link zustersite www.bloggen.be/jcb
  • Julius Caesar in België: fundamenten, grondslagen, achtergronden en publicaties
  •  © Copyright 2006 Hans Rombaut, Het Wiel

    Alle teksten op deze weblog, ondertekend met Hans Rombaut, zijn auteursrechtelijk beschermd en mogen op geen enkele wijze worden verspreid of gebruikt of overgenomen, tenzij de auteur hiervoor toestemming heeft gegeven en mits de bron duidelijk wordt vermeld.

    Inhoud blog
  • Thuin: deel 2
  • Thuin: deel 1
  • Voorstelling Nationaal Biografisch Woordenboek deel 20
  • verschijning NBW deel 20
  • Antwoord 12/6 op Tony Oosts bijdrage in de AVRA-Bulletin 2006 (laatste deel)
  • Antwoord 12/5 op Tony Oosts bijdrage in de AVRA-Bulletin 2006
  • Antwoord 12/4op Tony Oosts bijdrage in de AVRA-Bulletin 2006
  • Antwoord 12/3 op Tony Oosts bijdrage in de AVRA-Bulletin 2006
  • Antwoord 12/2 op Tony Oosts bijdrage in de AVRA-Bulletin 2006
  • Antwoord 12/1 op Tony Oosts bijdrage in de AVRA-Bulletin 2006
  • Antwoord 11 op Tony Oosts bijdrage in de AVRA-bulletin 2006.
  • Antwoord 10 op Tony Oosts bijdrage in de AVRA-bulletin 2006
  • Antwoord 9 op Tony Oosts bijdrage in de AVRA-bulletin 2006
  • Antwoord 8 op Tony Oosts bijdrage in de AVRA-bulletin 2006
  • Antwoord 7 op Tony Oosts bijdrage in de AVRA-bulletin 2006
  • Vademecum bij deze blog
  • Antwoord 6 op Tony Oosts bijdrage in de AVRA-bulletin 2006
  • Antwoord 5 op Tony Oosts bijdrage in de AVRA-bulletin 2006
  • Antwoord 4 op Tony Oosts bijdrage in de AVRA-bulletin 2006
  • Platteau: deel 2
  • Platteau: deel 1
  • Nota bij de publicatie van de inleiding van de thesis
  • Mededeling
  • verwijdering reacties
  • Argumentatie 2 tegen de uitspraken van Geert van de Plassche van 16 augustus 2008, 22u28
  • Argumentatie tegen de uitspraken van Geert Van de Plassche van 16 aug. 08, 22u28
  • Fonetische verwantschap tussen /b/ en /m/: een argument extra pro Sabis = Samme
  • Antwoord 3 op Tony Oosts bijdrage in de AVRA-Bulletin 2006
  • BELANGRIJK BERICHT!!
  • Wikipedia spelletjes
  • Lezing H. Rombaut Centrum voor Europese Cultuur: Caesar en het Scheldebekken
  • VIERDE BEWIJS VAN DE DIEFSTAL IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' DOOR ALFRED MICHIELS: JULIUS CAESAR GERMANICUS
  • DERDE BEWIJS VAN DE DIEFSTAL IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' VAN ALFRED MICHIELS: DE ANNALES FULDENSES
  • BIJKOMEND ARGUMENT IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' PLAGIAAT ALFRED MICHIELS: HISTOIRE? IS 'T WAAR? antwoord aan µALFRED £MICHIELS
  • TWEEDE BEWIJS DIEFSTAL ALFRED MICHIELS IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' - VILARIACUM-WILRIJK STAAT REEDS IN THESIS ROMBAUT 1985 p. 250
  • NIEUWE SITE n.a.v. Thesis-pagina's vroegste geschiedenis Antwerpen en Omgeving p204-254
  • HET BOEK 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' BEWIJST HET PLAGIAAT DOOR ALFRED MICHIELS
  • Het Land van Rijen oktober 1983- april 1984
  • Thesis-pagina's vroegste geschiedenis Antwerpen
  • tijdelijke sluiting discussieforum
  • Aan A. Sermon
  • De historische waarheid
  • Feiten en fabels p.63-p.77
  • Verderzetting discussie Antwerpen
  • 'eorum' en de fonetische verwantschap tussen /b/ en /m/
  • antwoord op Sermon zijn beschuldigingen
  • antwoord op nog enkele opmerkingen en vragen (G. Vandeplassche)
  • Antwoord 2 op Tony Oosts bijdrage in de AVRA-Bulletin 2006
  • Antwoord 1 op Tony Oosts bijdrage in de AVRA-Bulletin 2006
  • Antwoord op de aanklacht van Robert Nouwen in AVRA-Bulletin 2006
  • 'Steden des Tijds' Teleac 1990
  • Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • Hans Rombaut: wetenschappelijke loopbaan (vervolg)
  • Hans Rombaut: wetenschappelijke loopbaan en lijst publicaties
  • Veritas filia temporis­­. Antwerpen en Anreppen, of de kwestie An- in samenstellingen
  • Plagiaat?
  • Waar verzamelde zich “op één plaats” de coalitie der Belgae?
  • Caesars castra bij de Aisne
  • Identificatie Noviodunum
  • Antwoord op Geert Vandeplassches ‘Slag bij Chestres’, deel 1, 2 en 3
  • Julius Caesar in België gelauwerd.
  • Et alia plurima
  • Portus Itius ontdekt!
  • Tweede antwoord van Hans Rombaut aan Leopold Winckelmans (eerste deel)
  • Antwoord op reactie L. Winckelmans
  • “Julius Caesar in België” in de gewone boekhandel:
  • De Beverburcht
  • Commentaren op “Julius Caesar in België”
  • Hoe kan u BESTELLEN
  • Straffe toeren 5
  • Straffe toeren 4
  • Straffe toeren 3
  • Straffe toeren 2
  • wat als u problemen met bestellen via e-mail ondervindt
  • recensie SEMafoor
  • bundel kritiek en antwoorden
  • voor boekhandelaars
  • Antwoord op Cuyt: deel 16
  • Antwoord op Cuyt: deel 15
  • Antwoord op Cuyt: deel 14
  • Antwoord op Cuyt: deel 13
  • Antwoord op Cuyt: deel 12
  • Antwoord op Cuyt: deel 11
  • Antwoord op Cuyt: deel 10
  • Antwoord op Cuyt: deel 9
  • recensie BOEKEN uitpers
  • Antwoord op Cuyt: deel 8
  • Antwoord op Cuyt: deel 7
  • Antwoord op Cuyt: deel 6
  • Antwoord op Cuyt: deel 5
  • Antwoord op Cuyt: deel 4
  • Antwoord op Cuyt: deel 3
  • Antwoord op Cuyt: deel 2
  • Antwoord op Cuyt: deel 1
  • Eerlijkheid duurt nog altijd het langst
  • Bedankt Laurent
  • Straffe Toeren 1
  • Straffe Toeren
  • reactie Hans op Roger: archeonet
  • Rombaut publiceerde de defensieve functie van de muur van Tongeren als eerste!
  • archeonet reactie Schupperke
  • reactie archeonet: Historici - archeologen, een onmogelijk huwelijk?
  • reactie archeonet: De Boze Wolf
  • archeonet: onsportieve reactie Guido Cuyt
  • nieuwe vragen
  • S.P.Q.R nieuwsbrief
  • Tip van de sluier onderaan linker- en rechterkolom
  • antwoorden meerkeuzevragen
  • ENGLISH SUMMERY
  • AGENDA voordrachten
  • wenst u een voordracht door Hans Rombaut
  • contact auteur
  • Knack: Julius Caesar was wél in België
  • Hans te gast in 'Memo' bij Hein De Caluwé op Radio 2
  • DE TELEGRAAF: zaterdag 17 juni 06
  • vrtnieuws.net
  • interview op één in 'de zevende dag' van 18 juni 06
  • Het nieuwsblad (De Gentenaar-Het Volk)
  • interview Radio 1 'Wilde geruchten': 16 juni 06
  • persoverzicht mediargus: 15 juni 06
  • Interview Klara 14 juni 06
  • Julius Caesar in België
  • Dankwoordje van de auteur
  • speciale editie van 'HET WIEL'
  • enkele kaartjes
  • Het Land van Rijen 13
  • Het Land van Rijen 12
  • Het Land van Rijen 11
  • Het Land van Rijen 10
  • Het Land van Rijen 9
  • Het Land van Rijen 8
  • Het Land van Rijen 7
  • Het Land van Rijen 6
  • Het Land van Rijen 5
  • Het Land van Rijen 4
  • Het Land van Rijen 3
  • Het Land van Rijen 2
  • Het Land van Rijen oktober 1983
  • Korte toelichting
  • Feiten en fabels p.72
  • Feiten en fabels p.77
  • Feiten en fabels p.76
  • Feiten en fabels p.75
  • Feiten en fabels p.74
  • Feiten en fabels p.73
  • Feiten en fabels p.71
  • Feiten en fabels p.70
  • Feiten en fabels p.69
  • Feiten en fabels p.68
  • Feiten en fabels p.67
  • Feiten en fabels p.66
  • Feiten en fabels p.65
  • Feiten en fabels p.64
  • Feiten en fabels p.63
  • Steden des Tijds: p.20
  • Steden des Tijds: p.12
  • Steden des Tijds: p.29
  • Steden des Tijds: p.28
  • Steden des Tijds: p.27
  • Steden des Tijds: p.26
  • Steden des Tijds: p.25
  • Steden des Tijds: p.24
  • Steden des Tijds: p.23
  • Steden des Tijds: p.22
  • Steden des Tijds: p.21
  • Steden des Tijds: p.19
  • Steden des Tijds: p.18
  • Steden des Tijds: p.17
  • Steden des Tijds: p.16
  • Steden des Tijds: p.15
  • Steden des Tijds: p.14
  • Steden des Tijds: p.13
  • Steden des Tijds: p.11
  • Steden des Tijds: p.10
  • illustratiemateriaal
    Foto

    Charlotte Dua:
    -Ontwerp kaft
    -Vormgeving kaartjes

    Foto
    Foto
    Foto
    Mijn favorieten
  • Bloggen.be
  • Gemeente Niel
  • Universa Press
  • Ecomuseum en Archief van de Boomse Baksteen (EMABB)
  • Publicaties HET WIEL, Tijdschrift voor de Geschiedenis van de Rupelstreek en Klein-Brabant
    Rondvraag / Poll
    1. Na de slag bij de Aisne (Bibrax, Chestres, zie tip van de sluier deel 1) vervolgt Caesar in 57 voor Chr. zijn opmars in westelijke richting. Bij de Suessiones (omgeving van Soissons) wil hij de burcht Noviodunum onmiddellijk bij de aankomst van zijn leger belegeren, maar hij doet dat niet. Waarom?
    a. De Auguren voorspellen een slechte afloop van de strijd
    b. Caesar acht de plaats strategisch gezien niet van belang en gaat er gewoon voorbij
    c. Het aantal manschappen in de burcht lijkt hem te groot
    d. De omwalling is te hoog en de gracht te breed
    Bekijk resultaat

    Rondvraag / Poll
    3. De Ambiani (omgeving van Amiens) geven zich in 57 voor Chr. na de Bellovaci en de Suessiones eveneens over aan de oprukkende troepen van Julius Caesar. Hun hoofdstad is Samarobriua. Dit is een Keltische naam met volgens de toponymie volgende betekenis:
    a. Burcht aan de Somme
    b. Bocht van de Somme
    c. Brug over de Somme
    d. Plaats om samen te komen
    Bekijk resultaat

    Rondvraag / Poll
    5. In vijandelijk gebied moest Caesar zich kunnen oriënteren, d.w.z dat hij vooral moest kunnen inschatten waar hij was en hoeveel tijd hij nodig had om zijn troepen van de ene plaats naar de andere te brengen en eventueel om op dezelfde plaats terug te keren. Aan de hand van welk hulpmiddel moet hij zich volgens de auteur van Julius Caesar in België hebben georiënteerd bij zijn opmars?
    a. De stand van de sterren
    b. Kaarten van het Romeinse leger
    c. De loop van de rivieren
    d. Het kompas
    Bekijk resultaat

    Julius Caesar in België
    Hans Rombaut
    De vroegste geschiedenis van Gallia Belgica historisch geografisch benaderd vanuit de Bello Gallico
    30-03-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Julius Caesar in België gelauwerd.

    Julius Caesar in België gelauwerd.

     

    Tijdens de Nacht van de Geschiedenis heeft de Davidsfondsafdeling van de gemeente Niel Hans Rombaut bekroond voor zijn boek Julius Caesar in België met de Prijs voor Cultuur van Niel. In zijn inleiding lichtte Davidsfonds-voorzitter Willy Scholiers toe dat deze prijs in 2007 voor het eerst wordt toegekend tijdens de jaarlijkse ‘nacht van de geschiedenis’. Hans Rombaut krijgt de onderscheiding naar aanleiding van zijn alom geciteerde boek over de campagnes van Julius Caesar in onze gewesten, maar ook omwille van de vele andere culturele activiteiten die hij gedurende nu reeds meerdere decennia op verschillende terreinen (zelfs als chansonnier) heeft ontwikkeld.

     

    De uitreiking van de Cultuurprijs was het sluitstuk van een avond gevuld met bijdragen over de Nielse geschiedenis en cultuur, die doorging in Zaal Patronaat in het Nielse gehucht Hellegat. Het was de burgemeester van Niel, de heer Luc Van Linden, die aan Hans Rombaut een smeedijzeren kunstwerk overhandigde, dat speciaal voor deze gelegenheid vervaardigd was door de Nielse kunstsmid Guy Debruyne.

     

    Hans Rombaut bracht in zijn dankwoord zijn vader in herinnering, die gedurende vele jaren bestuurslid was van het Davidsfonds Niel, en die lid was geweest vanaf 1939 tot aan zijn overlijden op 3 september van vorig jaar.

     

    Hans Rombaut is historicus uit de school voor mediëvistiek van de Universiteit Gent (primus in 1985). Zijn eindverhandeling handelde over Verre bezittingen van abdijen tijdens de vroege middeleeuwen. Hij publiceerde vanaf 1983 tot 1993 i.s.m. Vic Van Dyck vele bijdragen over de lokale geschiedenis van Niel en omgeving in het tijdschrift Rupelbrug. In 1990 richtte hij met Vic Van Dyck en Paul De Niel het kwalitatief zeer hoogstaande tijdschrift op met de naam Het Wiel. Tijdschrift voor de Geschiedenis van de Rupelstreek en Klein-Brabant, waarin tijdens de jaren 1992 tot 1997 een zeer grondige studie van hem verscheen over de baksteen, dakpan- en tegelindustrie in de Rupelstreek vanaf de Romeinse tijd tot in de 20ste eeuw in samenwerking met Paul De Niel, conservator van het Ecomuseum en Archief van de Boomse Baksteen. Verder werkte hij projecten af die tientallen jaren in het slop zaten. Zo publiceerde hij twee van de drie delen van de Inventaris van de Bronnen voor de Agrarische Geschiedenis van het Middeleeuwse graafschap Vlaanderen in 1990 en 1992 (begonnen in 1970), publiceerde hij in 1998 de Bibliografie voor de Stedengeschiedenis van België (begonnen in 1960) en was hij coördinator van de reeks Stedenatlas van België waarin hij de boekdelen over Tielt (1993) en Mechelen (1997) realiseerde. Hij publiceerde bijdragen over de Romeinse en/of vroegmiddeleeuwse geschiedenis van de steden Antwerpen, Mechelen en Tongeren.

     

    In 1999 werd Hans Rombaut secretaris van het Centrum voor Europese Cultuur o.l.v. Mark Eyskens. Jaarlijks organiseerde hij in het hartje van Bussel in samenwerking met zijn echtgenote twee internationale colloquia over de culturele aspecten van bepaalde landen of fenomenen uit de Europese geschiedenis (Tsjechië, Polen, Toscane, Zuid-Amerika, Engeland, Zweden, Portugal, de Baltische Staten en Finland, Rusland, Kroatië en de drukkunst in de 16de eeuw…), twee publieke lezingen over hedendaagse cultuur en wetenschap (hedendaags China, Darwin, 50 jaar DNA, de snarentheorie, de Kyoto-normen, Emile Verhaeren, John Maddox over Nature, president Hugo Chavez van Venezuela, prof. Calogero over Pugwash…), en één concert (Jos Van Immerseel, Sylvia Traey, Claude Coppens, twee maal Jozef De Beenhouwer, twee maal Mark Michiels en Levente Kende). In 2001 werd hij redactiesecretaris van het Nationaal Biografisch Woordenboek, waarvoor hij de delen 16 en 17 realiseerde en momenteel deel 18 voorbereidt. Tijdens de jaren 2003, 2004, 2006 en 2007 organiseerde hij eveneens i.s.m. zijn echtgenote de jaarlijkse Lentecyclus van de Koninklijke Vlaamse Academie van België voor Wetenschappen en Kunsten, respectievelijk over migratie, vergrijzing, kunst en wetenschap (De schone en het beest) en engagement in de kunst (Kunst voor wie, voor wat?). Zelf is hij een vaak gevraagd voordrachtgever over cultuur en geschiedenis, en wordt hij regelmatig gevraagd voor adviezen op vele terreinen en ook nu en dan eens voor een avondje chanson.

     


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Et alia plurima


    Et alia plurima

    Er is inderdaad nog meer in aantocht.

    De nieuwe gegevens van Ghislain Beeuwsaert over Portus Itius in combinatie met die uit Julius Caesar in België brengen het onderzoek naar Caesars aanwezigheid in onze gewesten werkelijk in een stroomversnelling. Verschillende nieuwe identificaties zijn inmiddels bekend en worden momenteel onderzocht en getoetst. Bepaalde daarvan blijken opvallend goed overeen te stemmen met de beschreven geografische omstandigheden in De Bello Gallico en passen zo perfect in de reeks nieuwe identificaties uit Julius Caesar in België dat we beter kunnen spreken van een puzzel waarvan de stukjes nu eindelijk in elkaar passen. De toponymie blijkt nu bijzonder belangrijk, want na plaatsen als Chestres, Les Bièvres, Atuatuca, Portus Itius, Castrorum Locus, Sabim enzovoort kunnen steeds meer plaatsen worden herkend waarvan de namen twee millennia hebben overleefd. Eindelijk zal ook de volksoverlevering in onze streken, die opgetekend werd in vroegere eeuwen, zijn nut kunnen tonen. We kunnen nu al zeggen dat tradities zoals de Brabo-legende in Antwerpen (met een betekenisvolle naam als 'Anti'-'goon'), de Cesarboom van Lo, de Keizerstoponiemen die alom voorkomen, evenals de Rues César niet zomaar moeten weggelachen worden. Caesar is hier wel degelijk geweest. Hij gebruikte de lokale namen en ook de lokale taal, bijvoorbeeld voor de overkant waar hij aankwam in Britannia vanuit het land van de Morini, nl. 'over'kant geciteerd in het Latijn geciteerd als 'Dubris', uit 'over' en 'de oever', waaruit ook ons begrip 'oever' stamt, maar dus ook de plaatsnaam 'Dover'.

    Hans Rombaut


    28-03-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Portus Itius ontdekt!

    Portus Itius ontdekt!

     

    Het ziet er naar uit dat steeds meer gegevens over de tochten van Caesar in het noorden van Gallië worden ontdekt. Enkele maanden geleden werden we – naar aanleiding van mijn boek –  gecontacteerd door de heer Ghislain Beeuwsaert, dokter in de geneeskunde en zeiler. Hij sprak over een plaats nabij Wissant die in aanmerking komt voor de haven van waaruit Caesar zijn troepen overbracht naar Engeland, met name Portus Itius.

     

    Op 18 maart ll. zijn we met enkele personen deze plaats gaan bezichtigen. De beschrijving, het formaat van de inham (de capaciteit bedroeg tot 1000 schepen!) en de ligging kloppen perfect, evenals de situering van het legerkamp. De heer Beeuwsaert was met zijn zoektocht bezig sinds 1989, precies hetzelfde jaar waarin ik mijn studie schreef over Tongeren, die de aandacht van Maurice-A. Arnould trok, de reden waarom de auteur van de identificatie van de Sabis met de Selle mij op weg zette om de ligging van de rivier de Sabis te zoeken, daar hijzelf in zijn identificatie niet meer geloofde.

     

    De studie van de heer Beeuwsaert stoelt voornamelijk op nautische gronden, op verkenning van het landschap, op de conformiteit van dit landschap met de beschrijving in De Bello Gallico, op geologische sondages ook, die op zijn vraag door een bevriend geoloog werden uitgevoerd, om aan te tonen dat de inham in de Romeinse tijd een permanent karakter had, en op het terugvinden van het legerkamp dat eveneens in Caesar beschreven staat. Beeuwsaert kon op die basis Portus Itius identificeren met de inham, die momenteel gesloten is door een duinenformatie, ter hoogte van het gehucht Slack, tevens de huidige naam van de inham die ten zuiden van Cap Gris Nez tot acht km diep landinwaarts reikt, ten zuiden ook van het dorp Bavinghen. Slack is overigens verwant met het Nederlandse woord slikke en slijk. Te Bavinghen hebben we de restanten van het Romeinse kamp in het landschap bezocht en teruggevonden. Het lijkt merkwaardig veel op het kamp dat wij terugvonden te Chestres.

     

    Ik besprak deze vondst onlangs met professor Rocco Sinisgalli van de universiteit van Rome, die volgende taalkundige gegevens aanbracht: ‘Itius kan verwant zijn met het Latijnse woord Iticus, dat (verwant aan het Griekse Ichtus) vis betekent. In het volkse Italiaans bestaat het woord nog steeds als Itio, ook Iccio. Als men in Italië spreekt van een vismarkt dan spreekt men van Mercato Itio’. Mogelijk heeft de naam van Portus Itius daar iets mee te maken’

     

    Hierop heb ik deze informatie aan de heer Beeuwsaert bezorgd, waarop hijzelf bij onze ontmoeting op 18 maart 2007 reeds had gezien dat de inham van de Slack in het oosten eindigt op een watervlakte die veel gelijkt op de staart van een vis. Tijdens de winter lopen de weiden daar nog steeds volgens zo’n structuur duidelijk zichtbaar vol water bij langdurige regenval. Bij het situeren van dit alles op een topografische kaart kon ik echter een belangrijke toponymische versterking aan Beeuwsaerts identificatie meegeven, die wellicht zo sterk is dat we deze identificatie als definitief mogen beschouwen. De zuidelijke arm van de Slack eindigt in het uiterste oosten op een plaats genaamd Marquise. Deze vorm kan perfect voortvloeien uit het Latijnse ‘Mercatus + Itius’ over ‘Mercat + Itie’ en 'Marct + ise' tot ‘Marqu-ise’. Wij feliciteren de heer Beeuwsaert dan ook van ganser harte met deze ontdekking.

     
    Hans Rombaut


    27-03-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Tweede antwoord van Hans Rombaut aan Leopold Winckelmans (eerste deel)

    Tweede antwoord van Hans Rombaut aan Leopold Winckelmans (eerste deel)

     

    Omdat dhr. Winckelmans zijn laatste repliek heeft geschoven tussen mijn tekst in, houd ik mij er aan bij mijn verdediging ditzelfde systeem toe te passen. Het voordeel is dat de punten van discussie op die manier op de voet kunnen worden gevolgd. Voor de duidelijkheid heb ik Winckelmans’ commentaar in het rood behouden maar de tekst van  mijn eerste antwoord in het groen geplaatst. Vervolgens kan mijn nieuwe antwoord worden gelezen in het zwart.

    Beste heer Winckelmans, ik dank u voor uw interessante en ook genuanceerde toelichting, die getuigt van een grondige kennis van De Bello Gallico (BG) gestoeld op een jarenlange ervaring met deze historische bron. Dat de toevoeging die ik suggereerde bij ‘plerosque Belgas’ niet verantwoord zou zijn, moet ik echter absoluut ontkennen.

    Algemeen wil ik nogmaals duidelijk stellen dat mijn studie van historisch-geografische aard is. Wat de emendatie betreft, daar is inderdaad een fout, maar uw verdere argumentatie haalt ze m.i. niet onderuit.

     

    Het is al nattevingerwerk om in de teksten van Caesar de eventuele latere toevoegingen op te sporen en deze vervolgens te delgen. De Duitse tekstgeleerden waren hierin kampioenen, maar worden al lang niet meer gevolgd.

     

    Het is m.i. zeker geen nattevingerwerk om in de teksten van Caesar ‘eventuele latere toevoegingen op te sporen en te delgen’. Dit kan perfect indien men deze toevoegingen terug kan vinden in de manuscripten die bewaard zijn. Veel moeilijker wordt dit als men de toevoegingen niet kan stoelen op de bewijskracht in de handschriften, maar als ze moeten opgespoord worden via inhoudelijke argumenten, zoals bijvoorbeeld anachronismen. Een fictief voorbeeld: indien in Caesar het verkorte traject zou worden vermeld van de Via Appia doorheen de moerassen langs de kust ten noorden van Napels, dan kan dat onmogelijk oorspronkelijk in Caesars tekst hebben gestaan, want dat gedeelte van deze weg werd aangelegd onder keizer Domitianus ca. 95 na Chr. Als zoiets zou kunnen worden aangeduid, is dat geen nattevingerwerk. Het is wel degelijk historische kritiek, die op een onaanvechtbare wijze kan worden gesteund met een dwingend argument. Voor alle duidelijkheid: dit voorbeeld is fictief.

     

    Zelf een substantiële toevoeging maken in een, in laatste instantie literaire, tekst kan nooit verantwoord worden en daraan hebben zelf de Duitse filologen zich zeer zelden gewaagd. Uw toevoeging is hier bovendien noch vanuit de grammatica noodzakelijk, noch vanuit de stilistiek.

     

    Hier raakt dhr. Winckelmans twee cruciale punten aan. Ten eerste: is De Bello Gallico 'in laatste instantie' wel een literaire tekst? En ten tweede: kan een emendatie (dit is een voorstel tot aanpassing, niet noodzakelijk een toevoeging) worden verboden omdat er geen grammaticale en stilistische noodzaak toe is?

     

    Het eerste knelpunt is of De Bello Gallico alleen maar een literaire tekst is. Een literaire tekst is namelijk door de auteur bedacht, en wordt als historisch-literair of realistische literatuur beschouwd indien de gebeurtenissen refereren naar een chronologisch en geografisch kader dat reëel bestaat. Indien zowel de chronologische en geografische omkadering als de gebeurtenissen en de handelende personen geen relatie hebben met de realiteit, dan hebben we te maken met literaire fictie. Als het kader en de figuren reëel zijn, maar de handelingen verzonnen, dan gaat het om een historische roman. Als het kader en de figuren bedacht zijn, en de gebeurtenissen fictief, maar refererend naar bekende toestanden, dan gaat het om science fiction. In al deze gevallen is de tekst evenwel in eerste instantie literair en dus heilig. We mogen er niet aan tornen. Maar indien nu én het chronologische én het geografische kader, én de gebeurtenissen én de handelende figuren reëel zijn (of bedoeld zijn), dan hebben we te maken met ofwel geschiedschrijving of een historische bron. Voor een historische bron of geschrift kan de tekst wél ter verantwoording worden geroepen van de historische realiteit (voor zover die tekst op die basis aanvechtbaar is) en dus onderhevig zijn aan kritiek of vragen als: “heeft de auteur hier niet iets over het hoofd gezien? Heeft de auteur niet de bedoeling gehad iets te verzwijgen? Schort er hier iets met de geografische of de chronologische realiteit?” Indien zo’n tekst niet meer in autograaf bestaat (wat voor De Bello Gallico het geval is), en we dus enkel beschikken over kopieën, dan moet ook de kopiist bevraagd worden: “kan hij misschien snode bedoelingen hebben gehad of kan hij onachtzaam zijn geweest?”. Ook als alles in orde lijkt, moet de historicus dubbel op zijn hoede zijn als hij niet over een origineel beschikt. Hij heeft zelfs de plicht zich vragen te stellen naar de authenticiteit van het historische verslag, zowel woordelijk als inhoudelijk. Zelfs als het niet noodzakelijk lijkt, laat de historische methode deze kritiek toe.

     

    Welnu, mijns inziens is De Bello Gallico een historische bron, waarvan de gebeurtenissen waarachtig zijn. De bron beweert dat wat ze verhaalt zich afspeelt in een exacte chronologie, in een echt geografisch kader, met reële figuren. De tekst werd echter zo vaak gelezen dat hij eveneens, zij het niet in laatste (ultieme?) maar in tweede instantie een literair karakter heeft gekregen. Voor de geschiedenis van onze gewesten echter blijft De Bello Gallico in eerste instantie een historische bron, die mag bevraagd worden, ook al is er geen grammaticale of stilistische noodwendigheid. Een inhoudelijke aanwijzing volstaat, en die is er in de door mij geëmendeerde passage wel degelijk. In de bedoelde passage van De Bello Gallico 'krijgt' Caesar informatie over de Belgen die tegen hem samenzweren, die onder de wapens zijn en die met het oog op hun onderlinge verbondenheid gijzelaars hebben uitgewisseld. De andere Belgen interesseren hem trouwens niet en die worden door de Remische gezanten (of wat van hun relaas in de tekst overblijft) gewoon niet vernoemd. Het beste bewijs zijn de Remi zelf, die bij de opsomming niet voorkomen. Zijn ze dan niet onder de wapens? De slag om Bibrax bewijst van wel, maar ze zijn niet onder de wapens tegen Caesar. Zo ook bijvoorbeeld de bevolking van Brittannia, die Caesar veel later als zeer verwant aan de Belgen beschrijft, ontbreekt in de opsomming na ‘plerosque Belgas…’, en dit terwijl net hier in deze passage wordt vermeld dat de voormalige leider van de Suessiones, Diviciacus, bepaalde gedeelten van Brittannia heeft beheerst. Wat bovendien met de Belgische stammen die hier helemaal niet worden vermeld (Leuci, Mediomatrici …)? Het sterkste argument hierbij is bijvoorbeeld dat de Treveri, die wel degelijk Belgae zijn, evenzeer niet worden vernoemd. Zij zullen nog tijdens dezelfde campagne in het tweede jaar van de oorlog als hulptroepen van Caesar worden beschreven (Boek II, 24: Quibus omnibus rebus permoti equites Treveri, qui auxilii causa a civitate missi ad Caesarem venerant) om pas veel later (in boek V) als zijn  tegenstander te verschijnen. Maar in dit stadium van de oorlog lijkt het erop dat de Treveri niet tegen Caesar 'onder de wapens zijn'. Het doet meteen uw volgende opmerking teniet:

     

    Er is geen enkele aanduiding in de mss. dat hier een lacune zou zijn. Alleen op basis van de inhoud tot een lacune besluiten en die signaleren (wat Rambaud vrij geregeld doet) kan verantwoord zijn, maar deze lacune zomaar opvullen en daarmee de tekst substantieel wijzigen, is geen deugdelijk tekstkritisch werk.

     

    Er is dus wel degelijk een lacune in deze passage van De Bello Gallico. Dat de Treveri (samen met enkele andere Belgische stammen) niet werden vermeld had al altijd vragen moeten oproepen, maar deze anomalie werd in geen enkele kritische uitgave gemeld. En ook al blijkt later dat de Treveri ook van Germaanse afkomst zijn, zij komen in de opsomming in Boek II/4 niet voor omdat ze niet tegen Caesar onder de wapens zijn. Het is dus helemaal niet vermetel om deze lacune op te lossen door een herhaling van ‘(qui) in armis essent’. Ze is noodzakelijk en kan veroorzaakt zijn door een doodgewone, zo vaak voorkomende fout van een scribent, misschien zelfs diegene die de kladversie in het net heeft omgezet.

     

    Er is geen enkele kritische uitgave die zoiets zelfs maar zou aandurven. In de uitgave van diplomatica (overeenkomsten, akten, etc.), met een grotendeels formulaire taal,  ligt dat natuurlijk anders, maar zelfs daar zal het steeds blijven bij een algemene aanduiding van wat er hoogstwaarschijnlijk heeft gestaan. Bovendien waagt men zich enkel aan dergelijke ingreep wanneer de onmiddellijke context onbegrijpelijk is.

     

    Dat de Treveri niet voorkomen in Boek II/4 had door de kritische uitgevers dus eigenlijk moeten worden opgemerkt. Zij waren eveneens naburen van de Remi en waren dus veel dichter bij de plaats waar Caesar het gebied van de Belgen binnendrong dan de meeste andere civitates uit de opsomming (Ambiani, Atrebates, Morini, Menapii, Nervii, Condruses, Eburones, Atuatuci en Caerosi).

     

    Wat u doet roept herinneringen op aan classici die de brief van Plinius over de Christenen een vervalsing noemen en de passage in Tacitus over Christus een latere toevoeging, liever dan toe te geven dat Christus en christenvervolgingen bestaan hebben. Of aan Rambaud die de getallen gaat veranderen vanuit al dan niet vermeende verkeerde interpretaties van het cursieve Romeinse schrift (maar daarop steeds uitvoerig ingaat en de beslissing aan de lezer laat). Dat u vanuit de geografie vertrekt en niet van de teksten, is een frisse benadering van het probleem, maar van daaruit de tekst gaan emenderen, dat kan niet, vooral omdat het vervolg van de tekst deze interpretatie niet ondersteunt.

     

    Ik vind het dan ook niet eerlijk dat de door mij gesuggereerde emendatie, waarvoor serieuze redenen kunnen worden aangevoerd, wordt vergeleken met de voorbeelden die hier worden geciteerd van Plinius en Tacitus, of die van Rambaud. Het is precies omwille van de inhoud, de geografie en het vervolg van Caesars tekst dat mijn emendatie nodig is. Die emendatie is bovendien minimaal, ze gewaagt niet van enige vervalsing, ze maakt de inhoud alleen begrijpelijk, ze is bovendien zeer eenvoudig te verklaren voor een lacune die reeds van bij het begin kan aanwezig zijn geweest.

    Hans Rombaut


    16-03-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Antwoord op reactie L. Winckelmans

    Antwoord op Leopold Winckelmans

     

    Beste heer Winckelmans, ik dank u voor uw interessante en ook genuanceerde toelichting, die getuigt van een grondige kennis van De Bello Gallico (BG) gestoeld op een jarenlange ervaring met deze historische bron. Dat de toevoeging die ik suggereerde bij ‘plerosque Belgas’ niet verantwoord zou zijn, moet ik echter absoluut ontkennen.

     

    Algemeen wil ik nogmaals duidelijk stellen dat mijn studie van historisch-geografische aard is. Wat de emendatie betreft, daar is inderdaad een fout, maar uw verdere argumentatie haalt ze m.i. niet onderuit. Dat de Aisne van oost naar west stroomt door het land van de Remi is evident. Het omgekeerde was door mij zeker niet zo bedoeld. Door de snelheid waarmee mijn boek van de persen diende te komen zijn er vele gedeelten in druk gegaan zonder dat ik ze ook maar één keer kon nalezen. Teveel mensen kenden de inhoud van mijn werk, op de hoogte gesteld door de procedure die mijn studie diende te volgen binnen de Academie. Alleen al de identificatie van de Sabis met de Samme was zo begeerlijk dat vele anderen ze nog gauw vóór mij op hun naam hadden kunnen schrijven. Ik ben in het verleden door het grote vertrouwen dat ik in de mensen stelde reeds meermaals van dergelijke praktijken het slachtoffer geweest. Een ander belangrijk gegeven heeft mij verhinderd de publicatie van mijn tekst ten gronde te screenen voor die in druk ging. Ik was mij er weldegelijk van bewust welke gevaren dit kon inhouden, maar ik moest al mijn aandacht besteden aan zaken buiten de inhoud. Maar laat mij nu even ingaan op uw argumentatie.

     

    Caesar had op het moment dat de twee gezanten der Remi bij hem kwamen al heel veel informatie ingewonnen over de militaire voorbereidingen van de Belgen tegenover de aankomst van zijn leger. Het tweede boek van De Bello Gallico, dat handelt over het tweede jaar van de oorlog, begint namelijk met de mededeling dat Caesar voortdurend informatie aan het inwinnen is over de militaire acties die de Belgen troffen. In de eerste zin van boek II meldt Labienus aan Caesar dat omnes Belgas… contra populum Romanum coniurare (‘alle Belgen zweren samen tegen het Romeinse volk’). Caesar reageert dan op die informatie vanuit een gevoelen: His nuntiis literisque commotus (‘getroffen door deze berichten en brieven’). Nadien vraagt hij nog meer informatie aan de Senones en andere Gallische stammen die wonen aan de grens met de Belgen en van hen verneemt hij nog meer: Hi constanter omnes nuntiaverunt manus cogi, exercitum in unum locum conduci (‘Deze meldden hem allen consequent dat een legermacht werd bijeengebracht en dat dat leger op één plaats werd samengetrokken’).

     

    Als Caesar het gebied van de Remi, dat het dichtst bij het Romeinse rijk gelegen is, bereikt zenden zij twee gezanten naar hem die melden dat de Remi het niet eens zijn met de andere Belgen om tegen hem ten strijde te trekken en ze informeren hem dat reliquos omnes Belgas in armis esse, Germanosque qui cis Rhenum incolant sese cum his coniunxisse (‘alle overige Belgen zijn onder de wapens, en de Germanen die aan deze zijde van de Rijn wonen hebben zich met hen verenigd’). Ik ben u dan ook zeer dankbaar dat u hier de tekstvarianten aanhaalt en terecht opteert voor klasse a met qui cis Rhenum incolant. Het gegeven dat er aan ‘deze zijde van de Rijn Germanen wonen’ op het moment dat de oorlog tegen de Belgen begint is van zeer groot belang. Feit is dat Caesar op dat moment reeds weet dat verschillende groepen Belgen op één plaats een leger hebben samengebracht en dat de Germanen die aan deze zijde van de Rijn wonen zich met hen hadden verenigd. Ik ben het dan ook niet met u eens dat de “Germaanse” stammen uit de Ardennen er aan de Aisne niet bij waren. Het staat immers zwart op wit vermeld dat zij zich met overige Belgen, die niet als Germanen bestempeld werden, hadden verenigd. Het dwingt ons voor de samenstelling van het coalitieleger aan de Aisne er rekening mee te houden dat Germani van deze zijde van de Rijn daarbij aanwezig waren, ook al komt het accent in boek II van De Bello Gallico nadien te liggen op Suessiones en Bellovaci, die met zekerheid ook troepen voor dat coalitieleger hadden geleverd. Het feit dat Caesar zijn bondgenoot Diviciacus met de Haedui ongehinderd naar het land van de Bellovaci in het westen kan sturen om de hoofdmacht van de vijand uiteen te houden, heeft mij voor de lokalisatie van dat coalitieleger naar de oostelijke kant van het land van de Remi doen uitzien. Was het coalitieleger aanwezig aan de Aisne ten westen van de Remi, dan waren de Haedui op hun tocht naar datzelfde westen, namelijk naar het land van de Bellovaci, een vogel voor de kat geweest. De Suessiones waren daar echter niet meer en ook de Bellovaci hadden troepen op een plaats ver weg van hun land in casu aan de Aisne waar deze stroomt aan de uiterste grens van het land van de Remi. De Aisne stroomt echter niet alleen in het westen aan de grens van het gebied der Remi naar ook aan de andere kant van hun land, aan de oostelijke grens, meer bepaald in de Argonne, tussen Autry en Vouziers. Het was een niet geringe opgave Caesars castra aan de Aisne, die sinds 1862 met Berry-au-Bac worden geïdentificeerd, op een andere plaats te durven zoeken. De loop van de Aisne tussen de oostelijke en de westelijke grens van het gebied van de Remi komt voor de lokalisatie dan weer niet in aanmerking, want daar stroomt de rivier temidden hun land en niet aan de grens ervan zoals vermeld in BG.

     

    Op het moment dat Caesar de Remische gezanten hoort, is het hem nog niet helemaal duidelijk hoe het zit met de herkomst van de Belgae die onder de wapens zijn. In de hiervoor aangehaalde passage is het van groot belang het onderscheid te maken tussen reliquos omnes Belgas in armis esse (‘de overige Belgen die onder de wapens zijn’) en Germanosque qui cis Rhenum incolant sese cum his coniunxisse (‘de Germanen welke langs deze zijde van de Rijn wonen, die zich met hen hebben vervoegd’).

     

    Dat Caesar informatie tekort kwam maakt hijzelf duidelijk in de cruciale zinsnede Cum ab iis quaereret quae civitates quantaeque in armis essent et quid in bello possent, sic reperiebat: plerosque Belgas esse ortos a Germanis. De vertaling hiervan luidt: ‘Toen hij (= Caesar) aan hen (= de twee gezanten) vroeg welke civitates en hoeveel er onder wapens zijn en wat ze vermogen in de oorlog, vernam hij aldus: de meeste Belgen stammen af van de Germanen’. Ik kan het niet eens zijn met de vertaling die u voorstelt, nl. dat Caesar vroeg ‘over welke stammen het gaat en hoeveel er onder de wapens zijn en ook hoe sterk ze zijn’, want er staat niet ‘om welke stammen het gaat’.  Civitates is zowel het onderwerp van in armis essent als quid in bello possent en zoals Caesar onderwerp is van quaereret is hij ook het onderwerp van re-periebat en vroeg hij informatie ab iis (= deze twee gezanten) en kreeg hij ab iis ‘aldus’ of 'sic' terug. De tekst gebruikt niet voor niets ‘re-periebat’. Caesar vroeg aan de gezanten meerdere zaken, en hij kreeg van hen meerdere antwoorden terug, niet van iemand anders en niet over iets anders! Quaereret en reperiebat staan in relatie tot elkaar met hetzelfde onderwerp en hetzelfde meewerkend voorwerp. Zoals het tevoren handelde over reliquos omnes Belgas in armis vraagt Caesar quae quantaequae civitates in armis essent en 'weder-vindt' hij dat van de reliquos omnes Belgas in armis er plerosque Belgas [in armis] esse ortos a Germanis, waarna er een uitgebreide toelichting volgt hoezeer deze plerosque Belgas de wapens liefhebben. Het zijn met name diegenen die in vroegere tijden de Galliërs hebben verdreven, die als enige de Cimbren en Teutonen uit hun land konden weren, en die qua ex re fieri uti earum rerum memoria magnam sibi auctoritatem magnosque spiritus in re militari sumerent (‘die omwille daarvan en uit herinnering aan die zaken zich in de krijgskunst zo’n groot gezag en zulke bezieling toedichtten’).

     

    Dat Caesar het antwoord van de gezanten heeft geïnterpreteerd kan ik geloven, maar zoals het in de tekst is weergegeven, is het wel degelijk ‘hun antwoord’ en geen ‘synthese’ van Caesar.

     

    Dat in dat antwoord de nadruk ligt op de Bellovaci en de Suessiones is verder niet abnormaal, ten eerste omdat de Remische gezanten over hun meest nabije naburen ook het meest weten. Maar ten tweede omdat zij voor het vervolg van de gebeurtenissen het belangrijkst zijn. Om de hoofdmacht van de vijand uiteen te houden (manus hostium distineri) zond Caesar zijn bondgenoot Diviciacus met de Haedui naar het land van de Bellovaci. Dit gebeurt ongehinderd, dus was het coalitieleger niet in die richting gelokaliseerd. Deze actie van de Haedui, die plaats vindt op uitdrukkelijke vraag van Caesar, doet wel de coalitie uiteenvallen op het moment dat het aan de Aisne voor de Belgen slecht begint te gaan, met name wanneer de Romeinen hun gunstige stelling niet verlaten op de hoogte aan de overkant van de rivier Axona (bekeken vanuit het land van de Remi), en wanneer de eerste zware verliezen worden geleden wanneer de Belgae de Aisne proberen over te steken.

     

    Precies wat de omgeving van de Aisne betreft zoals bedoeld in BG meen ik dat uw argumentatie niets afdoet aan de situering waar ik het nu heb voorgesteld. Overigens zijn de vondsten te Chestres wel conform aan de periode van BG, is ook de beschrijving van het kamp conform aan die uit BG (en die is wel bijzonder, waar een halve omwalling door de hoge oever van de Aisne door de natuur reeds was voorzien waardoor de Romeinen maar een halve omwalling moeten aanleggen) en zijn het reliëf en de vermelde afstand tot Bibrax als Les Bièvres bij Autry wel conform aan BG.

     

    Nog even dit: mijn studie gaat over de geografische context. In het westen of het noorden konden de Belgae aan de Aisne nooit eerst het Remische oppidum Bibrax aanvallen vóór de castra van Caesar te passeren, die gelegen waren aan de overkant van de Aisne (bekeken vanuit het land van de Remi) en dus op de grens (of zelfs net buiten de grens) van het land van de Remi. Bibrax moet in dat geval een vooruitgeschoven militair bolwerk zijn geweest buiten hun eigen territorium. Hieraan zou het oppidum gevonden door G. Lobjois te St.-Thomas wel voldoen, maar in dat geval konden de Belgen na het opgeven van de belegering van Bibrax onmogelijk nadien vanuit het land van de Remi Caesars bevoorrading afsnijden. Die configuratie klopt niet. Het klopt niet omdat de Aisne in het westen niet een deel van de grens van het gebied der Remi vormt, maar gewoon op één bepaalde plaats het land van de Remi verlaat én het klopt niet omdat de Belgen de bevoorradingslijn van Caesar vanuit die richting niet kunnen dwarsen. In de Argonne vloeit de Aisne langs de grens van het gebied van de Remi zoals u terecht aanhaalt: ad flumen Axonam quod est in extremis Remorum finibus. De coalitie kon er opteren om eerst de Remi in hun oppidum Bibrax aan te vallen als zwakke broer, om dan het land van de Remi binnen te dringen, Caesars bevoorradingsroute af te snijden, dorpen en akkers plat te branden en vervolgens het bruggenhoofd (Vouziers) net vóór Caesars castra (Chestres) aan te vallen.

     

    Wat uw vragen over Bibrax betreffen, daarop kan ik zeggen dat Caesars beschrijving van de aanval volkomen past met de neerliggende omwalling van Les Bièvres bij Autry. Het houtwerk in brand steken is altijd efficiënt van onder af (bovenaan is onzinnig), maar door de omwalling (een Murus Gallicus, die eveneens deels uit houten balken bestaat) langs de buitenkant van onderaf te verzwakken (subruunt) valt de muur naar buiten om. Eens er een deel gevallen is moet zo’n murus Gallicus met enterhaken zeer eenvoudig verder neer te halen zijn, maar de eerste actie die hiertoe nodig is, is de muur onderaan te verzwakken. Met de circulaire structuur van het oppidum is het overigens zeer moeilijk de muur naar de andere kant te doen omvallen. In die richting is die namelijk mechanisch het sterkst.


    Hans Rombaut 


    03-01-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.“Julius Caesar in België” in de gewone boekhandel:

    “Julius Caesar in België” in de gewone boekhandel


    Het boek is momenteel - zonder bestelformaliteiten - verkrijgbaar aan de officiële prijs van € 30,00 in:

    Boekhandel FORUM, Boucherystraat 10, 2800 MECHELEN

    STORY SCIENTIA, Sint-Kwintensberg 87, 9000 GENT



    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Beverburcht

    De Beverburcht  

     

    Reactie Dirk Billiau

     

    chastres ,..bibrax lag toch ten noorden van het romeinse kamp? niet? volgens BG ,het bibrax dat hier door jou aangegeven wordt ligt ten zuiden en wij zijn ns gaan zoeken met de metaaldetector daar maar niets  of niets gevonden  van gallische oorsprong..noch wallen noch sporen van enig mogelijk kamp op deze plaats.
    zulke zeer zwakke lage eventuele grachtjes beneden tegen de rivier vind je overal in Frankrijk.ze zijn volgens ons van natuurlijke oorsprong.zou vonq niet eerder in aanmerking komen voor bibrax?dat ligt ten noorden zoals beschreven in BG.en daar hebben we inderdaad al munten van de remi gevonden.trouwes allemaal gemeld bij prof S.Scheers.toch wil ik je  bedanken met je zeer mooie beschreiving van de gallische oorlog.eindelijk ns imand die de moeite doet om ns uit n andere hoek te kijken.!met we bedoel ik ons zoekers en MELDERS van keltische munten..door sommige aanzien als rovers van kunstpatrimonium..MAAR  we werken al jaren (20minstens) samen met universiteit leuven.en hebben al hopen info doorgespeeld aan de instanties.en blijven dit ook doen omdat alle info heel waardevol is ..ook al komen ze uit de bouwlaag die voor archeologen niet intressant zou zijn wegens de verstoring..van de opperlagen...nochtans bezitten die n schat aan info.! groetjes dirk

     

    Antwoord op reactie van dhr. Billiau

    De Beverburcht


    Vooreerst dank voor de appreciatie van mijn boek. Dat u ter plaatse bent gegaan met een metaaldetector en niets heeft gevonden, bewijst m.i. niets. Ten bewijze daarvan dit: het Romeinse kamp te Chestres werd reeds door Franse archeologische diensten gevonden, vervolgens opgegraven, onderzocht en ruw gedateerd omstreeks 50 voor Chr. De site werd dus al wel gevonden maar niet verbonden met het kamp beschreven in De Bello Gallico (BG) anno 57 voor Chr.

     

    Het op eigen houtje met een metaaldetector onderzoeken van een archeologische is echter een sterk af te raden daad, te meer daar de sites van Saint-Lambert-les-Bièvres en Chestres door mij officieel werden doorgegeven aan het Institut de Recherche Archéologique Préventive (INRAP) in Parijs. Daar komt nog bij dat ze in Frankrijk gelegen zijn, ressorterend enerzijds onder het departement Champagne-Ardennes waarvan de diensten te Reims gevestigd zijn, anderzijds onder het departement Meuse waarvan de diensten zich in Verdun bevinden. In Frankrijk dient men voor archeologische sites ook een andere wetgeving te respecteren dan bij ons. Het gebruik van de metaaldetector is er ook niet zonder gevaar, want meer bepaald in de omgeving van Chestres en Vouziers kwam het front van de Eerste Wereldoorlog tot stilstand en werd er gedurende 4 jaar slag geleverd tussen geallieerden en Duitsers. Een boerin van ter plaatse vertelde mij dat op de akkers aldaar nog veel gevaarlijk materiaal uit die periode wordt teruggevonden, zoals dat bij ons ook in de Westhoek het geval is. Gelukkig heeft u, volgens wat u beschrijft, de juiste locaties niet gevonden.

     

    U schrijft nl. voor Caesars castra aan de Aisne Chastres waar het Chestres moet zijn, en meent dat de Commentarii de Bello Gallico Bibrax beschrijven ten noorden van dit kamp. Dit is niet juist. De richting wordt in BG niet aangegeven, alleen de afstand: 8 mijl van het kamp. Dat Bibrax vaak ten noorden van Caesars castra wordt gesitueerd hangt samen met de oude identificatie met het kamp dat werd gevonden te Berry-au-Bac. Dit is al zo sinds de opgravingen aldaar onder impuls van Napoleon III in 1862-1863 en werd nog versterkt sinds G. Lobjois in 1964 het oppidum Vieux Laon, gevonden te Saint-Thomas 12 km ten noorden van Berry-au-Bac, met grote stelligheid identificeerde met Bibrax. BG beschrijft echter dat het Remische oppidum Bibrax werd aangevallen door de Belgae, die de omwalling neerhaalden: BG II, 6: “murum subruunt”. De murus gallicus teruggevonden door Lobjois te Saint-Thomas was echter intact. De omwalling van het oppidum van Saint-Lambert-les-Bièvres ligt evenwel zichtbaar neer rondom de gehele site.

     

    Wat de richting betreft waarin we de slag aan de Aisne anno 57 voor Chr. moeten zoeken, gaf ik in mijn boek al een aantal goede argumenten (o.m. het uiteenhouden van de vijand). Ik geef er hier nog een bij op basis van geografische elementen en de beschrijving in BG. De Aisne raakt op twee plaatsen de grens van het gebied van de Remi, enerzijds in het westen in de omgeving van Berry-au-Bac, waar de rivier het grondgebied der Remi gewoon verlaat, anderzijds in het oosten waar de Aisne over een zekere afstand de grens van het gebied van de Remi vormt, nl. tussen Autry en Vouziers. Dit laatste stemt veel beter overeen met de beschrijving in BG II, 5: “Axonam, quod est in extremis Remorum finibus”.

     

    Wat nu de omwalling van Saint-Lambert-les-Bièvres betreft, die bestaat uit stenen en die kunnen met de metaaldetector niet worden gedetecteerd. Het is ook niet nodig, ze zijn zichtbaar doordat ze dagzomen tussen het gras. Daarom publiceerde ik er zelfs twee foto’s van. Dat ze zich nog aan de oppervlakte bevinden heeft te maken met het feit dat de site definitief werd verlaten en dit is analoog aan het kamp te Chestres, waarvan de aarden omwalling eveneens goed zichtbaar in het landschap bewaard is gebleven.

     

    Ik vraag mij af of het nu Chestres is of Saint-Lambert-les-Bièvres waar u de grachten bij de rivier (de Aisne?) aantrof. Bij Les Bièvres is dit onmogelijk, want de Aisne ligt op redelijke afstand daar vandaan. Mocht het om Chestres gaan dan is het niet denkbeeldig dat u de grachten heeft gevonden beschreven in BG II, 8: “ab utroque latere eius collis transversam fossam obduxit circiter passuum CCCC”, dit is het gebied waar Caesar zes legioenen opstelde in slagorde, tegenover het leger van de Belgae en waartussen zich een niet al te breed moeras bevond, zie BG II, 9: “Palus erat non magna inter nostrum atque hostium exercitum”. Deze smalle moerassige strook bevindt zich nog steeds een beetje ten zuiden van Chestres langsheen de Aisne.

     

    Het is eigenlijk bijna niet te geloven hoe precies deze locaties aansluiten bij de beschrijvingen uit BG. Nadat Caesar hulptroepen zond naar Bibrax gaven de Belgae de belegering van het Remische oppidum op en gingen het land van de Remi in om de akkers te verwoesten, staken alle dorpen en woningen in brand, en rukten op naar Caesars kamp, zie BG II, 7: “hostibus eadem de causa spes potiundi oppidi discessit. Itaque … agrosque Remorum depopulati, omnibus vicis aedificiisque … incensis, ad castra Caesaris … contenderunt”. De Belgae bevonden zich aan de lage linkeroever van de Aisne. De Romeinen hadden daarentegen aan de rechteroever een uitermate voordelig terrein uitgekozen, met het kamp op een hoogte vanwaar het landschap zachtjes naar beneden glooide, zo mooi gefotografeerd in mijn boek blz. 17, en beschreven in BG II, 8: “…loco pro castris ad aciem instruendam natura opportuno atque idoneo, quod is collis ubi castra posita erant paululum ex planitie editus tantum adversus in latitudinem patebat quantum loci acies instructa occupare poterat, atque ex utraque parte lateris deiectus habebat et in fronte leniter fastigatus paulatim ad planitiem redibat”. Dit kamp was in de rug aan de kant van de Aisne gedekt door een steile, natuurlijke heuvelrug, door de Franse archeologische diensten vanuit de lucht gefotografeerd en in mijn boek weergegeven p. 30 en aldus beschreven in BG II, 5: “Flumen Axonam… exercitum traducere maturavit atque ibi castra posuit. Quae res et latus unum castrorum ripis fluminis muniebat” en verder BG, II, 9: “Hostes …ad flumen Axonam contenderunt, quod esse post nostra castra demonstrandum est”.

     

    Bij het treffen verbood Caesar zijn troepen het voordelige terrein te verlaten door het moeras en de Aisne over te steken, waarop een deel van de troepen van de Belgae zich door een aldaar ontdekt ondiep wad richtte naar het bruggenhoofd onder leiding van legaat Q. Titurius, met de bedoeling de brug te vernielen of, indien ze dat niet konden, de Remische akkers … te verwoesten en zo de graantoevoer vanuit het land van de Remi af te snijden, zie BG II, 9: “Ibi vadis repertis partem suarum copiarum traducere conati sunt eo consilio ut, si possent, castellum, cui praeerat Q. Titurius legatus, expugnarent pontemque interscinderent; si minus potuissent, agros Remorum popularentur… , commeatuque nostros prohiberent”. Op geen enkele plaats die ooit werd voorgesteld kloppen al deze geografische details zo precies als tussen Vouziers en Saint-Lambert-les-Bièvres. Daar kan een metaaldetector niets aan verhelpen.

     

    Tot slot nog dit: de bever, het diertje dat zo’n prachtige burchten bouwt, heette in het oud Frans eveneens “bièvre” (het werd in het Frans verdrongen door het Latijn castor, dat uit het Grieks afkomstig is). Zijn naam zou vanwege de kleur uit het Oud-Indisch “babhru” zijn afgeleid, wat bruin betekent. De evolutie van de Keltische term Bibrax tot Bièvres in het Frans en tot Bever(e(n)) in het Nederlands, is algemeen aanvaard. De betekenis van het woord als burcht is eveneens algemeen aanvaard en de aanwezigheid van dit toponiem (het zij heden nog in gebruik of overgeleverd in oude documenten en lokaliseerbaar op oude kaarten) is zonder meer noodzakelijk om tot een identificatie te kunnen overgaan. Het toponiem in samenwerking met alle andere topografische elementen die overeenstemmen met BG, en die ik in mijn boek en ook hierboven heb aangevoerd, hebben m.a.w. meer bewijskracht dan het feit dat er (nog) geen Remische munt werd teruggevonden.

     

    Hans Rombaut

     

     

    De Beverburcht (vervolg)

     

    Als er iets positief is aan de energie die diende te worden gespendeerd aan de verdediging van mijn publicatie tegen de zware aanvallen, is het de vooruitgang van het wetenschappelijk onderzoek. De studie van “De Bello Gallico” zat immers al decennia lang in het slop en eigenlijk werd deze bron zeker vanuit geografisch standpunt nooit tenvolle bestudeerd. Ook kwamen er veel positieve reacties toe. Ik zal deze in de nabije toekomst persoonlijk beantwoorden, maar ik had tot nu toe te weinig tijd daarvoor.

     

    Het stuk dat ik schreef met de titel “De Beverburcht” als antwoord op de reactie van de heer Billiau heeft me wat bijkomende inspiratie bezorgd. Daarom werd besloten deze tekst toe te voegen aan de centrale blogteksten, want nu zou ik graag op dit onderwerp even verder ingaan.

     

    De plaats- en riviernamen Bibrax, Bièvres, Beuvray, Bever(e(n)), Bebra, Biebrza en hun samenstellingen dragen allemaal de betekenis van het Oud-Indische Babhru in zich, het oorspronkelijke naamwoord voor het diertje de bever, dat die naam zou gekregen hebben vanwege de oorspronkelijke betekenis van dit woord nl. bruin. Tussen de kleur bruin in het algemeen en het bruine dier de bever heeft dus in vroege tijden een betekenisoverdracht plaatsgevonden (in welke richting is misschien zelfs voor discussie vatbaar). De verspreiding van het woord bestrijkt nagenoeg geheel West-Europa en in alle talen werd de Oud-Indische stam van het woord bewaard, ook in die talen waarin vanuit het Grieks en het Latijn de naam vervangen werd door castor (cf. het Italiaanse bevero, het Spaanse befre, het Franse bièvre, het Zuid-Franse vibré, het Waalse bîve, het Engelse beaver, Het Duitse Biber, het Deense en Noorse boever, het Zweedse bäver, het Litouws bebrùs, het Poolse biebrza, het Tsjechische bobr, het Russische bobra enzovoort). Uitzonderingen hierop zijn de talen in Europa die niet behoren tot de Indo-Europese groep, zoals de Oeraalse talen Fins en Hongaars, waarin het Oudindisch stamwoord 'babhru' aan woord voor bever noch aan het woord voor bruin ten grondslag ligt. Hoe het ook zij, het woord bever is hiermee een van de meest algemeen verspreide woorden in de Indo-Europese talen, meer bepaald van eerste rangorde, enkel te vergelijken met de telwoorden en andere woorden voor zeer algemene begrippen zoals bv. graan (koren, Korn, corn, grain (E en F), grano...), en zelfs algemener dan bijvoorbeeld de woorden voor zee en meer, die van verschillende herkomst zijn. Volgens Valkhoff zou het woord biber in het Latijn geïntroduceerd zijn vanuit het Germaans tengevolge van de handel die de Latijnen met deze volkeren dreven waardoor ze de pelzen die ze van hen kochten met het Germaanse woord aanduidden. Dit lijkt me dus niet het geval. Ook het Latijnse fiber komt ongetwijfeld uit het Oud-Indisch voort. Van belang is echter dat in al die taallanden waar het woord voor bever nog de herkenbare Oud-Indische stam in zich draagt, ook die stam voorkomt in oude plaatsnamen (cf. Beverino aan de Ligurische kust en zoveel andere, bijvoorbeeld het Beverhoutsveld in de omgeving van Brugge).

     

    De bever en vooral zijn bouwwerken moeten inspirerend hebben gewerkt voor onze verre voorouders, aangezien zij ook hun militaire bolwerken naar dat dier hebben genoemd. Het ingenieuze karakter van de beverburchten indachtig is dit ook terecht. De Romeinen ten tijde van Caesar kenden dus de betekenis van het Keltische of Gallische woord bibrax maar al te goed en in de Commentarii wordt er dan ook verder geen uitleg aan gegeven. In betekenis moet het verwant geweest zijn met hun “castra”.

     

    Dit brengt ons ertoe even uit te wijden over het Latijnse woord “castra”, dat in het Klassiek Latijn altijd in het meervoud wordt gebruikt, voor het eerst echter in de eerste eeuw na Chr. bij Plinius de Oude in het enkelvoud voorkomend en later (tijdens de vroege middeleeuwen) alleen nog in het enkelvoud gebruikt en het meervoud duidt dan verschillende kampen aan.

     

    In het Romeinse leger was er echter een hoge functie, nl. de derde in rang in het kamp na de legatus legionum en de tribunus laticlavius, die ons enigszins op weg helpt om de term castra te begrijpen, nl. de praefectus castorum, meestal waargenomen door een legionair met een lange staat van dienst. Zijn taak was toe te zien op het onderhoud en de infrastructuur van het kamp. Deze functie hield dus werkelijk verband met de bouwactiviteit van de bever die spreekwoordelijk veel aandacht aan zijn woning en verdedigingsstructuur besteedt. Bij afwezigheid van de twee hoogste officieren nam hij ook het bevel waar.

     

    De betekenis van de term praefectus castorum werd door sommigen als vanzelfsprekend verbonden met die van de bever, meer bepaald in de betekenis van “castoreum” of het sperma van de mannetjesbever (in het Grieks castor), waarvoor het diertje in de Oudheid werd gejaagd en beroofd van zijn testikels, omdat men dacht dat dit sperma een geneeskrachtig product was. Dit afsnijden werd dan in betekenis als verwant geacht aan “castrare” of afsnijden, verwijzend naar de afgezaagde boomstammen die dienden om de omheining van een legerkamp te maken. Zo zagen sommigen enige verwantschap tussen castrare, castra en castor. Ik wil hen zeker niet tegenspreken, maar ik denk toch dat er andere verbanden kunnen worden vooropgesteld.

     

    Op het Forum Romanum staat sinds tenminste 484 voor Christus de Aedes Castoris of  de Templum Castorum aan de bron van de Juturna. Toen de jonge Romeinse republiek door de laatste Etruskische koning Tarquinius Superbus, die de stad tot 509 voor Chr. had beheerst, in 496 werd aangevallen, vond de slag bij het meer van Regillus plaats. Deze veldslag was zeer hevig en vooral cruciaal voor het voortbestaan van de jonge Romeinse Res Publica, de nieuwe staatsvorm waarbij de staatsmacht niet in één persoon werd geïncorporeerd, maar gedeeld door twee consules. Volgens de legende werden de Romeinen tijdens de slag bijgestaan door twee ruiters, die nadien, toen ze hun paarden drenkten in het water van de Juturnabron op het Forum Romanum, als de Dioscuren werden herkend, dit zijn de twee zonen van Leda en Zeus, Castor en Pollux, gemeenlijk ook Castores genoemd. De overwinnaar van Tarquinius Superbus, dictator Aulus Postumius Albinus, liet op die plaats een tempel bouwen ter ere van de Castores, namelijk de Templum Castorum, afgewerkt in 484 voor Chr. Tijdens de Republiek fungeerde deze tempel ook als de plaats waar de Senaat zetelde. De Templum Castorum vormde een eenheid met Juturnabron en de tempel van Vesta. Als plaats waar de Senaat zetelde vormde dit tempelcomplex samen met het eeuwige, heilige vuur van de Vestaalse maagden een grote symbolische waarde voor de buitenlandse politiek van Rome en dus ook voor de oorlog. Het Griekse naamwoord castor betekent ook gewoon bever, en werd in het Latijn overgenomen als synoniem voor fiber/biber, het oorspronkelijke woord voor bever uit het Oud-Indisch. Specifiek in de overdrachtelijke, militaire betekenis werd het woord dat terugging op het Oud-Indische babhru vervangen door castra, onzijdig meervoud afgeleid van castorum, in betekenis gelijk aan Bibrax of Beverburcht.


    Hans Rombaut

     




    Bestellen per e-mail

    Druk op onderstaande knop om te bestellen per e-mail. Vergeet niet uw NAAM en ADRES, telefoon/gsm en eventueel e-mail te vermelden. Alvast van harte bedankt!



    Hoofdpunten blog jcb
  • Inleiding Thesis: 'Verafgelegen domeinen van abdijen in Noord-Gallië'
  • Samenvatting lezing. De sleutelpositie van Antwerpen binnen het Scheldebekken tot het jaar 836, door Hans Rombaut voor het Antwerps Genootschap voor Geschiedenis, 4 september 2007


    Gastenboek
  • Edecor
  • Now
  • RE
  • Now
  • Now

    Druk op onderstaande knop om een berichtje of reactie te plaatsen


    Laatste commentaren
  • Geen "v" in merowingisch schrift, wel relevant (Hans Rombaut)
        op Argumentatie 2 tegen de uitspraken van Geert van de Plassche van 16 augustus 2008, 22u28
  • Niet relevant (Geert Vandeplassche)
        op Argumentatie 2 tegen de uitspraken van Geert van de Plassche van 16 augustus 2008, 22u28
  • Vervolg argumentatie afleiding Antwerpen van Ambaeduaueripae (Geert Vandeplassche)
        op DERDE BEWIJS VAN DE DIEFSTAL IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' VAN ALFRED MICHIELS: DE ANNALES FULDENSES
  • Vervolg argumentatie afleiding Antwerpen van Ambaeduaueripae (Geert Vandeplassche)
        op DERDE BEWIJS VAN DE DIEFSTAL IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' VAN ALFRED MICHIELS: DE ANNALES FULDENSES
  • Frankrijk (Bart)
        op Antwoord op Cuyt: deel 1
  • Antwerpen komt uit Ambaeduaeripae (Hans Rombaut)
        op DERDE BEWIJS VAN DE DIEFSTAL IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' VAN ALFRED MICHIELS: DE ANNALES FULDENSES
  • Vita Eligii /Monumenta Germaniae Historica (MGH) (Geert Vandeplassche)
        op DERDE BEWIJS VAN DE DIEFSTAL IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' VAN ALFRED MICHIELS: DE ANNALES FULDENSES
  • Bronvermelding vergeten (Geert Vandeplassche)
        op DERDE BEWIJS VAN DE DIEFSTAL IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' VAN ALFRED MICHIELS: DE ANNALES FULDENSES
  • De Samme is de Sabim toch! (Hans Rombaut)
        op Wikipedia spelletjes
  • De Samme is de Sabis niet (Armand SERMON)
        op Wikipedia spelletjes
  • ambduo 2 (Hans Rombaut)
        op VIERDE BEWIJS VAN DE DIEFSTAL IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' DOOR ALFRED MICHIELS: JULIUS CAESAR GERMANICUS
  • amboduo (Hans Rombaut)
        op VIERDE BEWIJS VAN DE DIEFSTAL IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' DOOR ALFRED MICHIELS: JULIUS CAESAR GERMANICUS
  • SCHOL.Arat (Hans Rombaut)
        op VIERDE BEWIJS VAN DE DIEFSTAL IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' DOOR ALFRED MICHIELS: JULIUS CAESAR GERMANICUS
  • SCHOL. Arat. in de Thesaurus (leopold winckelmans)
        op VIERDE BEWIJS VAN DE DIEFSTAL IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' DOOR ALFRED MICHIELS: JULIUS CAESAR GERMANICUS
  • Aratusvertalingen (Leopold Winckelmans)
        op VIERDE BEWIJS VAN DE DIEFSTAL IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' DOOR ALFRED MICHIELS: JULIUS CAESAR GERMANICUS
  • Caesar en Antwerpen (Lieven Druylinckx)
        op VIERDE BEWIJS VAN DE DIEFSTAL IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' DOOR ALFRED MICHIELS: JULIUS CAESAR GERMANICUS
  • Antwerpen en Antwerpenaars (Jan Batens)
        op DERDE BEWIJS VAN DE DIEFSTAL IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' VAN ALFRED MICHIELS: DE ANNALES FULDENSES
  • Naamsverklaring in boek Michiels klopt niet (geert vandeplassche)
        op DERDE BEWIJS VAN DE DIEFSTAL IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' VAN ALFRED MICHIELS: DE ANNALES FULDENSES
  • toegang (Ellen)
        op TWEEDE BEWIJS DIEFSTAL ALFRED MICHIELS IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' - VILARIACUM-WILRIJK STAAT REEDS IN THESIS ROMBAUT 1985 p. 250
  • Kontich - Wilrijk (µalfred £michiels)
        op TWEEDE BEWIJS DIEFSTAL ALFRED MICHIELS IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' - VILARIACUM-WILRIJK STAAT REEDS IN THESIS ROMBAUT 1985 p. 250
  • Kelten. (Toscaan)
        op Antwoord op Cuyt: deel 1
  • u leest niet wat er staat (hans rombaut)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • geen falsificatie (Ellen)
        op Verderzetting discussie Antwerpen
  • screening (ellen serrien)
        op Verderzetting discussie Antwerpen
  • wetenschappelijk publicatie (ellen)
        op Verderzetting discussie Antwerpen
  • Sammium en Sabium (Hans Rombaut)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • Na de feiten (Hans Rombaut)
        op De historische waarheid
  • de samme is de sabis niet (Armand Sermon)
        op De historische waarheid
  • plagiaat van Hans Rombaut (Alfred Michiels)
        op De historische waarheid
  • de samme is de sabis niet (Armand Sermon)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • plagiaat van alfred michiels (hans rombaut)
        op De historische waarheid
  • Fabels fabels en fabels (Alfred Michiels)
        op De historische waarheid
  • Fabels en Fabels over naam Antwerpen (Alfred Michiels)
        op Feiten en fabels p.63-p.77
  • naam Antwerpen (alfred Michiels)
        op Verderzetting discussie Antwerpen
  • archeonet (Ellen)
        op Verderzetting discussie Antwerpen
  • Antwoord op eorum en droge route (Geert Vandeplassche)
        op 'eorum' en de fonetische verwantschap tussen /b/ en /m/
  • RRL site Gazet van Antwerpen (Geert Vandeplassche)
        op Veritas filia temporis­­. Antwerpen en Anreppen, of de kwestie An- in samenstellingen
  • error site aan Geert (Ellen)
        op Veritas filia temporis­­. Antwerpen en Anreppen, of de kwestie An- in samenstellingen
  • deze reactie vervangt en vernietigt de vorige, die per ongeluk te snel op de blog terecht kwam (Geert Vandeplassche)
        op Veritas filia temporis­­. Antwerpen en Anreppen, of de kwestie An- in samenstellingen
  • Andouerpis -Antwerpen 2 vraagjes aan Alfred Michiels (Geert Vandeplassche)
        op Veritas filia temporis­­. Antwerpen en Anreppen, of de kwestie An- in samenstellingen
  • uitnodiging (Hans Rombaut)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • Waarom de Samme de Sabis niet is (Armand Sermon)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • hoe het begon... (Ellen)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • bevoegheid ter zake (Ellen)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • geef aan Cuyt wat Cuyt toekomt?? (Ellen)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • De identificatie van de Sabis met de Samme is NIET FOUT (Hans Rombaut)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • Uw verhaal over Sabis is TOTAAL fout (Armand Sermon)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • rue César Jolimont (Armand SERMON)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • Condé (hans rombaut)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • condatum (Armand SERMON)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • reactie (Geert Vandeplassche)
        op antwoord op nog enkele opmerkingen en vragen (G. Vandeplassche)
  • Altissimas ripas (Hans Rombaut)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • Samme Haine (Armand SERMON)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • Haine en Scheldebekken (Hans Rombaut)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • Samme Haine (Armand SERMON)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • Samme en Haine (Hans Rombaut)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • samme haine (Armand Sermon)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • Samme en Hene (hans rombaut)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • samme (Armand Sermon)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • ste.-waudru (hans rombaut)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • waldetrudis en niet aldegondis (Armand Sermon)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • waltrudis en toch aldegondis (Hans Rombaut)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • waldetrudis en niet aldegondis (Armand Sermon)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • Reactie op Armand Sermon (Hans Rombaut)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • aisne (Armand Sermon)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • e-mailreacties van GvdP (Ellen)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • tegenvoorstel aan ArcheoNet (hans rombaut)
        op Veritas filia temporis­­. Antwerpen en Anreppen, of de kwestie An- in samenstellingen
  • antwoord ArcheoNet (ArcheoNet Vlaanderen)
        op Veritas filia temporis­­. Antwerpen en Anreppen, of de kwestie An- in samenstellingen
  • antwoord archeonet (hans rombaut)
        op Plagiaat?
  • anreppen (Geert Vandeplassche)
        op Plagiaat?
  • Antwoord op uw v raag (geert.vandeplassche)
        op Plagiaat?
  • Antwoord op uw vraag (hans rombaut)
        op Plagiaat?
  • Antwoord gestuurd naar archeonet (hans rombaut)
        op Plagiaat?
  • gallo romeinse namen (hans rombaut)
        op Plagiaat?
  • plagiaat doorprikt (Hendrik de Bouw)
        op Plagiaat?
  • Antweerepen (Hans Rombaut)
        op Plagiaat?
  • Anreppen Antwerpen (hans rombaut)
        op Plagiaat?
  • wat doe je tegen oneerlijkheid? (Ellen)
        op Plagiaat?
  • Link (laurent Provost)
        op Plagiaat?
  • Géén plagiaat ! (Laurent Provost)
        op Plagiaat?
  • Geen rivieroversteken tussen Axona en Sabis (geert.vandeplassche)
        op Waar verzamelde zich “op één plaats” de coalitie der Belgae?
  • benieuwd wat er nu weer volgt (jeroen vanden borre)
        op archeonet reactie Schupperke
  • Genoeg! (hans rombaut)
        op Waar verzamelde zich “op één plaats” de coalitie der Belgae?
  • Vraagje (Geert Vandeplassche)
        op Waar verzamelde zich “op één plaats” de coalitie der Belgae?
  • Portus Itius (hans rombaut)
        op Antwoord op reactie L. Winckelmans
  • Arnoulds eerlijkheid is van goud (hans rombaut)
        op Waar verzamelde zich “op één plaats” de coalitie der Belgae?
  • Romeinen in Antwerpen! Wie kwam er uit het oude Rome naar hier? (hans rombaut)
        op Antwoord op Cuyt: deel 13
  • Romeinen in Antwerpen: ja! soldaten? (Ivan Derycke)
        op Antwoord op Cuyt: deel 13
  • Portus Itius (Armand Sermon)
        op Antwoord op reactie L. Winckelmans
  • portus Itius (Armand Sermon)
        op Antwoord op reactie L. Winckelmans
  • portus Itius (Armand Sermon)
        op Antwoord op reactie L. Winckelmans
  • Napoleon III (hans rombaut)
        op Waar verzamelde zich “op één plaats” de coalitie der Belgae?
  • Portus Itius (Armand Sermon)
        op Antwoord op reactie L. Winckelmans
  • gebiedende wijs (hans rombaut)
        op Waar verzamelde zich “op één plaats” de coalitie der Belgae?
  • Linkeroever is de sleutel (geert.vandeplassche)
        op Julius Caesar in België gelauwerd.
  • Linkeroever is de sleutel (geert.vandeplassche)
        op Julius Caesar in België gelauwerd.
  • Toevoer afsnijden = omsingelen want... (hans rombaut)
        op Julius Caesar in België gelauwerd.
  • chaudardes (hans rombaut)
        op Julius Caesar in België gelauwerd.
  • Saint-Thomas/berry-au-Bac (hans rombaut)
        op Julius Caesar in België gelauwerd.
  • Samme-Sennete-Zenne (hans rombaut)
        op Antwoord op reactie L. Winckelmans
  • Archief per week
  • 10/12-16/12 2012
  • 03/09-09/09 2012
  • 28/11-04/12 2011
  • 14/11-20/11 2011
  • 01/11-07/11 2010
  • 18/10-24/10 2010
  • 11/10-17/10 2010
  • 23/08-29/08 2010
  • 26/07-01/08 2010
  • 09/11-15/11 2009
  • 02/11-08/11 2009
  • 26/10-01/11 2009
  • 19/10-25/10 2009
  • 17/08-23/08 2009
  • 24/11-30/11 2008
  • 17/11-23/11 2008
  • 01/09-07/09 2008
  • 25/08-31/08 2008
  • 18/08-24/08 2008
  • 28/07-03/08 2008
  • 07/07-13/07 2008
  • 17/03-23/03 2008
  • 10/03-16/03 2008
  • 17/12-23/12 2007
  • 03/12-09/12 2007
  • 24/09-30/09 2007
  • 17/09-23/09 2007
  • 10/09-16/09 2007
  • 27/08-02/09 2007
  • 25/06-01/07 2007
  • 18/06-24/06 2007
  • 04/06-10/06 2007
  • 28/05-03/06 2007
  • 21/05-27/05 2007
  • 14/05-20/05 2007
  • 30/04-06/05 2007
  • 23/04-29/04 2007
  • 26/03-01/04 2007
  • 12/03-18/03 2007
  • 01/01-07/01 2007
  • 09/10-15/10 2006
  • 25/09-01/10 2006
  • 18/09-24/09 2006
  • 11/09-17/09 2006
  • 28/08-03/09 2006
  • 14/08-20/08 2006
  • 07/08-13/08 2006
  • 31/07-06/08 2006
  • 24/07-30/07 2006
  • 17/07-23/07 2006
  • 10/07-16/07 2006
  • 03/07-09/07 2006
  • 26/06-02/07 2006
  • 19/06-25/06 2006
  • 12/06-18/06 2006
  • 22/05-28/05 2006
  • 01/05-07/05 2006
  • 26/09-02/10 2005

    Jan Verelst: Fotomateriaal
    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Mijn favorieten
  • blog Laurent Provost
  • archeonet.nl

  • Blog als favoriet !

    Zoeken met Google



    Zoeken in blog


    Rondvraag / Poll
    2. De burcht waar de Bellovaci (omgeving van Beauvai) zich verschansen tegen Caesar heet Bratuspantium. Heel lang dacht men dat dit de Keltische naam van Beauvais was. Recentelijk rees hierover twijfel. Waarom?
    a. Beauvais werd pas gesticht na de verovering en heette Caesaromagus
    b. Bratuspantium werd teruggevonden 13 km ten zuidoosten van Baeuvais (Mont-César
    c. Bratuspantium werd op bevel van Caesar volledig verwoest en alle sporen ervan zijn uitgewist
    d. Beauvais ligt niet op de route die Caesar volgde
    Bekijk resultaat


    Rondvraag / Poll
    4. In Julius Caesar in België pleit de auteur ervoor dat Caesar in 57 voor Chr. zou zijn doorgestoten tot aan de westelijke kust van Frankrijk. Hij doet dit a.d.h.v. een welbepaalde plaatsnaam, Nigella, die doorwaadbare plaats zou betekenen. Wat is de naam van de plaats tot waar Caesar zou zijn geweest in 57 voor Chr. vooraleer zijn opmars om te keren naar het noordoosten, richting Nerviërs?
    a. Nesle-sur-Mer
    b. Nielles-sur-Mer
    c. Nivelles-sur-Mer
    d. Noyelles-sur-Mer
    Bekijk resultaat



    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs