link zustersite www.bloggen.be/jcb
  • Julius Caesar in België: fundamenten, grondslagen, achtergronden en publicaties
  •  © Copyright 2006 Hans Rombaut, Het Wiel

    Alle teksten op deze weblog, ondertekend met Hans Rombaut, zijn auteursrechtelijk beschermd en mogen op geen enkele wijze worden verspreid of gebruikt of overgenomen, tenzij de auteur hiervoor toestemming heeft gegeven en mits de bron duidelijk wordt vermeld.

    Inhoud blog
  • Thuin: deel 2
  • Thuin: deel 1
  • Voorstelling Nationaal Biografisch Woordenboek deel 20
  • verschijning NBW deel 20
  • Antwoord 12/6 op Tony Oosts bijdrage in de AVRA-Bulletin 2006 (laatste deel)
  • Antwoord 12/5 op Tony Oosts bijdrage in de AVRA-Bulletin 2006
  • Antwoord 12/4op Tony Oosts bijdrage in de AVRA-Bulletin 2006
  • Antwoord 12/3 op Tony Oosts bijdrage in de AVRA-Bulletin 2006
  • Antwoord 12/2 op Tony Oosts bijdrage in de AVRA-Bulletin 2006
  • Antwoord 12/1 op Tony Oosts bijdrage in de AVRA-Bulletin 2006
  • Antwoord 11 op Tony Oosts bijdrage in de AVRA-bulletin 2006.
  • Antwoord 10 op Tony Oosts bijdrage in de AVRA-bulletin 2006
  • Antwoord 9 op Tony Oosts bijdrage in de AVRA-bulletin 2006
  • Antwoord 8 op Tony Oosts bijdrage in de AVRA-bulletin 2006
  • Antwoord 7 op Tony Oosts bijdrage in de AVRA-bulletin 2006
  • Vademecum bij deze blog
  • Antwoord 6 op Tony Oosts bijdrage in de AVRA-bulletin 2006
  • Antwoord 5 op Tony Oosts bijdrage in de AVRA-bulletin 2006
  • Antwoord 4 op Tony Oosts bijdrage in de AVRA-bulletin 2006
  • Platteau: deel 2
  • Platteau: deel 1
  • Nota bij de publicatie van de inleiding van de thesis
  • Mededeling
  • verwijdering reacties
  • Argumentatie 2 tegen de uitspraken van Geert van de Plassche van 16 augustus 2008, 22u28
  • Argumentatie tegen de uitspraken van Geert Van de Plassche van 16 aug. 08, 22u28
  • Fonetische verwantschap tussen /b/ en /m/: een argument extra pro Sabis = Samme
  • Antwoord 3 op Tony Oosts bijdrage in de AVRA-Bulletin 2006
  • BELANGRIJK BERICHT!!
  • Wikipedia spelletjes
  • Lezing H. Rombaut Centrum voor Europese Cultuur: Caesar en het Scheldebekken
  • VIERDE BEWIJS VAN DE DIEFSTAL IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' DOOR ALFRED MICHIELS: JULIUS CAESAR GERMANICUS
  • DERDE BEWIJS VAN DE DIEFSTAL IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' VAN ALFRED MICHIELS: DE ANNALES FULDENSES
  • BIJKOMEND ARGUMENT IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' PLAGIAAT ALFRED MICHIELS: HISTOIRE? IS 'T WAAR? antwoord aan µALFRED £MICHIELS
  • TWEEDE BEWIJS DIEFSTAL ALFRED MICHIELS IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' - VILARIACUM-WILRIJK STAAT REEDS IN THESIS ROMBAUT 1985 p. 250
  • NIEUWE SITE n.a.v. Thesis-pagina's vroegste geschiedenis Antwerpen en Omgeving p204-254
  • HET BOEK 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' BEWIJST HET PLAGIAAT DOOR ALFRED MICHIELS
  • Het Land van Rijen oktober 1983- april 1984
  • Thesis-pagina's vroegste geschiedenis Antwerpen
  • tijdelijke sluiting discussieforum
  • Aan A. Sermon
  • De historische waarheid
  • Feiten en fabels p.63-p.77
  • Verderzetting discussie Antwerpen
  • 'eorum' en de fonetische verwantschap tussen /b/ en /m/
  • antwoord op Sermon zijn beschuldigingen
  • antwoord op nog enkele opmerkingen en vragen (G. Vandeplassche)
  • Antwoord 2 op Tony Oosts bijdrage in de AVRA-Bulletin 2006
  • Antwoord 1 op Tony Oosts bijdrage in de AVRA-Bulletin 2006
  • Antwoord op de aanklacht van Robert Nouwen in AVRA-Bulletin 2006
  • 'Steden des Tijds' Teleac 1990
  • Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • Hans Rombaut: wetenschappelijke loopbaan (vervolg)
  • Hans Rombaut: wetenschappelijke loopbaan en lijst publicaties
  • Veritas filia temporis­­. Antwerpen en Anreppen, of de kwestie An- in samenstellingen
  • Plagiaat?
  • Waar verzamelde zich “op één plaats” de coalitie der Belgae?
  • Caesars castra bij de Aisne
  • Identificatie Noviodunum
  • Antwoord op Geert Vandeplassches ‘Slag bij Chestres’, deel 1, 2 en 3
  • Julius Caesar in België gelauwerd.
  • Et alia plurima
  • Portus Itius ontdekt!
  • Tweede antwoord van Hans Rombaut aan Leopold Winckelmans (eerste deel)
  • Antwoord op reactie L. Winckelmans
  • “Julius Caesar in België” in de gewone boekhandel:
  • De Beverburcht
  • Commentaren op “Julius Caesar in België”
  • Hoe kan u BESTELLEN
  • Straffe toeren 5
  • Straffe toeren 4
  • Straffe toeren 3
  • Straffe toeren 2
  • wat als u problemen met bestellen via e-mail ondervindt
  • recensie SEMafoor
  • bundel kritiek en antwoorden
  • voor boekhandelaars
  • Antwoord op Cuyt: deel 16
  • Antwoord op Cuyt: deel 15
  • Antwoord op Cuyt: deel 14
  • Antwoord op Cuyt: deel 13
  • Antwoord op Cuyt: deel 12
  • Antwoord op Cuyt: deel 11
  • Antwoord op Cuyt: deel 10
  • Antwoord op Cuyt: deel 9
  • recensie BOEKEN uitpers
  • Antwoord op Cuyt: deel 8
  • Antwoord op Cuyt: deel 7
  • Antwoord op Cuyt: deel 6
  • Antwoord op Cuyt: deel 5
  • Antwoord op Cuyt: deel 4
  • Antwoord op Cuyt: deel 3
  • Antwoord op Cuyt: deel 2
  • Antwoord op Cuyt: deel 1
  • Eerlijkheid duurt nog altijd het langst
  • Bedankt Laurent
  • Straffe Toeren 1
  • Straffe Toeren
  • reactie Hans op Roger: archeonet
  • Rombaut publiceerde de defensieve functie van de muur van Tongeren als eerste!
  • archeonet reactie Schupperke
  • reactie archeonet: Historici - archeologen, een onmogelijk huwelijk?
  • reactie archeonet: De Boze Wolf
  • archeonet: onsportieve reactie Guido Cuyt
  • nieuwe vragen
  • S.P.Q.R nieuwsbrief
  • Tip van de sluier onderaan linker- en rechterkolom
  • antwoorden meerkeuzevragen
  • ENGLISH SUMMERY
  • AGENDA voordrachten
  • wenst u een voordracht door Hans Rombaut
  • contact auteur
  • Knack: Julius Caesar was wél in België
  • Hans te gast in 'Memo' bij Hein De Caluwé op Radio 2
  • DE TELEGRAAF: zaterdag 17 juni 06
  • vrtnieuws.net
  • interview op één in 'de zevende dag' van 18 juni 06
  • Het nieuwsblad (De Gentenaar-Het Volk)
  • interview Radio 1 'Wilde geruchten': 16 juni 06
  • persoverzicht mediargus: 15 juni 06
  • Interview Klara 14 juni 06
  • Julius Caesar in België
  • Dankwoordje van de auteur
  • speciale editie van 'HET WIEL'
  • enkele kaartjes
  • Het Land van Rijen 13
  • Het Land van Rijen 12
  • Het Land van Rijen 11
  • Het Land van Rijen 10
  • Het Land van Rijen 9
  • Het Land van Rijen 8
  • Het Land van Rijen 7
  • Het Land van Rijen 6
  • Het Land van Rijen 5
  • Het Land van Rijen 4
  • Het Land van Rijen 3
  • Het Land van Rijen 2
  • Het Land van Rijen oktober 1983
  • Korte toelichting
  • Feiten en fabels p.72
  • Feiten en fabels p.77
  • Feiten en fabels p.76
  • Feiten en fabels p.75
  • Feiten en fabels p.74
  • Feiten en fabels p.73
  • Feiten en fabels p.71
  • Feiten en fabels p.70
  • Feiten en fabels p.69
  • Feiten en fabels p.68
  • Feiten en fabels p.67
  • Feiten en fabels p.66
  • Feiten en fabels p.65
  • Feiten en fabels p.64
  • Feiten en fabels p.63
  • Steden des Tijds: p.20
  • Steden des Tijds: p.12
  • Steden des Tijds: p.29
  • Steden des Tijds: p.28
  • Steden des Tijds: p.27
  • Steden des Tijds: p.26
  • Steden des Tijds: p.25
  • Steden des Tijds: p.24
  • Steden des Tijds: p.23
  • Steden des Tijds: p.22
  • Steden des Tijds: p.21
  • Steden des Tijds: p.19
  • Steden des Tijds: p.18
  • Steden des Tijds: p.17
  • Steden des Tijds: p.16
  • Steden des Tijds: p.15
  • Steden des Tijds: p.14
  • Steden des Tijds: p.13
  • Steden des Tijds: p.11
  • Steden des Tijds: p.10
  • illustratiemateriaal
    Foto

