VIERDE BEWIJS IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' VAN DE DIEFSTAL DOOR ALFRED MICHIELS: SCHOL. ARAT.
Met Germanicus zijn we eindelijk gekomen bij datgene waar het voor Alfred Michiels eigenlijk allemaal om gaat: wie vond nu de naamverklaring van Antwerpen uit de vormen Anduaeripae en Ambaeduaeripae?
Alfred Michiels beweert natuurlijk dat hij die naamverklaring van Antwerpen heeft gevonden. Nadat ik hem over de mogelijke evolutie van de naam Antwerpen uit de samenstelling van Anduae (contractie van Ambaeduae) met Ripae had verteld, organiseerde hijzelf daartoe een interview tijdens de tweede helft van augustus 1989 met journaliste Caroline Vanneste. In dat interview eigent Alfred Michiels zich de vondst toe dat de naam Antwerpen voortkomt uit Anduaeripae. Dit verscheen in Gazet van Antwerpen eind augustus 1989 als een donderslag bij heldere hemel.
Natuurlijk liet ik dit niet zomaar van mij afpikken. Als auteur van deze toponymische verklaring confronteerde ik hem met een mogelijke onvolkomenheid in deze etymologie. Hij verwachtte dan ook een correctie, wanneer ik de eerstvolgende keer tegen zijn diefstal reageerde. Maar die correctie kwam er niet: ik bevestigde de etymologie uit het Latijn via Ambaeduaeripae en Anduaeripae in De Standaard in september 1989. Daarop bedacht hij de zogenaamde val voor mij waarover hij spreekt in zijn leugenachtige pdf-file (die eind mei 2007 met de hulp van www.archeonet.be werd verspreid en die nog steeds op het worldwideweb te vinden is) maar ook in de krant De Morgen in september 1989.
Doordat hijzelf toegeeft dat hij voor mij een valstrik organiseerde (d.w.z. dat hij openlijk toegeeft dat hij misleidende informatie aan de geschreven pers bezorgde), pleegt Alfred Michiels een persmisdrijf. Wat voor hem wellicht maar een bagatel lijkt, krijgt volgens de Belgische grondwet ineens enorme juridische proporties. Persmisdrijven zijn in België namelijk geen lichte misdaad, maar een assisenzaak! Dit heeft alles te maken met de Belgische grondwet van 1830 die zeer verregaand beïnvloed is door liberale ideeën, die o.m. de persvrijheid zeer hoog in het vaandel voeren. Zowel Gazet van Antwerpen en a fortiori De Morgen kunnen de heer Michiels nu voor assisen dagen. Het merkwaardige hierbij is nu dat ik hem de verdediging kan bezorgen die hem hiervan vrij pleit! Want wat hij beweert een val te zijn geweest (hiermee bedoel ik dus het interview dat hij gaf aan Gazet van Antwerpen in augustus 1989), was helemaal geen val! Wel was het ordinaire diefstal, maar dat is geen assisenzaak.
Om Alfred Michiels van assisen te sparen zal Julius Caesar Germanicus, die we reeds in het Derde Bewijs van de diefstal van Alfred Michiels opvoerden, een primordiale rol spelen!
Waarom had Michiels deze val nodig? De reden daarvan is dat ik hem na het verschijnen van zijn interview in Gazet van Antwerpen meedeelde dat de naamverklaring voor Antwerpen uit het post-klassiek Latijn Anduaeripae en Ambaeduaeripae niet helemaal correct was. Hij moest nu een mogelijke weerlegging van mij voor blijven. Hij wachtte dus af welke correctie er van mijnentwege zou komen, maar die kwam er niet. Zoals gezegd verscheen er in De Standaard van begin september 1989 wel een reactie van mij, maar daarin bevestig ik de vorm Ambaeduaeripae als mijn vondst.
Wat doet nu Alfred Michiels ? Hij begint die vorm die in zijn ogen uit het post-klassiek Latijn komt te ridiculiseren. Hij roept de autoriteit in van zijn generatiegenoot prof. Jozef Van Loon in de op de spits gedreven dubbele bladzijden van De Morgen die later in september 1989 verschenen: Ambaeduaeripae zou zelfs geen Latijn zijn. Ik hoop voor prof. Jozef Van Loon dat hij de woorden die hem in de mond worden gelegd nooit heeft gezegd, m.a.w. dat de uitspraak prof. Van Loon zegt: Ambaeduaeripae is zelfs geen Latijn een zoveelste leugen van Alfred Michiels is (maar Michiels herhaalt dit in 2007 nog eens in zijn misdadige pdf-file, waarvan de verspreiding mee op de verantwoordelijkheid van www.archeonet.be berust). Ambaeduaeripae is wel degelijk puur klassiek Latijn. In het taalkundig onderzoek is dit moeilijk terug te vinden als men niet naar een gespecialiseerde bibliotheek (of een seminarie voor klassieke talen) gaat zoals de heer Michiels, die zich liever laat bedienen door loopjongens. Classicus Alfred Michiels blijft geloven in wat ik hem suggereerde, namelijk dat de samenstelling Amboduo geen klassiek Latijn is, maar post-klassiek Latijn. En inderdaad: in geen enkel modern Latijns repertorium vind je amboduo terug. Hij wijdt er dan ook een speciale kadertekst aan op p. 145 en 146 van zijn boek.
Door de vormen Ambaeduaeripae en Anduaeripae als klassiek Latijn en Latijn tout court te verwerpen maakte Alfred Michiels het zichzelf wel heel erg moeilijk. Hij vindt echter een oplossing via een gefingeerde Keltische volksnaam Ambiduesr(e)ipi, die uit het Keltisch via het vulgair Latijn naar het laat-middeleeuwse Ansdous + ripi evolueert. Zijn oplossingen zijn aan de ene kant niet eenduidig maar van de andere zijde wel zeer creatief. Of om het anders te zeggen: Alfred Michiels maakt er nu een knoeiboel van. De etymologie die eruit voortvloeit en die hij publiceert in zijn boek in 2007 is gewoon fout.
Centraal in zijn betoog staan de vormen Andouerpenses, Andouerpis en Anderpus, de eerste twee uit de Vita Eligii (ca. 700), de derde vorm staat vermeld op een munt (daterend uit de vroege 7de eeuw). Deze perfect uit het klassieke Latijn te verklaren vormen plaatst Alfred Michiels tussen een Keltische vorm Ambidoues of Andoues + Repi (p. 151 en 158-159) en een vorm die hij samenstelt uit het Latijn Amboduo via het oud-Franse telwoord, vermeld in het beroemde Chanson de Roland (volgens hem begin 11de eeuw, maar meestal ca. 1080 gedateerd) Ansdous + Ripi (p. 145-146). Dit maakt dat het samenstellende element Andoue in de naam Antwerpen chronologisch bekeken zowel vóór de vormen vermeld in de 7de eeuw als bij de latere evolutie van datzelfde Andoue een s krijgt toegevoegd. Zowel zijn Keltische reconstructies Ambodoues en Andoues (Michiels, p. 151 bovenaan) als het oud-Franse Ansdous bevatten een samengestelde vorm uitgaand op s. Precies omwille van de hinderlijke s in het midden van de samenstelling "Ambidoues + ripi" kunnen Michiels Keltische vorm Ambidouesr(e)ipi als zijn oud-Franse vorm Ansdous + Ripi niet in overeenstemming worden gebracht met de vormen Andouerpis, Andouerpenses en Anderpus uit de 7de eeuw. Die s krijg je er niet zomaar uit als die er eenmaal in zit, en je voegt ze ook niet zomaar toe als ze er voorheen niet in zat! Zeker niet in een omgeving als Antwerpen, die in die jaren zeker reeds Germaanstalig was (vergelijk met de s uit Insula bewaard in het toponiem Rijsel uit Ter IJsel, maar in het Frans Lille). Michiels verklaart de vormen uit de 7de eeuw als Latijnse varianten van Ambidouesrepi of Andouesrepi (Michiels, 2007, p. 159). De Keltische volksstam waarnaar volgens hem Antwerpen werd genoemd waren dus de Ambidouesr(e)ipi (zie ook de samenvatting van Michiels lezing op de website van het Antwerps Genootschap voor Geschiedenis).
Dat komt ervan als je als classicus onvoldoende klassiek Latijn kent! Ik had in augustus 1989 voor de vorm Anduaeripae namelijk een verklaring uit het klassiek Latijn, maar de basis waarop die is gestoeld heb ik aan Alfred Michiels niet meegedeeld, omdat ik gealarmeerd was door de hardnekkigheid waarmee hij tevoren naar de referentie van Antwerpen in de uitgave van de Annales Fuldenses had gevraagd (cf. DERDE BEWIJS). De oorspronkelijke vorm Anduaeripae had ik hem echter al bekend gemaakt. Ik kon dat niet meer terugroepen en dus wist hij eigenlijk al te veel. Met een mogelijke falsaris voor mij, zou het nu zeer moeilijk worden om hem nog te ontmaskeren indien hij de bedoeling zou hebben om de naamverklaring voor Antwerpen te stelen.
Vaststellend dat classicus Michiels tot in detail alle informatie noteerde die ik hem vertelde, gaf ik hem toch meer dan ik eigenlijk moest vertellen, evenwel zonder mijn bron prijs te geven. Ik vertelde hem dat ik in laat-Latijnse literatuur een vermelding van Amboduo had gevonden, een voorbeeld dus. Het voorbeeld was bovendien zelfs in het vrouwelijk: ambaeduae quidem subtiles videntur stellae, dus compleet passend bij ripae. Natuurlijk moest hij weten waar dit vandaan kwam. Ik dicteerde vervolgens Schol. Arat., p. 296, 8. U vindt de aanhaling in zijn boek p. 146 met verwijzing naar voetnoot 373 p. 222! Hij vroeg me nog: wat is dat: Schol. Arat.? Nu, dat heb ik hem niet verteld! Ik dacht toen: als het vanavond de laatste keer is dat ik met hem over de vroegste geschiedenis én de naamverklaring van Antwerpen spreek, dan moet hij er maar zelf zien achter te komen, waar dat vandaan komt! Nu heeft hij daar 18 jaar de tijd voor gehad en het is hem niet gelukt. Ik zei hem dus: ik heb die verwijzing zo gevonden en zo staat ze dan ook in zijn voetnoot 373 p. 222. Vele classici die vertrouwd zijn met de repertoria zullen nu wel lachen, want zij weten al lang waar dit uit vandaan komt, nl. uit de bekende Thesaurus Linguae Latinae, het repertorium bij uitstek voor de classicus en het klassieke Latijn! In zijn boek citeert Michiels het zelf twee keer, op p. 225 in voetnoten 437 en 438, ongetwijfeld op basis van gegevens die iemand anders hem heeft aangeleverd of die hij in een studie heeft gevonden waarvan hij dan maar de referentie heeft overgenomen. Dit laatste doen heel veel studenten in hun papers en thesissen, maar het is o zo gevaarlijk, als het werk wordt verbeterd door iemand die vertrouwd is met de literatuur en de repertoria. Ze vallen dan door de mand en krijgen tot hun eigen verbazing niet de punten die ze dachten te verdienen. Dit gebeurt nu ook met Alfred Michiels.
Wellicht heeft hij radeloos gezocht in de repertoria die hij binnen zijn bereik vond naar een vorm in het post-klassiek Latijn verwant aan Amboduo, maar hij heeft die niet gevonden. Hij kwam niet verder dan de vormen uit het oud Frans, bijvoorbeeld in A.J. GREIMAS, Dictionnaire de lancien Français jusquau milieu du XIVe siècle, Parijs, 1968, waarin op p. 30 de vorm Andos, -dui te vinden is, met verwijzing naar Ambesdous, Ansdous p. 26, met daarbij adj. Pl. Ambedui, Andui (1080, Roland) (Lat. Ambos Duos).
Amboduo vindt men namelijk terug, en m.i. alleen daar, in de Thesaurus Linguae Latinae, vol. I, Leipzig, 1900, kol. 1866: Amboduo, -ae: Schol. Arat, p. 296, 8, ambaeduae quidem subtiles videntur stellae [valachice: aminda, ital.: amedue, francogallice vet.: andui]!!!
Wat is nu Schol. Arat. in de Thesaurus? Schol. Arat verwijst naar het gedicht Phaenomena van de Griekse dichter Aratos, waarvan 3 Latijnse versies bestaan, de Scholia et glossemata in Arati Phaenomena, waarvan de versie in hexameter op naam staat van de auteur Caius Julius Caesar Germanicus, kleinzoon via dubbele adoptie van Augustus en broer van de latere keizer Claudius. Germanicus werd geboren in 14 voor Chr. Hij overleed (wellicht t.g.v. vergiftiging) in 19 na Chr. Germanicus was in het Romeinse Rijk de meest geliefde telg uit de familie van de Julii en voorbestemd om keizer te worden. De Latijnse vertaling van Aratus' Phaenoomena wordt dus aan hem toegeschreven. Als men weet dat het Klassieke Latijn maar gedurende ongeveer een eeuw heeft bestaan en dan nog voornamelijk literair, nl. vanaf Caesars De Bello Gallico tot en met de schrijvers in de periode van Augustus (Livius, Vergilius, Horatius
), dus vanaf ca. 50 BC tot 50 AD, dan beseft iedereen wel dat het Latijnse gedicht waar de Thesaurus hier naar verwijst, vertaald is uit het Grieks in de volle periode van het klassieke Latijn. Mogelijk (wellicht) heeft Germanicus hierbij wel de hulp gehad van een van de beroemde schrijvers uit de Pax Augustea, wat het klassiek latinistische karakter van dit Ambaeduae nog versterkt. Schol. Arat. in de Thesaurus Linguae Latinae verwijst naar de uitgave van het gedicht van Aratus in het Latijn, door J. Th. BUHLE, Leipzig, 1801. Aratos zelf was een Hellinistisch dichter die leefde van omstreeks 315 tot 245 voor Chr. Er zijn twee gedichten van hem bewaard, waarvan het in het Latijn vertaalde gedicht Phaenomena in hexameter 732 verzen lang is. Het gedicht Phaenomena handelt over het heelal, de sterren en de geografie. Het fragment dat in de Thesaurus werd geciteerd is dus exemplarisch! De Latijnse bewerking dateert zeker van vóór 19 na Chr.
Hoe gering het aantal vermeldingen van Amboduo in het klassieke Latijn ook is, de Thesaurus toont onmiddellijk aan dat het woord op zeer brede geografische basis heeft voortgeleefd: als aminde in Roemenië (hiervoor staat valachice), als amedue in Italië en als Andui in het oud Frans!
Dat het telwoord Ambaeduae in het oud Frans Andui wordt, laat ons toe een post-klassieke vorm in het Latijn te reconstrueren nl. de nog in het vrouwelijk verbogen vorm Anduae. Gekoppeld aan Ripae geeft dit een even klassieke toponymische vorming van de plaatsnaam Antwerpen uit Anduaeripae als Saverne wordt teruggevoerd tot Tres Tabernae, de plaats Ripon, vanwaar de H. Willibrord afkomstig was, tot Ripae of Michiels eigen verklaring voor Duffel uit Duo Flumina (p. 77).
Het toppunt is nu dat classicus Alfred Michiels, niet op de hoogte zijnde dat Amboduo klassiek Latijn is, op p. 157 van zijn boek het zijns inziens laat-Latijnse Amboduo laat ontstaan onder invloed van het Keltisch! Wat een taalkundige blunder. En zo iemand durft mij op het worldwideweb, verspreid met de hulp van www.archeonet.be, te verwijten dat ik onvoldoende Latijn ken. Zo iemand, die niet terugschrikt voor ordinaire wetenschappelijke diefstal die ik verschillende malen zwart op wit kan bewijzen, krijgt een klankbord via het Antwerps Genootschap voor Geschiedenis. Voormalig voorzitter, wijlen professor Walter Couvreur, moest het weten! Zo iemand krijgt de steun van Dr. Robert Nouwen, die zijn doctoraat over Tongeren fundeerde op een stelling uit een artikel van mij uit 1990 (wetenschappelijke diefstal, mij gesignaleerd in 1994 door mijn vroegere collega Olivier Debaere; het doctoraat mij bezorgd door leescommissaris prof. dr. W. Clarysse). Zo iemand krijgt de steun van voormalig stadsarcheoloog Tony Oost voor de promotie van zijn boek (weer een loopjongen). Zo iemand krijgt de steun van Guido Cuyt, die in 1987 probeerde de valse Sarapis-scherf van Kontich voor echt te laten doorgaan (ontmaskerd in 2002-2003 door, jawel, nogmaals dezelfde Willy Clarysse). Waar kwam die valse scherf volgens de AVRA-bulletin nu ook weer vandaan? O ja, van een grapjas. Maar zijn naam hebben ze (nog altijd) niet bekend gemaakt.
Hans Rombaut
|