Inhoud blog
  • Montmille (Oise 60)
  • Cheveuges (Ardennes 08)
  • Malmy (Ardennes 08)
  • Monthermé (Ardennes 08)
  • Courville (Marne 51)
    Categorieën
  • Kastelen België (17)
  • Kastelen Frankrijk (26)
  • Middeleeuwse festivals België (1)
  • Middeleeuwse stedelijke versterkingen België (1)
  • Romaanse architectuur België : Antwerpen (0)
  • Romaanse architectuur België : Brabant-Wallon (7)
  • Romaanse architectuur België : Hainaut (6)
  • Romaanse architectuur België : Liège (1)
  • Romaanse architectuur België : Luxembourg (1)
  • Romaanse architectuur België : Namur (1)
  • Romaanse architectuur België : Oost-Vlaanderen (15)
  • Romaanse architectuur België : Vlaams-Brabant (0)
  • Romaanse architectuur België : West-Vlaanderen (2)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Aisne 02 (18)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Allier 03 (10)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Ardennes 08 (4)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Aube 10 (0)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Bas-Rhin 67 (1)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Calvados 14 (8)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Eure 27 (3)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Gers 32 (1)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Haute-Marne 52 (0)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Jura 39 (0)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Landes 40 (10)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Marne 51 (2)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Meurthe-et-Moselle 54 (2)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Meuse 55 (0)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Moselle 57 (1)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Nord 59 (1)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Oise 60 (6)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Pas-de-Calais 62 (0)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Puy-de-Dôme 63 (3)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Saône-et-Loire 71 (9)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Seine-Maritieme 76 (11)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Vosges 88 (1)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Yonne 89 (1)
  • Romaanse plattelandskerken in België (1)
  • Versterkte kerken België (1)
  • Versterkte kerken Frankrijk : Aisne 02 (2)
  • Versterkte kerken Frankrijk : Ardennes 08 (3)
  • Versterkte kerken Frankrijk : Landes 40 (1)
  • Versterkte kerken Frankrijk : Nord 59 (0)
  • Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Laatste commentaren
  • Algemene opmerkingen (John Palmer)
        op Crupet (Belg. Prov de Namur)
  • jouw reactie (Belibaste)
        op Campet-Lamolère (Landes 40)
  • Aangenaam om te lezen (Kathleen Bruyland)
        op Campet-Lamolère (Landes 40)
  • Kasteel van Franchimont (John Palmer)
        op Theux; kasteel Franchimont (Belg. Prov de Liège)
  • Zoeken in blog

    Categorieën
  • Kastelen België (17)
  • Kastelen Frankrijk (26)
  • Middeleeuwse festivals België (1)
  • Middeleeuwse stedelijke versterkingen België (1)
  • Romaanse architectuur België : Antwerpen (0)
  • Romaanse architectuur België : Brabant-Wallon (7)
  • Romaanse architectuur België : Hainaut (6)
  • Romaanse architectuur België : Liège (1)
  • Romaanse architectuur België : Luxembourg (1)
  • Romaanse architectuur België : Namur (1)
  • Romaanse architectuur België : Oost-Vlaanderen (15)
  • Romaanse architectuur België : Vlaams-Brabant (0)
  • Romaanse architectuur België : West-Vlaanderen (2)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Aisne 02 (18)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Allier 03 (10)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Ardennes 08 (4)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Aube 10 (0)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Bas-Rhin 67 (1)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Calvados 14 (8)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Eure 27 (3)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Gers 32 (1)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Haute-Marne 52 (0)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Jura 39 (0)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Landes 40 (10)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Marne 51 (2)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Meurthe-et-Moselle 54 (2)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Meuse 55 (0)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Moselle 57 (1)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Nord 59 (1)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Oise 60 (6)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Pas-de-Calais 62 (0)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Puy-de-Dôme 63 (3)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Saône-et-Loire 71 (9)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Seine-Maritieme 76 (11)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Vosges 88 (1)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Yonne 89 (1)
  • Romaanse plattelandskerken in België (1)
  • Versterkte kerken België (1)
  • Versterkte kerken Frankrijk : Aisne 02 (2)
  • Versterkte kerken Frankrijk : Ardennes 08 (3)
  • Versterkte kerken Frankrijk : Landes 40 (1)
  • Versterkte kerken Frankrijk : Nord 59 (0)
  • Romaanse kunst, middeleeuwse versterkingen

    18-06-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Chapaize (Saône-et-Loire 71)

    De kerk Saint-Martin van Chapaize

    Geschiedenis.

    Chapaize is een parochie van de hoge middeleeuwen waarbij de kerk zich net naast een fontein bevindt toegewijd aan de heilige Legerius.  Ze hing af van de abdij Saint-Pierre van Châlons als priorij.  Een kleine ermitage werd opgericht in de 10de eeuw en vervolgens de kerk en het monasterium in de 11de eeuw.  Deze kerk dateert waarschijnlijk van rond 1030-1050 en werd waarschijnlijk opgericht door de Lombardische grote abt-bouwer Guillaume de Volpiano van Dijon.  Door een brand verwoest rond 1100 werd de kerk in de 12de eeuw gerestaureerd en het gewelf van het schip werd heropgericht rond 1150 om de stabiliteit te verzekeren.  Het koor werd opgericht bij het begin van de 13de eeuw.  De hoge vensters van het schip werd dichtgestopt rond 1400 wanneer men de daken herdaan heeft in leisteen.  In de 16de eeuw vertrokken de monniken naar Châlons.  Het monasterium werd vervolgens verkocht aan de heren van Uxelles.  De kloostergebouwen werden afgebroken en begin 17de eeuw werd de kerk een parochiekerk van Chapaize.  De eerste restauraties vonden plaats bij het begin van de 18de eeuw waarbij de daken en de gewelven hersteld werden.  In 1862 is de kerk geklasseerd als historisch monument opnieuw gerestaureerd in de perioden 1865-1867 en in 1881.  Gedurende de ganse 20ste eeuw hebben talrijke restauraties plaats gevonden en de kerk haar huidig aspect gegeven. 



    Beschrijving.

    De kerk van Chapaize, gedomineerd door zijn hoge klokkentoren, verheft zich in het midden van een kerkhof.  Begonnen rond 1030, dateert het grootste gedeelte van de 11de eeuw.  De kerk houdt een basicaal plan in met een niet uitstekend plan.  Het schip houdt vijf traveeën in, geflankeerd door zijbeuken, verlengt zich door een travee van het transept en een koortravee met drie absidiolen.  Het koor en de absidiolen zijn in de loop van de 13de eeuw gewijzigd in een laatromaanse stijl.
    Aan zijn westelijke zijde is zijn hoogste gedeelte versierd met Lombardische banden gevolgd door zijn puntgevel.  De boogreeksen omhorden een boog met twee colonetten met kleine kapitelen gebeeldhouwd in gebladerte.  De herwerkte zijgevels tonen de samenhang van het schip met hoge vensters en steunberen.  Aan de noordelijke zijde is de eerste travee nog versierd met drie Lombardische banden daterende van de eerste bouwcampagne.  De gootmuren zijn gereconstrueerd in een regelmatig metselverband van de 12de eeuw.  In het noorden is de muur nogmaals hernomen geweest in de 14de eeuw terwijl in het zuiden deze herdaan zijn in de 19de eeuw.  Het hoge gedeelte van de travee van de klokkentoren is eveneens versierd met Lombardische banden.  Rond 1150 is zij versterkt geweest door steunberen die het afwezige transept kenmerken.  De trap die leidt naar de klokkentoren aan de zuidelijke zijde dateert van 1751.  Het kooreinde, in groot metselverband is gekenmerkt door de puntgevel van de koortravee en de absidiolen.  De centrale apsis is gekenmerkt door een dakgoot met boogreeksen.  Nog in het noorden flankeert een moderne sacristie het geheel.
    De centrale klokkentoren is het mooiste deel van het gebouw.  Deze toren met een hoogte van 35 meter, is een meesterstuk in de Lombardische kunst.  Met een Italiaanse invloed is het de mooiste klokkentoren van het begin van de Romaanse periode in Bourgondië.  Hij is rond 1040-1050 opgericht in regelmatig metselverband.  In een onregelmatig langwerpig plan houdt hij drie verdiepingen in.  De eerste verdieping is versierd met Lombardische banden omringend een simpele vensterboog op iedere verdieping.  De middelste verdieping is doorbroken met paarsgewijze bogen met colonetten en kapitelen met grote dekstukken, omringd met boogversieringen en Lombardische banden.   Men kan een bescheiden, gebeeldhouwd decor onderscheiden dat één van de oudste in de regio is.  De kapitelen van de zuilen zijn gebeeldhouwd met gezichten in zwak reliëf.  Aan de noordelijke zijde is een beeldzuil, een biddende figuur voorstellend en met verheven handen in de lucht, één van de meest wonderbaarlijke aan deze originele klokkentoren.  De bovenste zijde houdt een andere serie van paarsgewijze bogen in met pijlers en dekstukken zonder kapiteel, omhord met blinde boogreeksen en kraagstenen. 
    Aan de binnenzijde is de muur afgekapt geweest zoals te Tournus en stelt interessante en originele structuren voor.  Het schip dat opgericht is in klein metselverband rond 1030 stelt muren voor van een grote dikte die zich op twee verdiepingen verheffen.  De grote pijlers zijn gemetseld in klein metselverband en worden door imposten beëindigd in de vorm van omgekeerde driehoeken.  De pijlers steunen de grote boogreeksen alsook de halfzuilen die de boogribben ondersteunen.  De gerestaureerde hoge vensters verzekeren de verlichting van het geheel.  Het gebroken tongewelf op gordingen van het schip is opgericht rond 1150 in maatstenen.  Zij vervangt een oorspronkelijk gewelf in een volle rondboog dat onstabiel geworden was na de brand van de jaren 1100 en waarvan men nog sporen terugvindt op de boog in het transept. 
    De zijbeuken zijn overwelfd met een ribgewelf op gordingen rustend op de pijlers met voetring op de steunpijlers van de gootmuren.  De muren en de booggordingen zijn gedeeltelijk herdaan geweest in middelmatig metselverband in de 12de en de 14de eeuw.  Enkel de laatste traveeën van de zuidelijke zijbeuk zijn nog volledig origineel.  In de 16de eeuw zijn de bogen vergroot geweest om de kleine Romaanse bogen te vervangen.  In het schip vindt men een bescheiden beschilderd gedeelte terug.  De florale fresco's omringend de boog met colonetten dragen een inscriptie van 1343.  De grafstenen die men er terugvindt dateren van de 17de tot de 19de eeuw.

    Bronnen :

    - Herve Oursel in Bourgogne Romane; La Nuit des Temps 1, Editions Zodiaque, Abbaye Sainte-Marie de la Pierre-qui-Vire 1986; 8ste éditie.
    - Raymond Oursel in Itinéraires romanes en Bourgogne; Les travaux des mois 11, Abbaye Sainte-Marie de la Pierre-qui-Vire 1977

    - Pauline de La Maléne in Atlas de la France Romane; Editions Zodiaque, Abbaye Sainte-Marie de la Pierre-qui-Vire 1995.
    - Régine Pernoud en Madeleine Pernoud in Sources de l'Art Roman; Editions Berg international, Paris 1985.
    - Aurelia Stapert in l'Ange Roman dans la pensée et dans l'art; Editions Berg international, Paris 1975.


     



     



     



     



     



     



     



     



     



     



     



     



     



     



     

    Bijlagen:
    http://www.bourgogneromane.com   

    18-06-2014 om 00:00 geschreven door Belibaste  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    Categorie:Romaanse architectuur Frankrijk : Saône-et-Loire 71
    10-06-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Tourinnes-la-Grosse (Brabant Wallon)
    De kerk Saint-Martin te Tourinnes-la-Grosse

    Tourinnes-la-Grosse situeert zich op de weg van Wavre naar Leuven en is een deelgemeente van Beauvechain in Waals-Brabant.
    De Sint-Martinuskerk van Tourinnes-la-Grosse bezit eveneens een donjonkarakter.  De ligging bovenop de heuvel maakt de verdedigingsfunctie nog duidelijker.
    De zware toren uit de eerste helft van de 13de eeuw gaf aanleiding tot het ontstaan van het toponiem. 
    Het schip van de pijlerbasiliek is ouder, maar de datum is problematisch.  Dit preromaanse gedeelte kan nog stammen uit de 10de eeuw.  De wanden zijn nog heel ruw gemetseld, de pijlers hebben geen imposten, zijn ietwat schuin opgetrokken en dragen de hoefijzervormige bogen.
    Bij de restauratie in 1954 - 1961 onder leiding van R.M. Lemaire werden de wanden van het schip opnieuw bepleisterd. Een volgende restauratiecampagne had plaats in de jaren 90 van de 20ste eeuw en dit vooral aan de buitenzijde.
    De onderbouw van de zijbeuken en van het koor is eveneens romaans.

    Bronnen.

    - Barral i Altet X in Belgique Romane et Grand-Duché de Luxembourg; Editions "La Nuit des Temps" n° 71, Zodiaque, La Pierre-qui-Vire 1989.
    - Jacqueline Leclercq-Marx in L'Art Roman en Belgique; Editions J-M. Collet 1997.
    - J. Schayes in L'église Saint-Martin de Tourinnes-la-Grosse in Brabant 1968 p 42 ev.
    - A. Courtens in De Romaanse kunst in België; Architectuur, monumentale kunst, Brussel 1971.



     



     



     



     



     



     



     



     



     

    10-06-2014 om 00:00 geschreven door Belibaste  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    Categorie:Romaanse architectuur België : Brabant-Wallon
    23-05-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Avallon (Yonne 89)

    De kerk Saint-Lazare te Avallon

    Geschiedenis.

    De versterkte plaats van Avallon was reeds een castrum en een belangrijke Gallo-Romeinse site aan de Via Agrippa.  Een altaar toegewijd aan de Heilige Maagd was er reeds in de 4de eeuw gesticht op de top van een heuvel, op de plaats van de huidige kerk.  Een nieuwe kerk toegewijd aan Onze Lieve Vrouw werd in 846 gesticht door een zekere Gérard, gekend als Girard de Roussillon, de stichter van Vézelay.  De kerk bevond zich binnenin de omheining van het kasteel van de hertogen van Bourgondië in het diocees van Autun.  In de 10de eeuw werd zij een collegiale met de stichting van een kapittel van kununniken, afhangende van Vézelay door Hugues I.  De kerk ontving relieken van Saint-Lazare, bij het begin van de 11de eeuw met Hugues le Grand, hertog van Bourgondië.  Zij werd aldus toegewijd aan Saint-Lazare en kende een belangrijke bloei.  Bij belangrijke giften hing de kerk sinds 1077 af van Cluny, vervolgens van 1116 van Autun.  Tijdens deze periode werd er met de nieuwe kerk begonnen toegewijd aan Notre-Dame en Saint-Lazare en in 1106 ingewijd door paus Pascalus II.  Het Romaanse gebouw werd vervolledigd in de loop van de eerste helft van de 12de eeuw en werd afgewerkt met de oprichting van de portalen van de gevel.
    In 1633 werd de kerk door een brand getroffen met de instorting van de klokkentoren die in haar val het noordelijke portaal van de gevel vernielde.  Na de Revolutie werd de kerk een parochiekerk.  Geklasseerd als historisch monument in 1840 werd de kerk in 1860 door architect Baudoin gerestaureerd.

    Beschrijving.

    1) De buitenzijde.
    De kerk en haar gevel openen zich op de Place Saint-Lazare, aan de oude woningen die om haar gelegen zijn.  Haar plan is eenvoudig, met een schip van zes traveeën en zijbeuken, een niet uitstekend transept en een koor met drie absidiolen.  Met het gebouw werd begonnen bij het einde van de 11de eeuw, een periode waarvan nog het koor en het transept resten.  De beuken zijn rond het midden van de 12de eeuw gereconstrueerd en rond 1160-1170 vervolledigd met de portalen van de gevel.  De situatie van het schip is merkwaardig daar zijn as een hoek maakt met deze van de gevel en zij verlaagt naar het koor toe waarvan het niveau zich 2,50 meter lager bevindt dmv 17 treden.  Aan de zuidelijke zijde van de kerk paalt de oude kerk Saint-Pierre aan, een Gotisch overwelfde ruimte nog bewarend enkele Romaanse elementen en de oude gebouwen van het kapittel.
    Aan de buitenzijde van de kerk ziet men onmiddellijk de gevel met de prachtige portalen en de grote klokkentoren gereconstrueerd in de 17de eeuw na de brand van 1633.  Aan de noordelijke gevel van de kerk herkent men de verheffing van twee verdiepingen met bogen van het schip en de zijbeuken.  Aan de dakgoot bemerken we gebeeldhouwde medaillons van bloemen, vogels, parels, een hondenkop en een vis.  Het kooreinde van het gebouw domineert een rotsachtig uitsteeksel.  De absidiolen zijn in het rechthoekig metselwerk aan de buitenzijde ingewerkt.  Onder het dak van de apsis en de muren van het transept ziet men gebeeldhouwde Romaanse kraagstenen met gezichten, dieren en plantenmotieven.
    De Romaanse portalen van de gevel zijn het wonder van Saint-Lazare.  Gebeeldhouwd rond 1160-1170, ziet men er één van de laatste trekken van de Romaanse kunst in de regio.  Het erg beschadigde geheel, door de protestanten en de revolutionairen, stelde zich oorspronkelijk samen uit drie portalen met gehistoriseerde timpanen en omgord met voetringen en versierde archivolten.  De belangrijkste restanten tonen nog de decoratieve rijkdom, kenmerkend voor deze late periode en vergelijkbaar met de portalen van Charlieu in de Brionnais en met Saint-Philibert van Dijon.
    Het grote centrale portaal heeft zijn timpaan en linteel verloren waar oorspronkelijk Christus in majesteit in een mandorla tussen twee engelen en de symbolen van de vier Evangelisten was voorgesteld alsook het leven van de heilige Lazarus.  De vijf boogringen omgordend het lege klassieke timpaan zijn gelukkig bewaard gebleven.  De eerste boogring toont de engeltjes, de tweede vertoont de Ouderlingen van de Apocalyps, de derde bewaart dertig medaillons met de Tekens van de Dierenriem en de Werken van de Maand.  De buitenste boogringen zijn versierd met acanthusgebladerte en ranken van druivenplanten.  De zuilen van het portaal zijn afwisselend gegroefd, gegolfd en ineengestrengeld en bovenaan staan kapitelen met gebladerte.  Eén enkel beeldzuil is rechts bewaard gebleven, voorstellend een profeet, misschien Mozes.  Oorspronkelijk hield het portaal beeldzuilen in aan beide zijden en een ander tonend de heilige Lazarus op de middelste steunpilaar waar nu nog enkel de inscriptie van Saint-Lazare is bewaard gebleven.  Deze beelden zijn typisch voor de late Romaanse kunst zoals aan het Koninklijk Portaal te Chartres en in de Yonne vindt men ze terug aan het portaal van Vermenton.
    Het zuidelijke portaal is vandaag dichtgemetseld maar is beter bewaard gebleven.  Zijn timpaan toont scènes met de Driekoningen : De Driekoningen voor Herodes; de Driekoningen elkaar overlappend; de Aanbidding door de Driekoningen.  Het beschadigde linteel stelde oorspronkelijk de Verrijzenis van Christus voor, de Heilige Vrouwen aan het Graf, de Voorstelling van Christus in de Tempel en de afdaling van Christus bij de melaatsen.  De boogringen met vegetarisch decor zijn heel erg geslaagd.  Men vindt er rankenversiering van rozen terug alsook aronskelken, nagelbloemen, madeliefjes, bloemen met acht blaadjes, fruit, spiralen en gebladerte.  Zes zuilen met kapitelen met gebladerte flankeren het portaal.  De voetmuren onderaan vertonen andere vegetarische motieven en acht gebeeldhouwde kapitelen met gevarieerde scènes : Salomon dansend, de eerbare Suzanne, een eenhoorn, sirenes, leeuwen, een centaur, een marionettenspeler en een gevecht.  Het derde portaal, deze aan de noordelijke zijde, is van een klassieke stijl.  Het vervangt het noordelijke Romaanse portaal dat in de 17de eeuw werd vernield door de val van de klokkentoren.  Men weet dat zijn portaal scènes voorstelde van het Leven van Christus en van Lazarus en dat zijn linteel gebeeldhouwd was met het Driekoningenfeest.

    2) De binnenzijde.
    De binnenzijde van de kerk stelt een Romaanse architectuur voor die typisch is voor Bourgondië.  Het schip, opgericht rond 1140-1150, is opgericht in twee verdiepingen en overwelfd met ribben.  Zij is geïnspireerd op het schip van de nabije basiliek van Vézelay, deze vervolledigd rond 1140 en andere kerken in Bourgondië van dit model die voorkomen in de Brionnais.  Verschillende details in de architectuur bewijzen de constructie vergeleken met andere kerken overwelfd met ribben : De grote boogreeksen en gordelbogen van het gewelf zijn met een gebroken profiel, de vensters zijn omkaderd met gebroken ontlastingsbogen op colonetten en een horizontale rij scheidt de twee verdiepingen.  De kruisvormige pijlers zijn omzoomd met vier half in de muur verwerkte zuilen met kapitelen.  De ribgewelven van verschillende traveeën zijn gezet meteen wigvormige structuur, een soort van bolvormige koepels zoals bij de kerk te Sacy.  De zijbeuken zijn eveneens overwelfd met wigvormige ribben op gebroken gordelbogen, de pijlers van zijn zijdelingse muren zijn omzoomd met colonetten met kapitelen.
    Het gedeelte van het koortransept ten oosten is ouder dan het schip.  Zij was beëndigd met de inwijding van de kerk in 1106.  Het transept, met moeite te onderscheiden van het binnengedeelte, is eveneens overwelfd met ribben.  In de kruisbeuken bemerkt men bogen met colonetten en kapitelen die bovenaan de toegang toestaan naar de zijkapellen ttz de Gotisch kapel van Jeaucourt in het noorden en deze van het Heilig Hart in het zuiden, en de sacristie van de 18de eeuw. 
    Het koor stelt zich samen met de apsis in gebroken halfkoepel met vier centrale boogreeksen op dubbele colonetten met kapitelen en de absidiolen met bogen met colonetten.  De fresco's in het koor, in een zeer natuurgetrouwe beschildering, zijn van de 19de eeuw.  Onder het koor bevindt zich een heel oude crypte, nu vervallen, dichtgemetseld en niet toegankelijk.  Verschillende oprichtingsperiodes zijn er geïdentificeerd.  Het oudste gaat terug tot het eerste gebouw van de 4de eeuw, een ander uit de Karolingische periode.  De relieken van de heilige Lazarus werden er sedert de 11de eeuw bewaard.
    Enkele Romaanse beeldhouwwerken zijn aan de binnenzijde van de kerk te ontwaren.  De kapitelen van het schip en het koor vertonen een gevarieerd vegetarisch decor : Gebladerte, acanthusbladeren, bladen, aronskelken, bloemen.  Men vindt er geen gehistoriseerde scènes terug.  De twee gebeeldhouwde kapitelen met engelen en arenden in het koor zijn vervangen door copies uit de 19de eeuw.  In de eerste travee verbergt een tribune met het orgel van 1843, kraagstenen van 1170-1180, waardoor de dubbele gebeeldhouwde kapitelen met engelen en vogels niet zichtbaar zijn.  Tenslotte is er nog een Romaans altaar daterend van de jaren 1100.

    Bronnen :

    - Herve Oursel in Bourgogne Romane; La Nuit des Temps 1, Editions Zodiaque, Abbaye Sainte-Marie de la Pierre-qui-Vire 1986; 8ste éditie.
    - Raymond Oursel in Itinéraires romanes en Bourgogne; Les travaux des mois 11, Abbaye Sainte-Marie de la Pierre-qui-Vire 1977

    - Pauline de La Maléne in Atlas de la France Romane; Editions Zodiaque, Abbaye Sainte-Marie de la Pierre-qui-Vire 1995.
    - Régine Pernoud en Madeleine Pernoud in Sources de l'Art Roman; Editions Berg international, Paris 1985.
    - Aurelia Stapert in l'Ange Roman dans la pensée et dans l'art; Editions Berg international, Paris 1975.
    - Sapin C., Arnaud C. et Berry W., Bourgogne Romane, Dijon, 2006.


     



     



     



     



     



     




     





     



     



     




     



     



     



     



     

    Bijlagen:
    http://www.bourgogneromane.com   
    http://www.ville-avallon.fr   

    23-05-2014 om 00:00 geschreven door Belibaste  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (3 Stemmen)
    Categorie:Romaanse architectuur Frankrijk : Yonne 89
    09-04-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Waha (Luxembourg)
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Waha

    Geschiedenis en beschrijving.

    Op een hoogte gelegen, midden in het dorp en door een omliggend kerkhof omgeven is de driebeukige Sint-Stefanuskerk in Waha (foto 1) door haar aanleg en volumespel heel karakteristiek voor de Maasromaanse architectuur van de 11de eeuw.
    De vier traveeën tellende middenbeuk vormt samen met de lagere zijbeuken een vierkante plattegrond (foto 2) met een breedte van 18,50 meter.  Aan de oostzijde sluit het lagere volume van het recht afgesloten koor (foto 3) aan, dat eveneens een vierkante plattegrond heeft.  De dakhellingen zijn nu iets steiler dan oorspronkelijk het geval was.  In de Romaanse periode hadden de daken meestal een heel zwakke helling van 30°, omdat men als afdekking vlakke stenen gebruikte.  Pas later verkoos men leien die een scherpere helling toelieten.  De huidige daken dateren van 1730-1732.  Aan de oostzijde eindigden de beide zijbeuken op absidiolen die het koor flankeren en het volumespel nog boeiender maakten.  Deze zijkoortjes zijn reeds in de 14de eeuw verdwenen.  De kapel aan de noordzijde van het koor dateert van 1859.  Aan de westzijde wordt de kerk afgesloten door een stoere, vrij gedrukte toren op een vierkante plattegrond.  Hij heeft duidelijk een defensief karakter.
    Deze westertoren ( foto 4) kon, zoals de meeste in het Maasgebied, gebruikt worden als vluchtoord voor de plaatselijke bevolking, als donjon voor de rondreizende heer en als bewaarplaats voor belangrijke documenten en kostbaarheden.  De huidige overhoeks geplaatste leien spits met klokkenkamer dateert uit 1574 en is dus in feite een vreemd element in het geheel.  Maar juist dit bizarre  silhouet geeft Waha zijn kenschetsende eigenheid. 
    De buitenmuren zijn opgetrokken in kalkzandsteen met verscheidene kleurschakeringen, gemetseld in onregelmatig breuksteenverband (foto 5).  Als enig versieringselement zijn de dikke muren doorbroken door de rondboogvensters (foto 6) : De eenvoud is tot het uiterste doorgevoerd.
    Eenzelfde eenvoud karakteriseert de binnenruimte.  De vierkante pijlers hebben geen enkel decoratief element gekregen.  Alleen de binnenwanden van het koor zijn geritmeerd door zes blindnissen.  Uitzonderlijk kennen we het exacte inwijdingsjaar : 1050.  De funderingssteen, die in 1898 werd teruggevonden als hergebruikmateriaal in de bevloering, is vooraan in de kerk aan de muur bevestigd.  In een zeer mooi letterschrift wordt melding gemaakt dat deze kerk op 20 juni 1050 werd ingewijd door de bisschop van Luik, Theoduinus van Beieren.  De kerk is dus afgewerkt in het midden van de 11de eeuw.  Op het einde van de 11de eeuw of het begin van de 12de eeuw werd de toren bijgebouwd.  J. Mertens leidde in de jaren 1956-1962 enkele opgravingscampagnes.  Daaruit bleek dat de kerk op oudere fundamenten werd gebouwd, mogelijk een villa uit de Karolingische periode en op een site die reeds in de Romeinse periode was bewoond.  Een consoliderende herstelling werd in de jaren 1957-1962 en 1972 uitgevoerd onder leiding van architect R. Bastin uit Namen.  Toen werden de venstertjes in het koor opengemaakt en in 1958 verrijkt met moderne glasramen van L.M. Londot.  Bij deze werken versoberde men de aankleding van het interieur maar behield men wel het 18de eeuwse stukaplafond in het koor.

    Bronnen.

    - Barral i Altet X in Belgique Romane et Grand-Duché de Luxembourg; Editions Zodiaque "La Nuit des Temps" n° 71, Abbaye La Pierre-qui-Vire 1989.
    - Jacqueline Leclercq-Marx in L'Art Roman en Belgique; Editions J.M. Collet, Bruxelles 1997.
    - Jean-Pierre Esther en Geert Bekaert in België Romaans; Uitgeverij Hadewijch Antwerpen 1992.
    - André Courtens in Romaanse kunst in België.  Architectuur, monumentale kunst.  Brussel 1971.

     



     



     



     



     



     

    09-04-2014 om 00:00 geschreven door Belibaste  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (5 Stemmen)
    Categorie:Romaanse architectuur België : Luxembourg
    27-03-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Mousty (Brabant-Wallon)
    De kerk Notre-Dame te Mousty

    Beschrijving.

    De Onze-Lieve-Vrouwekerk te Mousty is één van de oudste voorbeelden van een driebeukige kruiskerk met vieringstoren en rechtsafgesloten koor en sluit aan bij de Maaslandse architectuur uit de 11de eeuw.
    De transeptarmen waren oorspronkelijk langer dan het middenschip, dat in 1770-1771 aan de heersende mode werd aangepast.  Het middenschip bewaart nog de oorspronkelijke vensters en het daktimmerwerk.  Het metselwerk is nog ruw.  Enkel de geprofileerde kraagstenen die de uitsprong van de dakrand dragen wijzen op het zoeken naar verfijning.
    Het gebouw is vooral belangrijk omwille van de nog gaaf bewaarde crypte onder het koor, in 1967-1969 hersteld door S. Brigode.  De vierkante ruimte is overwelfd met vier kruisgewelven, centraal gedragen door één vierkante pijler met een doorlopende impost.

    Bronnen :

    - R. Lemaire in De Romaanse bouwkunst in de Nederlanden; Verhandelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van België, Klasse der Kunsten n° 6, Brussel 1952.
    - Barral i Altet X in Belgique Romane et Grand-Duché de Luxembourg; Editions "La Nuit des Temps" n° 71, Zodiaque, La Pierre-qui-Vire 1989.
    - Jacqueline Leclercq-Marx in L'Art Roman en Belgique; Editions J-M. Collet 1997.


     



     



     



     



     

    27-03-2014 om 00:00 geschreven door Belibaste  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    Categorie:Romaanse architectuur België : Brabant-Wallon
    23-03-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Ittre (Brabant Wallon)
    De Sint-Laurentiuskerk te Haut-Ittre

    Beschrijving.

    Haut-Ittre is gelegen ongeveer halverwege Halle en Nijvel. Het schilderachtige Sint-Laurentiuskerkje te Haut-Ittre is gelegen midden op het voormalige kerkhof bovenop een heuvel.  Deze bescheiden kruiskerk is het resultaat van talrijke wijzigingen in de 13de, 14de en 17de eeuw.
    Zijn voornaamste kenmerk is het feit dat het oorspronkelijk niet om een kerk ging maar om een donjontoren.  In de loop der tijden had men er de Brabantse veldtochten, plunderingen door roversbenden, verwoestingen door interne conflicten tussen de rivaliserende heren en waarbij telkens de aanvallers talrijke landarbeiders (landbouwers) doodden, er werkend op hun velden.  Om de plaatselijke bevolking bescherming te bieden werden er talrijke van deze donjons opgericht waar de plaatselijke bevolking bij onraad zich in kon terugtrekken en zich aldus te beschermen tegen deze aanvallers/plunderaars. 
    De klokkentoren van deze kerk is een voormalige donjon (foto 1, 2 en 3).  Opgericht in de 11de eeuw werd hij in eerste instantie toegevoegd aan een schip met koor (foto 4).  Als gevolg van de uitbreiding van de bevolking werden er zijbeuken aan toegevoegd, vooreerst in de Romaanse stijl, daarna in de hoog en laat gotische perioden om aldus gedurende vijf eeuwen aanpassingen te ondergaan.
    Het was dus oorspronkelijk een eenbeukig kerkje met een vierkante middentoren en een recht afgesloten koor (foto 4).  Van het schip zijn er nog muurresten en het daktimmerwerk bewaard (foto 4).  De zandstenen toren met smalle galmgaten (foto 3) steekt half verdoken tussen de aanpalende scherpe zadeldaken (foto 2).

    Bronnen.

    - R. Lemaire in De Romaanse bouwkunst in de Nederlanden; Verhandelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van België, Klasse der Kunsten n° 6, Brussel 1952.
    - Barral i Altet X in Belgique Romane et Grand-Duché de Luxembourg; Editions "La Nuit des Temps" n° 71, Zodiaque, La Pierre-qui-Vire 1989.
    - Jacqueline Leclercq-Marx in L'Art Roman en Belgique; Editions J-M. Collet 1997.


     



     



     



     



     

    Bijlagen:
    http://www.ittre.be   

    23-03-2014 om 00:00 geschreven door Belibaste  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (4 Stemmen)
    Categorie:Romaanse architectuur België : Brabant-Wallon
    27-12-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Chaillevois (Aisne 02)
    De kerk Saint-Pierre te Chaillevois

     



     



     



     



     



     



     



     



     



     

    Bijlagen:
    http://atlas-roman.blogspot.fr   

    27-12-2013 om 00:00 geschreven door Belibaste  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (3 Stemmen)
    Categorie:Romaanse architectuur Frankrijk : Aisne 02
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Guincourt (Ardennes 08)
    De kerk Notre-Dame te Guincourt
     

     




     



     



     



     



    27-12-2013 om 00:00 geschreven door Belibaste  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    Categorie:Romaanse architectuur Frankrijk : Ardennes 08
    02-11-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Hesse (Moselle 57)
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    De kerk Saint-Laurent te Hesse

    Geschiedenis.

    Het Benedictijnenklooster van Hesse werd waarschijnlijk gesticht op de niet leenroerige grond van de graven van Eguisheim-Dagsburg (Dabo) en verkregen het in 1225, na de dood van de laatste opvolger, door de bisschop van Metz, welke het omvormde in een leengoed.  Na de onverwachte vernielingen rond 1277 en het begin van de 14de eeuw verlieten de monniken de abdij in 1442 en stelden het ter beschikking van de graven van Leiningen welke het toevertrouwden in 1447 aan het collegiale kapittel van Sarrebourg.  Priorij geworden werd het in 1494 geplaatst onder de bescherming van Lotharingen, vervolgens in 1576 een afhankelijkheid geworden van de abdij van Haut-Seille en werd uiteindelijk ontbonden tijdens de periode van de Revolutie.  De slechte staat van bewaring waarin de abdijkerk zich bevond op het einde van de 18de eeuw verplichtte de afbraak van twee traveeën van het schip.  De hedendaagse kerk stelt bijgevolg enkel een fragment van de mooie eenvoudige architectuur.

    Dit oud gebouw was opgericht geweest rond 1200 volgens een kruisvormig plan, vertrekkende van het koor welk een centrale apsis inhield voorafgegaan van een rechte travee en een transept met twee absidiolen, allebei overwelfd.  Er blijft de dag van vandaag nog enkel het koor over zonder zijn noordelijke apsis, het transept ontdaan van zijn noordelijke kruisbeuk en de eerste travee van het koor; op het niveau van de eerste travee is enkel de noordelijke zijbeuk bewaard.  Enkel het koor en het transept zijn nog de originele gedeelten, daterend van de Romaanse periode alsook het schip reeds met zijn verschillende elementen met invloed van een ontluikende Gotische stijl.


    Beschrijving.

    Oorspronkelijk stelde de kerk een basicaal plan voor met drie beuken van drie traveeën en een transept, in het oosten beëindigd door drie apsissen : Een halfronde absidiool in het noorden, heropgericht in de 19de eeuw, in het zuiden een vijfzijdige apsis, en een centrale apsis van twee traveeën waarvan de ene recht, de andere halfvormig en in hoefijzervorm.  De Romaanse gedeelten zijn bewaard gebleven in het koor en in het transept terwijl het schip reeds het begin van de Gotische architectuur aankondigd zoals eveneens in de noordelijke arm van het transept en de toren die hierop staat.  De interesse bij deze kerk gaat vanzelfsprekend vooral uit naar de Romaanse gedeelten van de kerk.
    Het koor is in een bijzondere verfijnde vorm, het staat in verbinding met het transept langs een gebroken boog met vijf cilinders waarvan de booglijsten afwisselend zijn gevormd met torische en schuin toelopende vormen.  De centrale booglijst is versierd met een motief in de vorm van een omgekeerde V.  Deze boog valt terug op de hoge dekstukken met kubische kapitelen gemoluurd.  Het profiel van de dekstukken is gevormd met een opeenvolging van banden, voetringen, hollijsten, voetringen en hollijsten.  Zij staan boven de kubische kapitelen als imposten met uitstekende abacus, kenmerkend voor de late 12de eeuw.  Hun basissen zijn versierd met klauwen van plantaardige vormen.  Drie rondboogvensters verlichten deze ruimte.
    De zuidelijke arm van het transept, overwelfd met kruisribben, is geanimeerd in zijn laagste gedeelten, op de zuidelijke en westelijke wanden door een serie van boogreeksen.  Deze boogreeksen rusten op een klein muurtje en de bassisen van de colonetten hebben een Attisch profiel.  Dit type van decor is veel voorkomend in de late Romaanse architectuur.  Hier is het gebeeldhouwde decor bijzonder overvloedig aanwezig en van een heel grote kwaliteit.  Men bemerkt de alomtegenwoordigheid van diamantpunten eveneens kenmerkend voor de late 12de eeuw.  Een horizontale gebeeldhouwde moluur loopt bovenaan deze diamantpunten en stelt een serie van palmetten voor waarin echte en verzonnen dieren verschijnen alsook menselijke maskers.  De haartooi en de baard van deze laatste zijn van een merkwaardige bijzonderheid.  Zij zijn verdeeld in zones en stellen parallelle groeven voor.  Men vindt dit in het bijzonder terug op de hoofden versierend de kapitelen van de kerk te Frielendorf van bij het begin van de 12de eeuw, en nog op de kapitelen van de kapel Sankt Nicolas van de kathedraal van Friburg opgericht tussen 1200 en 1210. 
    Aan de buitenzijde is men verbaasd door de kwaliteit van het metselwerk.  De maatstenen in middelmatig en groot metselverband met heel regelmatige aanzetten z ijn met hele fijne toevoegingen samengesteld.  De puntgevel van de zuidelijke arm van het transept bewaardt nog zijn Romaans decor met een serie van staafvormige kanteelversiering en met rondbogen.  De zuidelijke zijapsis heeft vijf wanden waarvan twee zijn opengewerkt door de cirkelvormige vensters.  De basis van de muur is bijzonder hoog en stelt een talus voor waarop Attische basissen van lisenen zijn geplaatst.  Deze laatsten, gemoluurd aan de zijden, verlengt zich door een terugval aan de top van iedere wand en vormen tenslotte een soort van Grieks motief.  Onderaan de hoge gemoluurde dakgoot die het dak draagt, loopt een motief van zaagtanding, een motief opnieuw heel frequent voorkomend in de late Romaanse versiering.  Het decor van de centrale apsis is vergelijkbaar maar het ontwikkelt zich op drie niveaus.  Deze onderaan herneemt het motief van de zuidelijke apsis terwijl het bovenste register is onderlijnd met boogreeksen die de lisenen verbinden.
    De kerk van Hesse is een merkwaardig gebouw dat getuigt van de introductie van enkele decoratieve elementen, typisch Duits, op het grondgebied van Lotharingen.  Hier geldt vooral de buitengewone schoonheid en de grote afwisseling van gebeeldhouwde decors.

    Bronnen :

    - Hans-Günther Marschall, Rainer Slotta in Lorraine Romane, collection La Nuit des Temps 61, Editions Zodiaque 1984.
    - Suzanne Braun in Art Roman en Lorraine : Architecture et sculpture, Metz 2005.















    02-11-2011 om 00:00 geschreven door Belibaste  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    Categorie:Romaanse architectuur Frankrijk : Moselle 57
    31-10-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Chaource (Fr. Aisne)
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    De kerk Saint-Martin van Chaourse

    Geschiedenis en beschrijving.

    Een Galloromeinse Cité en welvarend in de middeleeuwen, vervolgens geruïneerd en genoemd "Chaourse la déconfiture", naar de veelvuldige aanvallen, plunderingen, platbranden en in 867 door Karel de Dikke aan de abdij van Saint-Dénis overgedragen.

    Een mooie samengestelde kerk (foto 1), met een koor en gotisch schip, een romaanse klokkentoren (foto 2) op de kruising van het transept (foto 3), een versterkte donjon van de 16de eeuw en in westelijke richting en een zuidelijk flamboyant merkwaardig portaal (foto 4), ondanks de verschillende vernielingen toegebracht tijdens de Revolutie, met dan daarboven nog een wapenschild door twee griffoenen ondersteund.
    Op een vermoedelijke Karolingische basis is de romaanse klokkentoren kenmerkend, in het noorden als in het zuiden, door een dakgoot met mensvormige kraagstenen op het gelijkvloers met daarboven twee verdiepingen, de eerste met paarsgewijze bogen, typisch voor de 12de eeuw, de tweede met drievoudige vensters (foto 5).

    Van de aangebrachte versterkingen in de 15de eeuw, door de Honderdjarige Oorlog, bestaat niets meer.  Eugène Brucelle stelde met zekerheid vast dat de westelijke zijde van de 16de eeuw was, dus met een klein stevig vierkant op één enkele verdieping geflankeerd met twee cirkelvormige torentjes (foto 6). Deze van rechts verbergt lager de ingang van een ondergrondse vluchtgang, vandaag dichtgestopt, die de verbinding verzekerde met het Karolingische paleis, vandaag vernield, op een afstand van ongeveer 200 meter.  Aan de voet van deze zuidwestelijke toren heeft men recentelijk een beeld van de heilige Paulus (foto 7) boven gehaald, nu in zijn buitenste originele nis terug gezet.  De noordwestelijke toren, met drie boven elkaar gestelde verdiepingen, draagt de naam van Saint-Claude (foto 8).

    Het mooie houtsnijwerk op 57 meter, in het koor, zijn van de stijl Louis XV.  Een schitterend barokke hoofdaltaar met baldakijn met zes zuilen in het rode marmer van Rance, met daarboven vergulde Korintische kapitelen, versiert het koor (foto 9).  Dit monument werd aangeboden door Lodewijk XV als herinnering van de gastvrijheid die de abdij van Val-Saint-Pierre hem aanbood.  Op dit altaar een tabernakel van 1788, rond een verticale as, met drie zijden (kruis, monstrans en kelk).  De bevloering van het koor werd teruggekocht in 1793 tijdens de verkoop van de goederen van Val-Saint-Pierre.

    Te midden van het meubilair, is er nog een lessenaar, een mooie stoel om te prediken waarbij de statuten van de vier Evangelisten helaas gestolen geweest zijn, de doopfonteinen (foto 10) die misschien een hergebruik zouden zijn van een druïden offersteen en een vlecht die nog getuigen van de invloed van de Tempeliers in de omgeving ttz te Montcornet.  Vooral in de noordelijke zijbeuk van het koor zijn de kleine vensters in grijsachtige en zilvergele kleur, zeldzaam voorkomend in de regio (foto 11).  Merkwaardig genoeg is de toevoeging van een zijbeuk in spitsboog in het zuiden vreemd aan de voorgaande romaanse bogen van het schip (foto 12).

    De kerk is geopend iedere namiddag tot 18u00.  De sleutels kan men bekomen bij monsieur Brucelle, 3 rue Transversale of bij madame Lance.


    Bronnen :

    - Charles-Laurent Salch in Dictionnaire des Châteaux et des Fortifications du Moyen Âge en France; Editions Publitotal Strasbourg 1979.
    - Charles-Laurent Salch in Atlas des Châteaux-Forts en France; Editions Publitotal Strasbourg 1977.
    - J-F. Fino in Forteresses de la France Médiévale; Editions A. et J Picard Paris 1970.

























    31-10-2011 om 00:00 geschreven door Belibaste  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    Categorie:Versterkte kerken Frankrijk : Aisne 02
    28-10-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vomécourt-sur-Madon (Vosges 88)
    Klik op de afbeelding om de link te volgen De kerk Saint-Martin van Vomécourt-sur-Madon

    Geschiedenis.

    Vomécourt was het centrum van een uitgestrekte parochie waartoe verschillende parochies uit de omgeving bijhoorden.  Wij bezitten geen historische gegevens over de oprichting van de kerk.

    Het gebouw van de Middeleeuwen is ongeveer helemaal bewaard; de gewijzigde of verdwenen elementen schijnen zich gemakkelijk te laten restaureren.
    De kerk van Vomécourt is een basicaal gebouw met pijlers die drie beuken inhoudt, vijf grote bogen, een vlakke overdekking, een transept, een rechte travee van het koor, een halfronde apsis en bijapsissen voorafgegaan van hun rechte travee.  Boven op de kruising van het transept verheft zich een gedrongen toren zonder een buitenste verdeling waarvan de klokkenverdieping voortkomt uit de Middeleeuwen.

    In de 18de eeuw werden de tweede en de vijfde pijler van de hoofdbeuk afgebroken en de bogen op twee traveeën gespannen.  De cilinders van de eerste en van de derde pijler werden opnieuw besneden van het soort dat boven op het niveau van de vloer een achtvormig gedeelte voorstelt tot en met de hoogte van de imposten welke hun oorspronkelijk vierkant plan hebben behouden.  Het transept is overdekt met gewelven in gekruiste spitsbogen (de noordelijke arm bezit vandaag een vlakke overdekking maar het vertrek van de nerven van het gewelf blijft bestaan); de rechte travee van het koor en de absidiolen zijn overdekt met een tongewelf, de apsissen met een halfkoepel.  De nerven van de kruising van het transept bekleden de vorm van een voetring met een kleine tromp alsook deze van de zuidelijke arm van het transept zijn van een polygonaal plan en zijn voortgezet met een sluitsteen.  De muraalbogen zijn voorgesteld in de kruising van het transept, maar ontbreken in de arm van het transept.  De noordelijke absidiool en zijn rechte travee zijn afgebroken geweest.

    Beschrijving.

    De kerk van Vomécourt bestaat uit een schip en twee zijbeuken met vijf traveeën, vlak overwelfd, een uitstekend transept, in het oosten geopend met twee halfronde absidiolen voorafgegaan door een rechte travee en een toren die zich verheft op de kruising.
    Het bijzonder brede schip verheft zich op twee verdiepingen (foto 1).  De grote rondbogen vallen terug op de pijlers in groot metselverband waarvan de basissen niet zichtbaar zijn.  De imposten zijn schuin afgewerkt en stellen een heel mooi gebeeldhouwd decor voor (foto 2), in dun toelopend reliëf met iedere keer versierd met verschillende motieven : Men bemerkt er onder andere palmetten, heel kenmerkend die men geregeld terugvindt in de kerken van de Elzas, zoals bij de kapitelen in het voorste gedeelte van het schip in Marmoutier (foto 3).  Men bemerkt er  eveneens de terugval van de grote bogen op de pijlers met behulp van kraagstenen (foto 4)(één enkele steen waarbij de hoogte is uitgehakt in een schuine rand en die de gemeenschappelijke terugval van twee bogen ontvangt).  Deze techniek komt men enkel in de Romaanse architectuur tegen met het begin van de 12de eeuw.  Bovenaan de grote bogen, en zonder een scheiding door een gemoluurde band, bevindt zich het niveau van de rondboogvensters, één per travee.  Deze vensters zijn nu dicht gestopt.
    De zijbeuken hebben eveneens een vlakke overwelving en hebben traveeën van het vierkante plan.  Zij waren oorspronkelijk opengewerkt door kleine rondboogvensters waarvan er nog twee bestaan maar aan de noordelijke muur zijn ze dicht gemaakt.  Deze vensters zijn door grote bogen vervangen na 1737.
    Het transept heeft armen van hetzelfde plan als de kruising.  Dit laatste is overwelfd met kruisribben in de vorm van zware voetringen die schuin afgesneden terugvallen op de hoeken.  Dit type van overwelving is geheel identiek aan deze zoals bij het schip van de kerk van Rosheim, in de Elzas (foto 5).  De kruising is begrensd door gordelbogen en schildbogen  (foto 6) en met twee cilinders die terugvallen op de versierde schuin afgewerkte imposten met een prachtig gebeeldhouwd decor, vergelijkbaar met de imposten van het schip en inhoudend geometrische en vegetarische motieven (foto 7).  Deze staan op vierkante pijlers en met terugvallen geplaatst op de schuin afgewerkte basissen.
    De noordelijke arm van het transept is ook overwelfd maar het kruisgewelf dat het overdekte is vervangen geweest.  Het gewelf van de zuidelijke arm is verdwenen en vervangen door een vlak plafond.  De oorspronkelijke gewelven van deze beide transeptarmen was gevormd met kruisribben waar we nog kleine terugvallen zien in de hoeken om de terugval van de overdekking te ontvangen.  Hun impost is geprofileerd met een opeenvolging van banden, voetringen en hollijsten.  Dit profieltype verschijnt pas in het Romaanse decor vanaf de jaren 1150 en vinden we terug op de dekstukken van de kapitelen van het schip van Sainte-Foy te Sélestat in de Elzas rond 1160-1170.  Het hoge gedeelte van de oostelijke muren van de transeptarmen was open gewerkt door een rondboogvenster, nu dicht gestopt en verborgen in de hoeken van de zijbeuken.  Identieke vensters moesten de zijmuren openwerken maar zij werden vervangen door de grote, waarschijnlijk in de 18de eeuw.
    De hoofdapsis is voorafgegaan van een rechte travee van het onregelmatig langwerpige plan (foto 7) dat overdekt is met een tongewelf.  Een schuin afgewerkte kordon scheidt de hoge gedeelten van het gewelf.  Deze kordon zet zich verder op imposten van de gordelboog die de halfronde apsis voorafgaat.  Deze laatste, overwelfd in halfkoepel, was oorspronkelijk opengewerkt in zijn laagste gedeelten, onder de kordon, door drie rondboogvensters.  Deze zijn tijdens een recentere periode verbreed geweest.  Het halfrond is verticaal verdeeld in zeven delen (foto 8) door de half ingewerkte colonetten, op een randbank gezet en daarboven met kapitelen in de vorm van een afgeknotte kegel versierd met gebeeldhouwde motieven.  Men vindt hier gevariëerde vegetarische motieven terug van hetzelfde type als deze die de imposten van het schip en de kruising versieren maar men ziet er ook een klein personage vasthoudend twee stammen.  Het zou hier gaan om een gestileerde voorstelling van Samson vastgrijpend de zuilen van de tempel.  Een voorstelling van hetzelfde type ziet men op de gebeeldhouwde fries van de gevel van de kerk van Andlau in de Elzas en op een gebeeldhouwd paneel in het kooreinde van de kerk van Murbach.  De gemoluurde kordon die loopt op de ganse oostelijke afsluiting van het schip is versierd met kleine palmetten, naar beneden gericht en ingeschreven in een cirkelvormige lintvormige versiering.  Dit type van versiering bestaat in verschillende Romaanse gebouwen van het derde kwart van de 12de eeuw zoals bij de apsis van de kerk van Puxe-en-Saintois, eveneens in Lotharingen, de kapitelen van de kloostergang van de kerk in Eschau in de Elzas of op het zuidelijke portaal van de kerk van Murbach ( foto 9).
    De zuidelijke absidiool is eveneens met twee traveeën.  De rechte travee is overwelfd met een tongewelf en opende zich oorspronkelijk op de halfronde apsis overwelfd in halfkoepel.  Geen enkel decor onderlijnt onderlijnt dit gedeelte van de kerk en enkel in venster in de as in rondboog, werkt deze ruimte open.  De noordelijke absidiool en de rechte travee die het voorafging, is verdwenen.
    Aan de buitenzijde is de gevel overdekt met een pleisterlaag die het zien van de wijzigingen, verhindert, en aangebracht in een meer recentere periode.  Zij stelt eveneens een heel mooi portaal voor versierd met beeldhouwwerk ( foto 10).  De gevormde stijlen met een pijler en twee zuilen stellen een uitsprong voor.  Deze steunen zijn zijn gezet op de basissen van een Attisch type met afgeronde klauwen.  De interne zuilen zijn verdeeld door een opengewerkt decor gevormd door een ontrolde lintvormige versiering.  De centrale zuil is eenvoudig torisch en de pijler is eveneens glad met gemoluurde imposten.  De kapitelen van de interne zuilen zijn versierd met gebeeldhouwde motieven : Vegetarische motieven en kleine personages.  De sluitringen van de ontlastingsboog stellen verschillende profielen voor.  De buitenste boog is geprofileerd in banden, voetringen en hollijsten en stelt een vorm in spitsboog voor.  Deze vormt is misschien het resultaat van een modernere periode wat niet heel zeker is daar op de gevel van de kerk Sainte-Foy te Sélestat in de Elzas, de bogen bij boven het portaal er ook enkele gebroken zijn.  De interne band is in spiraalmotief en een zekere vorm vindt men ook terug aan de zuidelijke ingang van de kerk Notre-Dame van Saint-Dié in de Vogezen.  De binnenste boog is versierd met een motief van eikengebladerte op zijn rechter terugval en met wijngaardranken op zijn linker terugval.
    Het halfronde timpaan (foto 11) is omhord met een boord in reliëf en stelt naast elkaar gezette voorstellingen voor met een gevecht van ridders, een brullende leeuw, de drie Maria's aan het graf en drie medaillons waaronder sterren en een vogel. 
    Aan het oosten van de kerk ziet men andere versieringen zoals bij de centrale apsis waar de wanden geanimeerd zijn door zes half ingewerkte zuilen (foto 12).  Onderaan zijn ze gezet op Attische basissen met een bijkomende voetring en voorzien van klauwen en zij stellen verschillende varianten voor met vlechten en eierlijsten.  Zij zijn gezet op aangepaste plinten, zoals gebruikelijk was in de tweede helft van de 12de eeuw, en oprijzen van een schuin afgewerkte basis.  Deze zuilen hebben kegelvormige kapitelen versierd met beeldhouwwerk : Men ziet er verschillende vegetarische motieven, in elkaar gestrengelde motieven en zelfs kapitelen voorstellende personages (foto 13).  De abacus van deze kapitelen dient als steun aan de basis van de zuilen hoger die een Attisch profiel voorstellen maar met een heel hoge hollijst waarop zich verschillende versieringen inschrijven : Personages met vier poten, strepen, randlijsten en vegetarische motieven.  De gladde cilinders dragen de kubische kapitelen met een halfrond kwabornament en torische astragalen die de dakgoot met drie rijen van staafvormige kanteelversiering onderbreken.  Deze drie rijen van staafvormige kanteelversiering vindt men ook terug aan de bovenste boord van de drie vensters verlichtend de apsis (foto 14).  Deze versiering is trouwens heel typisch voor de tweede helft van de 12de eeuw.  De zuidelijke apsis  is ontdaan van iedere versiering (foto 15) en is slechts opengewerkt door één heel eenvoudig rondboogvenster.  De kruisingstoren schijnt het resultaat te zijn van een wijziging in een meer modernere periode.
    De kerk van Vomécourt-sur-Madon is van een heel grote interesse en is een getuige van de overvloed en de verscheidenheid van decors die kenmerkend zijn voor het derde kwart van de 12de eeuw, 1160-1180.  Een periode waarin de kerk waarschijnlijk is opgericht geweest.
     
    Bronnen :
    - Hans-Günther Marschall, Rainer Slotta in Lorraine Romane, collection La Nuit des Temps 61, Editions Zodiaque 1984.
    - Suzanne Braun in Art Roman en Lorraine : Architecture et sculpture, Metz 2005.
    - Robert Will in Alsace Romane, collection La Nuit des Temps 22, Editions Zodiaque 1965.
































    28-10-2011 om 00:00 geschreven door Belibaste  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    Categorie:Romaanse architectuur Frankrijk : Vosges 88
    26-10-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Nomeny (Fr. Meurthe-et-Moselle)
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Nomeny

    Geschiedenis en beschrijving.

    Het fort en de gesloten cité.

    Tijdens zijn intronisatie in 1120, neemt Etienne de Bar, bisschop van Metz, bezit van het machtige fort van Nomeny gebouwd door zijn voorgangers.  Samengesteld uit vier torens en vier gevelmuren, omhord met brede grachten, was het fort gesitueerd aan de rechter oever van de Seille, op een rotslaag van het Artesische type die de drie nabije putten bevoorraadt; de put van het dorp, de put van het kasteel en deze van de stallen. 

    Adhémar de Monteil, bisschop van Metz die verschillende forten plundert zoals Saint-Salins, laat in 1335, Nomeny en Saint-Avold versterken om iedere tegenactie te voorkomen.  Jean de Vienne volgt Adhémar de Monteil op in 1361 en laat de versterkingen van de stad beëindigen.  Alhoewel ontmanteld in 1363 onder Richelieu tijdens de Dertigjarige Oorlog, figureren de omwallingen van de stad nog op het kadastrale plan van 1830 en tot en met het midden van de 20ste eeuw; de constructies gesitueerd aan de buitenzijde van hun perimeter waren de laatste van de muren.  De omwallingen steunden zich in het oosten op de rivier en in het westen op het fort.  Men betrad de stad langs twee poorten, de ene uitgevend op de brug (Porte Basse), de andere in het noordwesten op de weg naar Metz (Porte Haute).  De aldus versterkte omtrek was 1 200 meter.

    De bisschoppelijke en hertogelijke residentie.

     

    De opvolger van Jean de Vienne werd Thierry Bayer de Boppart : “Ce noble evesque estoit plus hault de corps que homme qui fust au pays de Lorraine…. Il fut reçu à l’evesche en 1366, le lendemain de la Toussaint après avoir disné à Nomeny.  Il édifiait tres volontiers…Il fit faire à Nomeny en 1365 un bel chastel”[i].  Meurisse, in zijn Histoire des Evêques de Metz schrijft eveneens dat “Thierry de Boppart, die eveneens de passie had om te bouwen, het kasteel van Nomeny liet reconstrueren”.  Volgens Benoît Picard in zijn Histoire manuscrite de Metz[ii], restaureerde en vergrootte Thierry V de Boppart het kasteel in 1381 en had de plaats ingenomen van een vergelijkbaar fort, gebouwd door de voorgangers van de machtige Etienne de Bar, 55ste bisschop van Metz (1120-1162).  1381 zou de datum zijn van het einde van de werken herbegonnen na 1366.  Naar alle waarschijnlijkheid hield het romaanse fort logementen in van de leenheer waar Thierry de Boppart verbleef vooraleer een kasteel te laten oprichten tijdens de gotische periode aan de binnenzijde van zijn omtrek.

    Conrad Bayer de Boppart liet het kasteel defensieve ontwerpen aannemen voor de artillerie in 1440.  Deze omschakeling houdt voornamelijk een planning van schietgaten in deze ontwerpend in met het plaatsen in de muren of op de torens van het fort toestaand de installatie van schietgaten van veldslangen., haakbussen en donderbussen.  De geïnstalleerde schietposten verplichten anderzijds tot de constructie van evacuatieplaatsen van rookdampen waarvan er één overblijft op het gelijkvloers van de donjon.

    In 1548 ontvangt Nicolas de Vaudémont, zoon van hertog Antoine, regent van Lotharingen, heer van Merceour het van zijn nonkel Jean, kardinaal van Lotharingen, het kasteel en de stad Nomeny.  Zijn dochter Louise, toekomstige koningin van Frankrijk, ontvangt het kasteel op zondag 30 april 1553.  Zijn kleindochter, Françoise de Lorreine, trouwt César de Vendôme, verkoopt het Henri II, hertog van Lotharingen in 1612.  Marguerite de Gonzague, vrouw van hertog Henri II gaat er wonen tijdens haar weduwschap van 1624 tot 1629 en Lodewijk XIV beveelt de vernieling ervan in 1672.

     

    Het romaanse fort.


    Het is omhord met droge grachten van 15 meter breed en 4 tot 6 meter diep.  Zijn plan is schijnbaar trapeziumvormig.  De grote basis meet 55 meter, de kleine basis 45meter en de hoogte 42 meter.  De koer volgde het profiel van het terrein in een helling van 8%, afgaande van het westen naar het oosten.

    De muren van het verdedigingsontwerp waren gevormd met een metselwerk van blokstenen tussen twee muren in een parament van mergelachtige kalksteen dat men terugvond in de lengte van de vallei van de Seille stroomopwaarts van Nomeny en waarvan de krijtgroeven nog uitgebaat werden in de 20ste eeuw.  De gevelmuren hebben een dikte van 2,20 meter, drie van de vier torens hebben een dikte van 3,20 meter; de vierde is tot op de grond afgebroken.  Hun hoogte is wisselend, de noordelijke en westelijke gevelmuren zijn de hoogste daar zij uitzicht hebben op het veld.  De noordelijke domineerde de gracht van 14 meter.

    In het midden van de oostelijke gevelmuur bevinden zich de getuigen van een ingangssas  inhoudend een halve toren die de ophaalbrug inhield, een rechthoekige ruimte tussen twee muren onder een bewakingspost opgehoogd met twee meter en een uitgestrekt portaal in rondboog als eindruimte, nu omsloten door een steunmuur.  De voet van deze muur is op het grondniveau van de koer van het kasteel.  Deze toegang zou dus verloren gegaan zijn tijdens de ophoging van het niveau van de koer terwijl de anderen gevormd waren aan de voet van de zuidwestelijke toren genoemd “Tour de l’orloge”.

    De kleine zuidoostelijke toren in de vorm van een hoefijzer met vlak einde, gaf uit op de rue de Bon-Puits.  Zij was het laagste en werd vernield door de soldaten van Créqui in 1672.  Men ziet er niet meer van dan de eindmuur en de ingang van de sape die werd uitgehold om hem op te blazen.

    De zuidwestelijke toren genaamd “Tour de l’orloge”, de noordwestelijke toren “Tour du donjon” en de noordoostelijke toren “Tour ronde”.  Allemaal stelden zij een half cilindrische sectie voor met dezelfde diameter van 13,50 meter buiten de gevels.  De hoekdeellijn van de gevels waarop zij waren opgericht, vormden hun as met een symmetrie.  Aan de zijde van de koer hadden zij allemaal een verschillende geometrie.

    De donjon  verhief zich tot 23 meter boven de noordelijke gracht.  De sectie buiten de gevels, toegewijd aan de verdediging, hield drie niveaus in met daarop een terras, beschut achter een muur in hoefijzervorm, zijzelf bekroond met een metselwerk waarbij het eindresultaat niet zo duidelijk uitkomt.  De rechthoekige gebouwen aan de zijde van de koer hielden enkel gangen en trappen in.

    De ronde toren is nog niet ontdaan van zijn vegetarische overwoekering.  Zij schijnt van dezelfde afmetingen te zijn als de donjon maar bezit geen enkel gebouw binnenin de koer.  Zij houdt bewoonbare delen in.

    De Tour de l’orloge is heel erg geruïneerd zodat men zich moeilijk kan wagen aan een beschrijving.  Het is echter mogelijk om drie verdiepingen te onderscheiden met daarop een muur in hoefijzervorm geopend langs de koer.


    Het Gotische kasteel.

    Terwijl de architectuur van de torens en de gevels geen enkele overeenkomst hebben met maatstenen is het anders met de ontworpen elementen van de koer.  Drempels, deurstijlen en versieringen van de poorten in maatsteen getuigen van een andere periode.  De paramenten en de stijlen zijn gevormd met bredere stenen dan deze van de torens en gevels.  Deze zijn op elk van hun zijden bezet.  De verschillende beddingen zijn beschermd tegen het optrekkend vocht door de hergebruikte leistenen bewijzend de achteraf aangebrachte daken.  De bielsgaten zijn nog zichtbaar van enkele.

    Terwijl Thierry Bayer de Boppart, Nomeny in gebruik neemt, is het romaanse fort waarschijnlijk verouderd zonder betekeniswaardige wijzigingen te ondergaan en zijn   residentiële gebouwen, heel archaïsch, vragen erom om een nieuw kasteel op te bouwen.  Om veiligheidsreden zijn de residentiële gebouwen toegevoegd aan de oostelijke gevelmuur, deze gevelmuren sinds kort toegevoegd aan de noordelijke muren van de stad.  Om de nadelen te voorkomen van afstromend water van de daken, is het nodig om deze bij voorkeur te wijzigen en ze te verhogen aan de zijde van de oostelijke gevelmuren.  Dit heeft het wijzigen van de oorspronkelijke ingang langs de ophaalbrug tot gevolg.  Men moet er dus heel wat wijzigen op het niveau van de koer en van het terrein aflopend naar het westen.  De keuze wordt gemaakt aan de voet van de Tour d’orloge, minder bedreigend dan de toren van de donjon.  Het is eveneens noodzakelijk om een gedeelte van de zuidelijke en westelijke grachten te dempen tot op het niveau van de koer om aldus een weg aan te leggen leidend naar de kern van de stad.

    Het gotische kasteel is ook nog het voorwerp van een aantal wijzigingen tijdens de renaissanceperiode, waarschijnlijk op het moment van zijn in bezit name door Nicolas de Vaudémont.  Het zal in de 17de eeuw vernield worden.  Aan de koer staan de dikste muren nog recht op een hoogte van ongeveer 1 meter.  De andere zijn verdwenen naar aanleiding van het in cultuur brengen van de tuinen die er in de loop van de volgende eeuwen werden aangebracht.

    Bronnen :

    - Charles-Laurent Salch in Dictionnaire des Châteaux et des Fortifications du Moyen Âge en France; Editions Publitotal Strasbourg 1979.
    - Charles-Laurent Salch in Atlas des Châteaux-Forts en France; Editions Publitotal Strasbourg 1977.
    - J-F. Fino in Forteresses de la France Médiévale; Editions A. et J Picard Paris 1970.
    - Jacques Gardelles in Le Château Féodal dans l'histoire médiévale; Editions Publitotal Strasbourg 1988.
    - Jean Mesqui in Châteaux Forts et Fortifications en France; Flammartion 1997.







    [i] Chroniques messines de Huguenin.

    [ii] Archives muncipales van Metz.






































    26-10-2011 om 22:20 geschreven door Belibaste  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (3 Stemmen)
    Categorie:Kastelen Frankrijk
    22-10-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Mont-Saint-Martin (Meurthe-et-Moselle 54)
    Klik op de afbeelding om de link te volgen De kerk Saint-Martin te Mont-Saint-Martin

    Geschiedenis.

    Reeds in de 6de eeuw (na Christus) was er reeds een gewijd gebouw opgericht op de Mons Sancti Martine, in de nabijheid van Longwy.
    In 1096 gaf Ermesinde, comitessa de Longui, deze plaats van cultus, alsook de kerk van Villers-la-Montagne en de kapel Saint-Dagobert van Longwy, aan de abdij Saint-Vanne te Verdun.
    Naar vermelding in documenten geciteerd door Fuss, de echtgenote van Ermesinde, stichtte de graaf, Albert von Dagsburg, de priorij van Mont-Saint-Martin op 10 mei 1096.  De gift is bevestigd door Ermesinde en haar tweede man, Godefroy de Namur, in 1124.
    In 1599 werd de administratie van de priorij gekoppeld aan het Jezuïetencollege van Verdun.
    Een restauratie van de kerk werd in de 19de eeuw gerealiseerd, radicaal dat het vandaag moeilijk en zelfs onmogelijk is de hernomen gedeelten van de originelen te onderscheiden.

    Beschrijving.

    De kerk van Mont-Saint-Martin bestaat uit drie beuken op een basicaal plan zonder een aanpalend transept
    (foto 1).  Het wordt beëindigd door drie halfronde apsissen, elk vooraf gegaan voor een rechte travee.  Deze in het noorden draagt de toren van een min of meer vierkant plan (foto 2).  De twee traveeën van het schip komen overeen met de vier traveeën in elk van de zijbeuken.
    Het schip verheft zich op één enkele verdieping met deze van de grote boogreeksen.  Zij is overdekt met kruisribben terugvallend op de pijlers voorzien van twee pilasters in uitstek aan de zijde van het schip.  De pijlers zijn eenvoudigweg vierkant.  De ribben van de overwelving van het schip zijn samengesteld uit drie voetringen, deze in het midden overheersend.  Het is mogelijk dat dit gewelf achteraf geïnstalleerd is omwille het feit dat de gebeeldhouwde kapitelen waarop zij terugvallen onnatuurlijk de gemoleerde impost doorsnijden; een gemoluurde impost die rond de pijlers lopen.  Men moet echter vaststellen dat het ribgewelf er steeds moet aanwezig zijn geweest zijn daar de uitstek van de pijlers geprofileerd zijn in dezelfde aanzet van de steen.  De terugval van de ribben en de bogen gaat op de half ingewerkte gebeeldhouwde kraagsten in de oostelijke muur.  Sommige auteurs vermoeden dat er oorspronkelijk een overwelving in hout moet geweest zijn.  De zijbeuken zijn eenvoudig overwelfd met ribgewelven en zijn door rondboogvensters opengewerkt, één per travee. De gordelbogen stellen een sikkelvorm voor.  De boog die de ruimte voor het koor voorafgaat, is op dezelfde hoogte als de grote bogen gesitueerd.  Deze boog is uitgerust met gebeeldhouwde motieven die herinneren aan het portaal van de Sint-Jacobskerk te Regensburg.  De centrale apsis, overwelfd met een halfkoepel zoals trouwens de twee andere, is eveneens aan de basis van de overwelving benadrukt door een moluur in zigzag-vorm, gedragen door de gebeeldhouwde kraagstenen waarvan de motieven verwant zijn met deze van de westelijke kraagstenen.  De kapitelen van de rechte koortravee zijn van een bijzondere schoonheid.
    Aan de buitenzijde valt vooral de gevel van de kerk op.  Zij is in drie delen verdeeld door de pijlers met verscheidene terugvallen (foto 3).  De zijdelingse delen zijn opengewerkt door de eenvoudige rondboogvensters terwijl het centrale gedeelte door een groot roostervenster is opengewerkt met een centrale oculus waarrond vier bogen in een accoladeboog uitstralen (foto 4).  Volgens sommige auteurs is het waarschijnlijk dat men zich van een bestaand motief heeft bediend zoals we terugvinden bij de abdij Saint-Vanne van Verdun.  Hieronder kan men een monumentaal portaal terugvinden waarlangs men het gebouw betreedt (foto 5).  Het bestaat uit twee insprongen.  Het eerste gevormd met een rondboog versierd met vegetarische en abstracte motieven, verwant met deze die de bogen in de omgeving van het koor versieren.  Deze boog valt terug op colonetten met krulmotieven die de late 12de eeuw aankondigen.  De binnenste terugval is bezet door de deur van een rechthoekige vorm, versneden door een opeenvolging van zaagtanding (foto 6).  Dit type van decor kan men ook terugvinden op het laatromaanse portaal van de kerk te Bronn en rond 1230 is gedateerd.  Dit laat met al de voorafgaande samenstellingen, vermoeden dat de gevel, de overdekking van het schip en de centrale apsis van de kerk te Mont-Saint-Martin met zijn decor, dateren van het begin van de 13de eeuw tussen 1200 en 1230.  De rest van het gebouw zou toebehoren aan het derde kwart van de 12de eeuw zoals het profiel van de imposten van de pijlers, samengesteld met een voetring en hollijst gescheiden door lijstwerk laat vermoeden.  Dit voorbeeld ziet men ook in de westelijke gevel van de abdijkerk van Marmoutier (foto 7) in de Elzas. 
    De zuidelijke muur is ook doorbroken met een deur ( foto 8) die dezelfde kenmerken voorsteld als het westelijke portaal van de kerk Notre-Dame van Saint-Die toebehorend aan de late 12de eeuw.  De drie sluitringen van de rondboog verlengen zich onmiddellijk in de stijlen zonder de inbreng van een kapiteel. 
    In het oosten heeft het gebouw belangrijke restauraties ondergaan zoals op het niveau van de puntgevel van het schip als aan het decor van de centrale apsis.  Het kooreinde stelt zich samen met drie halfronde apsissen (foto 9).  Deze die de zijbeuken beëindigen zijn van versieringen voorzien en zijn enkel opengewerkt door een rondboogvenster.  De centrale apsis is verdeeld in drie secties door de zware uitstekende lisenen.  Zij ondersteunen een dakgoot gevormd door een serie van rondbogen terugvallend op de gesculpteerde kraagstenen.  Zij zijn langs twee bogen opgewerkt, deze in het midden is dichtgemetseld (foto 10). 
    De toren die zich achter de apsis van de noordelijke zijbeuk verheft, is in één enkel deel zonder moluren tot op het niveau van de klokken (foto 11).  Deze laatste is gekenmerkt door paarsgewijze bogen aan de noordelijke, zuidelijke en oostelijke zijden.  De bogen vallen terug op een centrale zuil dragend een half vergaan dekstuk en gezet op een eenvoudige basis.  Het is mogelijk dat deze toren die eveneens deze van de 11de eeuw in de Elzas herinnert, zoals de torens van Wissembourg en Ottmarsheim, eveneens tot deze periode zou behoren zoals eveneens het gebruik van maatstenen in een groot metselverband en de afwezigheid van hoekverbindingen.
    De kerk van Mont-Saint-Martin is dus een kostbare getuige van verschillende stijlen die zich hebben opgevolgd tussen de 11de en het begin van de 12de eeuw en schijnt door deze veranderingen een belangrijk gebouw te zijn in het verloop van deze periode.

    Foto's van de binnenzijde van de kerk ontbreken daar bij het bezoek de kerk gesloten was.


    Bronnen :

    - Hans-Günther Marschall, Rainer Slotta in Lorraine Romane, collection La Nuit des Temps 61, Editions Zodiaque.
    - Suzanne Braun in Art Roman en Lorraine : Architecture et sculpture, Metz 2005.























    22-10-2011 om 00:00 geschreven door Belibaste  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (4 Stemmen)
    Categorie:Romaanse architectuur Frankrijk : Meurthe-et-Moselle 54
    21-10-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Bernstein (Fr. Bas-Rhin)
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Bernstein

    Geschiedenis.

    In de 12de eeuw behoort het kasteel aan de graven van Eguisheim-Metz-Dagsburg (Dabo), de landgraven van de Neder-Elzas.  Tussen 1163 en 1179 getuigt "Castellanus de Berenstein" dus van een gift van de graaf van Hugues de Dabo en Metz tot de abdij van Baumgarten. 
    In 1206 is het kasteel dat deel uitmaakt van de gift van Gertrude de Dabo, van Ferry II, hertog van Lotharingen.  Tijdens deze periode leidt de broer van Ferry, provoost van de abdij van Saint-Dié, een schandalig leven met zijn eigen dochter die hij zou verwekt hebben bij een non.  Richer de Senones die het feit rapporteert vermeldt dat, om er een einde aan te maken, de hertog de dochter liet schaken naar het kasteel van Bernstein en dat zijn zoon Thibaut Bernstein in zijn bezit had; bij de dood van de graaf van Dabo had de hertog bekomen dat de dochter van de graaf zijn zoon trouwde, aan wie het kasteel toekwam. 
    In 1225 bij de dood van Gertrude de Dabo verschijnt Bernstein in het erfenisgeschil.  Het is vooreerst bezet door Simon de Linange, de derde echtgenoot van Gertrude, waaraan de bisschop van Straatsburg het bezit op 29 september 1226 beloofde.  Maar op 25 april 1227 houdt de bisschop zich niet langer aan deze belofte.  Na een maand van belegering verovert hij het "Castrum fortissimum".  Op 05 juli 1228 verzaakt de graaf van Linange aan al zijn aanspraken op het Castrum, en in maart 1236 doet keizer Frederik II dit eveneens.
    In de 13de eeuw behoort Bernstein tot de bisschoppelijke balie; in 1240 en 1244 is Hendrik benoemd als "Advocatus in Bernstein".  In de 14de eeuw zijn de baljuws van de bisschop te Bernstein geregeld geciteerd en de lijst ervan gekend; Jean Keller in 1327, Elnhart, bevolen als burger van Straatsburg tussen 1328 en 1353, de schepen Henri Kresse in 1356, de graaf van Werdenberg in 1387, ridder Thomas de Grostein in 1390.
    Met twee hernemingen dient het kasteel als verblijfplaats van de bisschoppen die er de akten dateren. Gedurende een korte periode vanaf 1366 geven de bisschop en het kapittel, onder druk gezet door de ondergane vernielingen van de Engelsen, de baljuw en het het kasteel in onderpand.
    Op 03 november organiseert Henri Eckbrecht de Durkheim, baljuw te Bernstein, de verdediging van Dambach en van de Châtenois bij het naderen van de troepen van de hertog van Lotharingen, gedurende de oorlog van Guémar.  Hij vraagt aan Straatsburg de zending van poeder voor de kanonnen "Buchsenpulver".
    In 1421 is het kasteel belegert door de troepen van Straatsburg.  Rond 1437 is het geplaatst onder het vruchtgebruik van Conrad de Bussnang, keldermeester en portier van het Groot Kapittel. 
    Op 16 augustus 1460 beschrijft een rechterlijk besluit de afbakening van het woud afhangende van Bernstein.  Op 31 oktober 1493 is Nicolas Schall, de baljuw te Bernstein.  Hij organiseert de vlucht van de verjaagde persoen door de landelijke revolte van de "Bundschuh".
    Vervolgens plaats de bisschop, die Bernstein had teruggekocht, de functie van baljuw over naar Damstein.
    In de 16de eeuw wordt Bernstein geruïneerd door de Zweden tijdens de Dertigjarige Oorlog en wordt Bernstein ontmanteld met de Franse Revolutie in 1789.

    Beschrijving.

    Het huidige kasteel zou dus opgericht zijn rond het jaar 1200.  Het stelt verschillende belangrijke vernieuwingen voor.  Vooreerst wordt hier voor de eerste maal de vijfhoekige donjon opgericht in de Elzas.  Hij is ingeplant op een roze granietrots.  Deze toren is aan zijn voet uitgehold geweest voor het vormen van de gracht.  Het voorste deel van deze zwaardere donjon is in het bijzonder goed weerbaar.  Het is de eerste donjon van dit type dat men terugvindt in de Elzas en eveneens de eerste formule van zulke verdediging in de de Elzas.  Achteraf zullen verschillende bergkastelen in de Elzas opgericht worden aan het rotsachtige uiteinde van een berg die zal gescheiden worden door grachten uitgehakt in de rots.  De drie andere zijden worden beschermd door de steile hellingen.  De stenen gewonnen uit de gracht dienen om het kasteel op te richten.  Dominerend de gracht tov het massief vanwaar de aanval kan komen dient een stevige donjon in boogvorm als schild voor het kasteel achter deze donjon opgericht.  Het kasteel van Bernstein is dus hiervan het eerste voorbeeld; Ortenberg zal volgens hetzelfde principe een halve eeuw later opgericht worden, rond 1265, maar met een verbeterde formule waarbij een verdedigingsmuur met schietgaten zal opgericht worden voor de donjon. Ortenberg werd ook twee kilometer verderop opgericht, ten zuiden van Bernstein, welk toeliet om zich direct te kunnen inspireren op zijn grote voorbeeld.  Ook Girsberg in 1250-1273 en Landsberg.
    De vijfhoekige donjon van Bernstein is opgericht in roze granietsteen, ter plaatse gewonnen, zoals trouwens al de stenen van het kasteel.  Hij houdt drie verdiepingen in met op iedere verdieping, in een vierkante vorm.  De toegang laat zich enkel langs een deur doorbroken op de tweede verdieping en verbindt bovenaan de logementen langs een paserelle.  De huidige ingang op het gelijkvloers is modern.  Het was een gat gemaakt door schattenjagers tijdens de Revolutie die men nadien vergroot heeft als toegang.  Vandaar verbindt een metalen trap de verschillende verdiepingen tot aan de top.  Deze donjon was enkel verlicht door twee kleine nauwe vensters met één aan elke zijde op elk van de twee verdiepingen, uitgezonderd op de eerste verdieping waar een latrine is uitgewerkt aan de noordelijke zijde.  De toegang op de tweede verdieping bevindt zich 11 meter hoog.  De top is nu ontdaan van zijn kantelen maar een lithografie van het begin van de 19de eeuw en een foto genomen rond 1860 toont ons nog dat hij voorzien was van kantelen; men telt er nog vijf kantelen aan de achterzijde.  De donjon van Bernstein zou geïnspireerd zijn volgens de Franse modellen, deze zelf geïnspireerd op de Engelse.
    Het Romaanse logement, het paleis, staat gedrongen op de rots tussen de muren die gebouwd zijn in de verlenging van de donjon.  De muren van dit paleis zijn zowel diensdoend als gevel en verdedigingsmuur.  Een heel nauwe binnenkoer is uitgewerkt tussen de donjon en deze verblijven.  Het is vooral een beschermingsgracht voor een ultieme terugtrekking die uitgewerkt geweest is in de 15de eeuw zoals de opgravingen hebben aangetoond.  Het gebruikte metselverband  voor de donjon en de verblijven is heel klein.  Het stelt voor het grootste deel aan zijn voorzijde reliëfstenen voor in brede beddingen.
    De reliëfstenen of metselwerk met reliëf zijn uitstekende delen versierend het parament van de maatsteen.  Dit type metselverband is geregeld aanwezig in de Elzas reeds vanaf de 12de eeuw en met een langer type in de tweede helft van de 13de eeuw of bij het begin van de 14de eeuw.  Dit type van steen vraagt ook meer werk.  De steenhouwer moet een soort van begrenzing met een ruw onregelmatig gedeelte laten verschijnen.  Dit is reeds van bij de Oudheid in gebruik om de kracht van de inslag van de projectielen te verminderen.  Het getuigt ook van een noodzaak van een ruwer en krachtiger aspect.  Zulke ideeën van de steenhouwers werden ook beter betaald zoals de merktekens van de steenhouwers het bevestigen, geregeld aanwezig op de stenen en reliëfstenen, die meer werk vroegen en aldus duurder waren om te maken.  We zien ook gaten voor het verplaatsen van de stenen, op de stenen van Bernstein. Het verblijf stelt drie verdiepingen voor.  Het gelijkvloers is enkel verlicht door nauwe vensters, vergelijkbaar met deze van de donjon.  Het was een verdieping voor de opslag waar de toegang zich toeliet langs een Romaanse deur gesitueerd bovenaan de toegangstrap.   Vanaf deze verdieping, gereserveerd voor de opslag, moest een houten trap naar boven gaan tot de eerste verdieping, het niveau voor de bewoning.  Enkel de muren van deze verdieping zijn nog bewaard gebleven; de oostelijke en zuidelijke muur.  De zuidelijke muur is doorbroken met verschillende vensters.  De mooie vensters op dit verdiep zijn naar het zuiden gericht en beschikken over een prachtig overzicht naar de vallei toe.  Dit logement meet 20 meter in de lengte en is heel mooi bewaard gebleven waarvan we twee series van verschillende vensters bemerken.  Het zijn vooreerst aan de zijde van de donjon vijf eenvoudige Romaanse vensters, twee vensters voor een hoek van de gevel en drie vensters waarschijnlijk overeenkomend met twee kamers.  Vervolgens zijn er vier belangrijkere, paarsgewijze Romaanse vensters, overeenkomend met de ontvangstkamer.  Deze zijn heel sober en zonder versiering.  Deze verschillende delen waren gescheiden door scheidingswanden in hout.  Terwijl de metselverband op het gelijkvloers met reliëfstenen is, is deze op de eerste verdieping aan de binnenzijde vlak.  De muren van deze verdieping waren  overdekt met een plafondbetimmering in hout.  De plafondbetimmering in hout lijkt vanzelfsprekend nochtans deze van de scheidingswanden eveneens.  Trouwens, in de Elzas waren de muren, en nu nog steeds in vele gevallen, geregeld in hout dat een voordeel schept, vooral in de winter en hier op een hoogte van 562 meter.  Men bemerkt ook de kraagstenen die de balken ontvingen dragend de plankenvloer van deze eerste verdieping.  Deze ontvangstzaal had een lengte van een tiental meter.  Een ander gedeelte, voor de bedienden, moest zich aan de noordelijke zijde bevinden. Spijtig genoeg is het ganse metselwerk van de eerste verdieping aan de noordelijke zijde verdwenen en men weet niets over de openingen aan dit gedeelte.  Er is eveneens geen enkel spoor terug te vinden van haardvuren.  Men kon ook er stenen kachels gehad hebben en waren waarschijnlijk aan de tussenwanden aangebracht. Ook bemerken we hier de aanwezigheid van een breed Romaans venster zich openend op de noordelijke zijde van de grote zaal, ongeveer bovenaan de ingangsdeur.
    Er is geen enkel spoor meer aan de zuidelijke zijde, op de tweede verdieping onder de kapconstructie.  De aanwezigheid van merloenen op de donjon en op de toren "Sainte-Marguerite", in oude documenten, laat ons de aanwezigheid veronderstellen van rijen van merloenen en kantelen op deze verdieping aan de noordelijke, zuidelijke en oostelijke zijde.  Het is ook op dit niveau dat men de donjon kon betreden via een overloop
    De vierkante toren, genaamd "Tour Sainte-Marguerite", is in dezelfde periode opgericht aan de noordoostelijke hoek van het paleis.  Op het gelijkvloers opende het uitgewerkte deel van de toren zich direct langs een rondboog op dit deel van de bijgebouwen.  Op de eerste verdieping komt een deur uit op de kapel dat zich op dezelfde hoogte bevindt als de verblijven.  Zij is verlicht door drie Romaanse vensters, twee kleine in het noorden en het oosten, en een breder in het zuiden.  Deze kapel is in 1479 vermeld in teksten, de kapelaansprebende in 1493 en het altaar Sainte-Marguerite in 1508.  Op de halve hoogte leidt een deur naar de hoge gedeelten van de toren : Men betrad deze langs een houten trap.  Dit hoge gedeelte situeert zich op het niveau van de kapconstructie en moest de controle verzekeren van een rondgang die gans rond ging op de tweede verdieping het paleis.  Boven dit defensieve deel stond nog een tweede defensief gedeelte voorzien van kantelen, bewakend de ingangstrap.
    Beschermend deze trap, was een kleine omheining vastgelegd aan de oostelijke zijde van de rotsachtige uitloper.  Op een uitgehold platform in het granietgesteenten, bevinden zich de overblijfselen van twee muurwanden zijnde de restanten van een woongedeelte in deze omheining.  Aan de noordelijke zijde, op de zijde van de "Tour Sainte-Marguerite" opent zich een deur op kraagstenen die de latrines droegen.
    De "basse-cour" is omhord met een vijfhoekige Romaanse omheining met reliëfstenen, en van een meter dikte, bewaard over zijn ganse hoogte.  Verschillende vensters zijn geopend in deze muur.  In het zuiden staat boven de drie mooie paarsgewijze vensters, een oculus.  Deze koer hield verschillende dienstgebouwen in.  Het huis ingeplant aan de noordoostelijke hoek is bij het begin van de 19de eeuw gebouw geweest.  De drie mooie vensters bevestigen de aanwezigheid van een mooi Romaans gebouw die zich op deze muur in het zuiden steunde.  Een vierkante toren is gebouwd aan de noordwestelijke hoek.  De toegang tot deze "basse-cour" liet zich langs een poort in rondboog.  Achter de uitgehakte gracht in de rots beschermt de vijfhoekige donjon de logementen die de basse-cour aan het uiteinde voorafgaan.
    Op de zuidelijke flank beschermen verschillende versterkingen de nabije omgeving en de ingang van de basse-cour.  Zij zouden van een latere periode zijn, deel uitmakend van een versterkingscampagne voor de verdediging in de 15de eeuw.  De merkwaardige ondergrondse ruimte dateert eveneens van de Romaanse periode.  De toegang liet zich langs een ingang in rondboog die uitgeeft op een overwelfde gang van 9 meter lang.  Aangebracht met de eerste verdediging was hij heel kwetsbaar bij een aanval wat de aanwezigheid verklaart van een citerne in de gracht voorafgaand aan de donjon. 
    Men kent ook het bestaan van een tuin ingeplant in het zuiden, aan de voet van de donjon.

    Bronnen :
     
    - Charles-Laurent Salch in Dictionnaire des Châteaux et des Fortifications du Moyen Âge en France; Editions Publitotal Strasbourg 1979.
    - Charles-Laurent Salch in Atlas des Châteaux-Forts en France; Editions Publitotal Strasbourg 1977.
    - Charles-Laurent Salch in Dictionnaire des Châteaux de l'Alsace Médiévale, Editions Publitotal Strasbourg 1978.
    - Salch, Schmitt, Will, Wirth in Châteaux et Guerriers de l'Alsace médiévale; Editions Publitotal Strasbourg 1975.
    - J-F. Fino in Forteresses de la France Médiévale; Editions A. et J Picard Paris 1970.
    - Guy Trendel en Henri Ulrich in Châteaux des Vosges en du Jura Alsacien; Editions des Dernières Nouvelles Strasbourg 1969.
    - Jacques Gardelles in Le Château Féodal dans l'histoire médiévale; Editions Publitotal Strasbourg 1988.
    - Jean Mesqui in Châteaux Forts et Fortifications en France; Flammartion 1997.












    21-10-2011 om 00:51 geschreven door Belibaste  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (2 Stemmen)
    Categorie:Kastelen Frankrijk
    16-10-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Soignies (Hainaut)
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Soignies

    Geschiedenis.

    Legende en traditie wijzen de stichting van het klooster van Soignies (Zinnik) aan de heilige Vincentius toe, sedert  ongeveer de 7de eeuw.  Het verdrag van Meersen in 870, vermeldt dat Soignies onder de abdijen aan Karel de Kale, koning van Frankrijk, wordt toegekend.  Misschien onder invloed van de invallen van de Noormannen, heeft men op initiatief van Bruno van Keulen, de installatie van een kapittel van kanunniken toegewezen; deze treedt waarschijnlijk op vanaf het midden van de 10de eeuw maar men is zeker van zijn bestaan sedert het tweede gedeelte van de 11de eeuw.
    Het klooster neemt in omvang toe, genietend van de steun van de graven van Henegouwen.  Geseculariseerd in de loop van de 13de eeuw, kende het monasterium verschillende bestemmingen in de loop der eeuwen, en de Sint-Vincentiuskerk werd rijk, in het bijzonder in de 17de eeuw. 
    Een belangrijke restauratie vond plaats vanaf 1860 met het doel de verschillende toevoegingen van de 17de eeuw weg te laten en het opnieuw teruggeven van het middeleeuwse aspect van het gebouw.

    Beschrijving.

    De hedendaagse Sint-Vincentiuskerk van Soignies is een driebeukige kerk met slechts één transept en met de nadruk op de zware massa van de vieringstoren (foto 1).  De aanwezigheid van een kruisingstoren is kenmerkend voor het Scheldegebied, terwijl de westertoren (foto 2) verwijst naar Maasromaanse invloeden.  Het is dus duidelijk dat deze kerk tot stand kwam onder de invloed van beide cultuurgebieden in deze periode.
    De kerk overtreft met haar grootse opzet vele andere kerkelijke gebouwen in Henegouwen.  De afmetingen zijn indrukwekkend.  Het heeft een totale lengte van 78 meter, de lengte van het schip bedraagt 39 meter.  De breedte van de drie beuken samen is 22,50 meter en met een breedte van het schip van 11 meter.  De hoogte van het schip bedraagt 22 meter en met de vieringstoren erbij 62 meter.
    Een sterk gesloten massiviteit bekenmerkt de buitenarchitectuur.  De torens hebben bijna volledig blinde gevels.  De muurgeledingen zijn aan de buitenzijde heel eenvoudig (foto 3), met het interieur is bijzonder rijk.
    Een dergelijk project  kon niet in enkele decennia verwezenlijkt worden maar is het resultaat van meerdere bouwcampagnes.  De huidige aanvang van de bouw blijft onzeker maar sommigen men dat in een eerste fase, op het einde van de 10de eeuw gestart werd met de bouw van het koor, het transept (foto 12) en de vieringstoren.  Anderen zijn ervan overtuigd dat de bouw van het oostelijke gedeelte niet begonnen werd voor het jaar 1000 en dat deze fase in de tweede helft van de 11de eeuw werd afgewerkt.  De forse kruisingstoren (foto 4) getuigt van een invloed vanuit Noord-Frankrijk en Normandië, terwijl de eerste invloeden vanuit het zuiden pas vanaf de 11de eeuw zijn vast te stellen.  Belangrijk is dat het koor reeds bij de afwerking ervan, in de loop van de 11de eeuw, overkluisd werd met een stenen graatgewelf met een overspanning van 11 meter en een dikte van 0,80 meter.  De bouwmeesters hebben hier voor het eerst een dergelijk waagstuk aangedurfd.  Het is dan ook één van de oudste gewelven met dergelijke afmetingen in ons land.
    De vierkante kruisingstoren was aanvankelijk een lantaarntoren, die boven de daken van de aanpalende vleugels van het koor, transept en schip aan iedere zijde verlicht was door drie vensters.  Deze werden in 1622 dicht gestopt toen er een gewelf werd geslagen.  Deze lantaarntoren werd geflankeerd door twee traptorens aan de oostzijde, in de hoeken gevormd door het koor en de transeptarmen.  Dergelijke torenmassa's kwamen wel meer voor in het graafschap Vlaanderen zoals bij de kerken van de Sint-Baafsabdij in Gent, de Sint-Walburgakerk in Veurne, de Sint-Hermeskerk in Ronse en bij de kerken in Mesen en Dudzele (foto 5).  Maar geen enkele is bewaard gebleven.
    Met het afwerken van het oostelijke gedeelte, waarschijnlijk in de tweede helft van de 11de eeuw, begon men met het optrekken van het schip en de zijbeuken (foto 6).  Eerst de benedenverdieping, tijdens een tweede bouwcampagne de tribunes boven de zijbeuken en het verhoogde gedeelte van het schip met de dakbedekkingen en afgewerkt rond het midden van de 12de eeuw.
    Het dak van het schip heeft een grotere helling, van 47°, dan bij het koor en het transept met 40°.  Onder het bestuur van graaf Boudewijn IV van Henegouwen, de Bouwer genoemd, die regeerde van 1120 tot 1171, werden de daken met lood belegd.
    Een geveltoren vervolledigde het geheel met twee zijdelingse traptorens, eerder naar Maasromaanse traditie zoals in Celles, Hastière en Fosses-la-Ville, die op het einde van de 13de eeuw sterk werden gewijzigd.
    De buitengevels  (foto 7) opgericht in geelachtige zandsteen uit de groeven van Longpont bij Horrues, zijn nagenoeg naakt.  Wel markeren steunberen de zijgevels van de beuken, wat in de Maasromaanse architectuur nooit voorkomt.  De buitenvensters van de tribunes zijn gevat in rondboognissen, wat dan meer een kenmerk is voor de Maasromaanse kerken uit het begin van de 11de eeuw.
    Bijzonder merkwaardig is de aanwezigheid van de tribunes ( foto 8) boven de zijbeuken en de structuren van de wanden van het schip in drie zones.  In België zijn er slechts twee Romaanse kerken met gaanderijen boven de zijbeuken; deze van Soignies en de Doornikse kathedraal.  Wel zijn er enkele verdwenen met de Sint-Baafsabdij in Gent, de Sint-Donaaskerk te Brugge en de Sint-Walburgakerk te Veurne.  Vermoedelijk waren er op deze tribunes altaren aanwezig en hadden ze dus een religieuze functie voor de individuele misvieringen van de kanunniken.  Later werden deze ruimten als opslagplaats gebruikt.  Tribunes wijzen ook op de macht en de status van een grote kapittelkerk, wat architecturaal beklemtoond werd.
    De scheibogen tussen het schip en de zijbeuken (foto 11) worden gedragen door afwisselend ronde zuilen en dikke bundelpijlers (foto 9) met een boeiend licht- en schaduwspel.  De bundelpijlers zijn aan de binnenzijde van het schip voorzien van schalken, die ter hoogte van de tribunes barokke apostelfiguren dragen (foto 10), en overgaan in vlakke diensten tot aan de zoldering.  Hoogstwaarschijnlijk was het de bedoeling geweest het schip te overwelven met drie graatgewelven en moesten de diensten de gordelbogen tussen de gewelfvlakken opvangen.  Men had het koor reeds overkluisd maar blijkbaar heeft men die niet aangedurfd bij de middenbeuk.  Wel gebeurde dit in 1681 maar bij de restauratiewerken rond 1900, onder leiding van de architecten A. Verhagen en H. Geirnaert uit Gent, werden de gewelven vervangen door een vlakke zoldering.
    De vorm van de bundelpijlers is niet volledig authentiek maar is het resultaat geweest van een restauratieingreep rond de eeuwwisseling.
    Tussen de bogen ter hoogte van de tribunes en de kleine bovenvensters is er een naakte zone.  In de Doornikse kathedraal, in 1171 ingewijd, zal deze zone geritmeerd worden door een schijntriforium met een rijkere behandeling van de wanden van het middenschip.

    Bronnen.
    - Barral i Altet X in Belgique Romane et Grand-Duché de Luxembourg; Editions Zodiaque "La Nuit des Temps" n° 71, Abbaye La Pierre-qui-Vire 1989.
    - Jacqueline Leclercq-Marx in L'Art Roman en Belgique; Editions J.M. Collet, Bruxelles 1997.
    - Jean-Pierre Esther en Geert Bekaert in België Romaans; Uitgeverij Hadewijch Antwerpen 1992.
    - André Courtens in Romaanse kunst in België.  Architectuur, monumentale kunst.  Brussel 1971.


























    16-10-2011 om 00:00 geschreven door Belibaste  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (6 Stemmen)
    Categorie:Romaanse architectuur België : Hainaut
    12-10-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Wierde ( Namur)
    Klik op de afbeelding om de link te volgen De kerk Notre-Dame-de-Rosaire van Wierde

    Beschrijving.

    Wierde ligt ten zuidoosten van Namen op de weg naar Ciney, Marche en wanneer men er voorbij rijdt langs de E411 ligt het wat verscholen achter een scherm van bomen en heuvels.
    Wierde is in het bezit van een ruime kerk gebouwd in leisteen die de aandacht trekt omwille van zijn zuiver Romaans aspect.
    Deze kerk is samengesteld uit drie beuken met een westertoren (foto 1), een vierkante toren die buitenaan is doorbroken met rondboogvensters (foto 2) en verschillende openingen in de vorm van schietgaten (foto 3).  Bij het naderen van de kerk valt deze gedrongen zware westertoren onmiddellijk op, die vroeger dienst deed als donjon voor de heren van Wierde.  De toren heeft een grote van ongeveer 20 meter.  Het is dus een typische burchtkerk zoals we er verschillende aantreffen in de Condroz en inde Ardennen.
    Het schip wordt beëindigd door een vierkant koor, de linker zijbeuk door een kleine halfronde apsis (foto 4).  Een sacristie heeft aan de rechter zijbeuk de oorspronkelijke apsis vervangen.  De rechter zijbeuk (foto 5) is buitenaan versierd met vijf boogreeksen waarbij het bovenste gedeelte modern is en omkaderd met halfronde vensters.  In de eerste van deze boogreeksen heeft men de hedendaagse ingangspoort uitgewerkt, op dezelfde plaats waar zich vroeger een portaal bevond waarvan men nog sporen kan terugvinden in de muur.  De andere zijbeuk vertoont niet dezelfde karaktereigenschappen (foto 6).  Men bemerkt er enkel de halfronde vensters die de oorspronkelijke kleinere vensters hebben vervangen die van dezelfde periode waren als de rest van het gebouw.  Men treft er nog de sporen aan van een dichtgemetselde deur waarvan het bovenste linteel een driehoekig, in mijtervorm, fronton  (foto 7) vormt. Dit soort van deuren was in het streek van Namen een bijzonderheid welk men nog in verschillende andere oude constructies aantreft.  De linker apsis is versierd zoals te Hamerenne met een grote boog waarbij de boog is samengesteld in de smaak van de 12de eeuw. Men noemt deze ook wel Lombardische bogen (foto 8).  De centrale apsis stelt verschillende rondvensters voor, vroeger dichtgestopt maar met de restauratie terug werden opengemaakt.  Dit was eveneens het geval met het kleine rondboogvenstertje in de nog resterende apsis links.  Het bovenste gedeelte van de kerk is doorbroken met aan iedere zijde vijf vensters met een bescheiden afmeting ook in rondboog en verstoken van iedere versiering.
    Als men zich baseert op de enkele zeldzame geschreven documenten over de periode van de oprichting, bemerken we dat de kerk opgericht is in 1194.  Men kan uit deze documenten eveneens opmaken dat de eerste pastoor een zekere Géronsart was, en er drie altaren aanwezig waren.  Buiten dit in het schip was deze in de linker zijbeuk toegewijd aan OLV Rozenkrans en deze in de rechterbeuk aan de heilige Petrus.
    De kerk werd in de jaren '90 van de 20ste eeuw gerestaureerd door architect R. Bastin.

    Bronnen.
    - Barral i Altet X in Belgique Romane et Grand-Duché de Luxembourg; Editions Zodiaque "La Nuit des Temps" n° 71, Abbaye La Pierre-qui-Vire 1989.
    - Jacqueline Leclercq-Marx in L'Art Roman en Belgique; Editions J.M. Collet, Bruxelles 1997.
    - Jean-Pierre Esther en Geert Bekaert in België Romaans; Uitgeverij Hadewijch Antwerpen 1992.
    - André Courtens in Romaanse kunst in België.  Architectuur, monumentale kunst.  Brussel 1971.

















    12-10-2011 om 00:00 geschreven door Belibaste  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (4 Stemmen)
    Categorie:Romaanse architectuur België : Namur
    08-10-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Afsnee (Oost-Vlaanderen)
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Afsnee

    Geschiedenis en beschrijving.

    Op enkele kilometers ten zuiden van Gent, aan de Leie, vinden we het dorpje Afsnee terug met ongeveer een 1800 inwoners (2007).
    We treffen hier de Sint-Jan-Baptistkerk aan, een heel schilderachtig gelegen plattelandskerkje aan de oever van de Leie met een gedeeltelijk ommuurd kerkhof.  Een eerste vermelding van de kerk was in 939 maar vermoedelijk klimt het nog tot een vroegere periode daar Afsnee reeds bij de goederen van de Sint-Pietersabdij werd vermeld, onder keizer Lotharius.
    Het huidige zaalkerkje is echter het resultaat van talrijke verbouwingen.  De Romaanse kern dateert van einde 12de eeuw in de vorm van een Latijns kruis met een vieringstoren.  De kerk was geconcipieerd als een driebeukige kerk (bij opgravingen trof men nog de aanwezige funderingen hiervan aan) maar vermoedelijk werd enkel de middenbeuk uitgevoerd.
    Op de kruising staat een vierkante, in een achthoek overgaande kruisingstorens van de 13de eeuw of iets later voorzien van spitsboogvormige galmgaten.  De noordelijke muur van het schip zou van circa einde 15de eeuw zijn met een wederopbouw in baksteen en voorzien van drie Gotische spitsboogvensters.  In de oostelijke muur, aan het koor, was een ruim spitsboogvensters aangebracht waarvan er nu nog sporen zichtbaar zijn op de zolder.  Circa 1767-68 werden onder leiding van L. De Villegas, de bouwmeester van de Sint-Pietersabdij, belangrijke herstellingswerken uitgevoerd.  Een bepleisterd plafond werd geplaatst in het schip en koor ter vervangen van een houten gewelf.  In 1786 werd de schaliebedekking van het dak vernieuwd.  Volgens een jaartal op een balk werd in 1806 vermoedelijk het dakgebinte van het schip hersteld.  In 1905-06 hadden grondige restauraties plaats onder leiding van architect A. Van Assche.  We krijgen een gereconstrueerde opbouw van de zijbeuken en een herstelling van de overige delen van de kerk in Romaanse stijl.  De noordelijke muur werd weder opgebouwd in breuksteen en voorzien van rondboogvensters, zoals ook voor het koor en de puntgevels met onder meer ook een restauratie van het interieur.  Herstellingen aan het dak hadden in 1954-58 en 1974 plaats onder leiding van architect A. Bressers.
    Het huidige grondplan vertoont een driebeukig schip met twee zijbeuken, een vieringstoren op vierkante plattegrond, niet uitspringende transept en een koor van één travee met een rechte sluiting.  Links en rechts in de oksel bevindt zich een kleine rechthoekige berging en sacristie.  Uitwendig is de kerk van Afsnee volledig opgetrokken in Doornikse zandsteen in onregelmatig metselverband onder een leien zadeldak met aanleunende lessenaarsdaken.  Boven op de viering bevindt zich de uitstekende achthoekige vieringstoren onder een leien naaldspits.  De overgang tussen de vierkante basis en de achthoekige geleding van de klokkenkamer is door middel van driehoekige verklimmingen met een omlopende kordonlijst.  De toren bezit spitsboogvormige galmgaten.  De transeptarmen hebben afzonderlijke zadeldaken.  De westelijke gevel met hoge puntgevel en ondersteund door twee zware afgeschuinde steunberen bevindt zich boven de korfboogdeur verbonden door een leien afdakje.  De rondboogvenster met brede afgeschuinde dagkanten vinden we hier terug evenals een klein rondboogvenstertje aan de top van de puntgevel.  De blinde muren van de zijbeuken hebben aan de noordelijke zijde gevelstenen terwijl aan de zuidelijke zijde we onderaan ingemetseld visgraatverband terugvinden afkomstig van de funderingen.   In als boven de zijbeuken vinden we de rondboogvensters in de zijbeuken met nog een groot venster in de oostelijke muur, aan het koor.
    Het interieur wordt in drie beuken verdeeld door zware rechthoekige pijlers met fijne imposten aan de binnenzijde van de rondbogige scheidinsbogen.  Bij de kruising vinden we vier spitsbogen op zware rechthoekige pijlers.  Het koor samengesteld uit één travee, heeft in het noorden als in het zuiden telkens drie hoge rondboognissen, middenin doorbroken door een rondboogvenster.  Het schip en het koor worden afgedekt door een vlakke houten zoldering, de zijbeuken met een schuin aflopende houten zoldering.  In de transeptarmen vinden we een houten tongewelf in korfboog en de kruising met een bepleisterd kruisribgewelf. 

    Bronnen :

    - R. Lemaire in De Romaanse bouwkunst in de Nederlanden; verhandelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten in België, Klasse der Kunsten n° 6, Brussel 1952.
    - Barral i Altet X in Belgique Romane et Grand Duché de Luxembourg; Editions Zodiaque "La Nuit des Temps" n° 71, Abbaye la Pierre-qui-Vire 1989.
    - Jacqueline Leclercq-Marx in L'Art Roman en Belgique; Editions J-M. Collet 1997.
    - Jean-Pierre Esther en Geert Bekaert in België Romaans, uitgeverij Hadewijch Antwerpen - Baarn.
    - André Courtens en Jean Roubier in Romaanse kunst in België; uitgeverij Vokaer Brussel 1971.
























    08-10-2011 om 00:00 geschreven door Belibaste  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (4 Stemmen)
    Categorie:Romaanse architectuur België : Oost-Vlaanderen
    30-09-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Nideck (fr. Bas-Alsace)
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Nideck

    Geschiedenis.

    Dit kasteel op zo'n 600 meter hoogte verheft zich op een vooruitgestoken rots van de vallei van de Hasel. 
    Het is waarschijnlijk dat Nideck "de verwaande berg", werd opgericht gedurende de opvolgingsoorlog van Dagsburg (Dabo), door bisschop Berthold de Teck, in het kader om een lijn van forten te vervolledigen, beschermend de middelste vallei van de Brunche.  Het is in een volle periode van onlusten, tussen 1226 en 1239 dat het bovenste Nideck ontstond.  Zoals het de gewoonte was, werd het kasteel toegewijd aan een vazal van de bisschop en zo ontstonden de burgraven van "Nidecke".  Het eerste lid van deze lijn dat gekend is, is "Bourcard de Nidecke".  Hij bevestigde zijn zegel in 1264 aan het charter van Bourchard de Dorlisheim dat zich verzoende met de stad Straatsburg.
    Het kasteel van Nideck verschijnt in een eerste document gedateerd in het jaar 1336 dat ons vertelt dat het fort zich in twee te onderscheiden delen heeft opgesplitst, het bovenste deel en het onderste deel van Nideck.  Deze twee kastelen in de hoedanigheid van bezit van de bisschop van Straatsburg, zijn beleend aan de landgraaf van Werd die hijzelf als achterleen overlaat aan een vazal waarvan hij de getrouwheidseed verlangd.  Reeds in 1339 herneemt de bisschop van Straatsburg het bezit van het kasteel en ontvangt opnieuw de eed van onderwerping van de burggraaf die er verblijft.
    Tijdens de Milanese campagne van keizer Karel IV van het Heilig Duitse Roomse Rijk, vinden we in zijn gevolg ridder Jean de Megde, kasteelheer van Nideck.  De vorige lijn van Nideck was in het midden van de 14de eeuw verdwenen en vervangen in haar functies door de Megde.  Deze openbaring brengt ook de verdeling van het kasteel met zich mee.  In 1393 vermeldt de kastrale vrede de rechthebbenden op Nideck : Jean de Schaeffolsheim, Thomas d'Endingen, Nicolas Richter, Frédéric Stahel, Wyrich de Berstett, enz...
    Vanaf dan komen de Megde op slechte voet met hun leenheer en in 1436 verzet Thomas de Megde zich tegen de machtige bisschop van Straatsburg voor wie hij verder de poort weigert te openen voor de bisschoppelijke zendingen en betaalt geen heffingen meer verbonden aan zijn leen.  Deze houding van de Megde spoort de prelaat aan hem te straffen en ontslaat hem uit zijn functie en vervangt hem in 1447 door André Wyrich, een nakomeling van één van de medeondertekenaars van de kastrale vrede in 1393.
    Reeds in 1447 is Wyrich een verbondene van de heer van Fénétrange, die in een hardnekkige strijd tegen de stad Straatsburg is verwikkeld.  Op 20 februari 1448 dringen de burgerlijke milities van de stad Straatsburg de vallei van de Bruche binnen en vangen de belegering van het kasteel van Nideck aan.  Voor dit beruchte leger verkiest André Wyrich te onderhandelen en onderwerpt zich aan de voorwaarden van de magistraat, die de eed van getrouwheid eist, en aan zijn kasteelheer verbiedt om zijn poorten te openen voor de legers van de Heer van Fénétrange.
    De les droeg echter geen vruchten af en André Wyrich komt in strijd met de hoge en machtige Heer Louis de Lichtenberg.  Deze laatste belegert Nideck dat echter hardnekkig weerstand biedt.  Doch na enige tijd, na een twist met het merendeel van de verdedigers, biedt de kasteel de overgave aan.  Deze zal geschieden zonder voorwaarden en éénmaal het kasteel in handen van Louis de Lichtenberg zal het uitgeleverd worden aan de slopers.  André Wyrich wordt veroordeeld tot de onthoofding maar na een tussenkomst van de mooie vrouw van Wyrich met een genadeverzoek bij Louis de Lichtenberg, laat hij Wyrich zijn hoofd en kasteel.
    Sinds dit wapenfeit is er van de kasteelheren geen vermelding meer alsook van wapenfeiten hieraan verbonden.
    Nadien gaan de rechten van Nideck over naar verschillende adellijke families.  De meest belangrijke overdracht gebeurt in 1491 waarbij de helft van Nideck in handen komt van de Mullenheim die het behouden tot en met 1509.  Vervolgens van 1496 tot 1715 volgen nog de Landsberg en de Kageneck.  Hierna tot 1790 is het nog in handen van de Flachslanden en de Ocahon.
    Doch sinds lange tijd is het kasteel tot ruïne vervallen.  De datum van vernieling is niet gekend maar in 1636 vernielt een brand de resten van de constructie die door de tands des tijds nog niet vernield waren.

    Beschrijving.

    DAankomend op de site ontdekt men vooreerst de gracht op maak uit de rots gehakt waardoor de site op het einde van de bergkam geïsoleerd wordt.  Eveneens rechts van het pad ontdekt men de sporen van een middeleeuwse steengroeve waar de bouwers een groot gedeelte van de stenen voor het kasteel hebben ontgonnen.
    Waarschijnlijk in deze steengroeve hebben de oprichters de aanzetten op maat uitgehakt die dienden voor de onderbouw van de muren.  Achter de gracht heeft men een indrukwekkende schildmuur opgetrokken die de ganse lengte van de bergkam verspert.  Aan de noordoostelijke flank schijnt de schildmuur verdubbeld te zijn door een rechthoekige donjon met hierachter ook de woningbouw.  Aan de noordwestelijke zijde vormde de rots een eerste platform dat veranderd werd in een nauwe koer waarbij het noordelijke deel bezet was door een twee, maar kleiner gebouw.
    Aan de noordoostelijke zijde van het hoge kasteel bevindt zich een trap die rust op een terras.  Dit tweede terras, vanaf beneden, vormde vroeger een tweede niveau door overeenkomst met de basis van het ontwerp.  Een hoge omheining omsloot de basis van de trap.  Bovenaan de trappen situeerde zich een klein gebouw overdekkend de ingang van het hoge kasteel.  Het is het gedeelte dat nu het derde terras vormt.  Hierboven bevindt men zich op het platform van het paleis, de vertrekken van de heer steunden zich in het noorden tegen de schildmuur en de donjon.  Met een nieuwe trap uitgewerkt in de dikte van de muur kan men de top van de muur bereiken vanwaar men kan genieten van een heel mooi uitzicht naar het zuiden, naar de afwatering van de waterval en verder langs de vallei van de Hasel.
    Onderaan het eerste terras van het hoogste gedeelte van Nideck werd een omheining getrokken, aanleunend aan de rots in het noorden.  Aan de zuidwestelijke hoek schijnt zij versterkt geweest te zijn door een cilindervormige toren vanwaar men de ravijn kan overzien.  Van deze omheining gaat men naar beneden tot aan de voet van de donjon van laag Nideck.
    Deze weg loopt langs de gracht die de twee versterkte delen verdeeld.  De vierkante donjon domineert direct deze oude gracht.  Hij is opgericht met mooie stenen met uitstek en meet om en nabij de 10 meter per zijde en bereikt een hoogte van 21 meter.  De dikte van het metselwerk is indrukwekkend, zij laat enkel een binnenste ruimte van 3 op 2,75 meter toe.  Aan de top onderscheidt men de restanten schietgaten of torenomlopen gezet op een kraagstenen.  Twee openingen aan de top duiden de poorten aan die de toegang tot de torenomloop aangaven; het zou hier gaan om houten galerijen geplaatst in uitstek en die een verticale verdediging toelieten.  Men onderscheidt ook een ganse reeks van merktekens van de steenhouwers.  De huidige poort, in de vorm van een gebroken boog, is recent.  Zij werd in de 19de eeuw aangebracht in het kader van het toerisme.  Bovenaan vindt men een gedenkplaat terug ter ere van Adalbert von Chamiso, de poëet die "Riesenfräulein" componeerde.
    Langs een houten trap kan met de verdiepingen van de toren bereiken.  Het metselwerk wordt naarmate men naar boven gaat, dunner en duidt aan ieder losgemaakt deel, de verdiepingen aan.  De losgemaakte delen laat zich ook zin aan de binnenzijde van de toren.
    Aan de buitenzijde van de donjon, op de zijde waar de gedenkplaat is aangebracht, ontdekt men links een verlichtingsspleet met aan de basis, een afwateringskanaal in een uitgehakt deel van de steen.  De half in het duister badende binnengedeelte van de donjon is enkel verlicht door een kleine spleet, langzaam inspringend naar de binnenzijde.
    Op het twee niveau situeert zich aan de zuidelijke zijde de oorspronkelijke ingang.  De deur kon geblokkeerd worden aan de binnenzijde zoals het afsluitingssysteem rechts getuigt, met de inleg van een overlangse balk in de dikte van de muur.  Op de derde verdieping ontdekt men aan de flank een verlichtingsvenster half geopend en overwelfd in de dikte van de muur.  Het vierde niveau is verlicht door een identiek venster.  De venster kon men sluiten door een luik geplaast aan de binnenzijde zoals nog getuigt de oorspronkelijke sluiting aan de basis van de opening.  Op hetzelfde niveau nog steeds ontwaart men in de halfduister, grote blokken zandsteen, ongeveer vierkant, die het metselwerk vormen.  Op de vijfde verdieping komt men uit op een moderne bevloering met van hieruit de mogelijkheid om de buitenste torenomlopen te betreden.  De poorten waren geplaatst aan de oostelijke en westelijke zijde met op de zijden eveneens een serie van kraagstenen die deze galerijen moesten dragen.  Dit niveau is gesloten door een plafond in hout, zonde twijfel dezelfde aanzet van het geraamte van het dak.  Daar kan men nog eveneens een overwelfde doorgang bemerken, uitgevend op de noordelijke zijde.
    Aan de zuidelijke flank van de toren stond een woongedeelte waarvan men aan de westelijke zijde een breed uitspringend venster ontwaart.  Dit gebouw bezette oorspronkelijk de zuidelijke zijde, omsloten door een hoge omheining.  Vervolgens zou dit gebouw vergroot zijn en aan de donjon toegevoegd.  De voorstelling van de kraagstenen, bovenaan de poort van de donjon en de gebroken kraagstenen aan de voet van deze ingang, duidt het bestaan aan van een galerij in hout geplaatst voor de ingang welke men kon betreden met een trapladder.  Deze galerij zou gewijzigd zijn met de verandering van het woongebouw. 
    Aan de zuidelijke zijde van de toren bemerkt men eveneens verschillende merktekens van steenhouwers, vooral op de stenen met uitstek.  Ieder blok draag eveneens een opening van de beitel.  Het zijn de punten van de ontginningsbeitel, in de vorm van een acht, die langs deze gaten binnendrong.  Door met de punten van de beitels het blok vast te houden, kon met de steen aldus omhoog hijsen op de bouwsteiger.
    Aan de zuidelijke zijde van de omheining, die de afgrond domineert, heeft men een steunbeer geplaatst om de muur van de logementen van de nodige steun te voorzien.


    De foto's van het kasteel van Nideck volgen nog.

    Bronnen :
     
    - Charles-Laurent Salch in Dictionnaire des Châteaux et des Fortifications du Moyen Âge en France; Editions Publitotal Strasbourg 1979.
    - Charles-Laurent Salch in Atlas des Châteaux-Forts en France; Editions Publitotal Strasbourg 1977.
    - Charles-Laurent Salch in Dictionnaire des Châteaux de l'Alsace Médiévale, Editions Publitotal Strasbourg 1978.
    - Salch, Schmitt, Will, Wirth in Châteaux et Guerriers de l'Alsace médiévale; Editions Publitotal Strasbourg 1975.
    - J-F. Fino in Forteresses de la France Médiévale; Editions A. et J Picard Paris 1970.
    - Guy Trendel en Henri Ulrich in Châteaux des Vosges en du Jura Alsacien; Editions des Dernières Nouvelles Strasbourg 1969.
    - Jacques Gardelles in Le Château Féodal dans l'histoire médiévale; Editions Publitotal Strasbourg 1988.
    - Jean Mesqui in Châteaux Forts et Fortifications en France; Flammartion 1997.

    30-09-2011 om 00:00 geschreven door Belibaste  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    Categorie:Kastelen Frankrijk
    28-09-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Ramstein (Fr. Haut-Rhin)
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Ramstein

    Beschrijving.

    Dit kleine kasteel op zo'n 384 meter hoogte, situeert zich op dezelfde helling als Ortenbourg.
    Het werd gebouwd in 1293 door de keizerlijk baljuw Otton d'Ochsenstein tijdens de belegering van Ortenbourg.
    Oorspronkelijk gevormd als een eenvoudige toren om een oorlogsmachine te dragen, werd het veranderd om een zelfstandig kasteel te worden.
    In 1298 gaat het kasteel over in handen van de Habsburgers.  Het zal beleend worden in 1307 aan de Reichenberg en vervolgens in 1361 aan de familie Zorn de Bulach en tenslotte in 1422 aan de Uttenheim.
    Voor de eerste maal in ruïne in 1421 tijdens de oorlog van Dachstein tov de adel van de stad Straatsburg, zal het verwoest worden tijdens de boerenopstand in 1525 en volledig verwoest in 1633 door de Zweden.
    De verdediging van Ramstein is vanzelfsprekend gericht naar Ortenbourg. 
    De donjon is gevormd met een grote muur die eveneens dienst deed als logement voor de heer.  Een diepe gracht alsook een citerne zijn nog zichtbaar.

    Bronnen :
     
    - Charles-Laurent Salch in Dictionnaire des Châteaux et des Fortifications du Moyen Âge en France; Editions Publitotal Strasbourg 1979.
    - Charles-Laurent Salch in Atlas des Châteaux-Forts en France; Editions Publitotal Strasbourg 1977.
    - Charles-Laurent Salch in Dictionnaire des Châteaux de l'Alsace Médiévale, Editions Publitotal Strasbourg 1978.
    - Salch, Schmitt, Will, Wirth in Châteaux et Guerriers de l'Alsace médiévale; Editions Publitotal Strasbourg 1975.
    - J-F. Fino in Forteresses de la France Médiévale; Editions A. et J Picard Paris 1970.
    - Guy Trendel en Henri Ulrich in Châteaux des Vosges en du Jura Alsacien; Editions des Dernières Nouvelles Strasbourg 1969.
    - Jacques Gardelles in Le Château Féodal dans l'histoire médiévale; Editions Publitotal Strasbourg 1988.
    - Jean Mesqui in Châteaux Forts et Fortifications en France; Flammartion 1997.





    28-09-2011 om 21:05 geschreven door Belibaste  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    Categorie:Kastelen Frankrijk
    26-09-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Ortenbourg (Fr. Haut-Rhin)
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Ortenbourg

    Geschiedenis.

    Dit indrukwekkende kasteel, eveneens genaamd Ortenberg, situeert zich op zo'n 443 meter hoogte en domineert door zijn grootse verschijning de ingang van de Val de Villé. 
    Het werk gebouwd rond 1258 door de heren van Hohenberg voor rekening van hun schoonbroer Rudolf von Habsburg. In 1291 is de wacht van Ortenbourg overgedragen aan de bisschop van Straatsbourg, Conrad de Lichtenberg.  Het doel van het conflict dat de Habsburgers met Adolf von Nassau, keizer van het Duitse rijk, is dat de keizerlijke baljuw, Othon d'Ochsenstein, de belegering van het kasteel aanvat in 1293.  De belegering sleept aan en de verliezen bij de aanvallers  zijn talrijk daar het kasteel heel goed verdedigd wordt een machtig bisschoppelijk garnizoen.  Van deze periode dateert de oprichting van Ramstein, een belegeringskasteel voorbestemd om zijn tegenstander op de knieën te dwingen, wat het daaropvolgende jaar ook gebeurd.  De Ortenbourg komen echter het jaar nadien terug met de Habsburgers in 1298.  Maar op het vlak van de financiën wordt het een puinhoop wat leidt tot de verkoop van het kasteel aan Henri de Mullenheim in 1314.  Het kasteel blijft in dezelfde lijn van deze laatste, gedurende de volgende 200 jaar.
    Rond het midden van de 15de eeuw is het kasteel een vluchtoord geworden voor roofridders en ondanks de belegering geleid door de bisschop van Straatsburg in 1461 houden de afpersingen niet op.  Uiteindelijk is het Pierre deHagenbach, baljuw van de hertog van Bourgondië, Karel de Stoute, die orde op zaken stelt en zich in 1470 meester maakt van het kasteel, echter voor een korte periode.
    Gesterkt door de steun van de troepen van de stad en de bisschop van Straatsburg recupereert Philippe de Mullenheim zijn rechten in 1471.  In 1525 zijn de opstandige boeren tijdens de boerenoorlog zonder genade vermoord aan de voet van het kasteel.  Ortenberg verandert nog van bezitter in 1551 om ten deel te vallen aan Nicolas de Bollwiller. 
    De Zweedse troepen nemen zonder noemenswaardige tegenstand de plaats in, in 1632 maar zijn verrast door een aanval geleid door getrouwe boeren aan het keizerlijke gezag en het kasteel wordt in 1633 ontmanteld.
    De ruïne zal opeenvolgend toevertrouwd worden aan de Fuggers van Augsburg, de adel van Zurlauben in 1681, aan de familie Choiseul-Meuse in 1710 en aan de baronnen van Faviers in 1812.


    Beschrijving.

    Het kasteel van Ortenberg wordt zo door ongeveer alle castellologen beschouwd als het beste voorbeeld van een versterkte plaats in de 13de eeuw, een soort van voorbeeld van een castrale homogeniteit en "le Dictionnaire des monuments historiques" beschouwt het als "het meesterwerk van de militaire architectuur".
    Met een architecturale homogeniteit maar ook van een klassiek als logisch plan gezien het terrein waarop het is gebouwd, is het versterkte kasteel opgericht aan de rand van een bergkam.  Het domineert zowel de vallei van de Elzas met Sélestat alsook de Val de Villé, waarvan werd verwacht het te bewaken. 
    Zijn machtige vijfhoekige donjon meet een 30-tal meter hoogte en domineert een gracht van graniet die als steengroeve diende bij de oprichting van het kasteel en die de burcht van de heuvel scheidt.
    Een indrukwekkende hoge schildmuur genaamd "Mantel", van het Duits omringt de donjon op drie zijden.  Het zou waarschijnlijk gaan om een origineel idee van de bouwmeester die de ommuring op een slimme manier heeft verhoogd.  Aldus was de toren, onbewoond in tijd van vrede maar ultieme vluchtplaats in geval van belegering van de laagste gedeelten van het kasteel, beschermd tegen de ondergraving van zijn funderingen en tegen projectielen althans tot op een middelmatige hoogte.
    Te Ortenberg hebben de donjon en de ommuring elkaar onbetwistbaar aangevuld.  Hun verbinding verleent aan het fort een onverwoestbare verschijning.  Het kasteel was trouwens verdedigd door een handvol manschappen die gemakkelijk konden passeren voor een beschieting door een tussenliggende circulatiegang.
    De schildmuur alsook de ommuring van Ortenbourg zijn doorbroken met een prachtige serie van schietgaten met nis, gans de eerste in de geschiedenis van de militaire architectuur in de Elzas.  Op het niveau van de schildmuur staan drie rijen van schietgaten een horizontaal schietlijn toe.  Men weet dat de oorspronkelijke schildmuur, opgericht onder Rudolf von Habsburg, verhoogd is onder zijn zoon Albert, na de belegering van het fort in 1293 en de overgave die erop volgde.
    De ommuring en de donjon van Ortenbourg waren eveneens uitgerust met uitspringende toren en muuromlopen, een uitrusting in hout, waarvan men het bestaan kent, dankzij de nog zichtbare bulstergaten.
    De bewoning, een Gotisch paleis genoemd, is gebouwd in een aaneensluitende reeks achter deze meestertoren, trouwens gericht naar een eventueel aanvalspunt en meer in het bijzonder naar het, bisschoppelijke,  Bernstein.  Maar de heer die deze logementen bezette, had niet te lijden onder de krijgshaftige aspecten van het gebouw.  Eigenlijk bezat het gebouw alle voordelen van die tijd; een citerne, een keuken met gootstenen en murale muurkasten, haardvuren, latrines,... Het logement was versierd met een smaak zoals de ingebouwde vensters getuigen, met een opengewerkte opvulling van zandsteen terwijl het basismateriaal hier het graniet is, en de wijdse zalen met vensters uitgerust met zitbanken.
    De ruïne is vandaag echter maar een armzalig beeld van het prestigieuze fort van waaruit de dynastie van de Habsburgers vertrok bij de verovering van Europa in 1273.

    Bronnen :
     
    - Charles-Laurent Salch in Dictionnaire des Châteaux et des Fortifications du Moyen Âge en France; Editions Publitotal Strasbourg 1979.
    - Charles-Laurent Salch in Atlas des Châteaux-Forts en France; Editions Publitotal Strasbourg 1977.
    - Charles-Laurent Salch in Dictionnaire des Châteaux de l'Alsace Médiévale, Editions Publitotal Strasbourg 1978.
    - Salch, Schmitt, Will, Wirth in Châteaux et Guerriers de l'Alsace médiévale; Editions Publitotal Strasbourg 1975.
    - J-F. Fino in Forteresses de la France Médiévale; Editions A. et J Picard Paris 1970.
    - Guy Trendel en Henri Ulrich in Châteaux des Vosges en du Jura Alsacien; Editions des Dernières Nouvelles Strasbourg 1969.
    - Jacques Gardelles in Le Château Féodal dans l'histoire médiévale; Editions Publitotal Strasbourg 1988.
    - Jean Mesqui in Châteaux Forts et Fortifications en France; Flammartion 1997.

    26-09-2011 om 00:00 geschreven door Belibaste  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (1 Stemmen)
    Categorie:Kastelen Frankrijk


    Archief per week
  • 13/07-19/07 2015
  • 05/01-11/01 2015
  • 29/12-04/01 2015
  • 22/12-28/12 2014
  • 15/12-21/12 2014
  • 08/12-14/12 2014
  • 01/12-07/12 2014
  • 24/11-30/11 2014
  • 17/11-23/11 2014
  • 10/11-16/11 2014
  • 03/11-09/11 2014
  • 27/10-02/11 2014
  • 20/10-26/10 2014
  • 13/10-19/10 2014
  • 06/10-12/10 2014
  • 29/09-05/10 2014
  • 22/09-28/09 2014
  • 15/09-21/09 2014
  • 08/09-14/09 2014
  • 11/08-17/08 2014
  • 28/07-03/08 2014
  • 21/07-27/07 2014
  • 16/06-22/06 2014
  • 09/06-15/06 2014
  • 19/05-25/05 2014
  • 07/04-13/04 2014
  • 24/03-30/03 2014
  • 17/03-23/03 2014
  • 23/12-29/12 2013
  • 31/10-06/11 2011
  • 24/10-30/10 2011
  • 17/10-23/10 2011
  • 10/10-16/10 2011
  • 03/10-09/10 2011
  • 26/09-02/10 2011
  • 19/09-25/09 2011
  • 12/09-18/09 2011
  • 05/09-11/09 2011
  • 29/08-04/09 2011
  • 22/08-28/08 2011
  • 15/08-21/08 2011
  • 08/08-14/08 2011
  • 01/08-07/08 2011
  • 25/07-31/07 2011
  • 18/07-24/07 2011
  • 11/07-17/07 2011

    Categorieën
  • Kastelen België (17)
  • Kastelen Frankrijk (26)
  • Middeleeuwse festivals België (1)
  • Middeleeuwse stedelijke versterkingen België (1)
  • Romaanse architectuur België : Antwerpen (0)
  • Romaanse architectuur België : Brabant-Wallon (7)
  • Romaanse architectuur België : Hainaut (6)
  • Romaanse architectuur België : Liège (1)
  • Romaanse architectuur België : Luxembourg (1)
  • Romaanse architectuur België : Namur (1)
  • Romaanse architectuur België : Oost-Vlaanderen (15)
  • Romaanse architectuur België : Vlaams-Brabant (0)
  • Romaanse architectuur België : West-Vlaanderen (2)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Aisne 02 (18)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Allier 03 (10)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Ardennes 08 (4)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Aube 10 (0)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Bas-Rhin 67 (1)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Calvados 14 (8)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Eure 27 (3)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Gers 32 (1)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Haute-Marne 52 (0)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Jura 39 (0)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Landes 40 (10)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Marne 51 (2)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Meurthe-et-Moselle 54 (2)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Meuse 55 (0)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Moselle 57 (1)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Nord 59 (1)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Oise 60 (6)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Pas-de-Calais 62 (0)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Puy-de-Dôme 63 (3)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Saône-et-Loire 71 (9)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Seine-Maritieme 76 (11)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Vosges 88 (1)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Yonne 89 (1)
  • Romaanse plattelandskerken in België (1)
  • Versterkte kerken België (1)
  • Versterkte kerken Frankrijk : Aisne 02 (2)
  • Versterkte kerken Frankrijk : Ardennes 08 (3)
  • Versterkte kerken Frankrijk : Landes 40 (1)
  • Versterkte kerken Frankrijk : Nord 59 (0)

  • Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek




    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.



    Blog als favoriet !

    Startpagina !

    Willekeurig Bloggen.be Blogs
    dansrustroest
    www.bloggen.be/dansrus
    Categorieën
  • Kastelen België (17)
  • Kastelen Frankrijk (26)
  • Middeleeuwse festivals België (1)
  • Middeleeuwse stedelijke versterkingen België (1)
  • Romaanse architectuur België : Antwerpen (0)
  • Romaanse architectuur België : Brabant-Wallon (7)
  • Romaanse architectuur België : Hainaut (6)
  • Romaanse architectuur België : Liège (1)
  • Romaanse architectuur België : Luxembourg (1)
  • Romaanse architectuur België : Namur (1)
  • Romaanse architectuur België : Oost-Vlaanderen (15)
  • Romaanse architectuur België : Vlaams-Brabant (0)
  • Romaanse architectuur België : West-Vlaanderen (2)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Aisne 02 (18)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Allier 03 (10)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Ardennes 08 (4)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Aube 10 (0)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Bas-Rhin 67 (1)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Calvados 14 (8)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Eure 27 (3)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Gers 32 (1)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Haute-Marne 52 (0)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Jura 39 (0)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Landes 40 (10)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Marne 51 (2)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Meurthe-et-Moselle 54 (2)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Meuse 55 (0)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Moselle 57 (1)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Nord 59 (1)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Oise 60 (6)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Pas-de-Calais 62 (0)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Puy-de-Dôme 63 (3)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Saône-et-Loire 71 (9)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Seine-Maritieme 76 (11)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Vosges 88 (1)
  • Romaanse architectuur Frankrijk : Yonne 89 (1)
  • Romaanse plattelandskerken in België (1)
  • Versterkte kerken België (1)
  • Versterkte kerken Frankrijk : Aisne 02 (2)
  • Versterkte kerken Frankrijk : Ardennes 08 (3)
  • Versterkte kerken Frankrijk : Landes 40 (1)
  • Versterkte kerken Frankrijk : Nord 59 (0)


  • Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs