een vrouwelijke nakomeling schenken.
    Met het begin van de 15de eeuw vangt een begin aan van de neerhang van Droizy deze als vazal van Villesavoye die zich te Muret les Crouttes bevindt.  Op het einde van de 16de eeuw vormt het kasteel zich langzaam om tot een herenboerderij.  Het behoort tot het einde van de 18de eeuw aan de familie de Villesavoye.  In de 20ste eeuw behoren de gronden tot Guillemot, vervolgens aan Thieffin, van Reims afkomstig; ook de boerderij komt zonder nakomelingen te zitten.  Zij is dan opgekocht door een landbouwer, Paul Girod, burgemeester van Droizy en senator, die het gebruikt als schuur voor het stallen van zijn afgedankte landbouwmachines.  Sedert 1980 is de heer Louis Bachoud er de eigenaar van.

    Beschrijving.

    Een kasteel is er opgericht in de 12de eeuw door de heren van Droizy die er blijven over beschikken tot de 14de eeuw.  Van het versterkte kasteel blijven er nu nog steunberen, de omheining van de 15de eeuw, een deel van de galerij en de binnenste omheining van het kasteel van de 15de eeuw, een deel van de kapel van de 15de eeuw en de donjon; deze is cilindervormig en heeft een militair karakter.  Hij is opgericht geweest in de 12de eeuw met een hoogte tot 22 meter en in de 14de eeuw nog verder opgehoogd tot 24,50 meter.  Van de 14de eeuw dateert eveneens de toren van de latrines, in cilindervorm toegevoegd met 2,60 meter de zijde en 14,50 meter hoog en stond in dienst voor de eerste en tweede verdieping.  Deze latrines werd verlucht langs twee rechthoekige vensters.  In de 15de eeuw bouwde men een terras aan en de buitenste omheining; een terras dat meer welstand toonde dan de donjon.  De donjon heeft een diameter van 11,50 meter aan de buitenzijde en zijn muren hebben een dikte van 2,50 meter.  Binnenin blijft er ongeveer 6 meter over of ongeveer 36 m² bewoning per verdieping.
    In de 12de eeuw stelde het zich samen met een gelijkvloers verdedigd door een ploertendoder.  Dit gelijkvloers was een overwelfde zaal die diende als eetplaats voor de wacht of waar de dienaars en het vrouwvolk waren verenigd.  Zijn hoogte was om en nabij de 5 meter.  Op de eerste verdieping, enkel toegankelijk langs de buitenzijde en langs een houten trap met vervolgens een houten balkon, bevond zich de ruimte voor de heer en zijn familie met een hele mooi schoorsteen waarvan men nog restanten ziet; het was een schoorsteen met oven waar men het brood kon bakken.  Deze schoorsteen van de eerste verdieping was enkel toegankelijk langs de buitenzijde.  Deze zaal was goed verlicht en had een rechte plankenvloer.  De bogen geopend naar het oosten en het westen waren voorzien van trappen, uitgewerkt langs de binnenzijde in de dikte van de muur toestaand om hier te rusten of te lezen bij het daglicht.  De ingang van dit deel bevond zich in het noorden.  Een hokje door het schietgat hield de ploertendoder in die de ingang tot het gelijkvloers beschermde.  Dezelfde samenstelling vind men terug op de tweede verdieping met de grote schoorsteen, de gang leidend naar de latrines.  De bovenste plankenvloer was hier het houtwerk van het dak bedekt met leisteen.  Boven de tweede verdieping kwam men uit op de rondgang op een hoogte van 22 meter.  Deze was verdedigd door een borstwering met kantelen en een beveiligingsmuur.  In de 14de eeuw is hij gewijzigd geweest met een ophoging van 2,50 meter door het hergebruik van de rondgang van de 12de eeuw.
    Vier wachttorentjes  zijn op deze plaats bijgewerkt ; Drie verdedigend de oostelijke overwelfde ingang waarvan er één een galerij verdedigde waar zich de watervoorraad bevond en nu ingewerkt in de aanpassing van de 15de eeuw; de andere de ploertendoder van het gelijkvloers.  Het hoogste wachttorentje, deze in het noorden, verdedigde de ingangen van de eerste en tweede verdieping.  Het dak van de donjon is gewijzigd geweest in een dak met binnenin een terras, dus de zaal op de derde verdieping was een open zaal die toegang gaf tot de rondgang van de 12de eeuw vervolgens tot de trappen die toegang gaven tot de rondgang van de 14de eeuw en vervolgens om tot een wachttorentje te komen.  Het is een donjon naar de gewoonte van deze periode met dus het overwegend militaire aspect van de 12de tot de 15de eeuw.  Men vindt er schietgaten in een kruispunt, wachttorentjes, de restanten van waterspuwers terug maar de residentiële functie van de donjon overheerste op het militaire aspect.

    Bronnen :
     
    - Charles-Laurent Salch in Dictionnaire des Châteaux et des Fortifications du Moyen Âge en France; Editions Publitotal Strasbourg 1979.
    - Charles-Laurent Salch in Atlas des Châteaux-Forts en France; Editions Publitotal Strasbourg 1977.
    - J-F. Fino in Forteresses de la France Médiévale; Editions A. et J Picard Paris 1970.
    - André Châtelain in Châteaux-Forts, image de pierre des guerres médiévales; Editions Rempart Descléé de Brouwer Paris 1990.
    - André Châtelain in L'Evolution des Châteaux-Forts dans la France au Moyen Âge; Editions Publitotal Strasbourg 1988.
    - Jacques Gardelles in Le Château Féodal dans l'histoire médiévale; Editions Publitotal Strasbourg 1988.
    - Jean Mesqui in Châteaux Forts et Fortifications en France; Flammartion 1997.
    - Raymond Ritter in Châteaux, Donjons et Places Fortes, L'architecture militaire Française; Editions Larousse Paris 1957.








    03-09-2011 om 19:25 geschreven door Belibaste  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (1 Stemmen)
    Categorie:Kastelen Frankrijk
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Folleville (Fr. Somme)
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Folleville

    Geschiedenis.

    Folleville is gebouwd op de plaats van een oud legerkamp van Julius Cesar na de inname van Bratuspance.  De overwinnaars installeerden zich in het militaire kamp voortbestemd voor de bewaking van talrijke belangrijke wegen die liepen naar de hoofdplaats van de Abiens en naar Santerre.  De gekende weg "Agrippa", die van Lyon naar Boulogne liep, kwam hier net voorbij.  Deze plaats werd achtereenvolgens verwoest in 276 door Barbaren die de Rijn hadden overgestoken, in 406 door de Vandalen en in 450 door de Hunnen.  In de 9de eeuw verwoesten de Vikings de ganse regio en in 1358 met de Jacqueries die Folleville in brand staken waarbij de kerk en het kasteel nog enkel in ruïnes achterbleef.
    Het kasteel is heropgericht geweest op het einde van de 14de eeuw.  Tijdens de Honderdjarige Oorlog heeft het goed stand gehouden.  Van 1429 tot 1439 werd het bezet door aanhangers van Karel VII, koning van Frankrijk.  Het werd in 1440 belegerd door de Engelsen onder leiding van Sommers en de gekende Talbot.  Na enkele dagen weerstand gaf het fort zich tenslotte over.  Drie jaar later werd het opnieuw veroverd door de Fransen.  Filips de Goede, hertog van Bourgondië, maakte er zich tenslotte meester van en stelde aan de schepenbank van Amiens voor om het fort af te breken daar dit bedreigend was voor de inwoners van Amiens.  Nadat er tenslotte een grote som was betaald, brak de hertog zijn kamp op en keerde terug naar zijn gebieden.
    Tijdens de opstand  van de Ligue in 1589 bezetten dezen het kasteel.  In de omgeving vond een veldslag plaats onder leiding van Hendrik IV, koning van Frankrijk, maar zonder echt resultaat en kon in 1592 niet verhinderen dat Rouen werd belegerd door Spaanse troepen.  In 1636 maakte de Duitse cavalerie van het keizerlijke leger zich meester van Corbie en beginnen er wandaden net zoals in de omgeving van Folleville.
    Vier koningen van Frankrijk verbleven op het kasteel van Folleville met Lodewijk XI in 1477, Karel VIII in 1492, Frans I en Hendrik II alsook zijn zuster Marguerite die gekomen was voor de doop van een zoon van Louis de Lannoy in 1548.  Anne de Bretagne verbleef er ook verschillende malen.  Het was tijdens het bezoek van Frans I te Folleville dat de inwoners van Amiens, samengekomen in het kasteel, werd geïnformeerd over de vrede die zou getekend worden met Karel V in 1544.
    Filips de Goede, hertog van Bourgondië, alsook zijn zoon, Karel de Stoute verbleven op het kasteel.  Deze laatste plunderde de omgeving na de belegering van Beauvais en liet tussen Folleville en La Falaise het kamp optrekken van zijn leger.  80 000 manschappen waren hierbij betrokken en zijn uitrusting nam meer dan 20 km in beslag; zij waren in het bezit van een enorme buit, verkregen door de plunderingen in de omgeving.
    De heerlijkheid van Folleville, reeds sedert de 9de of 10de eeuw in het bezit van de heren van Folleville, ging door het huwelijk van Jeanne de Folleville met Antoine de Poix, over naar de familie van Poix-Sechelles.  Hun dochter Jeanne huwde in 1478 met Raoul de Lannoy, een adellijke familie afkomstig van Vlaanderen.  Een familie die diende onder Lodewijk XI, Karel VIII en Lodewijk XII voor wie hij gouverneur was te Genua en stierf in 1513 te Folleville.  Zijn kleinzoon Louis werd een fanatieke aanhanger van het protestantisme en ondanks de verordeningen van de koning, installeerde hij in het koor van de kerk een preekstoel. 
    Louis de Lannoy huwde met Anne de Viéville en hadden beiden een reeds dochters waarvan de oudste Marie huwde met Antoine de Silly in 1572 die aldus Heer van Folleville werd.  Hun dochter Françoise Marguerite, één van de meest vooruitstrevende dames van hun tijd, droeg door haar huwelijk met Philippe Emmanuel het kasteel over aan de familie de Gondi en hun oudste zoon, Pierre en broer van de gekende kardinaal van Retz, verkocht in 1634 de gronden van Folleville aan Charles de Séricourt en ging aldus over naar de nakomelingen van deze waarbij de laatste in lijn Marie Michelle, dochter van Charles Tirnoléon de Séricourt, het geheel liet overgaan door haar huwelijk met Joseph Augustiti de Mailly, Maarschalk van Frankrijk, aan de familie Mailly-Haucourt.  Deze werd echter op 23 maart 1793 te Arras onthoofd op order van Joseph Lebon.  Joseph Augustiti liet ook het kasteel afbreken steen per steen in 1777 om deze stenen te gebruiken bij de oprichting van een nieuw verblijf te Mailly-Raineval.
    Hun zoon, de hertog van Mailly, werd de laatste Heer van Folleville, stierf in 1792 en werd begraven in de kerk naast zijn moeder, onder het graf van Raoul de Lannoy.  Na de Revolutie ging het kasteel nog over aan verschillende eigenaren tot het tenslotte eigendom werd van "le Syndicat intercommunal d'Ailly-sur-Noye.

    03-09-2011 om 00:00 geschreven door Belibaste  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:Kastelen Frankrijk
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Picquigny (Fr. Somme)
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Picquigny

    Geschiedenis.

    Deze plaats was reeds bezet tijdens de Romeinse periode daar in 1895 een Gallo-Romeins kerkhof werd ontdekt.
    Een meer oudere benoeming voor Picquigny vinden we terug onder Pinkini, Pinkinei, Pecquigny en in 942 wordt het vermeldt als Pinquigniacum en onder namen van Pinconii Castrum in 1066 en Pinchiniacum in 1110. 
    Na de nederlaag van de Hunnen te Lihons-en-Santerre vluchtten de inwoners van Amiens, die de barbaren een doorgang hadden gegeven, zich terug in het kasteel van Picquigny, om zich te kunnen beschutten tegen de woede van Dagobert, die het kasteel heeft komen belegeren.
    Op 17 december 942 hadden Arnoul, graaf van Vlaanderen en Guillaume Longue Epée, hertog van Normandië, een ontmoeting te Picquigny, om te onderhandelen over vrede.  Ze trokken er zich terug op een klein eiland in de Somme waarbij ze hun wapens achterlieten op de oevers.  Toen de onderhandelingen ten einde waren, vertrok Guillaume maar Arnould riep hem terug en niets vermoedend kwam hij terug om er gedood te worden in een hinderlaag.
    Reeds in de 13de eeuw had de plaats het statuut van een gemeente met een schepenbank.
    Bij het begin van de 14de eeuw stelde het domein van de heren van Picquigny zich samen in twee verschillende domeinen : Het ene , ingeplant aan beide oevers van de Somme, de waardigheid van Amiens en het andere ten noorden van de Somme, samenstellend uit de beschermheren van de abdij van Corbie.  Deze laatsten hielden het dmv een afvaardiging van de abdij en hadden het recht om een eigen munt te slaan.
    In 1307 werden de Tempeliers, allen aangehouden op dezelfde dag in het baljuwschap van Amiens in opdracht van Filips de Schone, koning van Frankrijk, opgesloten in de kerkers van het kasteel van Picquigny, toen een indrukwekkend fort.
    Op 29 augustus 1475 heeft Lodewijk XI door het Verdrag van Picquigny, met Edouard IV, door middel van een jaarlijkse som van 50 000 gouden ecu's, een verdrag gesloten die een einde maakte aan de Honderdjarige Oorlog.
    In november 1498 staat de Heer Charles d'Ailly, door middel van Jean d'Ardres, baljuw te Picquigny, aan de bewoners toe om de verplichting af te kopen, om naar de verplichte oven te gaan om er hun brood te bakken, tegen 2 pond 6 deniers per huishouden.
    In augustus 1547 staat Hendrik II, koning van Frankrijk, een markt toe op iedere tweede maandag van de maand, om de inwoners te helpen die het slachtoffer geworden waren van een grote brand.
    Op 14 juli 1595 dienen Picquigny en zijn burcht als vluchtplaats voor het overgebleven Franse leger dat hulp gaan bieden was aan Doullens, in opdracht van de hertog van Bouillon, de graaf van Saint-Pol en de hertog van Nevers, verslagen door de Spaanse generaal de hertog van Fuentes.
    In januari 1630 krijgen we het vastleggen van een markt op iedere woensdag van de week.
    In de 19de eeuw krijgen we er de passage van Victor Hugo die de ganse Somme afreist.  In zijn "Misérables Fauchelevant" vermeldt hij zichzelf te Picquigny.
    Met de Eerste Wereldoorlog loopt het kasteel ernstige schade op door de mortierinslagen.  Toch blijven de ruïnes indrukwekkend en worden ze meermaals verstevigd.  Ieder jaar gaat hier nu in de maand augustus ook een middeleeuws festival door die heel wat bezoekers aantrekt.
    Het beheer hiervan en het kasteel is vastgelegd tussen het Office de Tourisme en de vereniging "Rempart".


    Beschrijving.
     
    - La Porte de la Barbacane.  Het is deze die de toegang toestond tot het middendeel en het hoogste gedeelte van het fort langs de zuidelijke zijde.  Zij is uitgerust met twee openingen, naast elkaar waarbij ieder zijn eigen ophaalbrug had.  Deze links in een Gotische boog is breder, de brug voor de karren, en de andere links in rondboog, voor de voetgangers.
    Het is langs deze enige poort dat te Picquigny de passage tussen Amiens en Abbeville ging.  De manschappen van de heer konden aldus perfect de doorgang controleren en de doorgangsrechten innen.
    - La Porte du Gard.  Deze opent zich aan de westelijke zijde en gaf toegang aan het laagste gedeelte aan de binnenzijde van de omwallingen en aan de collegiale.  Doordat zij afgelegen was van de gracht,
    was hij aangebracht  in een versterking van de omwalling, en was zijzelf enkel voorzien van een valhek, zonder ophaalbrug.  Zij komt vandaag uit op het dodenmonument, opgericht als een rondpunt in het midden van de straat.  Twee wapenschilden versieren bovenaan de ingang in een Gotische boog.


    Bronnen :
     
    - Charles-Laurent Salch in Dictionnaire des Châteaux et des Fortifications du Moyen Âge en France; Editions Publitotal Strasbourg 1979.
    - Charles-Laurent Salch in Atlas des Châteaux-Forts en France; Editions Publitotal Strasbourg 1977.
    - J-F. Fino in Forteresses de la France Médiévale; Editions A. et J Picard Paris 1970.
    - André Châtelain in Châteaux-Forts, image de pierre des guerres médiévales; Editions Rempart Descléé de Brouwer Paris 1990.
    - Jean Mesqui in Châteaux Forts et Fortifications en France; Flammartion 1997.












    03-09-2011 om 00:00 geschreven door Belibaste  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (1 Stemmen)
    Categorie:Kastelen Frankrijk
    02-09-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Péronne (Fr. Somme)
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Péronne

    Geschiedenis.

    In het Leven van de Heilige Radégone, vastgelegd door de schrijver Fortunat, verschijnt Péronne voor de eerste maal als koninklijke stad, Perunna urbem regiam, in de tweede helft van de 6de eeuw.  Een achterkleinzoon van Karel de Grote is graaf van Péronne, reeds in de eerste helft van de 9de eeuw.  Een Karolingisch paleis is eveneens vermeld tijdens deze periode.  Koning Karel de Kale ontmoet er zijn broer, keizer Lotharius in 849.  Het castrum van Péronne is reeds vermeld in het jaar 900.  Deze plaats behoorde toe aan de machtige graven van Vermandois.  Na enige tijd te zijn opgesloten in Château-Thierry, interneert graaf Herbert II de Vermandois zijn koninklijke gevangene, Karel de Eenvoudige, in het kasteel van Péronne.  De onttroonde koning overlijdt er in 929.  Péronne maakt hierna het voorwerp uit van een strijd tussen de graaf Herbert II de Vermandois, de graaf der Franken Eudes le Grand, een voorvader van de Capetingers, en de koningen van Frankrijk. 
    Kroonprins Lodewijk, de latere Lodewijk VI maakt zich meester van Péronne in 1102 en vertrouwt het beheer toe aan zijn oom Herbert, vrouw van Adéle de Vermandois, de laatste erfgename in de Karolingische lijn van de machtige graven van Vermandois. 
    In 1185, na drie jaar van hevige strijd voor de erfenis van Elisabeth de Vermandois, komt het aan Philippe II Auguste toe, dankzij de uitvoering van het verdrag afgesloten met de graaf van Vlaanderen, Filips van de Elzas en hierbij in het bezit te komen van het grootste gedeelte van de Vermandois met de steden als Amiens en Péronne.  Perona wordt aldus ingeschreven in het register der lenen, in de Scripta de feodis, een lijst van al de bezittingen van de Capetinger tussen 1206 en 1210.  Philippe II Auguste neemt heel vlug het besluit om de stad te versterken en reconstrueert het kasteel volgens de standaardmodellen van zijn architecten.  In 1209 staat hij een aantal privileges toe aan de stad.
    Péronne blijft in de Franse invloedssfeer tot en met 1435, wanneer Karel VII het overdraagt volgens het verdrag van Arras aan Filips de Goede, hertog van Bourgondië.  Het is in dit kasteel dat de beruchte ontmoeting plaats vond tussen Lodewijk XI, koning van Frankrijk en Karel de Stoute, hertog van Bourgondië in 1468.  Deze laatste had er de Franse koning uitgenodigd om er de talrijke geschillen tussen beide heersers te komen uitpraten.  De reden die Lodewijk XI, een intelligente en voorzichtige heerser, hiertoe doen besluiten hebben om zich zonder daadwerkelijke oplossingen te haasten en zich over te leveren aan Karel de Stoute, blijven tot de dag van vandaag vreemd.  In zijn dagboek vermeldt Philippe de Commynes wat hij denkt over deze houding. "Een grote dwaasheid is het van de koning om zich te onderwerpen aan de macht van de andere, zeker wanneer ze met elkaar in oorlog zijn of ze elkaar negeren".  Van zodra koning Lodewijk XI was aangekomen te Péronne liet Karel de Stoute de soeverein gevangen nemen daar het nieuws gekomen was van een nieuwe opstand te Luik en aangestookt door een dienaar van Lodewijk XI.   De opsluiting in het kasteel duurde maar enkele dagen maar de hertog van Bourgondië profiteerde hiervan om bij Lodewijk XI een aantal toegevingen af te dwingen hierdoor versterkend zijn macht in zijn gebied.  De vernederde koning kwam vrij op 02 november.  Hij zou een tiental jaren later wraak nemen na de dood van Karel de Stoute in 1477 toen hij Péronne terugnam en definitief de Bourgondische staat versloeg.
    Péronne zou zijn defensief karakter echter niet verliezen.  In de 16de eeuw zijn de versterkingen vervolledigd.  De Duitse keizer, Karel V, de voornaamste tegenstander van Frans I, koning van Frankrijk, belegerde de stad in 1536 gedurende één maand.  Door deze heldhaftige daad kregen de bewoners en het garnizoen van Péronne een koninklijke erkenning. 
    De stad Péronne leed ook enorm tijdens de Eerste Wereldoorlog.  Een geschiedkundig museum over de Eerste Wereldoorlog, la Grande Guerre zoals de Fransen zeggen, is in het kasteel ondergebracht om deze tragische gebeurtenissen te laten herinneren en te bewaren.

    Beschrijving.

    Van het kasteel opgericht onder Philippe II Auguste, blijft vandaag enkel nog de zuidwestelijke voorgevel over (foto 1).  Vier mooie ronde torens met een diameter van 9 meter (foto 2), waarvan er twee de ingangspoort (foto 3) vormen, wisselen de omheiningsmuren af.  Zij zijn doorbroken met verschillende smalle en lange schietgaten (foto 4).  Enkele onder hen zijn achteraf opnieuw hersteld tijdens de Eerste Wereldoorlog.  Men bracht eveneens in de 16de eeuw ronde schietgaten met daarboven een kruisvormige ronding (foto 5)(voor het zicht en het laten ontsnappen van de kruitdampen) voor het geschut aan (foto 6).  De basissen van deze ronde torens zijn voorzien van een volle taluud (foto 7) en kenmerken een lichte uitstek.  Zij beschikken binnenin over twee verdiepingen voorzien van kruisgewelven.  Het geheel is opgericht in een klein regelmatig metselverband in maatstenen.
    De ingang is vastgezet, volgens het schema van de architectuur van Philippe Auguste, tussen twee ronde torens (foto 8).  Zij was verdedigd door een ploertendoder ( foto 9) en versperd door een dubbel valhek (foto 10, 11 en 12).  Deze samenstelling, kenmerkend voor de architectuur van het begin van de 13de eeuw, vindt men ook terug in het kasteel van Dourdan, eveneens gebouwd in opdracht van Philippe Auguste.
    Opgravingen hebber ervoor gezorgd om het oorspronkelijke plan van het kasteel vast te leggen.  Het ging om een zeshoek begrensd aan iedere hoek met een ronde toren en gedomineerd door een donjon.  Deze laatste werd gebouwd in opdracht van de koning voor de som van 2000 ponden.  Hij moest de klassieke structuur bezitten van de grote ronde torens (structuur Philippiennes) waarvan de koning zijn domein voorzag zoals te Chinon, Gisors, Vernon, Villeneuve-sur-Yonne, Villeneuve-sur-Avre, Lillebonne, Rouen, ed... Hij voorzag 80 ponden voor het onderhoud van de site en meer dan 1900 ponden voor de bouw van de muren en de torens, de uitdieping van de grachten en de installatie van een ophaalbrug.  Er bestond waarschijnlijk ook een omloop op de top van het metselwerk zoals het gebruikelijk was in deze periode.
    De plaats heeft verschillende wijzigingen ondergaan in de loop der tijden, in het bijzonder in de 16de en de 17de eeuw.  Maar de beschietingen in de periode van 1914 - 1918 hebben een groot gedeelte van deze wijzigingen laten verdwijnen en het middeleeuwse fort vervormd.

    Bronnen :
     
    - Charles-Laurent Salch in Dictionnaire des Châteaux et des Fortifications du Moyen Âge en France; Editions Publitotal Strasbourg 1979.
    - Charles-Laurent Salch in Atlas des Châteaux-Forts en France; Editions Publitotal Strasbourg 1977.
    - J-F. Fino in Forteresses de la France Médiévale; Editions A. et J Picard Paris 1970.
    - André Châtelain in Châteaux-Forts, image de pierre des guerres médiévales; Editions Rempart Descléé de Brouwer Paris 1990.
    - Jean Mesqui in Châteaux Forts et Fortifications en France; Flammartion 1997.

























    02-09-2011 om 00:42 geschreven door Belibaste  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:Kastelen Frankrijk
    30-08-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Berzy-le-Sec (Fr. Aisne)
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Berzy-le-Sec

    Beschrijving.

    In de nabijheid van de Romaanse kerk vinden we de uitgebrande ruïne terug van Berzy-le-Sec, een ruïne in een vierkante omheining van 40 meter op 50 meter gevormd met uitgebrande gebouwen rond een koer samengesteld.  Het oostelijke deel werd opnieuw opgericht in de 16de eeuw en is nog in heel goed staat terwijl deze in het noorden gans verdwenen is.  De hoeken waren geflankeerd met torentjes op steunberen.
    Men gaat er binnen langs een uitstekende torenpoort omkaderd met zware steunberen die de ingewerkte torentjes omkaderen met een bekroning van schietgaten. 
    Tussen de gleuven van de armen van de ophaalbrug is een nis waarop drie wapenschilden staan.  Het geavanceerde massief is geplaatst tegen een poort beschermd door een schietgat, versperd met een valhek waarbij men de gleuven kan ontwaren en waarachter de doorgang is overwelfd met een gebroken tongewelf.  Tussen de twee poorten is een ruimte aangebracht om als knuppel te dienen. 
    Men vindt er ook een kapel bij uitstek in de muren, overwelfd met kruisribben waarbij de vensters in het breed geopend zijn aan de zijde van de grachten en waaraan de rol is toegewezen als symbolische beschermer van de ingang.
    Het geheel is in mooi metselverband, de kalksteen is er zorgvuldig toegevoegd in regelmatige beddingen.  De oorspronkelijke vensters van het oostelijke gebouw zijn rechthoekig maar daarboven met blinde bogen vormend de vensters in een samenkomst van de kruisgewelven met het versierde timpaan.  Later zijn de muren doorbroken geweest met grote rechthoekige vensters. 
    Van de basse-cour die het kasteel verlengd aan de zijde van het plateau blijft er niets over dan enkele sobere restanten en zijn plaats is op dit moment bezet door een lange loods in metaal.

    Rond 1445 koopt Pierre de Louvain de heerlijkheid en het opgerichte kasteel en brengt er veranderingen aan.  Dit blijft bewoond tot en met 1918; het moment wanneer het ernstige beschadigingen oploopt, toegeschreven aan de bombardementen en volledig uitbrandt.
    Naar enkele auteurs kon het meest oude gedeelte dateren van de 14de eeuw.  Volgens Jean Mesqui dateerde het geheel van de 15de eeuw met uitzondering van de wijzigingen van de 16de eeuw. 

    Nota :

    Tot op dit moment heb ik omtrent Berzy-le-Sec heel weinig informatie kunnen terugvinden, aanpassingen zullen later nog zeker volgen.  Wie omtrent Berzy-le-Sec meer informatie zou bezitten is dit ten zeerste welkom.

    Bronnen :
     
    - Charles-Laurent Salch in Dictionnaire des Châteaux et des Fortifications du Moyen Âge en France; Editions Publitotal Strasbourg 1979.
    - Charles-Laurent Salch in Atlas des Châteaux-Forts en France; Editions Publitotal Strasbourg 1977.
    - J-F. Fino in Forteresses de la France Médiévale; Editions A. et J Picard Paris 1970.
    - André Châtelain in Châteaux-Forts, image de pierre des guerres médiévales; Editions Rempart Descléé de Brouwer Paris 1990.
    - Jean Mesqui in Châteaux Forts et Fortifications en France; Flammartion 1997.










    30-08-2011 om 22:27 geschreven door Belibaste  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (1 Stemmen)
    Categorie:Kastelen Frankrijk
    26-08-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Septmonts (Fr. Aisne)
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Septmonts

    Geschiedenis.

    De constructie van het kasteel van Septmonts komt met verschillende tussenposen, van de 13de tot 16de eeuw, tot stand.
    Septmonts was een soort van buitenverblijf van de bisschoppen van Soissons sinds de 12de eeuw.  Het gedeelte daterend van de 13de eeuw werd opgericht op order van Jacques de Bazoches en de zaal "Saint-Louis" die de kapel inhield, dateerde ook van rond deze periode.  Het kasteel werd gereconstrueerd in de 14de eeuw door Simon de Bucy, bisschop van 1362 tot 1404.  De donjon en de vierkante toren dateerden van dezelfde periode.
    Het Renaissancekasteel of het logement van de bisschoppen of het Renaissance paviljoen is opgericht geweest door bisschop Symphorien de Bullioud die er stierf in 1533.  Op het einde van de 17de eeuw verkozen de bisschoppen om er niet langer te verblijven.  Het was reeds in ruïne toen de schilder Edmond Leman het opkocht in 1864.  Hij restaureerde het vanaf 1877 en Antoinette Leininger, baronnes van Ezpeleta, beëindigde de werken.
    Gebombardeerd in 1918 was het Renaissance paviljoen zonder dak gebleven en werd verlaten tot en met de stichting in 1971 van l'Association des amis de Septmonts die de taak voor het bewaren en herstellen van de site op zich nam.
    Het is nu eigendom van de gemeente sedert 1978 en de vierkante toren sedert 1999.

    Beschrijving.

    Een gevel vormt een uitgestrekte onregelmatige vierhoek dominerend aan de noordoostelijke hoek door een donjon van het einde van de 14de eeuw. 
    Het kasteel was oorspronkelijk omgeven met grachten en een omheining waarvan er nu nog restanten bewaard zijn gebleven zoals een volledige toren (foto 1) en een ingekorte toren (foto 2) met nog de helft van zijn oorspronkelijke hoogte.
    De donjon ( foto 3) meet ongeveer 43 meter in de hoogte en is opgericht geweest in de 14de eeuw door bisschop Simon de Bucy.  Hij is gevormd met zeven verdiepingen met een ingewikkelde architectuur.  Het heel verwrongen aspect van het volume is bekomen door twee cirkelvormige torens die zich insnijden op de kromming van het centrale lichaam.  De bogen met aansluiting zijn heel typerend.  Zij herhalen zich in de toevoeging met de steunberen die de torentjes verlengen (foto 4).  Van de hoogste verdiepingen zijn twee verdiepingen voor militaire doeleinden zoals voor de wacht (foto 5), ed.. De borstwering van de eerste rust op een uitbouw met machicoulis .  De rechthoekige openingen vormen kantelen
    (foto 6).  Bovenaan is het traptorentje (foto 7) omhord met merloenen en verheft zich heel hoog om te eindigen op een klokkentoren (foto 9) met een spits van steen (foto 8).
    Meer naar het noorden op enige afstand van de omheining duiden Gotische kelders op een plaats van een oud gebouw.
    De vierkante toren (foto 10) houdt drie verdiepingen in en is halfrond in het binnengedeelte.  Zijn zevenhoekige zaal, de kapel Saint-Louis is overwelfd met zes takken van ribben en werd vermoedelijk opgericht in de 14de of 15de eeuw, waarschijnlijk door Jacques de Bazoches of één van zijn opvolgers.  Het gaat om een rechthoekige  woontoren met steunberen de bogen ondersteunend.  Het is voorzien van een gelijkvloers met kuiken met daarboven de woonvertrekken bediend door een wenteltrap (foto 11) gelegen in één van  de uitsprongen waarin een aantal schietgaten zijn ondergebracht.  Zij dateerde waarschijnlijk van dezelfde periode.  De zaal is omgeven geweest met een terras vormend een vrij dragende muur voorzien van uitkijktorentjes (foto 12).
    Deze werd in 1864 aangekocht en de eigenaar restaureerde een gedeelte van het gelijkvloers met daarboven een vierkant platform.  Ook de slotgrachten achteraan werden opnieuw aangelegd.

    De ruïnes van het Renaissancepaleis van de bisschoppen werd opgericht bij het begin van de 16de eeuw die een voorgedeelte met fronton, een nis en een trap in hoefijzervorm, toegevoegd rond 1600, inhoudt.  Deze stond in verbinding met de "Tour Saint-Louis" langs een heel lange vleugel inhoudend de grote zaal doorlopend naar de residentie (foto 13).  De restauraties van de 19de eeuw hebben alle hoop om de verhoudingen van dit residentieel geheel te kennen laten varen; dit geheel vergroot in de 16de en 17de eeuw, in het bijzonder met de grote zaal die zich situeerde tussen de zaal Saint-Louis en het verblijf van de 19de eeuw, heeft geen enkel spoor meer nagelaten.

    Bronnen :
     
    - Raymond Ritter in Châteaux, Donjons et Places Fortes; Librairie Larousse Paris 1953.
    - Charles-Laurent Salch in Dictionnaire des Châteaux et des Fortifications du Moyen Âge en France; Editions Publitotal Strasbourg 1979.
    - Charles-Laurent Salch in Atlas des Châteaux-Forts en France; Editions Publitotal Strasbourg 1977.
    - J-F. Fino in Forteresses de la France Médiévale; Editions A. et J Picard Paris 1970.
    - André Châtelain in Châteaux-Forts, image de pierre des guerres médiévales; Editions Rempart Descléé de Brouwer Paris 1990.
    - Jean Mesqui in Châteaux Forts et Fortifications en France; Flammartion 1997.
    - Jean-Pierre Panouillé in Les Châteaux Forts en France; Editions Ouest-France Rennes 2011.


























    26-08-2011 om 23:29 geschreven door Belibaste  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (3 Stemmen)
    Categorie:Kastelen Frankrijk
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Bazoches-sur-Vesle (Fr. Aisne)
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Bazoches-sur-Vesle

    Beschrijving.

    Bazoches ligt op zo'n 30 km van Reims, tussen Fîmes en Braine op respectievelijke afstanden van 4 en 9 km.
    Het kasteel dat in de vallei van de Vesle was ingeplant was een uitgestrekt geheel, vervolledigd door een brede ommuring waaraan het dorp was verbonden dit eveneens omgeven door een muur.  De tand des tijds heeft van dit alles weinig overgelaten en dan vooral de Eerste Wereldoorlog 1914-1918 : Drie of vier torens van de omheining, het westelijke deel van het kasteel en enkele verstrooide delen (foto 1).  De bombardementen en vervolgens de recuperatie van de nog bruikbare materialen hebben het versterkte deel tot een ruïne herleid.
    Het kasteel was van een onregelmatig vierkant plan, de westelijke en zuidelijke zijden metende 40 meter, de twee andere 50 meter.  Ondanks deze lichte verdraaiing kan men het geheel beschouwen als deel uitmakend van de geometrische kastelen in de vallei van de Vesle van de eerste helft van de 13de eeuw.  Het kenmerkt zich ook door de afwezigheid van een donjon zoals te Braine en te Fère.
    Een gracht met een breedte van 20 meter omsloot het totaal; het kon onder water gezet worden door de aanvoer van het water van de Vesle.  Voor de grote vernieling van 1918 bewaarde het nog het merendeel van zijn constructies wat men uit de foto's van deze periode kan afleiden.
    Het vierkant omvatte een ronde toren (foto 2) aan iedere hoek met een half cirkelvormige toren in het midden (foto 3)van iedere zijde en aan de oostelijke zijde met een poort tussen twee sterk vooruitstekende langwerpige torens in de slotgracht.  Een kleine onderbreking in dezelfde vorm is aan de noordelijke helft van deze oostelijke zijde toegevoegd geweest in de 16de eeuw voor de latrines.  De torens waren met elk een afstand van 10 meter aan de kleine zijden en 20 meter aan de andere.  In hun toestand van het begin van de 20ste eeuw kwamen ze bijna niet voorbij de ommuring; zij hadden een hoogte van ongeveer 15 meter en waren overdekt met kegelvormige daken.  Zij hebben allen een basis met lichte taludvorming en hun parament zoals ook bij de muuromloop, is met mooie maatstenen met fijne toevoegingen en regelmatige aanzetten.  We bemerken aan de doorgang dat deze grote kwaliteit hetzelfde is voor de muuromlopen en de torens, wat niet altijd het geval is voor de koninklijke constructies zoals te Dourdan of Yèvre maar de kwaliteit van het lokale materiaal legt dit grotendeels uit.
    Met een diameter van 7 meter hadden hun verdiepingen kruisgewelven en met schuin afgewerkte nerven alsook de cilinders van hun terugval herinneren aan dezelfde structuren van de kastelen van Philippe Auguste, koning van Frankrijk.  Men vindt geen enkel spoor terug van trappen in de torens maar twee niveaus van fijne schietgaten om een hoogte van 1,50 meter terwijl de muuromlopen gewoontegetrouw volledig gesloten waren.  De westelijke zijde, nog enkel bewarend delen van het metselwerk van het kasteel, geeft ons nog een idee van wat de rest geweest kon zijn, alhoewel de tussenliggende toren op ongeveer zijn volledige hoogte is ingestort en de zuidwestelijke hoektoren (foto 4) slechts de helft van zijn omvang meer is.  Men ziet aan de hoek van de noordwestelijke toren met de westelijke muuromloop, een poort van ongeveer 1,80 meter hoogte.  Was deze de gelijkwaarde van de tweede buitenste poort van de donjons van Philippe Auguste, toestaande een uitval voor de belegerden ?
    Het kasteel was geplaatst in het midden van een uitgestrekte omwalling van een onregelmatige vorm dat afgesloten was door een omheining van 22 torens en 2 poorten; één naar het westen en één naar het noorden.  Aan de westelijke zijde blijft nog een fragment bewaard met enkele torens die hetzelfde mooie metselverband hebben als het kasteel (foto 5).  Deze hadden slechts één verdieping overwelfd met een koepel; een losse trap in de muur stond in voor de verbinding van de twee verdiepingen en dit in tegenstelling tot de torens van het centrale kasteel.  Deze omwalling had een omtrek van 900 meter en de torens waren met een afstand van elk 45 meter van elkaar en dit is zoals bij Château-Thierry, veel verder van elkaar dan bij het kasteel.
    Bazoches behoorde voor de 11de eeuw toe aan de bisschoppen van Soissons maar had zijn heren afstammende van de familie de Châtillon.  Men weet weinig af van het voorgaande kasteel waarvan men nog de restanten ziet.  Dit moet opgericht geweest zijn in de loop van de verwarde periode in de Champagne, 1226-1234.  Zijn stijl is vergelijkbaar met de kastelen van deze periode, ttz Braine.
    De oorspronkelijke logementen, aan de muuromloop toegevoegd zoals het de gewoonte was, is door de Spanjaarden in brand gestoken in 1650 maar het geheel heeft goed weerstand geboden aan de tand des tijds tot en met de Eerste Wereldoorlog wanneer de artillerie erin slaagde om het essentiële plat te leggen van deze merkwaardige plaats, nu ingenomen door een boerderij, in het westen begrensd met wat nog overblijft van zijn grote omwalling.

    Bronnen :

    - André Châtelain in Châteaux Forts et Féodalité en Île-de-France du XIième au XIIIiéme siècle; Editions Créer Nonnette 1983.
    - Jean Mesqui in Les Fortifications dans le Valois du XIième au XVIième siècle in Bulletin Monumentale1977.
    - Jean Mesqui in Châteaux Forts et Fortifications en France; Flammartion 1997.
    - Charles-Laurent Salch in Dictionnaire des Châteaux et Fortifications du Moyen Âge en France; Editions Publitotal Strasbourg 1979.
    - Charles-Laurent Salch in Atlas des Châteaux Forts en France; Editions Publitotal Strasbourg 1977.










    26-08-2011 om 20:23 geschreven door Belibaste  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (3 Stemmen)
    Categorie:Kastelen Frankrijk
    24-08-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Cramaille (Fr. Aisne)
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Cramaille

    Beschrijving.

    Tussen de kastelen in van Fère-en-Tardenois en dit van Oulchy-le-Château vinden we een cilindrische toren terug in Cramaille, de enige getuige nog van een rechthoekig, licht onregelmatig kasteel die een toren heeft vergelijkbaar met deze aan de andere hoeken en omhord was met een brede gracht. 
    Men weet eigenlijk heel weinig over deze vesting uitgezonderd in twee teksten in 1249-1252 en onder de benaming van een versterkt huis tussen 1256 en 1270.  Beide teksten laten veronderstellen dat er een donjon aanwezig was.
    Cramaille werd in naam van de koning gehouden door een zekere Jean de Cramaille en hing af van de kastelanij van Oulchy-le-Château in de Champagne. 
    Men onderscheidt nog aan de noordoostelijke hoek een toren van de 15-tal meter hoog (foto 1) en verder nog aan de zuidwestelijke hoek de basis van een toren (foto 2 )met verder nog het spoor van de rest van de rechthoek (foto 3) die zo'n 60 meter op 44 meter moest meten met een overwelfde kelder.
    De bestaande toren (foto 4) heeft een diameter van 8,10 meter aan de buitenzijde en muren met een dikte van 1,60 meter met een aankleding van goed bij elkaar passende leistenen.  Binnenin vindt men nog de restanten terug van een wenteltrap die zijn uitgehold aan de binnenste zijde.  De toren hield drie verdiepingen in waarvan de eerste is overwelfd met een kruisgewelf met schuin afgewerkte ribben en eenvoudige cilinders voor de terugval zoals men kan terugvinden in al de kastelen van deze periode.  Op de tweede verdieping zijn de ribben meer gemoluurd.  Op dit niveau ziet men ook nog de restanten van twee bogen met zitbanken (foto 5) terwijl het middelste deel enkel doorbroken is met schietgaten waarvan de spleet (foto 6) een hoogte heeft van twee meter (foto 7).
    Dit kasteel is hoogst waarschijnlijk gewijzigd geweest in de 14de eeuw zoals enkele elementen op de tweede verdieping  van de toren laten veronderstellen en veranderd in de 16de eeuw.
    Het kasteel is afgebroken geweest tijdens de Revolutie.

    Bronnen :
    - André Châtelain in Châteaux Forts et Féodalité en Île-de-France du XIième au XIIIième siècle; Editions Créer Nonnette 1983.
    - Jean Mesqui in Les Fortifications dans le Valois du XIième au XViéme siècle in Bulletin Monumental 1977.
    - Charles-Laurent Salch in Dictionnaire des Châteaux et Fortifications du Moyen Âge en France; Editions Publitotal Strasbourg 1979.
    - Charles-Laurent Salch in Atlas des Châteaux Forts en France; Editions Publitotal Strasbourg 1977.














    24-08-2011 om 00:00 geschreven door Belibaste  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    Categorie:Kastelen Frankrijk
    23-08-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Nesles-en-Tardenois (Fr. Aisne)
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Nesles-en-Tardenois

    Geschiedenis.

    Guy de Baudémont, graaf van Braine, is de eerste gekende heer van Nesles.  Hij huwelijkt zijn dochter, Agnès, in 1152 uit aan Robert I, graaf van Dreux.  Het is zijn kleinzoon, Robert III die met de instemming van de graaf van de Champagne een versterkt huis laat bouwen te Nesles.  Op het einde van de 13de eeuw gaat het kasteel door huwelijk over aan de familie de Châtillon die het een eeuw later overdragen aan Jean II La Personne.
    Bij het begin van de 15de eeuw, in september 1411 komt het door een aanval op de bezittingen van de hertog van Orléan, in handen van de hertog van Bourgondië, Jan zonder Vrees.  Dertien jaar later heeft het Bourgondische garnizoen zich over aan de Engelsen en de plaats zal enkele tijd later beveelt worden door Sir Hemon Heron.
    De logementen in Renaissancestijl zijn rond 1526 door Nicolas de Louvain gebouwd en drie jaar later wordt het kasteel verkocht aan de grootofficier, Anne hertog van Montmorency.
    Nadat het als vluchtplaats diende voor de Hugenoten in 1568 wordt het kasteel ontmanteld; de bekroning, de kantelen en de bovenste verdieping van het kasteel verdwijnen.
    Omgevormd tot boerderij voor de Revolutie kent het kasteel zijn laatste oorlogsdaad tijdens de Eerste Wereldoorlog.  Tijdens de gevechten aan de Ourcq van 21 juli tot 06 augustus 1918, neemt de 42ste divisie van het Amerikaanse leger het kasteel in, verlaten door de Duitsers na een verschrikkelijke artillerieaanval. 
    Vanaf 1970 is men gestart met de restauratiewerken.

    Beschrijving.

    het plan van het kasteel is een vierkant van 60 meter de zijde; geflankeerd door acht cirkelvormige torens (foto 2), waarvan er vijf zijn afgeplat naar de binnenzijde.  De noordoostelijke hoek is bezet door een cirkelvormige donjon van een talud  (foto 1) voorzien aan de basis en geïsoleerd van de omheining door een gracht.  De grachten zijn gemetseld, omringend de ganse plaats en waren oorspronkelijk gevuld met water (foto 3).  Nu is nog enkel de donjon en de oostelijke gevel voorzien van met water gevulde grachten (foto 4).
    De binnenzijde van het kasteel is vrij daar de gebouwen waarvan de logementen in Renaissancestijl, zich steunen op de omheiningsmuren.
    De torens omsluitend de omheining staan elk op een afstand van 18 meter van elkaar en hebben hun defensief karakter verloren (foto 5) .  Met een diameter van 10,50 meter behouden ze nu nog enkel het gelijkvloers, op een hoogte van 9 meter en overwelfd met kruisgewelven en doorbroken met schietgaten (foto 6).  De verbinding tussen de verdiepingen laat zich langs de hellende trappen uitgewerkt in de dikte van de muren.  Drie torens bezitten nog steeds deze samenstelling.
    Men betreedt de donjon, met een hoogte van 23 meter en een diameter van 17 meter aan de basis (foto 7), door een poort onder een spitsboog, op ongeveer 2,50 meter van de grond.  Een nauwe gang komt op de ronde zaal uit, op het gelijkvloers en overwelfd met kruisribben met zes nerven op een diameter van 7,50 meter en 8 meter onder het gewelf.  Een andere gang, in tongewelf, geeft uit op een klein rechthoekig venster.  Een put is uitgewerkt aan één van de wanden van deze gang.  Een steile trap in de dikte van de muur en verlicht door twee kleine spleten, geeft toegang tot de eerste verdieping.  Deze tweede zaal voorzien van een haardvuur, komt sterk overeen met deze van het gelijkvloers.  Men moet deze voorbijgaan om een trap te kunnen nemen tot de tweede geruïneerde verdieping.  Bovenaan de trap geeft een kleine gang uit op een latrine in uitstek, aan de oostelijke gevel (foto 8).

    Bronnen :
     
    - Raymond Ritter in Châteaux, Donjons et Places Fortes; Librairie Larousse Paris 1953.
    - Charles-Laurent Salch in Dictionnaire des Châteaux et des Fortifications du Moyen Âge en France; Editions Publitotal Strasbourg 1979.
    - Charles-Laurent Salch in Atlas des Châteaux-Forts en France; Editions Publitotal Strasbourg 1977.
    - J-F. Fino in Forteresses de la France Médiévale; Editions A. et J Picard Paris 1970.
    - André Châtelain in Châteaux-Forts, image de pierre des guerres médiévales; Editions Rempart Descléé de Brouwer Paris 1990.
    - Jean Mesqui in Châteaux Forts et Fortifications en France; Flammartion 1997.
    - Jean-Pierre Panouillé in Les Châteaux Forts en France; Editions Ouest-France Rennes 2011.
















    23-08-2011 om 20:32 geschreven door Belibaste  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (1 Stemmen)
    Categorie:Kastelen Frankrijk
    21-08-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Sedan (Fr. Ardennes)
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Sedan


    Geschiedenis.

    Het bestaan van Sedan is reeds op het einde van de 10de eeuw bevestigd in een charter van de Duitse Keizer Otto III, in 997.  Een priorij en een klein dorp ontwikkelden zich op de site van het hedendaagse kasteel.  Deze bestaan nog in de 15de eeuw. 
    Evrard de La Marck, een rijke heer uit de Ardennen, krijgt het in 1424 in ontvangst en begint er spoedig een kasteel te bouwen.  Het zou gaan om de oorspronkelijke kern in een driehoekige vorm. 
    Zijn nakomelingen vervolgen zijn ontwerp tot en met het uitsterven van de mannelijke lijn in 1588.  De enige erfgename, Charlotte de La Marck, trouwt met Henri de la Tour d'Auvergne, heer van Bouillon, in 1594 en het prinsdom van Sedan gaat over naar het patrimonium van deze gekende familie.  Zij blijft het tot en met 29 september 1642, de datum waarop Frédéric-Maurice de la Tour d'Auvergne het vrijwillig ,en gedwongen, overlaat aan Lodewijk XIII, koning van Frankrijk en later voert Vauban er verschillende veranderingen uit.
    Het kasteel blijft een kazerne tot en met de 20ste eeuw, 1962.  Gedurende de Eerste Wereldoorlog is het gebruikt als gevangenis door de Duitsers.


    Beschrijving.

    Het middeleeuws fort is samengesteld met een heel uitgebreide polygonale omheining verdeeld in twee ongelijke delen.  Zij is omringd door vier bastions samengesteld in stervorm en verbonden door indrukwekkende wallen, voor het merendeel opgericht in de tweede helft van de 16de eeuw.
    Men vindt in de zuidoostelijke hoek de plaats van het oorspronkelijke kasteel rond de kerk van een oude priorij, na 1430 castrale kapel geworden.  De restanten van deze kapel (foto 1 en 2)) zijn nog te bemerken op de binnenste koer.  De omwallingen met de verschillende ronde torens ( foto 3) omringen een driehoekige binnenkoer (foto 4 en 5) .  De ingang bevindt langs het zuiden met de poort beschermd door twee ronde paarsgewijze torens (foto 6) .  Dit werd voorafgegaan door ronde artillerieplaats (foto 7) in de tweede helft van de 15de eeuw.  Aan de oostelijke hoek bevindt zich een mooie toren met een vuurmond, genaamd "Tour de l'Est en aan de westelijke zijde een smalle toren (foto 8). 
    De twee muren zijn gescheiden door een overwelfde galerij op verschillende niveaus (foto 9).  Men versterkte omstreeks dezelfde periode de westelijke en zuidelijke omwallingen (foto 10).
    De jaren 1450-1500 kenden eveneens een vergelijkbare vergroting van de voorzijde.  In het noorden opent zich een indrukwekkende basse-cour, ook geflankeerd met verschillende ronde torens.  Het is misschien tijdens deze periode dat men de oorspronkelijke ingang afsloot tussen de twee paarsgewijze torens, om ze te laten vervangen in het uiterste noorden van de nieuwe omwalling.  De grote appartementen (foto 11) voor de heer kwamen in de omheining te liggen.
    Het geheel kende verschillende omwentelingen gedurende de eeuwen die volgden, het resultaat van een constante aanpassing door de evolutie van het geschut, broodnodig geworden voor de strategische ligging van het kasteel.  De verdedigingslijnen kwamen de ene na de andere achter elkaar en boven elkaar te liggen (foto 13).  Vier zware bastions, kenmerkend voor de militaire architectuur van de tweede helft van de 16de eeuw, werden aan de hoeken van de site opgericht.  Om aan het zware geschut te kunnen weerstaan, vormden zij scherpe hoeken en vermenigvuldigde men hun massa metselwerk versterkt met grond om aan de vijandelijke inslagen te kunnen weerstaan (foto 12).  Het geheel bleef dienstdoend voor het Franse leger tot en met 1962.
    De citadel domineerde een stedelijke omwalling vandaag verdwenen, van de 16de en de 17de eeuw.  Trouwens een meer comfortabelere residentie, genaamd "Château-Bas", werd opgericht aan de voet van het bastion, aan de zuidwestelijke hoek in de 17de eeuw door de La Tour d'Auvergne.


    Bronnen.
    - Salch Charles-Laurent in Dictionnaire des Châteaux et des Fortifications du Moyen Age en France;  Editions Publitotal Strasbourg 1979.
    - Raymond Ritter in Châteaux, Donjons et Places Fortes; Librairie Larousse - Paris 1953
    - Salch Charles-Laurent in Atlas des Châteaux Forts en France; Editions Publitotal Strasbourg 1977.
    - J-F. Fino in Forteresses de la France Médiévale; Editions A. et J. Picard Paris 1970.
    - André Châtelain in Châteaux forts, image de pierre des guerres médiévales; Rempart Editions Desclée de Brouwer Paris 1990.
    - Plaatselijke brochure met de verklarende delen van het kasteel.
    - Jean Mesqui in Châteaux Forts et Fortifications en France; Flammarion Parijs 199
    7.



























    21-08-2011 om 01:25 geschreven door Belibaste  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (2 Stemmen)
    Categorie:Kastelen Frankrijk
    20-08-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Montcornet (Fr. Ardennes)
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Montcornet

    Geschiedenis.

    Enkele opgegraven pijlpunten op de site, hebben aanleiding gegeven tot het veronderstellen dat deze plaats reeds een neolithische nederzetting herbergde.  Het is eveneens mogelijk dat de Galliërs van zijn oninneembaar karakter hadden geprofiteerd om er een oppidum te installeren.  De eerste overblijfselen van herkenbare gebouwen gaan echter terug tot de Galloromeinse periode.  Enkele lokale tradities verhalen dat Montcornet een rol speelde in de periode van koning Clovis maar vooral in de periode van de kleinkinderen van Karel de Grote, na de verdeling van zijn rijk te Verdun in 843.  Echter ontbreekt het aan vaststaand bewijs om deze legenden voor waarheid te nemen.
    Feit is ook dat met de beginnende feodaliteit, einde 10de-begin 11de eeuw), "Mont Cornu" de plaats wordt van een castrum.  De heren van Montcornet bouwen er hun rijkdom uit door het laten cultiveren van de omliggende gronden, de ontginning van de bossen, het opleggen van taksen en rechten op de steengroeveontginning van Rimogne en de eigendom van een doorgangsrecht gesitueerd te Deville aan de Maas. 
    Hugues de Montcornet trouwt begin 12de eeuw met Béatrice de Reynel, voortkomende van de dynastie van rijke graven van Reynel.  Hun zoon, Barthélémy de Montcornet wordt van 1162 tot 1175, bisschop van Beauvais.  In 1295 trouwt Jeanne de Montcornet, erfgename van een groot deel van de bezittingen van de familie, met Miles de Noyers, een vertrouweling van Philippe IV le Bel, Filips de Schone, koning van Frankrijk.  Hun afstammelingen behouden de heerlijkheid tot in 1446, het jaar waarin Charles de Noyer het verkoopt aan Antoine de Croÿ.  Deze laatste, lid van het Gulden Vlies, onderneemt er grootse werken en geeft het kasteel de vorm zoals wij dat nog de dag van vandaag zien.
    Montcornet werd vervolgens verwikkeld in de godsdienstoorlogen.  Antoine II de Croÿ ging in 1561 over tot de gereformeerden en haalde de woede van de katholieken uit de streek hiermee op de hals.  Zijn dood in 1567 bracht opnieuw rust met zich mee in de regio.  Montcornet ging over tot een zijtak van de Croÿs.  De laatste nakomeling van de lijn, Charles de Croÿ stierf in 1612 gebukt gaande onder de schulden.  Montcornet werd vervolgens aangeslagen en verkocht aan Charles de Gonzague, de stichter van Charleville.  De plaats ging over aan verschillende eigenaars vooraleer ten deel te vallen aan Armand Louis de Vignerot de Plessis, van de familie van Richelieu, hertog van Aiguillon die zijn ontmanteling uitvoerde te rekenen tot het jaar 1760. 
    In 1960 ontving de priester Bernard Lussigny de ruines en ondernam van dat moment met de hulp van jongeren uit de streek, zijn herstelling en restauratie.  De verschillende campagnes van opgravingen hebben indrukwekkend materieel naar boven gebracht, nu uitgestald in een kleine zaal op het plein.  De vereniging van de vrienden van het kasteel van Montcornet is vandaag eigendom van de ruïnes en ijvert voor zijn bewaring en zijn onderhoud.

    Beschrijving.

    Het kasteel bevindt zich aan de randen van een natuurlijke rotsuitloper vanwaar men een bekoorlijk gezicht kan werpen op de valleien ten noorden van Porcien en de rand van het voorste gedeelte van de Ardennen.  Het gaat hier dus eigenlijk om een traditionele site op een doodlopende uitloper.
    De ingang is beschermd door een grote voorburcht met prachtige geschutsgaten.  Zij is voorafgaand aan een ophaalbrug (foto 1) met schietgaten overschrijdend een droge gracht.  Hieronder bestaat er een heel mooie ondergrondse zaal.  Deze voorburcht is gescheiden van het eigenlijke kasteel door een twee gracht omsloten tussen de muren van twee zware torens (foto 2)  met geschutsgaten.  Deze gracht wordt overschreden door een dubble ophaalbrug met hefbomen, één voor de karren, de andere voor de voetgangers (foto 2).  De doorgang komt uit in de Grote Gang (foto 4), overwelfd in steen en die leidt naar de basse-cour.  Een poort links opent zich op de wapenzaal foto 5), een oude grote zaal van het kasteel die een put en een mooi haardvuur (foto 6) inhoudt.  Men bemerkt eveneens de aanwezigheid van openingen voor het invallend licht.  De keukens bevinden zich een een bijgevoegd gebouw aan de wapenzaal.  Zij is begiftigd met een broodoven (foto 12) maar ook met een verfijning van het einde van de 15de eeuw, een zweetbad.
    Op het einde van de grote zaal leidt een trap naar de ondergrondse gangen.  Zij bedienden de twee torens aan de oostelijke voorzijde en verschillende geschutsgaten.  Eén van hen werd ingericht als gevangenis (foto 7).  Het merendeel van deze geschutsgaten (foto 8) geven uit op de buitenste boorden maar twee uiterste openingen bedienen, de ene de ophaalbrug, de andere de Grote Gang.  De ondergrondse zaal van de wachten bediende drie geschutsgaten (foto 9) en een mooi haardvuur (foto 10).  Deze galerij staat eveneens toe om onder de hefbomen van de voetgangersbrug te komen en om zijn bewegingsfunctie te bewonderen. 
    Bovenaan de Wapenzaal bevonden zich de verblijven voor de kasteelheer en zijn familie (foto 11), met de appartementen van de heer van het kasteel en een andere voor de dames.  Deze verschillende ruimten stonden in verbinding met een hoge koer.
    De Grote Gang opent zich eveneens rechts naar een andere gang leidend naar de voorraadkelders.  Er bestond een ondergrondse doorgang om deze kelder te verbinden met de keukens.  Men bemerkt er eveneens de aanwezigheid van een wachtpost met een uiterst moeilijke toegang via de dikte van de westelijke muur.
    De Grote Gang komt vervolgens uit op de basse-cour.  Deze doorgang was eveneens versperd door een valhek en verdedigd door een ploertendoder, een soort van knuppel (foto 13).
    De uitgestrekte basse-cour diende eveneens om de lokale bevolking in onder te brengen in geval van gevaar.  Men ontwaart er nog de aanwezigheid van een drinkbak voor de paarden en de funderingen van gebouwen meer als waarschijnlijk van de Galloromeinse periode.
    De westelijke flank is beschermd door een toren met cilindrische geschutsgaten en een zware toren met bastions. 
    Aan het zuidelijke uiteinde vindt men de ronde donjon (foto 14) terug veranderd door de werken van Antoine de Croÿ.  In zijn huidige staat is hij gescheiden van de basse-cour door een droge gracht, overschreden door een ophaalbrug.  De zaal op het gelijkvloers is gebouwd op een ijskelder bediend langs een opening op mensengrote (foto 15).  Op de eerste verdieping bevindt zich een zaal, verlicht door twee vensters en bedienend de geschutsgaten (foto 16).  Zij werd verwarmd door een groot haardvuur.

    Bronnen.
    - Salch Charles-Laurent in Dictionnaire des Châteaux et des Fortifications du Moyen Age en France;  Editions Publitotal Strasbourg 1979.
    - Raymond Ritter in Châteaux, Donjons et Places Fortes; Librairie Larousse - Paris 1953
    - Salch Charles-Laurent in Atlas des Châteaux Forts en France; Editions Publitotal Strasbourg 1977.
    - J-F. Fino in Forteresses de la France Médiévale; Editions A. et J. Picard Paris 1970.
    - André Châtelain in Châteaux forts, image de pierre des guerres médiévales; Rempart Editions Desclée de Brouwer Paris 1990.
    - Plaatselijke brochure met de verklarende delen van het kasteel.
    - Jean Mesqui in Châteaux Forts et Fortifications en France; Flammarion Parijs 1997.
































    20-08-2011 om 00:00 geschreven door Belibaste  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (3 Stemmen)
    Categorie:Kastelen Frankrijk
    18-08-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Montmélian (Fr. Oise)
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Montmélian

    Geschiedenis.


    Het hoog uitstekende punt van Montmélian tussen de rijke gronden van de vallei en de bosrijke massieven van Ermonville en Chantilly, werd reeds heel lang gebruikt als uitkijkplaats, vluchtplaats of als cultusplaats gebruikt op deze hoogte.  De naamgeving verwijst trouwens naar een aanwezigheid tijdens de Romeinse periode die er een vesting hadden.  Het  betekent berg in het midden aanduidend de berg die twee volken, de Silvanectes in het noorden en de Parisii in het zuiden scheidden.  De naamgeving is vervolgens geëvolueerd in de loop der eeuwen van Mons-Médius in de 2de eeuw, naar Mont-Mélianus in 1205, naar Montmeliant in 1363, Mont-Melii in de 16de eeuw, Mont-Médius in de 17de eeuw tot er tenslotte uit zes verschillende versies Montmélian ontstond.
    De heuvel van Montmélian omsloot oorspronkelijk twee versterkte delen.  In de 9de eeuw bestond er nog geen kasteel maar maar een uitkijktoren waarbij 10 soldaten van Senlis er de wacht van verzekerden.  Op het einde van deze eeuw laat Hugues Capet er een eerste kasteel bouwen, in hout opgetrokken.
    Philippe I, zijn zoon, laat in 1060 een nieuw kasteel oprichten te Montmélian om zijn gebied tegen zijn schoonbroer Hugues, graaf van Dammartin te verdedigen.  Dit kasteel bevond zich aan de oostelijke helling van de heuvel en dit fort hield een donjon in met grachten. 
    In 1189 laat, Philippe II Auguste opnieuw het koninklijk kasteel versterken vooraleer hij vertrekt met de Derde Kruistocht, samen met Richard Leeuwenhart, koning van Engeland en zijn rivaal, in 1192 om zijn domein te verdedigen tegen de graaf van Dammartin die een bondgenoot is van de Engelsen.
    In 1196 beleend Philippe II Auguste de kastellanij aan zijn bondgenoot, Richard de Vernon, die aldus de nieuwe heer wordt van Montmélian en hij installeert er zich en dit in ruil voor zijn heerlijkheid van Vernon.  Hijzelf en nadien zijn zoon Richard laten op het kasteel ook vijf soldaten betaald door de koning en krijgen hiervoor ook 800 Parijse Ponden als rente alsook Plailly, Gouvieux, Auvers-sur-Oise, Roberval, Louvres en Pontoise komen hen toe.
    Naar aanleiding van de talrijke conflicten met Guy III de Bouteiller laat Richard de Vernon in 1205 het versterkte huis bouwen te Montmélian genaamd "La Villa Noire" of de vierkante toren die wij nu nog kennen in Montmélian.  Met de vijfde generatie blijft de familie de Vernon zonder mannelijke erfgenaam en Marie de Vernon, gehuwd met Guillaume Calleto, verkopen de heerlijkheid aan de abdij van Saint-Dénis, die reeds een parochie bezaten in het naburige Saint-Wirtz.
    Echter 46 jaar later verkoopt de abdij van Saint-Dénis de heerlijkheid aan Guillaume IV de Bouteiller, achterkleinzoon van Guy III le Bouteiller die talrijke conflicten had met Richard de Vernon en zijn zoon Richard II.  In 1346 heeft Guillaume IV de Bouteiller enorme schulden en verkoopt hij zijn leen en bezittingen te Montmélian, uitgezonderd de toren, aan zijn schoonvader Robert de Clermont, maarschalk van Normandië.
    In 1358 wordt de toren en het kasteel ernstig beschadigd met de Jacquerie, een boerenopstand.  Karel V, koning van Frankrijk, toont zijn interesse in Montmélian en verblijft er ook geregeld.  In 1360 verkoopt Guillaume IV le Bouteiller ook de Vierkante Toren aan zijn schoonbroers nadat hij zonder opvolger gebleven is.
    De eigenaars volgen zich op tot in 1386 Pierre d'Orgemont het koopt samen in datzelfde jaar met Chantilly en de oude lenen en bezittingen van de Bouteillers.  Uiteindelijk blijft de familie van Orgemont ook zonder mannelijke opvolger en de laatste erfgename, Marguerite d'Orgemont, getrouwd met Jean II de Montmorency, draagt het geheel over aan hun zoon, Guillaume de Montmorency.  Via de nonkel van Guillaume de Montmorency, Pierre III d'Orgemont, komt ook het kasteel van Chantilly in 1484 over aan hun zoon Guillaume.
    De Montmorency blijven er eigenaar van tot in 1632 wanneer Lodewijk XIII, koning van Frankrijk, hun bezittingen in beslag neemt, na een onderlinge twist.
    Met de godsdienstoorlogen in de 16de eeuw wordt het koninklijk kasteel volledig vernield en afgebroken, het versterkte huis en het huis van de monniken van Saint-Dénis zijn geplunderd.  Het geheel komt hierdoor in handen van de familie Hotman die het kasteel van Mortefontaine bewoond en interesseert zich nauwelijks in het versterkte huis dat hij aan de Montmorency laat.  De afwezigheid van een heer te Montmélian doet het dorp geleidelijk ontvolken en de bewoners gaan zich gedeeltelijk installeren te Mortefontaine en vooral te Plailly.  Dit dorp ontwikkelt zich geleidelijk en neemt stilaan de plaats in van Montmélian.  In 1621 zou het versterkte huis van Montmélian geen dak, noch ramen of deuren meer bezitten.
    Op 26 mei 1654 neemt Jacques le Coigneux de opvolging van de Hotman over maar ook zij zijn meer geïnteresseerd in het kasteel van Mortefontaine en doen weinig moeite voor het herstel van het versterkte huis te Montmélian.  In 1680 wordt Jacques Louis le Peletier de nieuwe eigenaar maar ook hij laat het kasteel van Mortefontaine verder uitbreiden en uitgezonderd enkele werkplaatsen te Montmélian, bestaat het dorp niet meer.
    In 1667 gaat het oude versterkte huis van Montmélian over aan Philippe Gallet en vervolgens aan Charles Leclerc.  De laatst gekende eigenaar van Montmélian voor de Revolutie was Etienne Pouchart.  Het versterkte huis bestaat nog enkel als ruïne en de interesse van de opeenvolgende eigenaars gaat meer uit naar de ontginning van het bos en de natuurlijke reserves van de heuvel.

    Beschrijving.

    De constructie bestaat uit een rechthoekige vorm van 16,90 meter op 9,50 meter en van de oorspronkelijke hoogte blijft er nog zo'n 10 meter over.  Twee zijden en een halve, de kleine zuidoostelijke zijde en de helft van de grote zuidwestelijke zijde zijn vernield.  De muren met een dikte van 1,20 meter zijn heel erg vervallen.
    Het middelmatige en heel onregelmatige metselverband aan de basis wordt kleiner en onregelmatiger naarmate men meer naar boven gaat.  Het gebruik van de breukstenen is in silex.  
    De mooie verbindingen in kalksteen versterken de hoeken en omkaderen de openingen.  De onregelmatige toevoegingen zijn in gele mortel en houden verschillende stenen als steun in.  De randsteen van de rest van de zuidwestelijke muur is in heel slechte staat, de top van de muren vervallen in snel tempo tot ruïne.
    De eerste verdieping schijnt weinig verheven op een lage en blinde ondermuur.  Het houdt vier vensters in, waarvan er drie zijn dichtgestopt, onder een rondboog waarvan één op de noordoostelijke zijde, één op de kleine noordwestelijke zijde en twee op de rest van de zuidwestelijke muur.

    De tweede verdieping houdt nog drie vensters in aan de noordoostelijke zijde, op de vierde zijde waarvan een deel vernield aan de oostelijke hoek, twee vensters in rondboog die paarsgewijs waren in het noordwesten, sporen van twee vensters aan de zuidwestelijke zijde met eveneens een rechthoekige poort nabij de westelijke hoek.  De bogen van deze verdieping tonen nog de versiering in spitsboog aan.
    Aan de binnenzijde bemerkt men in het midden van de noordwestelijke muur een haardvuur op iedere verdieping.

    Bronnen.
    - Salch Charles-Laurent in Dictionnaire des Châteaux et des Fortifications du Moyen Age en France;  Editions Publitotal Strasbourg 1979.
    - Raymond Ritter in Châteaux, Donjons et Places Fortes; Librairie Larousse - Paris 1953
    - Salch Charles-Laurent in Atlas des Châteaux Forts en France; Editions Publitotal Strasbourg 1977.
    - J-F. Fino in Forteresses de la France Médiévale; Editions A. et J. Picard Paris 1970.
    - André Châtelain in Châteaux forts, image de pierre des guerres médiévales; Rempart Editions Desclée de Brouwer Paris 1990.
    - André Châtelain in Châteaux-Forts et Féodalité en Ile-de-France; Editions Créer, Nonette 1983.

















    18-08-2011 om 00:00 geschreven door Belibaste  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (2 Stemmen)
    Categorie:Kastelen Frankrijk
    16-08-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vic-sur-Aisne (fr. Aisne)
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Vic-sur-Aisne

    Geschiedenis.

    De donjon van Vic-sur-Aisne zou reeds bestaan hebben sedert de 8ste eeuw.  Het was aldus een middeleeuws fort opgericht in hout op een fundering van steen en hierrond een gracht.  Het was Berthe, de dochter van Karel de Grote, die in 814 een brief schreef aan haar vader om het fort en de gronden errond te schenken aan de abdij Saint-Médard te Soissons.
    Het fort riep ook een halte toe aan de oprukkende Vikingen, komende van Compiégne, via de rivier de Aisne.
    In de 12de eeuw werd de donjon opgericht in steen.  Een vierkante toren geflankeerd met twee cirkelvormige torens gesteund door steunberen waarvan er één een kapel inhield en volgens Jean Mesqui zou deze donjon één van de meest vooruitstrevende geweest zijn in de 12de eeuw.  Hieraan verbonden werd de priorij Saint-Léocade opgericht op de plaats van de huidige omringende gebouwen.  Gauthier de Coincy zou er één van de meest gekende priors zijn, gekend door zijn talrijke verzen verspreid in gans Europa  tijdens de middeleeuwen.
    Tijdens de godsdienstoorlogen werd de donjon van Vic-sur-Aisne ernstig beschadigd en vanaf 1604 begon men met de restauratie ervan.  De torens werden bekroond met kantelen en een rondgang verscheen ook rond deze periode en de donjon werd veranderd naar een woontoren.
    Met de Revolutie werd de donjon aangeslagen als nationaal bezit en aldus verkocht.  De kapel werd vernield en afgebroken.  Jean-Baptist Clouet, de eerste eigenaar, verkoopt de donjon een aantal jaren later aan zijn neef, de burggraaf de Reiset.   
    Met de Eerst Wereldoorlog wordt het kasteel het hoofdkwartier van de generale staf van Franchey d'Esperey.  Pétain, Poincarré en andere grote generaals hebben er veelvuldig vergaderd, men bevond zich hier dan ook maar op enkele kilometers van het front.  Drie obussen vernielen de noordoostelijke toren van de donjon, de noordelijke achterzijde van het kasteel en de linkse gevelmuur met de grote eetplaats.  Burggraaf de Reiset neemt na de oorlog de restauratie op zich en tijdens de Tweede Wereldoorlog wordt het opnieuw bezet en het meubilair verdwijnt.
    De familie de Reiset heeft het na de Tweede Wereldoorlog verkocht aan een genootschap die het onderhoud van het kasteel en donjon tot op de dag van vandaag voor zich neemt.

    Beschrijving.

    Aan de buitenzijde stelt de donjon zich voor als een rechthoek begrensd met drie torens aan zijn zijden.
    Zijn hoogte is ongeveer 25 meter en de muren hebben een dikte van ongeveer 2 meter aan de basis welke geleidelijk verminderd naar de hoogte toe.
    In de 15de eeuw werd de traptoren alsook de Renaissancevensters aangebracht, aan de zuidwestelijke zijde nog steeds zichtbaar. 
    Na 1602 verliest het zijn militair nut en zien we ook nog vandaag voor een groot deel hoe de donjon er uitzag. 
    Twee torens werden in de loop der eeuwen afgebroken; één aan de noordoostelijke zijde waarvan we vandaag geen enkel spoor meer terugvinden en één aan de zuidoostelijke zijde waarvan nog een deel rest en grotedeels werd gerestaureerd in de 19de eeuw.


    Bronnen.
    - Salch Charles-Laurent in Dictionnaire des Châteaux et des Fortifications du Moyen Age en France;  Editions Publitotal Strasbourg 1979.
    - Raymond Ritter in Châteaux, Donjons et Places Fortes; Librairie Larousse - Paris 1953
    - Salch Charles-Laurent in Atlas des Châteaux Forts en France; Editions Publitotal Strasbourg 1977.
    - J-F. Fino in Forteresses de la France Médiévale; Editions A. et J. Picard Paris 1970.
    - André Châtelain in Châteaux forts, image de pierre des guerres médiévales; Rempart Editions Desclée de Brouwer Paris 1990.
    - André Châtelain in Châteaux-Forts et Féodalité en Ile-de-France; Editions Créer, Nonette 1983.








    16-08-2011 om 00:00 geschreven door Belibaste  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (3 Stemmen)
    Categorie:Kastelen Frankrijk


    Archief per week
  • 13/07-19/07 2015
  • 05/01-11/01 2015
  • 29/12-04/01 2015
  • 22/12-28/12 2014
  • 15/12-21/12 2014
  • 08/12-14/12 2014
  • 01/12-07/12 2014
  • 24/11-30/11 2014
  • 17/11-23/11 2014
  • 10/11-16/11 2014
  • 03/11-09/11 2014
  • 27/10-02/11 2014
  • 20/10-26/10 2014
  • 13/10-19/10 2014
  • 06/10-12/10 2014
  • 29/09-05/10 2014
  • 22/09-28/09 2014
  • 15/09-21/09 2014
  • 08/09-14/09 2014
  • 11/08-17/08 2014
  • 28/07-03/08 2014
  • 21/07-27/07 2014
  • 16/06-22/06 2014
  • 09/06-15/06 2014
  • 19/05-25/05 2014
  • 07/04-13/04 2014
  • 24/03-30/03 2014
  • 17/03-23/03 2014
  • 23/12-29/12 2013
  • 31/10-06/11 2011
  • 24/10-30/10 2011
  • 17/10-23/10 2011
  • 10/10-16/10 2011
  • 03/10-09/10 2011
  • 26/09-02/10 2011
  • 19/09-25/09 2011
  • 12/09-18/09 2011
  • 05/09-11/09 2011
  • 29/08-04/09 2011
  • 22/08-28/08 2011
  • 15/08-21/08 2011
  • 08/08-14/08 2011
  • 01/08-07/08 2011
  • 25/07-31/07 2011
  • 18/07-24/07 2011
  • 11/07-17/07 2011

    Categorieën
  • Kastelen België (17)
  • Kastelen Frankrijk (26)
  • Middeleeuwse festivals België (1)
  • Middeleeuwse stedelijke versterkingen België (1)
  • Romaanse architectuur België : Antwerpen (0)
  • Romaanse architectuur België : Brabant-Wallon (7)
  • Romaanse architectuur België : Hainaut (6)
  • Romaanse architectuur België : Liège (1)
  • Romaanse architectuur België : Luxembourg (1)
  • Romaanse architectuur België : Namur (1)
  • Romaanse architectuur België : Oost-Vlaanderen (15)
  • Romaanse architectuur België : Vlaams-Brabant (0)
  • Romaanse architectuur België : West-Vlaanderen (2)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Aisne 02 (18)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Allier 03 (10)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Ardennes 08 (4)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Aube 10 (0)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Bas-Rhin 67 (1)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Calvados 14 (8)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Eure 27 (3)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Gers 32 (1)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Haute-Marne 52 (0)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Jura 39 (0)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Landes 40 (10)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Marne 51 (2)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Meurthe-et-Moselle 54 (2)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Meuse 55 (0)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Moselle 57 (1)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Nord 59 (1)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Oise 60 (6)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Pas-de-Calais 62 (0)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Puy-de-Dôme 63 (3)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Saône-et-Loire 71 (9)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Seine-Maritieme 76 (11)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Vosges 88 (1)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Yonne 89 (1)
  • Romaanse plattelandskerken in België (1)
  • Versterkte kerken België (1)
  • Versterkte kerken Frankrijk : Aisne 02 (2)
  • Versterkte kerken Frankrijk : Ardennes 08 (3)
  • Versterkte kerken Frankrijk : Landes 40 (1)
  • Versterkte kerken Frankrijk : Nord 59 (0)

  • Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek




    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.



    Blog als favoriet !

    Startpagina !

    Willekeurig Bloggen.be Blogs
    kodalinefansite
    www.bloggen.be/kodalin
    Categorieën
  • Kastelen België (17)
  • Kastelen Frankrijk (26)
  • Middeleeuwse festivals België (1)
  • Middeleeuwse stedelijke versterkingen België (1)
  • Romaanse architectuur België : Antwerpen (0)
  • Romaanse architectuur België : Brabant-Wallon (7)
  • Romaanse architectuur België : Hainaut (6)
  • Romaanse architectuur België : Liège (1)
  • Romaanse architectuur België : Luxembourg (1)
  • Romaanse architectuur België : Namur (1)
  • Romaanse architectuur België : Oost-Vlaanderen (15)
  • Romaanse architectuur België : Vlaams-Brabant (0)
  • Romaanse architectuur België : West-Vlaanderen (2)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Aisne 02 (18)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Allier 03 (10)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Ardennes 08 (4)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Aube 10 (0)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Bas-Rhin 67 (1)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Calvados 14 (8)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Eure 27 (3)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Gers 32 (1)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Haute-Marne 52 (0)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Jura 39 (0)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Landes 40 (10)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Marne 51 (2)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Meurthe-et-Moselle 54 (2)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Meuse 55 (0)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Moselle 57 (1)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Nord 59 (1)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Oise 60 (6)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Pas-de-Calais 62 (0)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Puy-de-Dôme 63 (3)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Saône-et-Loire 71 (9)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Seine-Maritieme 76 (11)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Vosges 88 (1)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Yonne 89 (1)
  • Romaanse plattelandskerken in België (1)
  • Versterkte kerken België (1)
  • Versterkte kerken Frankrijk : Aisne 02 (2)
  • Versterkte kerken Frankrijk : Ardennes 08 (3)
  • Versterkte kerken Frankrijk : Landes 40 (1)
  • Versterkte kerken Frankrijk : Nord 59 (0)


  • Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs