Stories that remain too often untold/ Histoires oubliées
25-03-2010
CHINA - media reageren op Google-beslissing met antiwesters nationalisme
De beslissing van Google is in China vooral met anti-westers nationalisme beantwoord. De Engelstalige China Daily, die Google maandag de grote verliezer noemde, zette vrijdag de aanval in met 'In de voorbije paar maanden heeft Google een schizofrene farce neergezet voor de hele wereld, zo van 'ik wil weg uit China' 'nee, ik meende het niet', 'ja, toch wel. Chinese internauten hadden niet verwacht dat de Google kwestie zou ontaarden in een politiek mijnenveld en een instrument zou worden in de handen van buitenlandse belangengroepen, een waarmee China wordt aangevallen onder het mom van internetvrijheid. Het Volksdagblad meende zondag: Het is onfair van Google om de eigen waarden en parameters op te leggen terwijl het internet in China een eigen cultuur, traditie en waarden heeft. De algemene teneur is dat als Google vertrekt, dat geen invloed zal hebben op de groei en ontwikkeling van het Chinese internet, en op tal van sites zijn virulente aanvallen te lezen. 'maak dat je wegkomt', schreef de ene, terwijl een ander zei vuurwerk te zullen kopen om je vertrek te vieren(huanqiu.com). Volgens diezelfde site kan het tachtig procent van de Chinese internetgebruikers niet schelen dat Google vertrekt en zal dat geen invloed hebben op de ontwikkeling van het internet. De overheid, zo schreef politiloog Joseph Cheng van de Universiteit van Hongkong op zijn site, wendt nationalisme aan om het debat over de censuur de kop in te drukken. De beschuldiging van cultureel imperialisme is louter bedoeld om de Chinese censuur te legitimeren. Die ontwikkeling is al aan de gang sinds het bloedbad van Tiananmen, toen de Communistische Partij (CP) haar legitimiteit verloor door het vuur te openen op de eigen burgers en het bankroet van het socialisme niet langer te ontkennen viel. In 94 werd overigens officieel beslist dat het onderwijs en de media bewust het Chinese nationalisme moesten propageren onder de bevolking. Dit door de leiders heruitgevonden patriottisme, zo schrijft professor Yong Cao van de universiteit van South Illinois in From communism to nationalism (2005), verwacht van de burger dat die zich met CP identificeert. De Partij wordt daarbij voorgesteld als de belichaming van de wil van de natie en de ideologische verschillen tussen nationalisme, socialisme en communisme zijn opzettelijk weggevlakt. Chinas huidige problemen vloeien in dit discours niet voort uit zijn politieke en sociale systeem maar wortelen in de negatieve houding van het Westen jegens China. Vooral de jongeren zijn daar na jaren van dergelijke propaganda zeer vatbaar voor, temeer daar dit nationalisme ook aantrekkelijke ideeën omva
De Chinese overheid heeft woedend gereageerd op de beslissing van internetgigant Google om zijn Chinese zoekmachine niet langer te censureren. Peking meent dat het VS-bedrijf zich niet aan de beloftes houdt door zijn zoekmachine te heroriënteren naar Hongkong, waar geen censuur wordt doorgevoerd. De bal ligt nu in het kamp van Peking, dat de zoekresultaten van Google in Hongkong alvast filtert door de 'Grote Chinese Firewall', waardoor Chinese gebruikers niks te zien krijgen als ze zoeken op 'politiek gevoelige' onderwerpen. Waarnemers sluiten niet uit dat er verdere represailles komen. De rel tussen de Chinese overheid en Google gaat terug tot 12 januari, toen 's werelds grootste zoekmachine bekend maakte dat ze niet langer van plan was om de resultaten te censureren en publiekelijk aanklaagde dat de gmail-adressen van Chinese dissidenten in het buitenland vanuit China werden gehackt. Vervolgens hadden volgens het Chinese persbureau Xinhua op 29 januari en 25 februari besprekingen met de overheid plaats, die schijnbaar weinig opleverden. Sinds vorige week deden geruchten de ronde dat een beslissing van Google nakend was en net voor het weekend doken de eerste vernietigende edito's op in de Chinese bladen. Dat laatste is doorgaans een aanwijzing dat het bewind een beslissing heeft genomen over een bepaalde kwestie, aangezien de media niet onafhankelijk zijn en vaak worden aangewend om inzichten van de partij/staat door te drukken in de publieke opinie. Tegelijk gaan de problemen tussen Google en China veel verder terug. Al van bij de lancering van de Chinese zoekmachine google.cn in 2006 was er grote kritiek van internationale en vooral Amerikaanse mensenrechtenorganisaties. Geargumenteerd werd dat het beroemde Googleprincipe van 'do no evil' moeilijk te rijmen viel met de bereidwilligheid om zoekresultaten te filteren volgens de wensen van een autoritaire eenpartijstaat. Dat laatste kwam er dan concreet op neer dat zoekopdrachten naar 'Tiananmenbloedbad' of 'Taiwanese onafhankelijkheid' niets opleverden, of louter het zinnetje dat "deze content in strijd is met de geldende wetten en regelgeving". Google verdedigde zich daartegen met het argument dat 'enige informatie' in elk geval beter was dan 'geen informatie'. Maar moeilijk lag het ook toen al. Toen Googleoprichter Sergey Brin werd gevraagd of een bedrijf waarvan de corebusiness stoelt op de vrijheid van informatie wel kan buigen voor de Chinese eisen, zei de man: "Het zou perfect redelijk zijn om iets helemaal anders te doen. Namelijk, te zeggen dat we bij onze principiële afkeuring van censuur blijven en daar dus niet werken". Sindsdien is de kritiek op Google geenszins verstomd. Experts menen dat het aanwezig zijn op de grootste internetmarkt van de wereld (384 miljoen gebruikers) wel een must was, maar dat de toegevingen aan Peking een smet bleven op het blazoen van Google. Bovendien kwamen daar de aantijgingen bij dat de opposanten van het regime zelfs in het buitenland te kampen kregen met hackaanvallen op gmail. Die twee kwesties samen zorgden ervoor dat Google Peking op 12 januari zo frontaal aanviel. Peking noemde de aantijging dat de aanvallen uit China kwamen, gisteren andermaal "totaal ongegrond". Maar op 20 februari onthulde het Amerikaanse Nationaal Veiligheidsagentschap dat de aanvallen kwamen uit twee Chinese scholen, de gerenommeerde Shanghaise Jiaotong-universiteit en een militaire school in de provincie Shandong. Eerder al bracht de Amerikaanse ex-militair en sinoloog Scott Henderson in zijn boek The dark visitor (2007) het fenomeen van de zogenaamde 'patriottische hackers' in kaart, die vaak vanuit Jiaotong opereerden en die vooral tegenstanders van het regime of entiteiten in Taiwan aanvielen. Ook andere experts stelden onomwonden dat als zoveel hackers zo lang ongestoord vanuit China konden opereren, dat alleen mogelijk was omdat Peking hen tolereerde.
Hongkong
Maandagavond liet Google dan weten dat het zijn zoekresultaten niet langer zal censureren en dat het de bezoekers van google.cn heroriënteert naar google.com.hk, de eveneens Chineestalige zoekmachine die vanuit de vroegere Britse Kroonkolonie opereert. De doorverwijziging naar Hongkong is van groot symbolisch belang: sinds de overdracht van 1997 maakt het territorium als 'Speciale Administratieve Regio' immers opnieuw deel uit van China. Maar onder het 'one country, two systems'-stelsel wordt de persvrijheid daar nog vijftig jaar gegarandeerd. De Hongkongse overheid stelde gisteren alvast niet zinnens te zijn om de zoekmachine te censureren, waarmee de bal in het kamp van Peking terecht komt. De Chinese overheid kan de site helemaal blokkeren of de resultaten filteren, wat ze ondertussen ook doet. De sluiting van google.cn betekent niet dat het VS-bedrijf geheel vertrekt uit China, zij het dat nog af te wachten valt welke maatregelen Peking verder zal nemen. Niet zelden worden instanties die de Chinese overheid tegen de haren instrijken commercieel bestraft. Google beschikt in China over twee firma's: de joint venture google.cn en Google Information Technology, dat twee takken heeft: research & development en verkoop. De 600 mensen die bij dit laatste, geheel in Amerikaanse handen zijnde bedrijf werken, raken hun job alvast niet kwijt.
Antiwesters nationalisme
Wat betekent dit alles voor Google? Internationale aandacht alvast, en de kans zich te positioneren als witte ridder. Op zich is China voor Google momenteel niet zo belangrijk: vorig jaar werd er een omzet gemaakt van zo'n 600 miljoen dollar, niet meer dan 4 procent van het totaal van 24 miljard. Bovendien is Google niet de belangrijkste zoekmachine van het land. Die eer gaat naar Baidu.com, dat met een marktaandeel van 66 procent dubbel zoveel klanten heeft als Google. Sinds de confrontatie met Peking ging het Baidu overigens voor de wind: het aandeel van dit Chinese bedrijf steeg sinds 12 januari met maar liefst 44 procent. Het bedrijf reageerde bovendien erg slim op het incident in januari. Terwijl de Chinese overheid bleef zwijgen, stelde een Baidu-kaderlid dat "Google geen mensenrechtenvoorvechter is, zoals de fans beweren, maar een profiteur. De toon die de juridische adviseur van Google aansloeg, was weerzinwekkend. Hij had eenvoudigweg kunnen zeggen dat Google zich om economische redenen terugtrekt. Google probeert daarentegen om zichzelf in een gunstig daglicht te plaatsen door te stellen dat het werd aangevallen door Chinezen en dat de gmail-accounts werden gehackt. Dat is een belediging voor de modale Chinese burger, maar het zal goed onthaald worden door bepaalde hooghartige westerlingen die nog nooit in China zijn geweest en er niets van afweten, maar die graag kritiek hebben." Wat doorklinkt in die bewering is een sterk antiwesters nationalisme, dat ook de voorbije dagen de bovenhand had in de vele krantenedito's. Daar werd Google vergeleken met een neokoloniale instantie die dacht de eigen waarden op te leggen aan China, een verdraaid argument waarmee Peking dus de eigen censuur probeert de legitimeren.
Het zijn magere jaren voor Noord-Korea: Zuid-Korea wil zijn belangrijkste exportproduct - zand - niet langer, deze week werd een hoge functionaris terecht gesteld die verantwoordelijk werd geacht voor de desastreuze muntdevaluatie van december en de donors zijn het geven beu.
Volgens een deze week gepubliceerd rapport van de International Crisis Group heeft Noord-Korea al enige jaren te kampen met een jaarlijks handelsdeficiet van zon 1 miljard dollar. Erg precies is dat cijfer niet, want Noord-Korea publiceert geen overheidsstatistieken en alle beslissingen worden in het grootste geheim genomen, wat betekent dat we nooit echt weten wat de motivatie is van een bepaald maneuver, zo stellen de rapportschrijvers. Bijgevolg mogen we ervan uitgaan dat we pas op de hoogte zullen zijn van extreem grote problemen als die zich echt manifesteren.
De meeste persberichten over het 23 miljoen zielen tellende land focussen op de nucleaire kwestie en op het onvermogen van de internationale gemeenschap om Pyongyang ertoe te overtuigen zijn kernambities te laten varen. Dat streven en met name de lanceringen van raketten en de ondergrondse nucleaire test die Noord-Korea in mei van vorig jaar nog uitvoerde, zorgden voor internationale sancties, die op hun beurt bepaald slecht nieuws bleken voor een economie die al lange tijd op apegapen ligt.
In de jaren negentig kwamen er nog minstens 1 miljoen mensen om bij grote hongersnoden en ook momenteel voeden instanties als het Wereldvoedselprogramma (WFP) miljoenen mensen. Dat gebeurt overigens met steeds grotere moeite: eerder deze maand nog liet de organisatie weten dat haar fondsen voor voedselhulp aan 1,4 miljoen mensen niet verder dan eind juni strekken. Hoewel vaststaat dat Noord-Koreas eigen graanproduktie geenszins voldoende is om de bevolking te voeden en het tekort zon 1 miljoen ton op jaarbasis bedraagt, is de donorgemeenschap niet meteen geneigd om veel hulp te bieden, vooral niet sinds Pyongyang vorige lente nieuwe restricties invoerde waardoor het voor hulporganisaties haast onmogelijk wordt om te controleren wat er met hun hulp gebeurt. De nieuwe regels houden in dat veldbezoeken veel langer op voorhand moeten worden aangevraagd en dat geen eigen tolken mogen worden meegenomen. Bovendien werden alle VS-ngos huiswaarts gestuurd.
Veel exportproducten heeft Noord-Korea niet: het belangrijkste is momenteel zand, waarvan Zuid-Korea er in 2008 voor 73 miljoen dollar afnam. Die handel werd na de kernproef van vorige herfst evenwel bevroren, om in november onder druk van Zuidkoreaanse bedrijven de invoer te hervatten, zij het tegen een veel lager volume. Officieel argumenteert Seoel dat het zelf de zandproductie heeft verhoogd en dus niet meer zoveel hoeft te importeren. Tegelijk is er duidelijk sprake van een beleidswijziging. De twee vorige presidenten, Kim Dae-Jung (98-2003) en No Mu-hyon (2003-2008) voerden een accomodatiepolitiek tegenover Noord-Korea vanuit de hoop dat president Kim Jung-il zich daardoor flexibeler zou opstellen, wat in de praktijk niet het geval bleek. Hun opvolger Lee Myung-bak, die in februari 2008 aantrad, gooide het over een andere boeg en stelt zich veel harder op. Zo bijvoorbeeld weigerde hij in te gaan op de door het noorden aangeboden hervatting van de groepsreizen voor Zuidkoreaanse toeristen naar de bergen in het noorden, een belangrijke bron van inkomsten die evenwel opdroogde toen een Zuidkoreaanse toerist werd doodgeschoten. Lee stelde dat de reizen alleen konden hernemen als de moord opgehelderd werd en de schuldigen gestraft, wat niet is gebeurd. Waarnemers menen dat de Zuidkoreaanse president met zijn veel resolutere houding hoopt om het verpauperde Noordkoreaanse regime te dwingen om terug te keren naar de onderhandelingen over de nucleaire kwestie. Sommige experts achten dat evenwel zeer onwaarschijnlijk. Hun redenering is simpel: het is de enige echte troefkaart waarover Pyongyang beschikt, hoe zou die dan worden opgegeven.
Het regime overleeft voorts op de illegale export van wapens, maar ook op dit terrein kreeg het de jongste maanden rake klappen, vooral door VN-resolutie 1874, die na de kernproef van mei werd goedgekeurd en die zowel import naar als export van wapens uit Noord-Korea verbiedt. Midden december nog werd een vliegtuig met 150 ton wapens bij een tussenlanding in Thailand aangeslagen, dit jaar onderschepten de Verenigde Arabische Emiraten 10 containers met wapens voor Iran en weken daarvoor dwongen de VS een schip met wapens voor Zuidoost-Azië terug te keren.
Een andere illegale Noordkoreaanse handel is die in sigaretten van het merk 555, die in Singapore door British American Tobacco worden vervaardigd voor Noord-Korea. Vervolgens, zo wist de Financial Times eerder deze maand te onthullen, worden grote delen daarvan terug geëxporteerd naar landen als Vietnam of de Filippijnen, waar datzelfde sigarettenmerk duurder is.
Aan de handel in valse VS-biljetten en heroïne is volgens de meeste waarnemers een einde gekomen. Reden: de Chinese misdaadsyndicaten zouden minstens de handel in drugs hebben overgenomen.
De laatste grote protesten van de zogenaamde 'Rode Hemden' dateren van april vorig jaar, waarbij twee doden vielen. 'Zelfs nieuwe verkiezingen zouden geen uitkomst bieden', aldus McCargo. 'Geen van beide politieke bewegingen is bereid de andere enige legitimiteit te verstrekken.'
"Zo lang er geen gerechtigheid is, zal het land niet verenigd zijn", zo vertelde Jaran Ditthapichai een menigte van enige honderden aanhangers van de in 2006 afgezette premier en zakenmagnaat Thaksin Shinawatra, tijdens een bijeenkomst voor het hoofdkwartier van de politie in Bangkok. De overheid heeft 50.000 manschappen van politie en leger opgeroepen om de orde te handhaven, vooral met het oog op de zogenaamde 'mars van één miljoen' die voor morgen is voorzien. Daaraan zouden ook honderdduizenden mensen uit de rest van het land deelnemen. Tevens heeft de overheid de Interne Veiligheids-wet gereactiveerd, waardoor de veiligheidstroepen speciale bevoegdheden hebben om in te grijpen.
Politieke instabiliteit
De huidige protesten, bedoeld om de regering van premier Abhisit Vejjajiva tot aftreden te dwingen en nieuwe verkiezingen te organiseren, zijn de zoveelste uiting van politieke instabiliteit sinds de afzetting van Thaksin bij een militaire coup in 2006. Vervolgens was tot januari 2008 een interim-kabinet aan de macht, geleid door een militair. Daarna volgden de kabinetten van stromannen van Thaksin elkaar op. Premier Samak moest na iets meer dan zeven maanden de plaat poetsen, omdat hij het ambt van premier cumuleerde (als tv-kok), wat de Thaise grondwet niet toelaat. Zijn opvolger, de schoonbroer van Thaksin, hield het maar drie maanden uit, omdat zijn Volksmachtpartij door het constitutionele hof ontbonden werd wegens eerdere kiesfraude.
Thaksin stelt zijn Rode Hemden-beweging graag voor als een vehikel dat strijdt voor het herstel van de democratie. De regering van huidig premier Abhisit Vejjajiva, 'Veggie' voor de vrienden, is inderdaad in december 2008 louter door een stemming in het parlement aan de macht gekomen, maar haar pogingen om aansprakelijkheid, goed bestuur en transparantie door te voeren leverden haar sindsdien veel goodwill op, minstens bij de stedelijke middenklasse.
"Ik geloof niet dat deze golf van demonstraties een einde zal maken aan de bijna vier jaar oude politieke crisis in Thailand", aldus professir DuncanMcCargo uit Leeds, die in 2005 het standaardwerk &discReturn; The Thaksinization of Thailand publiceerde. Of de regering van Abhisit valt, hangt volgens hem van twee zaken af. "Als de protesten gewelddadig worden en de publieke opinie geeft het kabinet daarvan de schuld, dan is de kans dat er nieuwe verkiezingen komen behoorlijk groot. Een reële mogelijkheid daarbij is dat de Rode Hemden provocateurs inzetten die op geweld aansturen. Dat is in het verleden al gebeurd, niet alleen door hen, maar ook door hun tegenstanders de Gele Hemden, die de stromannen van Thaksin van de macht wisten te verdringen. Een tweede mogelijkheid is dat de coalitiepartners van Abhisits partij zouden afhaken, wat voorlopig evenwel niet het geval lijkt te zijn'.
Complexe oefening
De Rode Hemden willen nieuwe verkiezingen maar ook daarin ziet McCargo geen ultieme oplossing voor de huidige instabiliteit. "Het grote probleem is dat beide kampen elkaar geen enkele legitimiteit willen verstrekken. Nieuwe verkiezingen zouden zeer waarschijnlijk een zege voor het pro-Thaksinkamp opleveren, maar dan gaan de Gele Hemden ongetwijfeld weer betogen tot die regering valt. Het water tussen beide groepen is erg diep: Thaksin kan rekenen op de steun van de verpauperde noordelijke en oostelijke regio's, die hij tijdens zijn regeerperiode (2001-2006) aan zich heeft weten te binden met tal van voorzieningen. Abhisit daarentegen vertegenwoordigt de stedelijke middenklasse, het leger en het oude establishment, die het veel beter hebben dan de rurale bevolking."
"De enige uitkomst ligt in een verregaande politieke hervorming, waarbij het huidige, sterk centralistische systeem vervangen wordt door een model dat meer kansen biedt aan alle regio's. Een complexe oefening, waar ik de politieke klasse op dit moment niet toe in staat acht."
De impact van de jaren van politieke crisis op de economie valt vooralsnog relatief mee. "Waarschijnlijk heeft Thailand wel een deel van zijn competitieve voordeel verloren aan de buurlanden, maar het grote voordeel is natuurlijk dat ze in zo'n bloeiende regio zitten en een grote flexibiliteit hebben, alsook een belangrijke exportsector", aldus nog McCargo.
CHINA - Alleen de VS tellen meer miljardairs maar geliefd zijn china's allerrijksten niet
Met 403 miljardairs spannen de VS in de Forbes-lijst van s werelds rijksten nog altijd de kroon. Ze worden gevolgd door China, dat 64 miljardairs telt, en door Rusland, met 62. De Forbes-rangschikking komt bijna vijf maanden na het Chinese Hurun Report, dat evengoed de VS en China aangaf als de twee landen met de meeste dollarmiljardairs. De Britse samensteller van het rapport, Rupert Hoogewerf, gaf toen evenwel aan dat het echte aantal Chinese miljardairs wellicht nog veel hoger ligt. Volgens hem waren het er toen met 131 al dubbel zoveel als op de Forbes-lijst.
Velen verbinden de stijging van het aantal superrijken aan economisch hoera-nieuws zoals de tijding dat de Chinese export in februari meer dan de helft hoger lag dan in dezelfde maand vorig jaar, of dat China als eerste natie uit de globale recessie wist te klauteren.
In China zelf genereren de groeiende aantallen miljardairs veel minder positieve reacties, zo mocht vorige maand nog blijken uit een opiniepeiling van het Volksdagblad. Daaruit bleek dat 91 procent van de ondervraagden meende dat de allerrijksten gebruik maakten van hun politieke connecties om fortuin te vergaren en dat bijna twee ondervraagden op de drie van mening waren dat de geprivilegieerde bevolkingsgroep slechte tot heel slechte mensen zijn. Niet meer dan één ondervraagde op de tien was van oordeel dat de verworven rijkdom het gevolg was van de eigen inspanningen of capaciteiten van de rijken.
Het feit dat verschillende individuen op de rijkenlijsten van de voorbije jaren ondertussen zijn gearresteerd wegens verduistering of andere illegale activiteiten, versterkt dat negatieve imago nog. Neem het geval van Huang Guangyu, die aan het hoofd stond van het erg populaire elektronicaconcern Gome. In 2008 stond hij op de eerste plaats van de Hurun-lijst, met meer dan 6 miljard dollar, luttele maanden later ging hij de cel in op verdenking van corruptie.
Cai Jiming, hoofd van het Centrum voor Politieke Economie van de Pekingse Qinghua-universiteit, merkte bij de namenlijst van rijkste Chinezen op dat dit niet het hele plaatje is. Ik begrijp de volkswoede maar we moeten ons ervan bewust zijn dat het fortuin van de staatsbedrijven en hun bazen nog veel ondoorzichtiger is.
Gini-coëfficiënt
Tegelijk focust het maatschappelijke debat steeds meer op de groeiende kloof tussen rijk en arm en stad en platteland. Volgens een onderzoek uit 2007 is 70 procent van s lands rijkdom in handen van 0,4 procent van de bevolking. De gini-coëfficiënt die op een schaal van 0 tot 1 de inkomensspanning uitdrukt is sinds 1978 zo ongeveer tilt geslagen. Bij het begin van de hervorming was China met een gini-coëfficiënt van 0,18 een relatief egalitair land, tegen 1990 was de kloof verdubbeld tot 0,36 en tegen 2008 was dat al 0,5, slechter dan de VS bijvoorbeeld. Zo blijkt dat het modale inkomen van een stedeling drie keer zo hoog is als dat van een inwoner van het Chinese platteland, wat zich ook vertaalt in een scheefgroei van de levensverwachting. De stedelingen worden gemiddeld 73 jaar oud, de boeren niet meer dan 68, zo blijkt uit onderzoek dat recentelijk in The Lancet werd gepubliceerd. Bijgevolg poneren Chinese onderzoekers dat de kloof steeds meer lijkt op die in Latijns-Amerika.
OESO-rapport
De OESO (de club van geïndustrialiseerde landen, waarvan China geen lid is) publiceerde vorige maand zijn tweede rapport over China, waarin veel aandacht werd besteed aan de welvaartskloof, omdat die een van de grootste oorzaken is van sociale onrust. De OESO-onderzoekers concludeerden evenwel dat de kloof niet verder toeneemt, precies door het geld dat de 130 miljoen rurale migranten huiswaarts sturen. Ze riepen daarom op tot een hervorming van het hukou-systeem. Dat deelt de bevolking strikt op in stedelijke en rurale burgers, en bepaalt dat boeren zich niet definitief in de steden kunnen vestigen en er gedurende hun tijdelijk werkverblijf niet dezelfde rechten hebben als de stedelingen.
Ook premier Wen Jiabao zei eind december dat het hukou-systeem hervormd moest worden maar een open debat is schijnbaar niet gewenst. Op 1 maart, aan de vooravond van de jaarlijkse zitting van het Nationaal Volkscongres (het parlement), publiceerden dertien kranten een commentaarstuk waarin ze opriepen om de hukou-beperkingen voor boeren af te schaffen. Ze argumenteerden dat het een ongrondwettelijke discriminatie betrof. Luttele uren na publicatie werden de artikels al van de websites gehaald. Volgens Reporters sans Frontières zijn verschillende journalisten ondertussen met ontslag bedreigd.
Mahasen Saber had zelf nooit verwacht dat ze met zo'n twintig andere vrouwen een internetradiostation zou oprichten dat specifiek op gescheiden vrouwen mikt. Toen ze iets meer dan zes jaar geleden in het huwelijksbootje stapte, zag alles er geweldig uit. Twee jaar later besloot ze echter een scheiding aan te vragen en het zou maar liefst dubbel zo lang duren vooraleer ze die ook kreeg. Alimentatie of een financiële vergoeding wist ze er niet uit te slepen. Sterker nog, ze kreeg van haar werkgever aan de universiteit te horen dat ze maar beter niet te vaak in de kantoren van haar mannelijke collega's zou komen.
Aanvankelijk besloot Saber een blog te beginnen, onder de naam 'ik wil een scheiding'. Daarop vertelde ze over de ontwikkelingen in de rechtszaak en de reacties van de omgeving op haar nieuwe status. "Ik wil dat de publieke opinie in eerste instantie afstapt van het idee dat vrouwen per definitie verantwoordelijk zijn voor het spaak lopen van een huwelijk en dat ze na de scheiding geen eer meer zouden hebben", aldus Saber in een interview met al-Arabiyat. Ook werd ze door steeds meer vrouwen benaderd die zelf ook opmerkelijke verhalen deden. Eén van hen was een dokter, die besloot na haar scheiding geen nachtshifts meer te aanvaarden, omdat de mensen anders te veel gingen roddelen.
"Ik voelde dat er een grote noodzaak was aan een breder forum, aan een plek waar mensen terecht konden", zo legde Saber haar beslissing uit om behalve een blog ook een internetradiostation op te starten.
De radiozender is een groot succes: de ploeg rond Saber is nu precies zes maanden bezig, ze hebben een Facebookfanclub en er wordt in de hele Arabische wereld naar Radio Motalaqat (Radio Scheiding) geluisterd. Ook krijgen de makers grote ladingen brieven.
Dat er op gescheiden vrouwen in Egypte en ook in de rest van de Arabische wereld wordt neergekeken, houdt verband met de traditionele patriarchale opvattingen. Vrouwen zijn er geen onafhankelijk denkende wezens en moeten beschermd worden door hun mannen, vaders, broers of zelfs zonen. Toch is het opmerkelijk dat er nog dermate op vrouwen wordt neergekeken, omdat uit overheidsstatistieken blijkt dat er in dat land elke zes minuten een scheiding wordt uitgesproken. Daarmee is Egypte in de Arabische wereld de koploper. In totaal 40 procent van de huwelijken loopt er op de klippen, en vooral de jongste jaren gaat het steeds harder. Zo waren er in 2008 bijna 10 procent meer scheidingsaanvragen dan een jaar eerder.
Wettelijk kader
In juridisch opzicht is er echter nog werk aan de winkel. Het wettelijke kader voor echtscheidingen is bepaald door een wet uit 1929, die in 2000 werd herzien. Aanvankelijk konden vrouwen alleen een scheiding krijgen als ze fysiek of geestelijk werden mishandeld en dat ook konden bewijzen. De tien jaar geleden doorgevoerde wijziging geeft echtgenotes het recht om een ontbinding van het huwelijk te vragen zonder die dringende gronden. Ook kunnen ze nu om khulu vragen. Deze procedure vergemakkelijkt het scheiden substantieel, maar vrouwen verzaken in dat geval wel aan elke financiële compensatie en krijgen geen alimentatie voor zichzelf of hun kinderen.
De invoering van khulu werd in conservatieve kringen overigens erg negatief onthaald. "Ik verwacht nu dames met snorren en afgebeulde mannen die kinderwagens voortduwen", aldus parlementariër Gamal Zahran, die zelfs een drukkingsgroep opstartte om de khulu-mogelijkheid uit te bannen.
Momenteel wordt een nieuwe wijziging van de wet besproken. Uit onderzoek blijkt immers dat het voor mannen nog steeds veel makkelijker en veel voordeliger is om te scheiden dan voor vrouwenen dat verklaart wellicht waarom niet minder dan acht aanvragen op de tien door mannen worden ingediend.
De nieuwe wet zou het voor vrouwen mogelijk moeten maken om te scheiden van mannen die al een jaar met de noorderzon zijn verdwenen. De termijn daarvoor is nu vier jaar en bovendien krijgt een terugkerende echtgenoot altijd zijn vrouw terug, zelfs als ze ondertussen met een andere man is gehuwd. Ook dat laatste willen vrouwenorganisaties veranderd zien.
Het allereerste Arab Human Development Report, in 2002, zorgde voor grote beroering omdat het precies de vinger legde op de wonde: als de regio in termen van menselijke ontwikkeling te weinig vooruitgang boekt, zo werd gesteld, dan komt dat omdat er een gebrek is aan vrijheid, aan democratie en aan gendergelijkheid. In het vijfde rapport, dat in juli van vorig jaar werd gepubliceerd maar nu pas in Brussel wordt voorgesteld, komen de schrijvers tot de constatatie dat er nauwelijks of geen vooruitgang is geboekt.
Centraal staat het idee van de menselijke veiligheid, te begrijpen als 'vrij zijn van angst en van ontbering', als voorwaarde voor menselijke ontwikkeling. In tal van opzichten, zo blijkt, laat die sterk te wensen over. Een van de hoofdproblemen is het feit dat de natuurlijke hulpmiddelen - water, akkerland - steeds schaarser worden, terwijl de bevolking sinds 1980 meer dan verdubbelde: van 150 miljoen tot 317 miljoen in 2007 en de verwachting is een stijging tot 395 miljoen mensen tegen 2015. Een steeds groter aantal burgers woont in steden. Sinds 2005 is dat meer dan 55 procent en de infrastructuur en diensten waarover ze er kunnen beschikken, zijn niet afdoende.
De Arabische wereld kampt bovendien met een gigantisch aantal jongeren: zes burgers op tien zijn jonger dan 25, en precies onder de jongeren is de werkloosheid gigantisch. In een land als Algerije is bijna één jongere op twee hopeloos op zoek naar een job en in de hele regio is de werkloosheid dubbel zo hoog als in de rest van de wereld. Tegen 2020 moeten er 51 miljoen nieuwe jobs worden gecreëerd, louter om de schoolverlaters op te vangen. Dat wordt niet simpel als je bedenkt dat de privésector weinig formele tewerkstelling genereert, dat de overheidssector die vroeger voor één job op drie zorgde, flink moet besparen en dat het onderwijs al te weinig inspeelt op de noden van de arbeidsmarkt. En doe daar nog het feit bij dat precies de grote olievoorraden hebben gezorgd voor een teloorgang van de industrie - er zijn nu minder nijverheden dan in 1970 - en het plaatje kleurt bepaald grauw.
Overheden hebben tot taak om voor de menselijke veiligheid van hun burgers te zorgen maar in de Arabische wereld, zo stelt het rapport, zijn ze daar eerder een bedreiging voor. De meeste staten hebben tal van internationale mensenrechtenverdragen geratificeerd maar de realiteit is een andere zaak. Zes Arabische landen laten geen politieke partijen toe, de rest bedient zich van repressie om ongewenste stemmen het zwijgen op te leggen. Lange tijd was in grote delen van de regio een krijgswet van toepassing, sinds 9/11 kwamen daar tal van antiterreurwetten bij die eveneens worden gebruikt om dissidentie de mond te snoeren. In geen enkel land is er een onafhankelijke rechterlijke macht, in minstens acht naties wordt door leger of politie gefolterd, in elf vinden er illegale detenties plaats. Alle regeringsleiders hebben absolute macht, ze zijn aan niemand verantwoording verschuldigd en de staatshervormingen waarvan de jongste jaren veel gewag werd gemaakt, zijn niet doeltreffend gebleken. Wel valt niet te ontkennen dat het maatschappelijk middenveld zich in tal van landen steeds meer ontwikkeld, zij het dat het leven van activisten niet zonder risico's is.
"De overheden in de Arabische wereld waren niet echt opgezet met het rapport maar ze reageerden minder venijnig dan we hadden gevreesd", zo vertelt Amat Ali Alim Alsoswa (UNDP) bij een debat over het rapport in Brussel.
Als de overheden er in grote mate deel zijn van het probleem, hoe moeten instanties als de EU dan met hen samenwerken aan menselijke ontwikkeling. "Het is een evenwichtsoefening, we kunnen de regeringen nu eenmaal niet vervangen", zo stelt Tomas Dupla del Moral, Midden-Oosten-directeur van de Europese Commissie. "Tegelijk maken we onze hulp, en die bedraagt voor dit jaar meer dan 900 miljoen euro, wel conditioneel. Daarbij boek je traag vooruitgang, op sommige punten makkelijker dan op andere. Op het vlak van vrijheid en democratie is het het allermoeilijkst."
De maoïstische Naxalitebeweging bestaat al van 1967 maar het is in de voorbije jaren dat ze is uitgegroeid tot wat de eerste minister "de grootste veiligheidsuitdaging van het land" noemt. "Het keerpunt", zo meent Suhar Chakma, directeur van het Asian Center for Human Rights, "kwam in 2004, met het samenvoegen van de twee prominentste groepen, de People's War Group en de Maoist Communist Center in de Communist Party of India (Maoist), waarbij kleinere groepen zich later aansloten." In de voorbije vijf jaar, zo schrijft het onderzoeksblad Frontline, "is het aantal gewapende kaders van de beweging gestegen tot 20.000, dat zijn er twee keer zoveel als vijf jaar geleden". Ondertussen zijn de Naxalites aanwezig in 223 van de zowat 600 districten in India, vooral in het oosten en noorden van het land. In 2003 werd hun activiteit 'slechts' in 55 districten vastgesteld, in half zoveel deelstaten als nu. In 2009 was de gewapende beweging die vooral kastelozen en inheemsen als voetvolk heeft, goed voor meer dan 1.000 aanvallen, waarbij 600 mensen omkwamen. Het totale aantal doden in de loop der jaren wordt op meer dan 6.000 geraamd. In het najaar van 2009 werden verschillende kopstukken van de beweging gearresteerd en tevens lanceerde de overheid Operatie Groene Jacht, waarbij 50.000 paramilitairen en evenveel politiemannen werden gemobiliseerd, alsook gevechtsvliegtuigen en zwaar militair materieel. In antwoord daarop zetten de Naxalites Operatie Vredesjacht op. De arrestaties van de leiders werden beantwoord met bestormingen van militaire posten en politiekantoren, waarbij tientallen functionarissen werden vermoord. Volgens de maoïstische woordvoerder Koteshwar Rao, alias Kishenji, wilde de beweging daarmee bewijzen dat ze haar slagkracht niet was verloren. "Het is de Indiase overheid die schuld heeft aan die doden", zei hij in november in een interview met Frontline, "het is Delhi dat geen vredesbesprekingen wil." Sindsdien hebben de Naxalites herhaaldelijk gesteld dat ze een bestand willen. Het laatste aanbod werd maandagavond geformuleerd. Daarin boden de maoïsten een bestand van 72 dagen aan, op voorwaarde dat er een einde kwam aan de Operatie Groene Jacht en dat hun vier gearresteerde leiders werden vrijgelaten zodat ze aan de onderhandelingen konden deelnemen. Minister van Binnenlandse Zaken Chidambaram zei gisteren te willen onderhandelen zonder voorafgaandelijke voorwaarden. Critici waren snel om op te merken dat de voorgestelde periode van het bestand overeenkomt met de tijd dat het voor de rebellen sowieso moeilijk is om hun guerrillaoorlogsvoering voort te zetten.
Onderontwikkeling In een rapport in november stelde de niet meteen van communistische sympathieën verdachte Federatie van Indiase Kamers van Handel en Industrie dat de oorzaak van de gigantische groei van de maoïstische beweging gezocht moet worden in "de systematische verwaarlozing van de ontwikkeling in tribale gebieden, wat leidde tot werkloosheid, armoede en ongebreidelde exploitatie van de armen. Mensen in afgelegen dorpen zien geen overheid en geen ontwikkelingsinitiatieven en ze vallen ten prooi aan corruptie van regeringsfunctionarissen. Bijgevolg zoeken ze gaandeweg bescherming bij de maoïsten. De reactie van de overheid is er een van repressie, dwang en geweld, niet alleen tegen de vermeende leden van de beweging maar ook tegen onschuldige burgers." In oktober bleek uit een rapport van het ministerie van Rurale Ontwikkeling dat "grote bedrijven in Centraal-India bezig zijn met de grootste diefstal van tribale grond sinds Columbus, ten koste van de bevolking". De rapportschrijvers stellen dat in één enkel district, Dantewada, in Chhattisgarh, 640 dorpen werden platgebrand, waardoor 350.000 mensen ontheemd raakten." "De voedingsbodem voor de maoïstische beweging valt niet te ontkennen", zo stelt ook Chakma. "De vraag is alleen of ze alternatieven bieden. We horen hen zeggen dat ze tegen het kapitalisme zijn en de staat omver willen werpen maar niet op welke manier ze iets aan de ontwikkeling van de kastelozen en de inheemsen willen doen. Indien ze constructieve voorstellen zouden hebben, dan zouden ze daar zeker steun voor vinden binnen het parlementaire systeem maar momenteel spreken ze louter de taal van het geweld. Ook de bloedbaden in de dorpen en de moorden op zogenaamde verraders tonen aan dat ze geen tegenstand dulden. Dat zorgt voor een klimaat van angst, waarbij de bevolking gesandwicht zit tussen de rebellen en de veiligheidstroepen en er tal van moorden en andere mensenrechtenschendingen plaatsvinden."
NIGERIA - Het keukenkabinet van mevrouw de president
De president van Afrika's volkrijkste natie is in het grootste geheim naar zijn vaderland Nigeria teruggekeerd. In november verdween Umaru Yar'Adua naar Saoedi-Arabië voor een behandeling, zonder zijn macht evenwel aan vicepresident Goodluck Jonathan over te dragen. Waarnemers menen dat het zijn vrouw Turai was die de touwtjes in handen had.
Jonathan blijft minstens voorlopig aan de macht. Daarmee kwam een einde aan het bewind van 'mevrouw de president' en haar 'keukenkabinet'. Wat is er aan de hand met de in mei 2007 aan de macht gekomen president? Dat is de vraag die de 149 miljoen Nigerianen bezighoudt sinds hij op 23 november naar Saoedi-Arabië verdween voor behandeling. Zijn gezondheid was ook voor zijn aantreden als staatshoofd behoorlijk zwak, hij had al jaren nier- en hartproblemen. Net na zijn vertrek vroegen velen zich af of hij in een lijkkist naar zijn vaderland terug zou komen. De geruchten wilden dat de man door een hersenbloeding werd geteisterd waardoor hij niet langer kan spreken en niemand meer herkent. Of dat klopt, valt niet uit te maken aangezien Yar'Adua sinds zijn terugkeer naar Abuja niet publiekelijk is verschenen noch op de radio te horen was. Een ambulance voerde hem in het holst van de nacht af en de kabinetsmeeting van gisterochtend werd uitgesteld. Vicepresident Jonathan zou gisterenmiddag overleg houden over de toestand. Later werd bericht dat hij voorlopig in functie blijft en dat de brief aan het parlement waarmee Yar'Adua zijn functie kan terugclaimen, voorlopig niet wordt verstuurd. Dat Yar'Adua in Saoedi-Arabië moest worden behandeld, konden velen begrijpen maar dat hij zijn macht niet voorafgaandelijk overdroeg aan de vicepresident, kwam vreemd over. De grondwet uit 1999 stipuleert immers precies hoe dat moet. Het Nigeriaanse parlement maakte de voorbije drie maanden evenmin een goede beurt: het had de grondwettelijke bevoegdheid om in te grijpen maar blonk uit in inertie. Idem dito voor de regeringspartij Volksdemocratische Partij (PDP). "Als gewezen president en partijvoorzitter Obasanjo er nog niet toe kan komen om de macht van het ene partijlid (de president) over te dragen aan het andere (de vicepresident), zullen ze dan volgend jaar bij een eventuele electorale zege voor de oppositie wel bereid zijn om het mandaat af te staan?", zo vroeg een advocaat zich af in de krant Vanguard. De doorbraak kwam er uiteindelijk op initiatief van de Nigeriaanse balie, die een verzoek indiende bij het Hooggerechtshof tot aanstelling van vicepresident Jonathan, wat op 8 februari uiteindelijk gebeurde. Daarmee, zo zeggen waarnemers, kwam een einde aan het bewind van het 'keukenkabinet' en van 'mevrouw de president'. Het eerste doelt op een kringetje waarin behalve de Nigeriaanse first lady Turia Yar'Adua ook de ministers van Justitie en Landbouw zaten, en de economische adviseur van de president. Als we de Nigeriaanse columnisten en politologen mogen geloven, dan wordt Afrika's volkrijkste natie al sinds het aantreden van Yar'Adua bestuurd door zijn vrouw. "Je zou haar het kompas kunnen noemen waarmee hij de politieke horizon afspeurde", zo schrijft een politoloog op de site allafrica.com. Commentatoren van Saharareporters hebben het dan weer over "een vrouw wier zucht naar zelfverrijking en fascinatie voor de macht ervoor zorgden dat ze de baas is over een notoir tandeloos kabinet". Turai wordt vergeleken met Nnamdi Uba, het gewezen hulpje van Yar'Adua's voorganger Obasanjo, van wie bekend was dat hij de echte baas was over de Nigeriaanse Nationale Petroleummaatschappij, Nigeria's belangrijkste inkomstenbron. In die functie hielp hij de president miljoenen dollar incasseren en zelf werd hij een van de rijkste burgers van het land.
Nachtelijke baas Sommigen menen dat Turai zelfs meer is dan Uba. "Doe er nog maar Mariam Babangida en Miriam Abacha (twee vrouwen van ex-presidenten) bij", zo stelde een gewezen kopstuk van de regeringspartij. "Iedereen heeft een hekel aan haar maar niemand had de moed om de president te vragen haar in te tomen. We weten dat hij geen macht over haar had en als zij het niet voor je heeft, is je carrière afgelopen", aldus de man. "We noemden haar de nachtelijke baas. Zie je, de president ging ten laatste om negen uur onder de wol en daarna riep zij haar getrouwen bijeen. De beslissingen die toen werden genomen, bleven geldig, ook nadat haar man de volgende dag wakker was geworden." Diezelfde waarnemers menen dat de terugkeer van de president naar Abuja gisteren een laatste poging was van 'mevrouw de president' om vast te houden aan de macht. Nadat Jonathan het roer overnam, moest zij het presidentiële paleis immers ontruimen. Bovendien toonde het kersverse staatshoofd zich daadkrachtig: haar medestander de justitieminister werd prompt afgezet. En collega's die te laat komen voor de wekelijkse kabinetsmeeting, vinden de deur permanent gesloten.
INDIA - De Naxalites, 'de grootste bedreiging van het land'
De maoïstische Naxalitebeweging bestaat al van 1967 maar het is in de voorbije jaren dat ze is uitgegroeid tot wat de eerste minister "de grootste veiligheidsuitdaging van het land" noemt. "Het keerpunt", zo meent Suhar Chakma van het Asian Center for Human Rights, "kwam in 2004, met het samenvoegen van de twee prominentste groepen, de People's War Group en de Maoist Communist Center in de Communist Party of India (Maoist), waarbij kleinere groepen zich later aansloten."
In de voorbije vijf jaar, zo schrijft het onderzoeksblad Frontline, "is het aantal gewapende kaders van de beweging gestegen tot 20.000, dat zijn er twee keer zoveel als vijf jaar geleden". Ondertussen zijn deNaxalites aanwezig in 223 van de zowat 600 districten in India, vooral in het oosten en noorden van het land. In 2003 werd hun activiteit 'slechts' in 55 districten vastgesteld, in half zoveel deelstaten als nu. In 2009 was de gewapende beweging die vooral kastelozen en inheemsen als voetvolk heeft, goed voor meer dan 1.000 aanvallen, waarbij 600 mensen omkwamen. Het totale aantal doden in de loop der jaren wordt op meer dan 6.000 geraamd.
In het najaar van 2009 werden verschillende kopstukken van de beweging gearresteerd en tevens lanceerde de overheid Operatie Groene Jacht, waarbij 50.000 paramilitairen en evenveel politiemannen werden gemobiliseerd, alsook gevechtsvliegtuigen en zwaar militair materieel. In antwoord daarop zetten de Naxalites Operatie Vredesjacht op. De arrestaties van de leiders werden beantwoord met bestormingen van militaire posten en politiekantoren, waarbij tientallen functionarissen werden vermoord. Volgens de maoïstische woordvoerder Koteshwar Rao, alias Kishenji, wilde de beweging daarmee bewijzen dat ze haar slagkracht niet was verloren. "Het is de Indiase overheid die schuld heeft aan die doden", zei hij in november in een interview met Frontline, "het is Delhi dat geen vredesbesprekingen wil."
Sindsdien hebben de Naxalites herhaaldelijk gesteld dat ze een bestand willen. Het laatste aanbod werd maandagavond geformuleerd. Daarin boden de maoïsten een bestand van 72 dagen aan, op voorwaarde dat er een einde kwam aan de Operatie Groene Jacht en dat hun vier gearresteerde leiders werden vrijgelaten zodat ze aan de onderhandelingen konden deelnemen. Minister van Binnenlandse Zaken Chidambaram zei gisteren te willen onderhandelen zonder voorafgaandelijke voorwaarden. Critici waren snel om op te merken dat de voorgestelde periode van het bestand overeenkomt met de tijd dat het voor de rebellen sowieso moeilijk is om hun guerrillaoorlogsvoering voort te zetten.
Onderontwikkeling
In een rapport in november stelde de niet meteen van communistische sympathieën verdachte Federatie van Indiase Kamers van Handel en Industrie dat de oorzaak van de gigantische groei van de maoïstische beweging gezocht moet worden in "de systematische verwaarlozing van de ontwikkeling in tribale gebieden, wat leidde tot werkloosheid, armoede en ongebreidelde exploitatie van de armen. Mensen in afgelegen dorpen zien geen overheid en geen ontwikkelingsinitiatieven en ze vallen ten prooi aan corruptie van regeringsfunctionarissen. Bijgevolg zoeken ze gaandeweg bescherming bij de maoïsten. De reactie van de overheid is er een van repressie, dwang en geweld, niet alleen tegen de vermeende leden van de beweging maar ook tegen onschuldige burgers."
In oktober bleek uit een rapport van het ministerie van Rurale Ontwikkeling dat "grote bedrijven in Centraal-India bezig zijn met de grootste diefstal van tribale grond sinds Columbus, ten koste van de bevolking". De rapportschrijvers stellen dat in één enkel district, Dantewada, in Chhattisgarh, 640 dorpen werden platgebrand, waardoor 350.000 mensen ontheemd raakten."
"De voedingsbodem voor de maoïstische beweging valt niet te ontkennen", zo stelt ook Chakma. "De vraag is alleen of ze alternatieven bieden. We horen hen zeggen dat ze tegen het kapitalisme zijn en de staat omver willen werpen maar niet op welke manier ze iets aan de ontwikkeling van de kastelozen en de inheemsen willen doen. Indien ze constructieve voorstellen zouden hebben, dan zouden ze daar zeker steun voor vinden binnen het parlementaire systeem maar momenteel spreken ze louter de taal van het geweld. Ook de bloedbaden in de dorpen en de moorden op zogenaamde verraders tonen aan dat ze geen tegenstand dulden. Dat zorgt voor een klimaat van angst, waarbij de bevolking gesandwicht zit tussen de rebellen en de veiligheidstroepen en er tal van moorden en andere mensenrechtenschendingen plaatsvinden."
SAOEDI-ARABIE - Vrouwen binnenkort welkom in de rechtszaal
Volgens de Saoedische justitieminister Mohammed al Issa wordt er momenteel nieuwe wetgeving klaargestoomd waardoor vrouwen binnenkort hun cliënten zouden kunnen verdedigen in de rechtszaal. Wanneer 'binnenkort' begint, zei hij er niet bij. In 2003 was er ook al sprake van een dergelijke doorbraak, maar sindsdien gebeurde er weinig. In 2002 kwamen de eerste vrouwen in advocatenkantoren binnen, waar ze zaken voorbereidden voor hun mannelijke collega's. "We zetten deze stap omdat we merkten dat vrouwelijke cliënten hun verhaal liever deden tegen vrouwen. En we zijn ervan overtuigd dat vrouwen, indien ze goed zijn opgeleid, een waardevolle bijdrage kunnen leveren aan het vak, zelfs met respect voor de geldende waarden en normen", zei de baas van Faisal Yamani, het eerste kantoor dat vrouwen in dienst nam, destijds. Datzelfde argument van klantgerichtheid wordt nu ook gebruikt om vrouwen te laten pleiten in de rechtszaal. Of beter: in een klein, afgeschermd deel ervan. "Het probleem is dat de vrouwelijke advocaten slechts een beperkte licentie krijgen", schreef rechtenexperte Sabria Jawhar in november al op haar blog, toen de geruchten over de hervormingen begonnen te circuleren. "Ze kunnen alleen zaken van familierecht doen en bovendien mogen ze slechts in voor hen voorbehouden gedeeltes van het gerechtsgebouw komen." Met andere woorden: ze kunnen geen contact hebben met de rechters, wat hen een groot concurrentieel nadeel geeft tegenover hun mannelijke collega's, die voortdurend met de rechters overleggen over de wending die een bepaalde zaak moet krijgen.
Imago opkrikken
Jawhar schreef dat ze de hele hervorming, "die in dit tempo zo ongeveer tot 2019 zal duren", vooral zag als een maneuver om het Saoedische imago op te krikken. "Het zal verkocht worden als de zoveelste stap op de weg naar gelijkwaardigheid voor vrouwen, maar ondertussen worden onze rechten nog altijd met de voeten getreden. Het hele probleem ligt in het feit dat niet verwante mannen en vrouwen zich niet in dezelfde kamer mogen bevinden, wat leidt tot totale gendersegregatie en dus discriminatie van vrouwen." Veel rechtenexperts vinden overigens dat het al dan niet mogen pleiten voor vrouwen maar een van de vele problemen is van het Saoedische rechtssysteem. Zij hekelen vooral ook het feit dat alle rechters mannelijke geestelijken zijn, die zich niet bedienen van een duidelijke codex maar die zelf interpretaties maken op basis van de sharia. Dat betekent dat de marge van de rechter erg groot is, wat vaak een heel verschillend vonnis voor twee vergelijkbare conflicten of vergrijpen oplevert. Een ander probleem betreft de onmenselijke straffen die voorzien worden voor bepaalde vergrijpen. Zo werden er vorig jaar minstens twee mensen gekruisigd en onthoofd, waarna ze aan het publiek werden getoond. Eén geval had op 29 mei plaats en betrof een man die schuldig was aan een dubbele moord. De bedoeling van de kruisiging is een voorbeeld stellen voor de gelovigen. Vorige maand kreeg een tienermeisje negentig stokslagen in het bijzijn van haar klasgenootjes voor het bezit van een mobieltje op school. Vrouwen zijn volgens de shariawetgeving intrinsiek minderwaardig: de afkoopsom voor de moord op een vrouw bedraagt maar de helft van die van een man en evenmin is er een minimumleeftijd voor het uithuwelijken van meisjes, wat er in sommige gevallen op neerkomt dat een twaalfjarige zich echtgenote weet van een veel oudere man. Momenteel probeert de Saoedische mensenrechtencommissie daar overigens wat aan te doen: een verzoek tot scheiding van een twaalfjarig meisje zou in de ontbinding van het huwelijk kunnen resulteren. De commissie hoopt zich op dat precedent te kunnen beroepen om andere zaken aanhangig te maken.
CHINA - het fenomeen van de nationalistische hackers
De erg prestigieuze Jiaotong Universiteit in Shanghai wou gisteren geen officieel commentaar geven en bij de Lanxiang Technische School in de provincie Shandong zei ene meneer Shao dat zijn studenten tot 'dergelijke dingen niet in staat zijn'. Maar als we het door The New York Times ingekeken rapport van het Nationaal Veiligheidsagentschap van de VS-overheid mogen geloven, dan gebeurde het hacken van de Google-gmail-accounts waarover vorige maand grote ophef ontstond, vanuit die beide scholen. Echt verwonderd zijn insiders daar niet over. Jiaotong is een van de allerbeste universiteiten van China als het gaat om informatietechnologie.
Ook mensen die onderzoek doen naar hackers in China, kennen Jiaotong maar al te goed. De Amerikaanse ex-militair Scott Henderson, die in 2007 het boek Dark visitor publiceerde over de Chinese hackersgemeenschap, kwam al van bij het begin van zijn onderzoek in 2004 bij Jiaotong Universiteit uit. Na minder dan een dag zoeken op het woord 'hei ke' (letterlijk: zwarte bezoeker, Chinese transcriptie voor hacker), vond hij honderden sites, waarop merkwaardig genoeg ook vaak e-mailadressen, telefoonnummers en zelfs foto's werden achtergelaten. Henderson wist toen een netwerk te tracen van meer dan 250 partners, die dagelijks gemiddeld 380.000 bezoekers hadden.
Aanval op Witte Huis
Een van de opmerkelijke figuren die hij aantrof was ene Peng Yinan, die in 2003 met enige vrienden vanJiaotong de hackersgroep Javaphile oprichtte. Eerder had Peng al enige aanvallen uitgevoerd, waar hij op sites van de Information Security Engineering School van Jiaotong flink over pochte. Zo nam hij in mei 2001 deel aan de aanvallen op de site van het Witte Huis, uit wraak voor de botsing een maand eerder tussen een VS-verkenningsvliegtuig en een Chinees gevechtsvliegtuig in het Chinese luchtruim.
In 2002 hackte Peng de site van de Taiwanese firma Lite-On, waar hij 'Naar de hel met de Taiwanese onafhankelijkheid' op neerzette. Later volgden aanvallen tegen CNN en tegen pro-Tibetaanse sites. "Een van de dingen die erg opvalt bij de Chinese hackers", zo schrijft Henderson in zijn boek, "is hun rabiate nationalisme. Ze zien zichzelf als patriottische verdedigers van het moederland die alle onterechte aanvallen van het Westen afslaan."
Schrijfster Mara Hvistendahl woonde de voorbije vijf jaar in Shanghai en probeerde eveneens in contact te komen met Peng. Hem zelf spreken, lukte niet maar een van zijn vrienden vertelde haar dat hij 'erg vaderlandslievend was, zoals de meesten van ons overigens'. Hij studeerde vorig jaar af en werkt volgens Hvistendahl nu als consultant voor het Shanghaise Bureau van Publieke Veiligheid. "Sommige westerse media", zo vertelt ze aan de telefoon, "doen alsof Chinese hackers overheidsambtenaren zijn of leden van de internetpolitie. Zo eenvoudig is het evenwel niet. Ze worden doorgaans wel door Peking getolereerd.
"Lange tijd is de ongeschreven regel geweest dat er niet werd opgetreden tegen hackers die buitenlandse sites aanvielen en ik betwijfel of die nieuwe wetgeving die hacken illegaal maakt, veel zal worden toegepast. Nationalistische hakcers zijn immers objectieve bondgenoten van de overheid. De drie arrestaties bij het oprollen van het grootste hackeropleidingscentrum 'Black Hawk Security Net' op 8 februari spreken dat niet tegen. Wellicht was die operatie louter bedoeld om het Westen na de Google-affaire tevreden te stellen."
Opvallend is overigens dat hacken door Chinese jongeren als zeer positief wordt ervaren. Uit een studie van de Shanghaise Academie voor Sociale Wetenschappen in 2005 blijkt dat 43 procent van de lagere schoolkinderen in Shanghai hackers 'bewondert', terwijl één op de drie er zelf een wil worden.
Dat de Chinese hackers zo nationalistisch zijn, bewijst volgens waarnemers dat de decennia van gesofisticeerde propaganda in onderwijs en media wel degelijk werken. "De generatie van opgeleide, middenklasse stedelingen die in de jaren tachtig werden geboren, heeft het nooit ergens aan ontbroken. Ze streven niet naar democratie maar richten hun pijlen op het Westen elke keer de Chinese overheid op de korrel wordt genomen", aldus Hvistendahl.
James Mulveron van het Center for Intelligence Reserach Analysis meent daarom dat "het onderzoek over hacken niet louter moet focussen op de overheid. Persoonlijk ben ik banger van de onafhankelijke patriottische hackers dan van georchestreerde overheidsinitatieven".
AFGHANISTAN - nummer twee van Taliban opgepakt in Karachi
Het was de New York Times die gisteren het nieuws uitbracht dat mullah Baradar in Karachi werd ingerekend. De aanhouding had volgens de krant negen dagen geleden plaats en zelf was het medium er sinds afgelopen donderdag van op de hoogte. Het nieuws werd op verzoek van Washington evenwel stilgehouden en pas enige dagen na het begin van het offensief in Marjah publiek gemaakt. De taliban ontkennen de aanhouding. "De VS willen louter de aandacht afleiden van hun verliezen in Marjah", aldus talibanzegsman Zabihullah Mujahid. Details over de arrestatie blijven vaag. Anonieme bronnen stellen dat de Pakistaanse geheime dienst (ISI) de aanhouding samen met CIA-agenten heeft uitgevoerd, wat Islamabad bevestigt noch ontkent. De plaats van Baradars arrestatie zal alvast menige wenkbrauw doen fronsen: Karachi ligt op 1.000 kilometer van Kaboel en op 760 kilometer van Kandahar en kan moeilijk verward worden met een plek in het grensgebied tussen beide landen. "Mullah Baradar, die de militaire commandant was van de taliban in Zuid-Afghanistan, heeft de leiding van de taliban opdracht gegeven om te verkassen van Quetta, net over de Pakistaanse grens, naar Karachi", zo stelt terrorisme-expert Rohan Gunaratna, die in Singapore het International Centre for Political Violence and Terrorism Research leidt. "Die verhuizing was een antwoord op de vele aanvallen met Amerikaanse drones, onbemande militaire vliegtuigjes, op talibandoelwitten. In een dichtbevolkte plek als Karachi kun je met drones immers niets aanvangen. Daar krijg je grote aantallen burgerdoden, wat voor zowel de Pakistaanse als de internationale publieke opinie niet acceptabel zou zijn." Gunaratna noemt de arrestatie van Baradar "van erg groot belang. De man is de belangrijkste talibanleider na de eenogige mullah Mohammed Omar, die het regime leidde op het moment van de VS-invasie in de herfst van 2001 en op wiens hoofd een prijs van 10 miljoen dollar staat. Het is Baradar die de taliban in de voorbije jaren opnieuw heeft opgebouwd en die de gevechten leidt. Hij kent de uitdagingen op het terrein en heeft al herhaaldelijk opgeroepen tot onderhandelingen. Ik geloof dat hij dat ernstig meent en vind dat die kans moet worden aangegrepen. Het alternatief is immers een voortduren van een onwinbare oorlog, in de wetenschap dat de Amerikaanse publieke opinie over maximaal twee jaar heel luid op een terugtrekking van de VS-militairen zal aandringen. "Ik ben het tegelijk eens met de mensenrechtenorganisaties en de vrouwenrechtengroepen die argumenteren dat het nefast is voor de toekomst van Afghanistan om een wreedaardige organisatie als de taliban aan de onderhandelingstafel uit te nodigen. Maar de geostrategische realiteit noopt ons daartoe. Als de Pakistaanse overheid bereid zou zijn om de Afghaanse taliban tot het einde toe te bestrijden en zijn leiders te berechten, dan was de situatie heel anders. Maar dat is niet zo: Islamabad wil een 'bevriend' regime in Afghanistan om zich sterker te voelen in de strijd tegen India en het ziet die alliantie alvast niet in de regering van de huidige president Hamid Karzai, die net door New Delhi wordt gesteund. Pakistan en India voeren een schaduwoorlog in Afghanistan: de enen steunen Karzai, de anderen de taliban. Zolang het conflict tussen India en Pakistan niet is opgelost, zul je Islamabad er niet van kunnen overtuigen dat het de Afghaanse taliban moet bekampen en voor de rechter slepen. Wel integendeel, zoals de arrestatie van Baradar ook bewijst: het is precies in Pakistan dat de leiders zich schuilhouden. Op een plaats dus waar Washington er niet bij kan. Er zijn wel geheime Amerikaanse militaire operaties op het Pakistaanse grondgebied maar die kunnen geen al te grote ampleur krijgen, wil je beide regimes niet al te zeer in verlegenheid brengen en de Pakistaanse publieke opinie niet ontzettend in verzet zien komen. De enige andere optie zou een regelrechte VS-invasie van Pakistan zijn, maar ik geloof niet dat ook maar één weldenkend mens dat een goed alternatief vindt, zeker niet als je kijkt wat de VS-invasie van Irak heeft aangericht. Dat alles brengt ons tot de enige realistische optie: onderhandelen." Gunaratna wijst erop dat de Pakistaanse overheid een heel andere houding heeft tegenover de Pakistaanse taliban dan tegenover de Afghaanse. "Die eerste willen ze wel radicaal uitroeien omdat ze daarin een directe vijand herkennen, die er niet voor terugschrikt om aanslagen te plegen op Pakistaanse burgerdoelwitten. Ze hebben daarbij de steun van de Pakistaanse publieke opinie. Uit onderzoek blijkt dat het gros van de burgers zelfs voorstander is van droneaanvallen op de Pakistaanse taliban in de tribale regio's. Ze hebben immers al die aanvallen op onder meer meisjesscholen, drukke bazaars en moskeeën meegemaakt, wat erg veel kwaad bloed zette."
Machtsdeling
Wat er van deze arrestatie en onderhandelingen te verwachten valt? "Met Baradar kan een machtsdeling worden uitgewerkt voor Afghanistan, waarbij de taliban een vier- of vijftal ministerportefeuilles zouden krijgen en er een einde komt aan de oorlog. Op lange termijn is dat, zoals gezegd, een zorgwekkende optie, maar tegelijk is het elders ook gelukt om een wrede terroristische beweging te hervormen tot een aanvaardbare politieke partner. Denk maar aan de PLO of aan de voorzichtige pogingen die nu aan de gang zijn inzake Hamas."
Of er dan op de zogenaamde 'gematigde' taliban moet worden gemikt? Bestaan die wel? "De woordkeuze is in zekere zin ongelukkig. Als Islamabad het over 'gematigd' heeft, bedoelen ze diegenen die hen niet aanvallen,meer niet. Maar het valt niet te ontkennen dat de taliban een cluster zijn van strijdende fracties, die niet allemaal perfect op dezelfde lijn zitten. Sommigen vinden het aanvallen van burgerdoelwitten aanvaardbaar, anderen niet. En door met een paar groepen wel in zee te gaan, verzwak je natuurlijk ook het geheel, wat belangrijk is. Maar ideaal is anders, dat ontken ik niet."
In zeker opzicht was de jongste editie van '22 Bahman', zoals de jaarlijkse herdenking van de machtsovername door Ayatollah Ruhollah Khomeini in 1979 wordt genoemd, vergelijkbaar met die van vorige jaren. Toen en gisteren werden duizenden burgers van het platteland per bus aangevoerd om de Islamitische Revolutie te vieren in ruil voor gratis maaltijden of andere vormen van compensatie, wat het event altijd weer de sfeer geeft van een Iraanse plattelandskermis. "Als de camera's op hen gericht zijn", zo zei de Iraans-Amerikaanse schrijver Afhsin Molavi daar enige tijd geleden over, "roepen ze 'dood aan Amerika' en zodra de filmploegen verdwenen zijn, informeren ze waar er een VS-visum te krijgen is".
Anders dan andere jaren is wel dat deze 22 Bahman ook door de Groene Beweging werd aangegrepen om de legitimiteit te hekelen van president Ahmadinejad, die vandaag precies acht maanden geleden een tweede ambtstermijn versierde bij erg omstreden verkiezingen. Aanvankelijk ging het de verslagen presidentskandidaten Mir Hosein Mousavi en Mehdi Karroubi vooral om de electorale fraude die toen plaatsvond. Maar ondertussen is het vizier verschoven van de president naar de Opperste Leider, Ali Khamenei, en de achterban van de Groene Beweging richt de pijlen evengoed op de fundamentele aard van het regime. In het Iraanse theocratische systeem is de 'velayat-e-faqih' of Opperste Leider immers nagenoeg almachtig. Hij zit aan de kassa, controleert het repressieapparaat en beschikt ook over vetomacht aangaande beslissingen van de wetgevende evengoed als de uitvoerende of rechterlijke macht.
Terwijl de aangevoerde regeringssupporters op het Vrijheidsplein manifesteerden, werden de aanhangers van de oppositie die elders in de stad betoogden, door de beruchte Basijimilities met traangas en paintball bekogeld. Met die verfaanvallen, zo stelden oppositiewebsites, werd aangeduid welke burgers ingerekend hoorden te worden. Ook werden er door de Revolutionaire Garde en de militieleden rake klappen uitgedeeld: de bodyguards en de auto van oppositieleider Karroubi moesten het zwaar ontgelden. Gewezen president Khatami werd eveneens aangevallen, maar beide mannen ontkwamen heelhuids.
Het was voor het eerst dat de oppositieleiders publiekelijk opriepen tot protesten, een manoeuvre dat door de overheid in de voorbije weken werd gecounterd met censuurpogingen, repressie en intimidatie. Sms-verkeer, Twitter en Google-producten als gmail waren de voorbije dagen al moeilijk of niet bruikbaar. Volgens mensenrechtenorganisaties werden in de voorbije weken honderden mensen gearresteerd en sinds eind januari werden verschillende mensen die deelnamen aan de protesten in juli geëxecuteerd wegens 'het opnemen van de wapens tegen God' (moharebeh).
Minstens acht anderen werden aan datzelfde vergrijp schuldig bevonden en wachten dus op hun terechtstelling.
Dat de Groene Beweging 22 Bahman aangrijpt om oppositie te voeren tegen de tandem Ahmadinejad-Khamenei, past in een algemene strategie om de officiële revolutionaire en religieuze feestdagen voor de eigen zaak te kapen, wat ze sinds de gehekelde stembusgang consequent doet. Eerder gebruikte ze al Quds Dag (18 september, dag van de solidariteit met de Palestijnen), 13 Aban (4 november, begin van VS-gijzelingsactie in 1979), Studentendag (7 december, herdenking van de moord op drie studenten in 1953 door de geheime politie van de sjah) en Asjoera (27 december, sjiitische herdenking van de moord op Imam Ali door dictator Yazid in 680) om grote betogingen te organiseren.
Symbolische strijd
De Groene Beweging maakt zich meester van de symbolen van de revolutie, niet alleen van haar feestdagen maar evengoed van haar strijdkreten en van haar propaganda-instrumenten. Zo wendt ze de kreet 'dood aan de dictator' aan, waarmee vroeger op de sjah werd gedoeld en nu op Khamenei. Ook geldt een bij zonsondergang van de daken geschreeuwd 'Allah Akbar' nu niet langer als overwinningsslogan tegen de sjah maar als keurmerk van de Groene Revolutie. Midden vorige maand kwam daar volgens de internetsite Global Voices nog de oproep bij om de beltoon van gsm's over te schakelen naar 'Ey Iran', een nationalistisch lied dat in de jaren tachtig gebruikt werd om vrijwilligers te ronselen voor de oorlog tegen Irak.
Het regime van zijn kant probeert zijn legitimiteit met religie te bekrachtigen, maar dat lukt niet echt. Van de tien groot-ayatollahs in het land (de hoogste sjiitische rang) hebben er acht de overwinning van Ahmadinejad niet erkend. Ook pogingen om zich achter Khomeini te verschuilen, blijken onsuccesvol. Wat anders te denken van het feit dat 's mans eigenste kleindochter, Zahra Eshraghi, gisteren enige tijd werd vastgehouden na haar deelname aan de oppositierally. Zijn kleinzoon, Hassan Khomeini, is evengoed een aanhanger van de oppositie. Hij vergezelde de president begin deze maand wel naar het graf van zijn grootvader maar bij het begin van Ahmadinejads speech vertrok hij. Later die dag waren op oppositiewebsites foto's te zien van Khomeini's bezoek aan de familie van de gevangen rechterhand van Mousavi, Alireza Beheshti. En toen de staats-tv beelden uit toespraken van Khomeini monteerde zodat het leek dat hij de Groene Beweging zou veroordelen, protesteerde zijn kleinzoon hiertegen met een open brief die op tal van sites verscheen.
Verloren legitimiteit
"Ik ben ervan overtuigd", zo stelde Irankenner Karim Sadjapour eerder deze week in een paper voor de denktank Carnegie Endowment, "dat de legitimiteit van het regime onherstelbaar is geschonden. Weliswaar zijn er op korte termijn verschillende scenario's mogelijk maar als het bewind een beursaandeel was, zou ik aanraden om het nu te verkopen."
Dat de zucht naar verandering onder de bevolking groot is en groeiend, bleek de voorbije dagen ook uit de resultaten van een clandestiene opiniepeiling van de oppositie in 15 steden, weliswaar onder een beperkt aantal ondervraagden van tussen de 20 en 49. Meer dan driekwart van hen, zo bleek, wil dat het huidige theocratische systeem via een referendum wordt vervangen, 52 procent gelooft in geweldloos verzet, waarvan men evenwel vreest dat het door de overheid zelf in bloed zal worden gesmoord, zoals de afgelopen maanden al herhaaldelijk bleek. "Evengoed als ik niet twijfel aan de onhoudbaarheid van Ahmadinejad-Khamenei op lange termijn," aldus nog Sadjapour, "maak ik mij geen illusies: de machthebbers zullen niet aarzelen om het repressieapparaat brutaal in te zetten."
Tal van experts argumenteren dat de afkeer voor Ahmadinejad de sterkst bindende factor is binnen de Groene Beweging maar ze wijzen er tegelijk op dat er geen unanimiteit is over de toekomstvisie. De leiders, stuk voor stuk gewezen establishmentfiguren, willen geen omverwerping van de Islamitische Revolutie. Ze zweren bij de grondwet en kunnen leven met het velayat-e-faqih-systeem. De jongeren die de Groene Beweging aanhangen, willen wel een fundamentele regimewissel. Maar voorlopig is dat niet aan de orde.
Dat de pollutieproblemen van s werelds volkrijkste natie niet van de poes zijn, is al geruime tijd bekend en ook in de Chinese media wordt er veel aandacht aan besteed. Zo publiceerden de Chinese bladen eind vorig jaar nog een opiniepeiling over de vervuiling in de zeer welvarende Parelrivierdelta, in het zuiden van het land, en de gevolgen die die heeft op de gezondheid van de honderden miljoenen deltabewoners. Maar liefst 41 procent van de ondervraagden, zo bleek, had zich in 2009 ziek of onwel gevoeld ten gevolge van de vervuiling. Dergelijke studies zijn evenwel doorgaans regionaal en fragmentarisch, vandaar dat er reikhalzend werd uitgekeken naar de eerste grote nationale vervuilingspeiling, die dinsdag werd gepubliceerd. Er werd door meer dan een half miljoen mensen twee jaar lang aan gewerkt en zon 5 miljoen bronnen van vervuiling werden geïdentificeerd. Volgens de Financial Times had de studie eerder kunnen worden gepubliceerd, ware het niet dat het landbouwministerie op de rem ging staan omdat de vervuilingscijfers voor die economische sector bepaald schrikbarend zijn. Het ministerie hield altijd vol dat de landbouw slechts in geringe mate bijdroeg tot de slechte kwaliteit van het water in het land, maar uit het onderzoek blijkt juist dat het een grotere vervuiler is dan de industrie. 67 procent van alle zwavelzuurvervuiling en 57 procent van alle stikstofvervuiling is van die sector afkomstig. Tevens blijkt dat eerdere rapporten de vervuiling door zowel de landbouw als de industrie fors onderschatten. Zo bedroeg de COD-maat (waarmee de organische vervuiling van water wordt uitgedrukt) 30,3 miljoen ton in 2007, terwijl men eerder becijferde dat het toen om 13,8 miljoen ton ging. Bovendien kunnen de rivieren en meren per jaar op natuurlijke wijze niet meer dan 7 miljoen ton verwerken. Voor het industriële afval kwam men in de vervuilingspeiling op een cijfer van 49,14 miljoen ton, wat meer dan drie keer de hoeveelheid was die eerder werd aangenomen. In 2007 werd er 209 miljard ton afvalwater gegenereerd en 63,7 biljoen kubieke meter afvalgas. Dat er voor het eerst een landelijke vervuilingspeiling werd gepubliceerd, werd door tal van milieuorganisaties erg gunstig onthaald. Velen spraken over een eerste stap in de goede richting, aangezien geen aanpassing van het beleid mogelijk is zonder betrouwbare statistieken. Minder positief was de reactie op het feit dat het volledige rapport niet wordt vrijgegeven. De viceminister van Milieu maakte op zijn persconferentie enige statistieken bekend maar de rest van het rapport kan voorlopig alleen door overheidsfunctionarissen worden geconsulteerd. Op die manier, zo reageerde een woordvoerder van Greenpeace China, wordt het ngos onmogelijk gemaakt om hun waakhondfunctie te vervullen of beleidssuggesties te formuleren. Waarom de onderzoeksresultaten niet worden vrijgegeven, werd niet bekendgemaakt.
1,3 miljard monden te voeden
Dat de landbouw, die zon 40 procent van de Chinese arbeidsbevolking tewerk stelt, voor grote vervuilingsproblemen zorgt, was in bepaalde kringen al bekend. Zo gaf een gezamenlijk rapport midden vorige maand van Greenpeace China en de School voor Landbouweconomie van de Renmin Universiteit aan dat de Chinese boeren dubbel zoveel meststof gebruiken als aangewezen is. Momenteel wordt er 55 keer zoveel chemische meststof gebruikt als in de jaren zestig, terwijl de landbouwproductie in die periode slechts verachtvoudigde. Peking argumenteert dat het niet meevalt om 1,3 miljard monden te voeden, ofte één wereldburger op vijf, met slechts 7 procent van alle wereldwijd beschikbare landbouwgrond. Maar volgens professor Wen Tiejun van de Renmin Universiteit is het probleem er vooral één van snel willen rijk worden. Hij waarschuwt er al jaren voor dat de overbemesting ervoor zorgt dat jaarlijks 10 miljoen ton mest in rivieren en meren terechtkomen en pleit voor een afschaffing van de subsidies op chemische mest en voor meer hulp bij het opzetten van organische landbouwbedrijven. In 2003 zei hij al op een seminarie dat de manier waarop aan de Chinese boeren het concept modernisering wordt verkocht, te vergelijken is met een pannenkoek die op de muur is geschilderd, waarop de boer wordt aangemoedigd om die nu op te eten. Hij bijt zijn tanden stuk terwijl de omstanders het bescheuren van het lachen.
Anderhalf jaar nadat China werd opgeschrikt door een grootschalig melkpoederschandaal waarbij zes kinderen stierven en 300.000 andere ziek werden, lanceerde de overheid per 1 februari een tiendaagse speciale actie om de nationale zuivelindustrie intensief door te lichten op het gebruik van melamine. Dat plasticproduct wordt bij melk gevoegd om bij tests hogere proteïnewaarden te geven. In september 2008 lekte het melamineschandaal uit, waarbij de 22 belangrijkste zuivelproducenten betrokken bleken. De grootste, de al geruime tijd failliet verklaarde Chinees-Nieuw-Zeelandse joint venture Sanlu, wist al maanden van het probleem af maar probeerde het in de doofpot te stoppen. De processen van de Sanlukopstukken zijn reeds achter de rug en resulteerden in twee executies en verschillende zware straffen. Desalniettemin doken er ook later verhalen op van melaminevergiftiging van babypoeder. Zo kondigde de overheid op de laatste dag van 2009 aan dat Shanghai Panda Zuivel de deuren had gesloten omdat het nog steeds met melamine vergiftigd melkpoeder verkocht. Het bedrijf stond op de lijst van 22 gesloten bedrijven maar werd later heropend. De overheid zei toen dat de sluiting na acht maanden onderzoek kwam, maar al die tijd werd het Pandapoeder gewoon verkocht. Sinds de nieuwe actie begin deze maand in zestien provincies van start ging, werden zowel in de autonome regio Ningxia als in de provincie Shaanxi bedrijven gesloten en arrestaties verricht. In Shaanxi werden de managers van Lekang Zuivel vorige week in de boeien geslagen nadat duidelijk werd dat ze enige tonnen met melamine besmet melkpoeder vermengden met hun eigen productie en dat vervolgens naar de rest van het land exporteerden, waar er onder meer snoepjes mee werden vervaardigd. Maandag gingen in Ningxia de deuren dicht bij Tiantian Zuivel. Het bedrijf had in juli van vorig jaar 170 ton besmet melkpoeder van een niet nader genoemd bedrijf gekregen, als schuldinlossing. Dat poeder werd in de verpakking van Tiantian opnieuw verkocht aan leveranciers in Guangdong, Binnen-Mongolië en Fujian, waar er onder meer Kleine Witte Muis-snoepjes mee werden gemaakt, die onderhand uit de rekken zijn gehaald wegens melaminebesmetting. Van de 170 ton is niet meer dan 72 ton teruggevonden. Gezinnen die het zich kunnen permitteren kopen geen Chinees melkpoeder meer voor hun baby's. Er is de zogenaamde melkroute, de trein van de grensstad Shenzhen naar Hongkong, die dagelijks door duizenden mensen wordt genomen om babyvoeding te kopen van buitenlandse merken in Hongkong, waar de voedingsinspectie veel stringenter is. Echt kapitaalkrachtigen zoals Bai Ping nemen zelfs een weekend per maand vanuit Peking het vliegtuig naar Hongkong om voorraad in te slaan. "Dan vlieg ik met zes blikken melkpoeder, goed voor een waarde van 100 euro naar huis terug, meer mag niet", zo schreef Bai midden november in de China Daily. Ook in Nieuw-Zeeland heeft het melkpoederschandaal consequenties. Midden januari besloten verschillende supermarkten daar de verkoop te rantsoeneren tot vier blikjes per klant. Ingeweken Chinezen bleken grote hoeveelheden Nieuw-Zeelandse babyvoeding op te kopen om het vervolgens via sites als Taobao.com aan Chinese klanten te verkopen. Handelaar Bruce Liu zei in de New Zealand Herald dat hij "honderd pakketten van zes blikjes per week verstuurt naar China en de markt ziet groeien".
Kwaliteit kopen
De geïmporteerde babyvoeding is veel duurder dan de Chinese maar dat vinden met name de bemiddelde stedelingen geen probleem, zo blijkt uit onderzoek van China Market Research Group onder vrouwen in vijftien steden. "De meerderheid van hen", zo schreef onderzoeker Shaun Rein in het blad Forbes, "is bereid om tot 20 procent meer te betalen als ze maar zeker zijn dat ze kwaliteit kopen en dat geldt niet alleen voor melkpoeder maar voor voeding en zelfs kledij en schoenen. Daarom verkiezen ze vaak bij buitenlandse supermarkten te shoppen zoals WalMart of Carrefour." De man wees er ook nog op dat het "onder Chinese stedelingen doorgaans de vrouwen zijn die de financiën beheren." De Chinese zuivelindustrie reageerde op de babypoederschandalen en op het geringe consumentenvertrouwen in hun producten met grootschalige acties. Zo bleek midden december uit een onderzoek van de consumentenvereniging van Peking dat 173 van de 185 melkpoedermerken met gratis geschenken of exceptionele kortingen werden aangeboden, wat nochtans verboden is.
Hij is bijna negen en heeft krullen,
mijn 1,24 meter lange geheim wapen. In de bonte wereld van meervoudig
Brussel groeit hij op, in een kakafonie van gewoontes en
onhebbelijkheden, een toren van Babel met Mama-melk, Papa-koffie en
een regenboog aan vrienden. Het inspireert hem tot grote
sociologische en andere theorieën. Rechte en kromme, doorgaans met
evenveel stelligheid verdedigd. 'Houdt Sinterklaas niet van zwarte
mensen, mama? Waarom gaat hij aan hun schoorstenen voorbij? En waarom
worden ze ook door de Kerstman vergeten?'. Of: 'Vind jij
training-jongeren leuk? Ik heb er een hekel aan. Ze zijn niet
sportief, wat hun kleren ook mogen suggereren. Als ze zich ergens in
bekwamen dan wel in vervelend zijn. En in gros mots. Dikke
Woorden'.
Westerse cadeau-cultuur,
training-jongeren, dikke woorden. Hij vraagt of ik weet waarom hij de
pest heeft aan Frans. Enige aarzeling. Hij begeeft zich op gevaarlijk
terrein. Mama, weet hij, zweert bij multi en bij stereo,
toch als het over mensen en talen gaat.
Hij heeft erover gepraat met zijn
vrienden, het kleine clubje van Nederlandstalige klasgenootjes. Als
velcro klitten ze samen en ze zijn het unaniem oneens met de meester.
Frans is nièt de cultuurtaal waar hij zo hoog van opgeeft. De man
denkt aan Brel en aan Molière, zij kennen die genieën niet en
gruwen van een taal vol Dikke Woorden.
Mijn Geheime Wapen peilt naar reactie.
Hij glimlacht en lanceert een collectie onzegbaars. Couille molle,
fils de pute, nique ta mère, putain, je t'enmerde, conard, je
t'encule, idiot, imbécil.
Ik tel er negen, best veel voor een kind dat zelfs niet in
staat is om brood te kopen in de winkel op de hoek omdat de
verkoopster mono is. 'Zulke dingen zeggen wij toch niet,
mama?'
Ik moet er een paar dagen later aan
terugdenken, op een trein naar de kust. Op de bank naast me zitten
twee blanke acné-pubers. Ze scheppen op over de 'wijven' die ze
'gepakt' hebben en overklassen elkaar met verhalen over hijsen,
zeiken, bonken, konten en kotsen. Tonen dat ze kunnen, doen ze, in de
overtreffende trap, in Dikke Vlaamse Woorden.
Ach, probeert niet elke generatie zich
zowel verbaal als vestibulair te onderscheiden van de vorige, als
mare van haar aanwezigheid? Schunnigheid als fluo-hesje in een
genadeloos onverlichte wereld.
Misschien. Maar toch eerder: dikke
woorden, mager denken. De mond is het voorportaal van het hoofd,
taalregisters gelden als visitekaartjes van de mentale wereld
erachter. Soms betreft het een urbane prehistorie, godbetert, een
woestenij vol gepakte wijven en hoornige jonge saters. Maar het kan
ook een verlichte plek zijn, waar een kaart van de wereld hangt en
een tijdslijn van de geschiedenis. Er wonen verhalen over Columbus,
over Anne Frank, de A-bom, de Vietnam-oorlog, Gaza, Peking en Koning
Arthur.
Aan ons volwassenen de keuze. Niet aan
de kinderen. Het universum waarin ze terecht komen, hebben wij voor
hen opgetrokken. Met onze armoede, onze blindheid, onze arrogantie,
onze tirannie en met het tegendeel van dit alles. Kinderen doen
louter aan binnenhuisarchitectuur afbreken/ opsmukken. Daarom,
als het beter moet, dan eerst bij ons.
De 'oorlog tegen terreur' heeft het geïsoleerde Jemen weer op de kaart gezet. De mislukte terrorist Abdulmutalab gaf aan dat hij de orders voor het opblazen van een vliegtuig in dat land had ontvangen. Terwijl de natie kampt met burgeroorlog, opdrogende olie- en watervoor-raden, en armoede kan het regime de macht van de extremisten niet langer verdoezelen. Na de VS en Groot-Brittannië sloot ook Frankrijk er ondertussen zijn ambassade.
Normaliter besteden de internationale media weinig aandacht aan Jemen, ook niet als er in het noorden van het land al meer dan vijf jaar een oorlog woedt die in vijf gevechtsronden het leven kostte aan duizenden burgers. Honderdvijftigduizend andere mannen, vrouwen en kinderen raakten door deze zogenaamd Huthirebellie ontheemd en de humanitaire condities in de regio werden door de Egyptische acteur Mahmoud Kabil, die voor Unicef als goodwill-ambassadeur optreedt, zelfs vergeleken met die van het relatief danteske Darfur.
Jemen is geen nieuws, zelfs niet als Human Rights Watch midden vorige maand in een 73 pagina's tellend rapport uitlegde op welke manier er afgerekend wordt met de vreedzame protestbeweging in het zuiden van het land. Menige commentaarschrijver, professor en activist is daar in de voorbije anderhalf jaar tot de conclusie gekomen dat de hereniging van het feodale, clangebaseerde noorden met het socialistische zuiden in 1990 absoluut geen goede zaak was voor laatstgenoemde. En dat uit zich in steeds massalere protesten.
De eerste manifestaties brachten gepensioneerde officieren op de been die niet begrepen waarom hun pensioen niet langer werd uitbetaald, gaandeweg groeide het leger ontevredenen uit tot een regelrechte afscheidingsbeweging die de overheid in Sanaa afdoet als 'een vorm van maffia die er ook een luchtmacht op nahoudt', zoals een zuidelijke oppositieleider het uitdrukte. Bij zes verschillende gelegenheid in 2008 en 2009 opende de politie het vuur op deze vreedzame betogers. Daarbij vielen volgens Human Rights Watch minstens elf doden en tientallen gewonden. Ook werden verschillende zuidelijke oppositiekranten gesloten, journalisten werden vermoord of tot jarenlange celstraffen veroordeeld voor misdaden als het 'beledigen van de president'. Duizenden andere zuiderlingen werden gearresteerd en wachten nog steeds op hun proces.
Jemen werd pas nieuws toen de 'internationale oorlog tegen de terreur' zich met de mislukte Kerstmisaanslag van een rijke Nigeriaan weer op de kaart zette. De mislukte kamikaze Abdulmutalab zei luttele dagen na zijn arrestatie namelijk dat hij de orders voor het opblazen van een passagiersvliegtuig op weg naar Detroit had ontvangen in Jemen, waar hij het gros van de herfst doorbracht.
Begin november verscheen het allerarmste land van de Arabische wereld al even op de radar: toen bleek dat Malik Nadal Hasan, de VS-legerpsychiater die 12 militairen doodschoot en 31 anderen verwondde op de basis van het Amerikaanse Fort Hood, geregeld contact had met een in de VS opgegroeide, Jemenitische radicale imam. Deze Anwar al-Awlaki predikte de jihad en werd volgens Sanaa daags voor Kerstmis bij een anti-Al-Qaidaoperatie uitgeschakeld. Geloven doen veel internationale experts die bewering niet, daarvoor zijn er uit de Jemenitische hoofdstad al te vaak loze berichten gekomen over 'vernietigde vijanden'.
Netwerk
"Welkom in Qaidastan. In 2010 zou Jemen de twintigste verjaardag moeten vieren van de hereniging van het noorden en zuiden van het land. Maar er valt weinig te vieren. Misschien wordt 2010 wel het jaar waarin het land volledig desintegreert", zo schrijft Jemen-expert Gregory Johnsen van de Princeton University in het nieuwe nummer van Foreign Affairs. En hij wedt dat het geen implosie wordt waar de wereld geen last van heeft, maar wel een explosie waardoor er zich een wetteloos gebied zou kunnen uitstrekken van Noord-Kenia tot hele delen van Saoedi-Arabië.
De VS, die net hun militaire hulp aan het land hebben verdubbeld, maken de zaken volgens Johnsen nog erger dan ze zijn. Zoals hij een week eerder verklaarde: "Met het loutere focussen op de Al Qaidajacht en alles te zien door een militaire lens riskeert Washington zich precies op de hals te halen wat het absoluut wou vermijden. Namelijk: een gigantische uitbreiding van Al Qaida."
Terrorisme-experts zoals de momenteel aan Harvard verbonden Noorse onderzoeker Thomas Hegghammer leggen glashelder uit dat Al Qaida net na 11 september flinke klappen kreeg in Jemen omdat president Ali Abdullah Saleh anders vreesde zelf in de brokken te delen. Maar, zo stelt Hegghammer, sinds een ontsnapping uit de gevangenis van 23 jihadisten in februari 2006 wist het Jemenitische Al Qaida zich te herorganiseren. De gevluchte strijders, waarvan er ondertussen minstens zes zijn omgekomen, omringden zich met nieuwe rekruten en versmolten hun beweging in januari van vorig jaar met de afdeling van Saoedi-Arabië, waarna het collectief zich 'Al Qaida op het Arabische Schiereiland' noemde.
Het verhaal van de ontsnapping legt evenwel nog een andere realiteit bloot: die van de grote mate van verwevenheid van het regime van de onderhand 31 jaar aan de macht zijnde Saleh met de jihadistische beweging. Dat de gedetineerden ontkwamen uit een zwaar bewaakt detentiecentrum was op zijn zachtst gezegd merkwaardig en bovendien paste deze ontsnapping in een lange rij van amnestieregelingen, miraculeuze vluchtpogingen en verdwijningen van islamitische veroordeelden. De 23 doorgewinterde strijders wisten zich zogenaamd met potten en pannen een tunnel te graven naar de vrijheid. Die koker kwam uit in een naburige moskee, die gerund werd door ene Hamoud al-Hutta, een rechter en imam die tussen 2003 en 2005 ook het zogenaamde 'Dialoog Comitee' van de overheid voorzat, dat eigenlijk eveneens een tunnel naar de vrijheid was, zij het een minder opvallende. Deze instantie hield zich namelijk bezig met het 'op het rechte pad te krijgen van veroordeelde jihadisten, zodat ze weer konden worden vrijgelaten', wat uiteindelijk met zo'n 400 gedetineerden ook is gebeurd. Voorwaarde voor de invrijheidstelling was dat de veroordeelden aanvallen op westerse doelwitten van op Jemenitisch grondgebied voorgoed zouden afzweren.
De activiteiten van deze 'dialooginstantie' deden veel wenkbrauwen fronsen, wat wellicht verklaart waarom ze twee jaar na haar oprichting al werd ontmanteld. In 2006 bleek dat het recidivisme onder de vrijgelaten strijders alarmerend was: 80 procent van deze 'tot inkeer gebrachte' jihadisten had de oude stiel alweer opgenomen, al dan niet onder het banier van Al Qaida.
Critici noemden het hele programma toen "een ietwat elegante manier om te verdoezelen dat gewapende islamisten door de Jemenitische overheid zomaar worden vrijgelaten".
Anderen waren gestruikeld over de bepaling 'van op Jemenitisch grondgebied', omdat die leek in te houden dat het van elders wel zou mogen. En dat klopt ook: Jemen, zo bleek bij het proces van dertien jihadisten die in Irak hadden gemoord, heeft geen wetgeving die de jihad op zich veroordeelt, zeker niet als het activiteiten betreft in een 'bezet islamitisch land' zoals Irak. Bovendien is er geen verbod op de financiering van terroristische activiteiten in andere landen.
Ook de uitspraken van imam-rechter Al-Hutta waren in dat opzicht veelzeggend. In een interview met AP in 2003 zei de man dat hem ging om het verkrijgen van 'garanties binnen Jemen. We houden ons niet bezig met zaken in Irak'. Het interview vond luttele maanden na de gehekelde VS-invasie van Irak plaats, waar jaren later overigens zou blijken dat minstens 20 procent van alle buitenlandse jihadisten Jemenieten waren.
De verweving van de Jemenitische staat met netwerken van jihadisten doet in verschillende opzichten denken aan de situatie in Pakistan, waar de geheime dienst ISI jarenlang jihadisten financierde en trainde, en in beide gevallen gaat het euvel terug naar de Sovjetinvasie van Afghanistan in 1979, waarop de VS reageerden met royale budgetten voor islamitische strijders. Net zo goed als er vanuit Islamabad ten oorlog werd getrokken tegen de communisten, verlieten duizenden overtuigde militanten Jemen om zich bij Osama bin Laden en de zijnen te voegen in Afghanistan.
Saleh
De Amerikaanse journaliste en onderzoekster Jane Novak, die op haar site Armies of Liberation al jaren verslag uitbrengt over de situatie in Jemen, legt uit dat het met name de halfbroer van president Saleh was die de netwerken voor Afghanistan oliede. Deze Ali Mohsen Al-Ahmar wist met geld van de Saoedi's en de VS flink te ronselen en werkte daarvoor nauw samen met zijn schoonbroer, Tariq al-Fahdi, een van de naaste medestanders van Bin Laden.
Na de Sovjetterugtrekking in 1989 verwelkomde Jemen duizenden strijders uit Afghanistan, evengoed Jemenieten als buitenlandse jihadisten. En de hele jaren negentig lang waren Bin Laden en verscheidene van zijn luitenanten graag geziene gasten in Jemen.
Aan de ene kant faciliteerde het regime van president Saleh de inzet van jihadisten in het buitenland - eerst in Afghanistan maar later evengoed in Irak en weer in Afghanistan - en tegelijk wist het staatshoofd deze getrainde strijders in te zetten bij de eigen conflicten, zowel in 1994 als sinds 2004. In het eerste geval betrof het de communisten uit het zuiden, die vier jaar na de hereniging al weer uit de unie wilden stappen, in het tweede gaat het om een revolte van de Zaydi, een sjiitische groep die zich, net zoals de zuiderlingen, misbedeeld voelt door Sanaa. In beide conflicten, zo schrijft Gregory Johnsen, weet de Jemenitische overheid het ideologisch goed te verpakken: het gaat om een heilige oorlog tegen de afvalligen: communisten omdat ze officieel atheïstisch zijn, sjiieten omdat ze het rechte pad van de (soenni-) islam hebben verlaten.
In concreto komt het erop neer dat de jihadisten als een soort van paramilitaire macht naast het Jemenitische leger strijden en in ruil voor hun inzet op het slagveld aanvullende financiering, netwerken, wapens en benoemingen binnen de administratie en het leger krijgen, alsook de garantie dat de overheid zich niet zal inlaten met Al Qaida. Dat laatste is voor president Saleh op momenten als deze uiteraard moeilijk: Washington legt de man duidelijk het vuur aan de schenen maar het viel expert Johsen bij de grote offensieven van vorige maand toch al op dat er "wel tientallen slachtoffers vielen, maar dat de zogenaamde Al Qaidakopstukken om wie het te doen was, buiten het vizier bleven".
Hij wijst er overigens ook op dat bloedbaden zoals deze voor Al Qaida een waar godsgeschenk zijn: een betere rekruteringsstrategie valt er niet te bedenken dan het vermoorden van onschuldigen onder VS-vlag. Met alleen al de naaste verwanten van de slachtoffers, wie het om clanwraak en bloedeer te toen is, zwellen de rangen flink aan.
De huidige situatie in Jemen doet overigens sterk denken aan het Pakistan van generaal-president Musharraf, waarbij de legerleider royale financiële en militaire steun kreeg van Washington op voorwaarde dat hij Al Qaida en de taliban in zijn land en met name in de grensstreek met Afghanistan uitschakelde. Musharraf sprak in Washington keer op keer gespierde taal maar moest er zich in eigen land voor hoeden niet voor lakei van de VS te worden versleten en de islamistische terreurnetwerken op wiens steun hij zijn dictatuur had gebouwd, niet al te zeer tegen de haren in te strijken. Het resultaat was dat het moslimradicalisme geenszins werd ingedijkt, getuige daarvan de huidige Pakistaanse legeroperatie in Waziristan, waarbij al meer dan 600 doden vielen en de taliban niet zijn verslagen, en dat de 'talibanisering' van heel Pakistan een feit werd.
Jemen is doorgaans geen nieuws en nochtans zijn een aantal van zijn statistieken ronduit alarmerend. Neem olie en water. Jemen is als olieproducent voor driekwart van de inkomsten van zijn schatkist afhankelijk van petroleum, dat overigens ook 90 procent uitmaakt van zijn export, in grote mate naar Azië. De Jemenitische voorraden slinken evenwel fenomenaal en volgens de Wereldbank is de oliestroom in Jemen tegen 2017 geheel opgedroogd. Waarop het land dan zal rekenen voor zijn inkomsten, is bepaald onduidelijk. Het feit dat het analfabetisme er met 46 procent het hoogste is van de hele Arabische wereld, dat de werkloosheid maar liefst 40 procent van de beroepsbevolking treft en dat het land een ware demografische explosie kent, is daarbij geen goed nieuws.
Nu is de helft van de 22 miljoen burgers jonger dan zestien en tegen 2035 zal de bevolking zich verdubbelen. Daarbij komt dat meer dan 70 procent van de bevolking onder de armoedegrens zit en dat niet minder dan 47 procent van alle kinderen groeiachterstand heeft opgelopen door ondervoeding.
Die slinkende petrodollars spelen ook president Saleh parten. De man werd lange tijd gezien als een meesterstrateeg, wat wel klopt als je bedenkt dat hij het al 31 jaar volhoudt en pas in 2013 op 71-jarige leeftijd opnieuw naar de kiezer moet voor een nieuw mandaat. Zijn twee voorgangers hebben het in het instabiele clangedomineerde Jemen overigens niet langer dan een enkel jaar uitgezongen.
Saleh wist zich al die tijd staande te houden met behulp van een coterie van familie- en clanleden en vrienden, waarmee hij gulle vriendschapsbanden wist te onderhouden. Nu zit de man steeds slechter bij kas, wat ervoor zorgt dat oude relaties hier en daar ontrafelen. De toezegging van een verdubbeling van de Amerikaanse militaire hulp komt in dat opzicht zeer gelegen. Immers, heden gaat het leger ook al lopen met zo'n derde van alle inkomsten.
En het water dan. Volgens de Wereldbank hebben burgers per jaar minstens 1.000 kubieke meter water nodig, beschikken ze over minder dan is er sprake van waterarmoede, wat resulteert in ernstige economische en sociale problemen. In het geval van Jemen, zo maakte de VN-Ontwikkelingsorganisatie UNDP in augustus in een rapport bekend, heeft de modale burger minder dan 100 kubieke meter water per jaar, een extreme mate van armoede dus. Het zal dan ook weinigen verwonderen dat 80 van de 180 waterputten in de hoofdstad Sanaa droog zijn door een sterke daling van de watertafel en dat er zonder dringende actie tegen 2025 zelfs geen water meer zal zijn in de hoofdstad. Momenteel is water in een stad als Taiz nog maar één dag in de maand beschikbaar. De watertekorten resulteerden ook al in geweld: bij waterprotesten in het zuidelijke Aden vielen op 24 augustus één dode door politiekogels en drie gewonden.
Qat
Dat het Jemenitische regime het tot dusver heeft volgehouden, schrijven waarnemers behalve aan dollarvriendschappen en overheidsrepressie toe aan de fenomenale qatverslaving in het land, die betekent dat er dagelijks 22 miljoen werkuren verloren gaan. Concreet houdt dat in dat deze opwekkende drug die meteen na het middageten wordt gekauwd in grote qatsalons het hele noorden en ook het grote delen van het zuiden platlegt voor de rest van de dag, administratie incluis. Alleen in de paar uren voor en na zonsondergang gaan de winkels in de bazaars nog even open. "Qat is een erg sociale drug, die steevast in gezelschap wordt gekauwd. Het stelt je in staat om grote plannen te maken en tevreden te zijn over je verwezenlijkingen, die zoals altijd bij drugs, op lucht zijn gebaseerd", aldus een naar Londen geëmigreerde Jemeniet.
Wereldbankexperte Julie Viloria-Williams noemt het qatgebruik in Jemen "niets minder dan een nationale noodsituatie. In een land waar driekwart van de burgers het met minder dan 2 dollar per dag moet doen, heeft de modale gebruiker voor 3 dollar aan qat per dag nodig. De consequenties daarvan voor de ontwikkeling van het land zijn duidelijk rampzalig."
De qatproductie en -consumptie is overigens geen oud, statisch fenomeen: toen de communisten in het zuiden aan de macht waren (1967-90), bestond een van hun eerste verordeningen erin deze opwekkende drug te verbieden om aan ontwikkeling te kunnen doen. Het verbod werkte grotendeels, zo menen zuiderlingen.
Bovendien blijkt uit onderzoek van UNDP dat qat nu al goed is voor 40 procent van de landbouw en dat dat aandeel jaarlijks met maar liefst 12 procent toeneemt. De verklaring is simpel: er valt vijf keer zoveel geld mee te verdienen als met druiven, een voorheen populaire teelt. De consequenties in termen van voedselveiligheid zijn evenwel desastreus. Volgens Ismail Muharram, directeur van de Algemene Autoriteit voor Landbouwonderzoek in Jemen zou het land "honderd keer meer graan kunnen produceren dan het nu doet als er tegen de qatproductie werd opgetreden. Momenteel kan Jemen maar in 8 procent van de binnenlandse graanbehoefte voorzien en sinds 2004 heeft het de import van tarwe moeten verdubbelen."
Oorlogstribunaal
Jemen is nu in het nieuws als veilige haven van Al Qaida en als natie die zijn Amerikaanse militaire hulp ziet verdubbelen voor een betere strijd tegen de internationale terreur. Experte Jane Novak ziet het evenwel anders."De Britten", schrijft ze, "zijn van plan om de nieuwe antiterreurfondsen voor Jemen te coördineren en de Jemenieten een alternatief te bieden voor Al Qaida. Wat ze echt nodig hebben is een alternatief voor president Saleh. De westerse donoren zouden een oorlogstribunaal moeten opzetten, of minimaal een gerechtshof zoals VS-buitenlandminister Clinton dat voor Afghanistan suggereerde, om het land te helpen afkomen van zijn hooggeplaatste corrupte functionarissen. Geef de Salehfamilie amnestie en laat ze vertrekken. De Al Qaidaproblemen zullen snel van de baan zijn, zonder Saleh zullen ze het land ontvluchten."
"We hebben geen geduld meer. Ondanks alle beloften verandert er niets. Als het weer gebeurt, dan ruilen we onze pennen voor wapens." Dat waren de slogans die een paar honderd studenten tijdens een optocht in Jalalabad, Nahangar, scandeerden, afgewisseld met 'Weg met president Karzai' en 'Dood aan president Obama'. De studenten hekelden de tien doden die maandag vielen bij een VS-operatie in de oostelijke provincie Kunar. De NAVO-troepen in Afghanistan haastten zich te verklaren dat ze niet hadden deelgenomen aan deze raid, waarbij acht jongens van tussen 13 en 18 jaar oud omkwamen, alsook twee twintigers. Aan VS-zijde klonk het eerst dat het een gezamenlijke operatie met Afghaanse troepen betrof, maar het Afghaanse defensieministerie verklaarde dat het een louter Amerikaanse aanval was. Eerst werd ook volgehouden dat het om 'strijders' ging die werden uitgeschakeld maar gisteren concludeerde de presidentiële gezant Asadullah Wafa, die een onderzoek verrichtte, dat de doden stuk voor stuk burgers waren en in hoofdzaak kinderen. Het is de tweede keer deze maand dat er burgerdoden vallen bij raids van de VS- en de NAVO-troepen in Afghanistan. Op 8 december werden twaalf mensen vermoord in Mehtar Lam. Toen luttele dagen later voor het gebouw van de gouverneur van de provincie Laghman werd betoogd, opende de politie het vuur. Twee mensen stierven, er viel minstens één gewonde. Bij het gros van deze raids blijft onduidelijk hoe de vork in de steel zit en berichten in de trend van 'taliban gedood bij militair treffen' zijn vaak niet controleerbaar. Gisteren spraken verschillende journalisten evenwel met een tienjarige jongen, Rafiullah, wiens vader bij de raid in Laghman werd gedood. "De buitenlandse soldaten drongen ons huis binnen", vertelt de jongen. "Mijn vader vroeg wie ze waren en wat ze kwamen doen. Ze maakten hem met een kogel in het hoofd af en zeiden: 'Wees stil en toon ons waar de wapens zijn'."
Tien procent meer burgerdoden
In juni beloofde de nieuwe VS-opperbevelhebber voor Afghanistan, Stanley McChrystal, dat het vermijden van burgerdoden zijn allereerste doel zou zijn. Dat goede voornemen weerspiegelt zich voorlopig evenwel niet in de treurige statistieken. Volgens de VN vielen er in de eerste tien maanden van dit jaar 10 procent meer burgerdoden dan in diezelfde periode van vorig jaar: 2.034 versus 1.838 in 2008. In het hele vorig jaar vielen er 2.118 burgerdoden en dat was een toename met maar liefst 40 procent in vergelijking met 2007. Een derde daarvan was aan de NAVO en de VS toe te schrijven, zes op de tien mannen, vrouwen en kinderen stierven door aanvallen van de taliban, die steeds meer gebruikmaken van zelfgemaakte bommen.
De burgerdoden staan in schril contrast met het aantal buitenlandse soldaten dat sinds de VS-invasie in het najaar van 2001 in Afghanistan is overleden. Dat zijn er 1.557, minder in acht jaar tijd dan Afghaanse burgers in tien maanden. 941 van hen waren VS-soldaten, gevolgd door 244 gesneuvelde Britten. Dit jaar ging het wel behoorlijk hard: bijna een derde van de gesneuvelde militairen, stierf in 2009.
De gigantische onveiligheid voor de modale Afghaanse burger weerspiegelt zich ook in het almaar slinkende aantal terugkerende Afghaanse vluchtelingen uit de buurlanden. Sinds de Sovjetinvasie van 1979 deed de oorlog maar liefst 6 miljoen Afghanen vluchten. Meteen na de val van de taliban keerden 1,834 miljoen mensen terug. In 2008 waren dat er nog 278.000 en voor dit jaar had de VN-vluchtelingenorganisatie UNHCR de vrijwillige terugkeer van 210.000 mensen verwacht. Het zijn er uiteindelijk niet meer dan 54.000 geworden. Tot op heden leven 2,5 miljoen Afghanen, doorgaans in erg moeilijke omstandigheden, in beide landen, waarvan 1,7 miljoen in Pakistan.
Acht Amerikanen gedood
Tijdens een aanval in het oosten van Afghanistan zijn acht Amerikanen om het leven gekomen. Dat meldden de VS-ambassade en de NAVO in Kaboel. Waarschijnlijk gaat het om een zelfmoordaanslag, zei een westerse militaire functionaris die anoniem wou blijven. De aanval vond plaats in de provincie Khost. Volgens een woordvoerder van de door de NAVO geleide ISAF-macht zijn de slachtoffers geen militairen van de ISAF-troepen.
Ondanks de vele internationale clementieverzoeken werd de als mentaal onstabiel omschreven Brit Akmal Shaikh gisterochtend in China terechtgesteld. Hij smokkelde vier kilo heroïne. De hoeveelste terechtstelling het dit jaar in China betrof, is niet te zeggen, want dergelijke statistieken zijn staatsgeheim. China executeert meer mensen dan welke andere staat ook ter wereld. Per hoofd van de bevolking gaat alleen Iran voor. Meer dan driekwart van de Chinezen is voor de doodstraf voor moordenaars, de helft ook in geval van drugsdelinquenten. Veel beklaagden krijgen evenwel geen eerlijk proces. Afgaande op de officieel in de media gemelde gevallen waren er volgens Amnesty in 2008 minstens 1.718 terechtstellingen in China, maar organisaties zoals Dui Hua geloven dat het er veel meer waren. In vergelijking met veel andere landen is de uitvoering van de doodstraf in China een behoorlijk gezwinde zaak. Nadat de Intermediaire Volksrechtbank een doodsvonnis uitspreekt, volgen twee vormen van beroep, een dat door de beklaagde kan worden aangespannen en een dat sinds 2007 automatisch plaatsvindt. Alle doodstraffen moeten nu door het Hooggerechtshof worden bekrachtigd, wat volgens een overheidsrapport resulteerde in een daling van het aantal doodstraffen met 15 procent. Korte tijd na deze twee beroepsvormen wordt de executie uitgevoerd. Ter dood veroordeelden krijgen de kogel of een dodelijke spuit en de terechtstelling wordt steeds uitgevoerd door een gedetacheerde van het leger. China hanteert tevens het systeem van doodstraf met opschorting: de rechtbank kan de beklaagde twee jaar de tijd geven om via goed gedrag een omzetting van de straf in levenslang te bewerkstellingen, wat volgens Human Rights Watch in een kwart van de gevallen gebeurt.
Culturele traditie
"We hebben een juridische en culturele traditie die zegt dat hij die moordt, zelf zal sterven", argumenteert Chen Xingliang in Destiny of the Death Penalty in China in the Contemporary Era. Al tweeënhalf millennium lang wordt het uitvoeren van de doodstraf 'redelijk' genoemd. Honderden misdaden konden je de kop kosten. Tijdens het eerste grote keizerrijk, de Han, (202 v. Chr-220 na Chr.) waren het er 409, tijdens het laatste, de Qing (1644-1911) zelfs 840. Uit het onderzoek dat Dietrich Oberwittler en Qi Shenghui eind 2007 in drie Chinese provincies deden, blijkt dat de redenering dat een moordenaar moet sterven, nog steeds door meer dan driekwart van de bevolking wordt onderschreven.
Volgens professor Chen evolueert China toch gaandeweg naar een afschaffing van de doodstraf, zij het dat het gros van de Chinese rechtsgeleerden vindt dat de tijd er niet rijp voor is. Ze roepen een laag algemeen onderwijsniveau in, een hoge criminaliteit alsook een falende sociale controle door armoede. Bovendien geloven ze dat de afschaffing het gevolg hoort te zijn van een gradueel proces, dat moet beginnen bij het beperken van het aantal halsmisdaden.
Dat de afschaffing van de doodstraf in het verschiet lag, werd al eerder gedacht. Toen de Keizerlijke Commissarissen voor Juridische Hervormingen, Wu Tingfang en Shen Jiaben, honderd jaar geleden een memorandum publiceerden dat het afhakken van ledematen, het onthoofden van ter dood veroordeelden en het verminken van lijken verbood, werd daarin een voorbode gezien van een liberalere wetgeving. Executie kon alleen nog door verhanging en in 1910 werd het aantal halsmisdrijven zelfs teruggebracht van 840 tot een luttele twintig. "Het is opmerkelijk", schrijft professor Chen, "dat de hervormingen van Shen en Wu de kloof tussen China en het Westen leken te dichten, terwijl het daarna weer de andere kant opging."
China's doodstrafbeleid maakte de voorbije decennia tal van bochten. In de eerste jaren van de Volksrepubliek waren terechtstellingen een belangrijk instrument voor de consolidatie van de macht. Volgens het in 1996 gepubliceerde onderzoek van het Researchcentrum voor Partijgeschiedenis van het Centraal Comité van de Chinese Communistische Partij werden tussen 1949 en 1952 1.157.600 mensen 'neergeslagen', wat voor meer dan 873.000 van hen betekende dat ze nooit meer opstonden.
Nieuwe strafwet
Toen Deng in 1978 de Vier Moderniseringen lanceerde, werd een nieuwe strafwet van kracht. Voortaan stond op 28 misdrijven de doodstraf. Het executeren van minderjarigen en zwangere vrouwen werd verboden en de opschortingsregel van twee jaar werd ingevoerd. Sindsdien waren er nog vier wetswijzigingen: eerst steeg het aantal halsmisdaden in 1982-'83 tot 74, waarbij naast hooliganisme en souteneurschap ook bepaalde economische misdrijven in de dodelijke lijst werden opgenomen. In 1997 werden daar zes vergrijpen uit geschrapt, wat volgens professor Liu Renwen van de Chinese Academie voor Sociale Wetenschappen resulteerde in maar liefst een halvering van het aantal executies.
De discussie over de doodstraf is evenwel ook die over de billijke rechtsgang en precies daar wringt de schoen. De rechterlijke macht is in China niet onafhankelijk. Rechters worden door het partij of staatsapparaat benoemd. Bovendien worden veel bekentenissen onder foltering afgedwongen. Dat mag officieel niet maar aldus verkregen bewijsmateriaal bewijsmateriaal wordt wel aanvaard. De verdediging heeft veelal geen toegang tot alle bezwarende stukken en het contact met de cliënt is beperkt. Ook vinden veel rechtszaken achter gesloten deuren plaats. Bovendien zijn advocaten verplicht lid van de balie die hen 'adviseert' aangaande zaken die beter niet worden aangenomen. Zij moeten jaarlijks een nieuwe beroepsvergunning aanvragen en wie al te veel dergelijke raadgevingen in de wind slaat, krijgt geen nieuwe licentie.