Wetenschap of poëzie? David Van Reybrouck moet er niet tussen kiezen. Hij bijt zich even graag vast in een academische etnografische studie, als in een fictieboek over een zoekende man. Zopas verscheen zijn nieuwste boek Congo. De auteur/filosoof/archeoloog/journalist, die we kennen van o.a. het Debuutprijsboek De Plaag en van Missie (KVS), noemt het zelf mijn grote boek. Honderd vijftig roerige jaren, gebundeld in 680 paginas. Dat kan tellen!
PS.: wil je het boek winnen? Doe dan nu met met de wedstrijd (tot 10 juni)!
Was er veel cultuur om je heen in je jonge jaren?
Ja, mijn moeder was lerares tekenen en zelf actief als beeldend kunstenares, terwijl mijn vader vooral belangstelling had voor natuur en techniek. Naast boeken over bomen en zelf composteren, hadden we boeken over Bruegel, Bosch en Van Gogh waar ik als kind graag in zat te bladeren. Nu pas besef ik wat voor een luxe dat was. Die detailopnames van de Boerenbruiloft en de Tuin der Lusten!
Daarnaast was het creatieproces van kunst thuis als een evidentie aanwezig. Aan de geur in huis kon ik raden waar mijn moeder mee bezig was. Terpentijn gaf aan dat ze aan het schilderen was, salpeterzuur betekende etsen, drukinkt wees op grafiek. Ook mijn opa was artistiek. Hij was een cabaretier die tal van muziekinstrumenten speelde en zeer goed kon tekenen. Helaas had hij geen geld voor tekenpapier, waardoor hij zijn eigen werk moest uitgommen om opnieuw te kunnen tekenen.
Heb je een culturele herinnering die je speciaal is bijgebleven?
Op de jaarlijkse vakantie in Frankrijk romaanse kerkjes bezoeken. Die koelte als je binnenkomt. Dat halfduister. Onvergetelijk. Die lompe, stuntelige architectuur is me nog altijd veel dierbaarder dan de gotiek, barok of rococo nadien.
Mijn moeder was ook bevriend met een Nederlandse beeldhouwer die vaak bij ons over de vloer kwam. Die man kwam aan de kost als buschauffeur in Brugge, maar hij leefde enkel voor zijn kunst. Ik was vier toen hij stierf en weet niet veel meer over hem, maar ik herinner me wel nog zijn intensiteit.
Ook priester-dichter Gery Florizoone kwam bij ons over de vloer. Telkens als hij een nieuwe bundel uit had, kwam hij een exemplaartje brengen. Als kind stond ik voor de boekenkast en dacht: Die man kennen wij!. Ik vond dat ongelooflijk. Zijn gedichten lees ik nog altijd graag.
Als je je schrijverstalent zou mogen ruilen met een ander artistiek talent, wat zou je dan verkiezen?
Beeldhouwen. Ik heb vanaf mijn kindertijd geboetseerd en zou graag opnieuw naar de academie gaan. In mijn roman Slagschaduw heb ik de intense ervaring van het modelboetseren proberen te beschrijven. En ook de schoonheid van lassen. Dat is echt alchemie! Stukjes staal aan mekaar doen plakken
begin er maar aan. Mijn gedichten zijn sculpturen op papier, een soort installaties van taal. Mocht ik tijd - en vooral ruimte hebben, deed ik weinig anders dan beeldhouwen.
Welke kunstdiscipline kan jou het meest bekoren? Welke het minst?
Ik heb veel voeling met de beeldende kunsten. Dat kan moeilijk anders met zon kindertijd. In mijn teksten komen veel kleuromschrijvingen voor. Niets geeft zoveel sfeer als een suggestie van kleur. Het is dan ook geen toeval dat ik met verschillende visuele kunstenaars heb samengewerkt: met beeldhouwer-tekenaar Koenraad Tinel en fotografen Carl De Keyzer en Stephan Vanfleteren. Wat zij doen, versta ik intuïtief zoveel beter dan wat een muzikant doet.
Stel: je mag een avond lang gaan tafelen met drie kunstenaars naar keuze. Wie zijn de uitverkorenen? Waarover zou het gesprek gaan?
Das een makkelijke. Met Albert Camus en alleen met hem. Ik zou die twee andere kunstenaars vragen om een andere keer te komen. We zouden praten over verontwaardiging en verwondering, over de noodzaak om je uit te spreken en het verlangen naar eenzaamheid. Ik zou hem vragen naar zijn complexe liefdesleven en proberen te achterhalen hoe hij dat combineerde met zijn humanisme.
In welke periode uit de kunstgeschiedenis had je wel willen leven?
Ik ben lang geboeid geweest door de belle époque, de periode 1890 tot 1910, maar dat is toch verminderd. Ik heb steeds minder nostalgie of heimwee naar iets wat ik niet gekend heb. Elke periode is boeiend. Ik ben blij dat ik in dit land mag leven op een moment dat de culturele rijkdom ongeëvenaard is.
Stel: in de hemel is er ook kunst. Wat wil je daar dan tot in de eeuwen der eeuwen aantreffen?
De Grote marine van Constant Permeke. Dat is een schilderij om in te verzuipen. Maar eigenlijk zou ik liever in de hel belanden om mij tot in de eeuwigheid te mogen vergapen aan Jeroen Bosch live. En meedoen, van eigens.
Welke Vlaamse kunstenaar verdient volgens jou een standbeeld?
Permeke, maar dan moet het beeld in zijn stijl zijn en niemand kapt Permeke zoals Permeke. (uit in Vlaanderen)