Beste bezoeker, We kwamen (cf. infra ) te weten dat op archeonet een artikel is verschenen van de hand van Guido Cuyt (AVRA). Waarop we onmiddellijk gereageerd hebben. Hieronder vindt u twee eerste reacties.
Volgende dagen zullen reacties worden geplaatst op het artikel van Cuyt dat te vinden is op archeonet.
Voor meer info verwijzen we u naar www.archeonet.be
"omstreden publicatie over Caesar in België"
"De tot nu toe onvindbaar geachte reisweg in België die Julius Caesar beschreef in zijn De Bello Gallico is wel degelijk te vinden. Tot die conclusie komt historisch geograaf Hans Rombaut. In zijn nieuwe boek 'Julius Caesar in België' pretendeert hij een aantal locaties uit De Bello Gallico in ons land te kunnen identificeren. "Onzin," stelt Guido Cuyt in een reactie. "Het boek is één aaneenschakeling van wilde fantasieën, onwetendheid over de recente wetenschappelijke (archeologische) bevindingen en leugenachtige bronvervalsing. .........................."
onze eerste reacties:
reactie 1:
Beste,
Als echtgenote van Hans Rombaut kan ik u vertellen waarom Hans zijn vondsten niet eerder bekend heeft gemaakt of niet eerder kon bekend maken. Het zou nl. niet de eerste keer zijn dat hij geconfronteerd wordt met wetenschappelijke diefstal. Als iemand op zijn stellingen uit de studie over 'Tongeren' in het boek 'Steden des Tijds'(1990) -dat de aandacht van Maurice Arnould trok, aan wie het boek is opgedragen'- een doctoraat haalt, zonder hem maar één keer te vermelden, bewijst dat Hans geen pseudo-wetenschapper is. Hans Rombaut is overigens 10 jaar wetenschappelijk medewerker geweest onder Prof. Dr. Adriaan Verhulst (Universiteit Gent), bij wie hij zijn licenciaatsverhandeling 'Verafgelegen Domeinen van Abdijen tijdens de vroege middeleeuwen in Noord Gallia' maakte. Deze thesis werd toen al bestempeld als een doctoraat. Hans promoveerde te Gent in de geschiedenis als primus van zijn jaar. De reactie van mijnheer Cuyt heeft Hans al serieus onder de loep genomen. In de loop van de komende dagen zal Hans op dit betoog ingaan. Tenslotte wil ik nog even het volgende kwijt. Het is niet Hans die de titel 'Julius Caesar in België' heeft gekozen, maar een ere-rector van een van onze Vlaamse Universiteiten, die mede de publicatie heeft gesteund en aangemoedigd.
Ellen Serrien
reactie 2: De reactie van de auteur staat zonder naam te vermelden op archeonet als reactie op bovenstaand artikel. Gelieve dit bericht dat bestaat uit e-mails van onder naar boven te lezen. één opmerking voor u dit leest. Een van de medewerkers van S.P.Q.R. heeft het boek wél daadwerkelijk gelezen en ons gevraagd of hij hierover mocht schrijven in hun nieuwsbrief. Omwille van de persoonlijke integriteit hebben we de namen (van derden) eruit gehaald.
reactie auteur:
Geachte heer,
Dank voor het signaleren van de reactie van Guido Cuyt. Ik wist op voorhand dat mijn boek(je) reacties zou uitlokken. Ik meen dat dit ook goed is. De reactie van Guido Cuyt is echter zeer lang maar ook erg kwaad (waarom?). Ik zal ze grondig bekijken. Dat hij mijn beweringen onder de noemer "onzin" onderbrengt vind ik op zich onwetenschappelijk en een wetenschapper onwaardig. Het spijt me diep dat u zich daarbij aansluit.
Dat mijn studie buiten de wetenschappelijke wereld is gebleven en niet werd gerecenseerd - zoals u stelt - durf ik toch te betwijfelen: zij passeerde een leescommissie van de Koninklijke Vlaamse Academie van België voor Wetenschappen en Kunsten. Daar heeft men de argumenten voor de identificaties van de Sabis met de Samme en Atuatuca uit boek VI met Tongeren zeer ernstig genomen. Overigens heb ik het op de helling zetten van de identificatie van de Sabis met de Selle niet zelf gedaan: het is Maurice Arnould die mij persoonlijk heeft gezegd dat hij in zijn stelling uit 1941 niet meer geloofde omdat ze geografisch niet klopt (hij voegde er zelfs wat cynisch aan toe: "er zijn mensen die mijn stelling als bewezen beschouwen"). Precies omwille van zijn wetenschappelijke eerlijkheid heb ik mijn boek aan hem opgedragen.
Het belang van Arnould in het geheel van mijn studie is echter veel groter. De basisstelling van mijn boek "Julius Caesar in België" werd gelegd in een studie over Tongeren die in Nederland is verschenen in 1990. Die was aan Arnould gesignaleerd buiten mij om. Bij de eerste gelegenheid dat ik hem ontmoette (in 1994) vroeg hij een kopie van die studie omdat hij ze in Wallonië niet vond. Ik zond ze hem toe op het adres "Cour de Bailly 9, Mons". Bij een volgende ontmoeting prees Arnould dit werkje (en ik durf zijn lovende bewoordingen hier niet herhalen). Het artikel was blijkbaar zo fundamenteel (nochtans historisch-geografisch) dat een archeoloog mijn basisstelling heeft overgenomen in zijn doctoraat zonder het werkje ook maar één keer te citeren! Een collega op de dienst van Adriaan Verhulst heeft om deze wetenschappelijke oneerlijkheid te ontmaskeren de hele Tongerse historische literatuur erop gescreend en bevestigd dat mijn stelling de originele was.
Het is die stelling die de reden was waarom ik werd uitgenodigd naar de Algemene Vergadering van de Koninklijke Vlaamse Academie van België voor Wetenschappen en Kunsten in Tongeren. Het verhaal dat ik daar heb gedaan vormde het begin van dit boek. Het zijn de academieleden die mij hebben gevraagd dit te publiceren. Als u wil zal ik u in vertrouwen zeggen wie daar zoal bijwaren. Daarnaast zijn er nog een heel aantal wetenschappers met wie ik over deze zaken heb van gedachten gewisseld. Ook hen ga ik hier niet vernoemen, want ik wil hen in dit mediacircus niet meesleuren.
Er moet mij trouwens iets van het hart omtrent de publiciteit die dit onderwerp krijgt: ik ben er niet de oorzaak van dat deze discussie in de media is gebracht. Anderen van binnen de wetenschappelijke (en archeologische) wereld hebben hierop blijkbaar aangestuurd. Mijn studie is overigens puur wetenschappelijk. Het is een eerlijke poging om een impasse te doorbreken die al vele decennia bestond, een impasse die vruchteloze discussies mogelijk maakt zoals voor het Davidsfonds en in de media werd gevoerd tussen professor Thoen en R. Nouwen: "Caesar is hier niet geweest" versus "Hij was hier wel". De lezer zal gauw merken dat mijn boek daaraan voorbijgaat. Als wetenschap moeten mijn stellingen falsifieerbaar zijn: dat zijn ze ook. Alleen al omwille van de kwetsbaarheid van al mijn stellingen was er heel veel moed nodig om ze te publiceren. Het is dan ook des te pijnlijker dat bepaalde personen mijn studie "pseudo-wetenschappelijk" noemen, en ik vraag aan hen welke bevoegdheid zij hebben om die uitspraak te doen.
In mijn publicatie stel ik van in het begin dat mijn onderzoek een historisch-geografische studie is, geen archeologische. Ik heb zeker geen minachting voor het werk van de archeologen, zoals in uw reactie wordt gesuggereerd, en ook die opmerking doet mij pijn. In het interview met Koen Filet op radio 1, dat door deze zeer verraderlijk werd ingezet (met de opmerking: "professor Thoen is wetenschappelijk gezien uw beste vriend niet") heb ik als reactie gegeven dat zijn uitspraak "Caesar is hier nooit geweest" vanuit het standpunt van de archeologie zeer begrijpelijk is, bij gebrek aan vondsten. Ik heb Hugo Thoen van het verschijnen van mijn boek persoonlijk op de hoogte gebracht, waarmee ik wil zeggen dat ik hem zeker niet uit de weg ben gegaan.
Wat ik zou willen vragen - in plaats van naar mij uit te halen - is dat in eerste instantie de locaties in de Argonne archeologisch bestudeerd worden. Daar gaat het om sites van het grootste belang. Ik heb (na overleg trouwens met Frans Verhaeghe) het INRAP ingelicht. Het gaat om de vondst van Bibrax in het land van de Remi, Caesars castra aan de Aisne, het bruggenhoofd over de Aisne en het hoofdkwartier van Caesar aldaar. Deze sites zijn door mij aangebracht met zeer ernstige argumenten, gesteund op de lezing van Caesar (die door Cuyt onbegrijpelijkerwijze wordt in twijfel getrokken), op toponymische evidentie (waar bijvoorbeeld G. Lobjois bij zijn identificatie van Bibrax met het oppidum van Saint-Thomas aan voorbij gaat, om nog maar over de ridicule suggestie Beaurieux van R. Nouwen - toch ook een archeoloog? - te zwijgen).
Indien mijn studie niet ernstig wordt genomen, waarom neemt u niet de spade ter hand om mijn stellingen te falsifiëren door bijvoorbeeld Bibrax op te graven en te publiceren: "kijk, Rombaut heeft ongelijk, (Saint-Lambert-)les-Bièvres is Bibrax niet". Ik heb er geen schrik voor. Ook al zou dat het resultaat zijn, dan nog is mijn studie er niet minder wetenschappelijk om. Wat de heer Cuyt ook moge beweren.
Hans Rombaut
Beste, zoals U misschien weet heb ik enkele weken geleden via archeonet gereageerd op Hugo Thoen's oncorrecte uitlatingen mbt Caesar's aanwezigheid in onze gewesten. Er is toen een heel debat op gang gekomen. Ik betreur het echter ten zeerste dat dit debat buiten de wetenschappelijke wereld wordt gevoerd en dat de archeologen die zich met de Romeinse periode in onze gewesten bezghouden niet gehoord worden. Zo ook nu weer met de verschijning van dit boek. We zijn met z'n allen met verstomming geslagen. Het is een aaneenschakeling van veronderstellingen en onwetenschappelijk gedrag waaruit een minachting blijkt voor archeologen en hun werk (de klassieke hulpwetenschappertjes). We sluiten ons aan bij de kritiek die gegeven wordt in het artikel dat Guido Cuyt via archeonet de wereld in stuurde. Ik hoop dat U met Uw verening rekening houdt met de opmerkingen die in deze nota worden geformuleerd en het boek dan ook alsdusdanig kritsch zal beoordelen. U mag dan ook aangeven dat u geen verantwoordelijkheid draagt voor wat er in de nieuwsbrief staat, toch neemt U door deze oncorrecte info te verzenden deel aan de verspreiding van wetenschappelijke foute gegevens over iets dat U nabij aan het hart ligt, met name de Romeinse beschaving. Het is spijtig dat U dergelijke zaken niet op voorhand laat recenseren en zomaar kritiekloos rondzend per mail.
Met vriendelijke groeten,
Subject: Merkwaardige ontdekkingen omtrent de tochten van Caesar in Gallia Belgica
Geachte mevrouw/geachte heer,
Recentelijk verscheen een boek waarin de nooit teruggevonden plaatsen uit De Bello Gallico ten noorden van de Seine worden geïdentifeerd. Meer informatie over deze publicatie vindt u in de hieronder aangehechte nieuwsbrief van de vereniging S.P.Q.R.
Met vriendelijke groet, Ellen Serrien
|