Op een hoogte
gelegen, midden in het dorp en door een omliggend kerkhof omgeven is de
driebeukige Sint-Stefanuskerk in Waha (foto 1) door haar aanleg en volumespel
heel karakteristiek voor de Maasromaanse architectuur van de 11de eeuw.
De vier traveeën tellende middenbeuk vormt samen met de lagere zijbeuken
een vierkante plattegrond (foto 2) met een breedte van 18,50 meter. Aan de
oostzijde sluit het lagere volume van het recht afgesloten koor (foto 3) aan, dat
eveneens een vierkante plattegrond heeft. De dakhellingen zijn nu iets
steiler dan oorspronkelijk het geval was. In de Romaanse periode
hadden de daken meestal een heel zwakke helling van 30°, omdat men als
afdekking vlakke stenen gebruikte. Pas later verkoos men leien die een
scherpere helling toelieten. De huidige daken dateren van 1730-1732.
Aan de oostzijde eindigden de beide zijbeuken op absidiolen die het koor
flankeren en het volumespel nog boeiender maakten. Deze zijkoortjes
zijn reeds in de 14de eeuw verdwenen. De kapel aan de noordzijde van
het koor dateert van 1859. Aan de westzijde wordt de kerk afgesloten
door een stoere, vrij gedrukte toren op een vierkante plattegrond. Hij
heeft duidelijk een defensief karakter.
Deze westertoren ( foto 4) kon, zoals de meeste in het Maasgebied, gebruikt worden
als vluchtoord voor de plaatselijke bevolking, als donjon voor de
rondreizende heer en als bewaarplaats voor belangrijke documenten en
kostbaarheden. De huidige overhoeks geplaatste leien spits met
klokkenkamer dateert uit 1574 en is dus in feite een vreemd element in
het geheel. Maar juist dit bizarre silhouet geeft Waha zijn
kenschetsende eigenheid.
De buitenmuren zijn opgetrokken in kalkzandsteen met verscheidene
kleurschakeringen, gemetseld in onregelmatig breuksteenverband (foto 5). Als
enig versieringselement zijn de dikke muren doorbroken door de
rondboogvensters (foto 6) : De eenvoud is tot het uiterste doorgevoerd.
Eenzelfde eenvoud karakteriseert de binnenruimte. De vierkante pijlers
hebben geen enkel decoratief element gekregen. Alleen de binnenwanden
van het koor zijn geritmeerd door zes blindnissen. Uitzonderlijk kennen
we het exacte inwijdingsjaar : 1050. De funderingssteen, die in 1898
werd teruggevonden als hergebruikmateriaal in de bevloering, is vooraan
in de kerk aan de muur bevestigd. In een zeer mooi letterschrift wordt
melding gemaakt dat deze kerk op 20 juni 1050 werd ingewijd door de
bisschop van Luik, Theoduinus van Beieren. De kerk is dus afgewerkt in
het midden van de 11de eeuw. Op het einde van de 11de eeuw of het begin
van de 12de eeuw werd de toren bijgebouwd. J. Mertens leidde in de
jaren 1956-1962 enkele opgravingscampagnes. Daaruit bleek dat de kerk
op oudere fundamenten werd gebouwd, mogelijk een villa uit de
Karolingische periode en op een site die reeds in de Romeinse periode
was bewoond. Een consoliderende herstelling werd in de jaren 1957-1962
en 1972 uitgevoerd onder leiding van architect R. Bastin uit Namen.
Toen werden de venstertjes in het koor opengemaakt en in 1958 verrijkt
met moderne glasramen van L.M. Londot. Bij deze werken versoberde men
de aankleding van het interieur maar behield men wel het 18de eeuwse
stukaplafond in het koor.
Bronnen.
- Barral i Altet X in Belgique Romane et Grand-Duché de Luxembourg; Editions Zodiaque "La Nuit des Temps" n° 71, Abbaye La Pierre-qui-Vire 1989. - Jacqueline Leclercq-Marx in L'Art Roman en Belgique; Editions J.M. Collet, Bruxelles 1997. - Jean-Pierre Esther en Geert Bekaert in België Romaans; Uitgeverij Hadewijch Antwerpen 1992. - André Courtens in Romaanse kunst in België. Architectuur, monumentale kunst. Brussel 1971.