link zustersite www.bloggen.be/jcb
  • Julius Caesar in België: fundamenten, grondslagen, achtergronden en publicaties
  •  © Copyright 2006 Hans Rombaut, Het Wiel

    Alle teksten op deze weblog, ondertekend met Hans Rombaut, zijn auteursrechtelijk beschermd en mogen op geen enkele wijze worden verspreid of gebruikt of overgenomen, tenzij de auteur hiervoor toestemming heeft gegeven en mits de bron duidelijk wordt vermeld.

    Inhoud blog
  • Thuin: deel 2
  • Thuin: deel 1
  • Voorstelling Nationaal Biografisch Woordenboek deel 20
  • verschijning NBW deel 20
  • Antwoord 12/6 op Tony Oosts bijdrage in de AVRA-Bulletin 2006 (laatste deel)
  • Antwoord 12/5 op Tony Oosts bijdrage in de AVRA-Bulletin 2006
  • Antwoord 12/4op Tony Oosts bijdrage in de AVRA-Bulletin 2006
  • Antwoord 12/3 op Tony Oosts bijdrage in de AVRA-Bulletin 2006
  • Antwoord 12/2 op Tony Oosts bijdrage in de AVRA-Bulletin 2006
  • Antwoord 12/1 op Tony Oosts bijdrage in de AVRA-Bulletin 2006
  • Antwoord 11 op Tony Oosts bijdrage in de AVRA-bulletin 2006.
  • Antwoord 10 op Tony Oosts bijdrage in de AVRA-bulletin 2006
  • Antwoord 9 op Tony Oosts bijdrage in de AVRA-bulletin 2006
  • Antwoord 8 op Tony Oosts bijdrage in de AVRA-bulletin 2006
  • Antwoord 7 op Tony Oosts bijdrage in de AVRA-bulletin 2006
  • Vademecum bij deze blog
  • Antwoord 6 op Tony Oosts bijdrage in de AVRA-bulletin 2006
  • Antwoord 5 op Tony Oosts bijdrage in de AVRA-bulletin 2006
  • Antwoord 4 op Tony Oosts bijdrage in de AVRA-bulletin 2006
  • Platteau: deel 2
  • Platteau: deel 1
  • Nota bij de publicatie van de inleiding van de thesis
  • Mededeling
  • verwijdering reacties
  • Argumentatie 2 tegen de uitspraken van Geert van de Plassche van 16 augustus 2008, 22u28
  • Argumentatie tegen de uitspraken van Geert Van de Plassche van 16 aug. 08, 22u28
  • Fonetische verwantschap tussen /b/ en /m/: een argument extra pro Sabis = Samme
  • Antwoord 3 op Tony Oosts bijdrage in de AVRA-Bulletin 2006
  • BELANGRIJK BERICHT!!
  • Wikipedia spelletjes
  • Lezing H. Rombaut Centrum voor Europese Cultuur: Caesar en het Scheldebekken
  • VIERDE BEWIJS VAN DE DIEFSTAL IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' DOOR ALFRED MICHIELS: JULIUS CAESAR GERMANICUS
  • DERDE BEWIJS VAN DE DIEFSTAL IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' VAN ALFRED MICHIELS: DE ANNALES FULDENSES
  • BIJKOMEND ARGUMENT IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' PLAGIAAT ALFRED MICHIELS: HISTOIRE? IS 'T WAAR? antwoord aan µALFRED £MICHIELS
  • TWEEDE BEWIJS DIEFSTAL ALFRED MICHIELS IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' - VILARIACUM-WILRIJK STAAT REEDS IN THESIS ROMBAUT 1985 p. 250
  • NIEUWE SITE n.a.v. Thesis-pagina's vroegste geschiedenis Antwerpen en Omgeving p204-254
  • HET BOEK 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' BEWIJST HET PLAGIAAT DOOR ALFRED MICHIELS
  • Het Land van Rijen oktober 1983- april 1984
  • Thesis-pagina's vroegste geschiedenis Antwerpen
  • tijdelijke sluiting discussieforum
  • Aan A. Sermon
  • De historische waarheid
  • Feiten en fabels p.63-p.77
  • Verderzetting discussie Antwerpen
  • 'eorum' en de fonetische verwantschap tussen /b/ en /m/
  • antwoord op Sermon zijn beschuldigingen
  • antwoord op nog enkele opmerkingen en vragen (G. Vandeplassche)
  • Antwoord 2 op Tony Oosts bijdrage in de AVRA-Bulletin 2006
  • Antwoord 1 op Tony Oosts bijdrage in de AVRA-Bulletin 2006
  • Antwoord op de aanklacht van Robert Nouwen in AVRA-Bulletin 2006
  • 'Steden des Tijds' Teleac 1990
  • Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • Hans Rombaut: wetenschappelijke loopbaan (vervolg)
  • Hans Rombaut: wetenschappelijke loopbaan en lijst publicaties
  • Veritas filia temporis­­. Antwerpen en Anreppen, of de kwestie An- in samenstellingen
  • Plagiaat?
  • Waar verzamelde zich “op één plaats” de coalitie der Belgae?
  • Caesars castra bij de Aisne
  • Identificatie Noviodunum
  • Antwoord op Geert Vandeplassches ‘Slag bij Chestres’, deel 1, 2 en 3
  • Julius Caesar in België gelauwerd.
  • Et alia plurima
  • Portus Itius ontdekt!
  • Tweede antwoord van Hans Rombaut aan Leopold Winckelmans (eerste deel)
  • Antwoord op reactie L. Winckelmans
  • “Julius Caesar in België” in de gewone boekhandel:
  • De Beverburcht
  • Commentaren op “Julius Caesar in België”
  • Hoe kan u BESTELLEN
  • Straffe toeren 5
  • Straffe toeren 4
  • Straffe toeren 3
  • Straffe toeren 2
  • wat als u problemen met bestellen via e-mail ondervindt
  • recensie SEMafoor
  • bundel kritiek en antwoorden
  • voor boekhandelaars
  • Antwoord op Cuyt: deel 16
  • Antwoord op Cuyt: deel 15
  • Antwoord op Cuyt: deel 14
  • Antwoord op Cuyt: deel 13
  • Antwoord op Cuyt: deel 12
  • Antwoord op Cuyt: deel 11
  • Antwoord op Cuyt: deel 10
  • Antwoord op Cuyt: deel 9
  • recensie BOEKEN uitpers
  • Antwoord op Cuyt: deel 8
  • Antwoord op Cuyt: deel 7
  • Antwoord op Cuyt: deel 6
  • Antwoord op Cuyt: deel 5
  • Antwoord op Cuyt: deel 4
  • Antwoord op Cuyt: deel 3
  • Antwoord op Cuyt: deel 2
  • Antwoord op Cuyt: deel 1
  • Eerlijkheid duurt nog altijd het langst
  • Bedankt Laurent
  • Straffe Toeren 1
  • Straffe Toeren
  • reactie Hans op Roger: archeonet
  • Rombaut publiceerde de defensieve functie van de muur van Tongeren als eerste!
  • archeonet reactie Schupperke
  • reactie archeonet: Historici - archeologen, een onmogelijk huwelijk?
  • reactie archeonet: De Boze Wolf
  • archeonet: onsportieve reactie Guido Cuyt
  • nieuwe vragen
  • S.P.Q.R nieuwsbrief
  • Tip van de sluier onderaan linker- en rechterkolom
  • antwoorden meerkeuzevragen
  • ENGLISH SUMMERY
  • AGENDA voordrachten
  • wenst u een voordracht door Hans Rombaut
  • contact auteur
  • Knack: Julius Caesar was wél in België
  • Hans te gast in 'Memo' bij Hein De Caluwé op Radio 2
  • DE TELEGRAAF: zaterdag 17 juni 06
  • vrtnieuws.net
  • interview op één in 'de zevende dag' van 18 juni 06
  • Het nieuwsblad (De Gentenaar-Het Volk)
  • interview Radio 1 'Wilde geruchten': 16 juni 06
  • persoverzicht mediargus: 15 juni 06
  • Interview Klara 14 juni 06
  • Julius Caesar in België
  • Dankwoordje van de auteur
  • speciale editie van 'HET WIEL'
  • enkele kaartjes
  • Het Land van Rijen 13
  • Het Land van Rijen 12
  • Het Land van Rijen 11
  • Het Land van Rijen 10
  • Het Land van Rijen 9
  • Het Land van Rijen 8
  • Het Land van Rijen 7
  • Het Land van Rijen 6
  • Het Land van Rijen 5
  • Het Land van Rijen 4
  • Het Land van Rijen 3
  • Het Land van Rijen 2
  • Het Land van Rijen oktober 1983
  • Korte toelichting
  • Feiten en fabels p.72
  • Feiten en fabels p.77
  • Feiten en fabels p.76
  • Feiten en fabels p.75
  • Feiten en fabels p.74
  • Feiten en fabels p.73
  • Feiten en fabels p.71
  • Feiten en fabels p.70
  • Feiten en fabels p.69
  • Feiten en fabels p.68
  • Feiten en fabels p.67
  • Feiten en fabels p.66
  • Feiten en fabels p.65
  • Feiten en fabels p.64
  • Feiten en fabels p.63
  • Steden des Tijds: p.20
  • Steden des Tijds: p.12
  • Steden des Tijds: p.29
  • Steden des Tijds: p.28
  • Steden des Tijds: p.27
  • Steden des Tijds: p.26
  • Steden des Tijds: p.25
  • Steden des Tijds: p.24
  • Steden des Tijds: p.23
  • Steden des Tijds: p.22
  • Steden des Tijds: p.21
  • Steden des Tijds: p.19
  • Steden des Tijds: p.18
  • Steden des Tijds: p.17
  • Steden des Tijds: p.16
  • Steden des Tijds: p.15
  • Steden des Tijds: p.14
  • Steden des Tijds: p.13
  • Steden des Tijds: p.11
  • Steden des Tijds: p.10
  • illustratiemateriaal
    Foto

    Charlotte Dua:
    -Ontwerp kaft
    -Vormgeving kaartjes

    Foto
    Foto
    Foto
    Mijn favorieten
  • Bloggen.be
  • Gemeente Niel
  • Universa Press
  • Ecomuseum en Archief van de Boomse Baksteen (EMABB)
  • Publicaties HET WIEL, Tijdschrift voor de Geschiedenis van de Rupelstreek en Klein-Brabant
    Rondvraag / Poll
    1. Na de slag bij de Aisne (Bibrax, Chestres, zie tip van de sluier deel 1) vervolgt Caesar in 57 voor Chr. zijn opmars in westelijke richting. Bij de Suessiones (omgeving van Soissons) wil hij de burcht Noviodunum onmiddellijk bij de aankomst van zijn leger belegeren, maar hij doet dat niet. Waarom?
    a. De Auguren voorspellen een slechte afloop van de strijd
    b. Caesar acht de plaats strategisch gezien niet van belang en gaat er gewoon voorbij
    c. Het aantal manschappen in de burcht lijkt hem te groot
    d. De omwalling is te hoog en de gracht te breed
    Bekijk resultaat

    Rondvraag / Poll
    3. De Ambiani (omgeving van Amiens) geven zich in 57 voor Chr. na de Bellovaci en de Suessiones eveneens over aan de oprukkende troepen van Julius Caesar. Hun hoofdstad is Samarobriua. Dit is een Keltische naam met volgens de toponymie volgende betekenis:
    a. Burcht aan de Somme
    b. Bocht van de Somme
    c. Brug over de Somme
    d. Plaats om samen te komen
    Bekijk resultaat

    Rondvraag / Poll
    5. In vijandelijk gebied moest Caesar zich kunnen oriënteren, d.w.z dat hij vooral moest kunnen inschatten waar hij was en hoeveel tijd hij nodig had om zijn troepen van de ene plaats naar de andere te brengen en eventueel om op dezelfde plaats terug te keren. Aan de hand van welk hulpmiddel moet hij zich volgens de auteur van Julius Caesar in België hebben georiënteerd bij zijn opmars?
    a. De stand van de sterren
    b. Kaarten van het Romeinse leger
    c. De loop van de rivieren
    d. Het kompas
    Bekijk resultaat

    Julius Caesar in België
    Hans Rombaut
    De vroegste geschiedenis van Gallia Belgica historisch geografisch benaderd vanuit de Bello Gallico
    04-08-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Antwoord op Cuyt: deel 12

    Antwoord op Cuyt: deel 12

     

    Beschouwingen over § 18 (regels 155-156)

     

    Neeltje Jans roert in de Roompot

     

    Hier verwijt Cuyt mij het verwarren van twee vindplaatsen, nl. Domburg en Colijnsplaat.

     

    De passage die hier door Cuyt gewraakt wordt handelt in wezen over een votiefbeeld gewijd aan Jupiter gevonden te Bornem in de Oude Schelde. Omdat ik hier probeer aan te tonen dat de rivieren van het Scheldebekken in de Romeinse tijd ook als waterwegen werden gebruikt vergelijk ik dit votiefbeeld met de talrijke beelden teruggevonden in Zeeland gewijd aan de godin Nehalennia. De Nehalenniacultus wordt nl. verbonden met de scheepvaart in de Romeinse tijd. Daarbij plaats ik Domburg (vindplaats uit 1647 met tempel en 36 votiefbeelden) en Colijnsplaat (vindplaats in zee uit 1969-1971 met ca. 200 beelden) samen niettegenstaande ze bijna 20 km uit elkaar liggen.

     

    Toen mijn boek nog als manuscript werd beoordeeld door de leescommissie was ik van deze verwarring op de hoogte gebracht door prof. dr. W. Clarysse (verslag in mijn bezit), maar in tegenstelling tot een aantal andere opmerkingen over mijn tekst heb ik het niet nodig geoordeeld deze passage te wijzigen. De Zeeuwse votiefbeelden aan Nehalennia gewijd zijn mij al 20 jaar bekend, en ik ben niet de enige die de mening heeft dat ze ondanks hun grote spreiding één geheel vormen. De meeste Nehalennia-beelden gevonden in de Oosterschelde zijn, op de in 1647 ontdekte beelden en restanten van de tempel op het strand buitengaats van Domburg na, allerminst vondsten in situ. Zij liggen dus niet meer op hun oorspronkelijke plaats, dat wil zeggen zij bevinden zich tenminste gemiddeld 20 tot 30 m dieper dan hun oorspronkelijke plaats en met zekerheid een eind oostelijker (en misschien ook noordelijker) dan de plaats waar ze in de Romeinse tijd hebben gestaan. Die oorspronkelijke standplaats is eigenlijk nooit meer met precisie terug te vinden.

     

    Hier heeft een en ander te maken met de enorm gewijzigde geografie van Zeeland en vooral van de Zeeuwse kust, die in de Romeinse tijd op deze hoogte gesloten was. Dit laatste staat in duidelijke tegenstelling tot de Vlaamse kust, waarvan de IJzer- en de Zwinmondingen brede en diepe zeearmen vormden die achter het eiland Testerep (met Westende, Oostende en Middelkerke) met elkaar in verbinding stonden tot in de 11de eeuw. De wijzigingen in de kustformaties werden o.m. veroorzaakt door zeespiegelrijzingen in de laat-Romeinse tijd en tijdens de vroege middeleeuwen (vanaf ca. 275 na Chr., bekend als de Duinkerke-II- en Duinkerke-III-transgressies). De impact van deze transgressies werd na het onderzoek uit de jaren 1950 door M.K.E. Gottschalk getemperd tot opeenvolgende inbraken van de zee in het land waarvan de invloed in sommige gevallen tijdelijk was, in andere dan weer permanent tot op heden. Vooral van belang is de vaststelling dat waar de invloed van de Duinkerke-II-transgressie in de tijd grosso modo beperkt wordt tot vóór de Karolingische tijd, de inbraken van de Duinkerke-III-transgressie vanaf ca. 1000 na Chr. op de Zeeuwse kust onverminderd zijn doorgegaan. Zo wordt geacht dat de Zeeuwse kustlijn vóór het jaar 1000 nagenoeg volledig gesloten was, en weet men zeker dat het gebied in de Romeinse tijd bewoond was. Dit was tijdens de vroege middeleeuwen ten andere ook het geval. Zo hadden de St.Pieters- en St.-Baafsabdijen van Gent, maar ook bijvoorbeeld de abdij van St.-Nazarius van Lorsch er zoutkeukens of culinas ad sal faciendum (waar uit zeewater zout gewonnen werd). Het ontstaan van de eerste kreken of inbraken in de Zeeuwse kust wordt pas gesitueerd in 1014.

     

    We vermeldden reeds elders dat de Schelde vóór het jaar 1000 haar monding had in de Maas nabij het emporium Witla, dat gelijktijdig met Antwerpen door de Noormannen werd verwoest (836, zie antwoord op Cuyt 11). De huidige monding van de Schelde bij Vlissingen (Westerschelde of Honte) ontstond pas vanaf de inbraak van 1134 tengevolge van het zware beuken van de zee op een kreek ten noorden van het Zwin en een andere ten zuiden van Walcheren. Zo werd het dorp Wulpen, waarvan de kerk behoorde tot de St.-Willibrordsabdij van Echternach, een eiland door een geul die het dorp scheidde van Zeeuws Vlaanderen. De inbraken tijdens de volgende eeuwen hebben het binnenland steeds verder uitgeschuurd, waarbij vooral de volgende historische overstromingen belangrijk zijn: die van 1377, waardoor het eiland Wulpen (dat nu in de Westerscheldemonding lag) verdween, en de St.-Elisabethsvloed van 19 november 1404, die verschillende Zeeuws-Vlaamse dorpen had verzwolgen (o.m. het stadje Roeselare-Sint-Margriete in het krekengebied ten noorden van Eeklo). De Honte werd een brede bevaarbare waterloop die op zeker ogenblik de oude naar het noorden gerichte loop van de Schelde bereikte. Bepaalde inbraken welke niet functioneel naar die Schelde gericht waren, bijvoorbeeld de Braakman ter hoogte van Terneuzen die reikte tot voorbij Hulst (d.i. 20 km), werden door beschermingswerken bedwongen. Ook de andere nieuwe monding van de Schelde ten noorden van Noord-Beveland (Oosterschelde) was tijdens de Romeinse tijd dus niet aanwezig. In tegendeel, de monding van de Oosterschelde in de Noordzee tussen Domburg en Colijnsplaat, draagt nu nog de naam Roompot, een toponiem waarvan de herkomst algemeen wordt teruggebracht tot Romanorum Portus, een haven uit de Romeinse tijd waar zeevaarders vertrokken voor overtochten naar Brittannia en voor kustvaarten richting zuiden (naar Frankrijk, Iberië en de Middellandse Zee).

     

    In deze materie is het tevens van groot belang de werking van de zee landinwaarts te kennen: tengevolge van de monding van de Schelde in de Maas wordt geacht dat de getijdenwerking in het Scheldebekken (en dus ook achter de gesloten kust van het huidige Zeeland) quasi onbestaand moet zijn geweest in de Romeinse tijd en tijdens de vroege middeleeuwen. Het ontstaan van de inbraken ten zuiden en ten noorden van Walcheren die de verbinding met de Schelde hebben gemaakt, betekenden dus het begin van de getijdenwerking op de Schelde en haar bijrivieren, die momenteel voelbaar is tot voorbij Lier (Nete), Werchter (Dijle en Demer) en Gent (Leie en Schelde), zo zij niet door kunstmatige keringen wordt tegengehouden. De kracht van de zee is dus zeer diep landinwaarts voelbaar. De kracht is dan ook groot. Zo was het vroeger bij de schippers van mijn dorp Niel algemeen bekend dat het oplopende tij veel sneller verliep (nl. ± 5 uur) dan het afnemende (± 7 uur). Het getijdenverschil ten noorden en ten zuiden van Walcheren bedraagt ongeveer 4 m, wat betekent dat de eroderende invloed van de zee op de randen van de sinds 1014 ontstane Ooster- en Westerschelde enorm is. De Romanorum portus of Roompot situeert zich net ten noorden van Noord-Beveland vanaf Domburg tot Colijnsplaat in volle Oosterscheldemonding. Het oorspronkelijke land werd er bedreigd, waardoor bijvoorbeeld in opdracht van de Oranjes nog in 1602 de plaat Oresandt bedijkt werd tegen de toenemende invloed van de zee. Door deze bescherming tegen de zee nam de invloed van het water op de noordkust van Noord-Beveland nog toe, waardoor net dit stukje Zeeuwse kust een typisch fenomeen vertoont, namelijk de oever- of dijkval: tengevolge van de permanente inwerking van de zee op de zachte voet van de oever of de dijk wordt deze ondermijnd en zakt na verloop van tijd in zee, dit soms over een lengte van honderden meters. De kust van Noord-Beveland vanaf het Veerse Gat tot Colijnsplaat kende er meer dan 240 tussen 1800 en nu! De zee schuurde aldus ten noorden van de lijn Domburg-Colijnsplaat een geul uit tot 30 m diep waardoor de oorspronkelijk bewoonde pleistocene kleigronden ter hoogte van bijvoorbeeld Domburg (waar nu bij lage tij op het strand niet zozeer Romeins maar vooral middeleeuws aardewerk wordt gevonden) met alles wat erop aanwezig was getijde na getijde, dag na dag, week na week en jaar na jaar landinwaarts werden verspreid, en dit vanaf een oorspronkelijke hoogte die 5 m boven het gemiddelde zeepeil heeft gelegen tot op een diepte van 20 tot zelfs 30 m. De krachtige stroming van de zee werd er permanent.

     

    De aanhoudende krachtige stroming van de zee in de diepte van de Oosterscheldemonding net ten noorden van Colijnsplaat was er de oorzaak van dat toen duikers, na het opvissen van de eerste Nehalenniabeelden tussen Noord-Bevelland en Zierikzee omstreeks 1970, op die plaats de zeebodem systematisch probeerden te onderzoeken, zij deze onderneming moesten staken tengevolge van de zware stroming in die omgeving. De site van Romanorum Portus (Roompot), oorspronkelijk gelegen ter hoogte van het westen van Noord-Beveland en net ten noorden van Domburg, werd dus samen met de Nehalennia-beelden over vele kilometers verspreid in oostelijke richting in de Oosterschelde. Er zijn hiervoor nog enkele bijkomende elementen, zoals de naam Neeltje Jans van het werkeiland voor de Deltawerken midden in de Oosterscheldemonding, oorspronkelijk de naam van een zandbank welke voor het eerst wordt vermeld in 1799, afkomstig uit een even volkse adaptatie als die van Romanorum Portus tot Roompot: de plaatselijke bevolking doopte de door hen gekende stenen met de naam Nehalennia (via “Nehelennians” ter aanduiding van het meervoud) om tot Neeltje Jans. Voor wie er belang in stelt: Neeltje Jans ligt zo’n 12 km ten noordoosten van Domburg, en wellicht hebben vissers daar ook ooit Nehalenniae-stenen in hun netten aangetroffen (en mogelijk weer elders terug in zee gedumpt). Dat de spreiding zo groot is mag geenszins verbazen als men de kracht inschat die de zee bij een beetje guur weer bij het binnenkomen van de Oosterschelde heeft. Ook de teruggevonden beelden ten noorden van Noord-Beveland liggen over honderden meters verspreid. Omdat enkel de Domburg-vondsten in situ werden gedaan, en de andere vondsten gelieerd worden tot het gebied Roompot (dat ook 10 km van de vindplaats zelf verwijderd ligt) heb ik de Nehalenniae-beelden in die omgeving altijd aan elkaar gekoppeld. Ik meen dat daar op inhoudelijke basis een zeer goede reden voor is.

     

    Komen we nu even terug naar de bibliotheek. In de repertoria vinden we Colijnsplaat en Domburg steeds gescheiden, bijvoorbeeld in “Tabula Imperii Romani. Lutetia – Atuatuca – Ulpia Noviomagus, Parijs, 1975, met Domburg p. 76 en voor Colijnsplaat p. 69 met verwijzing naar Ganuent(a?) p. 91-92. De vindplaats wordt in dit repertorium gesitueerd onder de veronderstelde plaatsnaam Ganuent(a?). Er is echter geen enkel bewijs dat die vicus ooit op die plaats bestaan heeft: de naam komt slechts eenmalig voor als onderdeel van de naam van een persoon, Gimio, die één altaar (van de honderden die werden teruggevonden) opdroeg aan Nehalennia, en die op basis van de naam Gimio Ganuent(ae?) evengoed van elders afkomstig kon zijn. Erger is dat in dit repertorium de vindplaats omschreven wordt onder de gemeente Zierikzee op Schouwen, daar waar Colijnsplaat behoort tot de gemeente Noord-Beveland, wat administratief onjuist is. Bovendien wordt van dit eenmalig vermelde Ganuent(a?) (waarom niet Ganuent(i?) ? ) in dat werk gesuggereerd dat het misschien wel de hoofdplaats was van de Civitas Frisiavonum, mogelijk op basis van de ligging van die plaats in het vroegmiddeleeuwse bisdom Utrecht, maar dat geldt voor Roompot en Domburg eigenlijk ook, die m.i. hiervoor misschien sterkere kandidaten waren.

     

    Een ander repertorium, dat van M.-Th. en G. Raepsaet-Charlier, Gallia Belgica et Germania Inferior. Vingt-cinq années de recherches historiques et archéologiques, (Aufstieg und Niedergang der Römischen Welt. Geschichte und Kultur Roms im Spiegel der Neuern Forschung), Berlijn-New York, 1975, situeert de vindplaats Domburg in de Civitas Menapiorum op p. 216-217, die van Colijnsplaat in de Civitas Frisiavonum op p. 217-218, dit zonder er rekening mee te houden dat de gevonden altaren tenminste inhoudelijk met elkaar verwant zijn, dat die verwantschap kan worden samengebracht in Romanorum Portus of het bestaande toponiem Roompot, en dat de eeuwenlange inwerking van de zeestroming de stenen kan verplaatst hebben en heeft verplaatst. Ook hier lijkt me de indeling van Domburg in de civitas Menapiorum en Colijnsplaat in de civitas Frisiavonum nogal arbitrair. Wie kan nog nagaan welke de oorspronkelijke grens was tussen de civitates Menaporium en Frisiavonum in het huidige Zeeland? Zo dit de oude loop van de Schelde is richting Maas dan liggen Colijnsplaat en Domburg in de civitas Menapiorum, zo dit de loop van de Westerschelde is met uitzondering van de Vier Ambachten in oostelijk Zeeuws Vlaanderen, zoals de grens van de bisdommen Doornik en Utrecht zich verhielden tot aan de hervorming van de bisdommen in 1559, dan lagen ze beide in de civitas Frisiavonum. Ook de bijgevoegde kaart achteraan Raepsaet-Charlier of de kaart p. 18-19 geven hierover geen uitsluitsel. Maar stel dat de grens inderdaad tussen Domburg en Colijnsplaat lag, of m.a.w. dat Walcheren tot het bisdom Doornik en Noord-Beveland tot Utrecht behoorde, dan kan de zee de altaren die door de afgevallen oevers en dijken van Walcheren en Noord-Beveland – en hier gaat het om zeer grote stukken weggespoeld land – de Nehalennia-beelden die niet in situ maar in zee werden aangetroffen van de ene civitas naar de andere hebben overgeplaatst. Het uit elkaar halen van deze vondsten op basis van de vindplaats was m.i. hier totaal ongegrond.

     

    Besluit: mochten de repertoria voor de vindplaatsen van de Nehalennia-altaren van Colijnsplaat en Domburg vertrokken zijn vanuit de inhoudelijke band tussen de gevonden voorwerpen en vervolgens het onderscheid hebben gemaakt tussen in situ en niet in situ (wat hier zeer belangrijk is gezien de uitzonderlijke geografische omstandigheden) dan had men ze bij elkaar geplaatst onder het toponiem “[Roompot]: < Romanorum portus”. Daarom heb ik met de opmerking van prof. Clarysse hier geen rekening gehouden.

     

    Hans Rombaut

     

     


    03-08-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Antwoord op Cuyt: deel 11

    Antwoord op Cuyt: deel 11

     

    Beschouwingen over § 17, regel 152 tot 154

     

    Responsio mollis frangit iram

     

    Cuyt stelt hier dat het hoofdstuk over Tongeren en de uitweidingen over Antwerpen in mijn boek niets ter zake doen. Wat moet ik hier op zeggen?

     

    Wat Tongeren betreft zal de goede lezer via het Woord Vooraf van prof. dr. C. Steel hebben vernomen dat de Academie mij heeft gevraagd om in 2004 te Tongeren een lezing te houden over het Romeinse Tongeren. Via de Proloog weet hij vervolgens dat de aanleiding hiertoe een studie over Tongeren was in opdracht van de Nederlandse stichting Teleac, gepubliceerd in 1990. In de Inleiding vermeld ik ook het doel van de nieuwe publicatie die ontstond als gevolg van deze lezing, nl. het ontdekken van Tongeren bij het begin van zijn ontstaan. De oudste vermelding van Tongeren staat in De Bello Gallico als Atuatuca (ook voor diegenen die dit op basis van de spitsvondige interpretatie “id castelli nomen est” uit bepaalde publicaties niet geloven, zie hiervoor “antwoord op Cuyt: deel 5”). Zodoende heb ik getracht Caesar te volgen vanuit Noord-Italië tot in Tongeren, waardoor het accent aanvankelijk op Caesars aanwezigheid in Belgica viel, maar vervolgens ook op de rol die de stad Tongeren vervulde aan het begin van onze geschiedenis in het Romeinse Rijk.

     

    Over Caesars wegen naar Atuatuca gaan de hoofdstukken 1 tot 4, over de rol van de stad gaan de hoofdstukken 5 tot 7. De titel “Julius Caesar in België. De vroegste geschiedenis van Gallia Belgica historisch-geografisch benaderd vanuit De Bello Gallico” dekt dus m.i. volledig de lading, nl. de Caesariaanse aanwezigheid in België (zowel te verstaan voor de niet-Latinist als de Latinist, daarbij zowel verwijzend naar het moderne België als het België uit de oudheid), die uiteindelijk ertoe geleid heeft dat hij Tongeren of Atuatuca heeft bereikt. Om de rol van Tongeren in het Imperium Romanum te kunnen schetsen moest ik ook de belangrijkste geografische elementen rond de stad aan het begin van onze geschiedenis beschrijven, met name het water- en het landwegennet. Beide zijn noodzakelijk om de positie van Tongeren te begrijpen: het tweede deel van de titel is dus evenzeer op zijn plaats.

     

    Onder meer hebben de grote rivieren rond Tongeren een rol gespeeld bij het ontstaan van deze stad, meer bepaald het Scheldebekken en de verhouding ervan tot het Maasbekken en de Rijn. De landwegen zijn daarvan een derivaat en Tongeren vervult een sleutelpositie hierin, zeker bij de overgang van het gebruik van de rivieren naar de landwegen en vice versa en dit zowel voor Schelde als Maas. Hoofdstukken 5 tot 7 kunnen dus allerminst als een anomalie worden beschouwd wat Tongeren betreft.

     

    Wat Antwerpen hierin komt doen staat ook zeer duidelijk vermeld in mijn boek: het stelsel van rivieren tussen Noordzee en Maas in onze gewesten, meer bepaald het Scheldebekken dus, is van een zeer merkwaardige structuur. Het bijzondere ervan bestaat erin dat van in de Romeinse tijd tot nu alle rivierarmen van dit rivierstelsel samenkomen in één samenvloeiing, nl. die van Rupel en Schelde. Langs de buitenzijde van het Romeinse rijk, dit is in noordelijke richting, diende deze zeer strategische samenvloeiing beschermd te zijn, ten einde de scheepvaart op dit enorme waterwegennet vanaf Terwaan aan de Leie tot Ripae nabij Tongeren aan de Demer te beschermen tegen indringers van buitenaf. Daartoe werd m.i. Antwerpen gesticht en dit reeds in de Romeinse tijd. Daarom heb ik aan de vroegste geschiedenis van deze stad en de naamverklaring ervan uit het Latijn heel even wat aandacht besteed in mijn boek en dit dus louter functioneel.

     

    Om het belang van Antwerpen en deze samenvloeiing aan te tonen geef ik hier een voorbeeld vanuit mijn eigen specialisatiegebied, de vroege middeleeuwen: de campagnes van de Vikingen in ons land beginnen precies vanaf 836, het jaar waarin de Annales Fuldenses vermelden: “Nordmanni Antwerpam civitatem incendunt”. Vanaf dat moment worden de Noormannen langs alle rivierarmen in het Scheldebekken vermeld, waarvan de bekendste voorbeelden zijn de vondst van een stuk van een drakenschip in de Schelde bij Dendermonde, de twee plunderingen van Gent (met o.m. de St.-Baafsabdij als slachtoffer in 851 en 879) en het winterkamp in Leuven (891). Te Leuven gaat het om het laatste verblijf van de Vikingen in onze gewesten tengevolge van de zware nederlaag die Arnulf van Karinthië hen toebracht “in loco qui dicitur Lovon”. Sindsdien, en dit tot aan het Tweede Vaticaans Concilie, werd in de vele litanieën in onze kerken gebeden “Van de Noormannen verlos ons Heer”. Dit laatste was niet nodig geweest mocht Antwerpen het niet hebben begeven in 836 na Chr. en het Scheldebekken daardoor zijn bescherming niet had verloren.

     

    Wat nu het belang van de herkomst van de naam Antwerpen uit het Latijn betreft, die is zonder meer van essentieel belang voor de oorspronkelijke bescherming van de Schelde en haar bijrivieren, en neergelegd in de betekenis “beide oevers” of Anduaeripae”. Gezien de vertakking in een duidelijke westelijke (richting Gent) en oostelijke helft (richting Mechelen) is het zeer logisch dat het sluitstuk van de bescherming van deze rivieren langs het gedeelte waar de beide geledingen samenkomen en hun weg naar de monding vervolgen langs beide oevers gelegen was. Dat dit in de Romeinse tijd dient te worden gesitueerd is zo logisch: de reden ervan kan worden afgeleid uit de rijksverdelingen in de post-Romeinse tijd die op enkele kortstondige uitzonderingen na, steeds de Schelde als grens hebben. Wie als heerser in één van beide rijksdelen de samenvloeiing van Rupel en Schelde beheerst, beheerst de rivieren in het gebied van de rivaal. Alleen bij een supranationale macht verdwijnt dit verdeelprincipe, o.m. tijdelijk onder Clovis, Karel de Grote en Lodewijk de Vrome, maar vooral tijdens de Romeinse overheersing.

     

    Daarom verbaast het ook zo waarom de naamverklaringen voor Antwerpen steeds in het Germaans werden gezocht, o.m. door M. Gysseling (1960) met als betekenis “aangeworpen land”, nadien gewijzigd in “tegenover aangeworpen land” omdat de huidige ligging van Antwerpen op de rechteroever van de Schelde precies op die oever ligt die door het water erodeert. De hypothetische toponymische reconstructie van Gysseling “anda + werp” werd nadien door J. Van Loon (ca. 1980) overgenomen met als betekenis “schans opgeworpen tegen een vijand” (naar analogie met ant- uit “antwoord” en met als vijand de Noormannen, aan wie de teruggevonden aarden wal wordt toegeschreven die in de jaren 1950 archeologisch onder de Scheldekaaien werd teruggevonden). De datering van de aarden wal onder de Antwerpse kaaien is echter ook zeer dubieus, gebaseerd op een uitspraak van prof. H. Jankuhn die op zicht de aarden constructie uit Antwerpen vergeleek met deze van Haithabu, de beroemde archeologische site die hij had opgegraven in de landengte van Sleeswijk-Holstein. Derwijze had iemand deze aarden wal kunnen vergelijken met die van Chestres aan de Aisne.

     

    Door al deze hypothesen werd nooit rekening gehouden met een mogelijke naamverklaring uit het Latijn. De onderzoekers zijn ook voorbijgegaan aan het feit dat Antwerpen tot 836 langs beide zijden van de Scheldeoever kan gelegen hebben. Dit kan meer bepaald worden afgeleid uit de vermelding van de plaats (o.m. als castrum) in de Echternachteksten wat de rechteroever betreft anno 726, zodat Antwerpen deels gelegen was in het bisdom Kamerijk dat teruggaat op Romeinse Civitas Nerviorum waarvan de Schelde de westelijke grens vormde, en voor de linkeroever in de vermelding van de stad als Andouerpis (en haar inwoners als Andouerpenses) in de Vita Eligii antiqua geschreven door de H. Audoenus tijdens het laatste kwart van de 7de eeuw als onderdeel van het bisdom Doornik, dat teruggaat op de Civitas Menapiorum, waarvan de Schelde de oostelijke grens vormde. Mocht Gysseling dit laatste historisch-geografische element hebben gekend, dan had hij zijn naamverklaring uit 1960 niet hoeven te veranderen. Ik publiceerde deze vaststelling pas nadien in de bundel o.l.v. E. Warmenbol, De vroegste geschiedenis van Antwerpen. Feiten en fabels, in 1987.

     

    Wat de naamverklaring betreft die verband houdt met de komst van de Noormannen (gepubliceerd ca. 1980), dient te worden gezegd dat deze niet houdbaar is, wat niet wil zeggen dat ze onwetenschappelijk is, want falsifieerbaar. Aangezien Antwerpen evenwel onder verschillende varianten wordt vermeld lang voor de komst van de Noormannen (836), meer bepaald in de Vita Eligii, maar ook in relatie tot de H. Amandus (eveneens 7de eeuw) en de H. Willibrord (726) kan haar naamgeving niet aan deze dreiging worden gekoppeld. Eventueel zou deze kunnen vervangen worden door gebiedsuitbreiding van de Friezen in zuidelijke richting, meer bepaald onder koning Radbod die omstreeks 690 zijn invloed vergrootte tot aan de waterloop met de naam Cincfala, maar ook aan deze eventuele Friese aanwezigheid gaat de toponymische overlevering van Antwerpen grotendeels vooraf. Als we dan nog vaststellen dat Antwerpen als Anderpus wordt vermeld op een munt, die door de Parijse specialist van de Merovingische numismatiek Jean Lafaurie als echt werd verklaard, te dateren uit het midden van de 6de eeuw (d.i. nog een eeuw vroeger dan de teksten), dan kunnen we alleen maar besluiten dat het Merovingische muntcentrum Antwerpen een zeer oude naam heeft van het meervoudstype in drie lettergrepen uitgaande op -en, waarvan M. Gysseling zelf zegt dat deze naamgeving teruggaat tot in de Romeinse tijd, met als voorbeelden o.m. Wichelen, Wetteren, Zepperen etc. Was dit niet voldoende om het pad van de etymologie uit het Germaans te verlaten? Waren deze beschouwingen, structureel verbonden aan het rivierenstelsel van het Scheldebekken in zeer oude tijden en eigenlijk slechts in een notendop vermeld op p. 78, geen vermelding waard in hoofdstuk 6 van mijn boek waar precies dit waterwegennet met haar speciale eigenschap en in relatie tot de Romeinse tijd en Tongeren in het bijzonder werd besproken? In andermans boeken is het toch duister lezen.

     

    Hans Rombaut


    02-08-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Antwoord op Cuyt: deel 10

    Antwoord op Cuyt: deel 10

     

    Beschouwingen over § 16 (van regel 135 tot 151)

     

    Een te volle maat loopt over

     

    In § 16 van zijn betoog gaat Cuyts laatdunkendheid over mijn studie opnieuw schuil achter een autoriteit, deze keer die van dhr. W. Van Vinckenroye, auteur van verschillende verdienstelijke boeken over Tongeren. Zoals reeds eerder gezegd ligt Van Vinckenroye aan de basis van de foutieve identificatie van het winterkamp van Sabinus en Cotta te Atuatuca uit BG VI (54 en 53 voor Chr.) met het Romeinse kamp dat teruggevonden werd bij de hoeve met de naam Caster te Kanne net ten zuiden van Maastricht. Voor de falsificatie van deze hypothese op toponymische en inhoudelijk historisch-kritische basis verwijs ik naar mijn antwoord op Cuyt deel 5.

     

    Cuyt zelf poneert in § 16 zonder ook maar enig argument dat de identificatie van het winterkamp van Sabinus en Cotta te Atuatuca met het kamp te Caster/Kanne zeer overtuigend is. Zelf heb ik het ook ondervonden dat deze identificatie, ik vermoed tengevolge van de voortvarendheid van sommigen die de bewijskracht van geografie en toponymie naast zich neerleggen, op korte tijd zeer sterk ingeburgerd is geraakt. Toen journalist Gunter Willekens na een telefonisch interview met mij n.a.v. het verschijnen van mijn boek, in Het Belang van Limburg op donderdag 15 juni 2006 op p. 7 het artikel “Hier triomfeerde Ambiorix” publiceerde, werden mij aldaar volgende woorden in de mond gelegd: “ook van het kamp van dat legioen [dat o.l.v. Sabinus en Cotta in 54 voor Chr., redactionele opm. van Hans Rombaut], dat waarschijnlijk vlakbij Kanne lag…”: deze laatste vijf woorden heb ik nooit gezegd. Onmiddellijk heb ik via een telefoongesprek met Gunter Willekens een rechtzetting gevraagd, want deze identificatie bestrijd ik pertinent. Een korte rechtzetting zou verschenen zijn op zaterdag 17 juni 2006 in Het Belang van Limburg, al moet ik zeggen dat ik daar geen bevestiging van gekregen heb. Mocht deze niet verschenen zijn dan vraag ik vooralsnog om deze rechtzetting eerlang te publiceren.

     

    Bij deze foute identificatie zien we hoe zwak een archeologisch “bewijs” soms wel kan zijn en vooral dat ook de beweringen gebaseerd op archeologisch onderzoek evenzeer onderhevig zijn aan historische kritiek. Ook vondsten moeten worden geïnterpreteerd en gedateerd op vaak hypothetische basis, bijvoorbeeld via relatieve dateringen aan de hand van stratigrafisch onderzoek van de bodem waarin bepaalde vondsten (scherven, munten) door vergelijking met gelijkaardig materiaal uit andere vindplaatsen min of meer betrouwbare dateringen opleveren. De betrouwbaarheid van deze dateringen wordt echter zelden in vraag gesteld of getoetst met zekerder chronologisch materiaal, zodat nu al decennia lang wordt gebouwd aan een immense domino-opstelling inzake relatieve chronologie verspreid over honderden publicaties van muntvondsten en schervenmateriaal, terwijl aan ander materiaal dikwijls geen aandacht wordt besteed. Ik vermeld hier bijvoorbeeld de onachtzaamheid waarmee de “portuaire substructies” in Pommeroeul werden behandeld, waarbij op dit ogenblik niet eens meer kan opgemaakt worden of de grote Doornikse kalkstenen blokken die aldaar aanwezig waren, behoorden tot de aanleg van de Romeinse haven, dan wel of zij klaarlagen om op de aldaar teruggevonden platbodems dienden vervoerd te worden. Dit was toch het eerste wat kon en diende opgemerkt te worden in de archeologische verslagen, waarmee ik het argument wil ontkrachten dat dit vanwege tijdnood niet kon gebeuren (het was uiteindelijk wel een noodopgraving). Overigens heb ik omtrent bouwmaterialen nog enkele andere, misschien niet zo’n spectaculaire voorbeelden waarbij dit materiaal werd genegeerd in archeologisch onderzoek, waarbij de lezer zich zou verbazen op welke welhaast misdadige wijze onderzoek naar het verleden van enkele van onze belangrijkste steden vanuit archeologische én historische hoek werd belet.

     

    Voor de archeologie als wetenschap komen we hier aan bij een zeer teer punt, namelijk de wetenschappelijke falsifieerbaarheid: daar waar archeologen aan het werk zijn geweest is het archeologisch onderzoek (doorgaans) niet meer te herdoen, want de sporen zijn weg, het controlemateriaal (de stratigrafie) is dan kapot. Er moet dus met de bodem die opgegraven wordt zeer omzichtig worden omgesprongen. Daar waar klungelaars aan het werk waren is het resultaat van het onderzoek ook navenant. Laat mij hier even Sigfried J. De Laet citeren in De Standaard van 23 december 1976: “Opgraven eist technische kennis. Niet de eerste de beste kan eraan beginnen. Men zegt soms: er zijn twee soorten archeologen: goede en slechte. Dat onderscheid is niet goed: er zijn twee soorten opgravingen, goede en slechte”, waarna journalist D. Vanacker besluit: “Amateurs kunnen dus ook goed werk leveren, maar dan onder toezicht van beroepsmensen”. Bij deze roep ik ook deze beroepsmensen op tot meer beroepsernst: tijdens de voorbije weken heb ik uitspraken moeten slikken als “99,9 % van de informatie uit het verleden wordt geleverd door de archeologie”. Ernstig kan dit niet genoemd worden en ik had graag De Laets mening hierover nog gehoord.

     

    Wat nu met het probleem van de controle achteraf of de falsifieerbaarheid? Let op: falsifieerbaar wil niet zeggen als fout afdoen, maar nagaan tot op welke hoogte een bepaalde uitspraak geldig blijft en vanaf waar niet meer. Niettegenstaande de fantastische technische hulpmiddelen die wij in onze tijd ter beschikking hebben om het onderzoek ook achteraf maximaal te kunnen toetsen, wordt geen adequaat fotomateriaal in kleur met hoge resolutie gemaakt en bewaart men ook het opgegraven materiaal meestal niet: kan hier methodologisch niet aan worden verholpen? Zo is er bijvoorbeeld het gebruik om het zogenaamde archeologisch puin af te voeren, wat soms leidt tot dwaze zaken. In Antwerpen werden einde jaren 1970 vijftig integrale Romeinse dakpannen weggegooid vooraleer bij de laatste twee werd vastgesteld dat ze de vermelding “primcors” bevatten! Waarom wordt er zoveel archeologisch puin afgevoerd? Waarom geen goede digitale kleurfoto’s genomen met zeer hoge scherpte van elke laag vooraleer die afgegraven wordt? Wat kost dit digitale controleapparaat nog in onze tijd? Toch niet meer dan de aankoop van het toestel en de drager om het op te bewaren, naar ik meen. Dit moet toch worden overwogen, zoniet dreigt de archeologie niet falsifieerbaar te zijn, en dus onwetenschappelijk.

     

    Wat nu de historische geografie betreft: hierbij dient toch even te worden vermeld dat deze wetenschap, die bijvoorbeeld de studie van het landschap van vandaag koppelt aan de bronnen uit het verleden, veel minder hypothetisch is als bepaalde archeologen beweren. Voor de historisch-geograaf is het huidige landschap ook een bron, naast de oude kaarten en beschrijvingen die er voorhanden zijn in archieven, ervan uitgaande dat de beschrijving van het reliëf in het verleden de beste overeenkomsten kan hebben met het landschap van vandaag, tenzij op die plaatsen waarover we in het bijzonder zijn ingelicht dat dit landschap wezenlijk is gewijzigd, wat bijvoorbeeld het geval is met de Zeeuwse kust, die in de Romeinse tijd veel meer gesloten was terwijl de Schelde uitmondde in de Maasmonding tot in de 11de eeuw. Ook in dit laatste geval is historisch-geografisch onderzoek mogelijk, wat voor Zeeland o.m. door C. Dekker, M.K.E. Gottschalk en B. Augustyn werd aangetoond. Dat nu juist mijn onderzoek, dat inderdaad goeddeels hypothetisch is, ook inzake degelijk aangetoonde geografische en topografische eenzelvigheid tussen het huidige landschap en de beschrijvingen uit de jaren 57 tot 53 voor Chr. (bijvoorbeeld in verband met Bibrax/Saint-Lambert-les-Bièvres) inhoudelijk en met begeleidend fotomateriaal, door sommigen als compleet hypothetisch wordt afgedaan, is sterker dan gewoon op de waarheid geweld plegen. Als Cuyt in een laatste reactie op www.archeonet.be poneert dat het ultieme bewijs voor de identificatie van Bibrax enkel maar van de archeologie kan komen, wat had hij dan voorgesteld? Ik ben tweemaal ter plaatse geweest met de neergehaalde wallen van Bibrax beschreven in BG II voor ogen en zorgde voor twee foto’s met commentaar in het boek. Had hij dan gewild dat ik bij ieder boek een steen van de omwalling meegaf misschien?

     

    Laat me nu terugkomen op het ernstig historisch en archeologisch onderzoek waarover we het hadden, met name de vermeende identificatie van Caster/Kanne met Atuatuca uit BG V en VI, anno 54 en 53 voor Chr. Deze fout was niet alleen mogelijk door de toponymie maar tevens door ook de chronologie te negeren. Caster/Kanne is o.i. het best gedateerde Romeins kamp uit ons land, volgens het onderzoek door E. Hollstein, Dendrochronologische Datierung von Hölzern aus der Wallanlage van Kanne, Caster, in: “Archaeologica Belgica”, (Conspectus MCMLXXV), 186, 1976, p. 59-61. Het dendrochronologisch onderzoek van een deel van de houten palissade van het kamp van Caster/Kanne was niet gemakkelijk, maar wel sluitend. Via het onderzoek van de jaarringen van teruggevonden boomstammen daterend vanaf ca. 150 voor Chr. tot nu in een redelijk aaneengesloten gebied (dit is van belang om van hout de jaarringen van de boomstammen te kunnen vergelijken afkomstig uit regio's waar gelijkaardige klimatologische omstandigheden heersten) tussen Trier, Keulen en Maastricht heeft men in het onderzoekscentrum van Trier een betrouwbare chronologie kunnen opstellen, met grote gevolgen meer bepaald voor boomstammen uit de Romeinse tijd. Die van Caster/Kanne konden worden vergeleken met de gegevens van de teruggevonden boomstammen uit de Romeinse brug van het nabije Maastricht, boomstammen die ouder waren dan deze van Caster maar recenter geveld, m.a.w. de reeks gegevens van de boomstammen van Maastricht omvat die van Caster volledig. Daardoor heeft Hollstein de palissade van Caster perfect kunnen dateren en die datering sluit volledig aan bij mijn bevindingen uit De Bello Gallico zoals vermeld in mijn boek: “Der jüngste Jahrring ist – soweit beobachtbar – vollständig ausgewachsen. Daher ist die Fällungszeit in das Spätjahr 57 v. Chr. zu datieren”. De dendrochronologie, een specialisatie van de chronologie gebaseerd op de kennis uit de biologie en hulpwetenschap van de geschiedenis en de archeologie, is bij machte het vellen van de bomen van het kamp van Caster/Kanne te dateren in het najaar van 57 voor Chr. Ik wijs in het bijzonder op het belang van Hollsteins woorden “soweit beobachtbar”, waarmee hij wil zeggen dat hij niet in al het materiaal dat door hem werd onderzocht heeft bevonden dat de laatste jaarring van 57 voor Chr. volgroeid was. Dit volgroeid zijn vindt plaats rond 21 september van elk jaar, het moment waarop de loodrechte stand van de zon op de aarde niet meer ten noorden van de evenaar komt. De zomerring was dus volgroeid, de groei van de winterring was nog niet aangevat. Besluit: de palissade dateert uit de herfst van 57 voor Chr. Het kamp van Caster/Kanne werd aangelegd op het einde van de campagne van 57 voor Chr. die begon bij de Remi met Bibrax en Chestres, vervolgde naar Suessiones, Bellovaci, Ambiani, de Sabis en de Atuatuci.  Na de verkoop van de stamleden van de Atuatuci als slaaf ging Caesar nog even door met tenminste een deel van zijn troepen tot aan de Maas, waar zij wellicht de bij de Atuatuci in krijgsgevangenschap gehouden Eburonen hebben teruggegeven aan Ambiorix en Catuvolcus, conform aan wat we later vernemen in BG, namelijk dat de Eburonen een overeenkomst met de Romeinen hebben aangegaan.

     

    Deze dendrochronologische datering is veel preciezer dan de C-14 methode of om het even welke vergelijkende stratigrafie uit de archeologie. Hollstein durfde zelfs de mogelijkheden van de dendrochronologie vergelijken met het basisdocument van de chronologie voor de geschiedenis, nl. de oorkonde in: Jahresringe als Urkunden der Vergangenheit, in “Kölner Römer Illustrierte”, 2, 1975, p. 299-301. Zijn argument, gesteund met een eenvoudig interpreteerbaar vergelijkend diagram van de jaarringen uit Maastricht met die van Caster/Kanne falsifieert de identificatie van dit kamp met Atuatuca uit boeken V en VI volkomen. Inderdaad werd Caster/Kanne 3 jaar vóór het winterkamp van Sabinus en Cotta aangelegd. Caster/Kanne is wellicht de uiterste plaats geweest tot waar Caesars legioenen zich in onze gebieden hebben begeven in dat bewuste jaar 57 voor Chr. en bijgevolg betekent dit feit ook de ultieme falsificatie van 1° Hugo Thoens hypothese dat Caesar hier nooit is geweest en 2° van Van Vinckenroye’s veronderstelling dat hij het Atuatuca Eburonum gevonden had. Beide hypothesen waren overigens anachronismen en hadden annis 1997 en 2005 niet hoeven geponeerd te worden omdat het bewijs van het tegendeel reeds was gepubliceerd in 1976.

     

    Nu nog even terugkomen op de tekst van Cuyt: “de aanval van de Sugambri op het kamp in 53 voor. Chr…. wordt bij Rombaut zelfs niet aangehaald. Dit wordt zelfs verdacht en geeft de indruk dat de auteur opzettelijk verzwijgt wat niet in zijn kraam past”. Deze uitspraak is even onwaar als misplaatst. Ik had namelijk die gegevens niet nodig om de identificatie van Atuatuca met Tongeren en de plaats van de aanval van Ambiorix op de troepen van Sabinus en Cotta aan te tonen. De aanval van de Sugambri vindt plaats op een ander tijdstip te Atuatuca zelf, daar waar de aanval op Sabinus en Cotta op twee mijl daarvandaan plaatsvond. Toch heb ik de passage van de aanval van de Sugambri, komende van over de Rijn, op Atuatuca nog eens nagelezen. De passage is dan wel uitvoerig wat betreft de elementen van het strijdverloop. Geografisch valt er bitter weinig uit te halen tenzij dat de Maas niet in de buurt is want onvermeld, terwijl deze stroom het kamp van Caster/Kanne uit 57 voor Chr. flankeert.

     

    Misschien had ik uit de hele passage in BG VI, 35 tot 41 nog iets meer kunnen puren voor de historische geografie rond Atuatuca, maar had ik misschien nog niet genoeg nieuwe gegevens aangebracht in Caesars verhaal? Een van de leden van de leescommissie van de Academie voor mijn boek, professor Clarysse, had mij in januari van dit jaar al ingetoomd, omdat er al genoeg nieuwe identificaties in mijn tekst stonden. Het “trop is teveel” indachtig of eerder “plus qu’on a, plus qu’on voudrait” heb ik mij op dit advies uit matigheid ingehouden.

     

    Hans Rombaut 




    Bestellen per e-mail

    Druk op onderstaande knop om te bestellen per e-mail. Vergeet niet uw NAAM en ADRES, telefoon/gsm en eventueel e-mail te vermelden. Alvast van harte bedankt!



    Hoofdpunten blog jcb
  • Inleiding Thesis: 'Verafgelegen domeinen van abdijen in Noord-Gallië'
  • Samenvatting lezing. De sleutelpositie van Antwerpen binnen het Scheldebekken tot het jaar 836, door Hans Rombaut voor het Antwerps Genootschap voor Geschiedenis, 4 september 2007


    Gastenboek
  • Edecor
  • Now
  • RE
  • Now
  • Now

    Druk op onderstaande knop om een berichtje of reactie te plaatsen


    Laatste commentaren
  • Geen "v" in merowingisch schrift, wel relevant (Hans Rombaut)
        op Argumentatie 2 tegen de uitspraken van Geert van de Plassche van 16 augustus 2008, 22u28
  • Niet relevant (Geert Vandeplassche)
        op Argumentatie 2 tegen de uitspraken van Geert van de Plassche van 16 augustus 2008, 22u28
  • Vervolg argumentatie afleiding Antwerpen van Ambaeduaueripae (Geert Vandeplassche)
        op DERDE BEWIJS VAN DE DIEFSTAL IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' VAN ALFRED MICHIELS: DE ANNALES FULDENSES
  • Vervolg argumentatie afleiding Antwerpen van Ambaeduaueripae (Geert Vandeplassche)
        op DERDE BEWIJS VAN DE DIEFSTAL IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' VAN ALFRED MICHIELS: DE ANNALES FULDENSES
  • Frankrijk (Bart)
        op Antwoord op Cuyt: deel 1
  • Antwerpen komt uit Ambaeduaeripae (Hans Rombaut)
        op DERDE BEWIJS VAN DE DIEFSTAL IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' VAN ALFRED MICHIELS: DE ANNALES FULDENSES
  • Vita Eligii /Monumenta Germaniae Historica (MGH) (Geert Vandeplassche)
        op DERDE BEWIJS VAN DE DIEFSTAL IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' VAN ALFRED MICHIELS: DE ANNALES FULDENSES
  • Bronvermelding vergeten (Geert Vandeplassche)
        op DERDE BEWIJS VAN DE DIEFSTAL IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' VAN ALFRED MICHIELS: DE ANNALES FULDENSES
  • De Samme is de Sabim toch! (Hans Rombaut)
        op Wikipedia spelletjes
  • De Samme is de Sabis niet (Armand SERMON)
        op Wikipedia spelletjes
  • ambduo 2 (Hans Rombaut)
        op VIERDE BEWIJS VAN DE DIEFSTAL IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' DOOR ALFRED MICHIELS: JULIUS CAESAR GERMANICUS
  • amboduo (Hans Rombaut)
        op VIERDE BEWIJS VAN DE DIEFSTAL IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' DOOR ALFRED MICHIELS: JULIUS CAESAR GERMANICUS
  • SCHOL.Arat (Hans Rombaut)
        op VIERDE BEWIJS VAN DE DIEFSTAL IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' DOOR ALFRED MICHIELS: JULIUS CAESAR GERMANICUS
  • SCHOL. Arat. in de Thesaurus (leopold winckelmans)
        op VIERDE BEWIJS VAN DE DIEFSTAL IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' DOOR ALFRED MICHIELS: JULIUS CAESAR GERMANICUS
  • Aratusvertalingen (Leopold Winckelmans)
        op VIERDE BEWIJS VAN DE DIEFSTAL IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' DOOR ALFRED MICHIELS: JULIUS CAESAR GERMANICUS
  • Caesar en Antwerpen (Lieven Druylinckx)
        op VIERDE BEWIJS VAN DE DIEFSTAL IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' DOOR ALFRED MICHIELS: JULIUS CAESAR GERMANICUS
  • Antwerpen en Antwerpenaars (Jan Batens)
        op DERDE BEWIJS VAN DE DIEFSTAL IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' VAN ALFRED MICHIELS: DE ANNALES FULDENSES
  • Naamsverklaring in boek Michiels klopt niet (geert vandeplassche)
        op DERDE BEWIJS VAN DE DIEFSTAL IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' VAN ALFRED MICHIELS: DE ANNALES FULDENSES
  • toegang (Ellen)
        op TWEEDE BEWIJS DIEFSTAL ALFRED MICHIELS IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' - VILARIACUM-WILRIJK STAAT REEDS IN THESIS ROMBAUT 1985 p. 250
  • Kontich - Wilrijk (µalfred £michiels)
        op TWEEDE BEWIJS DIEFSTAL ALFRED MICHIELS IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' - VILARIACUM-WILRIJK STAAT REEDS IN THESIS ROMBAUT 1985 p. 250
  • Kelten. (Toscaan)
        op Antwoord op Cuyt: deel 1
  • u leest niet wat er staat (hans rombaut)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • geen falsificatie (Ellen)
        op Verderzetting discussie Antwerpen
  • screening (ellen serrien)
        op Verderzetting discussie Antwerpen
  • wetenschappelijk publicatie (ellen)
        op Verderzetting discussie Antwerpen
  • Sammium en Sabium (Hans Rombaut)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • Na de feiten (Hans Rombaut)
        op De historische waarheid
  • de samme is de sabis niet (Armand Sermon)
        op De historische waarheid
  • plagiaat van Hans Rombaut (Alfred Michiels)
        op De historische waarheid
  • de samme is de sabis niet (Armand Sermon)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • plagiaat van alfred michiels (hans rombaut)
        op De historische waarheid
  • Fabels fabels en fabels (Alfred Michiels)
        op De historische waarheid
  • Fabels en Fabels over naam Antwerpen (Alfred Michiels)
        op Feiten en fabels p.63-p.77
  • naam Antwerpen (alfred Michiels)
        op Verderzetting discussie Antwerpen
  • archeonet (Ellen)
        op Verderzetting discussie Antwerpen
  • Antwoord op eorum en droge route (Geert Vandeplassche)
        op 'eorum' en de fonetische verwantschap tussen /b/ en /m/
  • RRL site Gazet van Antwerpen (Geert Vandeplassche)
        op Veritas filia temporis­­. Antwerpen en Anreppen, of de kwestie An- in samenstellingen
  • error site aan Geert (Ellen)
        op Veritas filia temporis­­. Antwerpen en Anreppen, of de kwestie An- in samenstellingen
  • deze reactie vervangt en vernietigt de vorige, die per ongeluk te snel op de blog terecht kwam (Geert Vandeplassche)
        op Veritas filia temporis­­. Antwerpen en Anreppen, of de kwestie An- in samenstellingen
  • Andouerpis -Antwerpen 2 vraagjes aan Alfred Michiels (Geert Vandeplassche)
        op Veritas filia temporis­­. Antwerpen en Anreppen, of de kwestie An- in samenstellingen
  • uitnodiging (Hans Rombaut)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • Waarom de Samme de Sabis niet is (Armand Sermon)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • hoe het begon... (Ellen)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • bevoegheid ter zake (Ellen)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • geef aan Cuyt wat Cuyt toekomt?? (Ellen)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • De identificatie van de Sabis met de Samme is NIET FOUT (Hans Rombaut)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • Uw verhaal over Sabis is TOTAAL fout (Armand Sermon)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • rue César Jolimont (Armand SERMON)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • Condé (hans rombaut)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • condatum (Armand SERMON)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • reactie (Geert Vandeplassche)
        op antwoord op nog enkele opmerkingen en vragen (G. Vandeplassche)
  • Altissimas ripas (Hans Rombaut)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • Samme Haine (Armand SERMON)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • Haine en Scheldebekken (Hans Rombaut)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • Samme Haine (Armand SERMON)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • Samme en Haine (Hans Rombaut)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • samme haine (Armand Sermon)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • Samme en Hene (hans rombaut)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • samme (Armand Sermon)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • ste.-waudru (hans rombaut)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • waldetrudis en niet aldegondis (Armand Sermon)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • waltrudis en toch aldegondis (Hans Rombaut)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • waldetrudis en niet aldegondis (Armand Sermon)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • Reactie op Armand Sermon (Hans Rombaut)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • aisne (Armand Sermon)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • e-mailreacties van GvdP (Ellen)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • tegenvoorstel aan ArcheoNet (hans rombaut)
        op Veritas filia temporis­­. Antwerpen en Anreppen, of de kwestie An- in samenstellingen
  • antwoord ArcheoNet (ArcheoNet Vlaanderen)
        op Veritas filia temporis­­. Antwerpen en Anreppen, of de kwestie An- in samenstellingen
  • antwoord archeonet (hans rombaut)
        op Plagiaat?
  • anreppen (Geert Vandeplassche)
        op Plagiaat?
  • Antwoord op uw v raag (geert.vandeplassche)
        op Plagiaat?
  • Antwoord op uw vraag (hans rombaut)
        op Plagiaat?
  • Antwoord gestuurd naar archeonet (hans rombaut)
        op Plagiaat?
  • gallo romeinse namen (hans rombaut)
        op Plagiaat?
  • plagiaat doorprikt (Hendrik de Bouw)
        op Plagiaat?
  • Antweerepen (Hans Rombaut)
        op Plagiaat?
  • Anreppen Antwerpen (hans rombaut)
        op Plagiaat?
  • wat doe je tegen oneerlijkheid? (Ellen)
        op Plagiaat?
  • Link (laurent Provost)
        op Plagiaat?
  • Géén plagiaat ! (Laurent Provost)
        op Plagiaat?
  • Geen rivieroversteken tussen Axona en Sabis (geert.vandeplassche)
        op Waar verzamelde zich “op één plaats” de coalitie der Belgae?
  • benieuwd wat er nu weer volgt (jeroen vanden borre)
        op archeonet reactie Schupperke
  • Genoeg! (hans rombaut)
        op Waar verzamelde zich “op één plaats” de coalitie der Belgae?
  • Vraagje (Geert Vandeplassche)
        op Waar verzamelde zich “op één plaats” de coalitie der Belgae?
  • Portus Itius (hans rombaut)
        op Antwoord op reactie L. Winckelmans
  • Arnoulds eerlijkheid is van goud (hans rombaut)
        op Waar verzamelde zich “op één plaats” de coalitie der Belgae?
  • Romeinen in Antwerpen! Wie kwam er uit het oude Rome naar hier? (hans rombaut)
        op Antwoord op Cuyt: deel 13
  • Romeinen in Antwerpen: ja! soldaten? (Ivan Derycke)
        op Antwoord op Cuyt: deel 13
  • Portus Itius (Armand Sermon)
        op Antwoord op reactie L. Winckelmans
  • portus Itius (Armand Sermon)
        op Antwoord op reactie L. Winckelmans
  • portus Itius (Armand Sermon)
        op Antwoord op reactie L. Winckelmans
  • Napoleon III (hans rombaut)
        op Waar verzamelde zich “op één plaats” de coalitie der Belgae?
  • Portus Itius (Armand Sermon)
        op Antwoord op reactie L. Winckelmans
  • gebiedende wijs (hans rombaut)
        op Waar verzamelde zich “op één plaats” de coalitie der Belgae?
  • Linkeroever is de sleutel (geert.vandeplassche)
        op Julius Caesar in België gelauwerd.
  • Linkeroever is de sleutel (geert.vandeplassche)
        op Julius Caesar in België gelauwerd.
  • Toevoer afsnijden = omsingelen want... (hans rombaut)
        op Julius Caesar in België gelauwerd.
  • chaudardes (hans rombaut)
        op Julius Caesar in België gelauwerd.
  • Saint-Thomas/berry-au-Bac (hans rombaut)
        op Julius Caesar in België gelauwerd.
  • Samme-Sennete-Zenne (hans rombaut)
        op Antwoord op reactie L. Winckelmans
  • Archief per week
  • 10/12-16/12 2012
  • 03/09-09/09 2012
  • 28/11-04/12 2011
  • 14/11-20/11 2011
  • 01/11-07/11 2010
  • 18/10-24/10 2010
  • 11/10-17/10 2010
  • 23/08-29/08 2010
  • 26/07-01/08 2010
  • 09/11-15/11 2009
  • 02/11-08/11 2009
  • 26/10-01/11 2009
  • 19/10-25/10 2009
  • 17/08-23/08 2009
  • 24/11-30/11 2008
  • 17/11-23/11 2008
  • 01/09-07/09 2008
  • 25/08-31/08 2008
  • 18/08-24/08 2008
  • 28/07-03/08 2008
  • 07/07-13/07 2008
  • 17/03-23/03 2008
  • 10/03-16/03 2008
  • 17/12-23/12 2007
  • 03/12-09/12 2007
  • 24/09-30/09 2007
  • 17/09-23/09 2007
  • 10/09-16/09 2007
  • 27/08-02/09 2007
  • 25/06-01/07 2007
  • 18/06-24/06 2007
  • 04/06-10/06 2007
  • 28/05-03/06 2007
  • 21/05-27/05 2007
  • 14/05-20/05 2007
  • 30/04-06/05 2007
  • 23/04-29/04 2007
  • 26/03-01/04 2007
  • 12/03-18/03 2007
  • 01/01-07/01 2007
  • 09/10-15/10 2006
  • 25/09-01/10 2006
  • 18/09-24/09 2006
  • 11/09-17/09 2006
  • 28/08-03/09 2006
  • 14/08-20/08 2006
  • 07/08-13/08 2006
  • 31/07-06/08 2006
  • 24/07-30/07 2006
  • 17/07-23/07 2006
  • 10/07-16/07 2006
  • 03/07-09/07 2006
  • 26/06-02/07 2006
  • 19/06-25/06 2006
  • 12/06-18/06 2006
  • 22/05-28/05 2006
  • 01/05-07/05 2006
  • 26/09-02/10 2005

    Jan Verelst: Fotomateriaal
    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Mijn favorieten
  • blog Laurent Provost
  • archeonet.nl

  • Blog als favoriet !

    Zoeken met Google



    Zoeken in blog


    Rondvraag / Poll
    2. De burcht waar de Bellovaci (omgeving van Beauvai) zich verschansen tegen Caesar heet Bratuspantium. Heel lang dacht men dat dit de Keltische naam van Beauvais was. Recentelijk rees hierover twijfel. Waarom?
    a. Beauvais werd pas gesticht na de verovering en heette Caesaromagus
    b. Bratuspantium werd teruggevonden 13 km ten zuidoosten van Baeuvais (Mont-César
    c. Bratuspantium werd op bevel van Caesar volledig verwoest en alle sporen ervan zijn uitgewist
    d. Beauvais ligt niet op de route die Caesar volgde
    Bekijk resultaat


    Rondvraag / Poll
    4. In Julius Caesar in België pleit de auteur ervoor dat Caesar in 57 voor Chr. zou zijn doorgestoten tot aan de westelijke kust van Frankrijk. Hij doet dit a.d.h.v. een welbepaalde plaatsnaam, Nigella, die doorwaadbare plaats zou betekenen. Wat is de naam van de plaats tot waar Caesar zou zijn geweest in 57 voor Chr. vooraleer zijn opmars om te keren naar het noordoosten, richting Nerviërs?
    a. Nesle-sur-Mer
    b. Nielles-sur-Mer
    c. Nivelles-sur-Mer
    d. Noyelles-sur-Mer
    Bekijk resultaat



    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs