Geachte,<?xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Steeds wordt verwezen naar een artikel van Hans Rombaut uit 1978, maar er wordt nooit uit geciteerd. Uiteindelijk ga ik dat dan maar eens doen.
Ziehier een citaat uit het artikel van Hans Rombaut in Feiten en Fabels van 1987, dat steeds wordt aangehaald om zogezegd te bewijzen dat hij toen reeds met de Romeinse verklaring van de naam Antwerpen bezig was. Iedereen kan vaststellen dat hij feitelijk de Germaanse verklaring van Gysseling wilde verbeteren. Rombaut zegt over de naam Antwerpen dat deze onmiskenbaar Germaans is en dat de Antwerpenaars Germanen waren.
"Het probleem wordt nog ingewikkelder als men de toponymie in deze discussie betrekt. Niettegenstaande de Gallo-Romeinse archeologica, blijken de plaatsen waar deze vondsten gedaan werden, onmiskenbaar Germaanse namen te hebben, in eerste instantie dan Antwerpen zelf, cf. het onderzoek van M.Gysseling en J.Van Loon. Andoverpis, evenals Grobbendonk, zijn namen die duidelijk jonger zijn dan de Gallo-Romeinse toponiemen met suffixen op -sta en -(i)acum. Bovendien is Andoverpenses zelfs de naam van een Germaanse bevolkingsgroep. Deze zouden wij kunnen interpreteren als ingeweken Foederati. Deze kwamen met instemming van de Romeinen binnen de Limes en hebben in de beginfaze wellicht nauwe contacten gehad met de Romeinse tradities, zodat de Gallo-Romeinse archeologica te Antwerpen eveneens zouden kunnen wijzen op de beginfaze van de Germaanse occupatie...*
Wat is nu eigenlijk het resultaat van al deze bespiegelingen? Wel, wij zouden Antwerpen in de Merovingische tijd durven situeren in zeer nauwe relatie tot het toenmalige Neustrië, waar naast de aangehaalde centra in het Scheldebekken, nog andere kleinere en grotere pagi in de Merovingische of Karolingische tijd met de naam van latere kleine of grote steden vermeld worden. Even alles op een rijtje: Rodanensis(Rodenburg, later Aardenburg), Curtacensis (Kortrijk), Gandensis(Gent), Tarvanensis(Terwaan), Bononiensis(Boulogne), Tornacensis(Doornik) liggen allemaal op of ten westen van de Schelde. Dit fenomeen vinden we pas terug in het oosten in het Maasbekken(de Luikergouw) en in de Ardennen (de pagi Arrelensis en Ivotius).
Na dit alles vinden we het dan ook aantrekkelijk een aangepaste versie van de etymologische verklaring van de plaatsnaam Antwerpen te geven. Anda of ando brengen wij in overeenstemming met de opinie van Gysseling en Van Loon als 'tegenoverliggend' of 'aan de overkant liggend' en 'werpis' als schans, door mensenhanden opgeworpen, wat Van Loon in het bijzonder interpreteert, of de hoge oever die van nature uit in de holle bocht van de Schelde oprees, wat meer in overeenstemming is met de natuurlijke gesteltenis die M.Gysseling in dit toponiem onderscheidt (wij zouden zeggen oeverwal, in plaats van aanslibbing). In beide interpretaties valt eenzelfde gezichtspunt te onderscheiden, dat wij uit de teksten van de Merovingische tijd hebben geïnterpreteerd, met name het standpunt vanuit Neustrië, hetzij een bruggehoofd van de Andoverpenses aan de overkant van de Schelde, hetzij een nederzetting op de hoege oever in de holle Scheldebocht."
Dit citaat spreekt voor zichzelf. Feiten en Fabels, whats in a name.
Alfred Michiels
17-09-2007 om 14:35
geschreven door alfred Michiels
|