De constructie van het kasteel van Septmonts komt met verschillende tussenposen, van de 13de tot 16de eeuw, tot stand. Septmonts
was een soort van buitenverblijf van de bisschoppen van Soissons sinds
de 12de eeuw. Het gedeelte daterend van de 13de eeuw werd opgericht op
order van Jacques de Bazoches en de zaal "Saint-Louis" die de kapel
inhield, dateerde ook van rond deze periode. Het kasteel werd
gereconstrueerd in de 14de eeuw door Simon de Bucy, bisschop van 1362
tot 1404. De donjon en de vierkante toren dateerden van dezelfde
periode. Het Renaissancekasteel of het logement van de bisschoppen of
het Renaissance paviljoen is opgericht geweest door bisschop Symphorien
de Bullioud die er stierf in 1533. Op het einde van de 17de eeuw
verkozen de bisschoppen om er niet langer te verblijven. Het was reeds
in ruïne toen de schilder Edmond Leman het opkocht in 1864. Hij
restaureerde het vanaf 1877 en Antoinette Leininger, baronnes van
Ezpeleta, beëindigde de werken. Gebombardeerd in 1918 was het
Renaissance paviljoen zonder dak gebleven en werd verlaten tot en met de
stichting in 1971 van l'Association des amis de Septmonts die de taak
voor het bewaren en herstellen van de site op zich nam. Het is nu eigendom van de gemeente sedert 1978 en de vierkante toren sedert 1999.
Beschrijving.
Een
gevel vormt een uitgestrekte onregelmatige vierhoek dominerend aan de
noordoostelijke hoek door een donjon van het einde van de 14de eeuw. Het
kasteel was oorspronkelijk omgeven met grachten en een omheining
waarvan er nu nog restanten bewaard zijn gebleven zoals een volledige
toren (foto 1) en een ingekorte toren (foto 2) met nog de helft van zijn oorspronkelijke
hoogte. De donjon ( foto 3) meet ongeveer 43 meter in de hoogte en is opgericht
geweest in de 14de eeuw door bisschop Simon de Bucy. Hij is gevormd
met zeven verdiepingen met een ingewikkelde architectuur. Het heel
verwrongen aspect van het volume is bekomen door twee cirkelvormige
torens die zich insnijden op de kromming van het centrale lichaam. De
bogen met aansluiting zijn heel typerend. Zij herhalen zich in de
toevoeging met de steunberen die de torentjes verlengen (foto 4). Van de hoogste
verdiepingen zijn twee verdiepingen voor militaire doeleinden zoals
voor de wacht (foto 5), ed.. De borstwering van de eerste rust op een uitbouw met
machicoulis . De rechthoekige openingen vormen kantelen(foto 6). Bovenaan is
het traptorentje (foto 7) omhord met merloenen en verheft zich heel hoog om te
eindigen op een klokkentoren (foto 9) met een spits van steen (foto 8). Meer naar het noorden op enige afstand van de omheining duiden Gotische kelders op een plaats van een oud gebouw. De
vierkante toren (foto 10) houdt drie verdiepingen in en is halfrond in het
binnengedeelte. Zijn zevenhoekige zaal, de kapel Saint-Louis is
overwelfd met zes takken van ribben en werd vermoedelijk opgericht in de
14de of 15de eeuw, waarschijnlijk door Jacques de Bazoches of één van
zijn opvolgers. Het gaat om een rechthoekige woontoren met steunberen
de bogen ondersteunend. Het is voorzien van een gelijkvloers met kuiken
met daarboven de woonvertrekken bediend door een wenteltrap (foto 11) gelegen in
één van de uitsprongen waarin een aantal schietgaten zijn
ondergebracht. Zij dateerde waarschijnlijk van dezelfde periode. De
zaal is omgeven geweest met een terras vormend een vrij dragende muur
voorzien van uitkijktorentjes (foto 12).
Deze werd in 1864 aangekocht en de eigenaar restaureerde een gedeelte
van het gelijkvloers met daarboven een vierkant platform. Ook de
slotgrachten achteraan werden opnieuw aangelegd. De
ruïnes van het Renaissancepaleis van de bisschoppen werd opgericht bij
het begin van de 16de eeuw die een voorgedeelte met fronton, een nis en
een trap in hoefijzervorm, toegevoegd rond 1600, inhoudt. Deze stond in
verbinding met de "Tour Saint-Louis" langs een heel lange vleugel
inhoudend de grote zaal doorlopend naar de residentie (foto 13). De restauraties
van de 19de eeuw hebben alle hoop om de verhoudingen van dit
residentieel geheel te kennen laten varen; dit geheel vergroot in de
16de en 17de eeuw, in het bijzonder met de grote zaal die zich situeerde
tussen de zaal Saint-Louis en het verblijf van de 19de eeuw, heeft geen
enkel spoor meer nagelaten.
Bronnen :
- Raymond Ritter in Châteaux, Donjons et Places Fortes; Librairie Larousse Paris 1953. -
Charles-Laurent Salch in Dictionnaire des Châteaux et des
Fortifications du Moyen Âge en France; Editions Publitotal Strasbourg
1979. - Charles-Laurent Salch in Atlas des Châteaux-Forts en France; Editions Publitotal Strasbourg 1977. - J-F. Fino in Forteresses de la France Médiévale; Editions A. et J Picard Paris 1970. - André Châtelain in Châteaux-Forts, image de pierre des guerres médiévales; Editions Rempart Descléé de Brouwer Paris 1990. - Jean Mesqui in Châteaux Forts et Fortifications en France; Flammartion 1997. - Jean-Pierre Panouillé in Les Châteaux Forts en France; Editions Ouest-France Rennes 2011.
Bazoches ligt op zo'n 30 km van Reims, tussen Fîmes en Braine op respectievelijke afstanden van 4 en 9 km. Het
kasteel dat in de vallei van de Vesle was ingeplant was een uitgestrekt
geheel, vervolledigd door een brede ommuring waaraan het dorp was
verbonden dit eveneens omgeven door een muur. De tand des tijds heeft
van dit alles weinig overgelaten en dan vooral de Eerste Wereldoorlog
1914-1918 : Drie of vier torens van de omheining, het westelijke deel
van het kasteel en enkele verstrooide delen (foto 1). De bombardementen en
vervolgens de recuperatie van de nog bruikbare materialen hebben het
versterkte deel tot een ruïne herleid. Het kasteel was van een
onregelmatig vierkant plan, de westelijke en zuidelijke zijden metende
40 meter, de twee andere 50 meter. Ondanks deze lichte verdraaiing kan
men het geheel beschouwen als deel uitmakend van de geometrische
kastelen in de vallei van de Vesle van de eerste helft van de 13de
eeuw. Het kenmerkt zich ook door de afwezigheid van een donjon zoals te
Braine en te Fère. Een gracht met een breedte van 20 meter omsloot
het totaal; het kon onder water gezet worden door de aanvoer van het
water van de Vesle. Voor de grote vernieling van 1918 bewaarde het nog
het merendeel van zijn constructies wat men uit de foto's van deze
periode kan afleiden. Het vierkant omvatte een ronde toren (foto 2) aan iedere
hoek met een half cirkelvormige toren in het midden (foto 3)van iedere zijde en
aan de oostelijke zijde met een poort tussen twee sterk vooruitstekende
langwerpige torens in de slotgracht. Een kleine onderbreking in
dezelfde vorm is aan de noordelijke helft van deze oostelijke zijde
toegevoegd geweest in de 16de eeuw voor de latrines. De torens waren
met elk een afstand van 10 meter aan de kleine zijden en 20 meter aan de
andere. In hun toestand van het begin van de 20ste eeuw kwamen ze
bijna niet voorbij de ommuring; zij hadden een hoogte van ongeveer 15
meter en waren overdekt met kegelvormige daken. Zij hebben allen een
basis met lichte taludvorming en hun parament zoals ook bij de
muuromloop, is met mooie maatstenen met fijne toevoegingen en
regelmatige aanzetten. We bemerken aan de doorgang dat deze grote
kwaliteit hetzelfde is voor de muuromlopen en de torens, wat niet altijd
het geval is voor de koninklijke constructies zoals te Dourdan of Yèvre
maar de kwaliteit van het lokale materiaal legt dit grotendeels uit. Met
een diameter van 7 meter hadden hun verdiepingen kruisgewelven en met
schuin afgewerkte nerven alsook de cilinders van hun terugval herinneren
aan dezelfde structuren van de kastelen van Philippe Auguste, koning
van Frankrijk. Men vindt geen enkel spoor terug van trappen in de
torens maar twee niveaus van fijne schietgaten om een hoogte van 1,50
meter terwijl de muuromlopen gewoontegetrouw volledig gesloten waren.
De westelijke zijde, nog enkel bewarend delen van het metselwerk van het
kasteel, geeft ons nog een idee van wat de rest geweest kon zijn,
alhoewel de tussenliggende toren op ongeveer zijn volledige hoogte is
ingestort en de zuidwestelijke hoektoren (foto 4) slechts de helft van zijn
omvang meer is. Men ziet aan de hoek van de noordwestelijke toren met
de westelijke muuromloop, een poort van ongeveer 1,80 meter hoogte. Was
deze de gelijkwaarde van de tweede buitenste poort van de donjons van
Philippe Auguste, toestaande een uitval voor de belegerden ? Het
kasteel was geplaatst in het midden van een uitgestrekte omwalling van
een onregelmatige vorm dat afgesloten was door een omheining van 22
torens en 2 poorten; één naar het westen en één naar het noorden. Aan
de westelijke zijde blijft nog een fragment bewaard met enkele torens
die hetzelfde mooie metselverband hebben als het kasteel (foto 5). Deze hadden
slechts één verdieping overwelfd met een koepel; een losse trap in de
muur stond in voor de verbinding van de twee verdiepingen en dit in
tegenstelling tot de torens van het centrale kasteel. Deze omwalling
had een omtrek van 900 meter en de torens waren met een afstand van elk
45 meter van elkaar en dit is zoals bij Château-Thierry, veel verder van
elkaar dan bij het kasteel. Bazoches behoorde voor de 11de eeuw toe
aan de bisschoppen van Soissons maar had zijn heren afstammende van de
familie de Châtillon. Men weet weinig af van het voorgaande kasteel
waarvan men nog de restanten ziet. Dit moet opgericht geweest zijn in
de loop van de verwarde periode in de Champagne, 1226-1234. Zijn stijl
is vergelijkbaar met de kastelen van deze periode, ttz Braine. De
oorspronkelijke logementen, aan de muuromloop toegevoegd zoals het de
gewoonte was, is door de Spanjaarden in brand gestoken in 1650 maar het
geheel heeft goed weerstand geboden aan de tand des tijds tot en met de
Eerste Wereldoorlog wanneer de artillerie erin slaagde om het essentiële
plat te leggen van deze merkwaardige plaats, nu ingenomen door een
boerderij, in het westen begrensd met wat nog overblijft van zijn grote
omwalling.
Bronnen :
- André Châtelain in Châteaux Forts et Féodalité en Île-de-France du XIième au XIIIiéme siècle; Editions Créer Nonnette 1983. - Jean Mesqui in Les Fortifications dans le Valois du XIième au XVIième siècle in Bulletin Monumentale1977. - Jean Mesqui in Châteaux Forts et Fortifications en France; Flammartion 1997. -
Charles-Laurent Salch in Dictionnaire des Châteaux et Fortifications du
Moyen Âge en France; Editions Publitotal Strasbourg 1979. - Charles-Laurent Salch in Atlas des Châteaux Forts en France; Editions Publitotal Strasbourg 1977.
Tussen
de kastelen in van Fère-en-Tardenois en dit van Oulchy-le-Château
vinden we een cilindrische toren terug in Cramaille, de enige getuige
nog van een rechthoekig, licht onregelmatig kasteel die een toren heeft
vergelijkbaar met deze aan de andere hoeken en omhord was met een brede
gracht. Men weet eigenlijk heel weinig over deze vesting
uitgezonderd in twee teksten in 1249-1252 en onder de benaming van een
versterkt huis tussen 1256 en 1270. Beide teksten laten veronderstellen
dat er een donjon aanwezig was. Cramaille werd in naam van de koning
gehouden door een zekere Jean de Cramaille en hing af van de kastelanij
van Oulchy-le-Château in de Champagne. Men onderscheidt nog aan de
noordoostelijke hoek een toren van de 15-tal meter hoog (foto 1) en verder nog
aan de zuidwestelijke hoek de basis van een toren (foto 2 )met verder nog het
spoor van de rest van de rechthoek (foto 3) die zo'n 60 meter op 44 meter moest
meten met een overwelfde kelder. De bestaande toren (foto 4) heeft een
diameter van 8,10 meter aan de buitenzijde en muren met een dikte van
1,60 meter met een aankleding van goed bij elkaar passende leistenen.
Binnenin vindt men nog de restanten terug van een wenteltrap die zijn
uitgehold aan de binnenste zijde. De toren hield drie verdiepingen in
waarvan de eerste is overwelfd met een kruisgewelf met schuin afgewerkte
ribben en eenvoudige cilinders voor de terugval zoals men kan
terugvinden in al de kastelen van deze periode. Op de tweede verdieping
zijn de ribben meer gemoluurd. Op dit niveau ziet men ook nog de
restanten van twee bogen met zitbanken (foto 5) terwijl het middelste deel enkel
doorbroken is met schietgaten waarvan de spleet (foto 6) een hoogte heeft van
twee meter (foto 7). Dit kasteel is hoogst waarschijnlijk gewijzigd geweest in
de 14de eeuw zoals enkele elementen op de tweede verdieping van de
toren laten veronderstellen en veranderd in de 16de eeuw. Het kasteel is afgebroken geweest tijdens de Revolutie.
Bronnen : - André Châtelain in Châteaux Forts et Féodalité en Île-de-France du XIième au XIIIième siècle; Editions Créer Nonnette 1983. - Jean Mesqui in Les Fortifications dans le Valois du XIième au XViéme siècle in Bulletin Monumental 1977. -
Charles-Laurent Salch in Dictionnaire des Châteaux et Fortifications du
Moyen Âge en France; Editions Publitotal Strasbourg 1979. - Charles-Laurent Salch in Atlas des Châteaux Forts en France; Editions Publitotal Strasbourg 1977.
Guy
de Baudémont, graaf van Braine, is de eerste gekende heer van Nesles.
Hij huwelijkt zijn dochter, Agnès, in 1152 uit aan Robert I, graaf van
Dreux. Het is zijn kleinzoon, Robert III die met de instemming van de
graaf van de Champagne een versterkt huis laat bouwen te Nesles. Op het
einde van de 13de eeuw gaat het kasteel door huwelijk over aan de
familie de Châtillon die het een eeuw later overdragen aan Jean II La
Personne. Bij het begin van de 15de eeuw, in september 1411 komt het
door een aanval op de bezittingen van de hertog van Orléan, in handen
van de hertog van Bourgondië, Jan zonder Vrees. Dertien jaar later
heeft het Bourgondische garnizoen zich over aan de Engelsen en de plaats
zal enkele tijd later beveelt worden door Sir Hemon Heron. De
logementen in Renaissancestijl zijn rond 1526 door Nicolas de Louvain
gebouwd en drie jaar later wordt het kasteel verkocht aan de
grootofficier, Anne hertog van Montmorency. Nadat het als
vluchtplaats diende voor de Hugenoten in 1568 wordt het kasteel
ontmanteld; de bekroning, de kantelen en de bovenste verdieping van het
kasteel verdwijnen. Omgevormd tot boerderij voor de Revolutie kent
het kasteel zijn laatste oorlogsdaad tijdens de Eerste Wereldoorlog.
Tijdens de gevechten aan de Ourcq van 21 juli tot 06 augustus 1918,
neemt de 42ste divisie van het Amerikaanse leger het kasteel in,
verlaten door de Duitsers na een verschrikkelijke artillerieaanval. Vanaf 1970 is men gestart met de restauratiewerken.
Beschrijving.
het
plan van het kasteel is een vierkant van 60 meter de zijde; geflankeerd
door acht cirkelvormige torens (foto 2), waarvan er vijf zijn afgeplat naar de
binnenzijde. De noordoostelijke hoek is bezet door een cirkelvormige
donjon van een talud (foto 1) voorzien aan de basis en geïsoleerd van de
omheining door een gracht. De grachten zijn gemetseld, omringend de
ganse plaats en waren oorspronkelijk gevuld met water (foto 3). Nu is nog enkel
de donjon en de oostelijke gevel voorzien van met water gevulde
grachten (foto 4). De binnenzijde van het kasteel is vrij daar de gebouwen
waarvan de logementen in Renaissancestijl, zich steunen op de
omheiningsmuren. De torens omsluitend de omheining staan elk op een
afstand van 18 meter van elkaar en hebben hun defensief karakter
verloren (foto 5) . Met een diameter van 10,50 meter behouden ze nu nog enkel het
gelijkvloers, op een hoogte van 9 meter en overwelfd met kruisgewelven
en doorbroken met schietgaten (foto 6). De verbinding tussen de verdiepingen
laat zich langs de hellende trappen uitgewerkt in de dikte van de
muren. Drie torens bezitten nog steeds deze samenstelling. Men
betreedt de donjon, met een hoogte van 23 meter en een diameter van 17
meter aan de basis (foto 7), door een poort onder een spitsboog, op ongeveer 2,50
meter van de grond. Een nauwe gang komt op de ronde zaal uit, op het
gelijkvloers en overwelfd met kruisribben met zes nerven op een diameter
van 7,50 meter en 8 meter onder het gewelf. Een andere gang, in
tongewelf, geeft uit op een klein rechthoekig venster. Een put is
uitgewerkt aan één van de wanden van deze gang. Een steile trap in de
dikte van de muur en verlicht door twee kleine spleten, geeft toegang
tot de eerste verdieping. Deze tweede zaal voorzien van een haardvuur,
komt sterk overeen met deze van het gelijkvloers. Men moet deze
voorbijgaan om een trap te kunnen nemen tot de tweede geruïneerde
verdieping. Bovenaan de trap geeft een kleine gang uit op een latrine
in uitstek, aan de oostelijke gevel (foto 8).
Bronnen :
- Raymond Ritter in Châteaux, Donjons et Places Fortes; Librairie Larousse Paris 1953. -
Charles-Laurent Salch in Dictionnaire des Châteaux et des
Fortifications du Moyen Âge en France; Editions Publitotal Strasbourg
1979. - Charles-Laurent Salch in Atlas des Châteaux-Forts en France; Editions Publitotal Strasbourg 1977. - J-F. Fino in Forteresses de la France Médiévale; Editions A. et J Picard Paris 1970. - André Châtelain in Châteaux-Forts, image de pierre des guerres médiévales; Editions Rempart Descléé de Brouwer Paris 1990. - Jean Mesqui in Châteaux Forts et Fortifications en France; Flammartion 1997. - Jean-Pierre Panouillé in Les Châteaux Forts en France; Editions Ouest-France Rennes 2011.
Beste vrienden en geïnteresseerden ! Sedert begin juli ben ik begonnen met het opstarten van deze blog en op dit moment heb ik reeds de 2 000 bezoekers overschreden. Dit had ik nu echt niet verwacht dat er een zodanige interesse zou zijn voor mijn toevoegingen daar deze toch enkel gaan om plaatsen die ik zelf bezocht heb. Natuurlijk geeft me dit voldoende moed om verder mijn onderneming uit te bouwen en dit alles nog beter en vlotter uit te werken. Op dit moment is het toch nog wat zoeken naar bepaalde zaken en dit vraagt wat tijd hé ! Ik zou toch vooral een paar vrienden willen bedanken die mij al die tijd al gesteund hebben met onder meer Harry, Greet, Kim, Eddy, Chantal, Luc en Katleen. Hartelijk dank hiervoor en nu op naar de............. !!!
Aouste
is een aangenaam en uitgestrekt dorp, gelegen aan de Aube waar men
vroeger een kruispunt aantrof van belangrijke Romeinse heirbanen. Zijn
naam zou afgeleid zijn van keizer Augustus, het teken van oudheid en de
belangrijkheid van de plaats. De kerk Saint-Remi van Aouste heeft een
schip met vier traveeën en twee zijbeuken (foto1), volledig in maatsteen,
vandaag zonder versterking, een plafond met daarboven een grote zaal om
vluchtelingen te herbergen, in geval van gevaar. De toenmalige
bevolking, zo'n 700 inwoners, vereren er een miraculeus beeld van Maria
en waarbij er veel pelgrims kwamen, vandaag de dag spijtig genoeg
verdwenen zoals dit te Liart. Deze vluchtplaats is nooit vervangen
geweest. Het westelijke portaal in Gotische flamboyante stijl (foto 3)van de
16de eeuw, heeft de kwellingen van een brand ondergaan die de steen heel
diep heeft aangetast. Hij is verdedigd door de machicoulis met drie
erkers (foto 2) en aan de noordelijke hoek geflankeerd met een indrukwekkende
donjon met drie verdiepingen (foto 4) en steeds in maatsteen welke men betreedt
langs een wenteltrap in de polygonale toren. Verschillende schietgaten
en geschutsgaten wisselen zich af aan deze westelijke gevel (foto 5). De twee
zijbeuken zijn ondanks zijn Gotische stijl, zijn met late toevoegingen,
daterend van de 17de eeuw (foto 6) dus Neogotisch. Oorspronkelijk was het schip
uniek. De band ( foto 7) die loopt op de middenhoogte van de westelijke gevel
houdt op wanneer hij op het niveau van de zijbeuken komt en dit aan
weerszijden als bewijs van een constructie achteraf van deze
collateralen. De resten van een haardvuur en sporen van een waterput
die nu de aanvang van de noordelijke zijbeuk bezetten, hingen direct af
van het gelijkvloers van de donjon, zelfs als de doorgang tussen deze
beide delen nu is dichtgemetseld. Een holte, doorbroken in de muur
achter de toegangspoort met een trap, getuigt van het vroegere bestaan
van een dwarsbalk om de ingang af te sluiten. Voor deze poort rechts,
aan de zijde van het schip, dragen de nog zwart gemaakte stenen nog de
sporen van een brand.
Bronnen.
- Charles-Laurent Salch in Dictionnaire des Fortifications Médiévales du Moyen Âge en France, Publitotal 1979.