link zustersite www.bloggen.be/jcb
  • Julius Caesar in België: fundamenten, grondslagen, achtergronden en publicaties
  •  © Copyright 2006 Hans Rombaut, Het Wiel

    Alle teksten op deze weblog, ondertekend met Hans Rombaut, zijn auteursrechtelijk beschermd en mogen op geen enkele wijze worden verspreid of gebruikt of overgenomen, tenzij de auteur hiervoor toestemming heeft gegeven en mits de bron duidelijk wordt vermeld.

    Inhoud blog
  • Thuin: deel 2
  • Thuin: deel 1
  • Voorstelling Nationaal Biografisch Woordenboek deel 20
  • verschijning NBW deel 20
  • Antwoord 12/6 op Tony Oosts bijdrage in de AVRA-Bulletin 2006 (laatste deel)
  • Antwoord 12/5 op Tony Oosts bijdrage in de AVRA-Bulletin 2006
  • Antwoord 12/4op Tony Oosts bijdrage in de AVRA-Bulletin 2006
  • Antwoord 12/3 op Tony Oosts bijdrage in de AVRA-Bulletin 2006
  • Antwoord 12/2 op Tony Oosts bijdrage in de AVRA-Bulletin 2006
  • Antwoord 12/1 op Tony Oosts bijdrage in de AVRA-Bulletin 2006
  • Antwoord 11 op Tony Oosts bijdrage in de AVRA-bulletin 2006.
  • Antwoord 10 op Tony Oosts bijdrage in de AVRA-bulletin 2006
  • Antwoord 9 op Tony Oosts bijdrage in de AVRA-bulletin 2006
  • Antwoord 8 op Tony Oosts bijdrage in de AVRA-bulletin 2006
  • Antwoord 7 op Tony Oosts bijdrage in de AVRA-bulletin 2006
  • Vademecum bij deze blog
  • Antwoord 6 op Tony Oosts bijdrage in de AVRA-bulletin 2006
  • Antwoord 5 op Tony Oosts bijdrage in de AVRA-bulletin 2006
  • Antwoord 4 op Tony Oosts bijdrage in de AVRA-bulletin 2006
  • Platteau: deel 2
  • Platteau: deel 1
  • Nota bij de publicatie van de inleiding van de thesis
  • Mededeling
  • verwijdering reacties
  • Argumentatie 2 tegen de uitspraken van Geert van de Plassche van 16 augustus 2008, 22u28
  • Argumentatie tegen de uitspraken van Geert Van de Plassche van 16 aug. 08, 22u28
  • Fonetische verwantschap tussen /b/ en /m/: een argument extra pro Sabis = Samme
  • Antwoord 3 op Tony Oosts bijdrage in de AVRA-Bulletin 2006
  • BELANGRIJK BERICHT!!
  • Wikipedia spelletjes
  • Lezing H. Rombaut Centrum voor Europese Cultuur: Caesar en het Scheldebekken
  • VIERDE BEWIJS VAN DE DIEFSTAL IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' DOOR ALFRED MICHIELS: JULIUS CAESAR GERMANICUS
  • DERDE BEWIJS VAN DE DIEFSTAL IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' VAN ALFRED MICHIELS: DE ANNALES FULDENSES
  • BIJKOMEND ARGUMENT IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' PLAGIAAT ALFRED MICHIELS: HISTOIRE? IS 'T WAAR? antwoord aan µALFRED £MICHIELS
  • TWEEDE BEWIJS DIEFSTAL ALFRED MICHIELS IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' - VILARIACUM-WILRIJK STAAT REEDS IN THESIS ROMBAUT 1985 p. 250
  • NIEUWE SITE n.a.v. Thesis-pagina's vroegste geschiedenis Antwerpen en Omgeving p204-254
  • HET BOEK 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' BEWIJST HET PLAGIAAT DOOR ALFRED MICHIELS
  • Het Land van Rijen oktober 1983- april 1984
  • Thesis-pagina's vroegste geschiedenis Antwerpen
  • tijdelijke sluiting discussieforum
  • Aan A. Sermon
  • De historische waarheid
  • Feiten en fabels p.63-p.77
  • Verderzetting discussie Antwerpen
  • 'eorum' en de fonetische verwantschap tussen /b/ en /m/
  • antwoord op Sermon zijn beschuldigingen
  • antwoord op nog enkele opmerkingen en vragen (G. Vandeplassche)
  • Antwoord 2 op Tony Oosts bijdrage in de AVRA-Bulletin 2006
  • Antwoord 1 op Tony Oosts bijdrage in de AVRA-Bulletin 2006
  • Antwoord op de aanklacht van Robert Nouwen in AVRA-Bulletin 2006
  • 'Steden des Tijds' Teleac 1990
  • Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • Hans Rombaut: wetenschappelijke loopbaan (vervolg)
  • Hans Rombaut: wetenschappelijke loopbaan en lijst publicaties
  • Veritas filia temporis­­. Antwerpen en Anreppen, of de kwestie An- in samenstellingen
  • Plagiaat?
  • Waar verzamelde zich “op één plaats” de coalitie der Belgae?
  • Caesars castra bij de Aisne
  • Identificatie Noviodunum
  • Antwoord op Geert Vandeplassches ‘Slag bij Chestres’, deel 1, 2 en 3
  • Julius Caesar in België gelauwerd.
  • Et alia plurima
  • Portus Itius ontdekt!
  • Tweede antwoord van Hans Rombaut aan Leopold Winckelmans (eerste deel)
  • Antwoord op reactie L. Winckelmans
  • “Julius Caesar in België” in de gewone boekhandel:
  • De Beverburcht
  • Commentaren op “Julius Caesar in België”
  • Hoe kan u BESTELLEN
  • Straffe toeren 5
  • Straffe toeren 4
  • Straffe toeren 3
  • Straffe toeren 2
  • wat als u problemen met bestellen via e-mail ondervindt
  • recensie SEMafoor
  • bundel kritiek en antwoorden
  • voor boekhandelaars
  • Antwoord op Cuyt: deel 16
  • Antwoord op Cuyt: deel 15
  • Antwoord op Cuyt: deel 14
  • Antwoord op Cuyt: deel 13
  • Antwoord op Cuyt: deel 12
  • Antwoord op Cuyt: deel 11
  • Antwoord op Cuyt: deel 10
  • Antwoord op Cuyt: deel 9
  • recensie BOEKEN uitpers
  • Antwoord op Cuyt: deel 8
  • Antwoord op Cuyt: deel 7
  • Antwoord op Cuyt: deel 6
  • Antwoord op Cuyt: deel 5
  • Antwoord op Cuyt: deel 4
  • Antwoord op Cuyt: deel 3
  • Antwoord op Cuyt: deel 2
  • Antwoord op Cuyt: deel 1
  • Eerlijkheid duurt nog altijd het langst
  • Bedankt Laurent
  • Straffe Toeren 1
  • Straffe Toeren
  • reactie Hans op Roger: archeonet
  • Rombaut publiceerde de defensieve functie van de muur van Tongeren als eerste!
  • archeonet reactie Schupperke
  • reactie archeonet: Historici - archeologen, een onmogelijk huwelijk?
  • reactie archeonet: De Boze Wolf
  • archeonet: onsportieve reactie Guido Cuyt
  • nieuwe vragen
  • S.P.Q.R nieuwsbrief
  • Tip van de sluier onderaan linker- en rechterkolom
  • antwoorden meerkeuzevragen
  • ENGLISH SUMMERY
  • AGENDA voordrachten
  • wenst u een voordracht door Hans Rombaut
  • contact auteur
  • Knack: Julius Caesar was wél in België
  • Hans te gast in 'Memo' bij Hein De Caluwé op Radio 2
  • DE TELEGRAAF: zaterdag 17 juni 06
  • vrtnieuws.net
  • interview op één in 'de zevende dag' van 18 juni 06
  • Het nieuwsblad (De Gentenaar-Het Volk)
  • interview Radio 1 'Wilde geruchten': 16 juni 06
  • persoverzicht mediargus: 15 juni 06
  • Interview Klara 14 juni 06
  • Julius Caesar in België
  • Dankwoordje van de auteur
  • speciale editie van 'HET WIEL'
  • enkele kaartjes
  • Het Land van Rijen 13
  • Het Land van Rijen 12
  • Het Land van Rijen 11
  • Het Land van Rijen 10
  • Het Land van Rijen 9
  • Het Land van Rijen 8
  • Het Land van Rijen 7
  • Het Land van Rijen 6
  • Het Land van Rijen 5
  • Het Land van Rijen 4
  • Het Land van Rijen 3
  • Het Land van Rijen 2
  • Het Land van Rijen oktober 1983
  • Korte toelichting
  • Feiten en fabels p.72
  • Feiten en fabels p.77
  • Feiten en fabels p.76
  • Feiten en fabels p.75
  • Feiten en fabels p.74
  • Feiten en fabels p.73
  • Feiten en fabels p.71
  • Feiten en fabels p.70
  • Feiten en fabels p.69
  • Feiten en fabels p.68
  • Feiten en fabels p.67
  • Feiten en fabels p.66
  • Feiten en fabels p.65
  • Feiten en fabels p.64
  • Feiten en fabels p.63
  • Steden des Tijds: p.20
  • Steden des Tijds: p.12
  • Steden des Tijds: p.29
  • Steden des Tijds: p.28
  • Steden des Tijds: p.27
  • Steden des Tijds: p.26
  • Steden des Tijds: p.25
  • Steden des Tijds: p.24
  • Steden des Tijds: p.23
  • Steden des Tijds: p.22
  • Steden des Tijds: p.21
  • Steden des Tijds: p.19
  • Steden des Tijds: p.18
  • Steden des Tijds: p.17
  • Steden des Tijds: p.16
  • Steden des Tijds: p.15
  • Steden des Tijds: p.14
  • Steden des Tijds: p.13
  • Steden des Tijds: p.11
  • Steden des Tijds: p.10
  • illustratiemateriaal
    Foto

    Charlotte Dua:
    -Ontwerp kaft
    -Vormgeving kaartjes

    Foto
    Foto
    Foto
    Mijn favorieten
  • Bloggen.be
  • Gemeente Niel
  • Universa Press
  • Ecomuseum en Archief van de Boomse Baksteen (EMABB)
  • Publicaties HET WIEL, Tijdschrift voor de Geschiedenis van de Rupelstreek en Klein-Brabant
    Rondvraag / Poll
    1. Na de slag bij de Aisne (Bibrax, Chestres, zie tip van de sluier deel 1) vervolgt Caesar in 57 voor Chr. zijn opmars in westelijke richting. Bij de Suessiones (omgeving van Soissons) wil hij de burcht Noviodunum onmiddellijk bij de aankomst van zijn leger belegeren, maar hij doet dat niet. Waarom?
    a. De Auguren voorspellen een slechte afloop van de strijd
    b. Caesar acht de plaats strategisch gezien niet van belang en gaat er gewoon voorbij
    c. Het aantal manschappen in de burcht lijkt hem te groot
    d. De omwalling is te hoog en de gracht te breed
    Bekijk resultaat

    Rondvraag / Poll
    3. De Ambiani (omgeving van Amiens) geven zich in 57 voor Chr. na de Bellovaci en de Suessiones eveneens over aan de oprukkende troepen van Julius Caesar. Hun hoofdstad is Samarobriua. Dit is een Keltische naam met volgens de toponymie volgende betekenis:
    a. Burcht aan de Somme
    b. Bocht van de Somme
    c. Brug over de Somme
    d. Plaats om samen te komen
    Bekijk resultaat

    Rondvraag / Poll
    5. In vijandelijk gebied moest Caesar zich kunnen oriënteren, d.w.z dat hij vooral moest kunnen inschatten waar hij was en hoeveel tijd hij nodig had om zijn troepen van de ene plaats naar de andere te brengen en eventueel om op dezelfde plaats terug te keren. Aan de hand van welk hulpmiddel moet hij zich volgens de auteur van Julius Caesar in België hebben georiënteerd bij zijn opmars?
    a. De stand van de sterren
    b. Kaarten van het Romeinse leger
    c. De loop van de rivieren
    d. Het kompas
    Bekijk resultaat

    Julius Caesar in België
    Hans Rombaut
    De vroegste geschiedenis van Gallia Belgica historisch geografisch benaderd vanuit de Bello Gallico
    11-08-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Antwoord op Cuyt: deel 16

    Antwoord op Cuyt: deel 16

    Beschouwingen over § 23 (regels 192 tot 209) en conclusie (regels 210 tot 219)

    Om een schepel graan was het Caesar niet te doen

    In zijn beoordeling van het Algemeen Besluit op mijn boek haalt Cuyt de eerste zin van de tweede paragraaf uit zijn verband, om de zeer belangrijke conclusie te ondermijnen dat Caesar in 57 voor Chr. voorbijging aan de voor Rome nabije gebieden van Gallië om de uitgestrekte vruchtbare leemgronden van het verre Belgica te viseren.

    Deze op historisch-geografische motieven gesteunde conclusie is helemaal niet simplistisch, maar nog veel meer een fonkelnieuw element in de Gallische oorlog, meer bepaald de kwaliteit van het graan in Belgica, in het bijzonder van de tarwe, een bij de Romeinen zeer geliefd basisvoedsel maar luxueus en vooral erg duur.

    Wat aan de door Cuyt uit zijn verband gerukte zinsnede voorafgaat is de opbouw van Caesars oorlogsmachine, waarvoor het graan (en na de verovering van Belgica de tarwe), de motor was, en dit na Caesar ook bleef onder zijn opvolger Augustus. Simplisme wordt hier verward met een duidelijke stelling omtrent het motief waarom Caesar zijn aandacht vestigt op de verste gebieden van Gallië. Waarom begon hij niet met de onderwerping van bijvoorbeeld de Arverni? Nee, daarmee eindigt de oorlog in Gallië uiteindelijk, in het beleg van Alesia waar hij de opstand van Vercingetorix in 53 en 52 voor Chr. neerslaat. Vercingetorix was de leider van de Arverni met woongebied de Auvergne, het gebied dat voor Gallia Narbonensis, waarvan Caesar in 59 voor Chr. proconsul werd, het dichtst bij lag.

    En nu verliest Cuyt de pedalen helemaal. Zo zegt hij dat de campagnes tegen de Helvetii en de Germanen van Ariovistus in 58 voor Chr. gebeurden met de volledige instemming van de Romeinse senaat. Maar wat had die senaat nog te vertellen? Het triumviraat Pompeius-Crassus-Caesar was net voordien opgericht met het specifieke doel die senaat buiten spel te zetten!

    Hij vervolgt met "[de campagnes] lagen volledig in de lijn van de buitenlandse politiek van die senaat". Een senaat die niet eens de touwtjes in het binnenland in handen had. Voor zover de consules uit hun midden kwamen, had de senaat nu net de handen vol om een burgeroorlog als tussen Marius en Sulla te vermijden. Precies daartoe werd het tweehoofdig consulaat, dat reeds 3 eeuwen zijn functionaliteit had bewezen, omgevormd tot een triumviraat, waarbij men dacht dat door deze driedeling ook de macht stabieler zou verdeeld zijn. Het draaide al snel anders uit. Cuyt loopt hier met open ogen in Caesars val. Nadat hij als proconsul aan de grens van het rijk legioenen had kunnen lichten, zet Caesar deze in in het buitenland. Aanleiding voor de militaire paraatheid is de wens van de Helvetii om door het Romeinse rijk te mogen verhuizen op vlucht voor de Germanen. Uiteraard is het geoorloofd voor de senaat om een indringer van buitenaf tegen te houden. Maar hoeveel gewicht had de senaat om bijvoorbeeld Caesar te beletten niet op te treden tegen de Helvetii wanneer hij ze aanvalt buiten het Romeinse rijk en hen verslaat in het land van Haedui in Bibracte? Geen. Nochtans komt hij daardoor in conflict met de Germanen van Ariovistus, en er heerste in Rome een Germanenangst! Caesar gaat het conflict met Ariovistus ook aan. Hierover kon de senaat niet in de geringste mate inschatten of dit wel haalbaar was, en wat de gevolgen voor Rome zouden zijn bij een eventuele nederlaag. Ook de militaire kracht die Caesar van bij het begin inzet, nl. 6 legioenen, was zeker geen wens van de senaat. Caesar breidt die macht nog jaar na jaar uit tot 10 en zelfs 12 legioenen.

    Dat Caesar met de senaat geen rekening hoefde te houden blijkt zeer duidelijk uit het tweede jaar van de oorlog wanneer hij naar Belgica trekt: nergens geeft De Bello Gallico een rechtvaardiging voor deze agressie. Ze staat ook in tegenstelling tot de door Cuyt hier aangevoerde defensieve politiek van de senaat in de periferie van het Rijk.

    Om aan te tonen hoe achterhaald deze theorie over de defensieve politiek van het Romeinse rijk is, citeren we hier even uit Wikipedia over de Bellum Iustum, de gerechtvaardigde oorlog en de eigenlijke offensieve bedoelingen die bepaalde "regerende senatoren" hadden, waarvan Caesar het beste voorbeeld is:

    Citaat: "Romeinse historici hebben dikwijls de zienswijze verkondigd dat Rome zijn imperium heeft opgebouwd door een opeenvolgende reeks defensieve oorlogen. Er waren in de 18e en 19e eeuw wel oud-historici die deze propaganda voor zoete koek aannamen. De werkelijkheid was natuurlijk wel anders. Voor de beginfase, toen Rome zijn macht in Midden-Italië vestigde, kan deze zienswijze nog tot op zekere hoogte worden verdedigd. Met zoveel kleine staatjes zo dicht op elkaar was niemand ooit werkelijk veilig. Tot op zekere hoogte was het in ieders voordeel dat er een federatie kwam, waarbij één staat de leiding nam, die dan binnen het gebied van de federatie veiligheid voor allen kon garanderen. Dat neemt niet weg dat er ook in deze "nabuuroorlogen" al duidelijke gevallen van pure landroof konden worden geconstateerd (bij voorbeeld ten koste van Veii of de Volsken).
    Nu was het zo dat de Romeinen vanwege hun godsdienst de verplichting voelden om alleen een "rechtvaardige oorlog" (bellum iustum) te voeren. Voordat het leger uitrukte moest een priester in een plechtige ceremonie aan de goden uitleggen dat de Romeinen een "rechtvaardige oorlog" begonnen en daarom hun steun verdienden. Het is duidelijk dat er altijd wel - min of meer spitsvondige - argumenten konden worden gevonden om de "rechtvaardigheid" van een oorlog te ondersteunen.
    Naarmate Rome groter en machtiger werd en veroveringen buiten het Italiaanse schiereiland begon te maken, werd de oorlog meer en meer een lucratieve affaire voor de regerende senatorenklassen en aan deze klasse gelieerde personen. Maar een rechtvaardiging was altijd wel te vinden. Er waren altijd wel "bondgenoten" te vinden, die tegen "boosaardige" buren moesten worden "beschermd"". Einde citaat.


    Laat ons zeggen dat er aan de grenzen van het Imperium Romanum wel een pragmatische evenwichtspolitiek bestond. Rome was immers de facto de sterkste militaire macht in Europa, maar tot dan toe en ook nog nadien herhaaldelijk zeer kwetsbaar gebleken. Elk machtsevenwicht met andere machten buiten het rijk betekende rust aan de grenzen. Ik beschrijf dit systeem overigens op p. 16: "het waren afzonderlijke stammen die vrede sloten met Rome". Maar even verder zeg ik op p. 18 dat na verloop van tijd "machtsverschuivingen zich voordeden die dit evenwicht verstoorden". Ook dit had Cuyt blijkbaar niet gelezen.

    Al dit voorgaande maakt het onmogelijk dat de verovering van Gallië door Caesar als een kopie van de politiek van Pompeius in het oosten kan worden beschouwd. Of de nabuurstaten van Gallia Narbonensis nu vazalstaten zijn of niet: Caesar laat ze gewoon links liggen en trekt naar daar waar hij wil, naar Belgica en zelfs naar Brittannia. Als Cuyt zegt dat "Romes (bedoelt hij hier de senaat?) bedoeling was ook van de Belgische stammen vazalstaten te maken, vooral als schild van Gallië tegen de Germanen van over de Rijn", dan moet ik vaststellen dat dit vanuit Rome niet kon worden ingeschat en nog minder politiek aan Caesar worden gestipuleerd. Dit volgens Cuyt "nieuwe systeem faalde" in Belgica vanwege het verzet van de Belgen. Dit is dus niet waar. De Belgae (Remi, Suessiones, Bellovaci en Ambiani) gaven zich over zonder weerstand. Diegenen die wel verzet boden, Nervii, Aduatuci, Germani Cisrhenani, blijken alles wel beschouwd eigenlijk net Germanen te zijn!

    Komen we uiteindelijk even terug op de tarwe van Belgica. Toen Caesar, Crassus en Pompeius het triumviraat vormden was Caesar eigenlijk het zwakke broertje. Crassus had geld, Pompeius had het optima pars van het Rijk en de beste politieke steun in Rome zelf. In 59 kreeg Caesar het consulaat cadeau om het jaar nadien te worden weggepromoveerd naar de rand van het Rijk als proconsul, evenwel met de mogelijkheid van legioenen te kunnen lichten. Maar hoe moest hij zijn soldaten betalen?

    Precies in de handel met de naburen uit Gallië hebben Caesar en zijn verantwoordelijken de superieure kwaliteit van de Belgische tarwe ontdekt. Ik kan elke geïnteresseerde lezer van dit stuk aanraden tijdens de zomermaanden de aren van de tarwe in Henegouwen, Waals-Brabant, Haspengouw of elders in de leemgebieden eens te vergelijken met die van de tarwe die gewonnen wordt op sommige overbemeste zandgronden in het noorden van ons land. Het verschil is enorm en menigeen die tarwebrood van onze leembodems kent, proeft ook het smaakverschil.

    Tot slot: de bedenkingen die Cuyt over mijn boek uit geef ik nu ter beoordeling aan de lezer die niet zomaar enkele fragmenten leest, maar die oog heeft voor het geheel van mijn studie. Zijn eerste conclusie "het ultieme bewijs voor alle pogingen om Caesars exploten te lokaliseren, kan alleen maar van de archeologie komen" spreek ik tegen met het voorbeeld van Kanne/Caster uit Antwoord op Cuyt: deel 10, waar de archeologen niet hebben gezien dat dit kamp precies gedateerd was anno 57 voor Chr., en nog wel precies in het najaar van dit tweede jaar van de oorlog, wanneer Caesar zijn troepen aanvoerde deels vanuit Besançon en deels vanuit Noord-Italië, via Remi, Suessiones, Bellovaci, Ambiani, over de Sabis tot bij de Atuatuci.

    Met deze besluit ik dat van Cuyts argumenten om aan te tonen dat mijn onderzoek is gebaseerd op onwetendheid, vervalsing van bronnen, indruist tegen de basisprincipes van de historische kritiek en wetenschappelijk onderzoek geen spaander overblijft. Bepaalde mensen die mij bij de uitgave van mijn boek hebben gesteund hadden dit gevraagd. Et nunc erudimini.

    Hans Rombaut


    10-08-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Antwoord op Cuyt: deel 15

    Antwoord op Cuyt: deel 15

     

    Beschouwingen over § 22 (regels 185 tot 191)

     

    De oude Algemene Geschiedenis der Nederlanden is niet verouderd

     

    Cuyt beweert hier dat ik op p. 14 noot 4 van mijn boek zeg “dat Noord-België vóór de komst van Caesar geen dichte bevolking zou gehad hebben”. Deze bewering staat daar echter helemaal niet. Daarom geef ik hier nogmaals de tekst van de voetnoot die hoort bij het zinnetje “Er woonden [in het gebied waar de Belgae woonden] veel mensen in stamverband”: noot 4: “Wij houden ons hier aan de interpretatie dat het zuiden van het huidige België vóór de komst van Caesar dichtbevolkt was en dat in het noorden, meer bepaald in de Kempen en het gebied net ten zuiden van de benedenloop van de Maas in Noord-Brabant de bevolking dunner was, van G. Faider-Feytmans” uit de oude Algemene Geschiedenis der Nederlanden (AGN) van 1949.

     

    Het is niet zonder reden dat ik teruggrijp naar de oude AGN waarin een zeer genuanceerd, helemaal geen 19de-eeuws beeld van de bevolking in onze gewesten wordt weergegeven. Wat vinden we in de bijdrage van A. Van Doorselaer in de nieuwe AGN uit 1981, p. 30-31:

     

    “Op basis van Caesars criteria – namelijk de verhouding 1:4 tussen het aantal weerbare mannen én het totale bevolkingscijfer – kan telkens de totale bevolking worden berekend. Het zijn demografische gegevens die niet door archeologische bevindingen kunnen worden geverifieerd”.

     

    De archeoloog A. Van Doorselaer valt hier eveneens terug op de traditionele gegevens uit Caesar, net zoals Faider-Feytmans in 1949, maar hij is rigoureuzer in de toepassing van 1:4 en komt zo voor de Menapiërs uit op een totale bevolking van 28.000 voor het hele gebied van de Aa in Noord-Frankrijk tot de Rijn in Midden-Nederland (dit is inclusief de Kempen en Noord-Brabant). Vergeleken met de Morini (tussen Canche en Aa) met 100.000 inwoners, de Nervii ten oosten van de Schelde en ten zuiden van de Rupel met 200.000 tot 240.000 inwoners, de Atuatuci ten oosten van de Nerviërs met 76.000 en de vier bij naam genoemde Germani Cisrhenani (Eburones, Caerosi, Condrusi en Paemani) samen 160.000 inwoners valt deze beschrijving veel onevenwichtiger uit dan die van Faider-Feytmans uit 1949: het noorden van België is in de bijdrage van 1981 zo goed als onbevolkt.

     

    Ik handhaaf dus helemaal geen 19de-eeuwse opvatting zoals Cuyt beweert en ook Faider-Feytmans gaf in 1949 helemaal geen ouderwetse opvatting weer over de demografische situatie in onze gewesten. Haar visie op de gegevens uit Caesar was aangevuld met het resultaat van het toponymisch onderzoek dat vooral aan de Leuvense universiteit via Carnoy en Mansion in de loop van de jaren 1930 gestalte had gekregen en waarbij de concentratie van Keltische en Gallo-Romeinse toponiemen die wordt waargenomen ten zuiden van het talud van midden België naar het noorden van Belgica vermindert. Op dit gegeven heeft later ook A. Verhulst (1964 en 1994) zich gebaseerd, en dit nog wel precies om het beeld van de bevolkingsspreiding beter in overeenstemming te brengen met de archeologie, niettegenstaande de archeologie zelf toegeeft dat de gegevens die zij aanbrengt voor dit soort van onderzoek weinig relevant zijn.

     

    Het is dan ook precies om niet voorbij te gaan aan het feit dat er talrijke vindplaatsen zijn bijgekomen uit het onderzoek van de laatste decennia, dat ik de beschrijving van Faider-Feytmans, gebaseerd op een breder draagvlak dan enkel De Bello Gallico, uit de AGN van 1949 als vertrekpunt heb genomen. Het verwijt van Cuyt is dus compleet onterecht. Verder is de aangehaalde inventaris van J. Bourgeois e.a. van cirkelvormige structuren in de provincies Oost- en West-Vlaanderen veel te beperkt om de visie op de bevolkingsspreiding tussen de Aa in Noord-Frankrijk en de Beneden-Rijn in midden Nederland bij te stellen. Zo hieruit dan toch iets had kunnen worden geconcludeerd in deze zin, dan komt mijn beschrijving “er woonden veel mensen in stamverband” met de bijhorende voetnoot 4 precies hieraan tegemoet.

     

    Verder laat ik de uitspraak “dat er [in de 19de eeuw] van archeologische opgravingen nog geen sprake was” volledig voor de verantwoordelijkheid van de heer Cuyt, maar pleit hier vurig om de studies van de “ouden”, zeker deze uit de oude AGN (maar ook C.G. Roland, E. Lesne, E. de Moreau, J. Vannérus, L. Van der Esschen, P. Bonenfant…) niet zomaar terzijde te leggen en als verouderd af te doen. De nieuwe AGN betekent op vele gebieden immers wel een aanvulling op de vorige, maar vervangt die zeker niet. Wat de studie van de vroege middeleeuwen betreft zou ik o.m. de bijdragen van F.L. Ganshof en R. Van Caenegem daarin zeker niet als verouderd bestempelen en raad ik alle onderzoekers aan dit naslagwerk ook voor andere periodes steeds te raadplegen.

     

    Hans Rombaut

     


    09-08-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Antwoord op Cuyt: deel 14

    Antwoord op Cuyt: deel 14

     

    Beschouwingen over § 20 en 21 (regels 170 tot 184)


    Tegen de Mongolen bouwden de Chinezen ook een muur 

     

    Voor het eerste deel van mijn antwoord op deze paragrafen die handelen over de muur van Tongeren zie op deze blog onder: “Rombaut publiceerde de defensieve functie van de muur van Tongeren als eerste!”, zodat we op de originaliteit van deze uitspraak nu niet meer hoeven terug te komen.

     

    Omdat de grote omwalling van Tongeren precies omwille van de lengte als onverdedigbaar werd beschouwd door vroegere onderzoekers (o.m. J. Mertens) werd die uitspraak zonder verdere beschouwingen overgenomen, tot ik in mijn bijdrage voor Teleac uit 1990 een steen in de kikkerpoel gooide: omwille van de enorme inspanningen die dit bouwwerk heeft gekost moet het tenminste toch een defensieve functie worden toegekend. In 2006 heb ik dit met bijkomende motieven herhaald en gestaafd, waaronder de omvang en de bruikbaarheid van de belegeringsomwallingen van Caesar in het reële gevecht. Nu wordt het mij door Cuyt aangewreven dat ik over de nieuwe opvattingen hieromtrent niet op de hoogte zou zijn, terwijl hij het juist is die niet op de hoogte was dat ik dit reeds eerder had gepubliceerd. Ik heb dit overigens niet gepubliceerd zonder de nodige durf, die zo eigen is aan jonge onderzoekers. Diegenen die ik in 1989 als autoriteit hierover had geraadpleegd hadden mij deze uitspraak afgeraden. Ik was echter van de defensieve functie van de muur zo overtuigd door zijn robuustheid. Als louter statussymbool had men met minder kunnen volstaan, zeker in de Jekervallei, die men veel handiger had vermeden, want niet alleen de enorme fundering, maar ook het tijdelijk verleggen van de rivier en het overbruggen van een niveauverschil van gemiddeld zo’n 25 m waren daartoe vereist.

     

    Cuyt stoelt zijn verwijt op een studie van W. Van Vinckenroye uit 1995 (die het defensieve karakter van de muur poneert vijf jaar na mij) en de boeken van R. Nouwen uit 1997 en 2006. Opnieuw levert hij hier het bewijs dat hij niet goed kan lezen. Nergens op p. 126 (en 127) van “Tongeren en het land van de Tungri” verbindt Nouwen een defensieve functie aan de Tongerse omwalling. Hij bevestigt hier integendeel de traditionele opvatting dat de grote muur een statussymbool zou zijn, verbonden aan een bepaald politiek statuut dat Tongeren zou hebben gekregen, nl. dat van municipium. Nouwen verwijst op die pagina’s ook naar p. 110-111 uit zijn studie (in feite bedoelt hij een passage over de omwalling op p. 105-106), waar we letterlijk het volgende lezen:

     

    “De lengte van de stadsmuur, waardoor zij [de stad of de muur? red. nota door H. Rombaut] in feite onverdedigbaar was, en de mogelijkheid dat zij [de muur? hr] werd gebouwd in het kader van een stedelijke valorisatie, lijken er op te wijzen dat zij [id.] eerder een burgerlijk monument dan wel een defensieve constructie was [inderdaad bedoelt Nouwen hier de muur, met als genus in het Nederlands: mannelijk, hr]. Omdat deze stadsmuur bijgevolg veeleer als statussymbool dan wel als verdedigingsstructuur dient te worden geïnterpreteerd, vraagt J. Mertens zich af…”.

     

    Nouwen gaat hier voorbij aan mijn artikel uit 1990 en aan dat van Van Vinckenroye uit 1995 en bouwt hier verder op de oudere literatuur die de grote muur rond Tongeren enkel als statussymbool beschouwde. Cuyt baseert zich hier dus op een tekst die het tegengestelde zegt van zijn bewering!

     

    Ook in 2006 in “De Romeinen in België” p. 76 herhaalt Nouwen deze stelling en motiveert hij het niet militaire karakter van de stadsomwallingen uit de Romeinse tijd, o.m. door een vergelijking met de omwallingen van andere steden als Autun, Nîmes, Vienne en Lyon (waarbij hij de omwalling van Fréjus als een uitzondering beschouwt, want daaraan kent hij wel een militaire functie toe). Hij deed dit overigens ook reeds in zijn boek van 1997, maar in 2006 voegt hij nog iets toe aan de samenvattende passage “wanneer men toch tot de bouw van stadsmuren overging, dan lijkt dat een politieke bedoeling te hebben gehad: de bevestiging van een statuut. Dat gold ook voor Tongeren”. Hij vervolgt dan met:

     

    “Maar niet iedereen is het met die zienswijze eens. Vergeten wij niet dat tussen 165 en 167 de Chatti de Rijngrens doorbraken en in 170 Gallia Belgica binnenvielen. En tussen 172 en 174 maakten de Chauci de kusten van Noord-Gallië onveilig. In Tongeren vonden de archeologen op verscheidene plaatsen in de stad brandpuin uit de tweede helft van de 2de eeuw terug. Dat lijken voldoende redenen om de bouw van de Romeinse omwalling … aan een militair motief te verbinden”.

     

    De auteur waar Cuyt zich hier op beroept paste zijn oorspronkelijke zienswijze op de grote muur van Tongeren aan van een louter statutaire functie in 1997 (gepubliceerd na mijn artikel én dat van Van Vinckenroye) tot eveneens een militair-defensieve functie naast de functie van statussymbool in 2006. Zo lang is het defensieve karakter van de stadsomwalling van Tongeren dus blijkbaar nog niet aanvaard, want “De Romeinen in België” verscheen nagenoeg gelijktijdig met mijn boek, nl. in mei 2006. Wat Cuyt vervolgens over de datering van de muur zegt is louter maar dan ook louter hypothese en nauwelijks te geloven als men zich bedenkt hoe problematisch het poneren van een defensieve functie voor deze muur voor mij in 1989-1990 en wellicht ook voor Van Vinckenroye in 1995 wel was. Cuyt zegt niet meer of niet minder: “Die muur was waarschijnlijk wel met specifiek militaire doeleinden gebouwd”, waarmee hij het statutaire karakter ervan ineens ontneemt. Daar ben ik het overigens totaal niet mee eens. Beide functies werden immers tegelijk vervuld, zoals dat ook voor middeleeuwse stadsomwallingen gold: er is én het statuut (met de daarbij horende stadsrechten) én de defensie (de muren moesten groot, hoog en sterk zijn en daardoor een militaire hindernis van betekenis, tenminste afradend voor een mogelijke aanvaller).

     

    Wat de datering van deze muur betreft die hier wordt gekoppeld aan de invallen van Chatti en Chauci wil ik hier toch een opmerking kwijt: de grote omwalling van Tongeren was fijn afgewerkt, met homogene materialen en kwam tot stand in vredestijd. Dit bouwwerk laten anticiperen op de invallen lijkt me de kar voor de paarden spannen en aanvaard ik daarom niet. Het bouwwerk was anderzijds te mooi gepland en met teveel zorg, bv. ondersteund door een merkwaardige fundering in de Jekervallei die ik zowel in 1990 als in 2006 heb beschreven, om de bouw ervan te laten volgen op de invallen op een moment dat er bij de oprichting van defensieve constructies haast was. De verstening van de stad Tongeren werd in het traditionele onderzoek gekoppeld aan de periode na de Bataafse opstand, wanneer het gedurende een lange periode rustig was. Daarom haal ik precies de vergelijking aan met de werken aan de verkorting van de Via Appia tussen Rome en Napels door de moerassen van Pozzuoli, waar een compleet analoge fundering deze verkorte weg ondersteunt. Deze werd aangelegd onder keizer Domitianus omstreeks 95 na Chr. en begin tweede eeuw afgewerkt. Omdat Domitianus o.m. de hele verdedigingsstructuur aan de Rijn reorganiseerde, waarin Tongeren m.i. de rol van bevoorradingsplaats voor het graan vervulde, lijkt mij deze periode of het verlengde ervan nog altijd een zeer verdedigbare datering. Trouwens precies in deze periode vertoonde het Romeinse rijk zwakke punten aan de Donau met invallen van Quadi, Marcomanni en Dacii tegen wie Domitianus zware verliezen leed (dit gebied wordt later pas bedwongen door Trajanus), wat impliceert dat de Rijnverdediging tussen Noordzee en Moezel in die tijd goed functioneerde, waardoor precies tijdens het bewind van Domitianus een gedeelte van Germania transrhenana aan het imperium kon worden toegevoegd (meer bepaald het gebied van het Zwarte Woud).

     

    In § 21 verwijt Cuyt mij dat ik beweer “dat men ook aan de kleinere muur van Tongeren altijd een louter representatieve functie heeft toebedeeld”. Dit staat in mijn boek nergens te lezen. Er staat: “mocht het enkel een statussymbool zijn geweest, dan behoefde men toch geen kleinere omwalling te maken”, waarmee als statussymbool de oudere muur is bedoeld. De terminologie “louter representatieve functie” komt overigens evenmin uit mijn boek.

     

    Hans Rombaut


    08-08-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Antwoord op Cuyt: deel 13

    Antwoord op Cuyt: deel 13


    Beschouwingen over § 19 (regels 157-169)


    Romeinen hebben we hier niet gekend
     

    Niettegenstaande dhr. Cuyt vindt dat Antwerpen in mijn boek niets komt doen (zie antwoord op Cuyt deel 11) besteedt hij er toch nogal wat van zijn aandacht aan. Hij verwijt mij dat ik er kost wat kost een “castellum” in wil zien. Wie de passus hierover doorneemt zal zien dat mijn betoog gaat over de Romeinse aanwezigheid te Antwerpen in het algemeen en dat bepaalde aanwijzingen wijzen op een militaire aanwezigheid.

     

    Cuyt beweert dat er van een Romeins castrum (hijzelf zegt “castellum”) in Antwerpen nog geen spoor gevonden is. Opnieuw toont hij aan dat hij een slecht lezer is. Hij gaat zomaar voorbij aan de argumenten die we hiervoor hebben buiten de archeologie, met name de vermelding van het castrum Antwerpen in een tekst van 726 (historisch argument), de nieuwe naamverklaring uit het Latijn die onmiddellijk aansluit bij de rivieren (toponymisch argument), de bijzondere configuratie van de rivieren in het Scheldebekken (historisch-geografisch argument) en de verdedigingsstructuur uit de tijd van keizer Honorius met de naam “ripenses” die mogelijk ook een onderdeel vormt van de naam Antwerpen (militair-strategisch argument), om terug te vallen op enkel de archeologische aanwijzingen, waarbij hij mijn archeologische argumenten van de tafel veegt door ze af te doen als losse vondsten, die bijgevolg geen bewijskracht hebben.

     

    Hebben losse vondsten dan geen bewijskracht? Heeft de steen van Rosette, waarop de ontcijfering van het Egyptisch schrift is gebaseerd en waarbij in geen enkele studie het verband met andere vondsten wordt aangehaald, dan geen bewijskracht gehad? Nu goed, laten we ervan uitgaan dat in de context van de opgravingen in Antwerpen losse vondsten geen bewijskracht hebben. Maar zijn het wel losse vondsten?

     

    Antwerpen is een zeer bijzonder geval, waar ook het gezag van bepaalde auteurs een zeer zware rol heeft gespeeld, met name dat van Floris Prims, die volhield dat er in Antwerpen geen Romeinen zijn geweest. In zijn tijd was die uitspraak misschien verantwoord: de naamverklaring uit het Germaans was algemeen aanvaard, Romeinse vondsten waren er niet tenzij hoogst onbetrouwbare en de vroegste vermeldingen dateerden uit de vroege middeleeuwen. Maar omwille van duistere redenen heeft dit gezagsargument zeer lang gewogen op het archeologisch en historisch onderzoek van de Antwerpse binnenstad. Daarom ging ik begin september 1989 de verantwoordelijke van de opgravingen op Stadsparking, dhr. Tony Oost, opzoeken op de bovenste verdieping van het museum aan de Gildekamerstraat achter het stadhuis. Dit bezoek was heel verhelderend.

     

    De Romeinse dakpannen, waarvan er twee de stempel PRIMCORS vertoonden, die als filtervulling van een Romeinse waterput werden aangetroffen, waren weggegooid. Reeds elders heb ik gezegd dat men er vijftig kon samenstellen uit de scherven die men heeft teruggevonden. Dit kan men allerminst een losse vondst noemen. Of de andere dakpannen ook het woord PRIMCORS vermeldden is niet meer te achterhalen, maar aangezien de fragmenten in elkaar konden worden gepast, betreft het hier geen losse vondst: de dakpannen hoorden bij elkaar. Dus kunnen we er ook wat mee doen. Het betreft ofwel afbraakmateriaal uit de Romeinse tijd dat, nog tijdens de Romeinse periode, als filtervulling hergebruikt is geweest en bijgevolg kan dit materiaal onmogelijk van ver zijn aangevoerd, en heeft het als dakbedekking gediend vlakbij de waterput waarin ze werden aangetroffen ofwel waren de dakpannen misbaksels die onmiddellijk na de productie zijn verbrijzeld voor een ander nuttig doel nl. de filtering van drinkwater. Ook in het laatste geval moet de productie van dit materiaal niet al te ver uit de buurt worden gezocht. Het vervoer van dergelijk afvalmateriaal over grote afstanden is immers onnuttig want het was vervangbaar door de diverse soorten zand en kiezel die men in de bodem ter plaatse en aan de Scheldeoevers terug kon vinden. Op tenminste twee dakpanfragmenten stond de tegelstempel PRIMCORS, in 1982 gepubliceerd met de vermelding: “betekenis onbekend”. De heer Oost gaf toe dat hij geen Latijn had gestudeerd en dat hij eigenlijk blij was dat hij van de Romeinse toestanden in Antwerpen verlost was (dit laatste had blijkbaar een heel andere oorzaak, cf. infra). Omdat andere dakpanfragmenten die in België gevonden zijn inscripties vertoonden die niet opgelost waren, was de publicatie met “betekenis onbekend” zogenaamd veilig. Dat er een zo voor de hand liggende verklaring mogelijk was als Prima Cohors, de eerste cohorte, kon Tony Oost dus niet weten. Alleen deze vondst op zich en de context waarin ze werd gedaan (dus geen losse en daarenboven interpreteerbare vondst) zijn een expliciet archeologisch bewijs voor de vestiging van een cohorte vlakbij de site Stadsparking in de Romeinse tijd. Stel dat ook de andere dakpannen zorgvuldig waren onderzocht, dan had men misschien nog meermaals de term PRIMCORS gevonden. Dit is helaas niet meer te herdoen. Nochtans is er een suggestie: hoe wordt zo’n dakpanstempel aangebracht in een dakpan? Dit gebeurt door een stempel in te drukken in de nog niet volledig gedroogde gevormde daktegel, mogelijk met een losse stempel maar veeleer met een in de vorm aangebrachte vaste lettercombinatie die terugkeert op alle dakpannen die met die vorm werden geproduceerd. In beide gevallen heeft men de stempel PRIMCORS vervaardigd om te dienen voor meer dan slechts twee dakpannen. Het was nl. de stempel van het legeronderdeel dat hiermee de eigendom van zijn materiaal verzekerde, die van de Cohors Prima.

     

    Maar de heer Oost is een zeer eerlijk man. Naast andere “losse vondsten” zoals twee soldatenschoenen (caligae) en de Romeinse bodem over de gehele oppervlakte van de opgraving, die ook op andere plaatsen in de binnenstad werd teruggevonden, gaf hij toe dat het in Antwerpen niet gemakkelijk is om Romeinse vondsten te verantwoorden, m.a.w. hij kreeg er problemen door. Uit zijn niet gepubliceerd materiaal haalde hij een tekening te voorschijn van het profiel van de Romeinse bodem van de site stadsparking, maar voor een fragment dat veel dichter bij de Grote Markt gevonden was: daarop stond zgn. baksteenwaar ingetekend. Hij vroeg mij of ik op basis van die tekening en mijn ervaring als gespecialiseerd in de geschiedenis van de baksteen (zie de publicaties in "Het Wiel" op de site van EMABB, Ecomuseum en -archief van de Boomse Baksteen), kon zeggen wat dat groepje stenen kon voorstellen, welke duidelijk geen dakpannen waren. Volgens wat ik daarop kon zien ging het mogelijk om een stukje van een hypocaustum, een element van een Romeins verwarmingssysteem. Zoiets zou wijzen op permanente bewoning op de Antwerpse bodem in de Romeinse tijd het hele jaar door. Dhr. Oost heeft mij toen gevraagd dit niet verder bekend te maken. Ik hoop dat het na 17 jaar eindelijk mag.

     

    Voeg daarbij dat elders in de teruggevonden Romeinse bodem spadesteken waren aangetroffen, dan heeft men heel wat meer elementen om te besluiten dat er een legereenheid heeft vertoefd op de plaats die de naam Antwerpen draagt. Over het belang van de spadesteken verwijs ik hier naar voetnoot 113 van mijn boek, die dhr. Cuyt blijkbaar ook niet gelezen heeft. De metalen spade in het algemeen was een erg duur apparaat, zeker in de Romeinse tijd. Afdrukken van een spade die tot twee steken diep kunnen worden teruggevonden in de Romeinse bodem, veronderstellen een metalen spade van het type “steekschup”, een onderdeel van de uitrusting van een Romeins soldaat bekend onder de naam bipalium. Als onderdeel van de uitrusting van een soldaat bleef dit soort materiaal eigendom van de Romeinse staat. Daardoor zijn er slechts zeer weinig voorbeelden teruggevonden (o.m. eentje in Engeland). Om te vergelijken met het landbouwalaam: zelfs voor het ploegen van de akkers gebruikte men in de Romeinse tijd een aratrum, dat niet meer was dan een sterke houten stok, waarmee men de grond tot op slechts geringe diepte kon openrijten. Hooguit de punt van het aratrum werd versterkt met metaal. Pas in de late middeleeuwen ontstond de metalen ploeg met keerbord om de akkers open te breken tot op de diepte die we nu gewoon zijn. Al deze elementen samen roepen een occupatie op van de Antwerpse binnenstad in de Romeinse tijd met een militair karakter.

     

    Wat nu de toverstok betreft in verband met het crematiegraf dat enkele jaren geleden werd teruggevonden aan de Oudaan in Antwerpen, daar meen ik dat anderen dit toverstokje hebben gehanteerd. Op het moment dat ik dit element in mijn documentatie introduceerde beschikte ik enkel over een bericht hierover uit de pers waarin letterlijk werd gezegd wat ik heb geschreven. Op de plaats waar ik daarover schrijf argumenteer ik hiermee enkel tegen de uitspraak “Romeinen hebben wij hier [in Antwerpen] niet gekend” van Floris Prims, en daar is de vondst van een Romeins crematiegraf van een 30-jarige vrouw een even sterk contra-argument dan dat van een Romeins soldaat. Misschien zou de informatie over vondsten die aan de pers wordt verstrekt iets minder cryptisch of suggestief mogen worden geformuleerd dan met de woorden "Romein onder Augustijnen" zoals de vondst lichtjes ironisch werd gepubliceerd door T. Bellens in "Vijftig jaar stadsarcheologie in Antwerpen. Wat nu?", Antwerpen (2002), waarbij er toen blijkbaar ook niet aan werd gedacht dat de vondst mogelijk een vrouw betrof. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de titel “Dode Romein aan Oudaan” momenteel nog steeds te vinden is op de archiefsite van Het Nieuwsblad. Dat deze Romein in de pers een Romeinse soldaat werd is dus evenmin verwonderlijk en zo werd de vondst ook vermeld op het VRT TV-journaal en in de nachtelijke heruitzendingen ervan. Het bericht werd nadien nooit gelogenstraft. Daar waar Cuyt mijn betoog hiervoor "gortig" noemt, wil ik hier heel duidelijk beklemtonen  dat aan de waarheidswaarde van mijn betoog door de wijziging van het geslacht van de teruggevonden Antwerpse "Romein" geen moer verandert: Romeinen heeft men in Antwerpen wél gekend. Antwerps archeoloog Johan Veeckman stelt terecht in Het Nieuwsblad van 9 april 2002: “het is onwaarschijnlijk dat we aan de Oudaan een geïsoleerd graf hebben aangetroffen”. Daar alleen was het mij om te doen: Antwerpen ontstond in de Romeinse tijd. De andere elementen die ik aanvoer wijzen op een functie die verband houdt met de rivieren (-ripae) en er zijn goede redenen om aan te nemen dat er een militair aspect aan verbonden is dat in de Merovingische tijd met de term “castrum” is aangeduid.

     

    Hans Rombaut

     




    Bestellen per e-mail

    Druk op onderstaande knop om te bestellen per e-mail. Vergeet niet uw NAAM en ADRES, telefoon/gsm en eventueel e-mail te vermelden. Alvast van harte bedankt!



    Hoofdpunten blog jcb
  • Inleiding Thesis: 'Verafgelegen domeinen van abdijen in Noord-Gallië'
  • Samenvatting lezing. De sleutelpositie van Antwerpen binnen het Scheldebekken tot het jaar 836, door Hans Rombaut voor het Antwerps Genootschap voor Geschiedenis, 4 september 2007


    Gastenboek
  • Edecor
  • Now
  • RE
  • Now
  • Now

    Druk op onderstaande knop om een berichtje of reactie te plaatsen


    Laatste commentaren
  • Geen "v" in merowingisch schrift, wel relevant (Hans Rombaut)
        op Argumentatie 2 tegen de uitspraken van Geert van de Plassche van 16 augustus 2008, 22u28
  • Niet relevant (Geert Vandeplassche)
        op Argumentatie 2 tegen de uitspraken van Geert van de Plassche van 16 augustus 2008, 22u28
  • Vervolg argumentatie afleiding Antwerpen van Ambaeduaueripae (Geert Vandeplassche)
        op DERDE BEWIJS VAN DE DIEFSTAL IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' VAN ALFRED MICHIELS: DE ANNALES FULDENSES
  • Vervolg argumentatie afleiding Antwerpen van Ambaeduaueripae (Geert Vandeplassche)
        op DERDE BEWIJS VAN DE DIEFSTAL IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' VAN ALFRED MICHIELS: DE ANNALES FULDENSES
  • Frankrijk (Bart)
        op Antwoord op Cuyt: deel 1
  • Antwerpen komt uit Ambaeduaeripae (Hans Rombaut)
        op DERDE BEWIJS VAN DE DIEFSTAL IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' VAN ALFRED MICHIELS: DE ANNALES FULDENSES
  • Vita Eligii /Monumenta Germaniae Historica (MGH) (Geert Vandeplassche)
        op DERDE BEWIJS VAN DE DIEFSTAL IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' VAN ALFRED MICHIELS: DE ANNALES FULDENSES
  • Bronvermelding vergeten (Geert Vandeplassche)
        op DERDE BEWIJS VAN DE DIEFSTAL IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' VAN ALFRED MICHIELS: DE ANNALES FULDENSES
  • De Samme is de Sabim toch! (Hans Rombaut)
        op Wikipedia spelletjes
  • De Samme is de Sabis niet (Armand SERMON)
        op Wikipedia spelletjes
  • ambduo 2 (Hans Rombaut)
        op VIERDE BEWIJS VAN DE DIEFSTAL IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' DOOR ALFRED MICHIELS: JULIUS CAESAR GERMANICUS
  • amboduo (Hans Rombaut)
        op VIERDE BEWIJS VAN DE DIEFSTAL IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' DOOR ALFRED MICHIELS: JULIUS CAESAR GERMANICUS
  • SCHOL.Arat (Hans Rombaut)
        op VIERDE BEWIJS VAN DE DIEFSTAL IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' DOOR ALFRED MICHIELS: JULIUS CAESAR GERMANICUS
  • SCHOL. Arat. in de Thesaurus (leopold winckelmans)
        op VIERDE BEWIJS VAN DE DIEFSTAL IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' DOOR ALFRED MICHIELS: JULIUS CAESAR GERMANICUS
  • Aratusvertalingen (Leopold Winckelmans)
        op VIERDE BEWIJS VAN DE DIEFSTAL IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' DOOR ALFRED MICHIELS: JULIUS CAESAR GERMANICUS
  • Caesar en Antwerpen (Lieven Druylinckx)
        op VIERDE BEWIJS VAN DE DIEFSTAL IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' DOOR ALFRED MICHIELS: JULIUS CAESAR GERMANICUS
  • Antwerpen en Antwerpenaars (Jan Batens)
        op DERDE BEWIJS VAN DE DIEFSTAL IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' VAN ALFRED MICHIELS: DE ANNALES FULDENSES
  • Naamsverklaring in boek Michiels klopt niet (geert vandeplassche)
        op DERDE BEWIJS VAN DE DIEFSTAL IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' VAN ALFRED MICHIELS: DE ANNALES FULDENSES
  • toegang (Ellen)
        op TWEEDE BEWIJS DIEFSTAL ALFRED MICHIELS IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' - VILARIACUM-WILRIJK STAAT REEDS IN THESIS ROMBAUT 1985 p. 250
  • Kontich - Wilrijk (µalfred £michiels)
        op TWEEDE BEWIJS DIEFSTAL ALFRED MICHIELS IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' - VILARIACUM-WILRIJK STAAT REEDS IN THESIS ROMBAUT 1985 p. 250
  • Kelten. (Toscaan)
        op Antwoord op Cuyt: deel 1
  • u leest niet wat er staat (hans rombaut)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • geen falsificatie (Ellen)
        op Verderzetting discussie Antwerpen
  • screening (ellen serrien)
        op Verderzetting discussie Antwerpen
  • wetenschappelijk publicatie (ellen)
        op Verderzetting discussie Antwerpen
  • Sammium en Sabium (Hans Rombaut)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • Na de feiten (Hans Rombaut)
        op De historische waarheid
  • de samme is de sabis niet (Armand Sermon)
        op De historische waarheid
  • plagiaat van Hans Rombaut (Alfred Michiels)
        op De historische waarheid
  • de samme is de sabis niet (Armand Sermon)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • plagiaat van alfred michiels (hans rombaut)
        op De historische waarheid
  • Fabels fabels en fabels (Alfred Michiels)
        op De historische waarheid
  • Fabels en Fabels over naam Antwerpen (Alfred Michiels)
        op Feiten en fabels p.63-p.77
  • naam Antwerpen (alfred Michiels)
        op Verderzetting discussie Antwerpen
  • archeonet (Ellen)
        op Verderzetting discussie Antwerpen
  • Antwoord op eorum en droge route (Geert Vandeplassche)
        op 'eorum' en de fonetische verwantschap tussen /b/ en /m/
  • RRL site Gazet van Antwerpen (Geert Vandeplassche)
        op Veritas filia temporis­­. Antwerpen en Anreppen, of de kwestie An- in samenstellingen
  • error site aan Geert (Ellen)
        op Veritas filia temporis­­. Antwerpen en Anreppen, of de kwestie An- in samenstellingen
  • deze reactie vervangt en vernietigt de vorige, die per ongeluk te snel op de blog terecht kwam (Geert Vandeplassche)
        op Veritas filia temporis­­. Antwerpen en Anreppen, of de kwestie An- in samenstellingen
  • Andouerpis -Antwerpen 2 vraagjes aan Alfred Michiels (Geert Vandeplassche)
        op Veritas filia temporis­­. Antwerpen en Anreppen, of de kwestie An- in samenstellingen
  • uitnodiging (Hans Rombaut)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • Waarom de Samme de Sabis niet is (Armand Sermon)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • hoe het begon... (Ellen)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • bevoegheid ter zake (Ellen)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • geef aan Cuyt wat Cuyt toekomt?? (Ellen)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • De identificatie van de Sabis met de Samme is NIET FOUT (Hans Rombaut)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • Uw verhaal over Sabis is TOTAAL fout (Armand Sermon)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • rue César Jolimont (Armand SERMON)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • Condé (hans rombaut)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • condatum (Armand SERMON)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • reactie (Geert Vandeplassche)
        op antwoord op nog enkele opmerkingen en vragen (G. Vandeplassche)
  • Altissimas ripas (Hans Rombaut)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • Samme Haine (Armand SERMON)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • Haine en Scheldebekken (Hans Rombaut)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • Samme Haine (Armand SERMON)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • Samme en Haine (Hans Rombaut)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • samme haine (Armand Sermon)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • Samme en Hene (hans rombaut)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • samme (Armand Sermon)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • ste.-waudru (hans rombaut)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • waldetrudis en niet aldegondis (Armand Sermon)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • waltrudis en toch aldegondis (Hans Rombaut)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • waldetrudis en niet aldegondis (Armand Sermon)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • Reactie op Armand Sermon (Hans Rombaut)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • aisne (Armand Sermon)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • e-mailreacties van GvdP (Ellen)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • tegenvoorstel aan ArcheoNet (hans rombaut)
        op Veritas filia temporis­­. Antwerpen en Anreppen, of de kwestie An- in samenstellingen
  • antwoord ArcheoNet (ArcheoNet Vlaanderen)
        op Veritas filia temporis­­. Antwerpen en Anreppen, of de kwestie An- in samenstellingen
  • antwoord archeonet (hans rombaut)
        op Plagiaat?
  • anreppen (Geert Vandeplassche)
        op Plagiaat?
  • Antwoord op uw v raag (geert.vandeplassche)
        op Plagiaat?
  • Antwoord op uw vraag (hans rombaut)
        op Plagiaat?
  • Antwoord gestuurd naar archeonet (hans rombaut)
        op Plagiaat?
  • gallo romeinse namen (hans rombaut)
        op Plagiaat?
  • plagiaat doorprikt (Hendrik de Bouw)
        op Plagiaat?
  • Antweerepen (Hans Rombaut)
        op Plagiaat?
  • Anreppen Antwerpen (hans rombaut)
        op Plagiaat?
  • wat doe je tegen oneerlijkheid? (Ellen)
        op Plagiaat?
  • Link (laurent Provost)
        op Plagiaat?
  • Géén plagiaat ! (Laurent Provost)
        op Plagiaat?
  • Geen rivieroversteken tussen Axona en Sabis (geert.vandeplassche)
        op Waar verzamelde zich “op één plaats” de coalitie der Belgae?
  • benieuwd wat er nu weer volgt (jeroen vanden borre)
        op archeonet reactie Schupperke
  • Genoeg! (hans rombaut)
        op Waar verzamelde zich “op één plaats” de coalitie der Belgae?
  • Vraagje (Geert Vandeplassche)
        op Waar verzamelde zich “op één plaats” de coalitie der Belgae?
  • Portus Itius (hans rombaut)
        op Antwoord op reactie L. Winckelmans
  • Arnoulds eerlijkheid is van goud (hans rombaut)
        op Waar verzamelde zich “op één plaats” de coalitie der Belgae?
  • Romeinen in Antwerpen! Wie kwam er uit het oude Rome naar hier? (hans rombaut)
        op Antwoord op Cuyt: deel 13
  • Romeinen in Antwerpen: ja! soldaten? (Ivan Derycke)
        op Antwoord op Cuyt: deel 13
  • Portus Itius (Armand Sermon)
        op Antwoord op reactie L. Winckelmans
  • portus Itius (Armand Sermon)
        op Antwoord op reactie L. Winckelmans
  • portus Itius (Armand Sermon)
        op Antwoord op reactie L. Winckelmans
  • Napoleon III (hans rombaut)
        op Waar verzamelde zich “op één plaats” de coalitie der Belgae?
  • Portus Itius (Armand Sermon)
        op Antwoord op reactie L. Winckelmans
  • gebiedende wijs (hans rombaut)
        op Waar verzamelde zich “op één plaats” de coalitie der Belgae?
  • Linkeroever is de sleutel (geert.vandeplassche)
        op Julius Caesar in België gelauwerd.
  • Linkeroever is de sleutel (geert.vandeplassche)
        op Julius Caesar in België gelauwerd.
  • Toevoer afsnijden = omsingelen want... (hans rombaut)
        op Julius Caesar in België gelauwerd.
  • chaudardes (hans rombaut)
        op Julius Caesar in België gelauwerd.
  • Saint-Thomas/berry-au-Bac (hans rombaut)
        op Julius Caesar in België gelauwerd.
  • Samme-Sennete-Zenne (hans rombaut)
        op Antwoord op reactie L. Winckelmans
  • Archief per week
  • 10/12-16/12 2012
  • 03/09-09/09 2012
  • 28/11-04/12 2011
  • 14/11-20/11 2011
  • 01/11-07/11 2010
  • 18/10-24/10 2010
  • 11/10-17/10 2010
  • 23/08-29/08 2010
  • 26/07-01/08 2010
  • 09/11-15/11 2009
  • 02/11-08/11 2009
  • 26/10-01/11 2009
  • 19/10-25/10 2009
  • 17/08-23/08 2009
  • 24/11-30/11 2008
  • 17/11-23/11 2008
  • 01/09-07/09 2008
  • 25/08-31/08 2008
  • 18/08-24/08 2008
  • 28/07-03/08 2008
  • 07/07-13/07 2008
  • 17/03-23/03 2008
  • 10/03-16/03 2008
  • 17/12-23/12 2007
  • 03/12-09/12 2007
  • 24/09-30/09 2007
  • 17/09-23/09 2007
  • 10/09-16/09 2007
  • 27/08-02/09 2007
  • 25/06-01/07 2007
  • 18/06-24/06 2007
  • 04/06-10/06 2007
  • 28/05-03/06 2007
  • 21/05-27/05 2007
  • 14/05-20/05 2007
  • 30/04-06/05 2007
  • 23/04-29/04 2007
  • 26/03-01/04 2007
  • 12/03-18/03 2007
  • 01/01-07/01 2007
  • 09/10-15/10 2006
  • 25/09-01/10 2006
  • 18/09-24/09 2006
  • 11/09-17/09 2006
  • 28/08-03/09 2006
  • 14/08-20/08 2006
  • 07/08-13/08 2006
  • 31/07-06/08 2006
  • 24/07-30/07 2006
  • 17/07-23/07 2006
  • 10/07-16/07 2006
  • 03/07-09/07 2006
  • 26/06-02/07 2006
  • 19/06-25/06 2006
  • 12/06-18/06 2006
  • 22/05-28/05 2006
  • 01/05-07/05 2006
  • 26/09-02/10 2005

    Jan Verelst: Fotomateriaal
    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Mijn favorieten
  • blog Laurent Provost
  • archeonet.nl

  • Blog als favoriet !

    Zoeken met Google



    Zoeken in blog


    Rondvraag / Poll
    2. De burcht waar de Bellovaci (omgeving van Beauvai) zich verschansen tegen Caesar heet Bratuspantium. Heel lang dacht men dat dit de Keltische naam van Beauvais was. Recentelijk rees hierover twijfel. Waarom?
    a. Beauvais werd pas gesticht na de verovering en heette Caesaromagus
    b. Bratuspantium werd teruggevonden 13 km ten zuidoosten van Baeuvais (Mont-César
    c. Bratuspantium werd op bevel van Caesar volledig verwoest en alle sporen ervan zijn uitgewist
    d. Beauvais ligt niet op de route die Caesar volgde
    Bekijk resultaat


    Rondvraag / Poll
    4. In Julius Caesar in België pleit de auteur ervoor dat Caesar in 57 voor Chr. zou zijn doorgestoten tot aan de westelijke kust van Frankrijk. Hij doet dit a.d.h.v. een welbepaalde plaatsnaam, Nigella, die doorwaadbare plaats zou betekenen. Wat is de naam van de plaats tot waar Caesar zou zijn geweest in 57 voor Chr. vooraleer zijn opmars om te keren naar het noordoosten, richting Nerviërs?
    a. Nesle-sur-Mer
    b. Nielles-sur-Mer
    c. Nivelles-sur-Mer
    d. Noyelles-sur-Mer
    Bekijk resultaat



    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs