Stories that remain too often untold/ Histoires oubliées
29-10-2010
INDIA -malafide microkredieten drijven boeren tot zelfmoord
Dat 'geldhaaien' leningen verstrekken aan Indiase boeren en die met woekerrentes terugeisen is een oud zeer. Lang werd een oplossing gezien in microkredieten, zoals die door de Bengaalse Grameenbank-stichter Yunus (Nobelprijs voor de Vrede in 2006) werden uitgedacht. Alleen blijken boeren in de deelstaat Andhra Pradesh nu zelfmoord te plegen omdat ze hun schuld niet tijdig terug kunnen betalen aan dubieuze microkredietorganisaties.
Na dertig zelfmoorden in iets meer dan een maand tijd nam de deelstaatoverheid maatregelen: voortaan moeten de microkredietgroepen zich registreren. Een aantal van hen stapte nu naar het Indiaas Hooggerechtshof om die maatregel aan te vechten.
Microkredieten worden gezien als als dé oplossing voor mensen die niet in aanmerking komen voor reguliere leningen omdat ze onvoldoende financiële garanties kunnen bieden. Uitvinder van dit soort leningen is Nobelprijswinnaar Mohammad Yunus, stichter van de Grameenbank in Bangladesh. Ook in India vond de formule veel bijval: de sector groeide de voorbije vijf jaar jaarlijks met 70 procent. Het wijdst verspreid zijn de microkredieten in de zuidoostelijke deelstaat Andhra Pradesh, die goed is voor 6,7 miljoen klanten of een derde van het totaal. In die deelstaat alleen staat 1,95 miljard euro uit.
Het succes is op zich begrijpelijk: deze vorm van financiering kan mensen helpen die anders overgeleverd zijn aan zogenaamde 'geldhaaien', die volgens studies makkelijk woekerinteresten van 36 tot 72 procent op jaarbasis vragen. Het is juist de gigantische schuldenspiraal waarin landbouwers terechtkomen door geldhaaien, die zorgt voor een epidemie van rurale zelfmoorden. Volgens overheidsstatistieken pleegt sinds 2003 om de acht uur een Indiase boer zelfmoord omdat hij zijn schulden niet meer kan betalen. Goed voor bijna 200.000 mensen in de voorbije zeven jaar.
Microkredieten moesten een oplossing bieden voor dit dramatische fenomeen. Maar in de realiteit blijkt dat Indiase microkredietverstrekkers veel minder dan de Grameenbank aan opleiding en bewustwording doen. Het draait doorgaans louter om de verstrekking van cash. Bovendien blijken onderregulering en wijdverspreide corruptie ervoor te zorgen dat de microkredietinstanties zich in sommige gevallen alleen in naam van de traditionele heldhaaien onderscheiden. Zo meldden de Indiase media de voorbije twee maanden minstens dertig zelfmoorden van boeren die hun microkredieten niet konden terugbetalen. Bovendien bleken werknemers van een microkredietorganisatie in het district Karimnagar een vrouw aan een boom te hebben vastgebonden omdat ze haar wekelijkse terugbetaling niet kon volbrengen. In het district Visakhapatnam werd een meisje gedurende drie dagen gegijzeld omdat haar moeder de wekelijkse schuld niet kon afbetalen.
De zelfmoorden, die in de Indiase media 'micromoorden' werden genoemd, en de verhalen over de vrouwen, zorgden in Andhra voor een storm van protest. Op instigatie van linkse activisten van de Communist Party of India (Marxist) werden eerder deze maand de kantoren kort en klein geslagen van SKS Microfinance, een van de grootste spelers op het terrein. De politie verrichtte ondertussen arrestaties maar tegelijk voelde de deelstaatoverheid zich genoodzaakt om in actie te komen. Alle dergelijke organisaties kregen op 14 oktober opdracht om zich bij de overheid te registeren, hun boeken openbaar te maken en duidelijke werkingsprocedures te publiceren. Tevens mogen ze hun medewerkers niet langer naar de dorpen sturen om gelden te innen. Daar moeten de lokale overheden zich voortaan mee bezighouden.
Hooggerechtshof
De microkredietorganisaties waren niet blij met de overheidsinmenging en spanden dinsdag een zaak aan bij het Hooggerechtshof. "Onze corebusiness is juist dat mensen informeel lenen en zich niet hoeven te verplaatsen naar vaak meer dan tien kilometer verderop gelegen districthoofdplaatsen om hun leningen terug te betalen", aldus een directeur van een grote microkredietorganisatie in een interview met de krant The Hindu.
Bovendien hebben de commerciële banken hun kredietstroom naar de microkredietensector bevroren na de richtlijn van de deelstaatregering van Andhra Pradesh. Normaliter verstrekken zij bijna 100 miljoen euro per week. "Als het krediet niet snel wordt hervat, dan dreigt er een systeemgevaar voor de hele Indiase banksector", aldus Sajeev Vishwanathan van microkredietorganisatie Basix in de Financial Times. Indiase banken hebben in totaal zo'n 4,3 miljard euro uitstaan. De man zei ook te vrezen dat politieke manipulatie door linkse partijen zal resulteren in een campagne van niet-terugbetaling, die de hele sector fataal zou kunnen worden.
INDIA - nieuwe volkstelling moet kastenstelsel in kaart brengen
Een nieuwe volkstelling in het onderhand 1,2 miljard zielen tellende India moet behalve foto's, vingerafdrukken en gegevens over gender, religie, beroep en opleiding ook informatie bevatten over de kaste waartoe iemand behoort. Dat heeft de Indiase overheid beslist. Voor kastelozenorganisaties is dat de enige manier om positieve discriminatie in te voeren.
'Dit zal weinig doen voor de achtergestelden in het land. Wat er echt moet gebeuren, is een hervorming van het politieapparaat, dat nog steeds wordt gebruikt om de kastelozen via systematische marteling op hun plaats te houden', zegt Basil Fernando, directeur van de Asian Human Rights Commission, in een telefonisch interview met De Morgen.
Er is in het parlement oeverloos over gediscussieerd en columnisten en activisten hebben menige krantenkolom gevuld met hun argumenten voor of tegen het stellen van de kastevraag bij de huidige volkstelling in India, die tegen september van volgend jaar moet zijn afgerond en waarvoor 2,5 miljoen mensen in dienst werden genomen.
De Indiase grondwet stelt immers heel expliciet dat de kasten (vier basiscategorieën en honderden subkasten) zijn afgeschaft en bijgevolg geen basis mogen zijn van discriminatie. De laatste keer dat wel dergelijke informatie werd vergaard, was in 1931, toen India nog deel uitmaakte van de Britse Raj en individuen als Mahatma Gandhi en Bhimrao Ramji Ambedkar er alles aan deden om deze in wezen hindoeïstische hiërarchisering de wereld uit te helpen.
Toch is de kaste als determinerende sociologische factor ook zestig jaar na de Indiase onafhankelijkheid een absoluut feit. De stratificering is zo fundamenteel dat ook niet-hindoes (de 130 miljoen moslims bijvoorbeeld) een dergelijke klassering kennen, doorgaans gebaseerd op het beroep dat hun families uitoefenen.
Sla er bovendien de weekendbijlagen van alle Indiase kranten op na en je treft pagina's vol 'matrimonials' aan, huwelijksadvertenties die strikt zijn gerangschikt volgens kaste. Huwelijken tussen mensen van verschillende kasten zijn hoogst zeldzaam, hoezeer mensen als de beroemdste filmster van het land, Amitabh Bachchan, ook mogen beweren 'dat kaste niet telt en een ding van het verleden is'. Toen ze hem vroegen wat zijn kaste is, zo schrijft hij op zijn blog 'bigb.bigadda.com', zei hij dat hij 'Indiër' was.
Romeo en Julia
Hoe onacceptabel huwelijkspartners uit 'lagere' kasten, laat staan dalits (kastelozen), zijn, blijkt ook uit de talloze Romeo en Juliaverhalen, die hoogst zelden eindigen in de vervolging van het familielid dat zijn zoon/dochter vermoordde wegens 'oneervolle' partnerkeuze. Het gaat daarbij overigens niet altijd om arme drommels in sloppenwijken, zo bewijst onder meer het verhaal van de 22-jarige journaliste Nirupama Pathak uit Delhi. Ze werd op 29 april van dit jaar vermoord door haar familie omdat ze van plan was met haar gewezen studiegenoot te trouwen, een jongen met een universitair diploma, die evenwel tot een lagere kaste behoorde. Pathaks vader was bankdirecteur. En toch besloten hij en zijn vrouw hun dochter te vermoorden toen ze koppig volhield te zullen trouwen met de man van haar keuze.
De meeste actiegroepen voor kastelozen zijn er expliciet voorstander van dat de kastevraag gesteld wordt. Zonder die informatie beschikt de overheid immers niet over statistische gegevens betreffende kwetsbare groepen, en kan ze dus geen geschikt beleid uitwerken. Dat dit zeker in sociaaleconomisch opzicht noodzakelijk is, bleek onlangs nog uit het onderzoek van de Amerikaanse sociologe Katherine Newman en de Indiase econoom Sukhdeo Thorat. Zij concluderen in Blocked by Caste dat sollicitanten met een familienaam die een lage kaste verraadt veel minder kans maken te worden aangenomen voor een goed betaalde baan, zelfs als ze daarvoor over de nodige kwalificaties beschikken. "We kunnen alleen vechten", zo schrijft Sagarika Ghose in de Hindustan Times, "als we de vijand kennen. Als we blijven doen alsof kaste niet bestaat, dan verzaken we aan de strijd tegen een van de grootste ongelijkheden van deze tijd."
Hervorming van justitie
Basil Fernando, directeur van de Asian Human Rights Commission, gaat akkoord met het feit dat positieve discriminatie inzake opleiding en tewerkstelling alleen mogelijk is als de kwetsbare groepen in kaart zijn gebracht. "Maar dat is niet de kern van de strijd tegen de discriminatie. Ik zie het eerder als een oefening waarmee het imago wordt opgeblonken. Als het de Indiase overheid menens was met de strijd tegen de kastediscriminatie, dan zou ze opteren voor een radicale hervorming van de justitie en het politieapparaat."
Kastelozen en inheemsen leven in India niet in een klimaat van veiligheid en gerechtigheid, zegt Fernando. "Als er misdaden tegen hen worden gepleegd, dan is de kans dat die worden opgelost veel kleiner dan als het rijken en mensen uit hoge kasten betreft. In politiebureaus worden kastelozen systematisch mishandeld en daar wordt geen enkele agent voor bestraft. Dan kun je nog mooi becijferen wie tot welke kaste behoort en hier en daar een beursje uitreiken, au fond verandert er niets.
"En dat wil de overheid ook niet. Vooreerst zijn het nog steeds de hoge kasten die de politieke klasse domineren, en bovendien is de huidige economische boom deels gebouwd op de extreme exploitatie van de kastelozen. Geef hen opleidingen, veiligheid, kansen, en ze zijn niet langer bereid als slaven te werken. Wat meteen ook het einde zal betekenen van de enorme groeicijfers."
Sri Lankaanse dienstmeid met nagels bewerkt in Saoedi-Arabië
Een Saoedisch echtpaar dat niet tevreden was over het werk van hun Sri Lankaanse werkster, sloeg 24 nagels in haar handen, voeten en gezicht. De 49-jarige vrouw en moeder van drie kinderen werkte vijf maanden voor het stel en keerde vorige week naar huis terug. De spijkers worden vandaag verwijderd. Huispersoneel maakt slechts een kwart van de tewerkgestelde buitenlanders in Saoedi-Arabië uit, maar is volgens Human Rights Watch goed voor meer dan de helft van alle klachten. 'Maar', zegt Basil Fernando, directeur van de Asian Human Rights Commission, 'geen enkele Saoedi werd tot dusver veroordeeld.' "Ik moest dag en nacht werken en als ik wilde rusten omdat ik het niet meer uithield, hebben ze me bestraft met naalden en nagels", zo vertelde L.T. Ariyawathi woensdagavond op de Sri Lankaanse tv-zender Newsfirst Sirasa. "Ze sloegen en bedreigden me. Ze zouden me vermoorden en niemand zou het ooit te weten komen", aldus nog de vrouw, die ook röntgenfoto's liet zien waarop de naalden in de ledematen duidelijk zichtbaar waren. Die worden vandaag operatief verwijderd. De Asian Human Rights Commission heeft de zaak ter harte genomen en eist dat de Sri Lankaanse overheid compensatie aan het slachtoffer uitkeert en de Saoedische overheid aanspoort de schuldigen te arresteren. "Tot op heden heeft de Sri Lankaanse overheid niets ondernomen om mensen als Ariyawathi te beschermen, wel integendeel. De overheid weet dat het geld dat deze mensen naar huis sturen 2,59 miljard euro in 2009 de belangrijkste bron van buitenlandse deviezen is. En dus wil men niet vervelend doen, uit vrees dat Saoedi-Arabië in de toekomst geen Sri Lankaanse werknemers zal willen", aldus Basil Fernando, de Sri Lankaanse directeur van de Asian Human Rights Commission in Hongkong. "De klachten zijn nochtans legio: ongeveer dagelijks zoeken Sri Lankaanse uitgebuite of mishandelde werknemers in Saoedi-Arabië toevlucht tot de consulaire diensten daar. Vaak beloven die hulp maar tot vervolging is het nog in geen enkel geval gekomen." 8 miljoen buitenlanders In totaal werken 8 miljoen buitenlanders in Saoedi-Arabië, van wie 660.000 Sri Lankanen. Uit het rapport They say I am nobody (2008) van Human Rights Watch blijkt dat de verloning en de arbeidsomstandigheden van het gros van deze ongeschoolde arbeiders flink te wensen over laat. "Het allerschrijnendst is de situatie van het huispersoneel", zo schrijven de onderzoekers. "Meer dan de helft van alle klachten komen van huispersoneel, terwijl zij maar een kwart van de tewerkgestelde buitenlanders uitmaken." De klachten variëren van het niet of niet correct uitbetalen van loon over fysieke mishandeling tot verkrachting en andere vormen van seksueel misbruik. Het verhaal van Ariyawathi, die gloeiende nagels in haar voeten, handen en gezicht kreeg, gaat momenteel de wereld rond en ook in Sri Lanka zelf kreeg het tragische relaas veel weerklank. Neemt daardoor de druk toe om maatregelen te nemen? Fernando vreest van niet. "Bij elk schandaal belooft de overheid een adequaat antwoord. Een paar weken later is het verhaal zo goed als verdwenen uit de media en de zaak wordt niet meer opgevolgd. Doe daar nog de wijdverspreide corruptie bij en het probleem van slecht bestuur in Sri Lanka en je weet dat er niets zal gebeuren." Ariyawathi is verre van de eerste Sri Lankaanse wier tragische wedervaren internationaal nieuws werden. Drie jaar geleden werd de 17-jarige Rizana Rafeek ter dood veroordeeld voor de moord in 2005 op een Saoedische baby. Drie weken na het vonnis, in juli 2007, ging de Asian Human Rights Commission tegen de uitspraak in beroep, argumenterend dat het kind gestikt was bij het drinken van een fles melk. De dood was bijgevolg accidenteel en bovendien was het meisje als poetsvrouw en niet als kinderoppas in dienst genomen en kreeg ze geen vertaling of advocaat voor haar proces. Uiteindelijk werd de doodstraf opgeschort, maar Rafeek zit onderhand vijf jaar in de cel, wachtend op getuigen die bereid zijn een verklaring af te leggen op een nieuw proces. "Onze vrees is dat die getuigen niet zullen durven opdagen, wat er in de praktijk op neerkomt dat Rafeek voor onbepaalde tijd onschuldig in de cel zal blijven." Tien jaar opgesloten Nog in 2007 kwam het verhaal aan het licht van een 40-jarige Sri Lankaanse weduwe met vier kinderen die tien jaar lang door een Saoedisch gezin werd opgesloten. Ze slaagde er uiteindelijk in naar huis terug te keren, maar het achterstallige loon werd niet uitbetaald. Die zaak zorgde ervoor dat een 23-jarige Sri Lankaanse jongeman alarm sloeg over het lot van zijn moeder. Hij had al drie jaar niet meer van haar gehoord. In dat geval bleek dat de vrouw eveneens werd vastgehouden door het gezin waarvoor ze werkte. Telefoneren of brieven schrijven mocht niet en alle post vanuit Sri Lanka keerde onbeantwoord terug. Ook deze werkvrouw verkoos uiteindelijk naar haar gezin terug te keren, zelfs als dat betekende dat het achterstallige loon niet werd uitbetaald.
De maoïstische Naxalitebeweging bestaat al van 1967 maar het is in de voorbije jaren dat ze is uitgegroeid tot wat de eerste minister "de grootste veiligheidsuitdaging van het land" noemt. "Het keerpunt", zo meent Suhar Chakma, directeur van het Asian Center for Human Rights, "kwam in 2004, met het samenvoegen van de twee prominentste groepen, de People's War Group en de Maoist Communist Center in de Communist Party of India (Maoist), waarbij kleinere groepen zich later aansloten." In de voorbije vijf jaar, zo schrijft het onderzoeksblad Frontline, "is het aantal gewapende kaders van de beweging gestegen tot 20.000, dat zijn er twee keer zoveel als vijf jaar geleden". Ondertussen zijn de Naxalites aanwezig in 223 van de zowat 600 districten in India, vooral in het oosten en noorden van het land. In 2003 werd hun activiteit 'slechts' in 55 districten vastgesteld, in half zoveel deelstaten als nu. In 2009 was de gewapende beweging die vooral kastelozen en inheemsen als voetvolk heeft, goed voor meer dan 1.000 aanvallen, waarbij 600 mensen omkwamen. Het totale aantal doden in de loop der jaren wordt op meer dan 6.000 geraamd. In het najaar van 2009 werden verschillende kopstukken van de beweging gearresteerd en tevens lanceerde de overheid Operatie Groene Jacht, waarbij 50.000 paramilitairen en evenveel politiemannen werden gemobiliseerd, alsook gevechtsvliegtuigen en zwaar militair materieel. In antwoord daarop zetten de Naxalites Operatie Vredesjacht op. De arrestaties van de leiders werden beantwoord met bestormingen van militaire posten en politiekantoren, waarbij tientallen functionarissen werden vermoord. Volgens de maoïstische woordvoerder Koteshwar Rao, alias Kishenji, wilde de beweging daarmee bewijzen dat ze haar slagkracht niet was verloren. "Het is de Indiase overheid die schuld heeft aan die doden", zei hij in november in een interview met Frontline, "het is Delhi dat geen vredesbesprekingen wil." Sindsdien hebben de Naxalites herhaaldelijk gesteld dat ze een bestand willen. Het laatste aanbod werd maandagavond geformuleerd. Daarin boden de maoïsten een bestand van 72 dagen aan, op voorwaarde dat er een einde kwam aan de Operatie Groene Jacht en dat hun vier gearresteerde leiders werden vrijgelaten zodat ze aan de onderhandelingen konden deelnemen. Minister van Binnenlandse Zaken Chidambaram zei gisteren te willen onderhandelen zonder voorafgaandelijke voorwaarden. Critici waren snel om op te merken dat de voorgestelde periode van het bestand overeenkomt met de tijd dat het voor de rebellen sowieso moeilijk is om hun guerrillaoorlogsvoering voort te zetten.
Onderontwikkeling In een rapport in november stelde de niet meteen van communistische sympathieën verdachte Federatie van Indiase Kamers van Handel en Industrie dat de oorzaak van de gigantische groei van de maoïstische beweging gezocht moet worden in "de systematische verwaarlozing van de ontwikkeling in tribale gebieden, wat leidde tot werkloosheid, armoede en ongebreidelde exploitatie van de armen. Mensen in afgelegen dorpen zien geen overheid en geen ontwikkelingsinitiatieven en ze vallen ten prooi aan corruptie van regeringsfunctionarissen. Bijgevolg zoeken ze gaandeweg bescherming bij de maoïsten. De reactie van de overheid is er een van repressie, dwang en geweld, niet alleen tegen de vermeende leden van de beweging maar ook tegen onschuldige burgers." In oktober bleek uit een rapport van het ministerie van Rurale Ontwikkeling dat "grote bedrijven in Centraal-India bezig zijn met de grootste diefstal van tribale grond sinds Columbus, ten koste van de bevolking". De rapportschrijvers stellen dat in één enkel district, Dantewada, in Chhattisgarh, 640 dorpen werden platgebrand, waardoor 350.000 mensen ontheemd raakten." "De voedingsbodem voor de maoïstische beweging valt niet te ontkennen", zo stelt ook Chakma. "De vraag is alleen of ze alternatieven bieden. We horen hen zeggen dat ze tegen het kapitalisme zijn en de staat omver willen werpen maar niet op welke manier ze iets aan de ontwikkeling van de kastelozen en de inheemsen willen doen. Indien ze constructieve voorstellen zouden hebben, dan zouden ze daar zeker steun voor vinden binnen het parlementaire systeem maar momenteel spreken ze louter de taal van het geweld. Ook de bloedbaden in de dorpen en de moorden op zogenaamde verraders tonen aan dat ze geen tegenstand dulden. Dat zorgt voor een klimaat van angst, waarbij de bevolking gesandwicht zit tussen de rebellen en de veiligheidstroepen en er tal van moorden en andere mensenrechtenschendingen plaatsvinden."
INDIA - De Naxalites, 'de grootste bedreiging van het land'
De maoïstische Naxalitebeweging bestaat al van 1967 maar het is in de voorbije jaren dat ze is uitgegroeid tot wat de eerste minister "de grootste veiligheidsuitdaging van het land" noemt. "Het keerpunt", zo meent Suhar Chakma van het Asian Center for Human Rights, "kwam in 2004, met het samenvoegen van de twee prominentste groepen, de People's War Group en de Maoist Communist Center in de Communist Party of India (Maoist), waarbij kleinere groepen zich later aansloten."
In de voorbije vijf jaar, zo schrijft het onderzoeksblad Frontline, "is het aantal gewapende kaders van de beweging gestegen tot 20.000, dat zijn er twee keer zoveel als vijf jaar geleden". Ondertussen zijn deNaxalites aanwezig in 223 van de zowat 600 districten in India, vooral in het oosten en noorden van het land. In 2003 werd hun activiteit 'slechts' in 55 districten vastgesteld, in half zoveel deelstaten als nu. In 2009 was de gewapende beweging die vooral kastelozen en inheemsen als voetvolk heeft, goed voor meer dan 1.000 aanvallen, waarbij 600 mensen omkwamen. Het totale aantal doden in de loop der jaren wordt op meer dan 6.000 geraamd.
In het najaar van 2009 werden verschillende kopstukken van de beweging gearresteerd en tevens lanceerde de overheid Operatie Groene Jacht, waarbij 50.000 paramilitairen en evenveel politiemannen werden gemobiliseerd, alsook gevechtsvliegtuigen en zwaar militair materieel. In antwoord daarop zetten de Naxalites Operatie Vredesjacht op. De arrestaties van de leiders werden beantwoord met bestormingen van militaire posten en politiekantoren, waarbij tientallen functionarissen werden vermoord. Volgens de maoïstische woordvoerder Koteshwar Rao, alias Kishenji, wilde de beweging daarmee bewijzen dat ze haar slagkracht niet was verloren. "Het is de Indiase overheid die schuld heeft aan die doden", zei hij in november in een interview met Frontline, "het is Delhi dat geen vredesbesprekingen wil."
Sindsdien hebben de Naxalites herhaaldelijk gesteld dat ze een bestand willen. Het laatste aanbod werd maandagavond geformuleerd. Daarin boden de maoïsten een bestand van 72 dagen aan, op voorwaarde dat er een einde kwam aan de Operatie Groene Jacht en dat hun vier gearresteerde leiders werden vrijgelaten zodat ze aan de onderhandelingen konden deelnemen. Minister van Binnenlandse Zaken Chidambaram zei gisteren te willen onderhandelen zonder voorafgaandelijke voorwaarden. Critici waren snel om op te merken dat de voorgestelde periode van het bestand overeenkomt met de tijd dat het voor de rebellen sowieso moeilijk is om hun guerrillaoorlogsvoering voort te zetten.
Onderontwikkeling
In een rapport in november stelde de niet meteen van communistische sympathieën verdachte Federatie van Indiase Kamers van Handel en Industrie dat de oorzaak van de gigantische groei van de maoïstische beweging gezocht moet worden in "de systematische verwaarlozing van de ontwikkeling in tribale gebieden, wat leidde tot werkloosheid, armoede en ongebreidelde exploitatie van de armen. Mensen in afgelegen dorpen zien geen overheid en geen ontwikkelingsinitiatieven en ze vallen ten prooi aan corruptie van regeringsfunctionarissen. Bijgevolg zoeken ze gaandeweg bescherming bij de maoïsten. De reactie van de overheid is er een van repressie, dwang en geweld, niet alleen tegen de vermeende leden van de beweging maar ook tegen onschuldige burgers."
In oktober bleek uit een rapport van het ministerie van Rurale Ontwikkeling dat "grote bedrijven in Centraal-India bezig zijn met de grootste diefstal van tribale grond sinds Columbus, ten koste van de bevolking". De rapportschrijvers stellen dat in één enkel district, Dantewada, in Chhattisgarh, 640 dorpen werden platgebrand, waardoor 350.000 mensen ontheemd raakten."
"De voedingsbodem voor de maoïstische beweging valt niet te ontkennen", zo stelt ook Chakma. "De vraag is alleen of ze alternatieven bieden. We horen hen zeggen dat ze tegen het kapitalisme zijn en de staat omver willen werpen maar niet op welke manier ze iets aan de ontwikkeling van de kastelozen en de inheemsen willen doen. Indien ze constructieve voorstellen zouden hebben, dan zouden ze daar zeker steun voor vinden binnen het parlementaire systeem maar momenteel spreken ze louter de taal van het geweld. Ook de bloedbaden in de dorpen en de moorden op zogenaamde verraders tonen aan dat ze geen tegenstand dulden. Dat zorgt voor een klimaat van angst, waarbij de bevolking gesandwicht zit tussen de rebellen en de veiligheidstroepen en er tal van moorden en andere mensenrechtenschendingen plaatsvinden."
BANGLADESH - Goed bedoelde waterputten zorgden voor grootste massavergiftiging uit de geschiedenis: arsenicum in het drinkwater
De 8,6 miljoen waterpompen die ondermeer door Unicdef in Bangladesh werden geïnstalleerd om ziekten als cholera in te dijken, blijken verantwoordelijk voor een gigantische arsenicumvergiftiging. Jaarlijks kost die aan minstens drieduizend burgers het leven. Dat is de conclusie van de Amerikaanse professor Charles Harvey na zeven jaar onderzoek. Minstens twee miljoen Bengalezen kampen met acute arsenicumvergiftiging. De Wereldgezondheidsorganisatie heeft het over het grootschaligste geval van massavergiftiging uit de geschiedenis van de mensheid. Sinds 1993 wordt in het op zes na volkrijkste land van de wereld een dramatische stijging vastgesteld van ziekten die verband houden met arsenicumvergiftiging. Die ontdekking kwam een decennium nadat de VN-kinderorganisatie Unicef in samenwerking met de Wereldbank een grootschalig initiatief had opgezet voor het boren van drinkwaterputten. Bangladesh kampte op dat moment met een hoge kindersterfte gerelateerd aan bacteriën en ziektekiemen die voorkomen in drinkwater. Door het boren van 8,6 miljoen putten hadden grote delen van de bevolking toegang tot beter drinkwater, wat op zich resulteerde in een sterke afname van het aantal gevallen van cholera en andere besmettelijke en voor kinderen vaak dodelijke ziekten. Maar tot op heden zijn 20 miljoen Bengalezen aangewezen op drinkwater met een arsenicumgehalte dat meer dan vijfmaal zo hoog is als de door de Wereldgezondheidsorganisatie voorgeschreven veiligheidsnorm. Die norm ligt overigens vijf keer hoger dan het acceptabele niveau dat de Bengaalse overheid zelf heeft ingesteld en dat door experts als volstrekt onveilig wordt betiteld. Lange tijd bleef er erg grote discussie ontstaan over de oorsprong van dit gif in het drinkwater, dat zorgt voor huid-, long-, lever-, blaas- en pancreas, en ook voor tal van secundaire aandoeningen. De Amerikaanse professor Charles Harvey, verbonden aan het MIT in Massachusetts, deed zeven jaar lang onderzoek in Bangladesh en publiceerde zijn resultaten nu in Nature Geoscience. Hij concludeert dat het arsenicum in slib vanuit de Himalaya naar de rivierdelta van de Ganges werd getransporteerd. Zolang het gif in het slib opgesloten blijft, is er geen gevaar voor de volksgezondheid. Maar door het boren van drinkwaterputten met een gemiddelde diepte van dertig meter kwam het arsenicum in het slib vrij en raakte het in het drinkwater. Daarom wil Harvey, met een nieuw project dat hij nu lanceert, putten laten boren die vier keer dieper zijn dan die uit de jaren zeventig. Op die diepte is er immers geen slib meer dat voor contaminatie kan zorgen. Harveys onderzoek geeft voorts aan dat als de 30 procent meest vervuilde putten worden aangepakt, dit voor een vermindering met 70 procent zal zorgen van het aantal arsenicumgerelateerde aandoeningen. Eerder werden al andere opties uitgeprobeerd. Zo verstrekte de Wereldbank Bangladesh in 1998 een lening van 23 miljoen euro om het water te zuiveren, wat evenwel niet echt veel opleverde. Het aantal vastgestelde ziekten is niet af- maar toegenomen. Unicef heeft in de voorbije jaren een speciaal arsenicumprogramma uitgewerkt in Bangladesh. In eerste instantie heeft het 55 procent van alle boorputten laten testen, zij het dat daarbij gebruik werd gemaakt van de al te hoge overheidsnorm om te bepalen of er al dan niet sprake was van besmetting. De conclusie was dat 39 procent niet boven de norm zat. Tegelijk bleek dat in 8.000 dorpen zon 10 procent van het totaal 80 procent van alle putten zwaar besmet was. Het uit oktober van vorig jaar daterend Unicef-onderzoek gaf voorts aan dat armoede een negatieve invloed heeft op arsenicumvergiftiging. Ondervoede mensen maken twee keer zoveel kans als mannen, vrouwen en kinderen die voldoende te eten hebben om arsenicosis te ontwikkelen. Voor deze chronische aandoening bestaat er geen medicijn. Ook de sociale impact van de arsenicumvergiftiging bleek niet gering. Enerzijds is het geloof dat het om een besmettelijke aandoening of een vloek gaat, wijdverspreid. Kinderen die symptomen vertonen worden doorgaans sociaal geïsoleerd. Bovendien blijkt arsenicosis een vaak genoemde reden voor echtscheidingen of het niet vinden van een huwelijkspartner voor vrouwen. Schoonheid wordt er immers vooral gezien in termen van een bleke huid en de ziekte veroorzaakt precies donkere vlekken. En aangezien de Bengaalse maatschappij bijzonder patriarchaal is, houdt dat ook in dat meisjes en vrouwen met arsenicosis minder vaak een behandeling krijgen dan hun mannelijke verwanten.
De 76-jarige gewezen rector van de universiteit van het Indiase Kanpur kwam de afgelopen tijd om opmerkelijke redenen in het nieuws. In juni van vorig jaar en opnieuw in februari 2009 legde G.D. Agarwal een zwijggelofte af en ging hij in hongerstaking tegen het Loharinag Palaproject, dat de bouw van verschillende dammen in onder meer de Bhagirathirivier behelst, vlakbij de bron van de voor vele Indiërs heilige Ganges. Opmerkelijk genoeg kreeg hij twee keer gedaan wat hij wilde. De eerste keer kwamen er na negen dagen al garanties van de overheid van de deelstaat Uttarakhand, de tweede keer zag hij na 37 dagen van zwijgen en vasten zijn eis ingewilligd. De man had zich toen al wel bijna doodgehongerd.
Agarwal is dan ook niet de eerste de beste. Niet alleen leidde hij de campus van Kanpur, tegelijk hielp hij de milieu- wetgeving van India in orde te brengen en was hij lid van de belangrijke Milieuvervuilingsraad. Momenteel leidt hij in Dehra Dun een ecologische denktank.
Met dammen bezaaide Himalaya
Mediaberichten leggen veel nadruk op zijn uitspraak dat het water van de Ganges niet zomaar water is voor een Indiër. Maar het was de wetenschapper toch niet louter te doen om de cultureel-religieuze waarde van de rivier, zo mag blijken uit een rapport van de ngo International Rivers. "Als de helft van alle geplande dammenprojecten wordt uitgevoerd, dan wordt de Himalaya het meest met dammen bezaaide gebied van de hele wereld. De reservoirs, tunnels, transmissielijnen en aanverwante installaties zullen duizenden huizen, rivieren, wouden, spirituele sites en zelfs delen van de Karakoram Highway, de hoogst gelegen 'snelweg' ter wereld, vernietigen", aldus Shripad Dharmadhikary, auteur van Mountains of Concrete.
Bovendien zijn de risico's op rampen niet gering. "De hele regio is seismisch actief", schrijft de auteur, "wat betekent dat deze dammen een groot gevaar lopen op catastrofale gebeurtenissen ten gevolge van aardbevingen". Tegelijk vraagt hij zich af of bij de opmaak van de blauwdruk van nieuwe dammen wel rekening is gehouden met de opwarming van de aarde. Als de gletsjerkappen smelten, zal het debiet in de rivieren en de dammen snel en sterk stijgen, "wat de veiligheid van de dammen in gevaar brengt en grote risico's op overstromingen meebrengt. Bovendien worden veel projecten gepland zonder deugdelijke voorafgaandelijke risicostudies en vooral zonder dat gekeken wordt naar het cumulatieve effect van de vele nieuwe dammen".
In totaal zouden ze voor 150.000 megawatt aan stroom moeten zorgen voor de bevolkingen van India, Pakistan, Nepal en Bhutan, die momenteel af te rekenen hebben met veelvuldige stroomonderbrekingen. Alleen blijkt uit het onderzoek van International Rivers dat het niet de burgers in de Himalaya en zijn uitlopers zijn die daar veel baat bij zouden hebben. Zij riskeren wel het slachtoffer te worden van de overstromingen of aardbevingen maar de electriciteit die de dammen zal genereren is voor verafgelegen stedelijke centra bedoeld en in het geval van Nepal en Bhutan zelfs voor het buitenland. Die twee naties zouden hun energie immers aan India verkopen.
Zowel India, Pakistan als Bhutan en Nepal hebben al waterkrachtcentrales, waarvan de bouw in de jaren zestig en zeventig plaatsvond. In de daaropvolgende decennia werden de plannen opgeborgen, mede door grote tegenstand van zowel de lokale bevolking als experts, maar het is duidelijk "dat een nieuwe agressieve drive is begonnen", aldus Dharmadhikary.
Momenteel halen Bhutan en Nepal nagenoeg al hun energie uit waterkrachtcentralels, terwijl dat voor Pakistan een derde uitmaakt en voor India een kwart. Maar als het aan Bhutan ligt komt er een verachtvoudiging van zijn capaciteit door de bouw van nieuwe dammen in de komende tien jaar, Nepal plant zijn capaciteit maar liefst veertig keer te verhogen, Pakistan wil die met de helft opdrijven tegen 2016 en India wil met één derde uitbreiden tegen 2017 en heeft grootse plannen in het decennium daarna. De plannen kosten in totaal meer dan 65 miljard euro.
In Pakistan vielen in 2008 dagelijks gemiddeld twee doden door terreuraanslagen. Slechts in een op de vier gevallen betrof het soldaten of politiemannen, de rest waren burgers. Toch raakte de aanslag op het Sri Lankaanse cricketteam dinsdag in Lahore een open zenuw. Een van de laatste illusies van normaliteit werd aan diggelen geschoten. Eigenlijk heeft het iets merkwaardigs: dat een incident waarbij slechts vijf doden allen agenten en enkele lichtgewonden vallen, uitlatingen genereert als betrof het Lahores versie van Mumbai. De terreuraanval op het Sri Lankaanse cricketteam werd immers vergeleken met de tragedie waarbij in drie dagen tijd in november vorig jaar 173 doden en 308 gewonden vielen. Toegegeven, de aanvallers hadden schijnbaar in beide gevallen grote zakken bij met wapens en proviand, eventueel bedoeld om een vergelijkbare gijzelingsactie op te zetten zoals in de Indiase commerciële hoofdstad. Maar veel meer dan over gelijke opdrachtgevers of aanvalstactieken ging die op zich ongeoorloofde vergelijking over de sentimenten die met deze aanval werden geraakt. We hebben de voorbije jaren zoveel misère, geweld en lijden te verwerken gekregen, maar altijd is het cricket als momentane vorm van ontspanning buiten schot gebleven, zo zei een Pakistaanse fan gisterochtend nog op de BBC-radio. Met andere woorden: psychologisch werd met deze aanslag nog een illusie opgeblazen. Hoewel het geen atletenbloedbad werd zoals bij de Olympische Spelen van München in 1972 omdat de raket haar doel miste en de granaat niet afging , ging dinsdag wel het idee dood dat Pakistan nog een functionerende natie was die haar plaats kon opeisen binnen de internationale gemeenschap. Vijf voor twaalf is al lang voorbij, maar het lijkt alsof het malheur dat de cricketspelers en hun begeleiders overkwam dat pas echt duidelijk maakte. We hebben ons nooit veel zorgen gemaakt. Zelfs terroristen houden van cricket, zo zei de vroegere coach van het Sri Lankaanse team. Maar hij had slechts deels gelijk. Cricket is zonder meer de populairste sport van het hele Indiase subcontinent, zelfs in die mate dat menig ernstig onderzoeker gelooft dat het spel meer kan betekenen voor de toenadering tussen India en Pakistan dan veel goed uitgewerkte politieke plannen. Maar precies daarin ligt ook de vrees van sommige islamistische terreurorganisaties in het land. Stabiliteit en vrede zouden hen immers overbodig en werkloos maken. In april 2004 werd in het blad van de terreurgroep Lashkar-e-Toiba al uiteengezet dat de Britten de Pakistanis het cricket hadden gegeven om hen te ontwapenen. Ze gaven een bat en namen ons zwaard af. Spelen jullie maar, zegden ze, terwijl wij jullie vrouwen verkrachten, zo werd in het tijdschrift uitgelegd. De aanslag van dinsdag gaf overigens op nog een andere manier aan hoezeer de Pakistaanse maatschappij de voorbije twintig jaar is getalibaniseerd. De man die de beschoten bus met atleten koelbloedig het stadion in wist te rijden, werd als een nationale held ingehaald en uitvoerig geïnterviewd. Alleen moesten tijdens de opnames van een tv-ploeg stilletjes de fotos worden afgevoerd van zijn broer, die enige jaren geleden als jihadi aan zijn einde kwam in Kashmir. En luister naar de analyse van de buschauffeur. Hij was er wel zeker van dat de aanvallers Indiërs waren. Alleen zij zouden de eer van zijn land zo te grabbel willen gooien. Bovendien, als de islamistische partij die hij aanhangt aan de macht zou zijn, zou een dergelijke terreurdaad nooit plaatsvinden.
Dharavi, de hartvormige sloppenwijk die geprangd zit tussen de westelijke en de centrale spoorlijn van Mumbai, strekt zich over 1,75 vierkante kilomter uit langs de Mahim Kreek en loopt grosso modo van de luchthaven tot aan het financiële district van India's commerciële hoofdstad. Toeristen kunnen de wijk voor zo'n 20 euro bezoeken, maar dat betekent niet dat alle misverstanden over deze stad de wereld uit zijn geholpen.
Plekken zoals Dharavi worden door de publieke opinie vaak gezien als stedelijke zweren die de rest van het urbane weefsel aantasten. Niet alleen in het Westen is die overtuiging wijd verspreid, ook binnen de Indiase middenklasse wordt ze door velen onderschreven. Sloppenwijken zouden oorden van criminaliteit zijn, waar prostituees, voddenrapers en bendeleiders wonen en waar alleen de armsten der armen hun toevlucht zoeken.
Niet dus. Indiase sloppenwijken huisvesten zowel in etnische, religieuze als sociaaleconomische zin bijzonder heterogene bevolkingsgroepen, die geenszins alle verpauperd zijn of misdadige activiteiten ontplooien. Onderzoek van Shelter Associates in 211 Indiase krottenwijken geeft aan dat er evengoed overheidsfunctionarissen, riksjarijders, chauffeurs, schilders, kleine ondernemers, IT-professionals als dienstmeisjes en ambulante verkopers wonen. Bovendien staan zij in voor een belangrijk deel van de economische activiteiten in de stad. Ga naar Dharavi en de gids stelt het herhaaldelijk: er zijn hier meer dan tienduizend eenkamerbedrijfjes, die samen een jaarlijkse omzet van meer dan 500 miljoen euro genereren.
Sloppenwijken zoals Dharavi zijn bovenal plekken waar goedkope huisvesting te vinden is en waar diensten tegen lagere prijzen worden geleverd dan elders, wat meteen ook betekent dat ze de stedelijke economie stimuleren. Alleen omdat er (relatief) goedkoop gewoond kan worden, is het immers mogelijk om min of meer rond te komen met het hongerloon dat veel inwoners van Dharavi voor hun arbeid betaald krijgen.
Dat laatste is overigens niet gunstig geëvolueerd, zelfs niet in sectoren die het voorbije decennium juist meer konden exporteren. Zo blijkt uit een in september 2007 gepubliceerd overheidsrapport over informele arbeid dat de export van de leerwaren die in Dharavi vooral door de Tamils worden gemaakt de voorbije jaren sterk is gestegen maar dat vertaalde zich niet in hogere lonen of betere arbeidsvoorwaarden voor de werknemers. Met andere woorden: alleen de winsten van de werkgevers namen toe.
Dat sloppenwijken vaak als urbane tumors worden afgeschilderd, heeft veel te maken met het in 1890 verschenen 'How the other half lives: studies among the tenements of New York' van Jacob Riis. Dit boek over de onderbuik van New York had een enorme invloed op de urbanisten van de twintigste eeuw, zij het niet meteen een erg constructieve. Riis, zelf een immigrant van Deense origine, stelt krottenwijken voor als oorden van moreel verderf, die radicaal veranderd moeten worden of met de grond gelijkgemaakt. En aldus domineerden in het gros van de voorbije eeuw de projecten van krottenwijkeliminatie en van hervestiging van zijn bewoners in nieuwe, door de overheid gebouwde wijken als oplossing voor de 'stedelijke malaise'. De achterliggende gedachte was dat 'betere' huizen hen tot 'betere' mensen zouden maken.
Gebrek aan eigendomsrechten
Nieuw onderzoek, zo schrijft Howard Husock van het Manhattan Institute in het jongste nummer van City Journal, heeft die veronderstelling in de voorbije vijftien jaar helemaal onderuitgehaald. "De arbitraire hervestiging in sociale woonwijken doet de problemen niet af- maar toenemen. Zich opwerken en uiteindelijk kunnen verhuizen naar een betere plek is het gevolg van het door overheden beoogde 'goed' gedrag, niet de premisse ervoor. Integendeel, door dergelijke projecten worden mensen ontmoedigd om eigen keuzes te maken."
De beroemde Peruviaanse professor Hernando de Soto zet in The Mystery of Capital uiteen dat het grote probleem van sloppenwijkbewoners niet ligt in de krakkemikkigheid van hun muren of daken maar in hun gebrek aan eigendomsrechten. "De armen zijn wel degelijk in staat en bereid om te sparen, maar die accumulatie van weelde is niet beveiligd": ze betalen geld voor een huis dat op een dag toch zomaar weg wordt gebuldozerd. Ze wanen zich eigenaar maar beschikken niet over de nodige documenten en blijven op cruciale momenten in de kou staan. De Soto pleit daarom voor een waterdichte en definitieve regeling van die eigendomsrechten als ultieme basis voor sociale mobiliteit.
Hoewel veel onderzoekers kanttekeningen plaatsten bij de concrete invulling van een dergelijk systeem zijn de experimenten die ermee werden gedaan in Peru hoopgevend. Daar kregen 1,2 miljoen mensen niet verhandelbare eigendomstitels. Harvardeconome Erica Field deed enige tijd later onderzoek naar de sociale impact van het feit dat niet langer voor de plotse sloophamer moet worden gevreesd. Ze stelde vast dat het aantal mensen dat buitenshuis ging werken sterk was toegenomen en dat de kinderarbeid met liefst 28 procent was verminderd.
Opwaartse mobiliteit
Wie beelden van Dharavi ziet, stelt zich voor dat zijn bewoners dromen van verhuizen naar een betere plek, zo gauw de economische situatie dat toelaat. Hoe logisch een dergelijke redenering op het eerste gezicht ook lijkt, ze strookt niet met de werkelijkheid. Opwaartse sociale mobiliteit, zo blijkt uit recent onderzoek, betekent niet dat mensen vertrekken uit hun sloppenwijk, wel dat ze die transformeren tot een betere plek om te leven. "In veel opzichten", zo stellen Matias Echanove en Rahul Srivastava in een opiniestuk in de International Herald Tribune van gisteren, "is Dharavi de ultieme stad die door zijn gebruikers zelf is gemaakt. Elk van zijn meer dan tachtig buurten werd door generaties van bewoners ontwikkeld om te voldoen aan de nieuwe noden." Of zoals advocaat en inwoner Ramesh Mishra het stelt: "We hebben Dharavi altijd zelf verbeterd. Het enige wat we vragen, is de toestemming om dat te blijven doen en hulp daarbij. Is dat te veel gevraagd?"
Hulp is er de voorbije jaren gekomen van multilaterale instanties zoals de Wereldbank, die 152 miljoen euro heeft gespendeerd aan het bouwen van toiletten in Dharavi. Een luxe was dat in ieder geval niet, zo blijkt uit het 'Human Development Report India' van 2006. Dat gaf aan dat er één toilet was voor 1.440 mensen en dat vijftien families in het beste geval één kraantje delen, waar twee uur per dag water uit komt.
Veiligheid
De veiligheid waar de bewoners van plekken als Dharavi van dromen beperkt zich overigens niet tot huisvesting. Sociologen ondervroegen duizenden Indiase krottenwijkbewoners naar hun grootste zorgen en kwamen tot de conclusie dat accommodatie en betere werk- en levensomstandigheden slechts tweede en derde op het lijstje waren, ver voorafgegaan door de zucht naar betere bescherming. Met een veel grotere concentratie aan criminelen in sloppenwijken heeft dat niets te maken, wel met het erg gebrekkige functioneren van alle overheidsdiensten daar. Zo is er veel minder politieaanwezigheid dan in andere stadsdelen en bovendien gedragen de ordehandhavers zich veel slechter tegenover sloppenwijkbewoners dan tegenover reguliere burgers. Onderzoek wijst uit dat de meeste agenten het op een akkoordje gooien met lokale misdaadsyndicaten, waarbij ze onder meer de winsten uit 'verhuur' van trottoirs en publieke ruimte aan pas gearriveerde bewoners verdelen.
Dat sloppenwijkbewoners veroordeeld zijn tot slechtere of onbestaande service heeft alles te maken met het feit dat ze vaak geen officiële bewoners zijn van de stad en dus geen potentiële kiezers noch betalers van belastingen. Met andere woorden: hun administratieve rechteloosheid vertaalt zich in een politiek-maatschappelijke pariastatus.
Verderfelijk oord
Menige bioscoopbezoeker vraagt zich bij het zien van Slumdog Millionaire af waarom mensen in godsnaam in een verderfelijk oord als Dharavi gaan wonen. Twee dagen voor de Oscars zondag in LA werden uitgereikt, kwam het Wereldvoedselprogramma (WFP) met een rapport over India, dat meteen het antwoord gaf op die vraag: omdat ze het daar beter hebben dan op het platteland. Daar woont immers het gros van de 230 miljoen Indiërs die anno 2009 ondervoed zijn. Meer dan één op de vijf inwoners is dat en veel verbetering is er de voorbije tien jaar niet gekomen. Integendeel. In acht deelstaten (Andra Pradesh, Bihar, Gujarat, Karnataka, Kerala, Madhya Pradesh en Rajastan) zijn er nu meer rurale vrouwen die aan bloedarmoede lijden dan in 2001 en in Andra Pradesh is dat aantal zelfs met 13 procent gestegen, tot 64 procent. Zes deelstaten (Orissa, Madhya Pradesh, Karnataka, West-Bengal, Rajasthan en Punjab) hebben nu meer landbouwers die minder dan 1.800 calorieën per dag kunnen consumeren dan toen en in twaalf deelstaten lijden meer dan acht op de tien kinderen aan bloedarmoede.
Eerder kwam de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) al met vergelijkbaar onderzoek. "Als India's steden nog aanzwellen, dan is dat omdat zelfs werk in de informele sector daar een veelvoud oplevert van het geld dat met landbouw op het platteland kan worden gegenereerd", aldus het IOM in 2005.
Steeds meer Dharavi's
Niet alleen het aantal mensen dat in Dharavi een beter leven zoekt, neemt toe, ook het aantal Dharavi's in Mumbai, India en de wereld zwelt aan. In Mumbai woont meer dan de helft van de bevolking in een sloppenwijk, goed voor zo'n zeven miljoen mannen, vrouwen en kinderen. De meeste inwoners van de stad doen daar overigens laconiek over. "Om in Mumbai in een huis te wonen", zo garandeerde gids Sunita Chawla me jaren geleden, "moet je er in één geboren zijn." En nu nog meer dan vroeger.
Hoewel het idee dat je als nieuwkomer in de stad een braakliggend terrein kunt innemen en er zomaar een nieuw leven/huis kunt opbouwen al sinds de jaren tachtig een fabel is, blijven rurale migranten hopen op een beter leven in de stad. Aan het begin van de 21ste eeuw is geen centimeter grond nog kosteloos te bezetten in Mumbai, zo schrijft Mike Davis in Planet of Slums. En het aantal jobvacatures ligt er allang lager dan de demografische aangroei die voortvloeit uit de geboortes in de sloppenwijken en de nieuwkomers in de stad. En toch blijft de lokroep. Sinds 2007 wonen meer dan de helft van de Indiërs in urbane gebieden en onderhand noemen wereldwijd één miljard mensen een sloppenwijk hun thuis. Tegen 2030 zullen er dat 2 miljard zijn, op een totaal van 8,3 miljard mensen.
Politilogen waarschuwden een paar jaar geleden nog voor 'de kwalijke gevolgen van gefaalde staten', over een paar decennia zullen ze datzelfde doen in verband met 'gefaalde steden', zo waarschuwt Howard Husock. En wat de impact daarvan zal zijn, op sociaal evengoed als ecologisch vlak, valt geenszins te onderschatten. Minstens in dat opzicht is het een goede zaak dat een plek als Dharavi met Slumdog Millionaire voor miljoenen mensen op de kaart werd gezet.
India - Niet iedereen is gelukkig met Slumdog Millionaire
Hoeveel van de tien Oscarnominaties Slumdog Millionaire in prijzen zal kunnen omzetten, valt nog af te wachten maar in India zelf werd de film de voorbije dagen, op zijn zachts gezegd, niet overal gunstig onthaald.
In Patna, de deelstaathoofdstad van het door wanbestuur beheerste Bihar, werd de politie ingezet nadat boze demonstranten daar maandag de filmaffiches van Slumdog Millionaire kapot hadden gescheurd en een bioscoop kort en klein hadden geslagen. In datzelfde Patna heeft ene Tapeshwar Vishwakatne overigens al een rechtszaak aangespannen tegen zowel de maker van de film, de Britse regisseur Danny Boyle, als tegen verschillende acteurs. De man, die voorzitter is van het Gezamenlijk Actiecomité van Krottenbewoners, vindt dat de bevolking van de sloppenwijken denigrerend wordt afgebeeld in de film en kan ook geen vrede nemen met het dog (hond) in slumdog. Klein probleem: de man heeft de film zelf niet gezien, gaf hij eerlijk toe, hij had aan de trailer op de tv genoeg, zegt hij. Dat weerhield hem er niet van om anderen op te jutten mee te betogen in demonstraties die maandag dus in vernielingen resulteerden. Ook in Goa gaf de film aanleiding tot protest. Daar waren het aanhangers van de ultranationalistische Shiv Sena die vonden dat India oneer werd aangedaan in de film. Ook elders waren er demonstraties. De discussie over de film werd geopend door Indias beroemdste filmster, Amitabh Bachchan, die zich op zijn blog afvroeg of sommigen er niet door beledigd zouden zijn, en of een film die door een Indiase regisseur zou zijn gemaakt, en niet alleen gebaseerd op een Indiaas boek (Q&A van Vikas Swarup) evenveel Oscarnominaties zou genereren. Later zei hij het allemaal niet zo slecht te bedoelen. Het is geenszins voor het eerst dat er volkse protesten komen, zij het dat die vaak opzettelijk zijn aangewakkerd vanuit een bepaalde politiek-ideologische agenda. Zo begonnen vertegenwoordigers van Indias 18 miljoen katholieken in mei 2006 een hongerstaking tot de dood tegen de lancering van de Da Vinci Code in het land. Tevens kregen Ivory-Merchant Productions de wind van voren toen bleek dat ze voor hun film De Godin, over Durga, gedacht hadden aan Tina Turner. Die werd te dik, oud en lelijk bevonden door veel boze Indiërs om de rol te vertolken. In februari vorig jaar ten slotte kwam er heibel over Jodhaa Akbar, over het huwelijk van een moslimheerser en een hindoevrouw. In Rajasthan wilden bioscoopeigenaren de prent niet vertonen uit vrees de gevoelens van de Rajputs te kwetsen. Vreemd genoeg komen er nooit protesten over wezenlijke zaken als het hoge analfabetisme of over Indias slechte indicatoren inzake menselijke ontwikkeling.
India - Het verdriet van de dienstmeisjes in Mumbai
Zevenhonderdtachtigduizend mensen werken in de Indiase metropool Mumbai als huispersoneel. Levens als Bollywood-films, maar dan zonder zang- en dansscènes of happy end. De VN bestempelen hun werk als hedendaagse slavernij, de Indiase overheid acht het niet eens de term arbeid waardig. Een paar jaar geleden werd een heuse vakbond voor huispersoneel opgericht. Maar uitgestoken handen worden vaak gebeten, terwijl lijden wordt gewogen en te licht bevonden. 'Kasteloze lieden gedragen zich alleen als ze streng worden behandeld.'
Dat India een spiritueel land is. Dat zeggen ze dan." Mumbais mensenrechtenadvocaat Colin Gonzalves fulmineert, terwijl zijn mooie, donkere handen de decimeters dikke dossiers strelen op de stoffige tafel voor hem, als betrof het een gebaar van troost voor de mensen wier lijden en schuld erin is vervat. "De spiritualiteit van Gandhi, de tempels van Khajuraho of de Torens der Stilte, waar de Parsi's hun doden laten opruimen door de gieren." Gonzalves lacht ironisch, bitter bijna. "Misschien zouden ze naast onze monumenten statistieken moeten hangen. Kunnen de toeristen ook even lezen hoeveel vrouwen dagelijks vermoord worden, hoeveel kastenconflicten met begrafenissen eindigen of hoeveel de regering spendeert aan haar half miljard mensen die onder de armoedegrens leven."
India is een spiritueel land, toch ja, omdat geld hier lang heeft gestonken en weelde zich tot voor het MTV-tijdperk niet onbeschroomd tentoon liet spreiden. India's spiritualiteit openbaart zich in de vaststelling dat status niet aan materiële goederen wordt afgemeten. Niet aan dure auto's of riante villa's maar wèl aan de legers chauffeurs, dienstmeisjes en koks die ze besturen, onderhouden en lekker laten ruiken. Status laat zich ook fysiek aflezen: van de hoeveelheid kleren die de naaktheid van kinderen bedekt, en meer nog van de decimeters vet die zich rond billen en buiken ophopen. Van de mate dus, waarin mensen hun eigen calorieën moeten of die van anderen kunnen verbranden om in hun behoeften, tot de triviaalste toe, te voorzien.
Miljoenen mensen werken in India als dienstmeisjes, een veelvoud daarvan komt aan de kost als zogenoemde topworkers, zeg maar niet-inwonende huishoudsters die in meerdere huizen poetsen, koken en wassen. In Mumbai alleen al zijn zo'n 80.000 dienstmeisjes en niet minder dan 700.000 topworkers aan de slag. Hun verhalen klinken vaak als Bollywood-films, zonder de zang- en dansgedeelten en de happy ends dan, maar mèt verkrachtingen, drankmisbruik, gender- en kastenongelijkheid, onvrijheid en onrechtvaardigheid.
De Belgische zuster Jeanne Devos, die al meer dan drie decennia in India werkt, richtte in 1986 een heuse vakbond op voor inwonend en niet-inwonend huispersoneel: de Mumbai Houseworker Solidarity Movement (MHSM). In India's grootste metropool verenigt die vierduizend mensen, nationaal zijn het er 30.000. "Huiswerk moet als arbeid worden erkend, maar zelfs twintig jaar lobbywerk stelt zulks nog steeds niet in het verschiet. De consequenties zijn nochtans niet gering: gedupeerde dienstmeisjes kunnen geen kant op, minimumlonen en uurregelingen zijn niet afdwingbaar, met klachten kunnen ze bij arbeidstribunalen niet terecht."
"Bovendien is huiswerk bijzonder onvrij. Dienstmeisjes zijn dag en nacht beschikbaar, ze moeten alles doen op om het even welk moment en worden vaak niet of nauwelijks betaald. Families lossen er zelfs hun erfschulden mee in. De enige vooruitgang tot dusver is dat de VN dit fenomeen nu als slavernij erkennen."
De pakweg dertig werkgroepen van de MHSM in Mumbai hebben zeer diverse activiteiten, gaande van assertiviteitstraining over de opstelling van loonschema's tot straattheater. "Een van de belangrijkste problemen is het zelfbeeld van het huispersoneel, het stigma dat dit mensen zijn die nergens anders voor deugen. We laten ze dan zien wat stewardessen doen in vliegtuigen, verpleegsters in ziekenhuizen en kinderjuffen in kindergartens en dat zijzelf eigenlijk al die respectabele beroepen combineren. Heel moeilijk wel."
Gestaag wordt vooruitgang geboekt, maar in de verhalen over helpen komen geen witte ridders voor die hulpelozen redden. Minder nog betreft het sprookjes waarin nog lang en gelukkig geleefd wordt. Er zijn veeleer anekdotes over uitgestoken handen die gebeten raken en sociaal werkers die zich uitgemolken voelen. Mensenrechtenadvocaten laten rechtszaken uiteindelijk varen omdat gerechtigheid voor een met hete staven gebrandmerkt dienstmeisje zou eindigen in de hel van een instelling voor minderjarigen.
"Dienstmeisjes", zegt Virginia Soldana, een vrouw die de Bevrijdingstheologie aanhangt en voor de Commissie voor Gerechtigheid en Vrede werkt, "zijn mensen van buiten de stad. Geen trottoirbewoners." De onderste sporten aan de hiërarchische ladder die India ordent, ontbreken immers niet. Meer nog, zoals bij elke doordeweekse trap zijn ze juist verder uit elkaar gelegen dan de hogere. Trottoirbewoners zijn Mumbais recentste inwijkelingen, onfortuinlijken op de vlucht voor onrecht in eigen dorp. Hen neemt niemand in dienst, en hoe ze de politieman moeten omkopen om zijn stuk openbare weg te mogen bevolken, zoeken ze zelf maar uit. Pas als ze, vaak jaren later, de trotse eigenaren zijn geworden van huizen van blik of plastic en dus weer tot de heuse maatschappij met haar stringente sociale controle behoren, komen ze voor een echte baan in aanmerking. Een baan als topworker veelal.
Saldana werkte jarenlang met een groep topworkers van de Mumbai Houseworkers Solidarity Movement. Werkte, in de verleden tijd, voorlopig toch. Het moet zo'n vijf jaar geleden zijn dat ze een vrouw in dienst nam voor twee uur schoonmaken en vaatwassen per dag. Ze betaalde behoorlijk en gaf de werkster ook nog een wekelijkse vrije dag, wat getuigd moet hebben van een ongehoorde gulheid en arbeidssolidariteit. "Je moet er bij je collega's op aandringen dat ze hun werkgevers ook om vrije dagen vragen, daar hebben ze toch recht op, zei ik. De werkster keek me vol onbegrip aan, of ik het hen zelf wou uitleggen?"
"In een mum van tijd groeide het eenmalige advies uit tot maandelijkse bijeenkomsten met tal van topworkers. We stelden arbeidsvoorwaarden op en becijferden maandlonen volgens de soorten prestaties. Je moet wetten voor jezelf maken, hield ik hen voor, en onderrichtte de vrouwen over de wonderen der ontslagregeling. Al te vaak werden topworkers er immers door hun werkgevers uitgegooid zonder enige waarschuwing of betaling van achterstallig loon. Algauw werd ik een officieus soort arbeidsbemiddelaar, die werkgevers opbelde en vroeg of ze zich niet schaamden, die hen dwong ontslagpremies uit te keren of hen boze brieven vol grieven schreef. Vaak waren de resultaten bemoedigend, een enkele snoodaard stuurde de politie op me af. Waar ik me mee bemoeide, raasden de agenten, dit was toch gèèn arbeid, dus ook niet onderhevig aan dergelijke regels?"
Saldana moest evenwel vaststellen dat haar topworkers niet altijd te goeder trouw waren: sommigen lieten zich doodleuk ontslaan, anticiperend op een ontslagpremie waarmee de schulden bij de geldwoekeraar bijna zouden kunnen worden afbetaald. "Dus richtten we ook nog een kredietsysteem op, een leningcoöperatieve met zo'n 35 leden. Ondertussen groeide de groep. 110 vrouwen kwamen elke maand naar de meetings, hoewel steeds meer werkgevers dergelijk activisme met ontslag dreigden te bestraffen. We sloten ons bij een vrouwenvereniging aan en gingen gezamenlijk naar workshops over mondigheid en gelijkheid."
Desondanks ging het helemaal mis. Klachten van werksters bleken vaak verzonnen, werkgevers reageerden ziedend op Saldana's brieven. Bovendien meldde haar eigen topworker zich ondanks een goed loon, een wekelijkse vrije dag en jaarlijkse vakantie, steeds vaker ziek. De veroorloofde twee weken verlof vergleden tot evenveel maanden en grootmoeders, verre ooms en kinderen van allerbeste vriendinnen schenen het hele jaar rond veelvuldig te sterven of in levensgevaar te verkeren. Saldana's geduld raakte op: de werkster werd de laan uitgestuurd, de ontslagpremie uitgekeerd. En algauw kwam geen kat nog naar de maandelijkse meetings.
"Het kastensysteem", legt Saldana met een bittere ondertoon in haar stem uit, "werkt heel subtiel, en in twee richtingen. Als kastelozen iemand uit een hoge kaste ontmoeten, die allerlei dingen voor hen doet en ook nog alle buskaartjes koopt voor de workshop waar ze dan gezamenlijk naartoe gaan, denkt die: wat scheelt dat mens? Heeft die geld te veel? Profiteren geblazen. Soms denk ik dat het doorgestoken kaart was, en dat een werkgever heel geraffineerd roet in het eten heeft gegooid. Maar de teleurstelling is er niet minder om." Saldana's eigen vrienden waren evenmin behulpzaam. Je verdient het, zeiden die, alleen als die kasteloze lieden streng worden bejegend, gedragen ze zich.
Het gemeenschapscentrum van Santa Cruz. Zuster Rosy krijgt hier wekelijks zo'n tachtig topworkers over de vloer. Met gezwollen benen evengoed als klachten over uitbetaling of in tranen wegens onterechte beschuldiging van diefstal.
Shantabai komt er wel vaker. Ze is 55, werkt al 15 jaar als topworker en verdient 900 frank per maand voor haar verlofloze schoonmaken in drie huizen. "Zolang mijn handen meewillen", zegt ze zacht, "zal ik dit blijven doen. Tot ik sterf."
Shantabai ging vroeger vaak naar de bijeenkomsten bij Virginia Saldana. "Ze heeft ons proberen te helpen maar..." Haar stem stokt, ze veegt timide in haar ogen en kijkt vervolgens de andere kant op.
Het ongeval met Shantabais zoon was de eerste zaak die Saldana opnam. Hij moet een jaar of negentien zijn geweest en kluste wat bij in de buurt waar zijn vader bij een rijke familie tuinierde. Een rijke alleenstaande vrouw vroeg de jongen de mango's in haar bomen te plukken. Hij viel en brak zijn nek, stierf onder de boom. De dame liet het lijk verwijderen en weigerde ook maar de begrafenis te betalen. Saldana ging bij de politie klagen. Een agent bleek omgekocht, een dossier was nooit opgemaakt. De commissaris wou evenwel zijn best doen en de volgende ochtend werd de vrouw op het politiebureau ontboden voor verhoor. Een uur voor ze verwacht werd, kreeg het mens een hartaanval. Saldana, zo zeiden buren en familieleden van het slachtoffer, was een moordenares. Een week lang durfde ze haar huis niet uit.
Ongelukken schijnen niet alleen te komen, ook in India niet. "Na mijn zoon, mijn dochter. Vorige maand," had Shantabai gemompeld, waarop ze een smoes had verzonnen en was verdwenen. "Verkrachting," reageerde Virginia Saldana toen ik later naar de dochter informeerde. "Het komt heel vaak voor hoor, maar niemand durft erover te praten. Zelfs moeders krijgen het van hun misbruikte dochters niet te horen. De slachtoffers zwijgen, worden gek. Zo ging dat met Shantabais dochter Lakshmi. Twee keer is ze met zelfmoordplannen naar hier gekomen. Ik liet haar met veel moeite opnemen in een instelling, twee dagen later liep ze weg. Begin vorige maand kwam ze opnieuw. Ze droomde van vlammen, zei ze, en hoe die haar zouden verslinden. Naar die instelling wilde ze terug, maar ik kon er niet meer aankloppen. Het krediet was op."
De volgende dag kwam Shantabai naar Saldana's huis. Ze had de kerosine om op te koken niet goed verstopt die dag, zei ze, Lakshmi had ze gevonden. Samen met twee dozen lucifers. Ze deed het in de keuken, even voor haar moeder thuiskwam.
Dienstmeisjes moeten outsiders zijn. Niet-Mumbaiers, dus verstoken van netwerken van contacten die in ultieme nood vluchtroutes zouden kunnen bedenken. En niet-Hindoes maar behorend tot het paar procent christenen dat India telt, en dat de reputatie heeft eerlijk te zijn. Dienstmeisjes zijn veelal adivasi, inheemsen, of mensen uit de vroegere Portugese enclave Goa of uit Mangalore. Vaak laten werkgevers ook meisjes overkomen uit hun geboortedorp, zodat ze beseffen dat elke misstap niet alleen hun bestaan kan bedreigen maar ook dat van hun familie thuis.
"Het dienstmeisjesfenomeen", meent Saldana, "werd gestimuleerd door de Indiase zusters en priesters die naar de dorpen gingen, de grote families zagen en hun gebrek aan eten. We zullen je werk bezorgen in de steden, zeiden ze, dan komt er rijst op tafel en kun je misschien zelfs naar school. Die kinderen werden ondergebracht in de huizen van de middenklasse, met als boodschap: zorg voor dit kind en het zal voor je werken. Exploitatie verzekerd. De straffen waren vaak veelvuldig, het eten veeleer aan de karige kant. En wat het betekent om het kind-zijn te worden ontzegd, laat zich niet eens meten. Het aantal dienstmeisjes nam in de jaren zestig en zeventig exponentieel toe, met de snelle urbanisering van India en de groei van de steden en van de middenklasse."
Rosa, een adivasi-meisje uit Noord-Bihar, werkt als dienstmeisje bij de Belgische zusters Jeanne en Agnes in Byculla, een katholieke wijk van Mumbai. Ze heeft eigenlijk altijd gewerkt, zegt ze, ook voor ze op haar dertiende naar Mumbai kwam. Rosa was verkoper, koelie, kortom een kind voor alle klussen. Studeren wilde ze graag, maar daar was nooit tijd voor, geld al evenmin.
Mumbai, aan de verhalen van dorpsgenoten te horen, leek de grote belofte, maar haar eerste baantje viel Rosa dik tegen. Ze mocht wel naar school, maar huiswerk maken kon niet en een maandloon van 150 frank vindt zelfs een kind weinig. "Ik wilde gewoon naar huis, in mijn eigen Gumla verdiende ik het driedubbele. Als ik de studies van mijn broer en zusjes wou betalen, moest ik beslist een andere baan vinden."
Uiteindelijk kwam Rosa bij de zusters terecht, waar ze 's ochtends werkt, 's middags studeert en van vier tot acht op de schoolbanken doorbrengt. "Ik besef heel goed", zegt ze blozend, "hoeveel geluk ik heb. Vriendinnen vertellen me bijna wekelijks verhalen over het eten dat zij als kastelozen niet mogen aanraken, de hoek van de keuken die hen als slaap- en eetkamer dient, de verwensingen, het mishandelen. Sommigen mogen op zondag niet eens naar de mis. Ze zouden er wel eens collega's kunnen ontmoeten, vernemen hoeveel ze horen te verdienen en hoe ze contact kunnen opnemen met de Mumbai Houseworkers Solidarity Movement."
Rosa wil het tot aan het einde van haar studies uitzingen als dienstmeisje. Beslist niet langer, wil ze niet veroordeeld zijn tot een leven als oude vrijster. "Dienstmeisjes hebben het in dat opzicht sowieso erg moeilijk," meent zuster Agnes. Ze kunnen zich, eenmaal ze terug thuis zijn, maar moeilijk aanpassen aan een bestaan zonder waterleiding of elektriciteit, aan het simpele dorpsleven zeg maar. En veel families willen hen ook niet als schoondochter. Ze geloven nooit dat iemand uit Mumbai kan terugkeren zonder haar maagdelijkheid te hebben verloren."
Hulp bieden is moeilijk, maar er krijgen al evenzeer. Lijden wordt in India gewogen en vaak te licht bevonden. Of tenminste, dat vrezen tienermeisjes in nood.
Het verhaal van Arathi begon met een telefoontje. Mensen die de Mumbai Houseworkers Solidarity Movement kenden, hadden een dertienjarig meisje huilend aan de poort van een flatgebouw aangetroffen. Ze was wees, vertelde ze, gekidnapt door onbekenden en in Mumbai in een soort bordeel gestopt. Tal van jonge meisjes, had Arathi verzekerd, werden er vastgehouden en misbruikt. Zelf had ze haar eer ternauwernood kunnen redden.
MHSM-coördinatrice zuster Maggie liet het kind ophalen en belde mensenrechtenadvocaat Colin Gonzalves, die meteen de politie alarmeerde. Zou ze het huis kunnen lokaliseren, wilde de advocaat weten. Nog diezelfde nacht werd een klopjacht gehouden. Naarmate de uren verstreken, groeide de scepsis van de politie-inspecteur. Zijn beweringen dat Arathi wat verzon, ergerden Gonzalves mateloos. Slachtoffers worden nooit geloofd, hoe vaak had hij dat al niet moeten vaststellen? De tocht leidde naar de luchthaven, en via een gat in de muur van dat gebouw weer de velden in. Een tocht naar nergens, Arathi vond de plek niet terug.
Een jaar lang zou het meisje bij de zusters wonen, vervolgens werd ze in een kostschool ingeschreven. Maar daar waren papieren voor nodig, wat een reis naar haar geboortehuis in Madhya Pradesh verantwoordde.
Zuster Maggie grinnikt bij de herinnering. Arathi, zo bleek algauw, was geen wees. Toen haar vader aan een blindedarmontsteking stierf, hertrouwde haar moeder met een moslim die een kamer van de familie huurde. Een gehuwde man nochtans, maar moslims mogen in India tot groot ongenoegen van de Hindoes polygaam zijn. In een mum van tijd legde de kersverse echtgenoot beslag op de familie-eigendommen, de twee dochters des huizes behandelde hij bepaald stiefvaderlijk. Zo werd Arathi's twee jaar oudere zusje op haar dertiende voor een picknick meegenomen die op haar eigen bruiloft uitdraaide. Met een veel oudere man nog wel, het kind hield het er nauwelijks een paar maanden uit en vluchtte toen naar haar ouderlijke huis. Welkom was ze niet, de moslim dacht aan de bruidsschat die hij betaald had en aan de oneer die ze hem aandeed. Voor beide dochters zouden donkere dagen aanbreken, hun wanhoop was tot in de kamers van de huurders voelbaar. Ze zouden het er met hun in Mumbai wonende, gehuwde zoon over hebben, beloofde een meevoelend bejaard echtpaar. Natuurlijk kon hij hen helpen, ze konden bij zijn gezin intrekken, en er was een school vlakbij. Alleen was zijn vrouw, een stewardess van Air India, niet erg opgezet met de onaangekondigde logés in haar krappe driekamerflat.
Arathi en haar zus leerden dat dienstmeisjes alleen gesnauwde bevelen waard zijn en buitenlucht noch studies behoeven. "Ik hield het er niet meer uit," zegt Arathi vlak. "Weglopen was de enige optie, maar mijn zus weigerde. Ze was al een keer gescheiden, haar leven was überhaupt voorbij, zei ze, voortaan zou ze in haar lot berusten." Uiteindelijk belandde het dertienjarige meisje alleen voor de poort van het flatgebouw.
Het uitgeleefde kantoor van Colin Gonzalves. Sinds de Onafhankelijkheid van India een halve eeuw geleden is hier vast geen verfkwast meer gepasseerd. Maar arme klanten kunnen het zich niet veroorloven de bekwaamheid van een advocaat af te meten aan de houtsoort van zijn bureau of het formidabele zicht vanuit zijn raam. Met het voorrecht van een consultatie nemen ze meer dan genoegen.
Gonzalves maakt al twaalf jaar twee werkdagen voor pro-Deozaken vrij. De jongste jaren pleitte hij een dozijn zaken voor huispersoneel, waaronder twee verkrachtingen. "Wel weinig, als je bedenkt dat nagenoeg de helft van alle dienstmeisjes seksueel wordt misbruikt. Geldgebrek, isolement en schaamte houden hen tegen. Processen van rijke mensen zijn in een paar maanden afgehandeld, die van armen duren vier tot vijf jaar. Je moet minstens tien keer getuigen en alle zittingen zijn publiek. Geen mens houdt dat vol, ook de twee slachtoffers die ik verdedigde niet. Ze verdwenen nog voor de rechter een vonnis had geveld."
Gonzalves oordeelt dat de helft van de rechters corrupt is, dat processen politiek worden gestuurd en vonnissen veelal niet worden voltrokken. India, zucht hij, is er volgens hem na vijftig jaar onafhankelijkheid erger aan toe dan in de koloniale tijd. De onderklasse en de welvaartskloof groeien, de middenklasse ziet uitbuiting als een geboorterecht. "Ik geloof al lang niet meer in de Indiase rechtspraak. Ik zeg het ook tegen mijn klanten: de politie lijkt op de georganiseerde misdaad, de overheid laat je niet in haar kantoren toe. Wie rechtvaardigheid wil, moet het recht in eigen handen nemen."
Dagelijks worden in India twee films gemaakt en een kwart van die totale productie ziet in Mumbai (Bombay) het levenslicht. In een tweedelige reportage verkennen journaliste Catherine Vuylsteke en fotograaf Dieter Telemans India's Hollywood, Bollywood. Ze voegen zich bij lafaards en voyeurs voor een portie collectief dagdromen, schuimen bioscopen af op zoek naar een film die niet op de vorige lijkt en aanvaarden uiteindelijk de tien geboden van een filmindustrie die haast even oud is als de onze. In deel twee, dat volgende week verschijnt, leren ze wat wachten is in Filmcity, het Beloofde Land voor de horden wannabes. Ze laten zich kostuums aanmeten door de man die Bollywood de minirok schonk en drinken cola met de hottest stars of all.
Mumbai Central. Het neonlicht van de Maratha Mandir werpt een flauw rood schijnsel over trottoirs als stranden, waarop de vloed zijn nieuwkomers uitbraakt. Vijf miljoen inwoners zijn de voorbije decennia in India's grootste metropool aangespoeld, reizigers zonder bestemming. Met weinig bagage en veel kinderen.
De Maratha Mandir is log en laag, van verweerd maar eeuwig beton. Meer een bunker dan een bioscoop. Zo'n vierduizend mensen, hoofdzakelijk adolescenten van het mannelijke geslacht, komen dagelijks in zijn airconditionede buik beschutting zoeken. Ze willen vertier en volgens de bekende acteur Anupam Kher kan dat in India alleen seks of cinema betekenen, waarmee hij ook verklaart waarom elke dag 13 miljoen Indiërs bioscoopwaarts trekken. "Alleen parlementaire debatten en elkaar schofferende politici zijn nog leuker."
De stille buik van de bunker is een negatie van de oorverdovende realiteit erbuiten. Dik rood tapijt leidt naar de stalles- en family circle-plaatsen beneden in de zaal, een spiegelglazen trappenhuis met art-decoluchter voert naar het duurdere balkon.
Kwart over negen. In de zaal is de eerste sigarettenreclame begonnen. Stoere binken, aanstekers en hopen sneeuw, een volstrekt onwezenlijk tafereel, gefilmd in het verre Zwitserland. Van de Alpen gaat het naar een luxueuze badkamer, een oogverblindende dame weet precies welke shampoo haar glanzende zwarte haren verlangen. Na nog een hoesterig-proesterige spot voor keelpastilles en het zichtbare bewijs dat Bharat ('moeder India') de allerbeste motorolie is, gaan de laatste lichten uit.
Het collectieve dagdromen, zoals psychologe Sudhir Kakar het doorsnee filmbezoek omschrijft, kan voor de vierde en laatste keer vandaag beginnen. Drie uur lang zullen in de buik van de bunker alle wensen in vervulling gaan. Vijanden worden hier moeiteloos verslagen, rivalen wachten dodelijke vernederingen.
Zoals een mollige Shirley Temple tijdens de depressie van de jaren dertig goed was voor het moreel van de honger lijdende Amerikanen, zo werpt de filmindustrie van Bollywood zich het jongste decennium op als heler van India's nationale wonden. Ze kanaliseert alle angst naar karma en alle frustratie naar een herkenbare zondebok. Het kwaad is geen systeemfalen, maar een individuele aberratie die door de filmheld kan en zal worden overwonnen.
De manipulatieve, corrupte politicus is een kwaadaardig, onafhankelijk handelend creatuur, de terrorist niet meer dan een misleide jongeling die naar de liefdevolle ouderlijke schoot zal terugkeren. De armen lijden wel honger maar ze hebben hun onderlinge camaraderie, hun innerlijke rijkdom en hun izzat, hun eer. Mezzat of noeste arbeid zal hun magen vullen en hun nachtrust verzekeren, terwijl morgen, immer morgen, alles beter wordt. Marx zou het onderhand vast over opium hebben. India's supersterren leggen het Shirley Temple-effect veeleer uit als een probleem van het publiek. 's Lands allergrootste megaster, Amitabh Bachchan, spreekt over "films voor lafaards", die zelf niet durven vechten maar hun frustratie in het bunkerduister op de almachtige held projecteren. Aan het mannelijke voyeurisme ergert steractrice Karisma Kapoor zich dan weer blauw. "Heimelijk beelden de mannelijke bioscoopbezoekers zich in hoe ze de heldin van de film nemen. Ze hongeren naar een maagd en eisen daarom dat actrices ongetrouwd blijven." Acteur Anupam Kher stoort zich aan lafaards noch voyeurs. "Dit is pure fantasie of film voor ongeletterden," luidt zijn analyse. "Je kunt van een koelie niet verwachten dat hij zich interesseert voor de fijne nuances van de menselijke natuur."
De collectieve dagdroom begint in een slaapkamer, met een worstelscène tussen een oudere en een jongere vrouw. Luttele seconden tumult verglijden tot een sentimentele verzoening, het dagboek dat de inzet vormde van de strijd gaat nu zusterlijk open. Geheime liefdes worden, indien geopenbaard, moederlijk aanvaard. "But, daddy then", vraagt de bloedmooie deerne nog bezorgd, maar ze blijft alleen in de bedstede achter.
Vervolg op de volgende paginaVervolg van de vorige pagina
Als de zingende schone vervolgens met obscene heupbewegingen een nochtans kuise striptease-met-handdoek ten beste geeft, begint de hele zaal te fluiten. Het schelle geluid gaat, ongetwijfeld heerlijke minuten later, nog crescendo. De deerne duikt een zwembad in, mannenharten anticiperen op de wondere kracht van water. Op zijn zeldzame vermogen vooral, om een nuffig katoenen kleed ogenblikkelijk te reduceren tot een transparante tweede huid. Borsthoog zoemt de gretige camera in.
Na een ochtendwasbeurt die de hele dag had moeten duren, vertrekt de jonge schone met vaders permissie naar Zwitserland, de sigarettenrokers achterna. Ze schudt haar vriendinnen-cum-chaperones af en laat zich gepast pruilerig redden door de held met de zwoele mond en de geile ogen. Na nog een zwembadfestijn en minstens een dozijn kostuumwissels, eindigt het dol dansende duo dronken in bed.
"We hebben het gedaan," houdt de ietwat corpulente Casanova de nog slaapdronken beauty de volgende ochtend voor. Duistere publiekskreten overstemmen het hartverscheurende gesnik op het scherm. "Indiase jongens" - de mannenstem breekt van emoties - "doen zoiets toch niet?" Wild gaat de zaal tekeer.
Feministische schrijfsters zoals Nikhat Kazmi maken zich in Ire of the Soul en The dream merchants of Bollywood fenomenaal druk over "de antieke ideeën die Bollywood over vrouwen en seksualiteit propageert". Ze hekelt de heilige maagdelijkheid en de dubbele moraal die wil dat vampen bovenmenselijk aantrekkelijk en dus ontrouwwaardig zijn, maar pestlijders lijken als ze zich opwerpen als huwelijkskandidaten. Nog woester wordt ze van de vele films over opgeleide vrouwen die na de nestbouw alle carrièredromen vergeten en voortaan voldoening halen uit het bakken van chapati's voor een echtgenoot die steevast op zich laat wachten.
De bunkerbevolking heeft geen boodschap aan Kazmi's bezwaren. De borsten van actrice Kajol en de vraag of acteur Shahrukh Khan haar in het eerste dan wel het tweede deel van de film voor het eerst zedig kust, eisen al hun aandacht op. "Formidabel, man," zegt Ravi (22) tijdens de pauze. "We hebben de film al elf keer gezien en krijgen er nooit genoeg van." Zijn vrienden knikken trots. "Een flinke investering, ja, maar die joekels..."
Culturen onderscheiden zich door de manier waarop ze orde scheppen in chaos en die oefening vervolgens legitimeren. In India is geen principe heiliger dan het hiërarchische denken. De trottoirbewoners van Bombay Central kunnen zich geen kaartjes voor de Maratha Mandir veroorloven, terwijl yups die bunkerbioscoop als vulgair beschouwen en dus te mijden. "Het is heel eenvoudig," legt Air India-steward Krishan uit. "Het oosten van de stad behoort het lompenproletariaat toe, het westen de yups. Bioscopen met Indiase namen zijn out, die met westerse namen, zoals Metro of Novelty, zijn hot. Maratha Mandir is daarom dubbel not done." Zijn balkontickets mogen even duur zijn als stalleskaartjes in de Novelty, hot is hot en out blijft out.
Achter de balie van ons hotel denken ze er niet anders over. "Een goedkopere bioscoop in de buurt?" Een blik vol afgrijzen. "Daar wilt u niet heen, mevrouw, er is geen airconditioning en de crowd, de crowd is zo cheap." De receptionist doorbreekt het taboe alleen na eindeloos aandringen. New Shirin, een naam als een vloek.
Art-decoluchters, spiegelglazen trappenhuizen en tapijt als stug gras ontbreken in deze aftandse bioscoop helemaal, maar je kunt er al voor tien frank naar de film. De zaal zelf heeft veel weg van een vliegveld. Over de hele lengte hangen keurige rijen monsterventilatoren, driftige propellers van eeuwig aan de grond gehouden toestellen.
De haardrogerhitte valt mee, de crowd ook, op een enkeling drie stoelen verder na. Of bedoelt die helemaal niets met zijn verdacht repetitieve bewegingen ter hoogte van de broeksriem?
Indiërs mogen dan pathetisch particulier zijn over de bioscoop die bij hun status past, de films die ze er gaan bekijken lijken haast doorslagen van elkaar. Hoewel Bollywood-bonzen zweren dat geen enkele prent héél India bekoort - de metropolen eisen ingewikkelde komedies terwijl het binnenland bij slechte geweldfilms is blijven steken - stelde filmcriticus M.G. Mahesh de Tien Geboden van de Bollywood-film op.
1. Films hebben maar één held en één heldin. Overtollige exemplaren sterven voor de pauze of voegen zich bij het Rode Kruis in Zwitserland. 2. Helden bekampen snoodaards. 3. Helden zijn sneller, zelfs per ossenwagen of te voet. 4. Helden schieten raak, vallen nooit zonder kogels. 5. Snoodaards missen, behalve in melodrama's. 6. Gevechten vinden plaats in de nabijheid van kruiken, marktkramen of glazen flessen. 7. Helden en snoodaards zijn symbolen van mannelijke kracht, gemeten in termen van wat ze voor vrouwen kunnen doen (redden en beschermen), of wat ze hen kunnen aandoen (verkrachten en vermoorden). 8. Zusters van helden trouwen met hun beste vrienden, tenzij ze in de eerste anderhalve minuut van de film worden verkracht en zelfmoord moeten plegen. 9. Zang- en dansnummers volgen elkaar met een interval van twintig minuten op. 10. Films over herenigde broers bevatten een jeugdlied dat wordt gezongen door de broers zelf, hun blinde moeder die zo het zicht herwint, of door de kat of hond des huizes. "Het merkwaardige", merkt Mahesh op, "is dat deze lui die liedjes na twintig jaar nog kennen, terwijl de kijker ze zich na twee minuten al niet meer herinnert."
India gaat gebukt onder het gewicht van de geschiedenis, zelfs Bollywood mag zich haast een honderdjarige noemen. Nauwelijks zes maanden nadat de gebroeders Lumière in Parijs hun uitvinding gedemonstreerd hebben, strijkt hun assistent Marius Sestier, op weg naar Australië, begin juli 1896 in de Britse kolonie neer. In het Bombayse, voor Europeanen gereserveerde Watson's Hotel, worden een week lang dagelijks vier voorstellingen georganiseerd. Het gigantische succes noopt de Cinématographe tot verhuizen naar het duizend zitjes tellende Novelty-theater, waar tot midden augustus twee vertoningen per dag uitverkocht zijn.
Film zal big bizniz worden, de eerste projectoren komen al na een paar maanden in India aan. In tenten en andere geïmproviseerde ruimten vertonen ondernemende zakenlui elke film waar ze de hand op kunnen leggen, terwijl vooruitziende heerschappen als Abdullally Essoofally met een mobiele bioscoop het hele land afschuimen.
Het is dat rondreizende wonder dat fotograaf Save Dada er in 1898 toe aanzet om in Londen een camera te kopen en korte films te maken over worstelaars en vechtende apen. Voor 21 guinea wordt de Indiase film geboren.
De eerste echte speelfilm, een theaterstuk op filmrol, gaat in 1912 in première. Hoewel een advertentie in The Times of India bluft dat "de helft van Bombay Pundalik al heeft gezien en de andere helft moet komen nu hij nog draait", wordt de prent een catastrofale flop.
Fotograaf, schilder, magicus en toneelschrijver D.G. Phalke zal het eerste succes op zijn conto mogen schrijven, maar het draaien van Raja Harishchadra - een mythologisch verhaal uit het Mahabharata-epos - wordt een ware lijdensweg. Niet alleen vindt Phalke nauwelijks centen en blijkt de Britse filmapparatuur niet bestand tegen de Bombayse vochtige hitte, ook het sociale stigma dat de film van het theater heeft geërfd speelt hem parten. Alleen prostituees reageren op zijn talloze casting-advertenties, maar ook zij willen - uit vrees voor ziektes - uiteindelijk niet voor de camera. Phalke ziet zich ten slotte genoodzaakt een slanke kok als actrice in te huren, een man met een zachtmoedig, fijnbesneden gezicht.
Buitenlandse vrouwen worden India's eerste filmsterren, anglo-Indiase dames vormen de tweede generatie. Maar wie kon ooit vermoeden dat het eerste vrouwelijke filmnaakt al in 1921 zou opduiken? Toegegeven, de pas opgerichte censuurcommissie werkte toen tijdelijk niet en zelfs zeventig jaar later blijven blote billen en borsten rariteiten. Raja Harishchandra wordt in Bombay een kaskraker, maar in kleinere steden flopt de film. Een kwestie van marketing. Als het publiek maar twee anna betaalt voor een zes uren durend theaterstuk, waarom zouden ze dan drie anna veil hebben voor een film van nog geen uur? Eenmaal Raja Harishchandra wordt aangekondigd als 57.000 foto's en twee mijl film voor slechts drie anna, is het succes verzekerd.
Bijna een eeuw later zal de kijker even gulzig veel waar voor zijn geld blijven eisen. "Heel wat films zijn eigenlijk langdradig," merkt de gevierde actrice Karishma Kapoor met een zucht op. "Maar met minder dan drie uur film neemt geen mens in dit land genoegen."
In de jaren twintig en dertig beleeft de filmindustrie een astronomische groei. Het studiosysteem maakt opgang en als in 1931 de eerste geluidsfilm wordt gemaakt, verschaft de industrie al 65.000 mensen werkgelegenheid. Ardeshir Irani's Alam Ara wordt net zoals Phalkes Raja een waar huzarenstukje. Acteurs en actrices zijn alleen schreeuwend hoorbaar, opnamen moeten 's nachts gebeuren want de studio ligt te dicht bij de spoorweg. De camera's worden zelfs in dekens ingepakt om hun storende gesnor te smoren.
Het succes van de eerste talkie is ronduit verpletterend: de première van Alam Ara veroorzaakt zelfs rellen omdat nog geen kwart van de gegadigden een ticket weet te bemachtigen en de kaartjes voor de hele volgende maand al zijn uitverkocht.
De introductie van de klank verleent de Indiase film zijn definitieve structuur. De komst van de kleurenfilm, een jaar later, brengt daar geen verandering in. Voortaan zullen Indiase films er als lawines van zang- en dansnummers uitzien, aaneengeregen met een allereenvoudigst verhaaltje.
Anno 1998 worden in India dagelijks twee films gemaakt, een ongeëvenaarde prestatie. Bollywood is jaarlijks goed voor zo'n 200 stuks, de rest komt uit Karnataka, Kerala, Tamil Nadu, Andra Pradesh en West-Bengalen. Ironisch genoeg bereiken Bollywoods zogenaamde formulefilms het Westen nauwelijks, terwijl successen als Salaam Bombay of Mississippi Masala in India zelf volstrekt onbekend blijken. Art movies, zoals deze van zang- en dansscènes gespeende films worden genoemd, maken nog geen twee procent uit van 's lands totale filmproductie.
"Ach, dat hoeft niet te verbazen," legt art movie-regisseur Kalpana Lakshmi uit, "de commerciële Amerikaanse films kunnen nauwelijks tien procent van de filmmarkt veroveren en voor de alternatieve Indiase film vind je helemaal geen distributeurs. Eigenlijk zou de regering moeten ingrijpen en in de vier grootste steden kleine zalen bouwen, zodat een film die niet steeds duizend kijkers per voorstelling lokt niet bij voorbaat wordt afgeschreven. Dat zou ook Bollywood ten goede komen: precies door de enorme bloedarmoede blijft de middenklasse het jongste decennium weg uit de cinema's. Logisch ook, westerlingen die de filmsets van Bollywood zien, lachen zich verrot om zoveel amateurisme. Scenario's zijn een onbekend fenomeen, dialogen worden voor de camera verzonnen."
India - De sterfelijkheid van helden - Bollywood 2
In deel 2 van de Bollywood-reportage ontmoeten we wannabes die hun heldenhoop verpletterd zagen onder het gewicht van jaren vruchteloos wachten. We laten ons de tien geboden van de Bollywood-held verklappen, bewonderen de kartonnen standbeelden van Filmcity en trotseren snauwende regisseurs en snoeverigere uitvinders van minirokken. Van supersterren leren we wat wachten in de ongenadige middagzon is, terwijl de man die een Indiaas Diana-effect sorteerde en het overleefde, ons overtuigt van de beperkingen van hairweaving.
Anyone can make it in Bollywood. That's what keeps us suckers coming." Woorden van een wannabe, als dialoogflarden uit een slechte film. Een nooit gemaakte film vooral, zelfs na vijf jaar rondhangen in Bollywood is er voor Krishan geen contract in zicht. Hij wordt zesentwintig, naar eigen zeggen oud en buikig, "bejaard genoeg om vorige maand een baan aan te nemen als steward bij Air India".
Krishans hoop raakte verpletterd onder het gewicht van jaren vergeefs wachten, en meer nog onder dat van de honderd vijftig à tweehonderd nieuwe, veelal goed opgeleide middenklasse-wannabes die Bollywood wekelijks bestormen. Hij heeft zich jarenlang vastgeklampt aan het levensverhaal van ene Sudra Chandran, een eenbenige die het tot danskoningin schopte, maar nu heeft ook dat wonder zijn magie verloren.
Krishan baalt van het hondenleven dat wannabes leiden. Van de krappe hotelkamers of peperdure flats waarin ze vaak met zijn vijven samenhokken wordt hij claustrofobisch, van de dagelijkse discipline ronduit misantropisch. Ochtendsessies in de fitnessclub gaan vooraf aan middagen in de dansacademie en aan nachtelijk pronken in de hottest discotheken, hopend op de ultieme ontdekking.
"Toegegeven, vrouwen hebben het nog moeilijker: ze zijn onvrij en staan onder immense druk. Inwonende moeders in de rol van onfeilbare kuisheidsgordels verhinderen wilde wannabe-jaren en mislukking resulteert in deportatie naar het binnenland. Het zal je dan ook niet verbazen dat het door de meisjes is dat het wannabe-hotel Seaside zijn bijnaam Suicide verdiende."
Krishan schreef in dat etablissement het testament van zijn jeugd, tien geboden alweer, niet die van de Bollywood-film maar van zijn helden. 1. Bollywoods wegen zijn ondoorgrondelijk. Het enige verschil tussen een held en een mislukkeling is geluk. 2. Debuteren is het monopolie van de jeugd: heldinnen hoeven niet ouder te zijn dan zestien, helden wachten beter tot hun twintigste. 3. Twee op de drie helden hebben verwanten in de filmindustrie, de rest zijn strugglers. 4. Strugglers behoeven peetvaders. 5. Familiefortuinen zijn ook handig. 6. Vrouwen reïncarneren alleen tot heldinnen nadat ze langs de canapé van de regisseur of producer zijn gepasseerd, de zogenaamde casting couch. 7. Helden zijn rijzig en blank, kenmerken waarin alleen de noordelijke deelstaten Punjab en Haryana grossieren. Zuiderlingen, klein, donker en besnord, kunnen zich de verplaatsing besparen. Ze mogen wel hun gracieuze, schitterend dansende zusters sturen. 8. Eenmaal een held, altijd een held. 9. Snoodaards blijven snoodaards, voor figuranten is er helemaal geen heldenhoop. 10. Helden krijgen maar één kans, zelfs in bioscopen wordt rekening gehouden met het zapgedrag van de kijkers.
Now anyone can make it in Bollywood. De minister zei het, bij de erkenning vorige maand van de filmindustrie als reguliere bedrijfstak, heel nadrukkelijk. Dat film een respectabele branche was geworden, leek hem zo heuglijk dat hij de champagne persoonlijk ontkurkte.
De banners - zoals de een- of tweemanskantoren van producers en regisseurs heten die het studiosysteem sinds de jaren vijftig vervingen door een freelancesysteem - konden op belastingverlaging rekenen, oreerde hij. Aan het tijdperk van de exuberante heffingen - 75 tot 164 procent -, geheven door de deelstaatautoriteiten was een einde gekomen.
Bedrijven krijgen bovendien bankleningen. Zou Bollywood dan niet meer grotendeels zijn aangewezen op de centen van de woekeraars, het zwart geld van de industriëlen en de giften uit de onderwereld? Zouden films voortaan zonder onderbreking kunnen worden gedraaid en gebedel om centen, met het eerste kwartier van de film als belofte van een formidabel eindresultaat, tot het verleden gaan behoren? Zouden helden en heldinnen niet langer in tien films tegelijk moeten acteren, omdat ze nooit zeker zijn dat een productie wordt afgewerkt en dat ze hun centen zien?
Scepsis alom. "Hoe aanvaardbaar zijn filmrollen als onderpand?", vroeg een journaliste in India Today zich meteen af, en de statistieken zijn al even ontnuchterend. Slechts een op de vijf Bollywood-films wordt een succes, vijftien procent wordt nooit afgemaakt, een even groot aantal vindt geen distributeur. Risky bizniz, dus, houden bankdirecteuren daar wel van?
Filmcity, de buitenwijken van Mumbai. Poorten met norse, flink bewapende agenten beschutten dit dromenpaleis tegen de buitenwereld. Een smalle asfaltweg doorklieft een weids, glooiend landschap en voert voorbij filmsets met kartonnen standbeelden. Figuranten in epoquekostuums smelten langzame uren lang, tempels die er van ver robuust en millenniumoud uitzien, blijken gipsen wangedrochten.
Hier worden afwisselend om stilte en om zakdoeken schreeuwende regisseurs als goden bejegend. Gebulder sorteert geen gefronste wenkbrauwen maar al dan niet verbale uitingen van onderdanigheid. Natuurlijk, sir (buiging), meteen, sir (nu met knipmesallure), sorry, sir, sorry, (aarzelende stappen, geheel naar af).
Hoe vaak moet hij het nog uitleggen? De vadsige vijftiger fulmineert, de hartaanval nabij. Passie wil hij zien, geen honds gehuppel dat zelfs in de ogen van de geilste kijker geen sex-appeal heeft. En doe in godsnaam wat aan dat kapsel, we hebben niet de hele dag.
Buiten Filmcity, in de parken, vijfsterrenhotels en exclusieve golfclubs van Mumbai, die steeds vaker als filmlocatie doubleren, hebben sets poreuze grenzen, afgedwongen door nietsontziende, allesziende veiligheidsagenten. Rake klappen scheppen afstand, notitieboekjes met gretig klaargehouden pennen smakken tegen de grond. Moeders beloven het nageslacht ijsjes in ruil voor een prompte aftocht, oudere broers leiden onwillige oma's bruusk weg van het tumult. Jongemannen genieten. Van het mepgevaar nog meer dan van de sterren in de verte.
Slecht betaalde technici grinniken om de welkome verstrooiing, seconden later worden ze opgeschrikt door de zoveelste, loeiharde herneming van het dansnummer. Figuranten in mini-jurken vegen stromen zweet weg en trotseren andermaal de wetten van de zwaartekracht. Volle dijen openbaren zich in viesbruine nylons maar bij een voorspelbaar 'Cut!' bevriezen de dames luttele seconden later alweer.
Vijf jaar geleden zouden ze zich hier, in het Priyadarshini Park in een betere wijk van Mumbai, niet zo Indiaas-onzedig hebben vertoond. Die aardverschuiving, waar miljoenen Indiërs tot op heden dankbaar voor zijn, schrijft de nichterige modeontwerper Manish Malhotra (29) op zijn conto.
De door hem voor de film Rangeela ('95) in kort, meisjesachtig textiel gestoken heldin Urmillah werd prompt gekatapulteerd tot India's nieuwste seksbom. Malhotra zelf kaapte de prestigieuze Filmfare-prijs voor de beste kostuums weg en kleermakers in alle uithoeken van India kregen bestellingen voor de Rangeela-look. "De babydoll is sindsdien helemaal in. Sober is sexy, geen mens wil nog heldinnen in kitscherige, overdone kleren."
Malhotra zit zeven jaar in het vak en noemt zich onbeschroomd de superstar van achter het witte doek. "Ik heb maar twee stelregels: 1. neen bestaat niet. 2. tijd ook niet." Zijn collega's mogen hem dankbaar zijn, vervolgt het gewezen fotomodel in trainingsbroek, hij heeft ze immers aanzien gegeven. "Toegegeven, het blijft moeilijk werken in Bollywood. Het concept van costume directors, die alle acteurs van een film een plunje aanmeten en ook een zeg hebben over de make-up en de sieraden, bestaat hier niet. Ik ontwerp het kostuum voor de heldin die mijn vaste klant is, wat de rest op de set draagt, is niet mijn bevoegdheid."
Aan vaste klanten heeft hij evenwel geen gebrek. Madhuri Dixit, Manisha Koirala, Kajol, Urmilla, Neelam en tal van andere topactrices willen alleen nog Malhotra's creaties aan en eerder deze maand opende zijn peperdure boetiek Rêverie haar deuren.
"Sterren, moeilijke mensen?" Malhotra vindt van niet. Hij zegt dat de nachtelijke grillen en de vreselijke ochtendbuien van actrice Sri Devi vijf jaar lang een goede leerschool zijn geweest en dat hij nu vooral weet wanneer hij zijn mond moet houden. "Eerlijkheid is evenwel essentieel, schoonheid verdraagt geen taboes. Heldinnen vallen steeds vaker voor westerse creaties maar niet zelden zijn die ongeschikt voor hen. Zoals onze erotische tempels in Khajuraho laten vermoeden, hebben Indiase vrouwen ronde vormen, brede heupen, wespentailles en vooral D-cups. Zoiets vergt aanpassingen."
Indien de kleren de vrouw maken, dan hun makers nog meer. Malhotra beroemt zich erop persoonlijk verantwoordelijk te zijn voor het gigantische succes van Karisma Kapoor, de tweeëntwintigjarige schoonheid wier overgrootvader ook al steracteur was. "Na haar eerste kaskraker stonden zelfs de verslaggevers van Star Plus-tv op mijn stoep. Of ik haar goddelijke look had ontworpen?" Snoeverig noemt hij haar zijn beste vriendin en een afspraak voor ons regelen lijkt hem geen enkel probleem.
Met kinderlijke trots meldt hij de volgende dag dat de vrouw die zopas tot beste actrice van India in 1998 is uitgeroepen, ons die middag op de set wil ontvangen. Of we vooral op tijd willen gaan, Kapoor houdt niet van wachten.
Ze blijkt anderen wel masochistische neigingen toe te schrijven, of doet de aanblik van een buitenlandse in een jurk vol transpiratievlekken haar status van superster eer aan? Ongenadige middaguren verglijden moeizaam. Hoofdpijn bij makkelijk vijftig graden. Kapoor bevindt zich op nog geen twee meter afstand, maar in een andere wereld. In de vrachtwagengrote VIP-lounge, de koelafdeling van dit dromenwarenhuis. Lunchend, keuvelend, giechelend.
Enige aandrang levert de hoopgevende mededeling 'Nog tien minuten' op. "Maar je moet weten," lacht de technicus die de toegang tot het heiligdom bewaakt, "dat tien minuten in India makkelijk een uur kunnen duren." Meer mineraalwater, minder hoop. Opstandigheid eerder. Malhotra's beste vriendin mag in India tot de hottest five behoren, in Europa kent geen hond haar. Het gezicht van de technicus betrekt, de truc lukt: hij klopt op de deur. "Ach, helemaal vergeten," klinkt het koket. "Natuurlijk, laat ze binnen."
Lacherige heren en dames vertrekken, het interieur als van een reuzenlimousine wordt een stuk kaler. Hersenen herleven in de goddelijke koelte. "Het seksisme van Bollywood?" De groenogige schone in een roze-met-bleekblauwe Malhotra-babydoll produceert een kunstmatig lachje. Te veel lipstick, moppert ze tegen de verschrikte grimeuse, die prompt ook nog achter de cola voor de gasten aan moet.
Ze kan het ook niet helpen, zegt ze ten slotte, die eeuwige genderongelijkheid. Ronduit oneerlijk is het, dat Demi Moore drie kinderen hebben mag en Julia Roberts een echtgenoot, terwijl zijzelf als tiener alle partijtjes miste wegens opnamen en ook nog ongetrouwd zal blijven tot ze Bollywood vaarwel zegt. Begrijp deze heldin in onderhand veertig films niet verkeerd: ze is zelf een career girl. Maar Indian emotion is Indian emotion. Eeuwig en amen.
Stilte. Dat ze gewoon haar werk doet, zegt Karisma Kapoor uiteindelijk haast verontschuldigend. Ze denkt er vooral niet te veel over na. "Of het ooit beter wordt? Praat met de regisseurs, de producers, die moeten het seksisme aanpakken. I can't fight for stuff like that."
Journalisten weer het hete fornuis insturen voor ze hun cola op hebben, dat zouden heren als Anupam Kher of Ranesh Oberoy nooit doen. Zij hebben juist eeuwig tijd. Character actors noemen ze zichzelf, afgewezen helden eigenlijk, die elk in meer dan 250 films snoodaards, bankdirecteuren, vaders en onderhand zelfs grootvaders vertolkten.
Aan talent ontbrak het Kher en Oberoy niet, ze hebben allebei - en dat is in filmistan een zeldzaamheid - zelfs een acteuropleiding genoten. Geldnood, een wachtende vrouw en kroost dwongen hen om Krishans gebod 'eerst geen held nooit een held' te vergeten.
"Filmsets zijn als bruiloften," lacht Oberoy, "er is slechts plaats voor één bruidspaar. Je zou ons de naaste familieleden kunnen noemen." En zelfs het feit dat Kher in een tv-quiz vorige week nog werd genoemd als de 'beroemdste kaalhoofdige Indiër', met Mahatma Gandhi als schamele tweede, verandert daar weinig aan.
Eigenlijk wilden de heren helemaal geen helden worden, weten ze nu. Helden zijn, een enkele uitzondering daargelaten, eendagsvliegen. Tweede violen gaan langer mee. En het gaat sowieso de foute kant op met Bollywood. "De heldinnen," legt Oberoy uit, "worden almaar jonger - er duiken zelfs vijftienjarigen op - terwijl de helden op hun vijftigste nog achter een schone aanhuppen. En ondertussen blijft het vreselijk moeilijk om geld te vinden voor zelfs een enkele film over een weduwe die hertrouwt."
Vertolkers van bijrollen verdienen slechts een fractie van het fortuin dat helden en heldinnen wegkapen - vaak is hun gage goed voor twee derde van het totale budget - maar financieel zitten beide heren toch op rozen. Oberoy zwetst breedsprakig over de kwaliteit van het leven en de vele uren die hij nu tuinierend op zijn landgoed doorbrengt. "Zie je, op een dag probeerde ik mijn zestienjarige zoon voor te stellen aan superster Dilip Kumar. De jongen vroeg doodleuk wie dat was." De relativiteit van de roem, zowaar, sindsdien hoeft Oberoy niet meer zo nodig voor de schijnwerpers.
Oberoy Junior wist misschien niet wie Dilip Kumar was, maar Amitabh Bachchan, de man die een Diana-effect waard bleek en het ook nog overleefde, kent hij beslist. "Rajesh Khanna ontving brieven die zijn vrouwelijke fans in hun eigen bloed hadden geschreven," schrijft BD Garga in het boek So Many Cinemas, "en een enkel meisje trouwde zelfs met zijn foto, maar India besefte pas echt wat megasterren waren toen Amitabh Bachchan in de jaren zeventig als ultieme angry young man op het witte doek verscheen. Niets zou ooit nog hetzelfde zijn."
Hijzelf vooral niet. Anno 1998 ziet Amitabh Bachchan er niet uit, ondanks een ongetwijfeld prijzige hairweave en een laag oranje plamuur waaraan ter hoogte van het voorhoofd onophoudelijk wordt gewerkt. Een oudere jongere zouden Koot en Bie hem noemen, een vijftiger met jeugdpukkels.
Bachchan, het moet gezegd, is een bijzonder welopgevoed heerschap, de beminnelijkheid en de bescheidenheid zelve. "Een superster, ik? Ik weet niet waar u uw informatie haalt." Hij zegt het zuinigjes, met een Oxford-Engels accent.
Het ongeval tijdens de opnamen van de film Coolie, eind jaren tachtig, toen inwendige kneuzingen voor zijn leven deden vrezen? Bachchan herinnert het zich maar al te best. Het hele land heeft toen voor hem gebeden. Kranten brachten speciale bijlagen uit, radio- en tv-zenders berichtten onophoudelijk over de evolutie van zijn comateuze toestand. Ontroerend vond Bachchan dat, ontzettend ontroerend. En hij zal zijn landgenoten zijn hele leven dankbaar blijven. Op die ene na misschien, die Sashi Taroor, die er een kwetsend boek over moest schrijven. Show Business, een ware giller over een overspelige, comateuze mannetjesputter. Bachchan begrijpt niet waarom het niet verboden werd en vergeet liever helemaal dat het ook nog werd verfilmd.
Zelfs na zijn herstel zou Bachchan nog vijf jaar van de Bollywood-filmsets wegblijven. Achteraf gezien vindt hij dat hij eerder had moeten terugkeren maar het publiek oordeelt dat hij beter helemaal had kunnen wegblijven. De drie films die hij sindsdien maakte, werden dramatische flops. "Ik vind zijn comeback zo triest," had wannabe Krishan over hem gezegd, "niet om hemzelf, maar om wat hij doet met mijn jeugddromen."
Toegegeven, Bachchan heeft het wel in een andere branche geprobeerd: een paar jaar geleden organiseerde hij in Bangalore de Miss World-verkiezingen, maar een zelfmoordenaar bij een bushalte en feministes die dreigden zichzelf op te blazen, overschaduwden het evenement. "Die zelfverbranding was een louter politiek gemotiveerde daad," meent Bachchan. "Twee dagen later werd in datzelfde Bangalore een lingeriewedstrijd georganiseerd, en daar kraaide geen haan naar. Dat is toch link, niet? Geef mij dan maar Bollywood."
Denkt hij er onderhand niet aan een ander soort rollen aan te nemen? De Indiase filmbladen poneren al een paar jaar dat ook filmhelden sterfelijk zijn en grootvaderrollen best een grote uitdaging. Bachchan snuift. De held in hem is nog springlevend. "John Wayne," legt hij na een lange stilte uit, "is in zijn hele filmcarrière toch ook nooit van zijn paard gekomen?"