    Charlotte Dua:
    -Ontwerp kaft
    -Vormgeving kaartjes

    Foto
    Foto
    Foto
    Mijn favorieten
  • Bloggen.be
  • Gemeente Niel
  • Universa Press
  • Ecomuseum en Archief van de Boomse Baksteen (EMABB)
  • Publicaties HET WIEL, Tijdschrift voor de Geschiedenis van de Rupelstreek en Klein-Brabant
    Rondvraag / Poll
    1. Na de slag bij de Aisne (Bibrax, Chestres, zie tip van de sluier deel 1) vervolgt Caesar in 57 voor Chr. zijn opmars in westelijke richting. Bij de Suessiones (omgeving van Soissons) wil hij de burcht Noviodunum onmiddellijk bij de aankomst van zijn leger belegeren, maar hij doet dat niet. Waarom?
    a. De Auguren voorspellen een slechte afloop van de strijd
    b. Caesar acht de plaats strategisch gezien niet van belang en gaat er gewoon voorbij
    c. Het aantal manschappen in de burcht lijkt hem te groot
    d. De omwalling is te hoog en de gracht te breed
    Bekijk resultaat

    Rondvraag / Poll
    3. De Ambiani (omgeving van Amiens) geven zich in 57 voor Chr. na de Bellovaci en de Suessiones eveneens over aan de oprukkende troepen van Julius Caesar. Hun hoofdstad is Samarobriua. Dit is een Keltische naam met volgens de toponymie volgende betekenis:
    a. Burcht aan de Somme
    b. Bocht van de Somme
    c. Brug over de Somme
    d. Plaats om samen te komen
    Bekijk resultaat

    Rondvraag / Poll
    5. In vijandelijk gebied moest Caesar zich kunnen oriënteren, d.w.z dat hij vooral moest kunnen inschatten waar hij was en hoeveel tijd hij nodig had om zijn troepen van de ene plaats naar de andere te brengen en eventueel om op dezelfde plaats terug te keren. Aan de hand van welk hulpmiddel moet hij zich volgens de auteur van Julius Caesar in België hebben georiënteerd bij zijn opmars?
    a. De stand van de sterren
    b. Kaarten van het Romeinse leger
    c. De loop van de rivieren
    d. Het kompas
    Bekijk resultaat

    Julius Caesar in België
    Hans Rombaut
    De vroegste geschiedenis van Gallia Belgica historisch geografisch benaderd vanuit de Bello Gallico
    16-07-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Antwoord op Cuyt: deel 5

    Antwoord op Cuyt: deel 5


    Beschouwingen over § 10 (van regel 73 tot 84) 


    Het gezag van de autoriteit

     

    Cuyt verwijt mij dat ik tegen het gezag van vele auteurs in de eeuwenoude theorie heropvis die zegt dat Atuatuca uit boek VI van De Bello Gallico Tongeren is. Het weze opgemerkt dat de heer Cuyt hier geen enkel ander argument tegenin brengt dan “alle gezaghebbende auteurs”. Dit is natuurlijk geen wetenschap. Bovendien is zijn uitspraak onwaar. Er zijn voldoende auteurs die de spitsvondige interpretatie van “id castelli nomen est” in de betekenis van “dit is de naam voor bolwerk [in ’t algemeen]” niet gevolgd hebben. In voetnoot 76 geef ik hiervan een belangrijk voorbeeld: A. WANKENNE, La Belgique à l’époque romaine. Sites urbains, villageois, religieux et militaires, Brussel (1972), p. 76: “à ceux qui font d’Atuatuca un nom commun signifiant “fort” ou “camp”, nous demandons où ils rencontrent en dehors de Tongres un lieu ainsi désigné”. Dit zegt toch genoeg? Er is slechts één plaats bekend met de naam Atuatuca. We kennen de betekenis van het woord niet, maar het is zeker niet “fort” of “kamp” want die term is “Bibrax”, waarvoor talloze plaatsen kunnen worden aangewezen, zowel in Germaans- als in Romaanssprekende gebieden met namen als (les) Bièvre(s) en Bever(e(n)).

     

    Wat erger is: deze spitsvondige interpretatie liet een aantal onderzoekers toe het bindende toponymische argument voor Atuatuca = Tongeren terzijde te schuiven. Toen men in de gemeente Kanne in de jaren 1970 een site vond waar materiaal uit de tijd van Caesar aangetroffen werd, was dat voldoende om te zeggen Atuatuca = Kanne/Caster. Dit is toch waanzinnig?

     

    Het was voor mij geen verrassing dat er vanuit een welbepaalde archeologische hoek scherpe reacties zouden komen. Ik had dat ook voorspeld. Voor andere wetenschappers (met naam) die deze situatie niet kenden was dit een complete verrassing. Zij vinden de bedoelde (dus niet alle) archeologen toch wel erg aanmatigend en vragen de oprichting van een wetenschappelijke commissie om deze blijkbaar unieke Belgische situatie te beoordelen! De ervaring is dat (bepaalde) archeologen (welbepaalde) terreinen van de wetenschap voor zich opeisen, en precies geen interdisciplinaire samenwerking wensen. Het is immers niet alleen de heer Cuyt die uitspraken heeft gedaan als 99,9 % van onze kennis van het verleden wordt geleverd door de archeologie. De historiografie (de wetenschap waar het eigenlijk om gaat), de geologie, de antropologie, de historische taalkunde, de toponymie, de paleografie, de etymologie, de kunstgeschiedenis en de musicologie, de chronologie, de codicologie en noem maar op, moeten het doen met 0,1 %. Gelukkig denken niet alle archeologen op die manier. Zeker niet in het buitenland, waar de synergie tussen historiografie en archeologie al tot spectaculaire resultaten heeft geleid. Ik ben dan ook blij met de bemoedigende reacties van Pieter-Jan Lijnen en Werner Wouters op archeonet.

     

    Maar het meest belaagd door deze houding is niet de geschiedenis maar de toponymie, die niet eens beschouwd wordt als een wetenschap. Met wat deze onderzoekers zeggen moet niet eens rekening gehouden worden. Precies daardoor waren op basis van louter archeologische argumenten totaal foutieve identificaties mogelijk, zoals bijvoorbeeld die van Atuatuca = Kanne/Caster en die van Bibrax = Saint-Thomas, waarvan G. Lobjois – niettegenstaande hij geen toponymische evidentie had –  toch zo zeker was. Deze aanmatigende wetenschappelijke houding komt nog in het minst de archeologie zelf ten goede, want de reputatie van deze wetenschap wordt erdoor geschaad. Verder meen ik dat vele ernstige archeologische wetenschappers, na het lezen van mijn boek, allerminst met de reactie van Cuyt tevreden zullen zijn. Voor hen was mijn boek dan ook bedoeld.

     

    Mijn identificatie Atuatuca = Tongeren is conform aan de toponymie én aan De Bello Gallico op basis van een nieuw tekstkritisch argument, dat o.m. door de leescommissie van de Koninklijke Vlaamse Academie als zeer zwaar wegend werd beschouwd, namelijk het antwoord op de typische vraag van de historicus ten aanzien van een merkwaardige tekstfrase: “waarom staat er ‘id castelli nomen est’ op die plaats in De Bello Gallico?” Mijn antwoord is: omdat de auteur de lezer of de toehoorder van De Bello Gallico wil waarschuwen: “pas op, het gaat nu niet over de volksstam der Atuatuci, die je al zo vaak hebt gehoord, maar om de naam van het kamp”. Plausibeler kan welhaast niet. Aldus is Atuatuca geen algemene term maar een particulier toponiem, m.a.w. je kunt zomaar niet beweren, ook al is dat op archeologische gronden, dat een andere plaats dan Atuatuca Tungrorum, waarvan we bovendien zeker weten dat het in de oudheid die naam droeg, Atuatuca zou kunnen zijn. Hoe bedenkelijk wordt een wetenschappelijke publicatie dan wel wanneer sommigen, waaronder nu ook Cuyt, de voorwaardelijkheid van de conclusie van Van Vinckenroye (“Kanne/Caster is mogelijk Atuatuca”) hebben laten vallen.

     

    Cuyt beweert verder nog dat mijn uitspraak “het is niet omdat er geen vondsten werden gedaan, dat het kamp daar niet gelegen was” naïef is. Vervolgens verwijt hij mij onkunde en stelt “dat de oudste sporen in Tongeren [gevonden] niet ouder zijn dan van 15-10 v. Chr.”. Wist ik dat dan niet? Jawel, het staat in mijn boek maar pas op p. 81. Hoe naïef ben ik dan wel? Volgens mij was het uit frustratie dat Cuyt voor het opstellen van zijn betoog niet eens kon wachten tot hij ook dat deel van mijn boek gelezen had, laat staan het hele boek. Mijn “naïeve” argument is niet eens van mij, maar het is een uitspraak die veel wordt gehanteerd en die bepaalde archeologen niet graag horen: “het is niet omdat het niet gevonden is, dat hij er niet geweest is” (vergelijk met de uitspraak van Hugo Thoen over Caesar in België). Wat Tongeren betreft moet men er toch eens beginnen rekening mee te houden dat niet elk terrein van Tongeren het voorwerp was van een archeologische exploratie én dat – wanneer zij een plaats voorbestemden als vestigingsplaats voor een stad – de Romeinen zo’n terrein grondig voorbereidden. Dat het Romeinse leger daarbij alle sporen van een Caesariaans kamp kan hebben opgeruimd is niet denkbeeldig, zeker niet als aan die plaats zo’n nare herinnering verbonden was als het verlies van 1,5 legioen. In dat geval kunnen de sporen gewoon niet meer gevonden worden. Hoe dan ook – of de sporen tot nu toe niet teruggevonden werden dan wel of zij werden uitgewist – het blijft, door de historische kritiek op “id castelli nomen est” en de toponymische evidentie over Tongeren = Atuatuca, niet toegelaten een andere plaats dan Tongeren als het Atuatuca uit De Bello Gallico naar voor te schuiven.

     

    Wat nu de lokalisatie van de hinderlaag betreft: de winterkampen waren over Belgica verdeeld vanuit Samarobriva gezien (van Amiens richting Tongeren). Sabinus en Cotta die in Atuatuca waren, gingen richting Cicero die twee dagmarsen dichter bij Amiens gelegerd was. Op drie kilometer vanuit Atuatuca (Tongeren) richting winterkamp van Cicero in het westen gingen de Romeinen door een dal. Dat is precies waar de oude Gallische weg de Jeker kruist en waar de mooie panoramafoto is getrokken die gepubliceerd is in mijn boek p. 67.

     

    Ter informatie voor de mensen die deze rubriek volgen: op dit moment heb ik nog maar één derde van de tekst van Cuyt van antwoord voorzien. De rest volgt nog in de loop van deze zomer.

    Hans Rombaut


    14-07-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Antwoord op Cuyt: deel 4

    Antwoord op Cuyt: deel 4

     

    Paragrafen 8 en 9 (lijnen 63 tot 72)

     

    Spijkers op laag water

     

    In tien lijnen denkt Cuyt mijn argumentatie onderuit te kunnen halen omtrent de lokalisatie van het oppidum van de Atuatuci te Gembloux. We vrezen echter dat hij opnieuw de bal misslaat. Erg autoritair stelt hij “Het is juist omdat hun vesting wél ver van de Sabis lag dat de Atuatuci te laat kwamen en rechtsomkeer maakten”. Mag ik de lezer opmerkzaam maken op het feit dat de Atuatuci de uitslag van de strijd tussen de Nerviërs en de Romeinen eerst vernamen! Zij waren dus zo wie zo niet ver van de Sabis en de Romeinse verkenners wisten dat ook. Vervolgens keerden ze van op hun opmars terug naar huis, verlieten dan hun [verspreid gelegen] burchten om zich in één vesting te verzamelen om daar de Romeinen op te wachten (BG, II, 29): “ex itinere domum reverterunt; oppidis castellisque desertis sua omnia in unum oppidum …contulerunt”. Wij kaderden deze beweging in de andere gebeurtenissen die voorheen reeds plaatsvonden: de campagne in 57 voor Chr. was al lang bezig, vanaf de winter definitief voorbij was (rond midden april): er is de opmars van de twee nieuwe legioenen vanaf Ocelum tot in het land van de Remi die 15 dagen duurde. Dan volgt de overgave van de Remi en het opstellen van de verdediging in de Argonne tegen de eerste coalitie Belgae, de slag bij Bibrax, de slag bij Chestres, de rust die de soldaten moest gegund worden voor herstel en de verdere opmars richting Suessiones. Daar gaat tijd overheen. Zeg maar een maand tenminste. Die tijd verloopt verder bij de onderhandelingen aldaar en de verdere opmars richting Bellovaci. Ook daar gaat het opnieuw via onderhandelingen. Vervolgens hetzelfde bij de Ambiani. Caesar bereikt daar de zee en het moet dan hoogzomer zijn in 57 voor Chr. of later! Caesar was wel snel maar ook niet roekeloos: overal moest er voldoende rust zijn om zijn manschappen fris aan het begin van de strijd te laten komen. Maar het land van de Ambiani is bijzonder: daar heeft hij komende vanuit Italië Belgium in tweeën gesneden. Hier was meer omzichtigheid geboden. Hij kiest de weg naar het noordoosten met de informatie die hij bij de Ambiani over de Nerviërs krijgt. Atrebates en Viromandui trekken zich in die richting terug. Het najaar dient zich aan en als men lang genoeg de strijd kan uitstellen maakt de intredende winter misschien wel een eind aan de dreiging voor de Belgen. Maar zoals een hond die bijt omdat hij voelt dat de tegenstander schrik heeft gaat Caesar door. In deze context zijn het de Belgae die wijken, hopend op een moment waarop hun thuisland een terreinvoordeel geeft. Ik geef toe dat dit interpretatie is, maar het is allerminst “wilde fantasie”, zeker niet als u De Bello Gallico in deze passages leest vanuit het standpunt van de Nerviërs. Laat staan vanuit het standpunt van de Atuatuci: zij waren gealarmeerd, maar hoefden niet eens op weg te gaan: Nerviërs, Viromandui, Atrebates én Caesar kwamen naar hen toe! Mag ik hier even zeggen dat Cuyts uitspraak “dat ze te laat kwamen” (ze = de Atuatuci) hier eveneens interpretatie is, maar met meer fantasie dan wat ik beweer: nergens in De Bello Gallico staat dat de Atuatuci te laat kwamen! Moet ik nu Cuyt afschilderen als een leugenachtige bronvervalser?

     

    Nu, mijn bewering dat het oppidum van de Atuatuci waar zij zich verzamelen niet heel ver van de Sabis kan gelegen zijn, heeft precies te maken met al wat er gebeurde. Atrebates en Viromandui verlieten reeds hun territorium, Nerviërs weken tot op 15 km van de grens van hun gebied. De volgende die aan de beurt komt (en het jaar 57 voor Chr. moet dan al een heel eind gevorderd zijn) heeft er militair gezien geen voordeel bij zich te concentreren op de verste afstand. Dat zou enkel zin hebben indien ze zich integendeel verspreidden en probeerden het daardoor voor de vijand moeilijk te maken. De militaire concentratie van de Atuatuci in één oppidum houdt in dat – zo het tot een confrontatie kwam – ze de Romeinen niet op adem wilden laten komen. Ze zouden het jaar nadien toch terugkomen!

     

    Cuyt zegt vervolgens: “de auteur stelt dat Caesar niet de waarheid spreekt … dat de Atuatuci afstamden van … Cimbren en Teutonen” en hij vindt de grond niet waarop ik dit beweer. Dit is wel merkwaardig: mijn betoog begint in de inleiding van mijn boek met de aanhaling dat in het onderzoek van De Bello Gallico zo goed als alles van deze bron betwijfeld moet worden. Ik doe een poging om althans de geografische gegevens hiervan te sparen. In het geheel van het wantrouwen rond BG weerhoud ik hier een mogelijke onbetrouwheid. Ik zeg dan nog op p. 51 ook waarom: om de ongemeen harde aanpak van de volksstam voor de opinie in Rome te verantwoorden (hun lot is de algemene slavernij!). Daarom doet Caesar de Romeinse senaat geloven dat de Atuatuci afstammen van Cimbren en Teutonen, die in een niet zo ver verleden een ware donderwolk voor het Romeinse rijk zijn geweest. Dit maakt toch zin. Toch zegt Cuyt de grond van mijn uitspraak niet te vinden. Kan hij dan niet lezen?

    Hans Rombaut


    13-07-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Antwoord op Cuyt: deel 3

    Antwoord op Cuyt: deel 3

     

    Paragrafen 6 en 7 (lijnen 49 tot 62)

     

    De Selle en de autoriteit van Arnould

     

    § 6: “De argumenten van de auteur om de Selle te verwerpen, voldoen ons niet” zegt Cuyt. In paragraaf 5 stelde Cuyt reeds dat de afstanden in dagmarsen pure speculatie is. Ik ben er daar niet op ingegaan omdat ik dit hier moest hernemen. Elke humaniorastudent die ook Grieks heeft gehad, heeft Xenofoon gelezen. Daar zijn afstanden vermeld in parasangen maar eveneens in dagmarsen. Een dagmars was niet zo maar een willekeurige afstand. Als dat gegeven werd vermeld wisten Grieken en Romeinen hoeveel dat was in afstanden in mensenmaat. De anabasis en de katabasis waren dan ook in kaart gebracht in ons exemplaar van de schooluitgave van Xenofoon. Waarom maakte Cuyt geen bezwaren tegenover de afstanden in mijlen of milia passuum (duizend passen!) die ik omzette in km? Ook die passen konden in werkelijkheid in afstand veel verschillen, bijvoorbeeld tussen kleine en grote mensen. Dat een dagmars twintig mijl of zo’n 30 km is vinden we echter terug in het artikel van Arnould dat Cuyt als zo onbetwijfelbaar beschouwt.

     

    Ik moet hier niet zeggen dat Arnould het artikel van De Marneffe kende (het staat ook in zijn kritisch apparaat). Toen hij zijn doctoraat schreef (want dat was die studie) ging hij er niet mee akkoord dat De Marneffe om van de grens van het land van de Nervii tot aan de Selle te geraken de dagmars moest verkleinen tot 10 mijl of 15 km. De drie dagmarsen in het land van de Nervii volgens De Marneffe zouden Caesars troepen altijd tot aan of tot voorbij de Selle gebracht hebben, en dan zouden er nog 10 mijl moeten te gaan geweest zijn tot aan de Sabis! Arnould wist dat. Ik vermeld dit probleem ook in mijn boek. Op basis van de dagmarsen vanaf de grens van het gebied van de Nervii was de identificatie met de Selle geografisch onmogelijk. Arnould begon daarom te tellen vanuit het gebied van de Ambiani op basis van de spitsvondigheid om voor “eorum” uit BG II, 16, 1 de Ambiani als antecedent te nemen. Zo komt hij uiteindelijk uit op 10 mijl van de Selle en kon hij de etymologische verklaring voor de Selle van De Marneffe behouden! Dat hij geen plaats voor de castra van Caesar had werd door niemand opgemerkt. Nochtans is dit kamp wel vermeld in De Bello Gallico! Zoals ik in vorig antwoord al zei was ook de oplossing van Arnould fout. Als niet-toponymist heeft hij de etymologie behouden en de plaats vanaf waar hij begon te rekenen voor drie dagmarsen op basis van de bekende afstand van 20 mijl of 30 km verplaatst tot in het gebied van de Ambiani. Zo bouwde hij toch voort op een toen zeker wetenschappelijk gegeven, de naamverklaring van de Selle, die ik in vorig antwoord heb voorzien van een alternatief.

     

    Vervolgens zegt Cuyt: “men is er altijd vanuit gegaan dat Caesar de weg volgde van Amiens via Cambrai richting … Nerviërs. Die weg is trouwens later een Romeinse heirbaan geworden”. Hier draait Cuyt de realiteit om: ook Arnould zegt dat het traject van de Romeinse weg Cambrai-Bavai-Tongeren is aangelegd na de campagne van Caesar. Die weg lag er voorheen helemaal niet zoals Cuyt in zijn betoog beweert. Arnould zegt dat Caesar ongeveer die weg volgde, maar dat die later is rechtgetrokken. Vervolgens zegt Cuyt een draak van jewelste: “haast alle Romeinse wegen bestonden al voor de Romeinse tijd”. Dit is pertinent onwaar. De lange rechtlijnige trajecten werden aangelegd op de wiskundige basis dat een rechte de kortste weg is tussen twee punten. De Romeinen kenden dit axioma. De Galliërs en de Belgen niet. De Romeinen hadden ook de middelen om die kaarsrechte trajecten aan te leggen over alle hindernissen heen: de landschappelijke en de stamgrenzen! Zij hadden tijdens het keizerrijk ook de nodige supranationaliteit om dat te doen. Indien Cuyt meent dat de Romeinse trajecten die recht blijven over tientallen km en meer dateren van voor de Romeinen, dan meent hij misschien samen met Von Däneken dat die wegen werden aangelegd door Goden die astronauten waren!

     

    § 7: Over de beperkte breedte van de Selle had ik het reeds vorige keer (de etymologie van Save + elle vereist al een verkleinwoord, en houdt dus semantisch in dat het gaat om een kleine rivier). Ik ben ook de Selle gaan verkennen en heb er ook oude plannen van gezien. Zelfs dubbel zo breed blijft de Selle niet meer dan een beek (met 3 m breedte op de meeste plaatsen maal twee kom je aan 6 m: geen latissimum flumen). Ook een halve meter alluviale afzetting verhelpt daar niet aan. Ik raad iedereen aan de Selle te volgen en de vallei voor te stellen met meer water: maakt men er wel een brede rivier van dan is die latissimum flumen in die fysisch-geografische situatie tenminste 10 m diep en geen 3 voet zoals in Caesar beschreven is en konden de troepen van Boduognatus er te voet niet doorheen waden.

     

    Hans Rombaut


    12-07-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Antwoord op Cuyt: deel 2

    Antwoord op Cuyt: deel 2

    Beschouwingen over paragrafen 4 en 5 (lijnen 22 tot 48)

    Omdat ik dacht dat u een Hollander was

     

    Caesar ging in het tweede jaar van de oorlog (57 voor Chr.) met zijn acht legioenen in het land van de Remi dus naar de oostelijke grens van hun stamgebied, waar de slag bij Bibrax plaatsvond. Omdat Cuyt mijn boek niet naar behoren heeft gelezen, maar enkel naar de voor hem interessante passages heeft gekeken via de index, kende hij op het ogenblik dat hij zijn valse kritiek schreef mijn motivatie niet. Omdat hij de voorgeschiedenis uit mijn tekst niet kent volgt hij dus ook mijn motivatie niet waarom de slag tegen Boduognat plaats vond bij de Samme.

     

    Cuyt blijft omwille van het respect voor het gezag van Arnould en Turquin de etymologie van de Selle uit Seva via Sevelle aankleven. De 80-jarige Arnould volgde ze echter zelf niet meer (cf. de epiloog van mijn boek). Terwijl Arnould nog eerlijkheid en oorspronkelijkheid bezat, heeft Cuyt die helemaal niet. Zijn opsomming dat "topografische, geografische, strategische en linguïstische argumenten" de identificatie met de Selle zouden schragen komt oorspronkelijk niet van Arnould, noch van Turquin, maar uit een ouder werkje van E. De Marneffe gepubliceerd in 1899  (cf. bibliografie in mijn "Julius Caesar in België" en aldaar behandeld op p. 42 in noot 49, helaas moeilijk te vinden, maar er is een exemplaar voorhanden in de stadsbibliotheek van Antwerpen). Cuyt is hierover onwetend. De conclusie in deze paragraaf "daar is geen speld tussen te krijgen" is compleet misplaatst. Cuyt begeeft zich hier op het terrein van de toponymie en daar kent hij geen jota van. Als "seva" + "elle" een verkleinvorm is, waarom spreekt Caesar dan van een "latissimum flumen"? Arnould was trouwens ook geen toponymist en De Marneffe ook niet! Ik trouwens ook niet. Toch heb ik via "seua" <sic> en zelfs "sceau" <sic> als oude vermeldingen van de Selle een heel andere verklaring voor de Selle: die toponiemen worden vermeld in teksten van de Sint-Pietersabdij van Gent uit de vroege middeleeuwen, die overgeleverd zijn in kopie in het Liber Traditionum uit de late middeleeuwen. Het zijn geromaniseerde vormen voor een toponiem dat in de volksmond al altijd "Selle" of "Seule" was, maar dat naar analogie van het middeleeuwse "mantel", dat evolueerde naar het Franse "manteau", werd gemoderniseerd: "sel" werd in de teksten "seau". Alleen de mensen ter plaatse bleven "sel" zeggen en zo werd het door de Franse landmeters in de 18de en 19de eeuw, en zelfs reeds vroeger, opgetekend. Tussen haakjes: ons woord mantel is een oudere vorm dan het huidige Franse manteau, het Westvlaamse woord voor emmer of waterrecipiënt "seule" is oorspronkelijker dan het huidige Franse "seau". Dit is een serieuze speld die ik tussen het argument van Cuyt drijf. Ze staat ook in mijn boek.

     

    Maar in de volgende paragraaf wordt het helemaal te gortig. Cuyt laat “de lokalisatie van de Sabis” afhangen “van één enkel woord in Caesars tekst, nl. ‘eorum’ in boek II, 16, 1”. In het lange tweede gesprek dat ik met Arnould voerde zei de oude Waalse historicus dat het onbegrijpelijk was waarom hij op dat argument nooit aangevallen is: “eorum” uit BG II, 16, 1 kan immers nooit op de veel vroeger vermelde Ambiani terugkeren. Als bewijs geven we hier de integrale tekst tussen de laatste vermelding van de Ambiani en de bewuste vermelding van “eorum”:

     

    “His traditis omnibusque armis ex oppido conlatis, a beo loco in fines Ambianorum pervenit; qui se suaque omnia sine mora dediderunt. Eorum fines Nervii attingebant. Quorum de natura moribusque Caesar cum quaereret, sic reperiebat: nullum esse aditum ad eos mercatoribus; nihil pati vini reliquarumpque rerum ad luxuriam pertinentium inferri, quod his rebus relanguescere animos eorum et remitti virtutem existimarent; esse homines feros magnaeque virtutis; increpitare atque incusare reliquos Belgas, qui se populo Romano dedidissent patriamque virtutem proiecissent; confirmare sese neque legatos missuros neque ullam condicionem pacis accepturos.

     

    [16] Cum per eorum fines triduum iter fecisset...”.

     

    Het onderwerp van de voorlaatste zin voor de bewuste eorum is duidelijk Nervii, die de overige Belgas beschuldigen. Caesar bedoelt dus onbetwijfelbaar dat hij drie dagen in het land van de Nervii was opgemarcheerd.

     

    Nadien wordt duidelijk dat Cuyt mijn werk helemaal niet gelezen heeft. We citeren: “zoniet zouden de Nerviërs drie dagen lang er lijdzaam hebben op toegekeken dat de Romeinen hun land binnendrongen, om hem dan pas aan de Sabis op te wachten”. In mijn boek geef ik zeer duidelijk aan dat de Belgen angst hebben om de confrontatie aan te gaan. Een eerste confrontatie bij Bibrax loopt slecht af. En de Belgen wisten heel goed dat ook de Helvetii en de onoverwinnelijke Germaanse leider Ariovistus al voorheen in het zand hadden moeten bijten.

     

    Na de Remi gaven de Suessiones, de Bellovaci en de Ambiani zich over. De volgende die bedreigd worden zijn de Atrebates en de Viromandui, die zich uit hun land terugtrokken naar de Nervii. Gaat daar geen lijdzaamheid van uit? De Belgen probeerden de militaire confrontatie uit te stellen! Ik schrijf dat in mijn boek: Atrebates, Viromandui en Nerviërs wijken, ook in het gebied van de Nerviërs zelf. En dit tot op een plaats dat het niet verder meer kon, nl. tot op het moment dat de grens van het gebied van de Nerviërs zelf in zicht komt en het gebied van de Atuatuci begint, Atuatuci, die volgens mij niet durven komen om hulp te bieden en de uitslag afwachten.

     

    Mijn interpretatie van eorum is dus niet verkeerd. Mijn (wij citeren) “argumentatie om op basis van 3 dagmarsen de Sabis te lokaliseren staat” dus niet “op losse schroeven”. Wie mijn boek goed leest zal zien dat de gegevens uit De Bello Gallico voor Cuyt pijnlijk precies overeenstemmen met de plaatsen die ik opgeef. Tot die prestatie was de archeologie de laatste 50 jaar niet in staat. Dat was ook de teneur van wat Arnould mij meedeelde toen hij over mijn bijdrage uit “Steden des Tijds” van 1990 zei (en ik zal het nu maar zeggen): “dit is het beste dat de laatste 50 jaar voor de oudheid in België verschenen is, en ik meende dat u een Hollander was”. Ik denk dat nog anderen in België, die rijkelijk uit mijn tekst van amper 20 blz. hebben gekopieerd voor eigen werk en diploma, hetzelfde dachten!

    Hans Rombaut


    11-07-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Antwoord op Cuyt: deel 1

    Antwoord op Cuyt: deel 1

    Het wetenschappelijk onderzoek is vrij

     

    Deel 1. Beschouwingen over de tekst “Boek Hans Rombaut over Caesar: onzin”: gedeelte algemeenheden en paragrafen 1, 2 en 3 (de eerste eenentwintig lijnen)

     

    Met de reactie “Boek Hans Rombaut over Caesar: onzin” reageert de heer Cuyt, erevoorzitter van de Antwerpse Vereniging voor Romeinse Archeologie (AVRA), erg rancuneus en voortvarend. De lezers van mijn boek zullen daarover moeiteloos kunnen oordelen. Waarom echter zulke reactie als mijn boek toch onzin is?

     

    Met de algemene conclusie “het ultieme bewijs voor alle pogingen om Caesars exploten te lokaliseren, kan alleen maar van de archeologie komen” gaat Cuyt wel erg ver om bepaalde historische onderwerpen op te eisen voor de archeologie en gaat hij voorbij aan het feit dat De Bello Gallico een historische bron is, waarmee onze gewesten nota bene uit de prehistorie treden en onze geschiedenis begint. Cuyt ontneemt dus het recht aan historici om historische bronnen te bestuderen! Als er iets grof is, dan is het dat toch wel. Dat wil zeggen dat wanneer we dit uitbreiden tot de verdere geschiedenis historische teksten eigenlijk waardeloos zijn. Eén van de eerste zaken die de heer Cuyt zou moeten inzien is dat het bodemarchief (de archeologische vondsten dus) zelfs al mochten we in staat zijn dit integraal op te graven en in kaart te brengen, slechts een zeer beperkt gedeelte oplevert voor de menselijke activiteit die gedurende eeuwen op die bodem heeft plaatsgevonden. Er is niets over van de gesprekken die er zijn gevoerd, van het leed en het geluk dat er werd beleefd, van de emoties van mensen en van de motieven voor hun handelen. Het is een geluk dat we over historische teksten kunnen beschikken en dat we ze kunnen bestuderen. Bij voorkeur vanuit verschillende invalshoeken, waaronder in de eerste plaats de inhoudelijk-historische en de historische kritiek, en de toepassingen die eruit voortvloeien voor de historische geografie en de vondsten door de archeologie.

     

    Omdat de reactie zo wild en denigrerend is, ja zelfs lasterlijk, kruipen wij toch even in onze pen. De verwijten zijn overigens niet mals:

     

    1. Het boek is één aaneenschakeling van wilde fantasieën
    2. Rombaut is onwetend over de recente archeologische bevindingen
    3. Rombaut doet aan leugenachtige bronvervalsing

     

    1. Als historicus heb ik mij zeer nauw aan de historische bron van De Bello Gallico gehouden. De lezer die op basis van Cuyts verwijt in mijn werk wilde fantasieën gaat naspeuren, zal wel heel erg op zijn honger blijven. Hijzelf trouwens ook: in het lange betoog vind ik geen enkele wilde fantasie die wordt aangeklaagd, wel een aantal ondeskundig aangeklaagde doch vermeende fouten van mijnentwege.
    2. Dat ik onwetend zou zijn over recente archeologische bevindingen wordt niet zo expliciet aangeduid in de reactie van de heer Cuyt: dat ik steun op Fayder-Feytmans i.v.m. een wellicht minder dichte bewoning in de Kempen en Noord-Brabant beantwoordt hij met archeologische bevindingen die dit zouden tegenspreken voor Oost- en West-Vlaanderen. Dit is zeker niet ad rem. Bovendien beweer ik precies wel dat er in onze gewesten reeds een dichte bewoning was op het moment dat Caesar arriveerde.
    3. Cuyt verwijt mij leugenachtige bronvervalsing: dit is hoogst onwaar en daar kom ik nog op terug bij de details die mij verweten worden. Laat mij hier volstaan met te zeggen dat ik het expliciet heb aangegeven waar er mogelijk een anomalie in de tekst staat, die kan opgelost worden door een emendatie (tekstverbetering). Dit is een geoorloofde historische methode, zeker in het geval men werkt met kopieën, en door het aangeven van de emendatie (tussen grote haken) is het evenmin bronvervalsing en nog minder een leugen.

     

    Maar kom. Laten we ons in detail met de tekst van Cuyt bezighouden.

     

    § 1: “Het recent…”:

     

    Hier uit Cuyt zijn misprijzen omdat er in het Woord Vooraf sprake is van het: “vernieuwend karakter van het onderzoek” en “hoog wetenschappelijk niveau”, en trekt dit vervolgens smalend in twijfel.

     

    Het Woord Vooraf in Julius Caesar in België werd geschreven door prof dr. Carlos Steel (KULeuven) op basis van het verslag van prof. dr. Marc Van Uytfanghe (UGent en UAntwerpen). Voor de laster die daarop volgt verwijs ik naar hierboven. Cuyt trekt hiermee echter het wetenschappelijk oordeel en de deskundigheid van deze mensen (en bovendien van nog een hele hoop anderen) in twijfel.

     

    § 2: “Op blz. 39 stelt de auteur dat de castra-toponiemen waarschijnlijk teruggaan tot de tijd van Caesar…”:

     

    Cuyt negeert hier de zeer omstandige voetnoot 39 waarin ik zeer voorzichtig een poging doe om helderheid te brengen in het probleem van de castra-toponiemen. Mijn standpunt is dat er rekening mee moet worden gehouden dat bepaalde castra-toponiemen kunnen ontstaan zijn in een periode van oorlog en vooral dat de bewoningssporen die men er terugvindt van een latere datum moeten zijn, bewoning die vaak vele sporen uitwiste, behalve het toponiem.

     

    In zijn reactie hiertegen beschouwt Cuyt het uitwissen van de sporen van het castrum eerst als een regel, die wel niet absoluut is. Daarna stelt hij zonder meer dat er op een archeologische site hoe dan ook sporen van de oudste bewoningsfasen kunnen herkend worden, waarmee hij zichzelf tegenspreekt.

     

    § 3: “Wanneer de auteur…”

     

    1. Bronvervalsing:

     

    Cuyt verwijt mij dat ik er “meer dan eens van uitga dat de oorspronkelijke tekst fout is, wat dan de schuld is van de middeleeuwse kopiist”

     

    Op welgeteld twee plaatsen stel ik een emendatie voor, maar interpoleer de tekst helemaal niet. Hierbij ga ik in op het geval uit § 3, uit BG II, 4: bij de aankomst van Caesar in het land van de Remi vraagt hij informatie “welke en hoeveel civitates er onder de wapens zijn” “Cum ab iis quaereret quae civitates quantaeque in armis essent…”. Het antwoord dat daarop volgt past echter niet op die vraag: “alle Belgen zijn van Germaanse afkomst” “…sic reperiebat: plerosque Belgos esse ortos a Germanis”. Dat is een contextuele anomalie. Bij het overschrijven van teksten komen veel fouten voor, daar mag je jezelf eens op controleren, zeker als bepaalde zinsequenties tweemaal identiek voorkomen: de tweede sequentie wordt heel vaak vergeten. Ik geef dit in mijn tekst ook aan en stel een emendatie voor, voorzien van grote haken zoals dat in de historiografie gebruikelijk is, maar met een opmerkelijk resultaat: het antwoord krijgt zin. Kijk maar: “Cum ab iis quaereret quae civitates quantaeque in armis essent et quid in bello possent, sic reperiebat: plerosque Belgos [quos in armis essent] esse ortos a Germanis” “”Toen hij aan deze (= de Remi) vroeg welke civitates en hoeveel er onder de wapens waren en wat ze in de oorlog waard waren, vernam hij: de meeste Belgi [die onder de wapens zijn] zijn van Germaanse afkomst”. Ik stelde deze emendatie nog voorwaardelijk (misschien is … door de scribent een fout gemaakt). Naast deze contextuele anomalie volgt er nog een andere aan het einde van de opsomming van alle Belgen: zonder de emendatie die ik voorstel blijken alle Belgen van Germaanse oorsprong te zijn. Welnu op het einde van de opsomming hoeveel manschappen de verschillende stammen onder wapens kunnen brengen, volgen er vier stammen die apart als Germaans worden genoemd en zich dus onderscheiden van de andere: “Atuatucos XVIIII milia; Condrusos, Eburones, Caerosi, Paemanos, qui in uno nomine Germani appellantur, arbitrari ad XL milia”  “de Atuatuci 19.000, de Condrusi, Eburones, Caerosi en Paemani, die onder een noemer als Germanen worden genoemd, schatten zij op 40.000”. Dit kan absoluut niet als de opsomming begint met “plerosque Belgos esse ortos a Germanis”. In heel wat uitgaven van vroegmiddeleeuwse teksten worden voor veel minder redenen teksten geëmendeerd, en met reden. Mijn vroegere collega G. Declercq (nu VUB) heeft mij ooit het volgende voorbeeld gesignaleerd voor het Liber Aureus Epternacensis waarin de teksten van de schenkingen aan de H. Willibrord en de abdij van Echternach werden opgetekend, uitgegeven als oorkondenboek door C. Wampach in de jaren 1920 en 1930. Toen A. Gasnault van één van die teksten de originele oorkonde terugvond, die was gebruikt als schutblad in een handschrift, bleek de oorspronkelijke tekst driemaal zo lang te zijn! Uit hetzelfde handschrift, meer bepaald in de tekst van 726/727 met daarin de schenking van goederen rond Antwerpen aan Willibrord, meende F. L. Ganshof op basis van inwendige kritiek een interpolatie te herkennen, nl. “Et illud teloneum, quod ad partem nostram ibidem venerat, concessimus atque donamus” “En de tol aldaar (= te Antwerpen), welke aldaar deels aan ons (= de schenkers Rauching en Bebelina) toekomt, hebben wij geschonken en  geven wij”. Omdat Rauching en Bebelina geen vorsten zijn, maar slechts potentes (lokale machtigen) beschouwt Ganshof deze passage als een interpolatie omdat volgens zijn onderzoek het heffen van tol een koninklijk prerogatief was in de Merovingische tijd. Op 19 vermeldingen van tollen in heel het Frankische rijk in die periode is de Antwerpse tol blijkens deze tekst de enige die niet in handen is van de koning. Daarop besluit hij dat deze passus geïnterpoleerd moet zijn. Heeft iemand toen geopperd dat Ganshof een leugenachtige tekstvervalser is? Neen. Velen hebben de interpolatie beaamd, zonder maar iets aan de argumentatie te kunnen toevoegen. Ook mijn eigen leermeester Adriaan Verhulst neemt ze over.

     

    In het Antwerpse, meer bepaald vooral in archeologische middens, was de interpolatie die Ganshof aanduidde in deze tekst, zo overtuigend dat dit argument voldoende was om de hele tekst van Rauching als vals te beschouwen, zoals zij overigens met alle andere Antwerpse vroegmiddeleeuwse bronnen deden  (inclusief de Vita Eligii geschreven door de heilige Audoenus in de late 7de eeuw) en de Annales Fuldenses. Dit was pas een staaltje van bronnenvervalsing, maar de historici, waaronder mijzelf, zijn er wel sportief bij gebleven.

     

    Ik kom nog even op Ganshofs interpolatie terug: Adriaan Verhulst was er zeer opgetogen over dat ik de Ganshofs inhoudelijke kritiek heb kunnen steunen met een belangrijk objectief textueel element. Ik deed dat in mijn thesis, maar ook in een artikel dat in de Bijdragen tot de Geschiedenis is verschenen. Hoe heb ik dat gedaan? Wel, ik heb alle dubbel en driedubbel geformuleerde dispositiones (wilsbeschikkingen) uit de oorkonden in het Liber Aureus opgezocht, en vergeleken met originele Merovingische teksten uitgegeven door Lot en Lauer. Wat bleek? Alle wilsbeschikkingen in oorkonden die verwoord waren in twee of meer termen staan in de Merovingische oorkonding in dezelfde tijd. Verhulst noemde dit een staaltje tekstkritiek van Duitse degelijkheid. Wat staat er in Ganshofs interpolatie: “concessimus atque donamus” (perfectum en praesens), een combinatie die voor de latere oorkonding heel gewoon is, maar in de Merovingische tijd abnormaal. Het is dus meer dan kwetsend dat een niet-historicus zomaar vrijelijk en voor iedereen toegankelijk op het internet, mij een leugenachtige bronvervalser noemt.

     

    2. “Muntschatten tonen aan dat er ook Belgische stammen uit het westen deel uitmaakten van de coalitie” (Cuyt bedoelt hier bij Bibrax).

     

    Wij moeten hierbij eerst opmerken dat deze opmerking van Cuyt niet in De Bello Gallico staat, en dus niet kan behoren tot ons onderzoek.

     

    “Dat ik niet op de hoogte zou zijn dat er archeologische gegevens zijn, nl. muntschatten, [die aantonen] dat er ook Belgische stammen uit het westen deel uitmaakten van de coalitie” is onjuist. Het artikel van L.-P. Delestrée in Revue du Nord van 1998 (Gaule Belgique, Belgium et Ambiani, l’apport de la numismatique) heb ik wel degelijk gebruikt, het staat in mijn bibliografie overigens, maar het bewijsmateriaal is mijns inziens niet voldoende om vol te houden dat de Ambiani erbij waren bij de coalitie die de nederlaag leed “[apud] flumen Axonam, quod est in extremis Remorum finibus”. Indien de slag plaatsvond bij het kamp van Berry-au-Bac en Bibrax, zoals G. Lobjois beweert te Saint-Thomas moet worden gezocht, zou er voor de Ambiani en de Belgen uit het westen geen probleem zijn om dat gebied te bereiken. Omdat de slag plaatsvond op de plaats waar de Aisne de grens van het gebied der Remi vormt (en dit is van zuid naar noord in de Argonne; pas vanaf Vouziers loopt de Aisne dwars door het gebied van de Remi van oost naar west om op één welbepaalde plaats het gebied van de Remi te verlaten), moesten de Belgen uit het westen (de Ambiani) voorafgaandelijk het gebied van de Remi volledig hebben doorkruist om aan die coalitie te participeren. Zoals de Remi loslippig waren om Caesar inlichtingen te geven, zou een dergelijke militaire operatie in hun eigen territorium niet onvermeld zijn gebleven.

     

    Nu kan hiertegen worden ingebracht dat de Aisne ook in het westen aan de uiterste grens van het gebied van de Remi reikt. Andere argumenten en evidenties, waaronder de toponymische overeenstemming Bibrax-Les Bièvres, Castra-Chestres, de afstand van Bibrax tot de plaats waarop Caesar verbleef toen de Remi zijn hulp inriepen, de beschrijving van het kamp aan de Aisne dat aan één zijde door mensenhanden werd versterkt en langs de andere kant uit een natuurlijke wal bestond, en vooral de geografische overeenstemming van de troepenbeweging van de Belgische coalitie zoals beschreven in De Bello Gallico, die eerst Bibrax aanviel en daarna vanuit het gebied van de Remi Caesars bevoorrading kon afsnijden (wat voor Berry-au-Bac en Saint-Thomas TOTAAL onmogelijk is) zijn bepalend en definitief. Ook voor de suggestie van Beaurieux door R. Nouwen is de opeenvolging van de militaire bewegingen geografisch gezien onmogelijk. Alle lezers mogen dit proberen uit te tekenen. Ik nodig ze hierbij uit om dat te doen. De configuratie van de Aisne en de bijhorende plaatsen tussen Vouziers en Autry met een tegenstander afkomstig uit het oosten is uniek.

     

    Nu heb ik ook inhoudelijke argumenten uit De Bello Gallico om dat aan te tonen: Caesar stuurt zijn bondgenoot Diviciacus, leider van de Haedui (de volksstam die Caesar heeft geholpen het jaar voordien tegen de Helvetii), naar het land van de Bellovaci (omgeving Beauvais in het westen) precies met de bedoeling de Belgische coalitie niet tot een grotere eenheid te laten komen, met expliciet erbij vermeld "omdat hij niet wil strijden tegen zo’n talrijke vijand" (BG II, 5: “manus hostium distineri, ne cum tanta multitudine uno tempore confligendum sit. Id fieri posse, si suas copias Haedui in fines Bellovacorum introduxerint et eorum agros populari coepreint” “…om de legermacht van de vijand (= de Belgi) uiteen te houden opdat niet in een keer tegen zo’n grote strijdmacht een conflict zou moeten aangegaan worden. Dit was mogelijk, indien de Haedui hun troepen naar het gebied van de Bellovaci zouden leiden en hun akkers begonnen te verwoesten”). Tot daar exact wat De Bello Gallico zegt, zonder ook maar iets aan de tekst te wijzigen. Tot daar ook dit eerste deel.

    Hans Rombaut




    Bestellen per e-mail

    Druk op onderstaande knop om te bestellen per e-mail. Vergeet niet uw NAAM en ADRES, telefoon/gsm en eventueel e-mail te vermelden. Alvast van harte bedankt!



    Hoofdpunten blog jcb
  • Inleiding Thesis: 'Verafgelegen domeinen van abdijen in Noord-Gallië'
  • Samenvatting lezing. De sleutelpositie van Antwerpen binnen het Scheldebekken tot het jaar 836, door Hans Rombaut voor het Antwerps Genootschap voor Geschiedenis, 4 september 2007


    Gastenboek
  • Edecor
  • Now
  • RE
  • Now
  • Now

    Druk op onderstaande knop om een berichtje of reactie te plaatsen


    Laatste commentaren
  • Geen "v" in merowingisch schrift, wel relevant (Hans Rombaut)
        op Argumentatie 2 tegen de uitspraken van Geert van de Plassche van 16 augustus 2008, 22u28
  • Niet relevant (Geert Vandeplassche)
        op Argumentatie 2 tegen de uitspraken van Geert van de Plassche van 16 augustus 2008, 22u28
  • Vervolg argumentatie afleiding Antwerpen van Ambaeduaueripae (Geert Vandeplassche)
        op DERDE BEWIJS VAN DE DIEFSTAL IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' VAN ALFRED MICHIELS: DE ANNALES FULDENSES
  • Vervolg argumentatie afleiding Antwerpen van Ambaeduaueripae (Geert Vandeplassche)
        op DERDE BEWIJS VAN DE DIEFSTAL IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' VAN ALFRED MICHIELS: DE ANNALES FULDENSES
  • Frankrijk (Bart)
        op Antwoord op Cuyt: deel 1
  • Antwerpen komt uit Ambaeduaeripae (Hans Rombaut)
        op DERDE BEWIJS VAN DE DIEFSTAL IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' VAN ALFRED MICHIELS: DE ANNALES FULDENSES
  • Vita Eligii /Monumenta Germaniae Historica (MGH) (Geert Vandeplassche)
        op DERDE BEWIJS VAN DE DIEFSTAL IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' VAN ALFRED MICHIELS: DE ANNALES FULDENSES
  • Bronvermelding vergeten (Geert Vandeplassche)
        op DERDE BEWIJS VAN DE DIEFSTAL IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' VAN ALFRED MICHIELS: DE ANNALES FULDENSES
  • De Samme is de Sabim toch! (Hans Rombaut)
        op Wikipedia spelletjes
  • De Samme is de Sabis niet (Armand SERMON)
        op Wikipedia spelletjes
  • ambduo 2 (Hans Rombaut)
        op VIERDE BEWIJS VAN DE DIEFSTAL IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' DOOR ALFRED MICHIELS: JULIUS CAESAR GERMANICUS
  • amboduo (Hans Rombaut)
        op VIERDE BEWIJS VAN DE DIEFSTAL IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' DOOR ALFRED MICHIELS: JULIUS CAESAR GERMANICUS
  • SCHOL.Arat (Hans Rombaut)
        op VIERDE BEWIJS VAN DE DIEFSTAL IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' DOOR ALFRED MICHIELS: JULIUS CAESAR GERMANICUS
  • SCHOL. Arat. in de Thesaurus (leopold winckelmans)
        op VIERDE BEWIJS VAN DE DIEFSTAL IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' DOOR ALFRED MICHIELS: JULIUS CAESAR GERMANICUS
  • Aratusvertalingen (Leopold Winckelmans)
        op VIERDE BEWIJS VAN DE DIEFSTAL IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' DOOR ALFRED MICHIELS: JULIUS CAESAR GERMANICUS
  • Caesar en Antwerpen (Lieven Druylinckx)
        op VIERDE BEWIJS VAN DE DIEFSTAL IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' DOOR ALFRED MICHIELS: JULIUS CAESAR GERMANICUS
  • Antwerpen en Antwerpenaars (Jan Batens)
        op DERDE BEWIJS VAN DE DIEFSTAL IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' VAN ALFRED MICHIELS: DE ANNALES FULDENSES
  • Naamsverklaring in boek Michiels klopt niet (geert vandeplassche)
        op DERDE BEWIJS VAN DE DIEFSTAL IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' VAN ALFRED MICHIELS: DE ANNALES FULDENSES
  • toegang (Ellen)
        op TWEEDE BEWIJS DIEFSTAL ALFRED MICHIELS IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' - VILARIACUM-WILRIJK STAAT REEDS IN THESIS ROMBAUT 1985 p. 250
  • Kontich - Wilrijk (µalfred £michiels)
        op TWEEDE BEWIJS DIEFSTAL ALFRED MICHIELS IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' - VILARIACUM-WILRIJK STAAT REEDS IN THESIS ROMBAUT 1985 p. 250
  • Kelten. (Toscaan)
        op Antwoord op Cuyt: deel 1
  • u leest niet wat er staat (hans rombaut)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • geen falsificatie (Ellen)
        op Verderzetting discussie Antwerpen
  • screening (ellen serrien)
        op Verderzetting discussie Antwerpen
  • wetenschappelijk publicatie (ellen)
        op Verderzetting discussie Antwerpen
  • Sammium en Sabium (Hans Rombaut)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • Na de feiten (Hans Rombaut)
        op De historische waarheid
  • de samme is de sabis niet (Armand Sermon)
        op De historische waarheid
  • plagiaat van Hans Rombaut (Alfred Michiels)
        op De historische waarheid
  • de samme is de sabis niet (Armand Sermon)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • plagiaat van alfred michiels (hans rombaut)
        op De historische waarheid
  • Fabels fabels en fabels (Alfred Michiels)
        op De historische waarheid
  • Fabels en Fabels over naam Antwerpen (Alfred Michiels)
        op Feiten en fabels p.63-p.77
  • naam Antwerpen (alfred Michiels)
        op Verderzetting discussie Antwerpen
  • archeonet (Ellen)
        op Verderzetting discussie Antwerpen
  • Antwoord op eorum en droge route (Geert Vandeplassche)
        op 'eorum' en de fonetische verwantschap tussen /b/ en /m/
  • RRL site Gazet van Antwerpen (Geert Vandeplassche)
        op Veritas filia temporis­­. Antwerpen en Anreppen, of de kwestie An- in samenstellingen
  • error site aan Geert (Ellen)
        op Veritas filia temporis­­. Antwerpen en Anreppen, of de kwestie An- in samenstellingen
  • deze reactie vervangt en vernietigt de vorige, die per ongeluk te snel op de blog terecht kwam (Geert Vandeplassche)
        op Veritas filia temporis­­. Antwerpen en Anreppen, of de kwestie An- in samenstellingen
  • Andouerpis -Antwerpen 2 vraagjes aan Alfred Michiels (Geert Vandeplassche)
        op Veritas filia temporis­­. Antwerpen en Anreppen, of de kwestie An- in samenstellingen
  • uitnodiging (Hans Rombaut)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • Waarom de Samme de Sabis niet is (Armand Sermon)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • hoe het begon... (Ellen)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • bevoegheid ter zake (Ellen)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • geef aan Cuyt wat Cuyt toekomt?? (Ellen)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • De identificatie van de Sabis met de Samme is NIET FOUT (Hans Rombaut)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • Uw verhaal over Sabis is TOTAAL fout (Armand Sermon)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • rue César Jolimont (Armand SERMON)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • Condé (hans rombaut)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • condatum (Armand SERMON)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • reactie (Geert Vandeplassche)
        op antwoord op nog enkele opmerkingen en vragen (G. Vandeplassche)
  • Altissimas ripas (Hans Rombaut)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • Samme Haine (Armand SERMON)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • Haine en Scheldebekken (Hans Rombaut)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • Samme Haine (Armand SERMON)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • Samme en Haine (Hans Rombaut)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • samme haine (Armand Sermon)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • Samme en Hene (hans rombaut)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • samme (Armand Sermon)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • ste.-waudru (hans rombaut)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • waldetrudis en niet aldegondis (Armand Sermon)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • waltrudis en toch aldegondis (Hans Rombaut)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • waldetrudis en niet aldegondis (Armand Sermon)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • Reactie op Armand Sermon (Hans Rombaut)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • aisne (Armand Sermon)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • e-mailreacties van GvdP (Ellen)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • tegenvoorstel aan ArcheoNet (hans rombaut)
        op Veritas filia temporis­­. Antwerpen en Anreppen, of de kwestie An- in samenstellingen
  • antwoord ArcheoNet (ArcheoNet Vlaanderen)
        op Veritas filia temporis­­. Antwerpen en Anreppen, of de kwestie An- in samenstellingen
  • antwoord archeonet (hans rombaut)
        op Plagiaat?
  • anreppen (Geert Vandeplassche)
        op Plagiaat?
  • Antwoord op uw v raag (geert.vandeplassche)
        op Plagiaat?
  • Antwoord op uw vraag (hans rombaut)
        op Plagiaat?
  • Antwoord gestuurd naar archeonet (hans rombaut)
        op Plagiaat?
  • gallo romeinse namen (hans rombaut)
        op Plagiaat?
  • plagiaat doorprikt (Hendrik de Bouw)
        op Plagiaat?
  • Antweerepen (Hans Rombaut)
        op Plagiaat?
  • Anreppen Antwerpen (hans rombaut)
        op Plagiaat?
  • wat doe je tegen oneerlijkheid? (Ellen)
        op Plagiaat?
  • Link (laurent Provost)
        op Plagiaat?
  • Géén plagiaat ! (Laurent Provost)
        op Plagiaat?
  • Geen rivieroversteken tussen Axona en Sabis (geert.vandeplassche)
        op Waar verzamelde zich “op één plaats” de coalitie der Belgae?
  • benieuwd wat er nu weer volgt (jeroen vanden borre)
        op archeonet reactie Schupperke
  • Genoeg! (hans rombaut)
        op Waar verzamelde zich “op één plaats” de coalitie der Belgae?
  • Vraagje (Geert Vandeplassche)
        op Waar verzamelde zich “op één plaats” de coalitie der Belgae?
  • Portus Itius (hans rombaut)
        op Antwoord op reactie L. Winckelmans
  • Arnoulds eerlijkheid is van goud (hans rombaut)
        op Waar verzamelde zich “op één plaats” de coalitie der Belgae?
  • Romeinen in Antwerpen! Wie kwam er uit het oude Rome naar hier? (hans rombaut)
        op Antwoord op Cuyt: deel 13
  • Romeinen in Antwerpen: ja! soldaten? (Ivan Derycke)
        op Antwoord op Cuyt: deel 13
  • Portus Itius (Armand Sermon)
        op Antwoord op reactie L. Winckelmans
  • portus Itius (Armand Sermon)
        op Antwoord op reactie L. Winckelmans
  • portus Itius (Armand Sermon)
        op Antwoord op reactie L. Winckelmans
  • Napoleon III (hans rombaut)
        op Waar verzamelde zich “op één plaats” de coalitie der Belgae?
  • Portus Itius (Armand Sermon)
        op Antwoord op reactie L. Winckelmans
  • gebiedende wijs (hans rombaut)
        op Waar verzamelde zich “op één plaats” de coalitie der Belgae?
  • Linkeroever is de sleutel (geert.vandeplassche)
        op Julius Caesar in België gelauwerd.
  • Linkeroever is de sleutel (geert.vandeplassche)
        op Julius Caesar in België gelauwerd.
  • Toevoer afsnijden = omsingelen want... (hans rombaut)
        op Julius Caesar in België gelauwerd.
  • chaudardes (hans rombaut)
        op Julius Caesar in België gelauwerd.
  • Saint-Thomas/berry-au-Bac (hans rombaut)
        op Julius Caesar in België gelauwerd.
  • Samme-Sennete-Zenne (hans rombaut)
        op Antwoord op reactie L. Winckelmans
  • Archief per week
  • 10/12-16/12 2012
  • 03/09-09/09 2012
  • 28/11-04/12 2011
  • 14/11-20/11 2011
  • 01/11-07/11 2010
  • 18/10-24/10 2010
  • 11/10-17/10 2010
  • 23/08-29/08 2010
  • 26/07-01/08 2010
  • 09/11-15/11 2009
  • 02/11-08/11 2009
  • 26/10-01/11 2009
  • 19/10-25/10 2009
  • 17/08-23/08 2009
  • 24/11-30/11 2008
  • 17/11-23/11 2008
  • 01/09-07/09 2008
  • 25/08-31/08 2008
  • 18/08-24/08 2008
  • 28/07-03/08 2008
  • 07/07-13/07 2008
  • 17/03-23/03 2008
  • 10/03-16/03 2008
  • 17/12-23/12 2007
  • 03/12-09/12 2007
  • 24/09-30/09 2007
  • 17/09-23/09 2007
  • 10/09-16/09 2007
  • 27/08-02/09 2007
  • 25/06-01/07 2007
  • 18/06-24/06 2007
  • 04/06-10/06 2007
  • 28/05-03/06 2007
  • 21/05-27/05 2007
  • 14/05-20/05 2007
  • 30/04-06/05 2007
  • 23/04-29/04 2007
  • 26/03-01/04 2007
  • 12/03-18/03 2007
  • 01/01-07/01 2007
  • 09/10-15/10 2006
  • 25/09-01/10 2006
  • 18/09-24/09 2006
  • 11/09-17/09 2006
  • 28/08-03/09 2006
  • 14/08-20/08 2006
  • 07/08-13/08 2006
  • 31/07-06/08 2006
  • 24/07-30/07 2006
  • 17/07-23/07 2006
  • 10/07-16/07 2006
  • 03/07-09/07 2006
  • 26/06-02/07 2006
  • 19/06-25/06 2006
  • 12/06-18/06 2006
  • 22/05-28/05 2006
  • 01/05-07/05 2006
  • 26/09-02/10 2005

    Jan Verelst: Fotomateriaal
    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Mijn favorieten
  • blog Laurent Provost
  • archeonet.nl

  • Blog als favoriet !

    Zoeken met Google



    Zoeken in blog


    Rondvraag / Poll
    2. De burcht waar de Bellovaci (omgeving van Beauvai) zich verschansen tegen Caesar heet Bratuspantium. Heel lang dacht men dat dit de Keltische naam van Beauvais was. Recentelijk rees hierover twijfel. Waarom?
    a. Beauvais werd pas gesticht na de verovering en heette Caesaromagus
    b. Bratuspantium werd teruggevonden 13 km ten zuidoosten van Baeuvais (Mont-César
    c. Bratuspantium werd op bevel van Caesar volledig verwoest en alle sporen ervan zijn uitgewist
    d. Beauvais ligt niet op de route die Caesar volgde
    Bekijk resultaat


    Rondvraag / Poll
    4. In Julius Caesar in België pleit de auteur ervoor dat Caesar in 57 voor Chr. zou zijn doorgestoten tot aan de westelijke kust van Frankrijk. Hij doet dit a.d.h.v. een welbepaalde plaatsnaam, Nigella, die doorwaadbare plaats zou betekenen. Wat is de naam van de plaats tot waar Caesar zou zijn geweest in 57 voor Chr. vooraleer zijn opmars om te keren naar het noordoosten, richting Nerviërs?
    a. Nesle-sur-Mer
    b. Nielles-sur-Mer
    c. Nivelles-sur-Mer
    d. Noyelles-sur-Mer
    Bekijk resultaat



    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs