Mijnheer Sermon,
Mag ik u eens iets ernstig vragen? Waarom keert u zich met zoveel agressie tegen mijn stellingen? Waarom verspreidt u een dergelijke pdf-file tegen mijn persoon? Uw uitspraak De Samme is de Sabis niet wordt er helemaal niet door bewezen en uw betoog gaat helemaal niet in op mijn argumenten. In weerwil van wat u zegt heb ik al uw eerdere berichten beantwoord en ik heb zelfs uw ultimatum om de eer aan mezelf te houden beantwoord met een uitnodiging waarop u niet bent ingegaan. Uw houding heeft alles van een afrekening op dezelfde wijze als de verspreiding van de pdf-files van de heren Guido Cuyt en Alfred Michiels, met een vernietigende maar onoordeelkundige kritiek op mijn werk en vooral zonder de mogelijkheid te geven om er op een even publieke wijze te kunnen op antwoorden.
Is dit uw antwoord op mijn vraag tot een wetenschappelijk debat? Ik hoop van niet maar uw toon doet mij het ergste vrezen. De stijl van de hierboven geciteerde heren en die van uzelf heeft niets te maken met de wetenschappelijke methode noch met de historische kritiek. Onder het motto: beschuldig, beschimp, roep uw verontwaardiging uit en vermijdt vooral in te gaan op de argumenten probeert u samen met een aantal anderen mijn werk schade toe te brengen. Het lukt u aardig, zoals het Alfred Michiels lukt om mijn vondsten te stelen, nota bene door mij van zijn eigen misdrijf te beschuldigen. Je moet maar durven! Maar heeft hij gelijk? Neen! Heeft u ook gelijk? Absoluut niet.
Heb ik ergens beweerd dat het water aan de Pont de lOrigine geen kanaal is? Neen. Integendeel, ik schrijf het zelf namelijk zwart op wit! Maar het kanaal werd wel aangelegd in het dal van de Samme. Dit gegeven wordt door u genegeerd op schaamteloze wijze. Moet het bordje Samme langs de autostrade Mons-Brussel misschien worden verwijderd? Want ook daar werd de rivier gekanaliseerd. Misschien zit er wel voor u een motief in om met dat doel een persconferentie te organiseren, al hoop ik dan dat u in deze damnatio memoriae niet slaagt.
Ik toon een foto van deze locatie op p. 44 van mijn boek, meer bepaald om de landschappelijke kenmerken te tonen: de breedte van de bedding, die op natuurlijke wijze werd ingesneden, te zien in de beboste helling op de achtergrond. Het is mij namelijk te doen om het landschap uit De Bello Gallico te herkennen: hellingen waarop soldaten naar beneden kunnen lopen tot aan een ondiep en breed rivierbed, vervolgens het brede, ondiepe water te kunnen doorwaden om dan de andere oever te bereiken om de aanval uit te voeren. Dit soort van natuurlijke oevers moet in het landschap herkenbaar zijn en ze mogen geen te hoog reliëf vertonen, zoniet zijn de soldaten wiens aanval aldus werd beschreven doodop vooraleer ze het water in de bedding bereiken, laat staan dat ze het water hebben kunnen oversteken.
Bovendien zeg ik ook dat de foto op p. 44 wellicht niet de exacte locatie is. Maar het is wel de Sammebedding, wat u ontkent, en het landschap stemt overeen met wat we kunnen lezen en interpreteren in De Bello Gallico. Ik vraag u om mij op geografisch vlak goed te verstaan: de helling achter de waterloop en de breedte van het rivierbed zijn niet aangelegd toen het kanaal er werd uitgediept maar moeten er zo van nature hebben uitgezien, dit wil zeggen ook in de tijd van Caesar. De bedding van de Samme werd tot kanaal uitgediept in de Hollandse periode tot op 2 m diepte, waar de Samme er voorheen slechts hooguit een diepte van 1 m had, t is te zeggen exact de diepte die beschreven werd voor de Sabis in BG.
Eenzelfde beoordeling volgt voor de foto op p. 45 die genomen is op een plaats die veel korter bij de plaats die volgens De Bello Gallico op 10 mijl van Caesars castra gelegen was, nadat hij reeds drie dagmarsen ver in het land van de Nervii was opgemarcheerd. Op basis van serieuze argumenten heb ik aangetoond dat Caesars castra vóór de slag tegen de Nerviërs mogelijk te Mons gesitueerd zijn. Vanaf de castra is het tot aan de Sabis nog 15 km verder inwaarts in het stamgebied van de Nerviërs. Met de passer hebben we deze plaats vanuit Mons afgepast en we kwamen nagenoeg exact op de plaats uit waar de foto genomen is. Pas achteraf ontdekten we de naam Ruelle César! Ik vestig dan bovendien nog de aandacht op de helling achteraan die evenzeer perfect past. De beek die momenteel in het midden van deze vallei vloeit kan mij geen barst schelen. De paaltjes en het talud markeren er een helling omhoog die dezelfde hoogte bereikt als die we achteraan op de foto zien. Was het talud van ongeveer 3 voet hoog een spoorwegberm? Wat doet dat af aan het feit dat de foto werd genomen op een plaats die geografisch werd afgepaald vanaf een mogelijk herkenningspunt dat overeenstemt met BG, nl. Mons? Opnieuw geldt hier het tegendeel: dat een spoorweg werd aangelegd in deze vallei bevestigt precies dat dit landschap er al was voorheen, meer bepaald op een wijze die uitnodigend was om het spoor er aan te leggen. De rij met paaltjes markeert ook daar een helling die rechtstreeks overloopt in een breed ondiep terrein. Die vallei is een gevolg van eeuwen erosie vóór de attestatie van de aanwezigheid van de mens 57 jaar voor het begin van de tijdrekening.
Maar dan: uw volksetymologie voor de verklaring van de aanwezigheid van zowel de Rue als de Ruelle César! Volksetymologieën moeten erg voorzichtig worden benaderd en dat doet u niet, mijnheer Sermon. Is datgene wat de mensen u verklaarden over het ontstaan van deze straatnamen waar? Het is immers héél ongebruikelijk dat de bijnaam van een reëel persoon wordt gebruikt als straatnaam en dan nog wel voor twee straatnamen: Rue en Ruelle César. In mijn dorp was De Pichak de volksfiguur die aan de basis lag aan het ontstaan van de plaatselijke socialistische partij. Niettegenstaande slechts weinigen zijn echte naam kenden werd hij herdacht met de straatnaam Florent Fliesstraat, naar zijn echte naam. Mochten de mensen in Aartselaar u een uitleg geven over de naam Leugstraat of die uit Antwerpen over de Leugenberg, dan zou u wellicht een heel andere verklaring krijgen dan diegene die het onderdeel Leug of Leugen verbindt met een Loegenoven, een bepaald type van veldoven dat tot voor 150 tot 200 jaar op het platteland werd gestookt om bakstenen te bakken.
Mocht die mijnheer met de bijnaam César echt hebben bestaan op de plaats waar nu de Rue en de Ruelle César gelegen zijn, dan heeft die mijnheer misschien wel zijn bijnaam gekregen vanwege de plaats waar hij woonde. In elk geval kan hij moeilijk in staat worden geacht om ook de andere César toponiemen te hebben veroorzaakt in die regio: de Tour César en de Ruelle César in Mons (beide vermeld sinds de 13de eeuw) en de Rue César in Haine-Saint-Paul. zie ook:
http://www.bloggen.be/julius_caesar_in_belgie/archief.php?ID=199
Hans Rombaut
|