Zoeken in blog

Foto
Categorieën
  • AFGHANISTAN (9)
  • AFRIKA (17)
  • ARABISCHE WERELD (30)
  • Articles en français (10)
  • China (55)
  • columns (14)
  • In English (10)
  • Iran (14)
  • OOST-AZIE (10)
  • PROJECTEN (0)
  • Rusland (13)
  • ZUID-AZIE (13)
  • ZUIDOOST-AZIE (7)
  • Inhoud blog
  • CHINA/ hoe de deugd werd vermoord
  • Marokko/ In de kerker van de koning
  • Gestrand in Oostende
  • 'Hij was weg, plots en voorgoed'
  • Wanneer moeders heksen en vampieren op de wereld zetten
  • Oostende, waar illegalen thuis zijn
  • 't Stad is niet van Assaad
  • Marokko/België De angst is naar hier geëxporteerd
  • BAHREIN /Jaffar al Hasabi: 'Martelen, daarin is het regime erg inventief'
  • IRAK-Regisseur Mohamed al-Daradji over de waanzin van filmen in Bagdad: van Al Qaida en bombardementen tot honderden massagraven
  • Migratie - Minderjarig en moederziel alleen in België
  • QATAR - de slaven van koning voetbal
  • CHINA - Frank Dikötter over de Grote Sprong Voorwaarts
  • NOORD-KOREA - Bovenaanzicht van de hel
  • CHINA- Ai Weiwei, de man die overal mee wegkwam
  • IVOORKUST- Alassane Ouattara, de superloodgieter
  • TUNESIE - columniste Naziha Réjiba over de Arabische Lente
  • IRAN - interview met Kader Abdolah
  • IRAK - Schrijfster Haifa Zangana: ‘Irakezen kwamen verenigd en vreedzaam op straat’
  • ARABISCHE WERELD - wat schrijfster Hanaan-as-Shaikj in 2004 over de toestand vertelde
  • Waarom het misging in de Arabische wereld
  • CHINA - Vluchtmisdrijf door zoon hoge functionaris zet land in rep en roer
  • EGYPTE
  • TUNESIE - Facebook heeft het land gered
  • TUNESIE -een gigantisch probleem van jeugdwerkloosheid
    Archief per maand
  • 10-2011
  • 09-2011
  • 08-2011
  • 07-2011
  • 06-2011
  • 05-2011
  • 04-2011
  • 03-2011
  • 02-2011
  • 01-2011
  • 12-2010
  • 11-2010
  • 10-2010
  • 09-2010
  • 08-2010
  • 06-2010
  • 05-2010
  • 04-2010
  • 03-2010
  • 02-2010
  • 01-2010
  • 12-2009
  • 11-2009
  • 10-2009
  • 09-2009
  • 08-2009
  • 07-2009
  • 06-2009
  • 05-2009
  • 04-2009
  • 03-2009
  • 02-2009
  • 01-2009
  • 12-2008
  • 08-2008
  • 03-2008
  • 01-2008
  • 03-2007
  • 01-2007
  • 10-2006
  • 06-2003
  • 02-2003
  • 09-2002
  • 07-2002
  • 06-2002
  • 12-1998
  • 10-1998
  • 09-1998
  • 04-1998
    Catherine Vuylsteke
    Stories that remain too often untold/ Histoires oubliées
    08-10-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.IRAK-holebi's Naast het rechte pad loert de dood
    Sinds de VS-invasie in Irak in maart 2003 werd gemiddeld één holebi per week vermoord. Sommigen stierven in de handen van milities, anderen werden door hun ouders gedood in een poging om de claneer te zuiveren. Anwar, Amar en Sarah ontkwamen naar Nederland en getuigen nu voor het eerst.

    'Een dag waarop ik niet heb gedanst is een dag waarop ik niet heb geleefd. Ik kan het niet helpen. Sommigen worden high van alcohol of van drugs. Als ik dans, vergeet ik de wereld. Niets bestaat nog'. Anwar (°1988) taxeert de verse bloemen op de tafel van het Roosendaalse café. Hij zucht en frunnikt aan zijn Palestijnse sjaal die hij op betere dagen in een paars kleurbad heeft gestopt.

    Zijn jeugd in het Irak van Saddam Hoessein had eigenlijk moeten meevallen. Zijn familie was er een van Baathisten. Anwar's vader was journalist bij de regeringskrant Al Jumhurya, zijn tante had een hoge functie bij de Iraakse Nationale bank en zijn oudere broer zat bij de politie. De familie had weinig last van de voedseltekorten, het medicijnengebrek en de andere restricties waaronder het land gebukt ging sinds de instelling van VN-sancties in augustus 1990. «Van die relatieve welstand heb ik zelf nooit genoten”, vertelt Anwar, «ik was de verschoppeling van het gezin».

    Het had met zijn kinderlijke fantasieën en spelletjes te maken. Anwar hield ervan de kleren van zijn oudere zussen aan te trekken, zijn gezicht op te maken en zichzelf urenlang in de spiegel te bewonderen. «Als zevenjarige droomde ik dat ik Assepoester was». Maar een betrapt jongetje met gestifte lippen en een vrolijk bloesje was wel het laatste wat vader Saleh wou zien. En dus werd er mores geleerd, keer op keer, en het meest nog toen ook het schoolhoofd discreet kwam klagen over Anwars gebrek aan branie en mannelijkheid.

    De jongen mocht niet langer met de rest van de familie eten, hij werd van zakgeld verstoken en de leuke spullen gingen voortaan naar zijn broers en zussen. «God weet dat ik geprobeerd heb om anders te zijn maar dat lukte niet.

    «Als mijn nichtjes op bezoek kwamen, was ik gelukkig. Een van hen zat op de dansschool, ze was tien jaar ouder dan ik maar leerde me alles over oriëntaalse dans. Ik was jaloers op haar en beloofde mezelf dat ik op een dag een beter danser zou zijn dan zij».

    Op zijn twaalfde schreef Anwar zich in bij de dansacademie. Officieel betrof het een opleiding hiphop-dansen, in navolging van zijn oudere broer wiens talent in de hele buurt werd bewonderd. «Ik was de eerste mannelijke leerling voor de richting Oriëntaalse dans ooit. Bij de inschrijving werd vreemd opgekeken maar voor mij begon een nieuw leven».
    Toen de 300.000 Amerikanen, Britten, Australiërs en Polen in maart 2003 Irak binnenvielen met de smoes dat Saddam Hoessein niet langer ongemoeid kon worden gelaten nu hij over massavernietigingswapens beschikte, viel de wereld van de 15-jarige Anwar aan duigen. De dansschool ging dicht. Palief kwam erachter dat zijn buikdansende Assepoester hem onsterfelijke belachelijk maakte en hij sloot hem maandenlang op.

    Uiteindelijk wist zijn lievelingstante er Anwars radeloze ouders van te overtuigen dat ze hun geperverteerde kind terug op het rechte pad kon krijgen. Hij mocht een tijdje bij haar en haar man intrekken. “Het is in die tijd dat ik de transsexueel Mohammed heb leren kennen. Met de financiële hulp van de naar Londen gevluchte Ali Hili van Iraqi LGTB was ze een vluchthuis voor homo's en transsexuelen begonnen in een buitenwijk van Bagdad. Het was de enige plek waar we nog terecht konden. Bij de invasie waren alle door homo's gefrequenteerde cafés en discotheken in het centrum van de stad gebombardeerd of gesloten. En de volstrekte wetteloosheid die toen heerste, maakte dat transsexuelen en enigszins verwijfd uitziende homo's de straat niet meer opkonden. Er circuleerden lijsten van ‘te elimineren geperverteerden’. De wijken werden door de milities gezuiverd en bij het vuil lagen lichamen, ontdaan van hun geslachtsdelen.

    Anwar besloot zelf in het vluchthuis te gaan wonen. “We waren met vijftien, eerst in dat ene huis en om de paar maanden ergens elders, om geen argwaan te wekken in de buurt. Een nieuwe woonst vinden was nooit moeilijk, duizenden huizen stonden leeg. Al wie geld had, verliet Irak meteen na de komst van de Amerikanen. Sommigen deden naai- en borduurwerk dat via een kennis op de markt werd verkocht, anderen gingen naar de markt en Mohammed haalde één keer per week in Centraal-Bagdad het geld op dat Ali vanuit Londen overmaakte. Daarvoor liet hij zijn baard staan, kwestie van veilig langs de checkpoints heen te komen”.

    En toch. Anwar wrijf over het venster van zijn mobieltje. De Mohammed van de foto is een mollige jonge vrouw met een te strak zittend kettinkje. Ze is niet niet lang nadat ayatollah Ali al-Sistani op 15 maart 2006 een fatwa uitsprak tegen homo's verdwenen. “We hebben haar in het mortuarium aangetroffen met verschrikkelijke brandwonden. Later kwamen we erachter dat ze bij een checkpoint van het Badr Corps, de gewapende arm van Sistani's Opperste Raad van Islamitische Revolutie, was gefouilleerd. Ze ontdekten haar borsten».

    «Ik nam haar werk als coördinator over en sprak met Ali af dat we het geld niet langer in Bagdad zouden ophalen maar in Noord-Irak, waar je via de door de Amerikanen beveiligde luchthavenroute relatief makkelijk kon komen.
    «Ondertussen kwamen er steeds meer gruwelberichten. Die en die waren door de Mahdi-militie meegenomen, anderen werden door hun eigen familie omgebracht om de eer van de clan te zuiveren. Op de meeste dagen dronken we flessen hoestsiroop, twee, drie soms. Daar was makkelijk aan te komen en de roes was dezelfde als die van alcohol. We kwamen slaapwandelend de dagen door”.
    Anwar telt op zijn vingers. Adiba, Saleh, Kadora, Dina, Nahla. Zijn vrienden, vermoord toen ze zich om dringende redenen toch buiten het vluchthuis waagden. Hij staat op, zet een zonnebril op en kijkt weg. “Het spijt me”, fluistert hij. “Kan je een whisky bestellen?”

    Of ik het verhaal ken van de Iraanse lijm, vraagt hij even later. Het dook voor het eerst op via het Arabische satellietstation Al-Arabiya en werd later bevestigd door zowel de bekende Iraakse feministe Yanar Mohammed van de Organisatie voor Vrijheid van Vrouwen in Irak (Owfi) als Human Rights Watch. “Ze hebben Khadora zo vermoord, eerder dit jaar. Ze 'vergrendelden' haar anus en dienden haar vervolgens grote hoeveelheden laxatief toe, tot haar organen het begaven.” Anwar begint onbedaarlijk te huilen en loopt naar buiten.

    In februari van dit jaar namen ze ook hem te grazen. Leden van het Badr Corps, dat sinds 2006 in de reguliere politie is opgenomen, onderschepten Anwar aan een controlepost en brachten hem naar het detentiecentrum van de inlichtendienst van het ministerie van Binnenlandse Zaken.
    Bijna drie maanden lang werd hij 'ondervraagd' over het perverse netwerk dat hij zou runnen. Veel viel er niet te vertellen, Ali was met de coördinatoren van de zes vluchthuizen die hij in Bagdad financierde overeen gekomen dat niemand ooit zijn of haar echte naam zou gebruiken en ze elkaar wel zouden bellen maar nooit mochten ontmoeten. “De details bespaar ik je. Ik zou niet onder woorden kunnen brengen hoe het voelt. De groepsverkrachtingen, de pijn van electroshocks en van het urenlang ondersteboven worden opgehangen, tot het bloed uit je neus druipt, Maar ik verzeker je dat ik er tot op heden medische klachten aan overhoud”.

    Eén keer kreeg Anwar in de cel bezoek van een kennis, die hij een briefje toestopte. 'Ze zullen me executeren, ik weet het zeker', stond erop. Ali Hili heeft toen vanuit Londen geregeld dat er 5.000 dollar werd betaald aan de nachtelijke gevangenisbewaker, die hem vrijliet. «Ik vraag me nog steeds af waarom God mij heeft willen sparen», zegt Anwar. «Misschien gaf Hij me een voorkeursbehandeling omdat ik zelf zoveel mensen heb geholpen. Mijn vijf medegedetineerden, die de andere vluchthuizen in Bagdad bleken te runnen, zijn allemaal terechtgesteld».

    Anwar dook vervolgens onder op het platteland nabij Bagdad. Vandaar ging het naar Noord-Irak en later naar Beiroet. Op 14 april nam hij het vliegtuig naar Parijs, waar hij politiek asiel aanvroeg. «Er was geen omkadering, ik kon een tijd logeren bij een van de mannen van de Egyptische Queen Boat-affaire. Ik wilde van zijn gastvrijheid evenwel geen misbruik maken en toen ik hoorde dat een paar vrienden in Nederland waren, ben ik hierheen gekomen».

    Den Haag deelde Anwar evenwel mee dat hij in Nederland niet in aanmerking komt voor bescherming omdat zijn aanvraag in Frankrijk loopt. Met de hulp van een aantal internationale holebi-organisaties wordt momenteel geregeld dat hij in Parijs onderdak krijgt om er op de beslissing te wachten. «Wat ik wil doen? Ach, ik spreek alleen Arabisch, mijn leven en mijn vrienden zijn in Irak».


    Amar (°1967)
    «Je zou kunnen zeggen dat ik van goede huize ben, al zouden mijn vader en moeder zweren dat ze mij niet langer tot hun kinderen rekenen». Amar lacht, zijn zachte, ietwat zangerige stem staat in schril contrast tot zijn forse voorkomen. Hij speelt met de nepdiamantjes die zijn zwarte polshorloge omzomen en vertelt dat zijn vader een neef was van de erg geliefde Iraakse president Abdelkarim Qasim (1958-'63), die door de Baath-partij werd onttroond en vermoord.

    «Mijn ouders waren beide opgeleid, mijn moeder studeerde zelfs aan het Amerikaanse college in Beiroet. Maar toch was een homosexuele zoon hebben geen optie. Mijn ouders hadden er vaak ruzie over, mijn vader verweet mijn moeder veelvuldig dat ze ‘zo’n kind’ had gebaard. Zie je, in Irak worden mannen aangesproken als vaders van hun oudste zoon en het euvel wilde dat ik het eerste kind ben. Wie wil in een extreme macho-maatschappij als de onze bekend staan als de vader van een mietje?
     
    «Aldus was mijn jeugd er een van voortdurende correctie. Hou je kopje niet verwijfd vast, jongen, ga op straat spelen. Cakes bakken is voor meisjes, gedraag je toch.
    «In het Irak van Saddam Hoessein regeerde de angst. Naaste verwanten durfden niet aan elkaar kwijt wat ze van de president vonden, je wist immers nooit wie voor hem spioneerde. Tegelijk was het een seculier regime, er waren tal van etablissementen waar homo's elkaar konden ontmoeten. We hielden van Café 21, nabij de Duitse ambassade, en van het Meridien Hotel, waar gay-avonden plaatsvonden.
    “Sinds eind jaren tachtig werkte ik op het ministerie van telefonie. Gsm's waren er in Saddams Irak niet, we waren in technologisch opzicht hopeloos achterop. Ik zou het als ingenieur normaliter minstens tot diensthoofd hebben geschopt, maar mijn zogenaamd 'slappe en verwijfde' voorkomen hield elke promotie tegen.
    «Toen ik dertig werd, begonnen mijn ouders te zeuren over trouwen. Het zal je goed doen, oordeelden ze, maar ik hield vol dat ik mijn droomprinces nog niet had ontmoet. En toen de oorlog begon, sprak niemand nog van huwelijken. Je mocht elke dag al blij zijn dat je hele familie ongedeerd thuiskwam.
    «Toen Saddam werd omver geworpen, barstte er een morele explosie los en er was niemand om ze te beteugelen. Ik weet nog dat ik met vrienden naar de kerk in onze middenklassewijk al-Mansour ben gegaan, om Maria om bescherming te vragen. We waren geen christenen maar we hoopten dat het toch zou helpen.
    «Toen het aantal kidnappingen en moorden in de homogemeenschap sterk begon toe te nemen, gingen de meesten van ons nog nauwelijks de deur uit. Ik bleef via de telefoon en later het internet met mijn vrienden in contact maar ze opzoeken was te gevaarlijk. En ik prees mezelf gelukkig dat mijn kantoor zich op minder dan een km van mijn huis bevond.
    «Ik ben blijven werken tot in februari van vorig jaar. Toen kwam er een telefoontje van een onbekende. Dat ze me wel zouden weten te vinden, zei hij. Mijn dagen waren geteld. Terwijl ik bij de ingang van het gebouw stond te wachten op mijn inderhaast gebelde vriend, stopte er een auto. Een man stapte uit en spuwde naar me – een gebaar waarmee in Irak de allergrootste afschuw wordt uitgedrukt. Daarna stoof het voertuig weg. Ik ben toen bij mijn tante ondergedoken, nabij de Green Zone, die bekend staat als het veiligste stadsdeel.
    «Vreemd genoeg bracht die doodsbedreiging me nader tot mijn familie. Er waren zoveel mensen, vooral in bemiddelde families, die werden bedreigd, afgeperst of ontvoerd voor losgeld. Nu dat lot ook mij boven het hoofd hing, vroeg niemand of het door mijn sexuele geaardheid kwam. Ze zochten gewoon naar geld om me het land uit te krijgen.
    «Ik had de verschrikkelijkste verhalen gehoord over mensensmokkelaars die hun klanten in onmogelijke ruimtes opsloten voor reizen die sommigen niet eens overleefden. Maar ik geloofde dat de 15.000 dollar waarover ik uiteindelijk kon beschikken, een comfortabele reis zouden garanderen».
    Het pakte evenwel anders uit. Toen de volumineuze Amar na een hachelijke trip in Istanbul aankwam, werd hij door een norse Koerdische man in de laadruimte van een vrachtwagen geduwd, waarna het laden van de goederen begon. «Ze gaven me chocolade, koekjes, kalmeringspillen, één fles met water en een andere om in te plassen. Meer niet. En wat de eindbestemming was, wist ik evenmin.
    «Acht dagen later opende de chauffeur het zeil. Hij gebaarde dat ik moest uitstappen en voorbije de brug lopen. Met een loodzware koffer en niet in staat om helder te denken, klopte ik op de eerste poort die ik zag».
    Op 8 juni kwam Amar bij het asielcentrum Ter Apel aan, nabij het Noord-Nederlandse Groningen. Hij diende vervolgens een asielaanvraag in, die aanvankelijk werd geweigerd. Sinds december van vorig jaar meent de Nederlandse overheid – die in 2008 meer dan 5.000 asielzoekers zag aankomen, meer dan in eender welk ander EU-land – dat subsidiaire bescherming van de Irakezen niet langer nodig is. Na een geheim bezoek aan Irak in mei van dit jaar concludeerde vice-minister van Justitie, Nebahat Albayrat, dat de veiligheidssituatie in het land 'erg is verbeterd. Bagdad is een dynamische stad met veel mogelijkheden om te werken'. De situatie voor christenen en homo's in het land achtte ze wèl zorgwekkend maar tot dusver leidde dat niet tot een positief advies voor Amar, die op een laatste beslissing wacht.
    «Wat ik doe als ik wordt uitgewezen?» Hij zucht. «Er zijn veel dagen waarop ik dood wil zijn, hoe moet het met vandaag als er geen morgen is?»

    Sarah (°1983)
    Sarah kijkt me met haar zwaar opgemaakte ogen onderzoekend aan en verifieert voor de zoveelste keer of haar truitje niet te veel van haar boezem onthult. Haar leven is altijd moeilijk geweest omdat ze ook Ali moest zijn, de jongen van op haar identiteitspapieren. Veel geluk had ze niet maar toch dit: dat ze het kind is van een gynaecologe die bij haar vijfde en voorlaatste spruit al gauw in de gaten kreeg dat er iets niet klopte. Ze liet haar op haar zesde onderzoeken en kreeg te horen dat het met het onevenwicht in haar hormonen te maken had. «Het is je schuld niet, lieverd, zei mijn moeder tegen me, je lichaam maakt teveel vrouwelijke hormonen aan. En toen ik later stoppels kreeg, stelde ze voor om eerst een scheermes te proberen. Ik vond het verschrikkelijk. Dan doe je zoals de meisjes, mijn dochter, zei ze, je waxt of je gebruikt de draad zoals je zusjes. En daarmee was tussen ons alles duidelijk».
    Sarah's moeder droeg Ali zonder veel poespas ten grave maar in de buitenwereld lag dat wel even anders. «Ik werd gepest op school, uitgescholden op straat. En daar kon de liefde van mijn moeder, die korte tijd na de geboorte van mijn broertje ook nog weduwe werd, weinig aan veranderen. Ze moest zelf uitkijken». Als moeder van Sarah bezoedelde ze immers de eer van de clan.
    En toch. Het getreiter uit haar kinderjaren zou klein bier blijken in vergelijking met wat Sarah na de Amerikaanse invasie te wachten stond. «Er heerste totale anarchie, rekeningen werden vereffend, een gerucht was voldoende om je doodsvonnis getekend te zien.
    «Ik werkte als kapster bij mensen thuis maar vanaf de lente van 2003 kwam ik nauwelijks het huis uit. Ik verplaatste me alleen per taxi, en droeg steevast een corset om mijn borsten te verhullen die door mijn vrouwelijke hormonenkuur prominenter waren geworden».
    De bescherming zou op een dag in augustus 2007 evenwel futiel blijken, toen Sarah bij een controlepost van de immer in het zwart geklede Mahdi-militie uit de taxi moest stappen. Tot haar verbazing zag ze dat de chauffeur even later werd weggestuurd. «Eerst ontdekten ze mijn kappersspullen, ik kwam net van bij een klant. Ze noteerden mijn identiteitsgegevens en mijn mobiele nummer. Toen begon het hardhandige fouilleren. Een van de jongemannen trok met een grijnslach het korset los en zwaaide ermee als betrof het een trofee. Dat ze een feestje konden bouwen, reageerde een van de anderen, waarop ze me met z'n drieën gewelddadig verkrachtten».
    Meer dood dan levend is Sarah die avond thuisgekomen. Haar moeder wilde haar naar het ziekenhuis brengen maar dat was te gevaarlijk. De onvermijdelijke ontdekking van Sarah's transsexualiteit zou de hele familie in moelijkheden brengen.
    “In de volgende vier maanden, tot het telefoonbedrijf mijn nummer afsloot, hebben die lui mij tien keer opgebeld. Ik ben er twee keer heengegaan. Ze hadden me gewaarschuwd dat de keuze aan mij was. Als ik niet vrijwillig opdaagde als ze belden, kwamen ze me thuis afmaken”.
    Voor Sarah's moeder stond één ding ondertussen vast, dat ze het land uitmoest, in Irak had ze geen toekomst meer.
    «Op 29 mei van vorig jaar ben ik vertrokken. Ik wilde niet. Mijn moeder is de lucht die ik adem, haar achterlaten viel me verschrikkelijk zwaar. Maar ze hield voet bij stuk en wilde dat ik naar Nederland vluchtte. Daar zal je gerespecteerd worden, beloofde ze, in Nederland kunnen mannen zelfs met mannen trouwen.
    Sarah vroeg begin juni asiel aan maar werd tot dusver geweigerd. Den Haag twijfelt er niet aan dat ze uit Centraal-Irak afkomstig is, noch dat ze transsexueel is. Maar haar vluchtrelaas wordt incoherent bevonden.
    “Vandaag ben ik gelukkig”, zegt ze terwijl we terug lopen naar het station, van waar ze samen met Amar en Anwar de trein zal nemen naar het asielzoekerscentrum. «Mijn stem werd gehoord, ze legde een lange reis af. Van de kamer van mijn moeder in Bagdad naar jouw lezers. Bedankt».

    08-10-2009 om 00:00 geschreven door Catherine Vuylsteke  


    Categorie:ARABISCHE WERELD
    23-09-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.In Irak wordt op homo's gejaagd


    "Hamid (35) heeft een spraakgebrek ontwikkeld sinds de vriend met wie hij al tien jaar samen was drie weken geleden is vermoord. Hij is weggevlucht uit Bagdad met de hulp van een paar vrienden. Hamid heeft na afloop gehoord wat er met zijn vriend is gebeurd. Ze kwamen hem in het huis van zijn ouders halen. Vier mannen stormden de kamer binnen, ze waren in het zwart gekleed, de outfit van het sjiitische Mahdileger. Ze kenden zijn naam, verwensten hem en namen hem mee. De volgende dag werd hij in de buurt gevonden. Zijn lijk lag bij het vuilnis. Zijn genitaliën waren afgesneden, er was een stuk van zijn keel weggerukt."

    Het is een van de verhalen die onderzoekster Rasha Moumneh optekende voor het rapport 'They want us exterminated', dat Human Rights Watch midden vorige maand publiceerde. In die studie volgen de schrijnende verhalen elkaar op. Homoseksuele Irakezen vertellen over vrienden die spoorloos verdwenen om dagen later dood te worden teruggevonden. In veel gevallen schrijven ze die moord toe aan de Mahdimilitie, maar niet zelden blijkt ook de familie zelf verantwoordelijk.

    Volgens Human Rights Watch zeiden functionarissen van de VN-missie in Irak, UNAMI, dat het aantal gevallen van vermoorde homo's 'in de honderden loopt'. De geweldgolf begon kort na de val van Saddam Hoessein en de VS-invasie in Irak, toen tal van milities, zoals het sjiitische Mahdileger hun opmars maakten.

    Ali Hili runt vanuit Londen een hulporganisatie voor Iraakse homo's en lesbiennes, Iraqi lgbt. "Uit ons onderzoek blijkt", zo zegt hij aan de telefoon, "dat het aantal moorden op homo's almaar toeneemt. In de jongste zes maanden alleen al waren het er minstens 87 en we geloven dat het reële aantal flink hoger ligt omdat de meeste families met dit soort zaken niet naar buiten komen. De angst is gigantisch, transseksuelen wagen zich al geruime tijd niet meer op straat, ze weten dat ze zonder meer vermoord zullen worden."

    Sommige onderzoekers verklaren die escalatie van geweld vanuit een hervonden ijver onder de milities om de 'zedelijke verwildering tegen te gaan', waarmee zij zich een nieuw mandaat tot geweld eigen maakten nu het machtsvacuüm dat na de val van Saddam Hoessein ontstond, weer wordt ingevuld door de politie.

    Vergiffenis van God

    De milities gebruiken daarvoor drastische tactieken. Een verslaggever van de Britse zondagskrant The Observer wist met een jonge IT-specialist in Bagdad te praten, die zich toelegt op het opsporen van homo's via internet-datingssites. Deze Abu Hamizi houdt zich naar eigen zeggen dagelijks zo'n zes uur onledig met het surfen op internet, op zoek naar slachtoffers. "Dieren verdienen meer medelijden dan de vuile individuen die zulke geperverteerde daden stellen. We zorgen ervoor dat ze weten waarom ze worden vastgehouden en dat ze de kans krijgen om God om vergiffenis te vragen vooraleer ze worden afgemaakt", zo stelt hij in The Observer.

    Hili: "Daten via het internet is in conservatieve samenlevingen vaak de enige manier om relatief veilig met andere homo's in contact te komen. Zo is in verschillende Arabische landen een virtuele gemeenschap ontstaan. In Irak is het daarentegen je reinste zelfmoord. We zeggen het aan onze mensen: geef nooit je naam, je nummer of je foto. Tientallen mensen zijn al op die manier vermoord."

    Hili's organisatie runt in Bagdad twee vluchthuizen, en twee in het zuiden van het land. "We hebben slechts plaats voor twintig mensen, alleen wie echt in levensgevaar is, komt in aanmerking. Bovendien is het geen tunnel naar een veiliger bestaan in het buitenland. Dat betekent dat het gros van de ondergedokenen er vast zit. In sommige gevallen al drie jaar lang, en zonder enig uitzicht op een betere situatie."

    De Iraakse overheid is er aan gehouden om de rechten van haar burgers te beschermen en misdaden tegen hen te vervolgen. "En toch is er nog geen enkele moord opgehelderd, wel integendeel, volgens sommige berichten maakt de politie zich zelfs medeplichtig aan geweld tegen homo's."

    23-09-2009 om 00:00 geschreven door Catherine Vuylsteke  


    Categorie:ARABISCHE WERELD
    28-01-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Gaza - de ontnuchterende cijfers

    1.285 mensen kwamen om, in zeven op de tien gevallen burgers, van wie 280 kinderen

    - 4.336 gewonden, voor meer dan een kwart kinderen

    - Vrouwen en kinderen maken 43 procent uit van het totale aantal slachtoffers

    - 2.400 huizen werden volledig verwoest, net als 28 ministeries, overheidsgebouwen en het hele parlement, 60 politiecommissariaten, 30 moskeeën, 29 scholen, 121 werkateliers en winkels, 6 bedrijven

    - 350.000 mensen zijn hun huizen ontvlucht (op een totale bevolking van anderhalf miljoen)

    - Gaza is 365 vierkante kilometer groot, wat betekent dat op elke vierkante meter van het territorium 5 kilo bommen werden gedropt

    - Het Palestinian Human Rights Center in Gaza, dat deze cijfers uitbracht, dient 25 dossiers in waarin Israël van oorlogsmisdaden wordt beschuldigd

    - De ergste zaak is die van de familie Samouni in Zeitoun, waarbij 22 mensen van het gezin werden vermoord, onder wie kinderen. Vervolgens werd het huis vernield, werd geen bijstand verleend aan mensen in nood en werd het Internationale Rode Kruis verhinderd om hulp te bieden. (CV)

    28-01-2009 om 00:00 geschreven door Catherine Vuylsteke  


    Categorie:ARABISCHE WERELD
    11-01-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.GAZA- Getuigenis uit de oorlogszone: ‘Wie van ons zal er morgen nog leven?
    ‘Waarom moet ik de prijs betalen, waaraan verdiende ik het om hier geboren te worden. Humanitair recht, waar ben je? Ben je meer dan een simpele theorie?’ Aan het woord is Ayda Abdelbari (36), een Palestijnse in Gaza
    die aan de Brussel VUB over humanitair recht zou doctoreren.

    Ze klinkt aan de andere kant van de lijn alsof ze uit een andere stad in dit land belt, niet uit een andere wereld waarvan we ons de verschrikkingen alleen via de televisie kunnen voorstellen.
    Ze had in Brussel moeten zijn, maar het was de hersentumor van haar 34-jarige broer die haar thuishield in Gaza. Ze hebben hem donderdag begraven, hij is gestorven in het appartement aan zee dat twee weken geleden al ontruimd had moeten zijn. Abdelkari en haar familie hebben geweigerd, “hij kon zich sinds november niet meer bewegen, zie je, we konden hem transporteren noch achterlaten. En waar zouden we heen hebben gemoeten? We hebben alleen deze plek in de wereld. Als we dood moeten, dan liever samen, als één familie.”
    Met een kalmte die ik alleen maar kan bewonderen vertelt ze dat haar broer op 7 januari, op zijn verjaardag, is gestorven. Ze hadden dringende medicijnen voor hem nodig, maar de ziekenhuizen van Gaza zijn zo overbelast dat ze zich moeilijk nog over een terminale kankerpatiënt als hij konden ontfermen. Gesteld is dat, dat ze hem überhaupt daarheen hadden kunnen krijgen.
    “Het pijnlijkste was om hem daar bewegingsloos te zien liggen, zacht huilend, met zijn dochtertje van zes en zijn zoontje van vier naast hem. Papa moet ons beschermen, huilden ze, maar hij kan niet. Hij huilt zelf. Ik zei dat het niet zo was, wat moet je, en beloofde ze dat ik melk voor ze zou vinden. En zelfs dat lukte niet.
    “We hebben al twee weken geen elektriciteit meer en het waterstation is dicht omdat het zelfs geen brandstof vindt voor de generator. Het enige wat we kunnen doen is water uit zee halen en het koken, alleen ben ik bang, bang voor de tien meter tussen mijn huis en de branding. Weet je, ze schieten op alles, eerder deze week zijn vier jongetjes uit onze straat tijdens het voetballen omgekomen. Waarom bombardeert het leger een braakliggend terrein? Weet u het misschien?”
    Ik probeer haar te vragen wie ze verantwoordelijk acht voor het onderhand twee weken oude drama in Gaza. Abdelbari moet daar een mening over hebben, ze studeerde aan Amerikaanse uninversiteiten, werkte vervolgens voor een Israëlische mensenrechtenorganisatie en zou nu haar doctorale verhandeling over humanitair recht schrijven aan de VUB.
    “Daar is het nu de tijd niet voor”, antwoordt ze, “dit is geen dag voor analyses, voor wikken en wegen over schuldvragen en consequenties. Een mens ben ik nu nog louter, een die zich afvraagt of het humanitaire recht een grap is, een mens die bovenal wil dat het geweld ophoudt. Weet u dat we elke nacht van elkaar afscheid nemen voor het slapengaan? Wie van ons zal er morgenochtend immers nog leven?
    “Mij zal u Hamas niet horen verdedigen, ik heb niet voor ze gestemd, ik was toen in de VS. Maar het gaat daar nu, op deze vrijdag zonder elektriciteit en water, helemaal niet over. Vertel me wat ik misdaan heb, zodat ik het niet verdien dat jullie, Europa, de internationale gemeenschap, de vaders en moeders van kinderen, het voor me zouden opnemen? Is er een verschil tussen jullie en ons?”

    11-01-2009 om 00:00 geschreven door Catherine Vuylsteke  


    Categorie:ARABISCHE WERELD
    08-01-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Gaza-het trauma van de kinderen

    Het wemelt onderhand van de kindergraven in Gaza. Sinds het begin van deze oorlog zijn al meer dan 130 kinderen gedood en tussen de aanvang van de tweede intifada in september 2000 en juni van vorig jaar overleefden 548 jongens en meisjes een ontmoeting met het Israëlische leger niet.
    Het aantal verminkte levens is daar nog een veelvoud van, in dit kleine territorium waar meer dan de helft van de 1,5 miljoen inwoners kinderen zijn. In de voorbije twaalf dagen, zo blijkt uit cijfers van de VN, raakten minstens 1.000 kinderen gewond.
    België vroeg aan het Tsjechische EU-voorzitterschap overigens om te zien of gewonde kinderen naar ons land konden worden overgebracht voor verzorging. Ook andere EU-lidstaten toonden zich daartoe al bereid.

    Gigantische angst

    De oorlog maakt overigens evengoed psychische als fysieke schade. Zo blijkt uit onderzoek van kinderpsychiater Abdel Aziz Mousa Thabet onder 251 kinderen van zes tot zestien in 2006 en 2007 dat 70 procent van hen last heeft van posttraumatische stress, wat tal van vaak vage lichamelijke kwalen oplevert, en een gigantische angst en concentratieproblemen. Uit die research blijkt voorts dat elk kind in zijn korte leven al gemiddeld dertien traumatische ervaringen had en fundamenteel weg wil vluchten, maar het gevoel heeft geen kant op te kunnen.
    Een op de drie kinderen werd met een geweer bedreigd, evenveel kinderen zagen hoe een naaste verwant werd vermoord en dubbel zoveel meisjes en jongens waren de toeschouwer van het inslaan van raketten met dodelijke gevolgen. Drie op de vier kinderen zagen een vriendje sterven na een raketinval, zeven op de tien waren er getuigen van dat hun huis werd weggebulldozerd door het Israëlische leger.
    “Liefst 40 procent van de kinderen bleek te kampen met slapeloosheid, evenveel anderen hadden last van onverklaarbare zenuwachtigheid en slaagde er niet in pijnlijke herinneringen uit te wissen”, aldus nog dokter Thabet in een interview met het Palestijnse Centrum voor Mensenrechten in juli vorig jaar.
    Thabet, die overigens de enige kinderpsychiater van Gaza is, waarschuwt tevens al jaren voor de gevolgen van dit enorme collectieve trauma op het sociale functioneren van deze kinderen later. Hij meent dat er een duidelijke ontsporing kan worden vastgesteld in het gedrag: twee generaties geleden had je de stenen gooiende jongeren van de eerste intifada, waartegen eveneens met buitensporig Israëlisch geweld werd gereageerd. De volgende generatie blies zichzelf op en de dokter vraagt zich af wat er in de komende jaren moet worden verwacht van de kinderen van vandaag.
    Een andere vaststelling betreft het effect van het gadeslaan van het overlijden van een naaste verwant door een kind. In een interview met de Britse krant The Guardian zegt Thabet dat jongens en meisjes daardoor vooral het gevoel krijgen dat hun ouders hen niet kunnen beschermen, en dat ze dat zelf ook niet kunnen. En zo brokkelt ook hun geloof in autoriteit af.
    Tevens hebben ze vaak last van schuldgevoelens over hun eigen overleven en geloven ze onbewust dat het leven kort is en veelal gewelddadig eindigt, wat hen makkelijker dan jongeren met een ‘normale’ jeugd het idee van het martelarendom doet omarmen.

    Hamas-tv

    Situaties zoals de huidige oorlog in Gaza zorgen ervoor dat de scholen gesloten zijn en dat kinderen 24 uur per dag moeten binnenblijven, waar ze enerzijds worden blootgesteld aan het voortdurende lawaai van inslaande raketten en bommen en anderzijds al te vaak tv-kijken. Ook voor de effecten daarvan waarschuwt Thabet al jaren.
    In de meeste gezinnen wordt afgestemd op de Hamas-zender, die de bevolking de hele dag beelden laat zien van de oorlog, vaak ook in zijn allergruwelijkste details. En zo zien kinderen dagelijks afgerukte ledematen en mensen die tot hopen lillend vlees zijn herleid.
    “Dat op zich is al traumatiserend”, aldus Thabet. “Het doet immers totaal afbreuk aan de menselijke waardigheid”, het toont met andere woorden hoe goedkoop een leven wel is.

    08-01-2009 om 00:00 geschreven door Catherine Vuylsteke  


    Categorie:ARABISCHE WERELD
    02-01-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Egypte- Dodelijk huiswerk
    De 23-jarige Egyptische wiskundeleraar die een 11-jarig kind doodsloeg omdat het zijn huiswerk niet had gemaakt, heeft zes jaar cel gekregen. De vader van het jongetje vindt dat het hele systeem anders moet.
    De gebeurtenissen speelden zich af in oktober, in een lagere school aan de rand van Alexandria. De 11-jarige Islam Am Badr had die dag zijn huiswerk niet gemaakt en zijn leraar Nabeel Abdelhamid sloeg hem in de klas met een houten stok, waarop hij de jongen meesleurde naar buiten en hem daar in zijn buik trapte. Het kind overleed diezelfde dag nog aan de gevolgen van een maagbloeding en twee gebroken ribben. Het proces van de leraar eindigde gisteren met een celstraf van 6 jaar, maar de vader van het kind vraagt zich af hoe het kan dat een 23-jarige voor een klas van tot zestig kinderen staat. Het verhaal van Islam is overigens niet het eerste over mishandeling op school.
    Op de websites van ngo's zijn tal van tragische relazen te lezen over meisjes en jongens die zwaar werden mishandeld door hun leraren, niet zelden om hen te dwingen bijles te volgen. In één geval kwam er inderdaad een inspectiezaak van, waarop de inspecteur tegen het betrokken meisje zei dat ze toch wel 'heel dapper was' dat ze een klacht hadden durven indienen tegen haar leraar. Het kind hield aan de mishandeling verpletterde vingertoppen over.
    De problemen in het Egyptische onderwijs beperken zich overigens niet tot lijfstraffen. Een groot euvel is dat de overheid, die na Israël de grootste ontvanger is van Amerikaanse ontwikkelingsfondsen, relatief weinig geld spendeert aan het onderwijs. Het budget bedraagt 3,5 procent van het bbp. Ter vergelijking: in België is dat met 6,3 procent bijna dubbel zoveel. Een ander probleem is dat het curriculum geenszins is afgesteld op de nieuwe noden van de maatschappij. Er moet vooral van buiten worden geleerd, een kritische geest ontwikkelen wordt sterk ontmoedigd en de geleerde stof is niet geschikt om daarmee een baan te vinden, behalve dan bij de overheid. Vandaar dat er onder universitairen hoge werkloosheid heerst, terwijl velen een baan in het onderwijs afwijzen wegens slecht betaald. De overheid zegt dat ze aan hervormingen werkt maar tal van onderzoekers vragen zich af of die wel verregaand genoeg zullen zijn en of er controle komt op de implementatie ervan. Zo bijvoorbeeld is de wet tegen de lijfstraffen ook wel goedgekeurd maar er is volstrekt geen toezicht op de naleving ervan. n De elfjarige Islam Am Badr werd geslagen en geschopt omdat hij zijn huiswerk niet had gemaakt.   

    02-01-2009 om 00:00 geschreven door Catherine Vuylsteke  


    Categorie:ARABISCHE WERELD
    18-12-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Marokko - Over de gesel der homosexualiteit en andere kwalen
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Verhalen over moslims gaan veelal over hoofddoeken of terrorisme. Niet over homo's, want die bestaan niet. Of toch?

    Onder Marokkanen vind je geen homo's. Het zijn Onder-onder-mannen, zoals ze in het Darija zeggen, mensen die de dingen stiekem doen. Ik heb de levensverhalen van vijftien van hen opgetekend, in Brussel evengoed als in Rabat of Essaouira. Maar toen ik het bekendste private instituut voor psychologie in Casablanca opbelde met de vraag voor een interview, voelde het antwoord als een kopstoot. “De 'gesel' der homoseksualiteit, mevrouw”, zo klonk het aan de andere kant van de lijn, “bestaat in Marokko godzijdank nog niet”. De vrouw hoopte dat het zo zou blijven, maar het risico dat het misging bestond wel degelijk, zeker nu er steeds meer westerlingen met vunzige ideeën naar haar land kwamen. 
    Ik had evengoed kunnen informeren naar haar kennissen onder de pooiers of gangsters, ze behoren net als de homo's immers tot de categorie van te mijden burgers die strafbare feiten stellen en daarvoor maanden of jaren in de nor kunnen belanden.
    Hassan weet er alles van, hij zat drie keer achter de tralies en slijt nu als aidslijder van niet eens vijfentwintig zijn laatste maanden bij verwanten die hij verafschuwt.
    En welke criminele daden zijn erger? De familie van de 19-jarige homoblogger Tahi spreekt klare taal. “Het is heel simpel”, zei zijn gescheiden moeder, die haar ontdekking van zijn herenliefde eerst in een dure psychotherapie voor haar zoon vertaalde, om vervolgens vast te stellen dat die weinig leek op te leveren. “In onze familie verkiezen we een drugsverslaafde, een alcoholist of een dealer, boven een homo”.
    Ach, Tahi is er na verschillende zelfmoordpogingen wel uit: hij komt zo gauw mogelijk naar Frankrijk of België voor studies en keert dan nooit meer naar zijn geboorteland of familie terug. Hij zal boeken schrijven zoals de in Parijs wonende Abdellah Taïa, die zich als eerste Marokkaan outte. Aanvankelijk brachten de Franstalige media zijn verhaal en gebeurde er thuis niets. De buren van zijn moeder en de collega's van zijn broers en zussen, lezen immers alleen Arabischtalige publicaties. Maar toen twee populaire Marokkaanse kranten uitpakten met interviews en foto's, belde Taïa's moeder hem in Parijs met haar catastrofestem op. Hoe had hij toch die dingen kunnen zeggen die geen mens over zijn lippen hoort te krijgen.
    Ze hadden beide gehuild, hij zelfs nog weken nadat het gesprek was beëindigd. Dat het voor hem erg dubbel is, zegt hij. In Parijs moet hij blijven om volwassen te zijn maar hij mist het land van zijn jeugd.
    Vertrekken, Taiä's keuze is die van veel Marokkaanse homo's. Van Arezki, van Nanou en van Soufain ook, die naar Brussel en naar Torremolinos verkasten. Ze gingen op de loop voor de verstikkende onvrijheid, voor het stigma na een politierazzia of voor de systematische mishandeling thuis.
    Sommigen, zoals Nabil, ontkomen door een baan in een andere Marokkaanse stad te nemen. Maar de tijd zit hem op de hielen. Over hooguit vijf jaar, als hij de dertig is gepasseerd, wachten er echtelijke plichten. Ze zijn onafwendbaar, hoezeer ze ook dreigen te resulteren in verwoeste levens aan beide zijden van het ledikant.
    Nabil wenste dat er een medicijn was, hij zou alles doen om van zijn sexuele geaardheid af te komen. Zijn ouders, zegt hij, zijn lieve mensen, open en zelfs progressief, het soort dat de dochters alleen naar de disco laat vertrekken. Het is hun schuld niet, ze moeten immers aan de sociale uitsluiting denken die een openlijk homosexuele zoon ook voor hen zou inhouden.
    Dat is precies wat Fourat over het hoofd zag, toen hij zijn ouders op zijn zeventiende in hun appartement aan de Belgische kust vertelde over zijn geaardheid. Hij zei te hopen dat ze zich niets van het oordeel van anderen zouden aantrekken en werd toen prompt het huis uitgegooid. De zoon van een Arabische vader was immers een Vlaamse jongen geworden.
    Malek heeft meer geluk, hij zegt dat zijn moeder zijn wapen voor het leven is. Ze is al lang op de hoogte en verzekerde hem dat hij haar liefde nooit kan verliezen, maar dat het met de rest wel anders is. Hij moet haar beloven dat hij het nooit met mensen zal doen die ze kennen, dat hij steeds een condoom zal gebruiken en dat hij zijn geheim in zijn hart zal dragen.
    Maar het probleem is dat God het ook daar ziet. Tenminste, dat houdt Saada toch wakker. Hij wist jarenlang niet eens wat hij voelde en dat hij daarmee niet alleen stond. En toen een Arte-uitzending alles duidelijk maakte, zwoor hij in zijn even kinderlijke als fanatieke geloof een wapen te vinden tegen de kwelling. Saada zigzagt nog steeds, tussen de mat van het gebed in de moskee, en die van de muis van de computer, waarmee hij een hoer bestelt op internet. Maar hij verzekert me  inshallah, dat hij dra de kracht zal vinden om op het juiste pad te blijven.
    Ach, de goed opgeleide journalist Ali zal het worst wezen. Lang leve de vrijheid, daar heeft hij geen gesprekken met God of de familie voor nodig. Hij is optimistisch over de toekomst en bezingt het jachtige leven, al was het maar omdat er aldus minder tijd overblijft om te loeren naar wat de ander doet.
    Hij zegt dat ik het internet moet verkennen om te beseffen hoe groot de virtuele gemeenschap van Marokkaanse homomannen onderhand is. Ali in Casa heeft gelijk, maar Abdou is in Brussel geboren en gestorven. In een bad vol water en bloed. Hij overleed aan een verplicht huwelijk met een meisje uit het dorp, als remedie tegen zijn ziekelijke neigingen. En aan een ouderlijke weigering om hen te laten scheiden, als het leven twee kinderen later nog een hel blijkt.
    Onder-onder-mannen, ze bestaan niet of nauwelijks. Hassan, Tahi, Taïa, Arezki, Nanou, Soufain, Nabil, Fourat, Malek, Saada, Ali en Abdou. Ze komen immers uit een wereld waar men 'geen varkensvlees eet, maar de saus neemt'. Ze weten 'dat het goed is om de waarheid te kennen maar beter om over palmbomen te praten', in Casa, Marrakech evengoed als in Brussel.

    Op 14 december wordt in de Pianofabriek een tweetalig colloqium gehouden rond 'Onder Mannen' van Catherine Vuylsteke, met ondermeer de auteurs Malek Chebel, Karim Nasseri, Ural Manço en Moustafa Tetik. (16-19h, gratis, inschrijven verplicht)


    18-12-2008 om 00:00 geschreven door Catherine Vuylsteke  


    Categorie:ARABISCHE WERELD
    21-10-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.PALESTIJNSE GEBIEDEN - lesbisch en berucht
    Ze is een vreemd soort beroemdheid, de Palestijnse Israëlische Rauda Morcos (32). Toch sinds ze in 2003 dat interview heeft gegeven aan 's lands grootste krant, Yediot Acharonot ('Het laatste nieuws'). Met haar foto, sigaret in de mond, als paginagrote opening van de weekendbijlage, en met als titel 'Palestijnse, feministische lesbienne'. 
    Haar seksuele geaardheid kwam nochtans slechts in één paragraaf aan bod. Maar het kwaad was geschied. Of heel Israël per se moest weten met wie ze het deed, wilde haar moeder prompt weten. Erger nog was dat ze meteen haar werk als lerares bij risicojongeren verloor, en dat zelfs de meest progressieve Israëlische feministische organisaties haar bij sollicitaties afwezen. 
    Eén jaar en drie maanden bij pa en ma intrekken was de enige optie. Want waar moet je zonder centen heen? Maar ook daar was de geoute lesbienne niet welkom. In de winkel weigerde men Rauda te bestellen, het dorpscafé van haar broer raakte tal van klanten kwijt en in restaurants hield men op met eten als ze binnenkwam. En dagelijks, ja dagelijks, werd haar auto gevandaliseerd. "Maar wat me echt kapotmaakte", zegt ze nu, "is dat mijn vriendinnen niet meer met met gezien wilden worden. Ze zouden voor lesbo's versleten kunnen worden."
    Rauda Morcos heeft iets opgewekts en ondeugends, en een scherp gevoel voor humor. "In Kafr Yasif, in het noorden van Galilea, waar ik geboren ben, kent iedereen iedereen en is alles duidelijk. Of tenminste, zo lijkt het toch. Je groeit op met een welomschreven idee van wat er van je verwacht wordt."
    "Ik wed dat je over mijn seksualiteit wilt praten, over hoe en wat, en wanneer ik het wist." Rauda lacht ontwapenend. "Het klinkt wellicht gek, maar als tiener voelde ik me tot niemand aangetrokken. Ik wist dat na de studies traditioneel het trouwen wachtte en de kinderen, maar dat idee stond me vreselijk tegen. Met mijn moeder heb ik het er vaak over gehad, dat dertig of vijftig jaar van je leven met dezelfde vent slijten me een marteling leek, maar zij deed dat oordeel af als van voorbijgaande aard. Je groeit wel op, meende ze. Vijf jaar met deze en dan de volgende, dat leek me wel wat, maar scheiden was in een anglicaanse gemeenschap als de onze niet meteen een optie.
    "Als adolescent had ik vreemd genoeg geen seksuele gevoelens. Pas later werd ik me ervan bewust dat ik toen wellicht op de lerares Engels verliefd was, maar aangezien dat niet tot de mogelijkheden behoorde, drong het ook niet tot me door. Dat betekent niet dat ik geen vriendjes had. Jonge mannen als Jamal bijvoorbeeld, een advocaat met communistische ideeën. Hij verhuisde mee naar Tel Aviv toen ik er ging studeren. 
    "Die eerste drie maanden daar, toen de zomercursussen aan de universiteit van start gingen, huurde ik een kamer bij twee Arabische meisjes, die me meteen waarschuwden voor de andere huisgenote. Mijd haar, zeiden ze nadrukkelijk, ze is lesbisch. Het was, geloof ik, de tweede keer dat ik dat woord hoorde en het was in mijn hoofd synoniem met 'afstotelijk, ongezond, onaanraakbaar.' Ik herinner me hoe ik er met mijn zus aan de telefoon over praatte en dat ze tot mijn grote ontzetting koel reageerde met 'en dan?'."
    "In diezelfde periode had ik een baantje in een restaurant in Tel Aviv, waar een Braziliaanse homoseksuele afwasser mijn allerbeste vriend werd. Hij is het die me aan mijn eerste liefde voorstelde, de flatgenote van zijn vriendje. Gail was een Zuid-Afrikaanse en ze flirtte met me vanaf het ogenblik dat ze me zag. Ik vertelde aan mijn vriend dat ik het wilde proberen, eens zien hoe het gaat met een vrouw. Hij antwoordde dat mensen geen muizen zijn en dat hij niet in experimenten geloofde. Ik moest doen, zei hij, wat ik voelde. Het was een klein zinnetje met grote gevolgen. Ik had immers nog nooit iets 'gevoeld', bij geen enkele mannenmond die ik had gekust. 
    "Het gebeurde korte tijd later tijdens een wandeling, Gail die zei dat ze me nu moest zoenen. Doe maar, antwoordde ik, en in de seconden die volgden leerde ik wat aantrekking is. Ik was er ondersteboven van en wilde dat het eeuwig zou duren. Mijn vriendje heb ik toen meteen vaarwel gezegd. Eindelijk, zei hij, ik wist het al veel langer dan jij. We zijn nog altijd vrienden, echt. 
    "Aan mijn zus wilde ik het het eerst vertellen, al was dat ook moeilijk. Ik vreesde dat ze me zou uitlachen, omwille van mijn eerdere reacties. Maar ze was juist ontzettend blij voor me, verheugd dat ik mezelf had gevonden. Die reactie maakte het verschil: ik gaf daarna geen moer meer om wat de rest van de wereld erover zou denken. 
    "Toen ik 25 was, vertelde ik het aan mijn ouders. Ik wilde zoals iedereen zijn, dingen met ze delen, niet langer geheimen hebben. Hen testen ook: aanvaard je me zoals ik ben of niet? En ik moest af van dat eeuwige gezeur van de gemeenschap over trouwen. 
    "Met mijn moeder maakte die outing deel uit van de hele discussie over de rol van de vrouw binnen het gezin, en dat ik het niet normaal vond dat vrouwen per definitie moeten schoonmaken of koffiezetten. Ze wist dat ik met geen enkele Arabische man zou kunnen leven en ze zei dat ze mijn seksuele geaardheid al kende. Met haar praten was het moeilijkste, ik wilde immers haar goedkeuring. Met mijn vader en mijn broer lag het anders: het werd hen meegedeeld en ze reageerden er niet op."
    "Waar mijn ouders nog het meest van wakker lagen, was van de reactie van de gemeenschap. Dochters worden verondersteld na hun studies terug te keren of minstens te emigreren. Als ongehuwde vrouw alleen wonen in Tel Aviv daarentegen, was geen aanvaardbare optie. Ik trok me daar echter geen barst van aan. Alleen op de school waar ik werkte, hield ik mijn seksualiteit verborgen. Ze vonden me zo ook al een freak. 
    "In 2000 begon ik in Lud met risicojongeren te werken. Interessant, maar moeilijk. Dat jaar vatte ook de tweede intifada aan na het bezoek van Sharon aan de Tempelberg en ik stelde me almaar dwingender de vraag waar ik thuishoorde. Een Israëlische zou ik nooit worden, ik kon zelfs de gedachte niet meer verdragen dat mijn vriendin Joods was. Wie slaapt er nu met de vijand? 
    "Het is op dat moment dat mijn zoektocht oprecht is geworden: ik moest holebi's vinden waarmee ik een politieke, maatschappelijke visie kon delen. Een Russische lesbienne heeft me toen geholpen. Ik vond een Palestijns lesbisch koppel en via hen een e-maillijst van gelijkgezinden. Ik heb toen ook uiteindelijk de liefde van mijn leven ontmoet en heb samen met haar en enkele vriendinnen een groep gevormd. Die eerste keer, toen we in januari 2003 samenkwamen, praatten we negen uur aan een stuk. Het was als thuiskomen, grappen die niet uitgelegd hoefden te worden, een collectief geheugen dat niet verklaard moest worden. We schreven geschiedenis en we wisten het: hier wordt Aswat, de eerste Palestijnse feministische lesbische organisatie, boven de doopvont gehouden.
    "In mei van dat jaar namen we deel aan een van de grote demonstraties tegen de Israëlische bezetting en tegen het geweld tegen vrouwen. Ik las er gedichten voor, het succes was enorm. Literatuurtijdschriften wilden selecties publiceren en verslaggevers vroegen om interviews. Daar is die ongewilde outing van gekomen. Maar uiteindelijk genereerde dat drama ook een hechtere band met mijn vader en moeder. Ze gingen inzien dat een lesbische dochter geen schande is. Ik ben geen dief, hoer of verslaafde. Maar juist trots op mezelf."

    21-10-2006 om 00:00 geschreven door Catherine Vuylsteke  


    Categorie:ARABISCHE WERELD
    12-06-2002
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Marokko - Gezocht: zesjarige voor hulp in de huishouding


    Casablanca, zaterdagmiddag. De 21-jarige Samira streelt het hoofd van haar dochtertje. Ze zegt dat ze het zich nog goed herinnert. Vier was ze, en het oudste kind van een landbouwer in een dorp in Zuid-Marokko. Haar moeder zei dat ze de geiten niet langer hoefde te hoeden. Tante kwam haar halen, ze zou in de stad gaan wonen, kansen krijgen. "Drie dagen lang heb ik gehuild, tevergeefs. Makelaars hadden een baan voor me geregeld, als dienstmeisje bij een buitenlander in Casablanca. Of beter: als slaafje van de huishoudster, die haar vriendelijkheid voor de meester reserveerde en mij leerde wat wreedheid is. Ze bouwde een verhoogje met bakstenen, zodat ik de afwas kon doen. En ze liet me dagelijks de vloer boenen, op mijn knieën, urenlang. De meester had geen idee wat me overkwam. Hij was er nooit, en op vrije avonden nam hij me mee uit wandelen."
    Toen ze elf was, liep Samira weg. Ze hoopte bij een kinderloze tante in Casablanca te kunnen gaan wonen, maar die bracht haar terug naar het huis van haar vader, die ondertussen voor de tweede keer was getrouwd. "Een kreng, die stiefmoeder, ik had het er voortdurend mee aan de stok. Mijn vader hield zich meestal afzijdig, en dat beviel haar niet. Op een avond heeft hij me verschrikkelijk geslagen, ik ben prompt weggelopen."
    Via via komt Samira bij een makelaarsbureau terecht, dat voor haar een nieuwe baan als dienstmeisje regelt. "Het was verschrikkelijk. Ik werkte bij een familie met zeven zonen, in een erg groot huis. Elke avond, zodra de oude meesteres naar bed was, gingen de poppen aan het dansen." Samira staart naar de grond, trekt de jurk van haar dochtertje recht en veegt haar tranen weg. "Ze hebben me gedwongen, de zonen evengoed als de vader, ik kon me niet verzetten. De keuze is immers simpel: als je niet meewerkt, word je op straat gezet."
    Zeven maanden lang was Samira het slachtoffer van seksueel misbruik, en toen ze het aan de stok kreeg met een van de zonen, werd ze eruit gezet. Ze was ondertussen zwanger, maar tegen de tijd dat ze dat ontdekte, was het voor een - overigens illegale - abortus al veel te laat. Bovendien, wie had het nodige fortuin moeten ophoesten? Samira kon geen kant op. Naar huis terug was geen optie: Marokkaanse vaders verstoten dochters die hun oneer aandoen. Voortaan was ze aan zichzelf overgeleverd.
    "Ik heb toen een tijd aan het station geslapen. De mensen die ik daar leerde kennen, zeiden dat er me maar één ding restte. Ze zouden me helpen, goed voor me zorgen, maar ik zou voor ze moeten werken. Zo ben ik gedurende twee maanden in de prostitutie terechtgekomen. Tot mijn zwangerschap al te zichtbaar werd."
    Samira beviel van een flinke dochter, een kind dat ze evenwel niet wilde, niet kon houden. "En toen heeft God me geholpen, en maakte ik kennis met een sociaal assistente van de organisatie Insaf. Dat ik mijn kind niet hoefde af te staan, zei ze, dat het overdag in een crèche kon worden opgevangen, terwijl ik zelf een beroepsopleiding volgde. Wonderbaarlijk was het. Hoe ze voor me zorgden, me een koksopleiding gaven, en toen een stage in het Sheraton Hotel regelden. Daarna mocht ik stage lopen bij Gapi, een van de beroemdste en beste traiteurs van Casa. De baas heeft me toen ook in dienst genomen."
    Samira, zegt de sociaal assistente van Insaf, is een winner. Een van de weinige ex-dienstmeisjes met een toekomst. Hoewel, van trouwen hoeft ze niet te dromen. Marokkaanse mannen nemen alleen maagden. "Geen echtgenoot", zegt ze zelf, "zou mijn dochtertje als het zijne behandelen, wellicht zou hij voorstellen dat ze dienstmeid wordt. Ik sterf nog liever zelf. Haar een toekomst geven, dat is mijn levensvervulling."

    Marokko mag dan de Conventie over de rechten van het kind hebben ondertekend, er zijn volgens socio-antropoloog Chakib Guessous zo'n twee miljoen werkende kinderen, onder wie 100.000 tot 200.000 Samira's. Guessous, van wie enige tijd terug het boek Exploitation de l'innocence is verschenen, gelooft niet dat het fenomeen al op zijn retour is. "Ik voorzie enerzijds", zegt hij, "dat de modale leeftijd van de dienstmeisjes zal stijgen: in plaats van zeven- en achtjarigen zullen het veeleer meisjes van twaalf of dertien zijn. Anderzijds geloof ik dat we de komende jaren eerder een toename dan een daling van hun aantal zullen zien. Het aantal buitenshuis werkende vrouwen neemt namelijk toe, terwijl wat van hen verwacht wordt niet is veranderd. Zo bakt elke goede echtgenote in Marokko zelf brood. Hoe kan ze dat combineren met een praktijk als tandarts of een baan als ingenieur? Dus opteert men voor een dienstmeisje."
    Duur zijn die geenszins, zo blijkt uit een studie die Unicef tussen 19 maart en 15 juni 2001 liet uitvoeren onder 529 dienstmeisjes in Casablanca. Maximaal verdienen de meisjes 50 euro per maand, maar velen moeten het met 32 euro stellen, centen overigens die zijzelf haast nooit in handen krijgen. In meer dan driekwart van de gevallen komt een familielid of een makelaar maandelijks het loon innen.
    De dienstmeisjes, zo blijkt voorts nog uit de studie, zijn voor het merendeel analfabeten, afkomstig van het platteland. Ze spenderen gemiddeld maar acht maanden bij dezelfde familie. Vier op de vijf ondervraagden zegt van werk te zijn veranderd wegens de te grote werklast en de slechte behandeling. Vijfenvijftig procent klaagt over straffen, in de categorie der allerjongsten is dat zelfs 68 procent. Niet minder dan 40 procent van de ondervraagde meisjes lijdt aan oververmoeidheid, 55 procent heeft een 'onbehandelde' medische aandoening en 10 procent zegt 'voortdurend triest te zijn'.
    "Het grote probleem", meent Guessous, "is dat de dienstmeisjes gemarginaliseerd zijn. Ze staan buiten het leven. Iedereen rond hen heeft een doel, een functie. De meester gaat uit werken, zijn kinderen zitten op school, zijn vrouw werkt eveneens of onderhoudt dagelijks sociale contacten. Het dienstmeisje is de verworpene van een wereld die haar nochtans aantrekt. Studeren, vrienden ontvangen, bezoekjes afleggen, het maakt allemaal deel uit van het leven van anderen. Het hare beperkt zich tot het ontvangen en uitvoeren van bevelen. "Aangezien de meeste meisjes niet veel ouder dan vijf of zes zijn als ze meid worden, zijn ze totaal verstoken van de affectie en menselijke warmte die ze nochtans erg nodig hebben om emotionele stabiliteit te ontwikkelen. Ze worden niet verondersteld ongevraagd te spreken of relaties te ontwikkelen. Als gevolg daarvan hebben dienstmeisjes doorgaans niemand om mee te praten. In de meeste huishoudens leven ze bovendien in een klimaat van verdenking: meesteressen wantrouwen hen omdat ze vrezen dat hun echtgenoten een oogje op hen zullen laten vallen. Dat alles duwt deze kinderen in een soort autisme, waar ze levenslang aan blijven lijden. Niet alleen is hun het recht op scholing ontzegd - wat inhoudt dat een toekomst hun is ontnomen - bovendien ontwikkelen ze geen normaal gevoelsleven. Voor velen zijn geweld, zowel fysiek als verbaal, de enige bekende manier van communicatie."

    Hoewel slechts 5 procent van de ondervraagden in de Unicef-studie toegaf seksueel te zijn misbruikt, is verkrachting volgens Guessous een groot probleem. Hij maakt een onderscheid tussen machts- en vertrouwensmisbruik. "In het eerste geval gaat het om de meester of zoon die zich aan de meid vergrijpt. Het is voor die meisjes nagenoeg onmogelijk om zich te verzetten. Ze komen uit een ruraal milieu en zijn opgevoed met de basisgedachte dat de patriarch, de meester, altijd blindelings moet worden gehoorzaamd. Zo'n kind krijgt het daarom erg moeilijk: mentaal is ze niet akkoord, maar ze ondergaat het allemaal in stilte, met veel fysiek en mentaal lijden tot gevolg.
    "Na het misbruik zijn de meeste meisjes erg getroubleerd. Ze kunnen niemand in vertrouwen nemen, zeker de meesteres niet, want die ziet in de meid een rivale. Dat laatste heeft alles met de traditionele mentaliteit in Marokko te maken. Tot in de jaren dertig hadden alle vooraanstaande families slaven. Maar in tegenstelling tot de slaven in bijvoorbeeld de VS ging het in Marokko niet om mannen die van groot economisch belang waren maar om vrouwen die de meester moesten verwennen. Die rivaliteit zorgt er overigens voor dat de meeste meesteressen opteren voor erg jonge meisjes, hoewel die niet zo goed werken. Ze worden zo sober mogelijk gekleed, zo aseksueel mogelijk gepresenteerd.
    "Bij het vertrouwensmisbruik gaat het om een man van buitenaf. Kijk, deze meisjes leven niet in hun eigen milieu maar in een wondere wereld waar water niet bij de put wordt gehaald maar uit de kraan komt en kleren wassen geen dag aan de oever van de rivier vergt. Alles komt sneeuwwit uit de wasmachine. In dat vreemde universum is de meid verstoken van affectie, ze droomt van een prins die haar een eigen leven zal geven. Vandaar dat ze zich het hoofd op hol laat brengen door de eerste man die haar vriendelijk toespreekt, die haar aandacht en affectie geeft. Ze heeft zo'n behoefte aan menselijke warmte dat ze alles gelooft wat men haar vertelt. Bovendien, wie heeft haar geleerd te dialogeren, de woorden van anderen op hun waarheid te toetsen? Daarom ook gaat het meestal zo snel: een vriendelijk woord van het kruideniershulpje vandaag, een lachje of een wenk morgen, en binnen de week is het meisje haar hart verloren en bereid tot seks met haar droomprins, die evenwel snel met de noorderzon verdwijnt."
    De gevolgen van zowel het machts- als vertrouwensmisbruik zijn ronduit verpletterend. Naast het risico op seksueel overdraagbare aandoeningen geldt immers in het algemeen dat meisjes die hun maagdelijkheid verliezen voor het huwelijk als stukgegooide meloenen worden beschouwd, wat een verstoting van de bruid tijdens de huwelijksnacht tot gevolg heeft. Het zal dan ook niet verwonderen dat de in Marokko vaakst uitgevoerde chirurgische ingreep het herstellen van het maagdenvlies is.
    De onfortuinlijkste dienstmeisjes raken zwanger, wat steevast resulteert in sociale uitsluiting. Naar huis terug kan niet en in de woonst van de meester blijven, is evenzeer onmogelijk. "Geen mens wil een bastaard onder zijn dak", legt Guessous uit, "en voor de meesteres speelt bovendien de angst dat haar man verantwoordelijk zal worden gesteld voor de zwangerschap. Echte cijfers zijn er niet, maar uit de kleine studie die we uitvoerden, blijkt dat niet minder dan de helft van alle dienstmeisjes uiteindelijk in de prostitutie terechtkomt."
    Een ander gevolg van het stigma dat ongehuwde moeders omhult, is het grote aantal vondelingen. In Casablanca alleen al gaat het volgens Insaf om één kind per dag. "De vooruitzichten voor die kinderen zijn bijzonder slecht", aldus directrice Meryem Othmani. "Daarom proberen we de kersverse moeders toekomstperspectieven te bieden, zodat ze hun kroost kunnen houden. Eerst en vooral wordt de naamkwestie geregeld. Buitenechtelijke kinderen kunnen namelijk niet in het geboorteregister worden ingeschreven, waardoor ze later hun recht op scholing of medische bijstand verliezen. We proberen de vaders van de dienstmeisjes zover te krijgen dat ze hun kleinkind op hun naam laten inschrijven als bemiddelingspogingen met de natuurlijke vaders mislukken, wat doorgaans het geval is.

    Vaak is die opsporing een heikele klus, een affaire Colombo à la marocaine. Veel dienstmeisjes herinneren zich immers niet eens uit welk dorp ze afkomstig zijn. Ze weten alleen dat hun ouders Ahmed en Fatima heten, en daar schiet je ook al niets mee op.
    "Ondertussen wordt aan moeder en kind onderdak geboden, de moeders krijgen een opleiding, voor de kinderen is een crèche beschikbaar." Ook andere organisaties, zoals Association Solidarité Feminine en Ligue démocratique pour les Droits de la Femme, nemen initiatieven waarin economische zelfstandigheid in een waardig beroep voor de vrouwen centraal staat. Afdoende is dat evenwel niet, daar zijn de vrouwenorganisaties het over eens. "Fundamenteel voor ons", aldus de Insaf-directrice, "is de implementatie van de wetgeving op de schoolplicht. Het probleem van de dienstmeisjes en van de kinderarbeid in het algemeen zou nagenoeg niet bestaan als er streng op werd toegezien dat kinderen tot hun vijftiende op de schoolbanken zitten.
    "Daarvoor zijn echter ook andere hervormingen noodzakelijk: het hele leerpakket moet worden herzien, zodat het inspeelt op reële noden en behoeften, en de geesten van kinderen stimuleert. Het argument dat er geen school in de buurt is of dat ouders te arm zijn om hun kinderen te laten studeren, gaat daarbij eigenlijk niet langer op. Veel belangrijker is de overtuiging van veel ouders dat meisjes geen scholing behoeven, daar ze alleen kinderen moeten baren, en de vaststelling dat de school in de meeste gevallen geen snelweg naar een beter leven is, voor jongens noch meisjes. Zolang we onze onderwijsinstellingen, zowel op het platteland als in de stad, niet revitaliseren, komt er geen verbetering in de situatie."





    12-06-2002 om 00:00 geschreven door Catherine Vuylsteke  


    Categorie:ARABISCHE WERELD
    09-09-1998
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Jemen - van vreemde middeleeuwen en verveling als dodelijk wapen
    Reizen naar Jemen is gekatapulteerd worden naar een vreemd soort middeleeuwen, waar toeristen inwisselbaar zijn tegen elektriciteitsleidingen en verveling 's lands dodelijkste wapen is. Het land van de K is dit, van de kamelen, de koffie, de kinderen, de kastelozen en de kidnappingen. En van de kauwers van qat, het groene goedje dat het hart sneller doet slaan en de hele natie verlamt.

    Het KLM-toestel dat de luttele passagiers die niet van boord gingen in het Saoedische Jeddah, naar de Jemenitische hoofdstad Sana'a brengt, lijkt wel een teletijdmachine, een katapult naar een vreemd soort middeleeuwen. Naar markten ofte suqs waar zelfs de Drie Koningen probleemloos zouden kunnen winkelen - de mirre en de wierook wachten er al millennia op gegadigden. En naar huizen als door Unesco beschermde beeldhouwwerken, met zeven of acht etages. Schapen en geiten zijn er onderburen van onwaarschijnlijk volkrijke families.

    De personages passen bij het decor. Vrouwen verborgen in sharshafs, als piramides, beweeglijker maar even ondoorgrondelijk, en mannen als - in een op de drie gevallen werkloze - nazaten van de Wijzen uit het Oosten. Bijbelse heerschappen lijken het, met tulbanden en lange hemdjurken, die hun eer - anachronistisch belichaamd door een kromme dolk of jambia - navelhoog etaleren.

    Met een godsvrucht waar Johannes Paulus II natte dromen van zou krijgen, ademt Sana'a de Middeleeuwen. Waterdicht is dat tijdsgewricht evenwel niet, al zijn de barsten een eerder recent fenomeen. Toen het imamaat in Noord-Jemen in 1962 over de kling werd gejaagd, had het land waarvan de Profeet zelve verklaarde dat alle wijsheid ervandaan kwam, nog nooit van elektriciteit gehoord. En zesendertig jaar later is het bemachtigen van dat wonder nog steeds de inzet van kidnappingen van buitenlanders door clanoversten uit afgelegen gebieden.

    Maar in Sana'a, precies op het Plein van de Revolutie die de imam noodlottig werd, schurken tientallen heren tegen de winkelruit van een grote elektronicazaak aan. Hun bewegingen worden nauwgezet gevolgd door rijen handelaren, herkenbaar aan hun kruiwagens die, bevrijd van een lading cactusvijgen, ook als kuipstoelen dienstdoen. Gejoel, verwensingen, schouderklopjes. Het WK, live en op wel twaalf toestellen tegelijk.

    Jemen is een oude beschaving, in de achtste eeuw voor onze tijdrekening de geboortegrond van de eerste cultuur van het Arabische schiereiland en later ook van de koningin van Sheba, de Gina Lollobrigida waar koning Salomon in 1959 cinemagroot voor bezweek.

    Een oude civilisatie, een bijbelse ook. De Spaanse rabbijn Benjamin van Tudela dacht in de Middeleeuwen zelfs dat Eden in Jemen lag. Terwijl Marco Polo diezelfde havenstad Aden als de woonplaats van de rijkste sultan ter wereld zag. Zeven eeuwen later heeft hij overigens nog steeds een beetje gelijk: de rijkste sterveling annex sultan huist nu wel in Brunei maar is eigenlijk uit het Jemenitische Hadramaut afkomstig.

    In de buurt van Aden, wist de Venetiaan nog, waren er twee eilanden, Mannelijk en Vrouwelijk, genoemd naar het geslacht van hun inwoners. Elke lente maakte de inwoners van Mannelijk de oversteek. Gedurende drie maanden werd Vrouwelijk een waar Eden. De rabbijn van Tudela had het dus toch bij het rechte eind.

    Een oud land, Jemen, maar vooral ook oud gebleven. Liefdeshuwelijken moeten er nog worden uitgevonden, jongemannen trouwen met meisjes die ze nog nooit hebben gezien maar wier gezicht, afkomst en temperament hun moeders blijkbaar wel is bevallen. Nichtjes zijn het veelal, of andersoortige familieleden, met grote aantallen misvormde baby's tot gevolg. Maar die bezorgen Handicap International nuttig werk en de bruidsschatten aan de vrouwen blijven tenminste in de familie.

    Zonen trouwen met nichtjes, dochters trouwen soms helemaal niet. Neem de sharifahs, de dames uit het het geslacht der Sayyids in de woestijnoase Hadramaut. Ze zijn te goed voor niet-Sayyids - ze bezorgen hen lepra - en eindigen als oude vrijsters. De revolutie van 1962 in het noorden noch het marxistische tijdperk in het zuiden (1967-'91) heeft daar daadwerkelijk verandering in gebracht. Het oude spreekwoord gaat nog steeds op: het geluk van een sharifah is zonder vooruitzichten. Houdt ze kippen, dan komen er haviken, hangt ze de was buiten, dan komen er wolken, en als ze haar echtgenoot verliest, vindt ze nooit nog een ander.

    Zo mogelijk nog antieker dan de huwelijkspraktijken zijn de medische gebruiken. Het Britse echtpaar Bent keek in 1893 al vreemd op toen ze hoorden hoe een man werd verzorgd die voor een weddenschap het vet van een heel schaap naar binnen had gewerkt en vervolgens last kreeg van indigestie. Een wijze zette hem ondanks de woestijnhitte bij een kampvuur, opdat het vet in zijn maag zou smelten. Nog meer geschokt waren de Bents over gebruikelijkere genezingspraktijken, waarbij doodzieke patiënten ogenblikkelijk van hun pijn worden bevrijd door contact met een gloeiend hete ijzeren staaf. Barbarij? Cauterie eerder, een praktijk die in achtergebleven regio's als Marib zelfs anno 1998 wijdverspreid is als uitgelezen remedie tegen longontsteking, malaria en nu zelfs aids.

    Jemen is een oude natie, maar vooral ook géén natie, het resultaat van een vreemd verstandshuwelijk tussen een agrarisch, feodaal noorden en een stedelijk, geschoold en niet geheel van marxistische ideeën gespeend zuiden. Drie jaar na de bruiloft van 1991 wou het zuiden alweer scheiden, een wens die gewapenderhand werd uitgebannen. Voorlopig althans, want vier jaar na dat fatale treffen is van huwelijksgeluk nog steeds geen sprake.

    Jemen is nooit een land geweest, eerder een verklontering van honderden potentaten, geleid door tot de tanden gewapende clans. Hun gemeenschappen zijn als trapladders, vergelijkbaar met die van de Indiërs, die de Jemenieten al millennialang specerijen verkopen. Bovenaan staan de clanleden, even boven de handelaars en veel hoger dan de kappers en slagers, die zich zowat ter hoogte van India's kastelozen bevinden. En nog daaronder: de zwarte slaven, de agadam. Een naam als een scheldwoord, een synoniem voor lui- en domheid.

    Ze bestaan officieel niet meer, die trapladders, ze openbaren zich alleen nog op straat. In dorpen als Hajjara, waar het achtjarige jongetje Ali, zoals de meeste van zijn leeftijdgenootjes, eucalyptussnoeren verpatst aan toeristen. "Look madam." Glanzende, hoopvolle ogen boven een wang met een lelijke jaap. "Madam, only..." Mercantiele pogingen worden fysiek overtroefd. Afgetroefd. Ali rent, ontkomt niet. Meppen, schoppen, een stortvloed van verwensingen. Een kind in de rol van een schurftige hond. "Geen probleem," verduidelijkt een omstander, "hij is niet een van ons."

    Sociologisch onderzoek bevestigt die straatrealiteit. Zo legt professor Abdulhakeem Al-Sharjabi in de Yemen Times uit dat de clans in Jemen nu nog meer macht hebben dan vroeger, want in het noorden werd hun erkenning van de republiek in 1962 afgekocht met de toekenning van politieke functies. Clans bewaken de sociale status-quo, verhinderen ontwikkeling en emancipatie. "Het grootste probleem," weet de socioloog, "is dat respect in een clanstructuur geenszins op individuele verdienste maar geheel op erfrecht is gebaseerd."

    Geschiedenisboeken en uithangborden van reisbureaus portretteren Jemen als het land van de koffie. Al in de vijftiende eeuw kwam het pittige rode besje uit het Ethiopische Kaffa de Rode Zee overgewaaid en de Nederlandse Verenigde Oostindische Companie (VOC) ontdekte het opkikkerende goedje aan het begin van de zeventiende eeuw in de havenstad Al Mukha - vandaar overigens de naam mokka.

    De mercantiele Hollanders verscheepten hun eerste lading VOC-koffie in 1611 naar Amsterdam, en twintig jaar later telde die stad al verschillende koffiehuizen. Maar veel beter zijn ze daar in Al Mukha niet van geworden. De Jemenieten hadden het te druk met oorlog voeren om te merken dat de blanke zeevaarders de koffieplant het land uitsmokkelden, om ze vervolgens in de eigen kolonies te kweken.

    Bijna vier eeuwen later is Al Mukha een doordeweeks slaperig dorp, een smokkelhol voor alcohol uit Djibouti, terwijl de mokka in menige suq degenereerde tot Nescafé, die desondanks als nationale trots aan toeristen wordt versjacherd. De Jemenieten zelf drinken mierzoete kardemomthee en qirsch, een eerder flauw drankje gebrouwen van het vlies van de koffiebonen.

    Toen de Hollanders de koffie ontdekten, waren ze schijnbaar blind voor Catha edulis ofte qat, die andere, tussen duizend en tweeduizend meter hoogte groeiende Ethiopische plant die menig hart sneller doet kloppen. Vroeger alleen dat van de rijken, sinds het begin van de massale gastarbeid en de stroom van deviezen in de jaren zeventig, dat van haast alle Jemenieten. Vijfentachtig procent van alle volwassen is anno 1998 aan de qat. Tussen vijftig en negentig procent van de mannen, dertig tot vijftig procent van de vrouwen en zelfs een op de vijf kinderen gebruiken het dagelijks.

    Misschien verdienen die zeevaarders onze dankbaarheid. Qat mag dan niet fysiek verslaven, de psychologische afhankelijkheid is ongemeen groot. En kwalen als spijsverteringsstoornissen, mondslijmvliesontstekingen, tandbederf, door pesticiden veroorzaakte keel- en slokdarmkankers en spontane ejaculaties perken die geestdrift niet in. Komt het omdat qat voor een stijging zorgt van zowel de alertheid, het concentratievermogen, het zelfvertrouwen, de vriendelijkheid als de tevredenheid van de gebruiker?

    Een enkeltje naar de hemel is het goedje nochtans niet. Vier uur verse blaren kauwen garandeert inderdaad aanvankelijke stonden van welbehagen - wegens hogere bloeddruk en meer zuurstof voor de hersenen - maar die gaan uiteindelijk over in het zogenaamde Suleiman-uur van afgestompte waarneming, waarna een onverbiddelijke mentale afdaling volgt richting de depressie.

    Of tenminste, zo gaat dat bij ingewijden. Amateurs worstelen ook met prozaïscher ongemakken. Met de tennisbalgrote groene puree bijvoorbeeld, die zich vanuit de kaakholte stiekem een weg poogt te banen naar de nochtans verboden slokdarm. Of de leerling-gebruikers gaan lijken op Mao Zedong, die onverbeterlijk in de Colgate-kracht van theeblaren bleef geloven: ze lachen grasgroen.

    Meer nog dan aan zijn opwekkende eigenschappen dankt qat zijn onwaarschijnlijke populariteit in Jemen aan zijn functie als sociale drug. Jemenitische huizen hebben er op de bovenste verdieping zelfs een speciale kamer voor, een langwerpig, bij voorkeur aan drie kanten van ramen voorzien vertrek. Deze exclusief door mannen gebruikte mafraj is meubelloos, tenzij je de matrasachtige kussens als meubilair beschouwt, die tegen alle wanden van de ruimte aanwrijven en alleen worden onderbroken door elleboogsteunen.

    Alle belangrijke beslissingen, of het nu om zakendeals dan wel om wegencontracten gaat, worden in Jemen in de mafraj genomen. Politici die niet zijn uitgenodigd op de qatsessies van de - in het noorden althans - precies twintig jaar aan de macht zijnde president Ali Saleh, hebben geen echte macht. Zakenlui die niet van kauwen houden, gaan algauw failliet. Zelfs journalisten moeten om den brode 's middags naar de mafraj. Dat er zo weinig vrouwelijke verslaggevers en nog minder sterreporters van dat geslacht zijn, komt omdat elke mafraj, als ultiem altaar van de waarheid, voor hen verboden terrein is.

    Qat belemmert niet alleen carrières, het verlamt een hele natie. Werken lijkt in Jemen een hoofdzakelijk ochtendlijke bezigheid, na de middag vertrekken marktkramers, sluiten winkels en banken en verdwijnen werknemers van zelfs ziekenhuizen en ministeries naar magischer oorden, een recent verbod op qatconsumptie in die laatste etablissementen ten spijt.

    De qatverlamming laat zich aflezen van wat is, maar veel meer nog van wat ontbreekt. Van het gebrek aan amusement, aan initiatief, ontwikkelingsdrang, maatschappelijke emancipatie. Of zijn dat louter westerse gedachten? Ach, als geluk op de markt te koop is, als tevredenheid middag na middag in de hersenen van de kauwers wordt geboren, waar zijn ontwikkelingsmodules, nationale begrotingen en ngo-conferenties dan nog voor nodig?

    Hoewel, geluk heeft een hoge prijs. Anno 1998 gaat dertig procent van het water in Jemen - een kostbaar goed dat volgens de Wereldbank nog voor 2050 zal zijn uitgeput - naar de qatvelden, die de helft van alle akkerland occuperen. "Het is een schande," fulmineerde een columnist onlangs nog, "dat qat wordt gekweekt op plaatsen waar vroeger abrikozen en vijgen groeiden, waardoor we onderhand zelfs fruit invoeren uit Saoedi-Arabië."

    Anderen merken dan weer op dat het juist dankzij de qat is dat de leegloop van de dorpen werd vermeden, en dat de generaties lang minutieus uitgehouwen terrassen niet werden verwaarloosd. Immers, qatboeren zijn flinke verdieners. Een dagelijkse bundel geluk kost tussen de 25 en de 500 frank. De meeste Jemenieten hebben er een derde tot de helft van hun maandinkomen voor veil, sommigen verkauwen zelfs onbeschroomd hun hele loon.

    Ahmed, een ochtendlijke islamleraar in het bergstadje At Tawila, is zo'n man. Zijn gezin wordt onderhouden met geld van zijn vader. Hij zou niet zonder qat kunnen, zegt hij, beslist niet. "De 'whisky van Jemen' is te lekker om eraf te blijven. Maar verslaafd? Ach, wat heet?"

    Het land van de K eigenlijk, Jemen, van de koffie, en de kinderen. Nergens concentreren ze zich meer op de voortplanting dan in deze zeventien miljoen zielen tellende natie. Het enthousiasme is dermate groot dat de overheid spreekt van "het grootste probleem dat ons bedreigt". Vijftig procent van de Jemenieten is jonger dan twaalf, en de meesten hebben zes of zeven broers en zussen. De regering stelt haar hoop op de verstedelijking: statistieken bewijzen immers dat vrouwen er gemiddeld één kind minder baren en meer geneigd zijn hun kroost naar school te sturen.

    Niet dat ze zelf ooit tijd op de schoolbanken hebben doorgebracht. Acht op de tien vrouwen kunnen lezen noch schrijven en veel mannen houden dat liever zo. Ze ontzeggen hun dochters onderwijs omdat geschoolde meisjes moeilijker aan de man te brengen zijn, en als betweterige en twistzieke echtgenotes worden ervaren.

    Als we de Britse schrijver en arabist Tim Mackintosh-Smith mogen geloven, zijn de Jemenitische vrouwen nochtans best tevreden met hun situatie als maatschappelijk verstotenen. Bedenkingen zijn ongepast, want ontsproten aan westerse, feministische geesten. Merkwaardig wel, die rotsvaste overtuiging van Mackintosh-Smith, over een sekse die een geheel gescheiden leven leidt en voor wie praten met vreemdelingen - zelfs binnenshuis - volstrekt ongehoord is.

    Vrouwen mogen hier tenminste met de auto rijden, argumenteert hij, een geluk dat hun Saoedische zusters wordt ontzegd. Maar ze zijn wel zeldzaam, de vrouwelijke Jemenitische chauffeurs, hun witteravengehalte wordt door de Jemenitische media hoog genoeg bevonden voor paginagrote verhalen. Harder dan veertig kilometer per uur, vertellen de dames dan, gaan ze nooit, en na achten 's avonds denken ze er niet aan om nog alleen in een auto te stappen. "Het grootste probleem," zegt een tweeëndertigjarige die het autorijden net van haar achttienjarige zoon leerde, "zijn de voortdurende pesterijen van mannelijke weggebruikers."

    De dames zijn nochtans gehuld in een zwarte sharshaf die zelfs de kleur van de ogen niet prijsgeeft. Het is een behoorlijk recent en stedelijk fenomeen, een symbool van elegantie, waar de vrouwen zelf voor kiezen, zweert Mackintosh-Smith, plattelandsvrouwen dragen alleen een hoofddoek. "Er zijn inderdaad leuke kanten aan," vertelt een jonge vrouw. "Je bent incognito, je kunt geroddel en bestraffing ontlopen." Een efficiënte vermomming, juist ja, maar velen, zo blijkt uit een enquête, zouden er een andere verkiezen. Acht op de tien dames houden niet van de kleur of de vorm van de sharshaf, terwijl de rest het hele ding eigenlijk anders wil zien.

    De K van kinderen is ook die van kidnappen. Rijke toeristen in flitsende voertuigen met vierwielaandrijving liefst, of diplomaten, alle inruilbaar tegen nieuwe wegen, elektriciteit of waterpompen. Kidnappen is een ware groeisector: van één geval in 1991 over vijftien in 1995 tot zestien in de eerste drie maanden van dit jaar, waaruit de vrees voortspruit dat de vijftig voor de jaarwisseling worden gehaald.

    Het moet gezegd, mishandelen doen de Jemenieten hun gijzelaars niet, doden zijn er nog nooit gevallen. De mythe wil zelfs dat gegijzelde mannen prompt een tijdelijke plaatselijke echtgenote krijgen om de lange dagen door te komen. Dat plezier, klaagde een Nederlander vorige maand in een Nederlandse krant, is beslist niet iedereen gegund. De man had drie weken in een geitenstal doorgebracht, terwijl zijn echtgenote - ziek van zorgen - de kinderen moest laten overkomen voor morele steun. Het had vooral, concludeerde de Nederlander, veel geld gekost. Vijf tickets in plaats van twee en zelfs het 'Manhattan van de woestijn', een wereldwonder in Hadramaut, was hen onthouden.

    Veel machinegeweren ("onze vrijheid, alleen gebruikt voor bruiloftssalvo's"), geen zichtbaar vrouwelijk schoon, geen fijne restaurants, bioscopen, cafés of theaters en geen alcohol: Jemen is geen land om te blijven. Zelfs de Jemenieten lijken dat te vinden: de gastarbeid in het buitenland werd hier al in de vijftiende eeuw uitgevonden. Richting Zuidoost-Azië ging het meestal, om fortuin te maken als kooplui.

    En recenter: naar Saoedi-Arabië als bouwvakkers. Meer dan een miljoen waren er net voor de Golfoorlog, maar toen het regime in Sana'a de kant van Saddam Hoessein koos, werden ze voor hun diensten bedankt.

    Sindsdien zijn velen weer vertrokken. "Onder de zevenhonderd inwoners in het dorp nabij Ta'izz waar ik werk," zegt de Duitse geograaf Gerhard Rappold, "zijn misschien vijftig mannen. De rest werkt in Sana'a, Aden of Ta'izz. En wie echt hersenen heeft, is geëmigreerd." Ironisch eigenlijk, die exodus, vooral als je bedenkt dat het merendeel van alle dokters en leraars buitenlanders zijn. Chinezen, Egyptenaren en sinds de Golfoorlog vooral ook Iraniërs en Soedanezen.

    Toch wil Abdullah, advocaat en zoon van een hoogleraar in Aden, weg. Jemens dodelijkste wapen is de verveling. Vijf jaar lang al is de vijfentwintigjarige werkloos en zijn vaders pogingen om hem naar een oom in Saoedi-Arabië te laten vertrekken, blijven vruchteloos. "Canada: ik moet en ik zal. Geen Arabisch land meer voor mij. Ik zou wel gek zijn, uit de ene fles ontsnappen om in een andere terecht te komen."

    09-09-1998 om 00:00 geschreven door Catherine Vuylsteke  


    Categorie:ARABISCHE WERELD


    Extraits à lire / uittreksels/ selected articles
    Foto

    Archief per week
  • 17/10-23/10 2011
  • 03/10-09/10 2011
  • 26/09-02/10 2011
  • 19/09-25/09 2011
  • 29/08-04/09 2011
  • 01/08-07/08 2011
  • 25/07-31/07 2011
  • 20/06-26/06 2011
  • 13/06-19/06 2011
  • 06/06-12/06 2011
  • 09/05-15/05 2011
  • 04/04-10/04 2011
  • 28/03-03/04 2011
  • 28/02-06/03 2011
  • 21/02-27/02 2011
  • 31/01-06/02 2011
  • 10/01-16/01 2011
  • 20/12-26/12 2010
  • 13/12-19/12 2010
  • 06/12-12/12 2010
  • 29/11-05/12 2010
  • 01/11-07/11 2010
  • 25/10-31/10 2010
  • 18/10-24/10 2010
  • 11/10-17/10 2010
  • 04/10-10/10 2010
  • 13/09-19/09 2010
  • 06/09-12/09 2010
  • 30/08-05/09 2010
  • 07/06-13/06 2010
  • 31/05-06/06 2010
  • 24/05-30/05 2010
  • 17/05-23/05 2010
  • 10/05-16/05 2010
  • 26/04-02/05 2010
  • 19/04-25/04 2010
  • 12/04-18/04 2010
  • 29/03-04/04 2010
  • 22/03-28/03 2010
  • 15/03-21/03 2010
  • 08/03-14/03 2010
  • 01/03-07/03 2010
  • 22/02-28/02 2010
  • 15/02-21/02 2010
  • 08/02-14/02 2010
  • 25/01-31/01 2010
  • 04/01-10/01 2010
  • 28/12-03/01 2010
  • 14/12-20/12 2009
  • 07/12-13/12 2009
  • 30/11-06/12 2009
  • 23/11-29/11 2009
  • 16/11-22/11 2009
  • 09/11-15/11 2009
  • 19/10-25/10 2009
  • 12/10-18/10 2009
  • 05/10-11/10 2009
  • 28/09-04/10 2009
  • 21/09-27/09 2009
  • 14/09-20/09 2009
  • 07/09-13/09 2009
  • 03/08-09/08 2009
  • 20/07-26/07 2009
  • 13/07-19/07 2009
  • 06/07-12/07 2009
  • 22/06-28/06 2009
  • 15/06-21/06 2009
  • 08/06-14/06 2009
  • 01/06-07/06 2009
  • 25/05-31/05 2009
  • 04/05-10/05 2009
  • 20/04-26/04 2009
  • 13/04-19/04 2009
  • 30/03-05/04 2009
  • 16/03-22/03 2009
  • 09/03-15/03 2009
  • 02/03-08/03 2009
  • 23/02-01/03 2009
  • 16/02-22/02 2009
  • 26/01-01/02 2009
  • 19/01-25/01 2009
  • 12/01-18/01 2009
  • 05/01-11/01 2009
  • 29/12-04/01 2009
  • 15/12-21/12 2008
  • 01/12-07/12 2008
  • 18/08-24/08 2008
  • 10/03-16/03 2008
  • 03/03-09/03 2008
  • 31/12-06/01 2008
  • 05/03-11/03 2007
  • 26/02-04/03 2007
  • 15/01-21/01 2007
  • 16/10-22/10 2006
  • 02/06-08/06 2003
  • 27/01-02/02 2003
  • 09/09-15/09 2002
  • 08/07-14/07 2002
  • 10/06-16/06 2002
  • 30/11-06/12 1998
  • 12/10-18/10 1998
  • 05/10-11/10 1998
  • 07/09-13/09 1998
  • 20/04-26/04 1998

    Categorieën
  • AFGHANISTAN (9)
  • AFRIKA (17)
  • ARABISCHE WERELD (30)
  • Articles en français (10)
  • China (55)
  • columns (14)
  • In English (10)
  • Iran (14)
  • OOST-AZIE (10)
  • PROJECTEN (0)
  • Rusland (13)
  • ZUID-AZIE (13)
  • ZUIDOOST-AZIE (7)

  • Inhoud blog
  • CHINA/ hoe de deugd werd vermoord
  • Marokko/ In de kerker van de koning
  • Gestrand in Oostende
  • 'Hij was weg, plots en voorgoed'
  • Wanneer moeders heksen en vampieren op de wereld zetten
  • Oostende, waar illegalen thuis zijn
  • 't Stad is niet van Assaad
  • Marokko/België De angst is naar hier geëxporteerd
  • BAHREIN /Jaffar al Hasabi: 'Martelen, daarin is het regime erg inventief'
  • IRAK-Regisseur Mohamed al-Daradji over de waanzin van filmen in Bagdad: van Al Qaida en bombardementen tot honderden massagraven
  • Migratie - Minderjarig en moederziel alleen in België
  • QATAR - de slaven van koning voetbal
  • CHINA - Frank Dikötter over de Grote Sprong Voorwaarts
  • NOORD-KOREA - Bovenaanzicht van de hel
  • CHINA- Ai Weiwei, de man die overal mee wegkwam
  • IVOORKUST- Alassane Ouattara, de superloodgieter
  • TUNESIE - columniste Naziha Réjiba over de Arabische Lente
  • IRAN - interview met Kader Abdolah
  • IRAK - Schrijfster Haifa Zangana: ‘Irakezen kwamen verenigd en vreedzaam op straat’
  • ARABISCHE WERELD - wat schrijfster Hanaan-as-Shaikj in 2004 over de toestand vertelde
  • Waarom het misging in de Arabische wereld
  • CHINA - Vluchtmisdrijf door zoon hoge functionaris zet land in rep en roer
  • EGYPTE
  • TUNESIE - Facebook heeft het land gered
  • TUNESIE -een gigantisch probleem van jeugdwerkloosheid
  • Vluchtelingen - gestrand in het bitterkoude Calais
  • CHINA - Ikea en McDonald's mikken op de panda
  • CHINA - Nobelprijs voor een lege stoel
  • CHINA - Liu Xiaobo, gevangen in een kooi van woorden
  • Internationale migratie - gestrand aan de oevers van de zee van Marmara
  • Joao da Silva - De Bang Bang Club
  • NIGERIA - sloppenbewoners moeten wijken voor verfraaiing van tuinstad Port Harcourt
  • INDIA -malafide microkredieten drijven boeren tot zelfmoord
  • DUITSLAND - 'Multiculturele maatschappij is mislukt'
  • IMAM èn homo zijn: het kan
  • CHINA- de Nobelprijs voor Liu Xiaobo
  • CHINA- het belang van de Nobelprijs voor Liu Xiaobo
  • AFGHANISTAN- stemmen in tijden van oorlog(3)
  • AFGHANISTAN - stemmen in tijden van oorlog(2)
  • AFGHANISTAN - stemmen in tijden van oorlog

    Blog als favoriet !

    Reactions/suggestions/e-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Startpagina !

    Zoeken in blog


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek



    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs