Inhoud blog
  • Montmille (Oise 60)
  • Cheveuges (Ardennes 08)
  • Malmy (Ardennes 08)
  • Monthermé (Ardennes 08)
  • Courville (Marne 51)
    Categorieën
  • Kastelen België (17)
  • Kastelen Frankrijk (26)
  • Middeleeuwse festivals België (1)
  • Middeleeuwse stedelijke versterkingen België (1)
  • Romaanse architectuur België : Antwerpen (0)
  • Romaanse architectuur België : Brabant-Wallon (7)
  • Romaanse architectuur België : Hainaut (6)
  • Romaanse architectuur België : Liège (1)
  • Romaanse architectuur België : Luxembourg (1)
  • Romaanse architectuur België : Namur (1)
  • Romaanse architectuur België : Oost-Vlaanderen (15)
  • Romaanse architectuur België : Vlaams-Brabant (0)
  • Romaanse architectuur België : West-Vlaanderen (2)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Aisne 02 (18)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Allier 03 (10)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Ardennes 08 (4)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Aube 10 (0)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Bas-Rhin 67 (1)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Calvados 14 (8)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Eure 27 (3)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Gers 32 (1)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Haute-Marne 52 (0)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Jura 39 (0)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Landes 40 (10)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Marne 51 (2)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Meurthe-et-Moselle 54 (2)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Meuse 55 (0)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Moselle 57 (1)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Nord 59 (1)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Oise 60 (6)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Pas-de-Calais 62 (0)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Puy-de-Dôme 63 (3)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Saône-et-Loire 71 (9)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Seine-Maritieme 76 (11)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Vosges 88 (1)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Yonne 89 (1)
  • Romaanse plattelandskerken in België (1)
  • Versterkte kerken België (1)
  • Versterkte kerken Frankrijk : Aisne 02 (2)
  • Versterkte kerken Frankrijk : Ardennes 08 (3)
  • Versterkte kerken Frankrijk : Landes 40 (1)
  • Versterkte kerken Frankrijk : Nord 59 (0)
  • Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Laatste commentaren
  • Algemene opmerkingen (John Palmer)
        op Crupet (Belg. Prov de Namur)
  • jouw reactie (Belibaste)
        op Campet-Lamolère (Landes 40)
  • Aangenaam om te lezen (Kathleen Bruyland)
        op Campet-Lamolère (Landes 40)
  • Kasteel van Franchimont (John Palmer)
        op Theux; kasteel Franchimont (Belg. Prov de Liège)
  • Zoeken in blog

    Categorieën
  • Kastelen België (17)
  • Kastelen Frankrijk (26)
  • Middeleeuwse festivals België (1)
  • Middeleeuwse stedelijke versterkingen België (1)
  • Romaanse architectuur België : Antwerpen (0)
  • Romaanse architectuur België : Brabant-Wallon (7)
  • Romaanse architectuur België : Hainaut (6)
  • Romaanse architectuur België : Liège (1)
  • Romaanse architectuur België : Luxembourg (1)
  • Romaanse architectuur België : Namur (1)
  • Romaanse architectuur België : Oost-Vlaanderen (15)
  • Romaanse architectuur België : Vlaams-Brabant (0)
  • Romaanse architectuur België : West-Vlaanderen (2)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Aisne 02 (18)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Allier 03 (10)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Ardennes 08 (4)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Aube 10 (0)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Bas-Rhin 67 (1)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Calvados 14 (8)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Eure 27 (3)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Gers 32 (1)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Haute-Marne 52 (0)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Jura 39 (0)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Landes 40 (10)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Marne 51 (2)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Meurthe-et-Moselle 54 (2)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Meuse 55 (0)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Moselle 57 (1)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Nord 59 (1)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Oise 60 (6)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Pas-de-Calais 62 (0)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Puy-de-Dôme 63 (3)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Saône-et-Loire 71 (9)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Seine-Maritieme 76 (11)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Vosges 88 (1)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Yonne 89 (1)
  • Romaanse plattelandskerken in België (1)
  • Versterkte kerken België (1)
  • Versterkte kerken Frankrijk : Aisne 02 (2)
  • Versterkte kerken Frankrijk : Ardennes 08 (3)
  • Versterkte kerken Frankrijk : Landes 40 (1)
  • Versterkte kerken Frankrijk : Nord 59 (0)
  • Romaanse kunst, middeleeuwse versterkingen

    12-10-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Wierde ( Namur)
    Klik op de afbeelding om de link te volgen De kerk Notre-Dame-de-Rosaire van Wierde

    Beschrijving.

    Wierde ligt ten zuidoosten van Namen op de weg naar Ciney, Marche en wanneer men er voorbij rijdt langs de E411 ligt het wat verscholen achter een scherm van bomen en heuvels.
    Wierde is in het bezit van een ruime kerk gebouwd in leisteen die de aandacht trekt omwille van zijn zuiver Romaans aspect.
    Deze kerk is samengesteld uit drie beuken met een westertoren (foto 1), een vierkante toren die buitenaan is doorbroken met rondboogvensters (foto 2) en verschillende openingen in de vorm van schietgaten (foto 3).  Bij het naderen van de kerk valt deze gedrongen zware westertoren onmiddellijk op, die vroeger dienst deed als donjon voor de heren van Wierde.  De toren heeft een grote van ongeveer 20 meter.  Het is dus een typische burchtkerk zoals we er verschillende aantreffen in de Condroz en inde Ardennen.
    Het schip wordt beëindigd door een vierkant koor, de linker zijbeuk door een kleine halfronde apsis (foto 4).  Een sacristie heeft aan de rechter zijbeuk de oorspronkelijke apsis vervangen.  De rechter zijbeuk (foto 5) is buitenaan versierd met vijf boogreeksen waarbij het bovenste gedeelte modern is en omkaderd met halfronde vensters.  In de eerste van deze boogreeksen heeft men de hedendaagse ingangspoort uitgewerkt, op dezelfde plaats waar zich vroeger een portaal bevond waarvan men nog sporen kan terugvinden in de muur.  De andere zijbeuk vertoont niet dezelfde karaktereigenschappen (foto 6).  Men bemerkt er enkel de halfronde vensters die de oorspronkelijke kleinere vensters hebben vervangen die van dezelfde periode waren als de rest van het gebouw.  Men treft er nog de sporen aan van een dichtgemetselde deur waarvan het bovenste linteel een driehoekig, in mijtervorm, fronton  (foto 7) vormt. Dit soort van deuren was in het streek van Namen een bijzonderheid welk men nog in verschillende andere oude constructies aantreft.  De linker apsis is versierd zoals te Hamerenne met een grote boog waarbij de boog is samengesteld in de smaak van de 12de eeuw. Men noemt deze ook wel Lombardische bogen (foto 8).  De centrale apsis stelt verschillende rondvensters voor, vroeger dichtgestopt maar met de restauratie terug werden opengemaakt.  Dit was eveneens het geval met het kleine rondboogvenstertje in de nog resterende apsis links.  Het bovenste gedeelte van de kerk is doorbroken met aan iedere zijde vijf vensters met een bescheiden afmeting ook in rondboog en verstoken van iedere versiering.
    Als men zich baseert op de enkele zeldzame geschreven documenten over de periode van de oprichting, bemerken we dat de kerk opgericht is in 1194.  Men kan uit deze documenten eveneens opmaken dat de eerste pastoor een zekere Géronsart was, en er drie altaren aanwezig waren.  Buiten dit in het schip was deze in de linker zijbeuk toegewijd aan OLV Rozenkrans en deze in de rechterbeuk aan de heilige Petrus.
    De kerk werd in de jaren '90 van de 20ste eeuw gerestaureerd door architect R. Bastin.

    Bronnen.
    - Barral i Altet X in Belgique Romane et Grand-Duché de Luxembourg; Editions Zodiaque "La Nuit des Temps" n° 71, Abbaye La Pierre-qui-Vire 1989.
    - Jacqueline Leclercq-Marx in L'Art Roman en Belgique; Editions J.M. Collet, Bruxelles 1997.
    - Jean-Pierre Esther en Geert Bekaert in België Romaans; Uitgeverij Hadewijch Antwerpen 1992.
    - André Courtens in Romaanse kunst in België.  Architectuur, monumentale kunst.  Brussel 1971.

















    12-10-2011 om 00:00 geschreven door Belibaste  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (4 Stemmen)
    Categorie:Romaanse architectuur België : Namur
    08-10-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Afsnee (Oost-Vlaanderen)
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Afsnee

    Geschiedenis en beschrijving.

    Op enkele kilometers ten zuiden van Gent, aan de Leie, vinden we het dorpje Afsnee terug met ongeveer een 1800 inwoners (2007).
    We treffen hier de Sint-Jan-Baptistkerk aan, een heel schilderachtig gelegen plattelandskerkje aan de oever van de Leie met een gedeeltelijk ommuurd kerkhof.  Een eerste vermelding van de kerk was in 939 maar vermoedelijk klimt het nog tot een vroegere periode daar Afsnee reeds bij de goederen van de Sint-Pietersabdij werd vermeld, onder keizer Lotharius.
    Het huidige zaalkerkje is echter het resultaat van talrijke verbouwingen.  De Romaanse kern dateert van einde 12de eeuw in de vorm van een Latijns kruis met een vieringstoren.  De kerk was geconcipieerd als een driebeukige kerk (bij opgravingen trof men nog de aanwezige funderingen hiervan aan) maar vermoedelijk werd enkel de middenbeuk uitgevoerd.
    Op de kruising staat een vierkante, in een achthoek overgaande kruisingstorens van de 13de eeuw of iets later voorzien van spitsboogvormige galmgaten.  De noordelijke muur van het schip zou van circa einde 15de eeuw zijn met een wederopbouw in baksteen en voorzien van drie Gotische spitsboogvensters.  In de oostelijke muur, aan het koor, was een ruim spitsboogvensters aangebracht waarvan er nu nog sporen zichtbaar zijn op de zolder.  Circa 1767-68 werden onder leiding van L. De Villegas, de bouwmeester van de Sint-Pietersabdij, belangrijke herstellingswerken uitgevoerd.  Een bepleisterd plafond werd geplaatst in het schip en koor ter vervangen van een houten gewelf.  In 1786 werd de schaliebedekking van het dak vernieuwd.  Volgens een jaartal op een balk werd in 1806 vermoedelijk het dakgebinte van het schip hersteld.  In 1905-06 hadden grondige restauraties plaats onder leiding van architect A. Van Assche.  We krijgen een gereconstrueerde opbouw van de zijbeuken en een herstelling van de overige delen van de kerk in Romaanse stijl.  De noordelijke muur werd weder opgebouwd in breuksteen en voorzien van rondboogvensters, zoals ook voor het koor en de puntgevels met onder meer ook een restauratie van het interieur.  Herstellingen aan het dak hadden in 1954-58 en 1974 plaats onder leiding van architect A. Bressers.
    Het huidige grondplan vertoont een driebeukig schip met twee zijbeuken, een vieringstoren op vierkante plattegrond, niet uitspringende transept en een koor van één travee met een rechte sluiting.  Links en rechts in de oksel bevindt zich een kleine rechthoekige berging en sacristie.  Uitwendig is de kerk van Afsnee volledig opgetrokken in Doornikse zandsteen in onregelmatig metselverband onder een leien zadeldak met aanleunende lessenaarsdaken.  Boven op de viering bevindt zich de uitstekende achthoekige vieringstoren onder een leien naaldspits.  De overgang tussen de vierkante basis en de achthoekige geleding van de klokkenkamer is door middel van driehoekige verklimmingen met een omlopende kordonlijst.  De toren bezit spitsboogvormige galmgaten.  De transeptarmen hebben afzonderlijke zadeldaken.  De westelijke gevel met hoge puntgevel en ondersteund door twee zware afgeschuinde steunberen bevindt zich boven de korfboogdeur verbonden door een leien afdakje.  De rondboogvenster met brede afgeschuinde dagkanten vinden we hier terug evenals een klein rondboogvenstertje aan de top van de puntgevel.  De blinde muren van de zijbeuken hebben aan de noordelijke zijde gevelstenen terwijl aan de zuidelijke zijde we onderaan ingemetseld visgraatverband terugvinden afkomstig van de funderingen.   In als boven de zijbeuken vinden we de rondboogvensters in de zijbeuken met nog een groot venster in de oostelijke muur, aan het koor.
    Het interieur wordt in drie beuken verdeeld door zware rechthoekige pijlers met fijne imposten aan de binnenzijde van de rondbogige scheidinsbogen.  Bij de kruising vinden we vier spitsbogen op zware rechthoekige pijlers.  Het koor samengesteld uit één travee, heeft in het noorden als in het zuiden telkens drie hoge rondboognissen, middenin doorbroken door een rondboogvenster.  Het schip en het koor worden afgedekt door een vlakke houten zoldering, de zijbeuken met een schuin aflopende houten zoldering.  In de transeptarmen vinden we een houten tongewelf in korfboog en de kruising met een bepleisterd kruisribgewelf. 

    Bronnen :

    - R. Lemaire in De Romaanse bouwkunst in de Nederlanden; verhandelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten in België, Klasse der Kunsten n° 6, Brussel 1952.
    - Barral i Altet X in Belgique Romane et Grand Duché de Luxembourg; Editions Zodiaque "La Nuit des Temps" n° 71, Abbaye la Pierre-qui-Vire 1989.
    - Jacqueline Leclercq-Marx in L'Art Roman en Belgique; Editions J-M. Collet 1997.
    - Jean-Pierre Esther en Geert Bekaert in België Romaans, uitgeverij Hadewijch Antwerpen - Baarn.
    - André Courtens en Jean Roubier in Romaanse kunst in België; uitgeverij Vokaer Brussel 1971.
























    08-10-2011 om 00:00 geschreven door Belibaste  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (4 Stemmen)
    Categorie:Romaanse architectuur België : Oost-Vlaanderen
    30-09-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Nideck (fr. Bas-Alsace)
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Nideck

    Geschiedenis.

    Dit kasteel op zo'n 600 meter hoogte verheft zich op een vooruitgestoken rots van de vallei van de Hasel. 
    Het is waarschijnlijk dat Nideck "de verwaande berg", werd opgericht gedurende de opvolgingsoorlog van Dagsburg (Dabo), door bisschop Berthold de Teck, in het kader om een lijn van forten te vervolledigen, beschermend de middelste vallei van de Brunche.  Het is in een volle periode van onlusten, tussen 1226 en 1239 dat het bovenste Nideck ontstond.  Zoals het de gewoonte was, werd het kasteel toegewijd aan een vazal van de bisschop en zo ontstonden de burgraven van "Nidecke".  Het eerste lid van deze lijn dat gekend is, is "Bourcard de Nidecke".  Hij bevestigde zijn zegel in 1264 aan het charter van Bourchard de Dorlisheim dat zich verzoende met de stad Straatsburg.
    Het kasteel van Nideck verschijnt in een eerste document gedateerd in het jaar 1336 dat ons vertelt dat het fort zich in twee te onderscheiden delen heeft opgesplitst, het bovenste deel en het onderste deel van Nideck.  Deze twee kastelen in de hoedanigheid van bezit van de bisschop van Straatsburg, zijn beleend aan de landgraaf van Werd die hijzelf als achterleen overlaat aan een vazal waarvan hij de getrouwheidseed verlangd.  Reeds in 1339 herneemt de bisschop van Straatsburg het bezit van het kasteel en ontvangt opnieuw de eed van onderwerping van de burggraaf die er verblijft.
    Tijdens de Milanese campagne van keizer Karel IV van het Heilig Duitse Roomse Rijk, vinden we in zijn gevolg ridder Jean de Megde, kasteelheer van Nideck.  De vorige lijn van Nideck was in het midden van de 14de eeuw verdwenen en vervangen in haar functies door de Megde.  Deze openbaring brengt ook de verdeling van het kasteel met zich mee.  In 1393 vermeldt de kastrale vrede de rechthebbenden op Nideck : Jean de Schaeffolsheim, Thomas d'Endingen, Nicolas Richter, Frédéric Stahel, Wyrich de Berstett, enz...
    Vanaf dan komen de Megde op slechte voet met hun leenheer en in 1436 verzet Thomas de Megde zich tegen de machtige bisschop van Straatsburg voor wie hij verder de poort weigert te openen voor de bisschoppelijke zendingen en betaalt geen heffingen meer verbonden aan zijn leen.  Deze houding van de Megde spoort de prelaat aan hem te straffen en ontslaat hem uit zijn functie en vervangt hem in 1447 door André Wyrich, een nakomeling van één van de medeondertekenaars van de kastrale vrede in 1393.
    Reeds in 1447 is Wyrich een verbondene van de heer van Fénétrange, die in een hardnekkige strijd tegen de stad Straatsburg is verwikkeld.  Op 20 februari 1448 dringen de burgerlijke milities van de stad Straatsburg de vallei van de Bruche binnen en vangen de belegering van het kasteel van Nideck aan.  Voor dit beruchte leger verkiest André Wyrich te onderhandelen en onderwerpt zich aan de voorwaarden van de magistraat, die de eed van getrouwheid eist, en aan zijn kasteelheer verbiedt om zijn poorten te openen voor de legers van de Heer van Fénétrange.
    De les droeg echter geen vruchten af en André Wyrich komt in strijd met de hoge en machtige Heer Louis de Lichtenberg.  Deze laatste belegert Nideck dat echter hardnekkig weerstand biedt.  Doch na enige tijd, na een twist met het merendeel van de verdedigers, biedt de kasteel de overgave aan.  Deze zal geschieden zonder voorwaarden en éénmaal het kasteel in handen van Louis de Lichtenberg zal het uitgeleverd worden aan de slopers.  André Wyrich wordt veroordeeld tot de onthoofding maar na een tussenkomst van de mooie vrouw van Wyrich met een genadeverzoek bij Louis de Lichtenberg, laat hij Wyrich zijn hoofd en kasteel.
    Sinds dit wapenfeit is er van de kasteelheren geen vermelding meer alsook van wapenfeiten hieraan verbonden.
    Nadien gaan de rechten van Nideck over naar verschillende adellijke families.  De meest belangrijke overdracht gebeurt in 1491 waarbij de helft van Nideck in handen komt van de Mullenheim die het behouden tot en met 1509.  Vervolgens van 1496 tot 1715 volgen nog de Landsberg en de Kageneck.  Hierna tot 1790 is het nog in handen van de Flachslanden en de Ocahon.
    Doch sinds lange tijd is het kasteel tot ruïne vervallen.  De datum van vernieling is niet gekend maar in 1636 vernielt een brand de resten van de constructie die door de tands des tijds nog niet vernield waren.

