Julius Caesar is wel degelijk in onze gewesten geweest
In de vallei van de Jeker, tussen Lauw en Wouteringen, hebben de legers van Ambiorix enkele duizenden Romeinen in de pan gehakt. Ook heeft de Romeinse dictator Julius Caesar onze gewesten bezocht. Dit zijn enkele conclusies die historicus Hans Rombaut neerschrijft in zijn nieuwe boek Julius Caesar in België. Rombaut is verbonden aan de Koninklijke Belgische Academie voor Wetenschappen. Zelf spreekt hij van een wereldprimeur. Critici beweren al honderden jaren dat er nergens bewijzen bestaan dat Julius Caesar ooit in België was. Ook professor Hugo Thoen trok dat onlangs nog in twijfel, maar die kreeg toen bakken kritiek over zich heen. Dit boek dient hem definitief van antwoord. De auteur slaagt er naar eigen zeggen in heel wat locaties van Caesars Gallia Belgica wetenschappelijk te identificeren.
Toen de VRT zo'n half jaar geleden de historische televisiereeks Rome uitzond, vond er in de rand van dit mediagebeuren een discussie plaats onder impuls van prof. Hugo Thoen naar aanleiding van diens uitspraak dat Julius Caesar nooit in ons land zou geweest zijn. Deze controversiële stelling werd door de hoogleraar later wel genuanceerd tot de constatering dat de archeologen van de aanwezigheid van Caesar en zijn legioenen in ons land geen spoor hebben teruggevonden.
Maar dat is precies het probleem: in onze gewesten werd en wordt gewoon niet gezocht naar eventuele bewijzen. De schaarse opgravingen die her en der in onze streken zijn uitgevoerd, staan in schril contrast tegenover de immense oppervlakte die nog nooit op archeologische sporen is onderzocht. Meer zelfs: in Vlaanderen wordt bijna alles ongedocumenteerd vernietigd. Ernstige archeologen konden Thoen dan ook alleen maar cynisch aanraden dat hij moest blijven zoeken....
Archeologen krijgen nu misschien nieuwe ideeën en potentiële vindplaatsen voorgeschoteld. Historicus en historisch-geograaf Hans Rombaut heeft immers een boek gepubliceerd met als titel Julius Caesar in België. De vroegste geschiedenis van Gallia Belgica historisch-geografisch benaderd vanuit De Bello Gallico. In deze wetenschappelijk gefundeerde publicatie volgt de auteur op basis van de Commentarii de Bello Gallico Julius Caesar vanaf 58 voor Chr. vanuit Gallia Cisalpina naar het noorden. Daarbij identificeert hij achtereenvolgens alle locaties die voorkomen in de geschriften van Caesar, die zoveel generaties humaniorastudenten hebben moeten lezen. Het gaat hier niet om de zoveelste pseudo-wetenschapper die met ongeloofwaardige argumenten onwaarschijnlijke voorstellen doet, die even snel opnieuw kunnen weerlegd worden. Specialisten als prof. dr. Marc Van Uytfanghe (universiteiten Gent en Antwerpen) en prof. dr. Willy Clarysse (KU Leuven) prezen het werk omwille van de grote wetenschappelijke waarde.
In Julius Caesar in België toetst Hans Rombaut eerst de geloofwaardigheid van het verhaal over de verovering van Belgica voor de historisch-geografische gegevens. Vervolgens herleest hij die gedeelten waarin Caesar vanaf het plateau van Langres in 57 voor Chr. Belgica binnenvalt, de Remi tot bondgenoot maakt, zijn tocht vervolgt via de Suessiones (Soissons), Bellovaci (Beauvais), Ambiani (Amiens), Nerviërs en Atuatiekers. Met veel overtuigingskracht situeert hij Caesars castra aan de Aisne, vindt op basis van de bekende afstand van acht mijl het oppidum Bibrax terug, met de omvergetrokken Gallische omwalling zichtbaar onder het gras, localiseert de castra van Caesar op 10 mijl van de plaats waar Boduognat zich schuilhield achter de Sabis, identificeert daarbij ook nog de Sabis, duidt met geografische precisie de plaats aan waar de slag moet hebben plaatsgevonden en beschrijft uiteindelijk de plaats van de belegering van het oppidum van de Atuatiekers inclusief het oppidum zelf.
Alsof dat nog niet spectaculair genoeg is herleest de auteur vervolgens ook de gedeelten uit boeken V en VI waarin de aanval van Ambiorix op de winterkampen van Caesar wordt verhaald, met name dat van Sabinus en Cotta (traditioneel vereenzelvigd met Tongeren), van Quintus Cicero en van Titus Labienus tijdens de winter van 54 op 53 voor Christus. Ook daarvan wordt de ligging aangeduid. Met dit werk zou de serie Rome eigenlijk moeten hermaakt worden. Net daar waar de televisiemakers het verhaal laten beginnen, eindigt Rombauts reeks verbazingwekkende identificaties en gaat de auteur over op de organisatie van de bezetting van onze gewesten door Caesars opvolger Octavianus (later de eerste keizer Augustus), die zich een compleet erfgenaam toont van zijn grote pleegvader.
Ook dit gedeelte van het boek is spectaculair: de Romeinen hebben Belgica veroverd met primordiale doeleinden. Zoals Caesar voorrang heeft gegeven om onze gewesten te veroveren vooraleer hij de voor Rome veel dichter gelegen gedeelten van Gallië veroverde, komt Octavianus met Agrippa al in 39 voor Chr. naar onze gewesten (binnen de vijf jaar na Caesars dood) om de Belgische gebieden via goede wegen met de hoofdstad van het wereldrijk te verbinden, soldaten naar het noorden te sturen en de vruchtbare bodems van de Champagne, Soissonnais, Picardië, Henegouwen en Haspengouw ten dienste te stellen van het leger dat de macht van de keizer en de stabiliteit in het rijk moest waarborgen. Na de nederlaag van Varus in het Teutoburgerwald verandert de politiek van Rome en wordt de Rijngrens aangelegd met defensieve legerkampen, waarvan er vele nu zijn uitgegroeid tot steden: Leiden, Nijmegen, Keulen, Koblenz, enz. Tongeren speelt hierin volgens Rombaut een cruciale rol.
Hans Rombaut vertelt: "Deze studie was het gevolg van een dubbele oorzaak: enerzijds werd ik jaren geleden gevraagd om een typologische studie te schrijven over Tongeren voor Teleac, anderzijds mocht ik dat verhaal vertellen op de Algemene Vergadering van de Koninklijke Vlaamse Academie van België voor Wetenschappen en Kunsten in Tongeren op 22 mei 2004. Vooral dit laatste was een hele eer. Het was prof. dr. Carlos Steel die het voorstel deed aan de Bestuurscommissie van de Academie, die onder leiding van prof. dr. Mark Eyskens, voorzitter, en prof. dr. Niceas Schamp, vast secretaris, daarmee instemde".
"De reacties van vele aanwezigen waren zeer lovend. Daarop werd ook de vraag gesteld om de studie te publiceren, waarbij ik vooral werd aangemoedigd door dr. Luc Devliegher en prof. dr. Els Witte. Prof. dr. Mark Van Uytfanghe en prof. dr. Willy Clarysse werden om wetenschappelijk advies gevraagd. Zij brachten vele nuttige aanwijzingen bij, en spraken zich positief uit om dit werk te publiceren".
"In het verlengde daarvan hebben nog een aantal personen bijstand verleend bij de realisatie van dit boek: prof. dr. Geoffrey King voor de Engelstalige inhoud, Jan Verelst voor de prachtige foto's, Charlotte Dua, die met digitaal getekende kaartjes en het ontwerp van de kaft zorgde voor een professionele vormgeving, de vereniging Het Wiel en uitgeverij Universa, de ministeries van het Waalse Gewest en van de Vlaamse Gemeenschap, het Musée luxembourgeois van Aarlen, de Musées Gaumais van Virton, prof. dr. Jozef Mertens en prof. dr. Albert Derolez, en niet in het minst mijn echtgenote Ellen Serrien, die mij overal met veel geduld heeft bijgestaan. Aan al deze personen en instellingen ben ik veel dank verschuldigd".
"Concreet heb ik de Commentarii de Bello Gallico herlezen als historisch-geograaf. Dus heb ik eerst gepeild naar de waarde van de bron (ik bedoel dus de tekst) voor de historische geografie. Dit is mogelijk voor de gebieden ten zuiden van de Seine en andere plaatsen die met zekerheid zijn geïdentificeerd. Wat blijkt daaruit? Dat de Commentarii wel degelijk voor de beschrijvingen en afstanden van kleine en middelgrote orde zeer precies zijn".
"Vervolgens heb ik alle passages over onze gewesten herlezen en grotendeels opnieuw vertaald met de bedoeling de plaatsen die nooit werden geïdentificeerd terug te vinden met geografische argumenten uit de bron zelf. Waar dat lukt heb ik de steun ingeroepen van de archeologie en de toponymie en ook de sporen in het landschap. Dus zelf heb ik geen opgravingen gedaan. Ik ben overigens historicus en geen archeoloog. Dat is het merkwaardigste aan mijn onderzoek: alle gegevens waren voorhanden om Caesars route te reconstrueren. Die gegevens heb ik in dat boek gepubliceerd en geschraagd met zeer stevige argumenten".
Het gaat om de volgende plaatsen:
Groep 1, vermeld in boek II, 57 voor Chr. in de Argonne in Frankrijk: Caesars castra aan de Aisne, het praesidium onder leiding van Titus Labienus aan de brug over de Aisne, het hoofdkwartier en het op 8 mijl daarvandaan gelegen Remische oppidum Bibrax.
Groep 2, eveneens vermeld in boek II, 57 voor Chr. in Henegouwen in België: Caesars castra op 10 mijl van de troepen van Boduognat die verscholen zaten achter de Sabis, de Sabis zelf en het oppidum van de Atuatiekers.
Groep 3: vermeld in boeken V en VI, 54 en 53 voor Chr. in zuid-, midden- en oostelijk België: het winterkamp van Q. Cicero, het winterkamp van Titus Labinenus en dat van Sabinus en Cotta in Atuatuca.
De auteur geeft vervolgens ook de reden aan wat Caesar in onze gebieden komt zoeken (het motief van de oorlog) en hoe en waarom dit gebied nadien werd georganiseerd, een organisatie waarin de stad Tongeren een zeer belangrijke rol heeft gespeeld.
Hans Rombaut studeerde geschiedenis aan de Universiteit Gent bij Adriaan Verhulst, met als specialisatie de historische geografie en de geschiedenis van de vroege middeleeuwen. Zijn verhandeling Verre domeinen van abdijen tijdens de vroege middeleeuwen genoot een zeer hoge waardering. Naast enkele studies over Antwerpen in de Merowingische en Karolingische tijd publiceerde Hans Rombaut in 1990 de studie Tongeren, Romeinse stad op een kruispunt van wegen bij de Nederlandse stichting Teleac, die de aandacht trok van wijlen Maurice-A. Arnould.
Dit leidde enkele jaren nadien tot twee zeer open gesprekken tussen de toen reeds oude Waalse historicus en de jonge Vlaamse onderzoeker. Maurice Arnoulds advies heeft een cruciale rol gespeeld in het totstandkomen van dit merkwaardige onderzoek, namelijk doordat hij toen als eerste zijn onwrikbaar geachte identificatie van de Sabis met de Selle, meer dan een halve eeuw na de publicatie ervan, zelf in twijfel trok.
Naast de historisch-geografische argumenten worden alle beweringen in het boek gestaafd met archeologische en toponymische bevestigingen en illustraties (waaronder een foto van Bibrax). 'Julius Caesar in België', met de identificaties van nagenoeg alle plaatsen uit Caesars Commentarii de Bello Gallico is vanaf nu verkrijgbaar. Het boek bevat 130 pagina's, 40 illustraties, waarvan een tiental kaartjes, enkele zwart-wit-foto's van opgravingen en een twintigtal kleurenfoto's van de teruggevonden locaties.
De geschiedkundige Vereniging 'Het Wiel, Vereniging voor de Geschiedenis van de Rupelstreek en Klein-Brabant' en de wetenschappelijke uitgeverij 'Universa Press' uit Wetteren hebben de prijs van het boek bepaald op 30 euro, waarbij eenvoudig de kosten van het drukken, de reproductierechten, de prospecties, de foto-expedities en verplaatsingen werden verrekend.
Een voorintekenprijs werd bepaald op 24 euro, die geldig blijft tot 31 augustus 2006. Alle voorintekeningen die vóór die datum binnenkomen, kunnen het boek aan die prijs afhalen bij uitgeverij Universa. Bij toezending wordt de prijs vermeerderd met de portkosten.
Informatie en bestellingen:
Universa Press Ellen Serrien Hoenderstraat 24 B-9230 Wetteren ellen.serrien@yahoo.com Fax: +32 (0)9 366 01 99
- Vermeld steeds je naam en adres, telefoon en/of gsm en eventueel e-mail. - Na intekening of bestelling volgt een factuur. - Na ontvangst van de betaling wordt het boek toegestuurd.
Extra info: http://www.bloggen.be/julius_caesar_in_belgie/
---------------------------------------------------------------------------------------
Bezoek onze weblog: http://spqr.web-log.nl/
S.P.Q.R.-leden die specifieke informatie over Rome nodig hebben, helpen wij graag in de mate van het mogelijke. Stuur een mailtje naar info@spqr.be
|