Kabouters moeten ooit een rol in mijn leven
gespeeld hebben. Nu de kleinkinderen groot zijn komt de herinnering terug
boven. Misschien was Ka wel een goede schoolvriend? Of was hij gewoon een
knuffel die ik mee naar bed nam? Het maakt eigenlijk niet uit. Nog een
verhaaltje van Ka voor het slapen gaan.
Hoofdstuk 1
Kabouter Ka en zijn gezinnetje zaten rond een
brandend kampvuur van twijgen en takken. Zwart en Klim, de twee zonen van Lisa
en Ka, hadden het sprokkelhout verzameld dat na de zware storm van gisteren op
het gazon was gewaaid. Uren waren ze aan het harken geweest rond de grote bomen
die her en der op het domein verspreid stonden. Lisa en Ka hadden ondertussen
de kleurige voorjaarsbloemen in het ronde perkje voor het kasteel geplant. De
geur van verse bloemen vermengde zich met de frisse nachtlucht en bleef als een
waas boven het domein hangen. Vlecht, de laatst geborene, liep af en aan met
een gietertje om de bloemetjes van water te voorzien. De familie had afgelopen
nacht heel hard gewerkt en ze maakten van het warme vuur gebruik om nog even
gezellig samen te zitten en te praten. Nog een uur voor de zon opkwam.
-'Hoe heb je mama leren kennen, papa?', vroeg
Vlecht nieuwsgierig. De jongens knikten:
-'Ja vertel papa!', riepen ze in koor. Ook Lisa
knikte. Ze hoorde Ka zo graag vertellen. De jongens gooiden nog wat takken en
twijgen op het vuur. De vlammen laaiden hoog op. Het hout knisperde en
knetterde.
Hoofdstuk 2
Ka stond te midden van tientallen andere kabouters
op het hoogste schab van een ijzeren rek in de winkel. Vijf schabben vol met
verschillende kabouters. Allen waren familie van Ka. Neven, nichtjes, ooms en
tantes en een hoop vrienden. Te veel om op te noemen. Af en toe werd een
kabouter van het rek weggenomen en belandde dan in een winkelkarretje. De
kabouter ging met de kopers mee naar hun woonplaats om daar de tuin te
onderhouden. Dat is nu eenmaal het lot van een kabouter. Een paar dagen later
werd er dan een nieuwe lading kabouters in een grote vrachtwagen geleverd,
samen met nog andere artikelen voor de winkel. Het personeel plaatste dan de
verse kabouters bij Ka op het rek. De nieuwe kabouters werden op hun beurt
familie of vrienden. Ka wierp snel een blik naar de klok boven de kassa. Nog
even, nog een paar minuten voor de winkel zou sluiten.
-'Het wordt tijd', dacht Ka, 'want ik krijg krampen
in mijn benen'.
De juffrouw achter de kassa riep door de micro af
dat de winkel ging sluiten en vroeg beleefd aan de bezoekers om zich naar de
kassa te begeven. Ka sloot nog even de ogen maar verstijfde plots:
-'Kijk mama! Die kabouter pinkte naar mij!', riep
een kleuter die op de arm van zijn moeder langs het rek passeerde.
-'Jazeker schat. Pink maar terug', antwoordde de
jonge vrouw die zich haastte om de winkel te verlaten. Aan haar stem was
duidelijk te horen dat ze haar kindje niet geloofde. 'Gelukkig maar', dacht Ka
en sloeg, bijna onhoorbaar, een zucht van verluchting. Toen de laatste klanten
het gebouw hadden verlaten was het de beurt aan het personeel om naar huis te
gaan. Het licht werd gedoofd en de kabouters bleven alleen achter. Nog een paar
minuten bleven Ka en zijn vrienden wachten om er zeker van te zijn dat niemand
nog in de winkel aanwezig was of terug keerde.
En dan gebeurde het. Onverwachts, alsof iemand het
startschot had gegeven. Elke kabouter op het ijzeren rek zuchtte en kreunde. Ze
rekten zich en begonnen te praten alsof ze elkaar in dagen niet hadden gezien.
Het was een mooi schouwspel. Er werden handen geschud, gelachen en schouderklopjes
uitgedeeld. Enkelen deden zelfs danspasjes om hun spieren los te maken. Ka klom
langs het rek naar de begane grond en draaide zich naar de massa kabouters op
de schabben. Oom Pol, de politiekabouter, liet zich samen met zijn trouwe
herdershond 'Bo' van het onderste schab op de grond zakken. Daar aangekomen
overhandigde hij een kleine megafoon aan Ka. Op deze manier moest hij niet
roepen. De roephoorn versterkte zijn stem zodat iedereen hem duidelijk kon
horen.
-'Lieve vrienden', begon hij: -'Het is zo ver. We
hebben weer een lange nacht voor de boeg. Iedereen gaat verder waar hij vorige
morgen gestopt is. Maak er een gezellige nacht van. Bedankt'. Alle kabouters klapten in hun handen en klauterden
dan van het rek naar beneden. In groepjes vertrokken ze door de grote winkel
van 30.000 m² naar hun werk. Het tuincentrum bezat alles voor de tuin onder één
dak. De schilder kabouters gaven het tuinhout nog een mooi laagje verf. Enkele
schoonmaak kabouters stoften de tuinmeubelen. Morgen zouden ze weer blinken als
een spiegel. Bij de tuindecoratie, voor binnen en buiten, gingen enkele
knutselkabouters aan de slag. Enkele nieuwe brievenbussen werden tijdens het
lossen of laden zwaar beschadigd. Dan was er een afdeling met tuingereedschap.
Hier haalden de kabouters hun materiaal om te werken. Voor de winkel open ging
zouden ze alles weer op hun plaats zetten. In de mega grote serre groeiden en
bloeiden de sierlijke bloemen en planten. Hier werkten meer dan tien kabouters.
Alle éénjarige bloemen moesten gestekt worden en vervolgens in kweekpotjes
overgeplant worden. De kabouters hadden nog een drukke nacht voor de boeg.
Hoofdstuk 3
Het was voorbij middernacht toen het gebeurde. Een
luide knal liet elke kabouter schrikken. Iedereen stopte met zijn bezigheid en
hield de adem in. Iedereen bekeek elkaar met een angstig gezicht en vroeg zich
af wat er gebeurd was. Het leek eerst op een zware donderslag of was er een
meteoriet in de winkel ingeslagen? Ka en oom Pol maanden iedereen aan om stil
te zijn. Zij gingen eerst kijken voor ze verder zouden werken. Ze bleven in de
schaduw zodat ze niet te zien waren. Achter de tuinmeubelen was een grote
glazen constructie met dubbele deur die op de parking uitkwam. Een nooddeur.
Deze constructie en glazen deuren waren totaal verbrijzeld door een vrachtwagen
die er achteruit was ingereden. Er stapten net drie mannen uit de cabine en
drongen de winkel binnen. Eén van hen liet de laadklep van de vrachtwagen naar
beneden. Ze praten niet met elkaar. Ze waren er op getraind en ieder van hen
wist precies wat ze moesten doen. Oom Pol hield Ka staande en fluisterde in
zijn oor:
-'Dit is een ramkraak Ka. Dit zijn dieven die de
winkel komen leeg roven'. Ka knikte:
-'Daar gaan wij een stokje voor steken oom. Dit
laten we niet gebeuren'.
-'Waarom is het alarm niet afgegaan?', vroeg oom
Pol zich af. Ka haalde zijn schouders op. Hij trok zijn oom weg van de plaats.
De drie dieven begonnen inmiddels tuinmeubelen op te laden.
De familie was ondertussen samen gedrumd bij het
tuingereedschap. Hier konden ze zachtjes praten zonder dat de dieven hen zouden
horen. Ka nam het woord:
-'Vrienden we moeten die drie dieven overmeesteren
en boeien. We hebben sterk touw nodig. De moeders en hun kinderen gaan naar het
rek bij de kassa en verstoppen zich daar. De oudere kabouters beschermen ze
daar. De rest zoekt iets om zich te verdedigen, maar let op ze mogen ons niet
zien'. Het werd stil rond de kabouters. Iedereen deed wat men van hem
verwachtte. Ka wenkte de jongste kabouter en wilde hem naar het rek sturen maar
hij kreeg een idee:
-'Luister Wonk. Sluip ongezien naar buiten en zet
de banden plat van de vrachtwagen. Gaat dat lukken?'. Wonk knikte en voelde
zijn hartje sneller slaan van spanning.
-'Neem een haarspeld van je moeder mee Wonk. Weet
je hoe dat werkt'.
-'Jazeker Ka. Ik heb voor de grap mijn broertje
zijn fietsbanden al eens laten leeglopen'. Hij werd gelijk rood tot achter zijn
oren. Dit wou hij eigenlijk niet verklappen, maar Ka lachte:
-'OK dan. Daar zullen we het later nog wel over
hebben. Wees voorzichtig Wonk'. De kleine jonge kabouter ging er als een haas
vandoor. Als een muis liep hij langs de muur tot bij het kapotte geraamte. Hier
wachtte hij geduldig tot de dieven terug de winkel in waren en glipte dan naar
buiten. In zijn broekzak had hij een paar haarspelden zitten die hij vorige
week in de winkel had gevonden. Hij wilde ze aan zijn moeder geven als cadeau
voor haar verjaardag. Nu kwamen de dingen nog goed van pas. Net op tijd sprong
Wonk voor de voorste wielen in de schaduw. De dieven kwamen alweer terug met
een tuintafel die ze de vrachtwagen induwden. Toen ze weer weg waren kwam Wonk
in actie. Hij bleef volledig in de schaduw. Alleen zijn arm zou je kunnen zien
die de haarspeld in het ventiel stak. Wonk hoorde hoe de lucht ontsnapte. Hij
liet de speld zitten en nam een tweede uit zijn broekzak. Hij rolde zich naar
de andere zijde van de wagen en stak ook hier de haarspeld in het ventiel. De
lucht ontsnapte maar waar Wonk niet op gerekend had gebeurde. De dieven kwamen
terug en plaatsten enkele tuinstoelen op het laadplatform toen ze iets hoorden.
Ze bukten zich om nog scherper te luisteren. Dan kwamen ze voorovergebogen op
het gesis af. Wonk wist dat hij een fout had gemaakt. Twee banden
tegelijkertijd laten leeglopen maakte te veel lawaai. Hij moest hier weg. Hij
bleef onder de vrachtwagen en toen hij zag dat de dieven bij de cabine waren
rende Wonk geruisloos naar binnen. Terug tegen de muur tot bij de stand met het
tuingereedschap. Hier botste hij bijna op Ka:
-'Ze hebben gezien dat de banden plat staan Ka!'.
-'Geeft niet Wonk. Goed gewerkt. De banden staan
plat genoeg. Ze kunnen niet meer met de vrachtwagen weg. Nu gaan ze de dader of
daders zoeken. Ren naar de kassa Wonk en blijf daar'. Wonk was al weg.
-'Vrienden nu is het onze beurt', fluisterde Ka.
Hij zag hoe de dieven terug binnen kwamen. Ze slopen gebukt rond de
tuinmeubelen en verspreiden zich. Elke dief ging een andere kant op. Daar had
Ka een beetje op gehoopt. Drie dieven tegelijkertijd overmeesteren zou niet
lukken. Een voor een was nog te doen, hoopte hij. Een dief kwam hun kant uit.
Het was een grote magere man met een zwarte muts op het hoofd. Ter hoogte van
twee rekken werd de man verblind door de maan en daar profiteerden de kabouters
van. Ze hadden een touw tussen twee rekken gespannen en de dief struikelde. Hij
probeerde zich ergens aan vast te houden maar het was te laat. Zijn lichaam
smakte tegen het beton van de vloer. Zijn hoofd raakte de grond en hij bleef versuft
liggen. Net lang genoeg voor de vrienden van Ka. Kabouter Klad en Blij trokken
de muts over zijn ogen terwijl Ka en Pol, de politiekabouter, de handen van de
dief boeiden. Kabouter Hark en Schep bonden de voeten tegen elkaar en maakten
het touw vast aan een groot rek. Deze dief zou niet meer ontsnappen.
-'Vlug naar de serre', fluisterde Ka en ze renden
zo snel als ze konden op de tweede dief af. Ka zag nog net hoe hij langs de
openstaande schuifdeur de serre in sloop. Speurend van links naar rechts zocht
hij de vandaal die de banden had laten leeglopen. De kabouters slopen hem stil
achterna. Eens binnen duwden ze geluidloos de dubbele glazen deur dicht. Tot
zover was hun plan gelukt. Als hazen renden ze langs de kant tot een paar meter
voor de dief. Ka zette de roephoorn tegen zijn mond en brulde als een leeuw. De
dief schrok zo hard dat hij een sprongetje in de lucht maakte en dan verschrikt
bleef staan. Zijn knieën knikten van angst. Op dat moment rolden de andere
kabouters een levensgrote nep leeuw tot voor de dief. Ka brulde opnieuw door de
megafoon. De dief sloeg de handen voor het gelaat, draaide zich om en liep
terug van waar hij kwam. Dat de deur nu dicht was zag hij niet. Met een luide
knal smakte hij tegen de ruit. Een paar seconden bleef hij nog recht staan.
Maar dan viel hij als een lege zak aardappelen in elkaar. Volkomen knock out.
Ook hier boeiden de kabouters de dief zoals de eerste. Ze trokken een zwarte
kap over zijn ogen. Nog één dief te gaan.
De kabouters sprinten naar de kassa. Daar zocht de
derde dief in alle hoeken en kanten naar iemand die de banden van hun wagen had
laten leeglopen. Tijd voor plan drie want hij naderde de schuilplaats waar de
kaboutermoeders met hun kinderen zaten. Ka hield de megafoon voor de mond van
oom Pol. Hij brulde:
-'Halt dief. Staan blijven. Hier spreekt de
politie. Verroer je niet of ik laat de hond los!'. Ka hield de megafoon dan
voor de mond van de herdershond die gevaarlijk begon te blaffen. Het geluid
deed pijn aan de oren. Ook de dief hield zijn handen tegen de oren en begon te
beven als een espenblad.
-'Ga op de grond liggen dief!', commandeerde oom
Pol verder:
-'Trek je muts tot over je ogen en doe daarna je
handen op de rug!'. De dief gehoorzaamde als een brave leerling in de klas.
Toen hij op de grond lag met de armen op de rug werd ook hij vakkundig geboeid.
De klus was geklaard.
Ka keek naar buiten en zag dat de zon op kwam. Hij
wenkte al de kabouters en ze volgden hem naar de personeelskantine. Hier konden
de dieven hen niet meer horen.
-'Bedankt allemaal voor jullie moed en opoffering.
Er rest ons nog één ding te doen en dat is ons materiaal op te ruimen voor het
personeel begint. Wat de dieven hebben stuk gemaakt laten we liggen. Alleen ons
materiaal wordt netjes terug geplaatst. De verf terug in de potten en de
borstels uitgewassen. Het is bijna tijd om te rusten. Dat hebben we trouwens
verdiend', besloot Ka.
Enkele minuten later stonden alle kabouters terug
keurig op hun rek. Eindelijk konden ze van de rust genieten. Net op tijd want de winkeldeur
schoof open en chef Toon kwam binnen. Toen hij de man op de grond zag liggen
bleef hij even verschrikt staan.
-'Wat is hier gebeurt zeg?' vroeg hij zich
fluisterend af. Hij nam zijn smartphone en de kabouters hoorden hem met de
politie bellen terwijl hij de gehele zaak doorliep en inspecteerde. Toon, de
chef, viel van de ene verbazing in de andere. Op elke afdeling lag een geboeide
dief en in de vrachtwagen, die het grote raam had verbrijzeld, stonden tuinmeubelen. Toon kwam terug bij de kassa
toen hij de politie hoorde arriveren. Aan twee inspecteurs in uniform vertelde
hij wat hij wist. -'Heeft u dan niet die gangsters overmeestert, meneer Toon?',
vroeg inspecteur Tine.
-'Heef-'Neen, ze lagen geboeid toen ik hier binnen
kwam. Ik begrijp het zelf niet.'
t de zaak dan geen alarminstallatie?', was de vraag
van inspecteur David.
-'Jazeker meneer. Ik denk dat iemand die gisteren
heeft vergeten in te schakelen, want ze staat af.'
-'Wie moest het alarm dan inschakelen?', was de
volgende vraag van de inspecteur.
-'Dat is gewoonlijk het werk van ons jongste
personeelslid, Bjorn. Hij verlaat als laatste de zaak en zet het alarm op. Kijk
daar komt hij net aan!'. Toon wees naar een jonge fietser die net kwam
aanrijden. Bjorn, de jonge fietser, schrok omdat zijn chef hem aanwees. Hij
bekeek de politie agenten en de twee inspecteurs die dreigend op hem af kwamen.
Hij was betrapt. In plaats van te stoppen draaide hij in een kring rond en
wilde er vandoor fietsen. Inspecteur David riep iets naar de agenten in uniform
en die stormden op Bjorn af. Hij wilde sneller zijn maar zijn fiets blokkeerde.
Met een smak belandde hij op de stoep. En dan waren de agenten al bij hem.
Bjorn gaf het op.
-'Dat probleem met het alarm is dan opgelost', zei
Tine tegen David:
-'De grote vraag blijft wie de dieven geboeid heeft
achtergelaten?'.
David keek achterom naar het rek waar de kabouters
geduldig stonden te wachten. David grinnikte en haalde zijn schouders op:
-'Dan zullen het de kaboutertjes het gedaan hebben
Tine!', zei hij. David wist niet dat er een reporter van de plaatselijke krant
in de buurt was die hun gesprek afgeluisterd had. Een uur later berichtte de
krant in vette letters:
-Inbraak verijdeld door tientallen kabouters.
Hoofdstuk 4
Ka zweeg en keek naar zijn gezinnetje. De kinderen
fronsten hun wenkbrauwen:
-'Wanneer heb je dan mama ontmoet?', vroeg
Vlechtje.
-'Door die kleine zin in de krant werd er een
stormvloed ontketend van mensen die absoluut een kabouter wilde kopen. Sommigen
wilden wel twee of drie kabouters tegelijk mee naar huis nemen. Het was echt
een overrompeling. Op enkele minuten tijd was het hele rek leeg. De
leveranciers van kabouters kon de vraag naar meer niet bijhouden. Ook ik werd
verkocht en op deze manier belandde ik in een prachtige tuin die mooi
onderhouden werd door Lisa, jullie moeder. Sindsdien zijn wij onafscheidelijk.
Maar nu wordt het tijd om op te ruimen. De zon komt op. Jongens doof het vuur
en strooi de as tussen de bloemen. We gaan rusten'.
|