    Beschrijving.

    DAankomend op de site ontdekt men vooreerst de gracht op maak uit de rots gehakt waardoor de site op het einde van de bergkam geïsoleerd wordt.  Eveneens rechts van het pad ontdekt men de sporen van een middeleeuwse steengroeve waar de bouwers een groot gedeelte van de stenen voor het kasteel hebben ontgonnen.
    Waarschijnlijk in deze steengroeve hebben de oprichters de aanzetten op maat uitgehakt die dienden voor de onderbouw van de muren.  Achter de gracht heeft men een indrukwekkende schildmuur opgetrokken die de ganse lengte van de bergkam verspert.  Aan de noordoostelijke flank schijnt de schildmuur verdubbeld te zijn door een rechthoekige donjon met hierachter ook de woningbouw.  Aan de noordwestelijke zijde vormde de rots een eerste platform dat veranderd werd in een nauwe koer waarbij het noordelijke deel bezet was door een twee, maar kleiner gebouw.
    Aan de noordoostelijke zijde van het hoge kasteel bevindt zich een trap die rust op een terras.  Dit tweede terras, vanaf beneden, vormde vroeger een tweede niveau door overeenkomst met de basis van het ontwerp.  Een hoge omheining omsloot de basis van de trap.  Bovenaan de trappen situeerde zich een klein gebouw overdekkend de ingang van het hoge kasteel.  Het is het gedeelte dat nu het derde terras vormt.  Hierboven bevindt men zich op het platform van het paleis, de vertrekken van de heer steunden zich in het noorden tegen de schildmuur en de donjon.  Met een nieuwe trap uitgewerkt in de dikte van de muur kan men de top van de muur bereiken vanwaar men kan genieten van een heel mooi uitzicht naar het zuiden, naar de afwatering van de waterval en verder langs de vallei van de Hasel.
    Onderaan het eerste terras van het hoogste gedeelte van Nideck werd een omheining getrokken, aanleunend aan de rots in het noorden.  Aan de zuidwestelijke hoek schijnt zij versterkt geweest te zijn door een cilindervormige toren vanwaar men de ravijn kan overzien.  Van deze omheining gaat men naar beneden tot aan de voet van de donjon van laag Nideck.
    Deze weg loopt langs de gracht die de twee versterkte delen verdeeld.  De vierkante donjon domineert direct deze oude gracht.  Hij is opgericht met mooie stenen met uitstek en meet om en nabij de 10 meter per zijde en bereikt een hoogte van 21 meter.  De dikte van het metselwerk is indrukwekkend, zij laat enkel een binnenste ruimte van 3 op 2,75 meter toe.  Aan de top onderscheidt men de restanten schietgaten of torenomlopen gezet op een kraagstenen.  Twee openingen aan de top duiden de poorten aan die de toegang tot de torenomloop aangaven; het zou hier gaan om houten galerijen geplaatst in uitstek en die een verticale verdediging toelieten.  Men onderscheidt ook een ganse reeks van merktekens van de steenhouwers.  De huidige poort, in de vorm van een gebroken boog, is recent.  Zij werd in de 19de eeuw aangebracht in het kader van het toerisme.  Bovenaan vindt men een gedenkplaat terug ter ere van Adalbert von Chamiso, de poëet die "Riesenfräulein" componeerde.
    Langs een houten trap kan met de verdiepingen van de toren bereiken.  Het metselwerk wordt naarmate men naar boven gaat, dunner en duidt aan ieder losgemaakt deel, de verdiepingen aan.  De losgemaakte delen laat zich ook zin aan de binnenzijde van de toren.
    Aan de buitenzijde van de donjon, op de zijde waar de gedenkplaat is aangebracht, ontdekt men links een verlichtingsspleet met aan de basis, een afwateringskanaal in een uitgehakt deel van de steen.  De half in het duister badende binnengedeelte van de donjon is enkel verlicht door een kleine spleet, langzaam inspringend naar de binnenzijde.
    Op het twee niveau situeert zich aan de zuidelijke zijde de oorspronkelijke ingang.  De deur kon geblokkeerd worden aan de binnenzijde zoals het afsluitingssysteem rechts getuigt, met de inleg van een overlangse balk in de dikte van de muur.  Op de derde verdieping ontdekt men aan de flank een verlichtingsvenster half geopend en overwelfd in de dikte van de muur.  Het vierde niveau is verlicht door een identiek venster.  De venster kon men sluiten door een luik geplaast aan de binnenzijde zoals nog getuigt de oorspronkelijke sluiting aan de basis van de opening.  Op hetzelfde niveau nog steeds ontwaart men in de halfduister, grote blokken zandsteen, ongeveer vierkant, die het metselwerk vormen.  Op de vijfde verdieping komt men uit op een moderne bevloering met van hieruit de mogelijkheid om de buitenste torenomlopen te betreden.  De poorten waren geplaatst aan de oostelijke en westelijke zijde met op de zijden eveneens een serie van kraagstenen die deze galerijen moesten dragen.  Dit niveau is gesloten door een plafond in hout, zonde twijfel dezelfde aanzet van het geraamte van het dak.  Daar kan men nog eveneens een overwelfde doorgang bemerken, uitgevend op de noordelijke zijde.
    Aan de zuidelijke flank van de toren stond een woongedeelte waarvan men aan de westelijke zijde een breed uitspringend venster ontwaart.  Dit gebouw bezette oorspronkelijk de zuidelijke zijde, omsloten door een hoge omheining.  Vervolgens zou dit gebouw vergroot zijn en aan de donjon toegevoegd.  De voorstelling van de kraagstenen, bovenaan de poort van de donjon en de gebroken kraagstenen aan de voet van deze ingang, duidt het bestaan aan van een galerij in hout geplaatst voor de ingang welke men kon betreden met een trapladder.  Deze galerij zou gewijzigd zijn met de verandering van het woongebouw. 
    Aan de zuidelijke zijde van de toren bemerkt men eveneens verschillende merktekens van steenhouwers, vooral op de stenen met uitstek.  Ieder blok draag eveneens een opening van de beitel.  Het zijn de punten van de ontginningsbeitel, in de vorm van een acht, die langs deze gaten binnendrong.  Door met de punten van de beitels het blok vast te houden, kon met de steen aldus omhoog hijsen op de bouwsteiger.
    Aan de zuidelijke zijde van de omheining, die de afgrond domineert, heeft men een steunbeer geplaatst om de muur van de logementen van de nodige steun te voorzien.


    De foto's van het kasteel van Nideck volgen nog.

    Bronnen :
     
    - Charles-Laurent Salch in Dictionnaire des Châteaux et des Fortifications du Moyen Âge en France; Editions Publitotal Strasbourg 1979.
    - Charles-Laurent Salch in Atlas des Châteaux-Forts en France; Editions Publitotal Strasbourg 1977.
    - Charles-Laurent Salch in Dictionnaire des Châteaux de l'Alsace Médiévale, Editions Publitotal Strasbourg 1978.
    - Salch, Schmitt, Will, Wirth in Châteaux et Guerriers de l'Alsace médiévale; Editions Publitotal Strasbourg 1975.
    - J-F. Fino in Forteresses de la France Médiévale; Editions A. et J Picard Paris 1970.
    - Guy Trendel en Henri Ulrich in Châteaux des Vosges en du Jura Alsacien; Editions des Dernières Nouvelles Strasbourg 1969.
    - Jacques Gardelles in Le Château Féodal dans l'histoire médiévale; Editions Publitotal Strasbourg 1988.
    - Jean Mesqui in Châteaux Forts et Fortifications en France; Flammartion 1997.

    30-09-2011 om 00:00 geschreven door Belibaste  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    Categorie:Kastelen Frankrijk
    28-09-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Ramstein (Fr. Haut-Rhin)
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Ramstein

    Beschrijving.

    Dit kleine kasteel op zo'n 384 meter hoogte, situeert zich op dezelfde helling als Ortenbourg.
    Het werd gebouwd in 1293 door de keizerlijk baljuw Otton d'Ochsenstein tijdens de belegering van Ortenbourg.
    Oorspronkelijk gevormd als een eenvoudige toren om een oorlogsmachine te dragen, werd het veranderd om een zelfstandig kasteel te worden.
    In 1298 gaat het kasteel over in handen van de Habsburgers.  Het zal beleend worden in 1307 aan de Reichenberg en vervolgens in 1361 aan de familie Zorn de Bulach en tenslotte in 1422 aan de Uttenheim.
    Voor de eerste maal in ruïne in 1421 tijdens de oorlog van Dachstein tov de adel van de stad Straatsburg, zal het verwoest worden tijdens de boerenopstand in 1525 en volledig verwoest in 1633 door de Zweden.
    De verdediging van Ramstein is vanzelfsprekend gericht naar Ortenbourg. 
    De donjon is gevormd met een grote muur die eveneens dienst deed als logement voor de heer.  Een diepe gracht alsook een citerne zijn nog zichtbaar.

    Bronnen :
     
    - Charles-Laurent Salch in Dictionnaire des Châteaux et des Fortifications du Moyen Âge en France; Editions Publitotal Strasbourg 1979.
    - Charles-Laurent Salch in Atlas des Châteaux-Forts en France; Editions Publitotal Strasbourg 1977.
    - Charles-Laurent Salch in Dictionnaire des Châteaux de l'Alsace Médiévale, Editions Publitotal Strasbourg 1978.
    - Salch, Schmitt, Will, Wirth in Châteaux et Guerriers de l'Alsace médiévale; Editions Publitotal Strasbourg 1975.
    - J-F. Fino in Forteresses de la France Médiévale; Editions A. et J Picard Paris 1970.
    - Guy Trendel en Henri Ulrich in Châteaux des Vosges en du Jura Alsacien; Editions des Dernières Nouvelles Strasbourg 1969.
    - Jacques Gardelles in Le Château Féodal dans l'histoire médiévale; Editions Publitotal Strasbourg 1988.
    - Jean Mesqui in Châteaux Forts et Fortifications en France; Flammartion 1997.





    28-09-2011 om 21:05 geschreven door Belibaste  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    Categorie:Kastelen Frankrijk
    26-09-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Ortenbourg (Fr. Haut-Rhin)
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Ortenbourg

    Geschiedenis.

    Dit indrukwekkende kasteel, eveneens genaamd Ortenberg, situeert zich op zo'n 443 meter hoogte en domineert door zijn grootse verschijning de ingang van de Val de Villé. 
    Het werk gebouwd rond 1258 door de heren van Hohenberg voor rekening van hun schoonbroer Rudolf von Habsburg. In 1291 is de wacht van Ortenbourg overgedragen aan de bisschop van Straatsbourg, Conrad de Lichtenberg.  Het doel van het conflict dat de Habsburgers met Adolf von Nassau, keizer van het Duitse rijk, is dat de keizerlijke baljuw, Othon d'Ochsenstein, de belegering van het kasteel aanvat in 1293.  De belegering sleept aan en de verliezen bij de aanvallers  zijn talrijk daar het kasteel heel goed verdedigd wordt een machtig bisschoppelijk garnizoen.  Van deze periode dateert de oprichting van Ramstein, een belegeringskasteel voorbestemd om zijn tegenstander op de knieën te dwingen, wat het daaropvolgende jaar ook gebeurd.  De Ortenbourg komen echter het jaar nadien terug met de Habsburgers in 1298.  Maar op het vlak van de financiën wordt het een puinhoop wat leidt tot de verkoop van het kasteel aan Henri de Mullenheim in 1314.  Het kasteel blijft in dezelfde lijn van deze laatste, gedurende de volgende 200 jaar.
    Rond het midden van de 15de eeuw is het kasteel een vluchtoord geworden voor roofridders en ondanks de belegering geleid door de bisschop van Straatsburg in 1461 houden de afpersingen niet op.  Uiteindelijk is het Pierre deHagenbach, baljuw van de hertog van Bourgondië, Karel de Stoute, die orde op zaken stelt en zich in 1470 meester maakt van het kasteel, echter voor een korte periode.
    Gesterkt door de steun van de troepen van de stad en de bisschop van Straatsburg recupereert Philippe de Mullenheim zijn rechten in 1471.  In 1525 zijn de opstandige boeren tijdens de boerenoorlog zonder genade vermoord aan de voet van het kasteel.  Ortenberg verandert nog van bezitter in 1551 om ten deel te vallen aan Nicolas de Bollwiller. 
    De Zweedse troepen nemen zonder noemenswaardige tegenstand de plaats in, in 1632 maar zijn verrast door een aanval geleid door getrouwe boeren aan het keizerlijke gezag en het kasteel wordt in 1633 ontmanteld.
    De ruïne zal opeenvolgend toevertrouwd worden aan de Fuggers van Augsburg, de adel van Zurlauben in 1681, aan de familie Choiseul-Meuse in 1710 en aan de baronnen van Faviers in 1812.


    Beschrijving.

    Het kasteel van Ortenberg wordt zo door ongeveer alle castellologen beschouwd als het beste voorbeeld van een versterkte plaats in de 13de eeuw, een soort van voorbeeld van een castrale homogeniteit en "le Dictionnaire des monuments historiques" beschouwt het als "het meesterwerk van de militaire architectuur".
    Met een architecturale homogeniteit maar ook van een klassiek als logisch plan gezien het terrein waarop het is gebouwd, is het versterkte kasteel opgericht aan de rand van een bergkam.  Het domineert zowel de vallei van de Elzas met Sélestat alsook de Val de Villé, waarvan werd verwacht het te bewaken. 
    Zijn machtige vijfhoekige donjon meet een 30-tal meter hoogte en domineert een gracht van graniet die als steengroeve diende bij de oprichting van het kasteel en die de burcht van de heuvel scheidt.
    Een indrukwekkende hoge schildmuur genaamd "Mantel", van het Duits omringt de donjon op drie zijden.  Het zou waarschijnlijk gaan om een origineel idee van de bouwmeester die de ommuring op een slimme manier heeft verhoogd.  Aldus was de toren, onbewoond in tijd van vrede maar ultieme vluchtplaats in geval van belegering van de laagste gedeelten van het kasteel, beschermd tegen de ondergraving van zijn funderingen en tegen projectielen althans tot op een middelmatige hoogte.
    Te Ortenberg hebben de donjon en de ommuring elkaar onbetwistbaar aangevuld.  Hun verbinding verleent aan het fort een onverwoestbare verschijning.  Het kasteel was trouwens verdedigd door een handvol manschappen die gemakkelijk konden passeren voor een beschieting door een tussenliggende circulatiegang.
    De schildmuur alsook de ommuring van Ortenbourg zijn doorbroken met een prachtige serie van schietgaten met nis, gans de eerste in de geschiedenis van de militaire architectuur in de Elzas.  Op het niveau van de schildmuur staan drie rijen van schietgaten een horizontaal schietlijn toe.  Men weet dat de oorspronkelijke schildmuur, opgericht onder Rudolf von Habsburg, verhoogd is onder zijn zoon Albert, na de belegering van het fort in 1293 en de overgave die erop volgde.
    De ommuring en de donjon van Ortenbourg waren eveneens uitgerust met uitspringende toren en muuromlopen, een uitrusting in hout, waarvan men het bestaan kent, dankzij de nog zichtbare bulstergaten.
    De bewoning, een Gotisch paleis genoemd, is gebouwd in een aaneensluitende reeks achter deze meestertoren, trouwens gericht naar een eventueel aanvalspunt en meer in het bijzonder naar het, bisschoppelijke,  Bernstein.  Maar de heer die deze logementen bezette, had niet te lijden onder de krijgshaftige aspecten van het gebouw.  Eigenlijk bezat het gebouw alle voordelen van die tijd; een citerne, een keuken met gootstenen en murale muurkasten, haardvuren, latrines,... Het logement was versierd met een smaak zoals de ingebouwde vensters getuigen, met een opengewerkte opvulling van zandsteen terwijl het basismateriaal hier het graniet is, en de wijdse zalen met vensters uitgerust met zitbanken.
    De ruïne is vandaag echter maar een armzalig beeld van het prestigieuze fort van waaruit de dynastie van de Habsburgers vertrok bij de verovering van Europa in 1273.

    Bronnen :
     
    - Charles-Laurent Salch in Dictionnaire des Châteaux et des Fortifications du Moyen Âge en France; Editions Publitotal Strasbourg 1979.
    - Charles-Laurent Salch in Atlas des Châteaux-Forts en France; Editions Publitotal Strasbourg 1977.
    - Charles-Laurent Salch in Dictionnaire des Châteaux de l'Alsace Médiévale, Editions Publitotal Strasbourg 1978.
    - Salch, Schmitt, Will, Wirth in Châteaux et Guerriers de l'Alsace médiévale; Editions Publitotal Strasbourg 1975.
    - J-F. Fino in Forteresses de la France Médiévale; Editions A. et J Picard Paris 1970.
    - Guy Trendel en Henri Ulrich in Châteaux des Vosges en du Jura Alsacien; Editions des Dernières Nouvelles Strasbourg 1969.
    - Jacques Gardelles in Le Château Féodal dans l'histoire médiévale; Editions Publitotal Strasbourg 1988.
    - Jean Mesqui in Châteaux Forts et Fortifications en France; Flammartion 1997.

    26-09-2011 om 00:00 geschreven door Belibaste  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (1 Stemmen)
    Categorie:Kastelen Frankrijk
    25-09-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Wangenbourg (Fr; Bas-Rhin)
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Wangenbourg

    Geschiedenis.

    Aan de voet van de Schneeberg, op 450 meter hoogte nestelt zich het dorp van Wangenbourg met aan de onmiddellijk boorden hiervan de oude burcht genoemd naar de plaats die het vroeger beschermde.  Gans het plateau maakten oorspronkelijk deel uit van het keizerlijke domein van Marlenheim. 
    In de 9de eeuw gaf Karel de Dikke, koning van Frankrijk dit uitgestrekte domein aan zijn vrouw, koningin Richarde.  Deze stichtte rond het jaar 880 op de gronden van haar voorvaderlijke patrimonium, de abdij van Andlau die zij begiftigde met het oude domein van Marlenheim.  De abdij zond een kolonie broeders naar deze plaats die zij Wangenbourg noemden of "Monts des Pâtures".  Het kleine dorp werd vervolgens een leen van de procureur van de abdij van Andlau.
    In de 13de eeuw stichten de edelen van Dicka, die procureur waren geworden van de abdij van Andlau, talrijke forten; zo ontstond Spesbourg (1247-1250), Freudeneck (1290) en Wangenbourg.  Het kasteel van Wangenbourg bleef in de familie Dicka tot 09 juli 1386 met het overlijden van Guillaume Dicka, de laatste in de lijn.
    De abdis van Andlau, Elisabeth de Geroldseck, bevestigd in 1387 het procureurschap aan ridder Jean de Wangen.  Reeds in 1390 geeft Jean de Wangen een deel van het kasteel op, en verkoopt het aan Bourcard von Lutzelstein (la Petite Pierre).  In geldnood verkerende, voor zijn verkiezing als bisschop van Straatsburg, verkoopt hij zijn deel op Wangenburg aan zijn neef, Henri graaf van Saarwerden (Sarreguemines), heer van Ribeaupierre.  In 1404 wordt als mede-eigenaar nog de Heer van Wasselnheim toegevoegd.
    Door de verslechterende relatie in 1414 tussen Hartung de Wangen en de bisschop van Straatsburg, Guillaume de Diest, plaatst Hartnung zich onder bescherming van de keurvorst van de Phalz, Lodewijk III, die verschillende van zijn manschappen in het kasteel laat onderbrengen.  In 1454 plaatst Jean de Wangen zich voor vijf jaar onder de bescherming van Lodewijk de Lichtenberg.  Deze in conflict met de Linange, had zo de strategische doorgang onder zich van Straatsburg naar Dagsburg (Dabo), in bezit van de Linange, via Obersteigen.  Deze strijd eindigt in 1457 met de gevangenneming van Geoffrey de Linange.  In 1477 neemt de keurvorst van de Phalz, Frederik het deel van Lichtenberg over en genieten de Wangen nu van de bescherming van de graaf van de Phalz.  In 1503 wordt het bezit van de graaf van de Phalz, Philippe, in bezit genomen door keizer Maximiliaan I van Oostenrijk, in zijn conflict om Beieren.  Zo ook het gedeelte van Wangenbourg dat toebehoorde aan Jean en Etienne de Wangen en geeft dit aan zijn trouwe vazal, de graaf Henri de Tierstein.  In 1518 komt Jean de Wangen opnieuw in het bezit van een gedeelte van het kasteel maar wegens geldgebrek kan hij de uitgestrekte gebouwen van het kasteel niet meer onderhouden.  In opdracht van de bisschop van Straatsburg wordt het kasteel opnieuw gerestaureerd en Jean de Wangen moet een schuldbekentenis ondertekenen van 101 florijnen.
    Vanaf 1535 bouwt Georges de Wangen een mooi Renaissancegebouw waarvan het mooi haardvuur het bewijs vormt, alsook de stenen met hun wapens vastgelegd aan de binnenzijde van de omheiningsmuur in de nabijheid van de donjon.  Vanaf 1585 echter komen de Wangen in conflict met de bisschop van Straatsburg, Jean de Manderscheid, en laat hij hen uit het kasteel verdrijven.  Onder bisschop, Charles de Lorraine, komen zij terug in het bezit van hun deel in 1595.  Met de Oorlog der Bisschoppen kiezen de Wangen de zijde van de clan van Lotharingen en worden aldus vijanden van Straatsburg, dat op dit moment overgegaan was naar het protestantisme.  In 1599 geven zij ook een bezettingsrecht aan Nederlandse huurlingen die gans de streek onveilig maken en plunderen, maar na een dreiging van militaire interventie van de stad Straatsburg, besluit Erasme de Wangen, dit recht op te zeggen.
    Met de Dertigjarige Oorlog, trekt Christophe de Wangen, op dat moment bisschoppelijk raadgever te Saverne, zich terug in het kasteel van Dagsburg (Dabo) en in 1676 zou het kasteel nog steeds in goede staat verkeren ondanks vernielingen aangezicht door de Zweden.
    Weinig later, in 1680 en 1681, is het kasteel bezet door twee Franse infanteriecompagnieën verbonden met het leger van Montclair om te voorkomen dat het kasteel een vluchtplaats zou worden voor bendes.  Bij het verlaten van de plaats, openen zij een bres in de omwalling en verwoesten de noordelijke toren.
    De heren van Wangen blijven echter eigenaar van de ruïne maar op het moment van de Revolutie loopt Frédéric-Antoine-Henri-Louis de Wangen over naar de vijand en komt in dienst van Oostenrijk.  Met de invasie van 1814/1815 neemt hij zijn in beslag genomen bezittingen terug en de familie installeert zich later in het land van Bazel maar na 1918 zal de familie onteigend worden door het Franse bestuur en gaat de ruïne over naar het Staatspatrimonium beheerd door het Office National des Forêts.

    De beschrijving van het kasteel van Wangenbourg volgt nog samen met de foto's.


    Bronnen :
     
    - Charles-Laurent Salch in Dictionnaire des Châteaux et des Fortifications du Moyen Âge en France; Editions Publitotal Strasbourg 1979.
    - Charles-Laurent Salch in Atlas des Châteaux-Forts en France; Editions Publitotal Strasbourg 1977.
    - Charles-Laurent Salch in Dictionnaire des Châteaux de l'Alsace Médiévale, Editions Publitotal Strasbourg 1978.
    - Salch, Schmitt, Will, Wirth in Châteaux et Guerriers de l'Alsace médiévale; Editions Publitotal Strasbourg 1975.
    - J-F. Fino in Forteresses de la France Médiévale; Editions A. et J Picard Paris 1970.
    - Guy Trendel en Henri Ulrich in Châteaux des Vosges en du Jura Alsacien; Editions des Dernières Nouvelles Strasbourg 1969.
    - Christophe Carmona en Guy Trendel in Les Châteaux des Vosges, Tome 4, la région de Dabo et Nideck; Editions Pierron Sarreguemines 1997.
    - Jacques Gardelles in Le Château Féodal dans l'histoire médiévale; Editions Publitotal Strasbourg 1988.
    - Jean Mesqui in Châteaux Forts et Fortifications en France; Flammartion 1997.

























    25-09-2011 om 00:00 geschreven door Belibaste  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    Categorie:Kastelen Frankrijk
    21-09-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Lutzelbourg (Fr. Meurthe-et-Moselle)
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Lutzelbourg

    Geschiedenis.

    Aan een rotsachtige uitloper van roze zandsteen, op zo'n 322 meter hoogte, domineren de ruïnes van het kasteel van Lutzelbourg, het dorp gelegen in de vallei van de Zorn.
    De naam van Lutzelbourg heeft als oorsprong "Lutzel burg" wat betekent "Klein kasteel"; het domein van het kasteel beslaat maar een 90 hectaren.  Deze naam verschijnt pas in 1125 in een stichtingsakte van de abdij van Saint-Jean van Saverne door Pierre de Lutzelbourg.
    Gebouwd in de 11de eeuw op de ruïnes van een Romeins castrum, wordt het kasteel het bezit van Pierre, geboren in het laatste kwart van de 11de eeuw als zoon van Frédéric de Montbéliard-Monçion, verwant met de graven van Dagsbourg (Dabo) en met Agnès de Savoie, die het min of meer onder dwang verkrijgt, als schadevergoeding van de abdij van Marmoutier na een deel van zijn erfenis verloren te hebben aan het huis van Savoie.
    Men veronderstelt dat een ruil uitgevoerd geweest is met de abdij van Marmoutier die als tegendeel de priorij van Saint-Quirin zou ontvangen hebben.
    Pierre neemt aldus de naam van Lutzelbourg aan en wordt graaf van Lutzelbourg.
    Hij laat de eerste delen van de versterkte plaats aanbrengen dat als verdediging moest dienen voor de zuidelijke flank van zijn domein.
    Bij zijn dood in 1133 geeft zijn zoon Réginald, geboren uit zijn huwelijk met Itta, de gronden aan de abdij van Marmoutier terug als de ontrechtmatig verkregen voorrechten van Pierre : Het woud van Hultehouse alsook de tienden op Garrebourg.
    Etienne, bisschop van Metz, erft van het kasteel dat wat door het bisdom als gift was gegeven en moet het verdedigen tegen de militaire expedities van Mathieu de Lorraine rond 1151.
    De bisschoppen van Metz hebben verschillende architecturale ontwerpen met een defensief karakter laten aanbrengen  waarvan de zuidelijke meestertoren en deze tussen 1154 en 1170.
    Sedert de 12de eeuw had het kasteel haar statuut gewijzigd en was het niet langer de residentie van een lekenheer maar schijnt ook geen tweede verblijf te zijn van de bisschoppen van Metz.
    Verschillende kasteelheren krijgen er het beheer over en deze erfelijke taak werd toegewijd aan een familie van ridders, beheerders van verschillende lenen in de regio en met de titel van vazal van de bisschop van Metz maar ook als heren van Fénétrange en Sarrewerden.  Deze lijn neemt de naam van het Kasteel van Lutzelbourg aan zonder één enkele verwantschap met de eerste graven.
    In 1235 maakt Bourcard de Geroldseck zich meester van het kasteel dat vervolgens terug wordt genomen door Godefroy d'Apremont, een neef van de bisschop van Metz.
    In 1345 beleent Adémar de Montil, bisschop van Metz, het kasteel aan Bourcard de Fénétrange tegen de som van 500 ponden.  In deze periode draagt de voornaamste toren de naam van "Tour de Fénétrange" welke waarschijnlijk dateert van het tweede kwart van de 12de eeuw.  Deze edelman behoudt het kasteel tot en met 1381.
    In 1381 koopt de bisschop Dietrich Bayer de Boppart het kasteel terug en in 1385 beleent hij het aan de bisschop van Straatsburg, Frédéric de Blankenheim voor de som van 1 200 florijnen.
    In 1414 breekt een periode van castrale vrede aan met een verdeling van de rechten op het kasteel tussen een aantal leenhouders aanduidend een collectieve verantwoordelijkheid voor het onderhoud, de veiligheid en om het kasteel in staat van verdediging te brengen.
    Temidden van de vermelde leenhouders, Frantz von Sickingen, "de laatste ridder van het Duitse Rijk" zou een beslissende rol gaan spelen in de geschiedenis van het kasteel.
    Aan het hoofd van een verbond van ridders, sterft hij op 07 mei 1523 verdedigend zijn kasteel van Landstuhl tov de verbonden prinsen die de uitroeiing en de ontmanteling van hun kastelen hadden ondernomen.  Op 11 mei 1523 werd het kasteel van Lutzelbourg ingenomen en in brand gestoken door de troepen geleid door de keurvorst Louis le Pacifique, de landsgraaf van Hesse en de keurvorst van Trier.
    Graaf Georges Jean de Veldenz, de stichter van het dorp van Phalsbourg had voor 200 florijnen een deel van het kasteel opgekocht van een particulier en had als doel het herop te richten.
    De architect van Straatsburg, Specklin had in 1577 een project voorgesteld doch graaf Georges Jean de Veldenz met schulden overladen heeft de heerlijkheid van Phalzbourg waarbij Lutzelbourg aan de hertogen van Lotharingen verkocht.
    De ruïnes van het kasteel werden als "Nationaal bezit" verklaard bij de Revolutie en verkocht.
    In 1840 ontving Adolphe Germain, een notaris te Phalzbourg, het kasteel om te verhinderen dat de materialen zouden verkocht worden aan de verbonden ondernemingen voor de werken van de spoorwegen.
    Dokter Koeberlé, een gekend chirurg, kocht het kasteel op in 1900 en ondernam de restauratie na archeologische opgravingen beschreven in een monografie verschenen in 1909.
    Sedert 1977 is het kasteel eigendom geworden van de gemeente van Lutzelbourg die een restauratie heeft ondernomen met het zicht om dit patrimonium in ere te herstellen.

    De beschrijving van het kasteel van Lutzelbourg volgt nog samen met de foto's.

    Bronnen :
     
    - Charles-Laurent Salch in Dictionnaire des Châteaux et des Fortifications du Moyen Âge en France; Editions Publitotal Strasbourg 1979.
    - Charles-Laurent Salch in Atlas des Châteaux-Forts en France; Editions Publitotal Strasbourg 1977.
    - Charles-Laurent Salch in Dictionnaire des Châteaux de l'Alsace Médiévale, Editions Publitotal Strasbourg 1978.
    - Salch, Schmitt, Will, Wirth in Châteaux et Guerriers de l'Alsace médiévale; Editions Publitotal Strasbourg 1975.
    - J-F. Fino in Forteresses de la France Médiévale; Editions A. et J Picard Paris 1970.
    - Guy Trendel en Henri Ulrich in Châteaux des Vosges en du Jura Alsacien; Editions des Dernières Nouvelles Strasbourg 1969.
    - Christophe Carmona en Guy Trendel in Les Châteaux des Vosges, Tome 4, la région de Dabo et Nideck; Editions Pierron Sarreguemines 1997.
    - Jacques Gardelles in Le Château Féodal dans l'histoire médiévale; Editions Publitotal Strasbourg 1988.
    - Jean Mesqui in Châteaux Forts et Fortifications en France; Flammartion 1997.

















    21-09-2011 om 00:00 geschreven door Belibaste  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (1 Stemmen)
    Categorie:Kastelen Frankrijk
    20-09-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Abbaye de Sainte-Marie-au-Bois (Meurthe et Moselle 54)
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Abbaye Sainte-Marie-au-Bois

    Geschiedenis.

    Deze abdij is gesticht door de hertog van Lotharingen, Simon I, tussen 1130 en 1139, in de nabijheid van zijn kasteel te Prény.  De vallei waar de abdij is gebouwd, alsook de bewerkte gronden, de wijnhaarden, de molens en de bossen zijn geschonken door de rijke herenabdijen van Saint-Pierre-au-Nonnains en Sainte-Glossinde.  Talrijke heren uit de omgeving doen eveneens schenkingen aan de nieuwe abdij.
    Het is een volgeling van Saint-Norbert uit Lotharingen, die overkomt vanuit Laon, en er de eerste abt wordt.
    Een zeker mysterie sluiert rond de stichting van de abdij : Een beschreven overlevering door Dom Calmet en Charles-Louis Hugo over Sainte-Marie-au-Bois, de eerste stichting van de orde der Norbertijnen in Lotharingen.  Saint-Norbert hield halt aan het kasteel van Prény en de hertog Simon I zou akkoord gegaan zijn met de stichting in 1126 van deze abdij.  Maar de hedendaagse historici verwerpen deze legende.  Het zou beslist zijn op een concilie te Luik gehouden in 1131, waar Saint-Norbert, Saint-Bernard en enkele hoge leken aanwezig waren, dat hertog Simon I de stichting van twee abdijen, de ene te Sturzelbronn en de andere in de nabijheid van Prény, bedacht.
    De abdij ontving als naam "Sancta Maria in Nemore" en is geplaatst onder het patronaat van de Heilige Maagd met haar Blijde Boodschap.  De gebouwen werden beëindigd na 1150.
    In de nabijheid van de abdij stichtte men ook een nonnenklooster, veel voorkomend bij de stichtingen van de Norbertijnenabdijen in de 12de eeuw; dit klooster is thans verdwenen.  Dom Calmet vermeldt in de 18de eeuw, dat men nog overblijfselen terugvindt op de genaamde plaats :"La Celle-des-Dames".  Zijn kapel was toegewijd aan de Heilige Maria-Magdalena.
    Recente bodemonderzoeken in de bossen omringend de abdij, lieten een middeleeuws perceel zien van meer dan 20 hectaren, gekenmerkt door stenen terrassen en grensstenen, erop wijzend dat Sainte-Marie-au-Bois reeds in voorafgaande perioden ontgonnen was.
    De Norbertijnenbroeders van Sainte-Marie-au-Bois brachten hun tijd door tussen een beschouwend en een geestelijke leven.  Zij bedienden zij als priester de parochies in de nabijheid als Vilcey-sur-Trey, Viéville-en-Haye, Pagny-sur-Moselle, Onville en zelfs verder met Manonville, Hagéville, Bey-sur-Seille en Lanfroicourt.  In 1257 stichtten zij te Pont-à-Mousson het seminarie van Saint-Nicaise, voortbestemd voor de vorming van novicen van Sainte-Marie-au-Bois en andere vestigingen van de Norbertijnen in Lotharingen.
    Sainte-Marie, geplaatst onder de bescherming van de hertogen van Lotharingen en in de nabijheid van hun kasteel te Prény, zal verschillende malen vernield worden.  Reeds op het einde van de 13de eeuw ondergaat het vernielingen als gevolg van de belegering van het kasteel van Prény door Thibaut II, graaf van Bar.  Enkele jaren later, in 1324 wordt de abdij en de gebieden van de hertog in de omgeving geplunderd door Metz.
    Een eeuw later, in 1427, komen deze van Metz terug en beroven de abdij en verdrijven de monniken, die hun vlucht zoeken te Saint-Mihiel.  In 1439 flakkert de oorlog opnieuw op : Een deel Gascons, geallieerd met Lotharingen, die hun vlucht tot de abdij genomen hebben, worden er op brutale wijze vermoord door de gewapende bendes van Metz en hetzelfde jaar vernielt Antoine de Vaudémont opnieuw de omstreken.  Op 13 december 1473 is Karel de Stoute, hertog van Bourgondië, de gast van abt Jean de Dieulouard en brengt hij de nacht door in de abdij.
    De 16de eeuw is een periode van voorspoed voor Sainte-Marie-au-Bois.  In 1504 schenkt abt Pierre de Prény gronden en bossen voor de herbevolking en de reconstructie van het dorp van Vièville-en-Haye toe te laten dat sedert de oorlogen in de15de eeuw verlaten was.  Het is met deze periode dat de abdijkerk gerenoveerd wordt.  Echter rond het midden van deze eeuw wordt de abdij geplunderd door protestanten.
    Drie leden van de familie Thuillier volgen elkaar op als abt.  Nicolas Thuillier die toegewijd is als vicaris-generaal voor verschillende circaria, is ook als raadgever van de hertog Antoine benoemd en wordt biechtvader van de hertogin Philippe de Gueldre, weduwe van Rene II, teruggetrokken als claris  te Pont-à-Mousson.  Een gebedenboek dat de hertog overhandigt aan haar biechtvader wordt nu bewaard in de stedelijke bibliotheek van Pont-à-Mousson.
    De opvolger van de drie abten Thuillier, Didier Malhusson, begunsteling van Karel III, wordt op voorspraak benoemd.  Als abt verblijft hij niet op de abdij, maar in een naburig domein, in Grange-en-Haye, veranderd in een lusthuis.  Onder zijn abbatiaat wordt de wanorde in het monastieke leven nog aangewakkerd.  Te Sainte-Marie-au-Bois, zoals trouwens in tal van andere Norbertijnenabdijen in deze periode, bereikt de verslapping zijn hoogtepunt.
    Abt Daniel Picart die Didier Malhusson opvolgt, is nog maar pas 27 jaar bij zijn benoeming.  De kanunniken hebben hem heel jong verkozen, denkende dat zijn autoriteit zal verminderen.  De jonge abt was gevormd aan de universiteit van de Jezuïeten van Pont-à-Mousson en hij toont een hoog verlangen naar hervorming; zijn tegenstanders zagen geen andere oplossing, inziende dat hij vast van plan was het monastieke leven te restaureren, dan hem te vergiftigen.
    De opvolger van abt Picart, Servais de Lairuelz, is ook gevonden voor hervormingen en hij wil een terugkeer naar de vroegere waarden; in 1608 stuurt hij de monniken naar Pont-à-Mousson, in de nieuwe abdij Sainte-Marie-Majeure, om hen op te nemen in de jonge en dynamische universiteit, geleid door de jezuïeten.  Paus Paulus V had zijn akkoord gegeven op voorwaarde dat nog één of twee kanunniken als permanentie verbleven in de oude abdij en er elke dag de mis opdroegen.  De monniken komen er nochtans geregeld terug in de oude abdij, zo ook in 1631 vluchtende voor de pestepidemie die te Pont-à-Mousson heerst en het is daar ook dat abt Servais de Lairuelz sterft op 18 oktober 1631.  Tijdens de Dertigjarige Oorlog vernielen de Zweden de streek rond 1635.
    Met de Revolutie is de Orde van Norbertijnen ontdaan van zijn bezittingen; de gebouwen en de gronden van Sainte-Marie-au-Bois zijn nationaal bezit geworden en worden te koop gesteld op 14 februari 1791 en vinden een koper in de persoon van Antoine Willemin, een rechter te Pont-à-Mousson voor de som van 15 400 ponden.
    Gans de 19de eeuw volgen de eigenaars en landbouwers zich op in de oude abdij.  De abdij kerk is veranderd in een stalling en de kapittelzaal is een keuken geworden.  Tijdens deze periode wordt een fragment van het altaar van de 14de eeuw aan het historisch museum van Lotharingen te Nancy geschonken.

    Beschrijving.

    Het geheel van gebouwen is nu herleid tot de abdijkerk, met een oostelijk gericht koor, een kloostergebouwen toegevoegd aan de zuidelijke gevel van de kerk.  Het is een homogeen geheel in Romaanse stijl van het einde van het tweede kwart of begin van het derde kwart van de 12de eeuw.  Dit getuigt door de constructie van de Norbertijnen die zich spiegelden aan de sobere architectuur van de Cisterciënzers.
    De abdijkerk van Sainte-Marie-au-Bois stelt zich samen met een schip met plafond en met twee overwelfde zijbeuken en meet zo'n 23 meter in lengte.
    De gevel is merkwaardig : Van het basicale type vertoont zij een verwantschap met de abdijkerk van de Cisterciënzers van Haute-Seille.  Oorspronkelijk telde het lagere niveau vijf traveeën. 
    Het kooreinde is verdwenen; Slotta had het vermoeden dat deze rond was.
    In het koor bestaat nog een grafnis in late Gotische stijl, zij houdt het graf in van abt Dominique Thuillier, overleden te 1534.
    Met de Renaissanceperiode hoogde men het schip op met kruisgewelven met ribben.
    Al de historici die zich interesseren voor deze abdij hebben de bescheiden afmetingen van de abdijkerk beschreven en hebben verschillende meningen om dit feit uit te leggen.  Digot heeft het gevestigde idee van zijn tijd verworpen  al zou het schip een verkorte vorm gekregen hebben tijdens de periode van abt Servais de Lairuelz toen hij de monniken naar Pont-à-Mousson stuurde.  Heribert Reiners verdedigde in 1921 het idee van een verkorting van het schip met een halve travee onder de periode van de abten Thuillier.  Hubert Collin denkt niet aan een verkorting van het schip; hij denkt dat, om nog onbekende redenen, de monniken in het begin een groter gebouw hadden.
    Michel Mazerand stelt de hypothese dat in 1780/1781 het schip in wezen zou verkort zijn en de gevel hierbij ontdaan om deze nadien opnieuw steen per steen aan te brengen.  Voor dit steun hij zich op een ernstig onderzoek van het gebouw dat de aanwezigheid van drie gewelfsleutels, bevestigd in het metselwerk, overeenkwamen met de drie weggenomen traveeën, en ook op de ontdekking hiervan in de rekeningen van de abdij waarbij men grote werken vermeld in 1780 en 1781.
    Het kloostergebouw houdt op het gelijkvloers, bij het verlaten van de kerk, de sacristie in, vervolgens de kapittelzaal.  Het uiteinde van het gebouw is verdwenen.  Dit hield een zaal in met twee traveeën.  Op de eerste verdieping vinden we de slaapzaal van de monniken terug met kleine openingen in rondboog.
    De kapittelzaal houdt twee beuken in met drie traveeën met in het oosten twee rondboogvensters.  Naar het westen hebben we de doorgang naar de kloostergang.
    De kloostergang is verdwenen, maar de aanvang van de gewelven in het noorden en het oosten getuigen van het bestaan van de noordelijke en oostelijke galerijen.

    Bronnen :

    - Hans-Günther Marschall, Rainer Slotta in Lorraine Romane, collection La Nuit des Temps 61, Editions Zodiaque.
    - Hubert Collin in Fondation d'une abbaye Lorraine au 12ième siècle : L'exemple de Sainte-Marie-au-Bois, Centre des études et de recherches Prémontrées, Editions Beauchesne Paris 1998.
    - Michel Mazerand in Histoire de l'Abbaye de Sainte-Marie-au-Bois, Pays Lorraine 1986.
    - Michel Mazerand in L'Abbaye de Sainte-Marie-au-Bois : Architecture et sculpture, Pays Lorraine 1987.
    - Suzanne Braun in Art Roman en Lorraine : Architecture et sculpture, Metz 2005.






    20-09-2011 om 00:00 geschreven door Belibaste  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (2 Stemmen)
    Categorie:Romaanse architectuur Frankrijk : Meurthe-et-Moselle 54
    19-09-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Gembloux (Belg. Prov de Brab. Wal.)
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Gembloux

    Geschiedenis.

    Gembloux heeft een oud verleden.  De plaatsnaam wijst op een Keltische oorsprong.  Langs de oude heirweg Bavay-Keulen die door Gembloux liep, werden sporen uit de Gallo-Romeinse periode gevonden.  Deze weg, die dankzij zijn verlengingen het Kanaal met de Rijn verbond, had vroeger een grote strategische en commerciële waarde en bracht volkeren dichter bij elkaar.  In die tijd was het dan ook aantrekkelijk om langs de weg landhuizen, meestal bouwbedrijven, te bouwen.  Na de welvarende periode van de tweede eeuw, kreeg de streek van Gembloux, net als de omliggende gebieden, af te rekenen met de invallen van de Germanen.  Hun gewelddadig optreden deed de inwoners die op zoek waren naar bescherming, de gebieden rond de heirwegen verlaten en vluchten naar afgelegen gebieden.  Zo werd de grote rots in het historische centrum van Gembloux bewoond.  In 1935, tijdens de grondwerken van de bouw voor nieuwe delen van de huidige Faculteit voor Landbouwwetenschappen, werd een Merovingisch graf, uit de 7de eeuw, ontdekt.
    In de 10de eeuw stichtte de ridder Wigbertus, die in 1110 heilig werd verklaard onder de naam van de Heilige Guibert, in Gembloux een benedictijnenabdij en schonk aan deze abdij persoonlijke eigendommen.
    Tijdens de 11de eeuw zorgde dit klooster voor de culturele en economische groei van Gembloux.  De abt Olbert liet kloostergebouwen en een abdijkerk in Romaanse stijl bouwen.
    De 12de eeuw was voor Gembloux een rampzalige periode.  Het dorpje werd opgenomen bij het hertogdom Brabant maar lag aan de grens met het graafschap Namen.  Deze twee prinsdommen waren grote rivalen en tijdens deze periode, bezetten en plunderden de troepen van de graaf van Namen, Gembloux minstens twee keer.  In 1153 kreeg het dorpje de toestemming om stadswallen te bouwen.  De oppervlakte binnen deze wallen, die een totale lengte hadden van ongeveer 1 kilometer, bedroeg ongeveer 7 hectaren, waarvan 3 hectaren grondgebied van de abdij.  In deze stadswallen waren 4 poorten, meerdere torens en rondom grachten.
    Dankzij de unificatie van onze gewesten, tijdens het Bourgondische bewind in 1430, werd Gembloux niet langer een gevaarlijk grensgebied.
    Tijdens de 2de helft van de 16de eeuw kreeg Gembloux te maken met de godsdienstoorlogen en werd het zelfs het strijdtoneel van de slag van 31 januari 1578 tussen het Statenleger, de Geuzen, en de Spaanse troepen onder het gezag van de landvoogd, Don Juan van Oostenrijk.
    De abt van het benedictijnenklooster van Gembloux werd achtereenvolgens hertogelijk adviseur, eerste edele van Brabant en werd midden 16de eeuw opgenomen tot de hoogwaardige grafelijke kringen.  De abt was de heer met de hoge jurisdictie en oefende zijn rechten uit op het grondgebied van Gembloux dat ook bestond uit Cortil, Ernage, Grand-Manil, Bertinchamps, een deel van Lonzée en Liroux.  De abt benoemde jaarlijks de burgemeester en de schepenen en kon op elk moment de benoeming intrekken.  Onder het Ancien Régime was Gembloux steeds onderworpen aan de macht van de abt en kon zich nooit als onafhankelijke gemeente laten gelden.  De abt kende zich de politieke rol toe die de stad in de 12de en 13de eeuw begon te spelen.
    De oorlogen die Lodewijk XIV in onze provinciën tegen Spanje voerde, waren een hindernis voor de heropbouw van Gembloux.  Daarenboven ontstond op 06 augustus 1678 een enorme brand die de stad verwoestte.
    Pas in de 2de helft van de 18de eeuw kende Gembloux opnieuw een relatief welvarende periode.  In deze periode ontstond de messenmakerij.  Door de ontwikkeling van dit ambacht was Gembloux niet langer een landbouwersgebied.  De kloostergebouwen en de abdijkerk, uit de 11de eeuw, werden bouwvallig en moesten heropgebouwd worden.  Deze werkzaamheden begonnen op het einde van het abtschap van Eugène Gérard en werden voornamelijk onder abt Jacques Legrain verder gezet.  Deze deed een beroep op de vermaarde architect Laurent-Benoît Dewez.  De heropbouw van de abdij was in 1779 voltooid.
    Lang hebben de monniken in de nieuwe gebouwen niet kunnen vertoeven door de inval van de revolutionaire troepen in de Oostenrijkse Nederlanden.  Na de annexatie van onze gebieden in 1794 kondigde dit het einde aan van het Ancien Régime en de graaf van Gembloux werd uit zijn functie ontheven.  Gembloux werd een gemeente van het departement Maas-Samber.  De Fransen stelden op deze manier een einde aan de Brabantse invloedssfeer in Gembloux.  Met de afschaffing van de religieuze orden en de confiscatie van hun bezittingen ten voordele van de Republiek werd de abdij gesloten en in 1797 verkocht.  Het oude abdijdomein werd door een Fransman, Jean-Baptiste Paulé aangekocht en de gebouwen werden niet langer voor religieuze doeleinden aangewend.  Door een keizerlijk decreet van 1810 mochten de gemeenten Gembloux, Grand-Manil en Lonzée de oude abdijkerk van Gembloux aankopen ter vervanging van de bouwvallige parochiekerk waarvan de funderingen nog dateerden van de 10de eeuw.  Bij de Slag van Waterloo in 1815 doorkruisten vele troepen Gembloux en verbleven er ook talrijke van hen.
    In 1830 hebben ook vele inwoners van Gembloux deelgenomen, in de septemberdagen, aan de onafhankelijkstrijd te Brussel.

    Sporen van middeleeuwse stadsverdediging.

    Tijdens de middeleeuwen bevond Gembloux zich op de grens van twee rivaliserende gebieden : Het hertogdom Brabant, waartoe Gembloux behoorde, en het graafschap Namen.  In 1152 gaf Frederik van Hohenstaufen, de later Duitse Keizer, Barbarossa, de gemeente de toestemming om stadswallen op te trekken.  Fundamenten van de verdedigingswerken die voor deze periode werden uitgevoerd, werden aan de voet van het belfort terug gevonden.  Deze stadswallen hadden een lengte van ongeveer 1 kilometer en sloten een oppervlakte in van ongeveer 7 hectaren.  Deze stadswallen telden 4 poorten en werden geflankeerd door meerdere torens en omringd met grachten.  De verdediging van Gembloux bestond ook uit de torens van de twee kerken; een abdijkerk en een parochiekerk die langs de rotspunt in het historische centrum van het dorp stonden.  De toren van de parochiekerk van de Heilige Redder - het huidige belfort - werd in de loop van de tijd verhoogd om te dienen als uitkijk- en verdedigingspost.  Van deze stadswallen zijn nog twee torens te zien en een stuk muur die naast de poort En-Haut stond.  Nadat de kerk van de Heilige Redder zijn religieuze functie verloor, werd de toren bewaard als belfort.

    Het Baljuwhuis.

    Het Baljuwhuis in het Epinalpark is sinds 1951 eigendom van de stad Gembloux.  Dit gebouw uit zand- en kalkbreuksteen werd in de late 16de eeuw gebouwd met als basis oa twee kelders uit de 12de en 13de eeuw, waarvan er één een ribgewelf heeft en de andere een tongewelf, van het vroegere versterkte huis. 



















    19-09-2011 om 23:21 geschreven door Belibaste  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (3 Stemmen)
    Categorie:Middeleeuwse stedelijke versterkingen België
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Lamine (Belg. Prov de Liège)
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Motte te Lamine

    Beschrijving.

    Te Lamine bevindt het middeleeuws centrum zich op een interessante site.  Vooreerst zijn de archeologische en monumentale sporen heel goed bewaard gebleven.  Wij hebben hier een castrale motte met gracht, verlengd met een oude basse-cour waarbij de boerderij "de la tombe", de erfenis schijnt verder te zetten.
    Bij de site hoort ook een kerk en een oude begraafplaats vormend het geestelijke centrum en waarbij de toren van het religieuze gebouw teruggaat voor enkelen tot de 11de eeuw maar waarschijnlijker de 13de eeuw zoals een kalksteen het schijnt te bevestigen waar de datum van 1211 op figureert.  Het is moeilijk om deze motte te dateren waarop onderzoeken zijn uitgevoerd bij het begin van de 20ste eeuw.  Lamine, een domein van de kerk zou een heel machtige procureur hebben gehad, een gunsteling van de bisschop van Luik, de procureur van Haspenhouwen.  Deze had zijn macht uitgebreid en liet een toren op een motte oprichten zoals het toen het gebruik was in gans het westen rond het jaar 1000.  Deze trend van constructie was heel erg verspreid in Haspenhouw en zette zich nog verder door tot in de 13de en 14de eeuw zoals verschillende archeologische getuigenissen het bevestigen en beschreven in een passage van Jacques de Hemricourt naar aanleiding van de aanval op een motte te Fooz.
    Het is heel goed mogelijk dat het kasteel van Lamine voorafgaand zou zijn aan de late middeleeuwen.  We bevinden ons hier ook in een grenszone van het graafschap van Looz waarbij de dorpen in de omgeving verschillende versterkingen inhouden en het graafschap van Looz wordt slechts een deel van het Prinsbisdom in de 14de eeuw, na de politieke spanningen tussen de prinsen van de regio.  Het is dus niet verrassend om een personage zoals de procureur van Haspengouwen zien, als militair overste van de Luikse legers, een voet zetten in dit dorp.  Het is ook waarschijnlijk dat nadat hij te Lamine was geïnstalleerd, hij onmiddellijk de oorspronkelijke herenrechten op de gebieden van Lamine heeft uitgevoerd.  Misschien heeft hij spoedig zijn voorrechten laten gelden aan een onderprocureur daar Thomas de Lamine is genoemd uitoefende deze functies van procureur van het dorp.
    De geregelde inbreuken van de procureurs in het Luikse op de gronden van de kerk zijn vermeld door Anselme, een kroniekschrijver uit het Luikse.  Ook de bisschop van Luik heeft, om te antwoorden aan de aanspraken van de procureurs en om bij het verlies van de rol van de religieuzen in het domein te voorzien, de parochies en de ontvangsten van deze aan het kapittel van Saint-Paul gegeven alsook de ontvangsten van haar filialen te Remicourt, Bléret, Hodeige en Pousset.  Lamine was eigenlijk een moederkerk waarvan verschillende kapellen afhingen die op hun beurt nieuwe parochies werden.
    De toren van de kerk van Lamine schijnt het laatste restant te zijn van de parochiale kerk.  Zij diende als vluchtplaats voor de inwoners terwijl de donjon van de heer, voordien in hout, vervolgens in steen, diende als privéresidentie voor de procureurs van Haspengouw, vervolgens aan hun opvolgers, waarschijnlijk de onderprocureurs.
    Op het einde van de middeleeuwen was de heerlijkheid beleend aan andere takken zoals de Argenteau, de Longchamps-Dongelberg en de Oultremont.  Tot het einde van de nieuwe tijd behoorden de laatste heren van Lamine tot de procureurs van Haspengouw.  De boerderij, grenzend aan de motte en zijn bezittingen bleven nog de eigendom van de Oultremont, de laatste heren van Lamine, terwijl de andere religieuze orden ook de gronden bleven bewerken, maar zonder geen enkel recht van de heerlijkheid aan te vechten.
    De motte van Lamine is zeker één van de meest belangrijke en één van de best bewaarde in Haspengouwen.  Zij meet een hoogte van 12 meter en een omtrek van 185 meter.  De top waar de donjon gebouwd was, vormt een rechthoek van 32 meter op 25 meter.  De Yerne, een zijrivier van de Jeker, bevloeide de grachten die nog heel goed bewaard zijn.  In de omgeving van de motte waar verschillende weilanden zijn en zeker langs de kant van de kerk en aan de andere kant door het architecturale deel van de boederij van tijdens het ancien régime, konden delen zijn van de oude basse-cour, uit dezelfde periode bij de stiching van het castrale geheel. 
    De opgravingen hebben bijgedragen mbt de oorsprong van het dorp van Lamine, op het religieuze gebouw, op de infrastructuur van de landbouw en op misschien nog oudere gebouwen uit de Karolingische, Merovingische of Romeinse periode. 











    19-09-2011 om 00:41 geschreven door Belibaste  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (4 Stemmen)
    Categorie:Kastelen België
    16-09-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Faimes (Belg. Prov de Liège)
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Motte te Faimes

    Beschrijving.

    Te Faimes, somtijds verward met een tumulus daar de toren die erop stond verdwenen is, werd de motte archeologisch onderzocht in 1903 en men vond er enkele beenderfragmenten, ijzer en aardewerk terug.  Het domein van Celles waarbij het gehucht van Faimes deel uitmaakte, was een zeer uitgestrekt domein en nog veelvuldig overdekt met bos in de 12de eeuw.  De toponymie en een dateringsakte van bisschop Baldéric aan de abdij Saint-Jacques, vermelden het.
    Het domein, aldus gegeven door de bisschop aan de monniken geïnstalleerd in de Maasstreek, had een beschermer nodig.  Zoals voor Lamine werd deze bescherming vastgelegd door een procureur.  In het geval van Faimes werd het procureurschap gegeven aan een vertrouweling van de bisschop daar het zijn eigen broer van Baldéric werd, de graaf van Looz, Gislebert, die er werd benoemd.  Bij het begin had de abdij geen problemen met zijn procureur maar dit alles veranderde op het einde van de 12de eeuw en het begin van de 13de eeuw onder Arnould I.  Hij benoemde er eigenlijk als een onderprocureur, Guillaume de Namur, die enkel geïnteresseerd was in de financiële voordelen : Veel van deze procureurs maakten misbruik van hun taak en wilden er voor zichzelf voordeel uit halen en eisten als tegenprestatie een financiële vergoeding.  Er moest van de monniken van Saint-Jacques een sterk reglement opgesteld worden en een tussenkomst van de keizer zelfs bij het begin van de 13de eeuw om de onderprocureurs om hun taak te wijzen en de functies van procureur te reglementeren.
    Men weet niet of het tijdens de periode van het procureurschap van de graaf van Looz of bij het begin van het onderprocureurschap van Guillaume de Namur was, dat de motte werd opgericht.  Opgericht met de hulp van herendiensten die de boeren van het domein verplichtten om in grote hoeveelheden de aarde ter plaatse te verslepen.  Zij diende als basis voor de oprichting van een toren die dankzij de ophoging aan de heer met zijn residentie een strategisch voordeel gaf.
    De motte van Faimes is een goed bewaard voorbeeld van deze heuvels die Haspengouw tooien.  Zij had een constructie met aan de basis 45 meter op 65 meter in een rechthoekige vorm.  Zijn top had een hoogte van 17 meter.  Men kon het bereiken via een hangbrug van 2 meter breed.
    De toren die er werd opgericht was waarschijnlijk in hout en vervolgens in de 13de eeuw in steen.  De oude basse-cour van het kasteel is nog niet het voorwerp geweest van een studie of van opgravingen.  Zij werd vervangen door een boederij die de motte begrenst waar het castreel geheel zich heeft ontwikkeld.  Een kapel zou hier ook in de omgeving opgericht zijn misschien in de 12de eeuw reeds maar zeker in de 13de eeuw.  Een bovendrempel die opnieuw gebruikt is in één van de huizen van het gehucht die enkelen niet durven aan te duiden als dit van de oude middeleeuwse kapel, is nog goed zichtbaar.
    Meer nog, een deuropening aan de binnenzijde van deze bewoning, schijnt waarheid te geven.  Het linteel heeft een herinneringstekst gekregen.  Het is in deze kapel toegewijd aan Saint-Sébastien, reeds in 1223 geciteerd dat Henri Pouillet de Ferme in 1263 werd begraven.  Tijdens deze periode begon een andere familie van het domein de procureurs in belangrijkheid te overtreffen : De Pouillet de Faimes.  Het Franse ferme is de middeleeuwse schrijfwijze van Faimes.

    Bronnen :
    - Patrimoine de Hesbaye Meuse.
    - Ville de Faimes.





    16-09-2011 om 23:33 geschreven door Belibaste  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (6 Stemmen)
    Categorie:Kastelen België
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Les Waleffe (Belg. Prov de Liège)
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Motte te Waleffe Saint-Georges

    Beschrijving.

    De oude heerlijkheid afhangend van het graafschap van Moha, vervolgens van het Prinsbisdom Luik, vormt Waleffe Saint-George met Waleffe Saint-Pierre, afhangend van het prinsdom van de abten van Stavelot, het huidige les Waleffes, bij Faimes nu gevoegd.  De feodale motte bevindt zich in het centrum van het dorp, in de omgeving van de oude kerk.  Zij is omhord door het wegennet en in de nabijheid van een plaats die trouwens een meer had, vandaag uitgedroogd.  De motte is in een ovale vorm, van een 50-tal meter in lengte en een 40-tal meter in breedte.  De hoogte varieert tussen de 6 en de 7,50 meter maar de structuur is sterk gewijzigd geweest door een ondersteuningsmuur die het omhord sedert 1980.  Tijdens deze werken heeft men archeologische overblijfselen en skeletten gevonden. 
    De oudste teksten gaan terug tot de periode wanneer de graaf van Moha zijn graafschap aan prinsbisschop Hugues de Pierrepont overdraagt.  Tijdens deze periode werd het castrale geheel genoemd "castrum", "domus fortis" of "turris".  De teksten leren ons ook dat het kasteel verschillende malen werd belegerd en in 1212 door de hertog van Brabant in oorlog tegen Hugues de Pierrepont voor het bezit van het graafschap Moha.  Het kasteel diende misschien ook als gevangenis gedurende twee perioden; de ene keer door de inwoners van Hoei in 1255 en vervolgens door de graaf van Looz in 1312.  Het kasteel werd het voorwerp van belegeringen voor de bevrijding van de gevangenen.  In 1325 werd het dorp les Waleffes in brand gestoken door de burgers van Luik en Hoei in opstand tegen hun prinsbisschop.  De toren zou na deze afbraak opnieuw heropgericht zijn en verstevigd door Adolphe de la Marck.  Deze laatste zou vier hoektorens laten aanbrengen hebben.  De definitieve afbraak situeerde zich in 1347, na de slag van Tourines.  De brandsporen bewijzen de bewogen geschiedenis van deze gebouwde toren op de motte.
    Onderzoeken zijn uitgevoerd op de motte en hebben de aanwezigheid van twee verbonden stukken en dit door een trap met twee treden.  Het eerste stuk openbaart vier fasen van bezetting terwijl het tweede er enkel twee bewijst.  Deze verschillende bezettingsfasen openbaren eigenlijk de herinrichtingen van het gebouw dat als effect een progressieve verhoging van het niveau van de bewoning tussen de 11de en de 14de eeuw met zich meebracht.
    Tijdens de opgravingen heeft men een skelet terug gevonden dat door zijn positie, laat vermoeden dat het om iemand gaat die levend begraven is dan deze bij een begrafenis.  Een schrijflei eveneens teruggevonden op de plaats en geanalyseerd door professor Stiennon, geeft om het resultaat van een schrijfoefening te zien uitgevoerd door een lid van de familie die er verbleef.
    Door het nakijken in de geschreven bronnen en de archeologische sporen schijnt het castrale gebouw van les Waleffes op zekere momenten belangrijke afmetingen te bezitten en speelde een heel uitgesproken defensieve rol.  Hij stond aan de grens van een oud graafschap, in de nabijheid waar een Romeinse heirbaan passeerde naar Omal en niet ver van een slagveld dat diende voor de meest bloedige veldslag in de geschiedenis van Luik.


    Bronnen :
    - Patrimoine de Hesbaye Meuse.
    - Ville de Faimes.















    16-09-2011 om 00:00 geschreven door Belibaste  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (5 Stemmen)
    Categorie:Kastelen België
    13-09-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Orrouy (Oise 60)
    Klik op de afbeelding om de link te volgen De klokkentoren van de kerk te Orrouy

    Beschrijving.

    Orrouy is gesitueerd op enkele kilomters van Morienval en het klokkentorenportaal zou volgens E. Lefèvre-Pontalis, overeen  komen met deze van de abdijkerk van Morienval (foto 1).
    De kerk van Orrouy is in de 16de eeuw sterk gewijzigd en de klokkentoren trekt hierdoor ook de meeste aandacht voor wat betreft het Romaanse aspect.
    Het torenportaal staat in de breedte van de hoofdbeuk van het schip (foto 2).  De twee binnenste niveaus zijn gestut met hoeksteunberen met uitsteeksels, die getemperd worden door de waterlijsten (foto 3).  Op het gelijkvloers opent zich een moderne deur in korfboog; zij heeft uit op het overwelfde portaal met gebroken tongewelf (foto 3). 
    Twee grote gebroken bogen versterken de zijmuren.
    De eerste verdieping is verlicht door twee kleine rondbogen met een uitgesneden linteel (foto 4).  De twee gemoluurde banden onderscheiden de verschillende niveaus.  De twee bovenste verdiepingen zijn geopend op iedere zijde door twee paarsgewijze bogen genomen onder twee ronde ontlastingsbogen (foto 4).  De half in de muur gemetselde zuiltjes en de geïsoleerde cilinders dragen de bogen, hun dekstukken zetten zich verder in een band rond de klokkentoren en tooien de dunne zuiltjes geplaatst aan de hoeken (foto 5).  De ontlastingsbogen op de binnenste verdieping zijn omhord met een gemoluurde band alsook stellen de bovenste bogen een versierde band met een geplooide lintvormige versiering voor : Dit is hun enigste verschil.  De kapitelen zijn gebeeldhouwd met eierlijsten of met vlakke brede bladeren (foto 6). 
    Een dakgoot met modillons onderlijnen de puntgevels en het afdak.  Een venster in rondboog zonder versiering is doorbroken in iedere puntgevel (foto 3).  Deze twee bovenste verdiepingen zijn werkelijk erg verwant met het laatste niveau van het klokkentorenportaal van Morienval (foto 1) en het is mogelijk dat deze oorspronkelijk een afdak had zoals te Orrouy.


    Bronnen :

    - Anne Prache in Île-de-France Romane; Editions Zodiaque La Nuit des Temps 60, Abbaye Sainte-Marie de la Pierre-qui-Vire 1983.
    - Pauline de La Maléne in Atlas de la France Romane; Editions Zodiaque, Abbaye Sainte-Marie de la Pierre-qui-Vire 1995
    - Régine Pernoud en Madeleine Pernoud in Sources de l'Art Roman; Editions Berg International, Paris 1985.
    - Aurelia Stapert in L'Ange Roman dans la pensée et dans l'art; Editions Berg international, Paris 1975.












    13-09-2011 om 00:00 geschreven door Belibaste  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (3 Stemmen)
    Categorie:Romaanse architectuur Frankrijk : Oise 60
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Erpe (Belg. Oost-Vlaanderen)
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Motte "De Kasteelberg" te Erpe

    Beschrijving.

    Te Erpe, in het centrum van het dorp op zo'n 200 meter ten noorden van de kerk staat op een privédomein, een ronde heuvel, ook gekend als de Kasteelberg (foto 1) .  Het is eigenlijk een motte, een in de middeleeuwen kunstmatig aangelegde heuvel waarop een kasteel gebouw was; een castrale motte dus.  In landen waar het vlakke bodemreliëf niet toeliet versterkte kastelen te bouwen in bergen of op rotsen, werd kunstmatig een motte aangelegd met de grond die rondom uitgegraven werd en waardoor een ringvormige gracht ontstond, die diende als verdedigingsgracht.  Over de omwalling kon toegang genomen worden met een ophaalbrug, zo was het zeker in de 14de eeuw.
    De motte van Erpe (foto 3) is één van de best bewaarde en tevens één van de grootste in de Benelux.  De motte heeft een omtrek van 220 meter aan de basis en 115 meter aan de top met een hoogte van ongeveer 16 meter.  De helling is steil, ongeveer 45°.  In de middeleeuwen was de helling met doornen begroeid, wat ervoor zorgde dat de vesting niet gemakkelijk in te nemen was.  Bij onrusten kon de bevolking in de versterkte burcht een toevlucht vinden.  Tegenover deze bescherming stonden ook verplichtingen : Nog tot in de 17de eeuw, droeg de heer van Erpe aan de bevolking op, om zijn gracht rondom de motte te reinigen.  Van die ringgracht, die landschappelijk nog herkenbaar is, is thans slechts een vijver bewaard gebleven.
    De motte van Erpe ligt in de vallei van de Molenbeek, een vallei waar nog twee andere mottes gelegen zijn; de motte van Ressegem (foto 2) die
    nog steeds omringd is met water en het Boonhof te Heldergem, een castrale motte die vrij slecht bewaard is.
    De eerste vermelding van een kasteel van Erpe dateert van het jaar 1057.  Het is onzeker of er reeds een gebouw op de motte was, omdat voor de oorsprong van dat type doorgaans naar het laatste kwart van de 11de eeuw wordt verwezen.  De heren van Erpe behoorden wel tot de meest gegoeden van de streek - deze hadden reeds vroeg een eigen zegel - zodat we mogen aannemen dat ze bij de eersten waren om een versterkte woning van dat type op te richten.
    De heerlijkheid van Erpe bleef lange tijd in handen van dezelfde familie; eerst deze van de familie Van der Aa, daarna door huwelijk de familie Van Erpe en na verschillende generaties kwam ze, opnieuw door huwelijk, in het bezit van de familie Schoutheete - Van Zuylen.  Het kasteel met de bijhorende pachthoeve - het neerhof - bleef steeds een eigen bezit van de heer.
    In de 17de eeuw kwam de familie Van Zuylen in geldnood en het inmiddels vervallen kasteel en de bezittingen van de familie werden één na één verkocht om de schulden te delgen.  Alleen de kasteelruïne op de oude motte bleef als symbolisch element van macht in het eigen bezit van de heer.  De pachthoeve en de watermolen werden verkocht aan de rijke en invloedrijke baljuw De Witte, die een stenen woning had opgericht.  De pachthoeve verdween in de 18de eeuw, de watermolen is bewaard gebleven.
    Het kasteel, helemaal vervallen, werd in 1714 verkocht aan de nieuwe heer van Erpe, Jan de Waepenaert.  In een akte van 1716 wordt vermeld dat deze de stenen van de Kasteelberg verkocht.  De Waepenaerts waren de laatste heren van Erpe tot in 1792 wanneer de Franse Revolutie een einde maakte aan het Ancien Régime.
    Het kasteel op de motte bestaat niet meer, de heerlijkheid van Erpe is verdwenen; alleen de motte blijft staan als symbool van de vroegere grandeur.
    De motte bewaart nog een groot deel van haar geheimen, een grondig onderzoek is er nog niet geweest, enkel op het einde van de 19de eeuw werd er een summier archeologisch onderzoek verricht maar leverde weinig interessante gegevens op.

    Bronnen :

    - Anton Ervynck in De oudste Ronde van Vlaanderen : Een archeologisch parcours; Uitgeverij Davidsfonds, Leuven 2011.
    - Gemeente Erpe-Mere.






    13-09-2011 om 00:00 geschreven door Belibaste  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (7 Stemmen)
    Categorie:Kastelen België
    12-09-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Rhuis (Oise 60)
    Klik op de afbeelding om de link te volgen De kerk Saint-Gervais et Saint-Protais te Rhuis

    Geschiedenis.

    De geschiedenis van de Romaanse kerk te Rhuis is niet gedocumenteerd door oude teksten.  Zij is gedateerd door vergelijking met andere naburige kerken zoals deze van Morienval.
    Peilingen hebben uitgemaakt dat het eerste koor kleiner was en met een plat kooreinde.  Zij opende zich op het hedendaagse schip, waarschijnlijk opgericht in het midden van de 11de eeuw.  Men bemerkt in de muur van de gevel, lagen van metselwerk in visgraatmotief.  Het is aldus dat de klokkentoren opgericht is aan het einde van de noordelijke beuk.  in de 12de eeuw is de laatste travee van de zuidelijke zijbeuk veranderd geweest.
    Een sacristie is opgericht geweest in het noorden, waarschijnlijk in de 18de eeuw, op de restanten van een oudere kapel.
    De valse gewelven in hout waren bestreken met plaaster en waren opgesteld in het schip; een afdak is hersteld geweest tijdens de restauratiewerken.  De vensters van de zijbeuken, welke vergroot zijn in de 18de eeuw, zijn herdaan geweest in uitgestrektere verhoudingen.
     
    Beschrijving.

    De gevel van de kerk is opgericht geweest in breuksteen (foto 1) met sporen van lagen visgraadmotief.  Twee vlakke en dunne steunberen verheffen zich aan de verbinding van de zijbeuken en verdelen de muur in drie verticale delen.  Een band van staafvormige kanteelversiering onderlijnt horizontaal de puntgevel (foto 2).
    Bovenaan is de as doorbroken met een kleine rondboog, passend samengevoegd en naakt, in een gedeelte verborgen aan de basis door de hoogte van het portaal.  Deze vormt een soort van uitstekend portaal, bekroond met een dakvenster.  De twee posten vormen massieve pijlers, bekroond met een half in de muur gemetselde zuil aan de zijde van de deur.  De kapitelen van deze zuiltjes zijn gebeeldhouwd met palmetten.  De dekstukken bekronen de pijlers; zij zijn geprofileerd met een tablet  op een versierde schuine kant van palmetten.  Een grote boog in rondvorm is aangespannen, onder een dakvenster, met een pijler aan de andere.  Zijn sluitstenen zijn gemoluurd op de buitenste zijde met dunne voetringen, gescheiden door hollijsten.  Het bovenste gedeelte van het dakvenster is eenvoudigweg gemetseld met breukstenen.
    Op het einde van de boog opent zich de deur.  Zijn naakte en passend samengevoegde posten ondersteunen een linteel gedaan met drie stenen.  De kleinste in trapeziumvorm is opgenomen in langere zijblokken.  De hoogte van de dekstukken vormt een inspringing, verder gezet door een passend samengevoegde, ronde ontlastingsboog.  Het timpaan is een eenvoudig hergebruik van steenlagen van metselwerk.
    De eenvoud van het decor, de volharding van breukstenen in het fronton, duidt aan dat dit portaal met fronton zonder twijfel één van de meest oude van de streek is.  Lefèvre-Pontalis heeft geschreven dat zij de eerste zou zijn, waarschijnlijk verwant aan de 12de eeuw.
    De twee buitenste muren van de zijbeuken zijn modern (foto 3).  In het zuiden is de laatste travee uitkomend met steunberen en draagt een duidelijk waarneembaar dak.  De hoge vensters hebben hun oorspronkelijk aspect bewaard.  Daarboven is een dakgoot voorzien waarvan de tablet is gebeeldhouwd met een ineengestrengeld motief voorzien van modillons (foto 4).  De zuidelijke zijbeuk beëindigt zich door een rechte muur.  Een kleine boog in rondvorm is er geopend.  Het koor is verlicht door een andere rechte boog waarvan de cirkel uitgesneden is in een linteel.
    De apsis (foto 5) is ondersteund door vijf steunberen.  De steunbeer in de as (foto 6) is korter dan de anderen en beëindigd zich in een talud onder het venster.  De drie vensters in rondboog zijn omkaderd door twee rijen van sluitstenen en twee half in de muur gemetselde zuilen (foto 7).  De kapitelen zijn gebeeldhouwd met heel eenvoudig gebladerte met krullen aan de hoek (foto 8), enkel in het zuiden versierd met eierlijsten.  Een ineengestrengeld motief loop onder de dakgoot met de modillons (foto 9), onder het dak.
    In het noorden verheft zich de sacristie tegen het koor (foto 6).  De klokkentoren is gevestigd op de laatste travee van de noordelijke zijbeuk.  Hij houdt drie verdiepingen in (foto 10); Zijn steunberen aan de hoek worden dunner aan de tweede verdieping en houden op onder de derde welke is versierd met hoekzuiltjes (foto 13).
    De hoge onderbouw is toegevoegd door rondboog op de drie zijden.  De naakte sluitstenen zijn overdaan met een rij van staafvormige kanteelversiering en dragen op twee half in de muur gemetselde zuilen waarvan de dekstukken zijn gegraveerd met lijnen.  Een rij van staafvormige kanteelversiering onderlijnt de tweede verdieping op het niveau waar zich twee paarsgewijze bogen openen op iedere zijde (foto 11).  Hun bogen zijn vergelijkbaar met deze van de bogen van de eerste verdieping maar twee aanpalende zuiltjes vormen een tussensteun.  Deze bogen zijn meer verheven en rechter.  Zij herhalen zich op het laatste niveau waar de staafvormige kanteelversiering met de omkadering van de bogen zich verlengen rond de klokkentoren (foto12).  Zijn geheel is heel homogeen.  De kapiteellichamen van de kapitelen stellen hoekkrullen voor en zijn diepliggend gebeeldhouwd met palmetten, strepen of sterren.  Deze klokkentoren schijnt van dezelfde vorm te zijn als beide van Morienval en zoals deze moet hij opgericht zijn in de tweede helft van de 11de eeuw.

     
    De kerk Saint-Gervais et Saint-Protais te Rhuis was echter gesloten vandaar geen tekst bij het interieur.

    Bronnen :

    - Anne Prache in Île-de-France Romane; Editions Zodiaque La Nuit des Temps 60, Abbaye Sainte-Marie de la Pierre-qui-Vire 1983.
    - Pauline de La Maléne in Atlas de la France Romane; Editions Zodiaque, Abbaye Sainte-Marie de la Pierre-qui-Vire 1995
    - Régine Pernoud en Madeleine Pernoud in Sources de l'Art Roman; Editions Berg International, Paris 1985.
    - Aurelia Stapert in L'Ange Roman dans la pensée et dans l'art; Editions Berg international, Paris 1975.



























    12-09-2011 om 00:00 geschreven door Belibaste  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (4 Stemmen)
    Categorie:Romaanse architectuur Frankrijk : Oise 60
    11-09-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Pontpoint (Oise 60)
    Klik op de afbeelding om de link te volgen De kerk Saint-Gervais te Pontpoint

    Geschiedenis.

    De kerk Saint-Gervais van Pontpoint maakt deel uit van een groep van Romaanse kerken gebouwd aan het uiteinde van Verberie en van de vallei van de Oise. 
    Zoals bij de kerk van Rhuis moet zij teruggaan naar de 11de eeuw maar zij is verschillende malen gewijzigd geweest.  Zijn schip is hernomen geweest op het einde van de 12de eeuw.  De twee oostelijke traveeën van de zuidelijke zijbeuk zijn overwelfd geweest in de 14de eeuw, op het moment dat de zijkapel was opgericht aan deze zijde.  Een andere kapel, met twee traveeën, is toegevoegd ten oosten van de noordelijke zijbeuk in de 16de eeuw.

    Beschrijving.

    De oostelijke zijde is bezet door een modern portaal met daarboven drie vensters doorbroken in een rondboog.  Twee andere bogen verlichten de uiteinden van de zijbeuken.  Onder het portaal opent zich een gebroken ingang waarschijnlijk gezet tijdens de herneming van het schip op het einde van de 12de eeuw.  Zijn drie boogringen, gemoluurd met voetringen en versierd met een kordon van sterren, dragen op zes, half in de muur aangebrachte zuilen waarvan de kapitelen zijn gebeeldhouwd met hogels.  Het timpaan verdeelt zich in drie bogen, overdekt met rankenversiering van gebladerte.
    De lengte van de noordelijke zijde van het schip verdeelt zich in rondboogvensters van de zijbeuk en het schip onder een dakgoot van modillons.  Een portaal in rondboog, zonder timpaan, is doorbroken in de muur van de zijbeuk.  Hij is versierd met twee rijen van gebroken stokken die denken aan het westelijke portaal van Saint-Vaast-de-Longmont.  Het zou dateren van de eerste helft van de 12de eeuw.
    Verderop strekt de noordelijke flamboyante kapel zich met de apsis uit in vijf zijden, versterkt door vier dikke steunberen, zonder uitsteeksel en beëindigd door een afwatering.  De vijf hoge rondboogvensters zijn niet voorzien van een decor.  Een dakgoot met modillons is geplaatst onder het dak.
    De klokkentoren is gebouwd tegen de zuidelijke flank van het koor.  Zijn onderbouw is gedeeltelijk verborgen door een kleine rechthoekige toevoeging ten oosten en door de zuidelijke kapel van de 14de eeuw.  Verderop de onderbouw verheffen zich drie niveaus met openingen, beëindigd door een korte piramide van steen zoals men kan bemerken aan de klokkentorens van Morienval, Rhuis en te Retheuil.  De steunberen met uitsteeksels waren de hoeken en verminderen in een afwatering aan de voet van het laatste niveau, gedragen in terugval.  De rijen van staafvormige kanteelversiering kenmerken de basis van de twee binnenste verdiepingen en gaan rond de steunberen.  Deze twee verdiepingen zijn doorbroken van twee rondboogvensters aan iedere zijde : Deze van de eerste verdieping zijn gedeeltelijk afgesloten naar het zuiden door de zijkapel.  De monoliete zuilen grenzen aan de openingen; hun kapitelen zijn gebeeldhouwd met krullen.  De sluitstenen van de bogen zijn omringd door staafvormige kanteelversiering.  Het laatste niveau is opgetrokken op eenzelfde manier maar de bogen zijn in aantal van drie op iedere zijde.

     De kerk Saint-Gervais te Pontpoint was echter gesloten vandaar geen tekst bij het interieur.

    Bronnen :

    - Anne Prache in Île-de-France Romane; Editions Zodiaque La Nuit des Temps 60, Abbaye Sainte-Marie de la Pierre-qui-Vire 1983.
    - Pauline de La Maléne in Atlas de la France Romane; Editions Zodiaque, Abbaye Sainte-Marie de la Pierre-qui-Vire 1995
    - Régine Pernoud en Madeleine Pernoud in Sources de l'Art Roman; Editions Berg International, Paris 1985.
    - Aurelia Stapert in L'Ange Roman dans la pensée et dans l'art; Editions Berg international, Paris 1975.



    11-09-2011 om 00:00 geschreven door Belibaste  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (1 Stemmen)
    Categorie:Romaanse architectuur Frankrijk : Oise 60
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Saint-Vaast de Longmont (Fr. Oise)
    Klik op de afbeelding om de link te volgen De kerk Saint-Vaast te Saint-Vaast-le-Longmont

    Geschiedenis.

    De kerk van Saint-Vaast-de-Longmont is in de nabijheid van Rhuis.  Het gebied van de parochie heeft vooreerst deel uitgemaakt van het Karolingische domein van Verbrerie daarna is het in handen gekomen van de heren van Béthisy, van de familie le Bouteiller van Senlis, welke er nadien zijn rechten afstond aan de abdij van Châalis in 1204.
    De kerk is toegewijd aan Saint-Vaast, vallend onder de bevoegdheid van de bisschop van Soissons die de giften van het altaar afstond aan de abdij van Saint-Dénis in 1201 maar het gebouw is niet vermeld in de geschriften.  De kerk schijnt opgericht in het begin van de 12de eeuw met één enkele beuk waarschijnlijk beëindigd door een koortravee en apsis in halfrond.
    In de loop van de tweede helft van de 12de eeuw is een zijbeuk toegevoegd geweest ten noorden van het schip alsook een oostelijk gerichte absidiool.  Rond 1160 moet de oorspronkelijke apsis afgebroken zijn en minstens aan de rechte travee van het koor is een tweede travee toegevoegd geweest, overwelfd met ribben en een apsis eveneens overwelfd met ribben.
    Na de Honderdjarige Oorlog zijn er nog tal van wijzigingen aangebracht.  De westelijke deur is hernomen geweest en de vensters zijn vergroot in het zuiden van het schip.

    Beschrijving.

    De westelijke gevel is versierd met een groot portaal in de as van het schip, uitstekend gebouwd zoals een aantal portaals in de regio, en deze getooid met een fronton.  De deur zelf, in de diepte van het portaal, is herdaan geweest in de 16de eeuw in een korfboog met daarboven met een soort accolade.  Het weinig diep gelegen portaal is breed met vier grote bogen in verderzettende rondvorm, zonder een breuk tussen de steunmuren en de archivolten.  Deze vier bogen zijn gebeeldhouwd met diamantpunten per snede en met stokken op de buitenste zijde, die een geometrisch effect veroorzaken met een zeer grote rijkheid, te meer daar de boorden opgehoogd zijn met een diepe gegraveerde lijn.  De stijgende buitenzijden van het portaal zijn versierd met twee half in de muur gemetselde zuiltjes, welke beantwoorden aan een omkaderingsboog onderlijnd met een zwaar voetstuk en aanpalend met lintvormige, geparelde en gekruiste versiering.  Gans het geheel, fronton inbegrepen, is met zorg op maat gemaakt.  De geometrische motieven doen denken aan een Normandische invloed maar de verzettende omkaderingen en het fronton zijn meer lokaal gericht.  De plastiek van de vormen en het metselverband dragen bij om dit portaal te situeren in de eerste helft van de 12de eeuw.  Een klein stenen kruis staat boven op het fronton.  Daarboven openen zich drie kleine vensters in rondboog waarvan de soberheid zich laat merken.
    Aan de zuidelijke zijde, met de gewijzigde vensters, zien we aan de resten van de dakgoot de modillons waarvan het tablet is versierd met zaagtanden en met geplooide versieringen.  Ook de klokkentoren met de zware steunberen aan het binnenste gedeelte valt op.  Hij is gedragen op de eerste rechte travee van het koor welk een rondboogvenster verlicht en begrensd is met zuiltjes met daarboven een gemoluurde band die in verbinding staat met de kromming van de sluitstenen.  Een andere rondboog, zonder versiering, opent zich daarboven.  De eerste verdieping is onderlijnd met een versierde band van staafvormige kanteelversiering.  Het houdt drie dichtgemetselde bogen in; drie aan de oostelijke zijde, twee naar het zuiden.  Deze twee bogen dragen een zware op maat gemaakte zuil in het midden en twee fijne, omhordt met staafvormige kanteelversiering.  De dekstukken van de zuilen verlengen zich tot en met de hoekzuilen.  Het laatste niveau is onderlijnd met een kabelmotief.  Hij is verstoken van steunberen, maar de hoekzuiltjes verheffen zich daarboven met een rij van staafvormige kanteelversiering welk zich verderzet op de dekstukken.  Iedere zijde is doorbroken met twee, brede bogen in rondvorm, omhordt met staafvormige kanteelversiering.  Zoals aan het twee niveau is er een passend samengevoegde zuil in het midden en twee zuiltjes aan de zijden.  De bogen zijn bovendien onderverdeeld in twee kleine bogen gedragen door een tussenzuil.  De bovenste dakgoot, eveneens versierd met staafvormige kanteelversiering, draagt op de gebeeldhouwde modillons van maskers.  Daarboven verheft zich een spits in steen met acht zijden, versierd met dakpansgewijze plaatsing.  Vier kleine, driehoekige piramiden bezetten de hoeken geplaatst aan de basis van de spits.
    Het decor van de twee bovenste verdiepingen verdient eveneens de aandacht.  Op de twee passend samengevoegde, zware zuilen bevinden zich brede en gedrongen kapitelen.  De eerste is gebeeldhouwd met gezichten aan de hoeken, verlengd door twee arenden aan iedere voorafgaande zijde.  De eerste stelt een verlengd dier (paard?) voor, in volle galop, het gezicht aan de andere hoek, de opgerolde krulvormige staart in de tegenovergestelde hoek.  De zuilen van de twee verdiepingen zijn gegraveerd met gevarieerde strepen, koordvormig, met gebroken stokken.  Eén van hen, op het laatste niveau, is uitgehold met geruite motieven.  De kapitelen zijn ook gebeeldhouwd met geometrische motieven, met gezichten en kleine personages met uitgespreide armen en benen.  Op alle kapiteellichamen zijn de motieven zeer schematisch en getrokken in een arm reliëf.
    De apsis voegt zich onhandig in bij de klokkentoren en schijnt achteraf opgericht te zijn.  Zij is begrensd met steunberen zonder de zware uitstek.  Zij is verlicht door vijf vensters waarvan er twee overeenkomen met een rechte travee.  Zijn vijf bogen in rondvorm hebben geen volledig decor in tegenstelling tot de gemoluurde band rond het buitenwelfvlak van de bogen.  In het noorden is de apsis begrensd met een minder diepe absidiool, welke de noordelijke zijbeuk van het schip beëindigd.  Zij is verlicht door twee vensters waarvan de bogen met twee cilinders, zijn omringd met een moluur en dragen op twee zuiltjes.  Een rij van staafvormige kanteelversiering snijdt in met de steun van de vensters en gaat rond de steunberen.
    Terwijl de hoofdapsis is bekroond met een eenvoudige band, bezit de noordelijke absidiool een dakgoot naar de vorm van Beauvais, met kleine boogjes, opnieuw besneden met ondergeschikte bogen.  De noordelijke muur van de kerk bezit niet dezelfde eigenschappen.

    De kerk Saint-Vaast te Saint-Vaast-le-Longmont was echter gesloten vandaar ook geen tekst bij het interieur.

    Bronnen :

    - Anne Prache in Île-de-France Romane; Editions Zodiaque La Nuit des Temps 60, Abbaye Sainte-Marie de la Pierre-qui-Vire 1983.
    - Pauline de La Maléne in Atlas de la France Romane; Editions Zodiaque, Abbaye Sainte-Marie de la Pierre-qui-Vire 1995
    - Régine Pernoud en Madeleine Pernoud in Sources de l'Art Roman; Editions Berg International, Paris 1985.
    - Aurelia Stapert in L'Ange Roman dans la pensée et dans l'art; Editions Berg international, Paris 1975.




    11-09-2011 om 00:00 geschreven door Belibaste  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (2 Stemmen)
    Categorie:Romaanse architectuur Frankrijk : Oise 60
    09-09-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Morienval (Oise 60)
    Klik op de afbeelding om de link te volgen De Abdijkerk Notre-Dame van Morienval

    Geschiedenis.

    De abdij van de Benedictinessen van Morienval is waarschijnlijk gesticht in de loop van de 9de eeuw, daar de akte van Karel de Eenvoudige, gedateerd in 920, herinnert aan de giften overeengekomen tussen het monasterium en Karel de Kale, koning van Frankrijk.
    In 1122 overhandigen dienaars van het diocees Sées in Normandië, de relieken van Saint-Annobert, een heilige uit de 8ste eeuw, aan de abdij.
    Over de bouw van de abdijkerk zelf, zijn weinig teksten.  Zij moet gebouwd geweest zijn in het midden van de 11de eeuw.  Zijn klokkentorenportaal, voor de twee bovenste verdiepingen, schijnt te dateren van het begin van de 12de eeuw.  Een soort afgeronde kooromgang welke de torens ondersteunt van het koor en niet in verbinding staan met het transept, is vervolgens toegevoegd aan de apsis.  Men heeft de constructie een verbinding willen geven met de inbreng van de relieken van Saint-Annobert maar het is enkel een steun aan het kooreinde op het glooiende terrein.  De rechte travee van het koor is later overwelfd, waarschijnlijk voorafgaand aan het midden van de 12de eeuw.
    Een kapel is toegevoegd geweest op het einde van de noordelijke arm in de 13de eeuw en achteraf het gewelf van de apsis herdaan in Gotische stijl.
    Vanaf 1625 heeft de abdis Anne II de Foucault het zware werk laten verrichten.  Aan weerszijden van het klokkentorenportaal liet zij twee traveeën oprichten welke de toegang van de kerk hebben veranderd in een gevel voor de centrale toren en de zijbeuken.  Zij heeft trouwens een groot portaal laten openen aan de noordelijke collaterale.  Ook het schip is overwelfd met kruisribben en heeft zij de zuidelijke zijbeuk laten ondermetselen.  Het kruisgewelf van het transept dateert van 1652.  De zuidelijke arm is veranderd geweest door de oprichting van een sacristie aan het einde ervan.
    De abdij werd tenslotte opgegeven in 1745.
    De kerk, parochiekerk geworden, is opnieuw gewijzigd geweest door de restauratiewerken geleid onder leiding van Selmersheim rond 1878 en van 1900 tot 1903.  De opgravingen van 1900 hebben aangetoond dat het oorspronkelijke kooreinde op het niveau van de twee torens was.  Deze flankeerden de centrale apsis in terugval; twee minder diepe absidiolen gaven direct uit op de uiteinden van de arm van het transept.  Selmersheim heeft de ribgewelven van de apsis vervangen door een halfkoepel.  Hij heeft zo ook de noordelijke zijbeuk van het schip gereconstrueerd.
    Het geheel van de kerk is dus sterk veranderd geweest in de 12de, 17de en aan het einde van de 19de eeuw.

    Beschrijving.

    Het oudste kende deel van de kerk werd ontdekt door opgravingen geleid in 1907.  Het was een gebouw met een schip met een breedte van 10 meter maar de lengte is ongekend.  Zij werd ontdekt met een lengte van 18 meter waarbij de oostelijke delen dienen bijgerekend te worden zoals een rechthoekig schip.  Dit heel vage ontwerp van het jaar 1000 heeft ongetwijfeld zijn invloed gehad op kleinere gebouwen die geen contact hadden met Rome en waarbij de traditie van een apsis niet gekend was.  Het werd de regel in het oorspronkelijke landelijke ontwerp.
    Rond het jaar 1000/102 is een toren ingeplant in het westelijke volume van het schip en diende als basis voor de klokkentoren van de 12de eeuw die wij vandaag zien.  Rond het midden van de eeuw is het volume van het oostelijke deel hernomen.  Een halfronde apsis en twee collateralen zijn aangebracht terwijl een transept met twee oostelijke gerichte kapellen gebouwd is tussen die nieuwe sanctuarium en het oude schip.  Eens dit ontwerp afgewerkt, wordt het oude schip rond het einde van de 11de eeuw gewijzigd door een nieuw.  Zij houdt een middenbeuk in herleid tot 7,60 meter, gemeten van de eerste travee, en twee zijbeuken die een interne lengte hebben van 15,45 meter, eveneens vanaf de eerste breedte.  Gehinderd door de westelijke toren wordt het ontwerp begrensd met drie traveeën.  Op het einde van de 11de eeuw zijn enkel de apsis, het rechter gedeelte, de twee collateralen en de oostelijk gerichte kapellen overwelfd in halfkoepel, de andere in een tongewelf.  Het transept en het schip zijn overdekt met een vlak houten plafond en de traveeën van de zijbeuken zijn gekenmerkt door de diafragmabogen.  De zuidelijke zijbeuk is nog steeds in deze staat.
    Begin 12de eeuw zijn twee toren geplaatst op de collateralen van het schip.  Reeds overwelfd, zijn deze in staat om de last te dragen.  In het noorden verloopt alles naar wens maar in het zuiden waar het terrein sterk wisselend is, stort het nieuwe deel in en neemt in zijn val een groot gedeelte van de zijbeuk mee.  Bij de herneming gebruikt men nieuwe funderingen die als effect hebben dit gedeelte van het gebouw te krom te trekken.  In de loop van dezelfde campagne, rond 1100/1115, zijn de traveeën van de noordelijke zijbeuk uitgewerkt met ribgewelven.  Het zuidelijke gedeelte van het schip, hellend dat de ongerustheid verwekt, wordt niet gewijzigd.
    In 1125 stort de apsis, aangetast door de val van de zuidelijke toren, op zijn beurt in.  Zij is heel vlug vervangen door het halfrond met de kooromgang dat wij nu kunnen zien.  Het is een vernieuwend ontwerp in zijn tijd en van een heel grote interesse hierdoor.  De funderingen zijn krachtiger en de kooromgang is versneden in vier omgeven kapellen die relatief nauw zijn met een afmeting van 1,65 meter van de as van het halfrond tot aan de omringende muur.  De pijlers zijn nauwer en om centrumwaartse druk te verhinderen, heeft de architect voor ribgewelven gekozen.  Maar het plan heeft weinig voordeel en de ribben die de druk dienen te ondergaan, riskeren om in te storten.  Om risico's te vermijden neemt de architect die nieuwe procedé van in Normandië aan en welk zich verspreidt in het Île-de-France : De kruisribben.  De ontwerpmeester was waarschijnlijk de eerste om dit soort aan te wenden op een kooromgang; het is in alle geval het oudste ontwerp van dit genre dat bewaard is gebleven.  Deze kooromgang voegt zich toe op het volume van de collateralen zonder verbinden.  Deze laatste dragen nu de westelijke torens en niemand durft het aan dit te wijzigen.
    Het sanctuarium ontving een halfkoepel van ribben voorzien, dat was het advies van de restaurateurs vorige eeuw terwijl het tongewelf van het rechter gedeelte werd afgebroken om plaats te maken voor een gewelf met kruisribben.  Rond 1135 zou de overwelving voltooid zijn.  De gebouw was op dit moment afgewerkt zoals wij het vandaag kunnen bemerken.

    Bronnen :

    - Anne Prache in Île-de-France Romane; Editions Zodiaque La Nuit des Temps 60, Abbaye Sainte-Marie de la Pierre-qui-Vire 1983.
    - Pauline de La Maléne in Atlas de la France Romane; Editions Zodiaque, Abbaye Sainte-Marie de la Pierre-qui-Vire 1995
    - Régine Pernoud en Madeleine Pernoud in Sources de l'Art Roman; Editions Berg International, Paris 1985.
    - Aurelia Stapert in L'Ange Roman dans la pensée et dans l'art; Editions Berg international, Paris 1975


    09-09-2011 om 00:00 geschreven door Belibaste  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (5 Stemmen)
    Categorie:Romaanse architectuur Frankrijk : Oise 60
    07-09-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Nil-Saint-Martin : Tour d'Alvaux (Belg. Prov. de Brabant Wallon)
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Tour d'Alvaux

    Geschiedenis.

    De Tour d'Alvaux, verscholen in een uitgeholde depressie door de samenvloeiing van de Corbais en de Nil met de Orne, is het versterkte huis dat nu gesitueerd is in het midden van een camping tussen deze beide armen van de Orne.
    Het is in 1199, dat Berthe de abdis van het klooster van Nijvel, de bezitting te Alvaux verkoopt aan de heren van Walhain.  Deze exploiteren de site en bouwen er een versterkte toren om er één van hun laatst geborene te huisvesten waarschijnlijk in de tweede helft van de 13de eeuw.
    Tijdens deze periode was het einde van de vallei moerassig en onbewerkt.  Zij installeerden in dezelfde periode in de onmiddellijke omgeving een watermolen waarvan het kanaalvlak rond de toren liep. 
    Tijdens de oorlogen met Maximiliaan van Oostenrijk in de Nederlanden in 1489, werd de donjon belegerd en vernield.

    Beschrijving.

    De "Tour d'Alvaux heeft alle typische kenmerken van een Romaans versterkt huis.  Hij was een goed voorbeeld van de middeleeuwse wooncultuur van de maatschappelijke bovenlaag van de bevolking.
    Deze toren was opgetrokken in kwarsiet van de streek en heeft heel dikke muren van om en bij de 2 meter.
    Van het vierkante plan verheft hij zich op een 15-tal meter boven de grond en is relatief goed bewaard gebleven.
    De eerste verdieping is gevormd met een kelder die diende als stockage voor de voorraden en de wapens en was overwelfd.
    De tweede verdieping was toegankelijk langs een deur buitenaan aan de zuidelijke zijde en was de levensruimte van de heer en zijn familie en men kan er nog de sporen terugvinden van een groot haardvuur.
    De derde verdieping was eveneens voorzien van een haardvuur en was uitgerust als slaapkamer voor de heer en zijn verwanten.  Een trap uitgespaard in de dikte van de muren, verbond de twee bovenste verdiepingen met elkaar.
    Enkele kleine vensters en schietgaten doorbraken op de tweede en derde verdieping de dikte van de muren en zijn tot een minimum beperkt.
    De foto's hieronder zijn echter bij valavond genomen zodat deze niet zo goed overkomen.  Met mijn verontschuldigingen hiervoor.

    Bronnen :

    - Jean-Pierre Esther en Geert Bekaert in België Romaans; Uitgeverij Hadewijch Antwerpen 1992.
    - Jacqueline Leclercq-Marx in L'art Roman en Belgique; Editions J.M. Collet, Braine-l'Alleud 1997.
    - André Courtens en Jean Roubier in Romaanse kunst in België; Uitgeverij Vokaer Brussel 1971.










    07-09-2011 om 00:00 geschreven door Belibaste  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (3 Stemmen)
    Categorie:Kastelen België
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Bouvignes ; Château de Crêvecoeur (Belg. Namur)
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Bouvignes : Het kasteel van Crèvecoeur

    Geschiedenis.

    De oorsprong van de oprichting van een kasteel gaat ver terug in de tijd.  De Romeinen hadden er reeds een castrum opgericht dat tenslotte werd versterkt door de Normandiërs in de 9de eeuw.
    Het zijn dan uiteindelijk de graven van Namen die er een ontzagwekkend fort lieten oprichten bij het begin van de 12de eeuw.  In 1176 vervolledigde Hendrik de Blinde het defensieve systeem door de toevoeging van een gevelmuur geflankeerd door verschillende torens.  De donjon, genoemd "Tour de Crèvecoeur" is gebouwd in 1321.  Het geheel met twee verdiepingen vormde het fort dat geregeld een belangrijke rol zou spelen in de talrijke conflicten tussen de verschillende naburige steden en rivalen van Bouvignes, met de graven van Namen, en Dinant, met het Prinsbisdom van Luik.
    In 1430 belegert het leger van Luik, Bouvignes en zijn fort.  Het is op dat moment dat een halfronde toren aan de zijde van de Maas wordt toegevoegd.  Zeven kanonnen worden er geïnstalleerd.  De verdedigers moeten het hoofd bieden aan de aanvallen die komen van het fort van Dinant "Montorgueil" dat aan de rechteroever van de Maas is gelegen
    Zoals Dinant moest het kasteel van Crèvecoeur, tijdens de belegering in 1554 door de troepen van Hendrik II, koning van Frankrijk, zich overgeven, Hendrik II in conflict met Karel V.  Het kasteel is vrijwel volledig verwoest en waardeloos geworden, zelfs met de restauraties die plaats hebben van 1567 tot 1580.
    Het is met deze laatste tragische gebeurtenis met de belegering van het kasteel dat drie edelvrouwen deelnamen aan de verdediging van Bouvignes en zich van de hoogste toren naar beneden wierpen om te ontsnappen aan de verdedigers.  Deze heldendaad, of legende maakt nu deel uit van de lokale folklore en wordt ieder jaar gevierd in de parochie van Bouvignes.

    Beschrijving.

    Op een rotsuitloper op de linkeroever van de Maas, stroomafwaarts naar Namen, kijkt het kasteel van Crèvecoeur neer op het dorp van Bouvignes.  Sinds zijn ontstaan en vooral met de 14de eeuw waartoe het merendeel van de overblijfselen behoren, nam geregeld deel aan de verdediging van Bouvignes en het graafschap Namen tegen het Dinant met het Prinsbisdom Luik.
    Van een onregelmatig plan door de oneffenheid van het terrein is de vorm min of meer driehoekig met een geheel van 25 meter op 36 meter versterkt tot militair doel en uit een tweetal terrassen bestaat. 
    Aan het uiteinde van de rots verheft zich in het binnenste plan een halfronde toren van de 15de eeuw, terwijl op het bovenste niveau de donjon en zijn omheining van de 15de eeuw, nog zichtbaar zijn.  Een uitgehakte gracht in de rots, scheidt het kasteel van het achterste plateau.  Hierop hadden de inwoners van Bouvignes een defensieve contructie gebouwd met grachten en bastions, vandaag verdwenen.  Het is op deze constructie dat het mooie versierde kruis van Saint-André en een halve kanonskogel komen, nu uitgestald op de toren "La Val".
    De donjon of "Tour de Crèvecoeur" is het oudste gedeelte.  Sedert 1321 is eraan gebouwd, onderaan  verdedigde hij reeds de plaats in de loop van de verschillende fasen van de ellelange strijd die de twee naburige steden tegen over elkaar stelden in de loop der eeuwen.  Hij stelt zich nog voor in de traditie van de geïsoleerde donjons van de 12de eeuw.  Met zijn vierkant plan van ongeveer 10 meter de zijde en met muren van 3 meter dik, is hij in het zuidwesten voorzien van een uitloper beheersend de meest blootgestelde flank.  Zijn muren zijn in blokstenen en merkwaardig genoeg is geen enkele verbonden met de andere net alsof ze onafhankelijke tov elkaar gebouwd zijn.  Deze in het noordwesten is minder bewaard en bewaart sporen van zijn verheffing; op ongeveer 2,20 meter van de grond, moesten vier uithollingen en drie kraagstenen een eerste plankenvloer dragen.  Een 3,50 meter hoger, duidt een terugval in de muur een andere verdieping aan.  Daaronder ziet men de opening van een citerne overwelfd met een afgeplat tongewelf.  Misschien zijn de eerste gracht en de voortgezette muren ten oosten van een onbepaalde periode en de overblijfselen van een eerste omheining die op ongeveer hetzelfde moment zou opgericht zijn dan de meestertoren.  In alle geval zijn de vergelijkbare werken in 1388 uitgevoerd onder leiding van een architect die de archieven benoemen als "Meester van het ontwerp van de toren te Bouvignes, Godefroid Bofiaule" of Bouffioux.  Zij dragen op een omheining het min of meer het ovale spoor, ontdaan van torens maar die een donjon inhoudt.  Naar het plateau was de bescherming verzekerd door een twee gracht die door een ophaalbrug werd bediend.  De muren zijn er heel in mooie maatstenen, zorgvuldig toegevoegd met een harde roze mortel.
    De noordelijke en zuidelijke steile helling zijn elk gecontroleerd door een groot schietgat.  Dichtgemetseld is deze in het noorden niet meer waarneembaar.  Nog steeds aan deze zijde kon een massief van breukstenen de trap naar de gevelmuren aanduiden.  Aan de zuidelijke flank verbindt een andere trap de gevelmuur met de aanwezigheid van een schietgat.  Onderaan bediende een doorgang het geschut voor kanonnen.
    Na een kalme periode hernam de oorlog in 1430 en het leger van Luik belegerde Bouvignes gedurende één maand.  Tijdens deze periode concentreerden de inspanningen van de verdedigers zich op de "Bolewert et fossez de la tour de Crievecoeur".  Aan de zijde van de Maas voegden zij een vooruitstekend ontwerp toe, bestemd om de "Tour de Montorgueil" te bestoken die de Dinantezen hadden opgericht op de rechteroever, in de nabijheid van Leffe.
    In de 15de eeuw is het fort vergroot en onderhouden met de opbrengsten van de stad.  Van deze periode dateren de half ronde toren tov de oorspronkelijke donjon.  De nieuwe constructie heeft grote wijzigingen met zich meegebracht.  De muren, aan de zijde van de Maas, de omheining van de 14de eeuw, zijn doorbroken geweest met twee brede trappen aan weerszijden van de donjon om een toegang te verzekeren aan de recent opgerichte toren.  Deze stelt zich samen met een schijnbaar vierkant deel en een halfronde toren.  Onder deze toren is een kelder van hetzelfde plan overwelfd met een halfkoepel.  Zeven geschutsgaten zijn doorbroken hier : Drie in de kelder en vier op de plaats zelf.  Een overwelfde ingang opende zich op de ravijn langs het zuiden vanwaar met de hulp van ladders de bevoorrading kon gebeuren of het ontsnappen mogelijk was.  Het kasteel werd buiten gebruik gesteld na de aanval van Bouvignes door het leger van Hendrik II, koning van Frankrijk, in 1554.
    Restauratiewerken werden er nog uitgevoerd van 1567 tot 1580.  Later het symbool geworden van de heldhaftige tegenstand van de bevolking van Bouvignes in de loop der eeuwen, is ze sedert 1850 het voorwerp van opgravingen en herstellingswerken.  Men dankt het huidige aspect van de ruïne aan de belangrijke restauratiewerken van 1950-1951.

    Bronnen :
    - P. Farcy in 100 châteaux de Belgique connus et méconnus, Bruxelles 2002.
    - L.F. Genicot in Châteaux-Forts et Châteaux-Fermes; Bruxelles 1975.





















    07-09-2011 om 00:00 geschreven door Belibaste  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (6 Stemmen)
    Categorie:Kastelen België


    Archief per week
  • 13/07-19/07 2015
  • 05/01-11/01 2015
  • 29/12-04/01 2015
  • 22/12-28/12 2014
  • 15/12-21/12 2014
  • 08/12-14/12 2014
  • 01/12-07/12 2014
  • 24/11-30/11 2014
  • 17/11-23/11 2014
  • 10/11-16/11 2014
  • 03/11-09/11 2014
  • 27/10-02/11 2014
  • 20/10-26/10 2014
  • 13/10-19/10 2014
  • 06/10-12/10 2014
  • 29/09-05/10 2014
  • 22/09-28/09 2014
  • 15/09-21/09 2014
  • 08/09-14/09 2014
  • 11/08-17/08 2014
  • 28/07-03/08 2014
  • 21/07-27/07 2014
  • 16/06-22/06 2014
  • 09/06-15/06 2014
  • 19/05-25/05 2014
  • 07/04-13/04 2014
  • 24/03-30/03 2014
  • 17/03-23/03 2014
  • 23/12-29/12 2013
  • 31/10-06/11 2011
  • 24/10-30/10 2011
  • 17/10-23/10 2011
  • 10/10-16/10 2011
  • 03/10-09/10 2011
  • 26/09-02/10 2011
  • 19/09-25/09 2011
  • 12/09-18/09 2011
  • 05/09-11/09 2011
  • 29/08-04/09 2011
  • 22/08-28/08 2011
  • 15/08-21/08 2011
  • 08/08-14/08 2011
  • 01/08-07/08 2011
  • 25/07-31/07 2011
  • 18/07-24/07 2011
  • 11/07-17/07 2011

    Categorieën
  • Kastelen België (17)
  • Kastelen Frankrijk (26)
  • Middeleeuwse festivals België (1)
  • Middeleeuwse stedelijke versterkingen België (1)
  • Romaanse architectuur België : Antwerpen (0)
  • Romaanse architectuur België : Brabant-Wallon (7)
  • Romaanse architectuur België : Hainaut (6)
  • Romaanse architectuur België : Liège (1)
  • Romaanse architectuur België : Luxembourg (1)
  • Romaanse architectuur België : Namur (1)
  • Romaanse architectuur België : Oost-Vlaanderen (15)
  • Romaanse architectuur België : Vlaams-Brabant (0)
  • Romaanse architectuur België : West-Vlaanderen (2)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Aisne 02 (18)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Allier 03 (10)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Ardennes 08 (4)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Aube 10 (0)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Bas-Rhin 67 (1)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Calvados 14 (8)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Eure 27 (3)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Gers 32 (1)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Haute-Marne 52 (0)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Jura 39 (0)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Landes 40 (10)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Marne 51 (2)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Meurthe-et-Moselle 54 (2)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Meuse 55 (0)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Moselle 57 (1)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Nord 59 (1)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Oise 60 (6)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Pas-de-Calais 62 (0)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Puy-de-Dôme 63 (3)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Saône-et-Loire 71 (9)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Seine-Maritieme 76 (11)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Vosges 88 (1)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Yonne 89 (1)
  • Romaanse plattelandskerken in België (1)
  • Versterkte kerken België (1)
  • Versterkte kerken Frankrijk : Aisne 02 (2)
  • Versterkte kerken Frankrijk : Ardennes 08 (3)
  • Versterkte kerken Frankrijk : Landes 40 (1)
  • Versterkte kerken Frankrijk : Nord 59 (0)

  • Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek




    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.



    Blog als favoriet !

    Startpagina !

    Willekeurig Bloggen.be Blogs
    animaties
    www.bloggen.be/animati
    Categorieën
  • Kastelen België (17)
  • Kastelen Frankrijk (26)
  • Middeleeuwse festivals België (1)
  • Middeleeuwse stedelijke versterkingen België (1)
  • Romaanse architectuur België : Antwerpen (0)
  • Romaanse architectuur België : Brabant-Wallon (7)
  • Romaanse architectuur België : Hainaut (6)
  • Romaanse architectuur België : Liège (1)
  • Romaanse architectuur België : Luxembourg (1)
  • Romaanse architectuur België : Namur (1)
  • Romaanse architectuur België : Oost-Vlaanderen (15)
  • Romaanse architectuur België : Vlaams-Brabant (0)
  • Romaanse architectuur België : West-Vlaanderen (2)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Aisne 02 (18)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Allier 03 (10)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Ardennes 08 (4)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Aube 10 (0)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Bas-Rhin 67 (1)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Calvados 14 (8)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Eure 27 (3)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Gers 32 (1)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Haute-Marne 52 (0)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Jura 39 (0)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Landes 40 (10)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Marne 51 (2)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Meurthe-et-Moselle 54 (2)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Meuse 55 (0)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Moselle 57 (1)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Nord 59 (1)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Oise 60 (6)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Pas-de-Calais 62 (0)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Puy-de-Dôme 63 (3)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Saône-et-Loire 71 (9)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Seine-Maritieme 76 (11)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Vosges 88 (1)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Yonne 89 (1)
  • Romaanse plattelandskerken in België (1)
  • Versterkte kerken België (1)
  • Versterkte kerken Frankrijk : Aisne 02 (2)
  • Versterkte kerken Frankrijk : Ardennes 08 (3)
  • Versterkte kerken Frankrijk : Landes 40 (1)
  • Versterkte kerken Frankrijk : Nord 59 (0)


  • Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs