|
Dag
4. Vrijdag 29 april 2016.
Na
het ontbijt betalen we onze rekening in het hotelletje en vertrekken naar 'La
Coupole'. Toevallig rijden we langs een grote begraafplaats in Longuenesse.
Uiteraard brengen we een uitgebreid bezoek. Het 'St. Omer Souvenirs Cemetery'
was het hoofdkwartier van de Britse Expeditie eenheid van oktober 1914 tot
maart 1916. In de stad werd een hospitaal gebouwd en de doden werden hier
begraven vanaf 1914 tot 1920. In totaal rusten er 2.874 Britse militairen van
de Eerste Wereldoorlog waarvan zes onbekend bleven. Een speciaal 'Memorial'
werd opgedragen aan de 23 mannen van het Chinese Labour Corps wiens graven niet
meer konden gelokaliseerd worden. Van WOII zijn er 403 lichamen begraven
waarvan er 93 niet meer geïdentificeerd konden worden. Op bepaalde plaatsen
staan de zerken pal naast elkaar, met soms twee namen van gesneuvelde Britse
soldaten op de zerk. Verder nog twaalf Indonesische grafzerken. Heuvel op staan
de zerken van Duitse soldaten die sneuvelden in 1918. Enkelen met twee namen op
de zerk. Om af te sluiten vinden we vier zerken van het Tsjechische leger en
één Poolse militair die gesneuveld zijn tijdens WOII, één van hen kon niet meer
geïdentificeerd worden. Het zijn eigenlijk twee begraafplaatsen. Naast de
Commonwealth graven bevind zich, links van de ingang, de Franse begraafplaats
met de bekende witte kruisjes, weliswaar iets groter dan gewoonlijk. Tegen de
haag staan 18 zerken van Belgische gesneuvelde militairen. Allen gestorven voor
Frankrijk. Uiterst links, in de hoek, staat een hoge herdenkingszuil die de
doden herdenkt van het Franse garnizoen. Er staan, voor de haag, zeven hoge
horizontale zerken van Franse militairen uit WOII. Allen overleden op 3 maart
1957. Spijtig dat alleen de Britse begraafplaats een register heeft. De
loofbomen zitten nog in de winter fase. De bladeren zitten nog verscholen in de
knoppen.
Een
hele tijd later, het is ondertussen 10:00u, parkeren we de auto in de Rue
Clabaux (D210) in Wizernes. Een grafzerk voor de ingang herdenkt de vele
slachtoffers die gestorven zijn tijdens de bouw en de bombardementen van La
Coupole in 1943 1944. La Coupole was tijdens de Tweede Wereldoorlog een
geheime basis die gebouwd werd in opdracht van de Duitse strijdkrachten. Het
bolwerk was een grote ondergrondse stad en bedoelt om V2 raketten af te vuren
op Londen. Het is een indrukwekkend en
modern museum waar de historische en wetenschappelijke belangen getoond worden
die een rol gespeeld hebben bij de bezetting en daarna tot de ruimtevaart.
Levensechte
kanonnen, vliegtuig motoren, verschillende geweren, revolvers en mitrailleurs
worden tentoongesteld in de inkomhal. Alles wordt met infoborden duidelijk
uitgelegd in verschillende talen waaronder Nederlands. Een koptelefoon met
audio begeleiding wordt ons bij betaling overhandigd. Wanneer we ons in een
zone begeven met een pictogram van 'oortjes' krijgen we automatisch
toelichtingen. Een vijf meter dikke betonnen koepel beschermde het door
dwangarbeiders in 1943 uitgegraven ondergronds complex voor de opslag en
lancering van Duitse V2-raketten. Voor alle duidelijkheid. In 'La Coupole' en
in 'Le Blockhaus' werden nooit V2-raketten gelanceerd. Ook binnen in het complex
werden borden tegen de wanden bevestigd met de nodige info. Een aangrijpende
tentoonstelling met grote infoborden, koperen monumenten en kransen van
klaprozen herdenken 1 september 1944. Ik citeer: 'Enkele uren voor de
bevrijding van het noorden van Frankrijk door Britse, Amerikaanse, Canadese en
Poolse troepen, verlieten 871 mannen van 16 tot 71 jaar de gevangenis van Loos,
vlakbij Rijsel, onder de leiding van hun Duitse bewakers. De meesten van hen
waren verzetsstrijders veroordeeld door de rechtbanken van de Wehrmacht, of
gijzelaars opgepakt door de bezetter tijdens de zomer van 1944. Samengeperst in
wagons voorbestemd voor vee, werden ze naar de concentratiekampen Sachsenhausen
en Buchenwald getransporteerd. Negen maanden later, in mei 1945, bij de val van
het nazirijk, bleven er slechts 275 overlevenden over.
De
bronzen platen, voorgesteld in deze galerij, dragen ter nagedachtenis en als
eerbetoon de naam van de gedeporteerden van de 'Loos-trein'.
In
de koepel krijgen we als bezoeker, in de zaal 'Cinéac', de film te zien van de
regio Nord-Pas-de Calais die in Duitse handen was van 1940 tot 1945. De film
duurt een goeie twintig minuten. In de tweede cinema zaal 'Rex' bekijken we de
film 'De nieuwe Duitse wapens' om daarna
via de trappen naar het tweede niveau te stijgen en alles te bezichtigen
over de beide thema's. Alles is indrukwekkend. Na het souvenirwinkeltje kan je
La Coupole 3D Planetarium bezichtigen. Zweven in het heelal, naar de maan
vliegen aan boord van Saturn V, ... etc. Het is een onvergetelijke belevenis
voor jong en oud.
Vervolgens
rijden we naar de stad van kunst en geschiedenis: Saint-Omer. Het is
ondertussen 13:30u geworden. De stad Sint-Omaars is ontstaan vanuit twee
religieuze plaatsen die de heilige Omer stichtte. Door de eeuwen heen vestigden
zich in deze stad verschillende kerkgemeenschappen. Toen Thérouanne in 1553
verwoest werd kreeg Saint-Omer het bisdom toegekend. In de 19e eeuw
kende de katholieke stad met veel scholen opnieuw een religieuze opbloei. We
plaatsen onze wagen op de 'L'Esplanade', een parkeerplaats om langdurig te
staan. Deze wijk, die lang tegen de vestingmuren aanlag, is georganiseerd rond
een groot plein. In de 13e eeuw werd een kasteel op de meest
kwetsbare kant van de stadsmuren gebouwd om deze te beschermen. De La Barre
kazerne is een goed voorbeeld van de kazernes die vanaf de 17e eeuw
tegen de vestingmuren aangebouwd werden. Het gebouw is gedeeltelijk gerenoveerd
naar het model van Vauban, tegenwoordig zijn hier woningen ondergebracht. Na de
Tweede Wereldoorlog heeft de stad de exercitievelden gekocht en verplaatst naar
Saint-Martin-au-Laert om tegemoet te komen aan de groeiende woningnood. Sinds
1998 completeert de bioscoop dit geheel van hoog- en laagbouw.
We
maken een uitgebreide stadswandeling. Via een stadsplan wandelen we zo goed als
kan straat in en straat uit in lus vorm om de belangrijkste gebouwen te
bezoeken van Saint-Omer. Via de Rue Du Lion d'Or, rechtsaf in de Place du
Maréchal Foch en de Place Pierre Bonhomme volgen we de Rue Henri Dupuis tot bij
de Notre-Dame kathedraal. Het is allemaal begonnen als een bescheiden kapel in
de 7e eeuw. Later werd het een collegiale kerk, om ten slotte in
1561 een van de bekendste kathedralen in Vlaanderen en Artesië te worden, na de
vernieling van Terwaan, de enige Franse enclave in Artesië, door keizer Karel
V. Sinds de opheffing van het bisdom Sint-Omaars in 1801 is de kathedraal geen
bisschopszetel meer. Sint-Omaars ressorteert sindsdien onder het bisdom
Atrecht. In de kerk hangt een kruisafneming van Rubens en er is ook een
herdenkingsmonument van de heilige Audomarus of Omaar.
Vlakbij
de kathedraal staat het standbeeld van Pierre Alexandre de Monsigny (1729
1817). Een Franse componist en lid van de Franse academie voor schone kunsten.
De laatste jaren van zijn leven werd hij blind. Op 14 januari 1817 stierf hij
in Parijs.
We
moeten de Place Sithieu in. Via de Rue Gambetta wandelen we in de eerste straat
links de Rue Lycée in voor de kapel van de Waalse jezuïeten. Al van ver zien we
de hoge toren van de kerk.
Ze werd
gebouwd tussen 1615 en 1640 door Jean du Blocq, de architect van de orde die
ook de kathedraal van Luxemburg ontwierp. De jezuïetenkerk werd helemaal
gerestaureerd zodat het beeldhouwwerk goed zichtbaar is. In het voormalige
internaat en in de klaslokalen die eind 19e eeuw herbouwd werden is
de streekbibliotheek ondergebracht. Rond een binnentuin liggen nog gebouwen uit
vier verschillende eeuwen.
Terug
naar de Rue Gambetta, daarna slenteren we door de Rue des Moulins en nemen de
eerste straat linksaf in de Rue Boitot Godefroy tot bij de ruïne van de abdij
Saint Bertin met op de voorgrond het gerenoveerde standbeeld van Suger. Het is
echt genieten van de schoonheid die de ruïne uitstraalt. De abdij is gewijd aan
Sint-Bertinus, de eerste abt van de abdij. Het park is aangelegd om te tonen
hoe de abdij en het klooster eruit zagen. Het klooster werd gesticht door Omer,
de bisschop van Terwaan, in 658. De abdij en het klooster werd in de 12e
eeuw door een honderdtal monniken bevolkt. Vanaf haar ontstaan heeft de abdij
dikwijls geleden onder zware catastrofen, voornamelijk door invallen van
Noormannen en verwoestende branden. De laatst bekende brand was in 1152 waarbij
een gedeelte van de stad Sint-Omaars verwoest werd. In 1791 werd de abdij en
het klooster afgeschaft. De overgebleven monniken werden verdreven en klooster
werd omgebouwd tot hospitaal voor het Franse leger. In 1811 kocht het
gemeentebestuur de gebouwen op. Wat te gevaarlijk was werd gesloopt. De
abdijtoren van 58 meter hoog stortte neer in 1947. In 2007 werd aan een
grondige herwaardering van de ruïnes gedaan. Het levensgrote standbeeld van
Suger is van eerste minister en regent van Frankrijk. Hij was een Vlaams monnik
en verbleef in het klooster tot aan zijn dood in januari 1151.
We
wandelen verder door de Rue Saint-Bertin tot nummer 45 49 voor de
classicistische gevel van het Engelse Jezuïetencollege. Op de nummers 51 tot 57
staat het Saint-Bertin college in neogotische stijl. Na de scholen nemen we
even de eerste straat rechts in de Place Saint-Denis voor de Saint-Deniskerk
die gebouwd werd met een opvallende portaaltoren uit de 13e eeuw. De
kerk werd in de 18e eeuw verbouwd naar het model van de hallenkerk
zoals in heel Vlaanderen in trek was, met zijbeuken die net zo hoog zijn als de
hoofdbeuk.
De
'Brede straat' of de Rue Carnot ontwikkelde zich vanaf de Middeleeuwen tot
marktstraat. De waren werden van de kades naar het centrum vervoerd en
opgeslagen in de overwelfde kelders. In 1777 liet het hotel Sandelin bouwen. De
stenen gevels vormen een harmonieus geheel door een samenspel van ruitvormige
en ronde lijnen. Sinds 1904 is hier een museum met collecties van Schone
Kunsten, Middeleeuwse Kunst en Decoratieve Kunsten ondergebracht, volledig
gerenoveerd in 2004. Saint-Omer was in het begin van de Eerste Wereldoorlog het
hoofdkwartier van het Britse leger in Frankrijk. In 1914 overleed één van hun
leiders, Lord Roberts, op nummer 52.
Het
Maréchal Foch brengt ons tot op de Grand'Place. Een plein van 1,5 hectare.
Saint-Omer was rond 1300 een levendige lakenstad en hoorde tot de tien grootste
steden van Europa. Het vroegere gebouw van de rechtbank uit 1593 (nu Société
Générale) was onderdeel van de Hal der Schepenen waar het gemeentebestuur
zetelde. In de 19e eeuw werd deze vervangen door het vroegere
gemeentehuis dat ook een commerciële functie had. Het vroegere gemeentehuis
heeft een verrassende vorm. De bewoners noemen het al sinds de bouw 'de
koffiemolen'. Onder het dak ligt een prachtig Italiaans theater. Aan de andere
kant van het plein staat het vroegere wit stenen baljuwhuis (nu Caisse
d'Epargne) waar de baljuw de koning vertegenwoordigde. Op de balustrade, net
onder het dak staan vier symbolische standbeelden (kracht, justitie,
vooruitzicht en matigheid). Onze wandeling eindigt bij de parking waar we onze
auto hebben achtergelaten.
In
de Rue du Sart te Eperlecques parkeren we onze auto en brengen we een bezoek
aan de grootste bunker van Noord-Frankrijk waaraan men in maart 1943 werd
gestart. Het 'Le Blockhaus' bouwwerk is 90 meter lang, 50 meter breed en 33
meter hoog. Het werd opgetrokken, te midden van een bosrijk gebied, door
duizenden krijgsgevangenen en dwangarbeiders uit België, Nederland, Frankrijk
en Rusland. De bunker is kolossaal en indrukwekkend door zijn omvang en de gebruikte
technieken. In dit monster complex werden de eerste afschrikwekkende
V2-raketten gemonteerd en gelanceerd. Al deze activiteiten bleef niet
onopgemerkt. In augustus 1943 wordt de bunker voor de eerste maal gebombardeerd
door de Royal Air Force van de Britse luchtmacht. De sporen zijn nog duidelijk
zichtbaar. Er ontstond een krater van 42 meter doorsnede en een diepte van
ongeveer 18 meter.
De
lanceerinstallatie verhuisde naar La Coupole. Omdat er geen V2-raketten meer
konden gelanceerd worden werd er een laboratorium ingericht voor het produceren
van een vloeibare zuurstof, de brandstof voor de V2- raket. Na een nieuw
bombardement op 27 juni 1944 vluchtten de Duitsers terug naar Duitsland. Vanaf
1973 werden de deuren geopend voor bezoekers. Na het winkeltje wandel je langs
een pad tussen de natuur met divers oorlogsmateriaal: legervoertuig, kanonnen,
een éénpersoonsduikboot...etc. Info krijg je langs luidsprekers, zelfs in het
Nederlands.
Twee
treinwagons langs een wandelpad nodigen uit om in te stappen. In deze veewagons
was plaats voor acht paarden in de breedte of veertig staande mensen. Zij
werden in de Tweede Wereldoorlog gebruikt voor het vervoer van gedeporteerden
naar concentratie- en vernietigingskampen. Mannen en vrouwen waren in deze
rijdende gevangenissen gestuwd. De luiken waren dicht gespijkerd en met
prikkeldraad omgeven om ontsnapping te vermijden. Op de grond lag stro. Slechts
5% van de gedeporteerde Joden en zigeuners keerden in 1945 levend terug. Rechts
van de wandeling bestaan nog kraters die door het inslaan van bommen ontstaan
zijn. In sommige blijft het water staan waardoor het kunstmatige vijvers zijn.
Er is zelfs nog een 45 meter lange lanceerrail met een V1 te zien.
Het
is 17:30u. Tijd om naar huis terug te keren. Tot schrijfs. Tekst: Luc
Verschooten. Fotos: Rina Meurs.







|