De Sint-Eligiuskerk te Eine is één van de belangrijkste Romaanse kerken in de streek rond Oudenaarde. Op deze plaats zou reeds in de 9de eeuw een kerkje hebben gestaan, afhankelijk van het bisdom Doornik. Volgens sommige bronnen nam Gerard de Landast, heer van Eine, in 1171 het initiatief tot het bouwen van een nieuwe kerk, waaraan hij een kapittel verbond van vier kanunniken. De Romaanse driebeukige kruiskerk met vieringtoren is nog deels oorspronkelijk, met uitzondering van het koor en de westgevel met het kanunnikenverblijf. Het schip en de zijbeuken kregen in de 18de eeuw nieuwe vensters. De klokkenverdieping van de vierkante vieringtoren is aan iedere zijde doorbroken door twee spitsboogvormige galmgaten, steunend op een doorlopende lijst. Hoge rondboogvensters met schuine dagkanten verlichten het transept. Rondboognissen markeren de benedenzone van de transeptgevels. Grotendeels verwoest op 01 november 1918 werd de kerk in 1921-1922 heropgebouwd door architect H. Geirnaert, die het geheel wat naar eigen smaak "Romaanser" maakte. Voordien waren beide transeptgevels voorzien van een laatgotisch spitsboogvenster uit 1623.
Bronnen. - R. Lemaire in De Romaanse bouwkunst in de Nederlanden; Verhandelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van België, Klasse der Kunsten n° 6, Brussel 1952. - Barral i Altet X in Belgique Romane et Grand-Duché de Luxembourg; Editions "La Nuit des Temps" n° 71, Zodiaque, La Pierre-qui-Vire 1989. - Jacqueline Leclercq-Marx in L'Art Roman en Belgique; Editions J-M. Collet 1997.
Het kasteel van Franchimont is een versterkt middeleeuws kasteel, van de 11de eeuw, opgericht op een rotsachtige uitloper beheersend de vallei van Hoëgne in de gemeente Theux. Het kasteel werd een belangrijk element bij de verdediging van het Prinsbisdom Luik en het werk sterk gewijzigd in de loop der eeuwen, en uiteindelijk ontmanteld vanaf de 17de eeuw. De gemeente Theux zelf situeert zich op zo'n 32 km ten westen van Luik en een 9-tal km ten zuiden van Verviers.
Geschiedenis.
Het kasteel werd opgericht nadat de bisschoppen van Luik de macht in het graafschap voor een deel van haar diocees hadden verkregen maar ook de mogelijkheid om er een fort op te richten. De kern van het kasteel was gevormd met een grote rechthoekige donjon, waarschijnlijk rond het midden van de 14de eeuw, waarvan één van de kleine zijden, was versterkt met een uitloper geflankeerd door twee torentjes. Op deze plaats had de muur een dikte van 7 meter, een geloofwaardige afmeting voor een middeleeuwse constructie. Achter deze soort van schildmuur vinden we de logementen terutg. De muur op de uitloper en de logementen vormden een vijfhoekig massief en de grote afmetingen die ze inhielden, kwam overeen om hen de naam van donjon te geven. Er bestaan nog enkele heel zeldzame voorbeelden van zulke vijhoekige donjons begiftigd met een uitloper omkaderd met twee traptorens : Eén van hen is de donjon van het kasteel van Lichtenberg in de Elzas; een fort dat spijtig genoeg in de loop der jaren geplunderd is door de roofbouw en door de overheid gedurende jaren gerestaureerd op zo'n manier dat het een soort uitzicht krijgt van een versterkt kasteel à la Walt Disney. Het fort van Franchimont maakte deel uit van een verdedigingssysteem van het prinsbisdom Luik en het diocees van Luik, reeds ingesteld in de 10de eeuw. De andere versterkte plaatsen in de streek van Luik waren, naar het westen gericht met Fosses-la-Ville en Thuin, in het zuiden met Bouillon; Franchimont situeerde zich meer naar het oosten. Bij al deze versterkte plaatsen moest men de stedelijke versterkingen van Luik, Dinant en Hoei bijrekenen. In het begin ging het om een eenvoudige kazerne die men in de loop der tijden versterkte om weerstand te kunnen bieden aan de modernisering van de artillerie. Zijn voornaamste en laatste verbetering dateert van bij het begin van de 16de eeuw onder het bewind van Erard de la Marck; hierna had de uitbreiding van de artillerie het mogelijk gemaakt om de vesting te bombarderen vanuit de nabij gelegen heuvels en men verliet stilaan zijn defensief gebruik. Het kasteel was de zetel van het markizaat van Franchimont. Het diende nog enkel als gevangenis voor het markizaat tot en met het einde van het Ancien Régime. De versterkte plaats verviel geleidelijk tot een ruïne ook omdat het diende als steengroeve vanaf het begin van de 19de eeuw.
Beschrijving.
De hedendaagse overblijfselen bewaren mooie restanten die toelaten om de evolutie van het verdedigen te volgen van de 12de tot de 16de eeuw. Het kasteel bezet het uiteinde van een verheffing die de vallei domineert. Het geheel bewaardt heel goed de verdedigingsorganisatie ten tijde van de vuurwapens tov de bewapening in de middeleeuwen maar vanaf de belegering in 1487 wordt de nabijheid van de nabije heuvels op zo'n 250 tot 500 meter, een handicap tov de vooruitgang van deze vuurwapens. Een castraal dorp, het kleine dorp van Marché had zich aan de voet van de site ingeplant. Vandaar liep de originele toegangsweg naar het kasteel. De hedendaagse ruïnes verdelen zich in drie concentrische omheiningen die nagenoeg overeenkomen met de algemene evolutie. De eerste omheining is deze van het genoemde kasteel met binnenkoer waar zich nu de overblijfselen bevinden van het middeleeuwse stenen kasteel. De binnenzijde van dit geheel, geflankeerd met de machtige donjon in het oosten, is sterk gewijzigd in de 16de eeuw maar de buitenste ontwikkeling is behouden gebleven. De schildmuur van de donjon, op het einde van de 16de eeuw versterkt, vormt het meest indrukwekkende gedeelte van het kasteel van Franchimont met twee zware torens aan weerszijden in metselwerk. De tweede omheining komt overeen met een uitbreiding van het kasteel naar het westen en het noorden, in de 14de en 15de eeuw, om de westelijke ingang beter te kunnen verdedigen. De derde omheining, de vijfhoekige, heeft de vorm van een schip waarbij de boeg naar het westen is gericht. Deze omheining is een machtig ontwerp van het begin van de 16de eeuw waarbij de constructie, gewild door Erard de la Marck, geïnspireerd geweest is door de opvattingen van de Italiaanse militaire ingenieurs. Voorheen gesitueerd naar het oosten, maakte de nieuwe ingang van het kasteel deel uit van een zware toren met een kanon, van 26 m in diameter, een beetje zoals de omheiningspoorten in de steden van die periode. De vier andere hoeken van het kasteel waren aan hun basis verdedigd door kleine vuurwapens, gesitueerd in hun kazematten, een soort van prefiguratie van de verdediging bij de bastions. Men kon deze bereiken via de onderaardse gangen en trappen uitgespaard in de dikte van de muren.
Bronnen. - Raymond Ritter in Châteaux, Donjons et Places Fortes; Librairie Larousse - Paris 1953. - J-F. Fino in Forteresses de la France Médiévale; Editions A. et J. Picard Paris 1970. - André Châtelain in Châteaux forts, image de pierre des guerres médiévales; Rempart Editions Desclée de Brouwer Paris 1990. - Pierre Sailhan in La fortifications, histoire et dictionnaire; Paris 1991.
De kleine localiteit van Aynechon bezat een indrukwekkende donjon van de heren van Hamal. Zij maakte deel uit van het Brabantse leen van Rutten maar was gesitueerd in de invloedzone van de heerlijkheid van Hamal.
Beschrijving.
Zijn toren met een lengte van 7,50 meter en een breedte van 6,80 meter, situeert zich in een diepte van een terrein dat door de afvoer van de Ezelsbeek, een zijrivier van de Jeker, somtijds overstroomd is. In zijn "Miroir des Nobles" van Jacques de Hemricourt vermeldt hij een plat huis, inhoudend twee bovenelkaar gestelde verdiepingen waarvan het plafond in hout, rust op balken verbonden met de bulstergaten in de muur van 1,20 meter dikte. Het binnenste gelijkvloers was volledig afgesloten terwijl de verdieping hierboven slecht licht ontving door een spleet beschermd in mijtervorm (foto 2). De originele ingang bevond zich aan de oostelijke zijde, op de tweede verdieping. Aan de buitenzijde zijn nog een paar restanten van een trap bewaard (foto 3). Onder de deuropening bemerkt men de sporen van een platform (foto 3) dat kon verbonden zijn met de stenen trap onderaan door een verplaatsbare houten ladder. De deur, met zijn linteel in mijtervorm (foto 2 en 4), was afgesloten door een houten balk. Deze verblijfsruimte was verlicht door één enkele grote venster met twee zitbanken 5 (foto 1) en langs twee kleinere vensters. Een haard zorgde voor de verwarming van de ruimte. Een gotische nis houdt een lavabo of wastafel in. Een kleine deur leidde naar de latrines (foto 4) in uitstek terwijl een houten trap naar de derde verdieping leidde. Wij vinden er eveneens rechts onder het haardvuur, de overblijfselen terug van een kleinere die de ruimten voor de vrouwen en de kinderen voorzag van warmte en vanwaar men de verdediging kon leiden.
Bronnen. - Raymond Ritter in Châteaux, Donjons et Places Fortes; Librairie Larousse - Paris 1953. - J-F. Fino in Forteresses de la France Médiévale; Editions A. et J. Picard Paris 1970. - André Châtelain in Châteaux forts, image de pierre des guerres médiévales; Rempart Editions Desclée de Brouwer Paris 1990. - Pierre Sailhan in La fortifications, histoire et dictionnaire; Paris 1991.
De Sint-Laurentiuskerk te Ename was de hoofdkerk van de handelsnederzetting in de schaduw van de aanwezig zijnde Benedictijnenabdij. De afmetingen van de driebeukige kerk wijzen op het belang van de groeiende stad, die echter door de ontmanteling van de Ottoonse burcht en de stichting van de abdij door de graaf van Vlaanderen geleidelijk aan wegkwijnde tot een verstild dorp. De kerk is abnormaal geöriënteerd : Het koor is naar het zuidwesten gericht en de hoofdtoren, die verwant is aan de westertorens uit de Maasromaanse architectuur is dus in feite een oostertoren (foto 1). Deze vierkante toren is op iedere verdieping geleed door rondboogvormige blindnissen (foto 3). De smalle vensters in de zijgevels op de eerste verdieping zijn sleutelgatvormig (foto 2); een overblijfsel van het gebruik van houten formelen voor het slaan van de bogen, gevormd met heel platte stenen. De vijf traveeën van de buitengevels (foto 4 ) van het zeer brede, ongeveer 11 meter, en hoge schip en van de zijbeuken zijn door lisenen geritmeerd foto 5). De grote rondboogvensters, benadrukt door een boognis, zorgen voor een goede lichtinval in het wit bepleisterde interieur (foto 6), waar de wanden volledig vlak ( foto 7) zijn gehouden. De kerk kende meerdere verbouwingen. Zo dateert de portaalomlijsting van 1748. In 1907 leidde architect S. Mortier de grondige restauratiewerken, waarbij de klokkenverdieping van de toren, de zijbeuken en het koorgedeelte, volledig gereconstrueerd werden. De datering van de kerk stelt problemen. Sommigen menen dat ze in de 12de eeuw tot stand kwam. Anderzijds pleiten de stijlverwantschappen met de Maasromaanse architectuur uit de eerste helft van de 11de eeuw en de nog onbeholpen metseltechnieken in Doornikse kalksteen voor een vroegere datering, in een periode toen dit gebied tot het Ottoonse Rijk behoorde.
Bronnen.
- R. Lemaire in De Romaanse bouwkunst in de Nederlanden; Verhandelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van België, Klasse der Kunsten n° 6, Brussel 1952. - Barral i Altet X in Belgique Romane et Grand-Duché de Luxembourg; Editions "La Nuit des Temps" n° 71, Zodiaque, La Pierre-qui-Vire 1989. - Jacqueline Leclercq-Marx in L'Art Roman en Belgique; Editions J-M. Collet 1997.
De omvangrijke driebeukige kruiskerk toegewijd aan Sint-Petrus en Urbanus in Huise (Zingem) werd in 1903 ingrijpend gerestaureerd. Volgens de overlevering zou de Heilige Adellardus (+ 740), abt van de beroemde Benedictijnenabdij van Corbie aan de Somme bij Amiens, de bouw van een kerk in zijn geboorteplaats mogelijk hebben gemaakt. De Romaanse kruiskerk met een vierkante vieringstoren ( foto 1) kwam in de 12de of 13de eeuw tot stand. Aan iedere zijde van de klokkenverdieping steken twee gedeelde galmgaten (foto 2), ongeveer van dezelfde vorm als die van de toren in Asper. Vanaf de bovenste lijst gaat de toren over in een achtkant (foto 3). De rondboogvensters van midden- en zijbeuken (foto 4), benadrukt door een nisvorm, zijn gescheiden door de lisenen. De grotere rondboogvensters in de transeptgevels zitten middenin een spaarveld (foto 6), bekroond door een boogfries op lisenen. Ook de oostgevels zijn versierd met boognissen en friezen (foto 6).
Het witgekalkte, eenbeukige Sint-martinuskerkje te Volkegem (foto 1), gesitueerd boven op een heuveltop, biedt door de spitsboogvensters een Gotische aanblik. De dakruiter dateert uit het einde van de 17de of het begin van de 18de eeuw. Maar in het kleine schip in Doornikse kalksteen dateert uit het einde van de 11de of begin 12de eeuw. Oorspronkelijk was het zaalkerkje verlicht door tweemaal vier rondboogvenstertjes, geplaatst tegen de dakrand (foto 2). In beide zijgevels merk je nog telkens twee sporen van deze vroegere lichtopeningen (foto 3). Deze uiterst eenvoudige vormgeving is kenmerkend voor de Romaanse zaalkerkjes in de Zwalmstreek. Belangrijk is hier dat men hier het witte kleuraspect (foto 4)van de buitengevels geëerbiedigd heeft; een element dat vaak verloren is gegaan.
In de streek van Velzeke zijn bijna alle kerkhoven nog omringd met een ommuurd kerkhof. Wordt dit kerkhof als dusdanig niet meer gebruikt, speelt de ruimte rond het kerkgebouw toch nog een essentiële rol in relatie tot de kerkarchitectuur. Lovenswaardige initiatieven als de aanleg van een gazon met behoud van merkwaardige grafkruisen verdienen zeker de aandacht. Onvergeeflijk is het wanneer het het kerkhof dat het kerkgebouw omringd, gedegradeerd is tot een geasfalteerde autoparkeerplaats. Dit is jammerlijk genoeg het geval bij deze Sint-Martinuskerk te Velzeke (foto 1). Als beschermd monument met een geschiedenis die opklimt tot in de 10de eeuw, verdient deze kerk wel wat beter. Het was een zaalkerk met recht afgesloten koor, daterend uit het midden van de 11de eeuw en in de 12de eeuw uitgebreid met een halfronde absis (foto 2). Het schip werd in de loop van de 13de eeuw vervangen. Van de oude situatie zijn nog sporen terug te vinden naast de westertoren (foto 5). De oostpartij, opgetrokken in een mengeling van verschillende soorten natuursteenblokken (foto 4) en hergebruikte Romeinse pannen, bleef bewaard en vertoont nog sporen van gedichte rondboogvensters (foto 3). Aan de zuidelijke kant van de halfronde absis vinden we nog een dichtgestopte deur waarschijnlijk de dodendeur (foto 6) zoals deze werd genoemd.