Ameland verkennen is een makkie. Een auto is niet nodig, want aan de aanlegsteiger van de veerboot staat onze huurfiets ons al op te wachten. Om de bagage hoeven we ons niet te bekommeren: die wordt door het verhuurbedrijf naar ons hotel gebracht.

We trekken meteen naar het meest westelijke punt van het eiland, waar een van de hoogste vuurtorens van Nederland staat. Hij dateert uit 1880 en is een referentiepunt voor elke Amelander. Na een stevige klim van 236 treden word je beloond met een uitgestrekt panorama over het eiland. Ameland vormt één gemeente, maar er zijn verschillende dorpskernen, en allemaal zijn ze een omweg waard.

Hollum is het grootste en het meest westelijke van de vier dorpen. Behalve de vuurtoren moet je er ook het pas vernieuwde reddingsmuseum Abraham Fock bezoeken. Het pronkstuk van het museum is de oude reddingsboot die door paarden in het water werd getrokken. Intussen zijn er natuurlijk modernere technieken, maar voor de toeristen wordt de boot nog zo'n 15 keer per jaar op traditionele wijze te water gelaten. Nog meer sporen van het scheepvaartverleden vind je op het kerkhof, waar talloze grafstenen versierd zijn met vissersboten en walvissen. Hier vind je ook het oudste huis van Ameland, dat om voor de hand liggende redenen het Kapiteinshuis wordt genoemd. Net buiten de dorpskern bevindt zich Kaasboerderij Ameland, waar de uitbaatster bijzonder trots de lokale kazen laat proeven.

In Ballum zijn enkele mooie oude huizen te zien, maar je moet vooral eens binnengaan bij Eetcafé De Boerderij, dat wel een heel speciale toog heeft. Om de hoek kan je een Nobeltje proeven, dé Amelander likeur.

Nes is het meest levendige van de vier Amelandse dorpen en ligt erg centraal gelegen. Het Natuurmuseum in Nes is een must: je ziet er onder meer het skelet van een potvis en allerlei opgezette vogels die op het eiland voorkomen. De indringende geur van de potvis moet je er helaas bij nemen. Het museum heeft al alles geprobeerd om de geur weg te nemen, maar niets helpt, vertrouwt de dame aan de ingang ons toe.

Niet ver van het museum prikkelt een heel andere geur onze neus: de heerlijke geur van bonbons, zoals de Nederlanders onze pralines noemen. Ze worden gemaakt van Belgische chocolade in een huis uit 1625. In Nes ben je verder aan het goede adres om te shoppen of op een terrasje iets te eten of te drinken. Je kunt er een fiets huren en in de richting van het meest oostelijk gelegen dorp, Buren, rijden. Neem zeker een kijkje in het Oerd, een natuurreservaat waar een grote meeuwenkolonie zit. Je kunt er heerlijk uitwaaien en met wat geluk allerlei dieren spotten.

Terschelling: zee- honden en veenbesjes
Dieren bij de vleet zijn er ook op Terschelling, na Texel het grootste eiland van de Nederlandse Waddeneilanden en onder meer bekend van de zeehondenkolonies. Met een beetje geluk kun je er tijdens de overtocht al spotten, maar anders is een expeditie een must. De boot IJmond brengt je tot vlak bij de zeehonden. Bij laagtij ligt het merendeel van de dieren immers op een zandbak in de zon. Alleen de allerijverigsten wagen zich in het water op zoek naar vis. De schipper legt uit dat er in de Waddenzee gewone en grijze zeehonden zitten en dat de zomer een heel interessante periode is omdat er dan babyzeehonden te zien zijn.

De boot legt weer aan in hoofdplaats West-Terschelling, waarboven de vuurtoren Brandaris trots uitsteekt. Van hier kun je oostwaarts fietsen om de rest van het eiland te ontdekken. Er is niet minder dan 30 km aan stranden en 70 km aan fietspaden. Een ervan leidt naar het dorp Formerum, waar het erg bijzondere Wrakkenmuseum zich bevindt. Kriskras door elkaar liggen duizenden stoffige objecten die jutters op de stranden hebben gevonden, of dingen die uit scheepswrakken zijn opgedoken.

Verderop, in Hoorn, is een stop bij Hans Ditzel een aanrader: hij rookt op ambachtelijke wijze, nog op dezelfde manier als zijn overgrootvader, paling, makreel en zalm in houten kisten. Een andere lekkernij waarvoor het eiland bekend is, is de veenbes oftewel de cranberry. Volgens het verhaal spoelde de vrucht hier aan in 1845 en voelde ze zich hier meteen thuis. In Formerum kun je deelnemen aan een bijzonder onderhoudende, grappige uiteenzetting over de cranberry. Achteraf kun je allerlei lekkers proeven en kopen. Op de terugweg moet je zeker eens langs het dorpje Midsland rijden. Dat is zonder twijfel het gezelligste dorp van het eiland, met aangename straatjes, witte huizen en zonnige terrassen.

Texel: vogels en schapen
Nog groter dan Terschelling is Texel (spreek uit 'Tessel'). Het 24 km lange en 9 km brede eiland is ook het bekendste. Die bekendheid verwierf Texel onder meer door de korte tijd voor de oversteek: in Den Helder neem je de boot en 20 minuten later sta je al op het eiland. Door de relatieve grootte van het eiland krijg je hier wel minder een eilandgevoel, maar toch loont Texel heel erg de moeite.

Vogelliefhebbers komen hier uitgebreid aan hun trekken: meer dan driehonderd soorten leggen hier hun eieren en maken hun nesten in de duinen of bij de zoetwaterplassen. Om te fietsen, is het centraal gelegen Den Burg, vanwaar je in verschillende richtingen kunt fietsen, een goede uitvalsbasis. Onderweg kom je zonder twijfel massa's schapen tegen, want hier zitten niet minder dan 16.000 schapen, die elk jaar zo'n 20.000 lammeren voortbrengen.

Met de fiets kun je naar De Koog rijden, voor een bezoek aan EcoMare. Je bent er makkelijk een halve dag zoet, want er worden niet alleen natuuractiviteiten, zoals wandelingen, georganiseerd, er worden ook vogels opgevangen. Verder zijn er een zeeaquarium en - misschien wel het allerleukste - zeehondenbassins. Een aantal zeehonden verblijft hier permanent en zorgt elke zomer voor een zes- tot achttal nakomelingen, die als ze groot genoeg zijn worden uitgezet. Maar er worden ook 'huilers' (babyzeehonden die hun moeder zijn kwijtgeraakt) en zieke, verzwakte en gewonde zeehonden opgevangen. Al die dieren worden erbovenop geholpen en weer in de Waddenzee losgelaten. Als je de kans hebt om zo'n dier mee uit te zetten, moet je dat zeker doen: kippenvel is verzekerd!

Na de natuur en dieren kun je nog langs Oosterend rijden. Dit pittoreske dorpje wordt gekenmerkt door wit-groen geschilderde huizen en niet minder dan vier kerken, waarvan een dateert uit de elfde eeuw. Het dorp is een beschermd dorpsgezicht. Na een bezoek aan de Waddeneilanden kun je alleen maar toejuichen dat die nu beschermd zijn dankzij de Unesco-erkenning. (nieuwsblad)