Plagiaat?
Mijn dank om mij te berichten over het feit dat de heer Alfred Michiels mij van plagiaat beschuldigt i.v.m. de naamverklaring van Antwerpen. Het is een zeer onterechte aantijging. Dat ik ooit aan dhr. Michiels vele zaken uit mijn onderzoek over de oorsprong van Antwerpen heb toevertrouwd, en hij mijn vertrouwen heeft misbruikt, is de voornaamste reden waarom ik over de nieuwe identificaties uit De Bello Gallico, die ik nu in mijn boek heb gepubliceerd, nooit met iemand gesproken heb. Als je met iemand gedurende maanden overleg pleegt over de vroege geschiedenis van onze gewesten, dan wordt er samengewerkt. Er zijn dan twee mensen bezig. Eén van die twee heeft in augustus 1989 naar de krant gebeld om de vondst op zijn naam te schrijven.
Tijdens de maanden vanaf april tot augustus 1989 was ik aan de voorbereiding bezig van mijn bijdrage over Tongeren voor de bundel stedengeschiedenissen van Teleac Steden des Tijds en van mijn lezing over het grondbezit van de H. Willibrord in het Antwerpse, Limburg en Noord-Brabant die ik in september 1989 zou geven in Nijmegen. Ik wilde aan de geschiedenis van Tongeren vooral de geografische elementen meegeven: het belang van de landbouwgebieden en van de stelsels van rivieren en wegen. Die zaken kwamen in de vroege geschiedschrijving van Tongeren en van onze gebieden in de Romeinse tijd weinig of niet voor. De merkwaardige configuratie van het Scheldebekken kende ik al langer. De plaats waar Rupel en Schelde samenvloeien, is van zon strategisch belang, dat ik het ontstaan van Antwerpen daarmee in verband bracht. Met de vondsten uit de Romeinse tijd in de Antwerpse bodem (primcors) en de vroegmiddeleeuwse vermeldingen van de stad op de Anderpusmunt (vroege VIIde eeuw, echt verklaard door Jean Lafaurie in 1987), in de Vita Eligii (late VIIde eeuw), de Rauchingusteksten (726) en de Annales Fuldenses (836) waren de naamverklaringen voor Antwerpen uit het Germaans niet houdbaar. Vele avonden heb ik met dhr. Michiels het toponiem Antwerpen ontleed: Ripae was duidelijk en Willibrord was zelfs afkomstig uit een plaats genaamd Ripae (nu Ripon) in Engeland! Antwe was veel moeilijker. Anduae was een verklaring die ik aan de heer Michiels heb verteld, tijdens de laatste keer dat ik bij hem was vooraleer hij naar Gazet van Antwerpen belde.
Waarom zou ik de naamverklaring van Antwerpen op mijn naam willen schrijven wanneer dhr. Michiels die zou gevonden hebben vóór mij? Dat is toch belachelijk. Als dat zo geweest zou zijn had ik hem er mee gefeliciteerd! De waarheid is geheel anders. Met wat ik hem heb meegedeeld en ik wil zijn verdienste daarin zelfs niet ontkennen heeft hij de Gazet van Antwerpen opgebeld om de naamverklaring van Antwerpen op zijn naam te schrijven. Journaliste Caroline Vanneste is hem op zijn vraag gaan interviewen en heeft daarover bericht in GVA eind augustus 1989. Is het niet vreemd dat Alfred Michiels, over dat interview zegt dat hij via de Gazet van Antwerpen voor mij een val heeft opgezet? Waarom moest hij voor mij in godsnaam een val opzetten? Ik heb dhr. Michiels ook steeds vermeld in mijn publicaties. In mijn boek over Caesar hebben anderen gevraagd om hem niet meer te vermelden, omwille van de oneerlijkheid die mij was aangedaan.
Als dhr. Michiels achteraf zegt dat zijn artikel in Gazet van Antwerpen een opgezette val was voor mij, heeft hij dan niet bewust de pers verkeerd ingelicht en misleid? Heeft hij de pers dan niet misbruikt? Is dat geen persmisdrijf?
Het beste bewijs van mijn eerlijkheid is de naamverklaring van Marquise in verband met Portus Itius op deze blog: het was prof. Sinisgalli die mij de aanwijzing gaf dat het bestanddeel Itius aanwezig is in het huidige volks Italiaans Mercato Itio of Vismarkt. Ik heb dit ook vermeld, want mijn principe is ere wie ere toekomt, terwijl Sinisgalli zelf vond dat zijn aandeel hierin te gering was om te vermelden.
Hans Rombaut
|