 |
|
 |
|
Gruwelijk dwaas ben ik. Kom maar niet dichter, heb geen vertrouwen in mij. Dit is het verhaal van mijn leven. Dit is het verhaal van mijn dwaasheden. |
 |
25-11-2007 |
Waar begin je ? |
Je zou toch kunnen zeggen dat ik de mooiste tijd van mn leven meemaak. Twee prachtige dochters, een stiefdochter en -zoon waarmee ik zon goede band heb dat ik de stief er gewoon aflaat en een bezorgde man die me intens graag ziet. Een eigen huis, met een zalig groene tuin. Er wordt gezegd dat ik er niet slecht uitzie, hoewel ik het daar vaak niet mee eens ben. Klaarblijkelijk ook nog een IQ waarmee ik alles zou moeten aankunnen. Wanneer ik solliciteer verkoop ik mezelf zo goed dat ik uiteindelijk altijd al de vrijheid gehad heb zelf de job uit te kiezen die ik wil doen. Ik geef toe, ik maak dan niet altijd de meest verstandige keuze, ik ben een gevoelsmens, ik leef en handel op mijn gevoel, en vergeet af en toe het rationele aspect. Maar al bij al, mensen denken vaak dat ik de wereld onder controle heb, dat ik alles voor elkaar heb.
En toch. Toch heb ik helemaal niks voor elkaar, ik heb mezelf niet eens in de hand. Ik pendel maar heen en weer, van het ene korte blije gevoel naar het volgende slechte gevoel. Ik wacht af, altijd, tot wanneer het weer zal toeslaan. Ik voel me vaak heel leeg, als het oog van een wervelwind, gevangen in het midden van de omringende drukte. Ik voel mezelf dan ineenschrompelen tot er niks meer overblijft, misschien nog net een gaatje in de grond. Ik heb het gevoel dat ik steeds kleiner word, steeds eenzamer, wegrazend van het licht. Ik heb niet het flauwste besef waar ik ben in mijn leven, en nog minder waar dit leven heen zal gaan. Waartoe zal dit alles leiden? De stilte bedrukt me en verrukt me tegelijkertijd. Ik ben vuur en ik ben regen. Ik ben een vat vol tegenstrijdigheden. Het ene moment sta ik met beide voeten in het leven, en geniet ik, terwijl ik me even later niet lekker voel omdat ik niet sterf, of zo zenuwachtig dat ik niet eens slapen kan. Ik ben afzichtelijk. Ik voel me niet thuis in deze wereld, ik voel me meer thuis tussen de dode hoofden. Het leven is mijn doem, ik ben diep gevallen en al zo lang onderweg. Ik begraaf pijn in mijn ziel. Ken ik het leven nog? Ken ik mezelf ? Zijn er andere soorten van leven? Ik pieker me suf. Ik ben zwak, en terwijl anderen verder gaan, geef ik me over. Ik heb zoveel moeite om binnen de maatschappelijk opgelegde normen te blijven. Keer op keer wordt ik neergestoken, zonder ademruimte gegund te worden, zonder ophouden, zonder consolidatie.
Gruwelijk dwaas ben ik. Kom maar niet dichter, heb geen vertrouwen in mij. Dit is het verhaal van mijn leven. Dit is het verhaal van mijn dwaasheden.
25-11-2007, 00:00 geschreven door K.
|
|
|
 |
|
Mijn eerste herinnering |
Terwijl de meeste onder ons genieten van een hele resem herinneringen uit hun kindertijd, was voor mij mijn prille kindertijd één groot vraagteken. Een zwart gat, met een hoop vragen als gevolg. Tot voor kort. Ik droomde vaak over mijn kindertijd, maar de gebeurtenissen waren zo vaag en onsamenhangend dat ik er geen waarde aan kon vasthangen. Ik droomde in schimmen. Tot voor kort dus. De laatste maanden werd samen met de droom de herinnering duidelijker, en vonden de onbrekende stukjes zich een weg in de puzzel van mijn leven.
Omdat ik in eerste instantie niet echt kon uitmaken of dit alles weldegelijk een teruggevonden herinnering was, dan niet eenvoudigweg een fantasie, heb ik de droom met mn dokter besproken. En inderdaad, van hem kreeg ik de bevestiging dat het inderdaad een herleven van een echt gebeurd feit betrof
Ik moet nog geen zes jaar geweest zijn. Mijn broer was, in navolging van mijn vader, als matroos lange omvaart al enkele jaren op zee. Hij was vaak maanden weg, om even twee weken thuis op adem te komen, en dan weer te vertrekken naar allerlei exotische bestemmingen. Maar nu was hij thuis, en op zon momenten sliep hij terug in zijn kamer, die ik toebedeeld kreeg wanneer hij op zee was. Tot groot jolijt mocht ik dan bij mijn ouders slapen.
Het moet vroeg in de ochtend geweest zijn, mijn moeder was al wakker, en begon koffie te zetten. Nu kan men zich afvragen waarom ik me dat detail nog herinner, maar als je éénmaal mijn mama bezig ziet in de keuken, weet je genoeg. Om het zacht uit te drukken, ze is niet de voorzichtigste. Ik hoorde haar vervolgens mijn vader wakker maken, niet altijd de makkelijkste taak. Als je nu niet opstaat, kom je te laat, maar vader draaide zich om en bleef nog zijn gebruikelijke twee minuten soezen. En ik soesde mee. Ik hoorde mijn moeder weer roepen, maar deze keer op een paniekerige manier. Vader veerde recht, sprong in zn broek en repte zich uit de slaapkamer. Ik heb geen idee hoeveel later ik ben opgestaan, maar met mn blauw dekentje bij me, op blote voetjes, ging ik muisstil de woonkamer in, alsof ik toen al wist dat er onheil in de lucht hing. Niemand in de woonkamer, maar de deur van mn broers slaapkamer stond open, het licht brandde er, en ik hoorde een paniekerig geroezemoes vanuit de kamer komen. Ik zette voorzichtig een aantal stappen naar voor, zodat ik de slaapkamer in kon kijken. Mn mama stond paniekerig huilend aan mn broers bed, terwijl mn vader hem trachtte te reanimeren. Ik begreep geen zier van wat er gaande was, maar besefte dat het ernstig was, keerde me om en zette het op een lopen naar de slaapkamer van mijn ouders. Ik sprong terug in het grote bed, mn plekje voelde nog warm aan. Ik trok het deken tot net onder mn kin, en probeerde te doen alsof er niks gebeurd was, alsof ik net getuige was geweest van iets dat ik niet hoorde te zien . Ik hoorde iemand de kamer in komen, en een zachte stem die iemand aansprak, ze slaapt nog. De deur werd stilletjes dichtgetrokken, om er zeker van te zijn dat ze mij er niet mee wakker zouden maken. Ik hoorde hoe de sleutel zich in het slot draaide, en wist dat ik moest afwachten.
Meer niet. Hoe hard ik ook probeer, meer kan ik me niet herinneren. Wie me wakker is komen maken, geen idee. Wie me verteld heeft wat er gebeurd was, geen idee. De daarop volgende dagen, de begrafenis, mijn eerste schooldag naar de grote school die enige maanden later plaatsvond, alles is weg. Ik weet niet eens of ik mijn ouders ooit heb zien huilen.
Pas jaren later, ik moet een jaar of 14 geweest zijn, kreeg ik de ware feiten te horen, van mijn oudste zus. Mijn broer voelde zich die bewuste ochtend niet lekker, en mn moeder maande hem aan nog even lekker in bed te blijven liggen. Even later is hij gestorven aan een hartfalen. Hij was eenentwintig, en kerngezond. Mijn vader en mijn zus hebben alles geprobeerd om hem te redden, maar niks mocht baten. Hij stierf in mijn vaders armen. Maar of ik bijvoorbeeld op de begrafenis aanwezig was, wel, dat weet niemand meer
Het enige dat er mij nog kon verteld worden over deze donkere periode, is dat ik opvallend veel greep naar mn veel te grote hoofdtelefoon, en uren naar mn platen van Sesamstraat, en later Toon Hermans zat te luisteren, gewoon op de grond, voor de platenspeler, of onder de tafel. Ik moet toen al, net zoals ik nu nog steeds doe, mijn soelaas gezocht hebben bij muziek. Ik ben blijkbaar sinds kinds af aan heel erg gevoelig geweest aan muziek
25-11-2007, 00:00 geschreven door K.
|
|
|
 |
|
Wat er overbleef |
Mijn moeder zegt vaak dat ik toen haar redding was. Ik was klein, en afhankelijk. Terwijl mijn zussen, toen 16 en 18, zoveel mogelijk mijn ouders trachtten te ontwaren, deed ik dat niet. Mijn moeder moest wel verder, want ik moest naar school, ik moest aangekleed en gewassen worden, ik wou spelen
Mijn ouders hebben toen heel bewust een hele kentering in het leven van onze familie ingevoerd. Morgen kan het gedaan zijn, dus vandaag doen we wat we kunnen, wat we willen. Carpe Diem. Dat gold des te meer voor mij.
Ik was het achterkomertje, mijn zussen plagen me maar wat graag door te zeggen dat ik een ongelukje was, maar mijn ouders houden bij hoog en laag vol dat ik een héél bewuste keuze was. In ieder geval, de jaren passeerden, en mijn zussen verlieten het nest. En ik kreeg alle aandacht. Ik wou paardrijden, en ik kreeg een pony. Ik werd zestien, en wou een scooter, en dus kwam die scooter er. Maar van over-verwend zijn, was geen sprake. Mijn zussen durfden het wel eens naar mn hoofd smijten, maar ik was gewoon een heel braaf, rustig kind dat niet altijd alles kreeg dat het wou. Maar als het verantwoord kon worden en het was financieel haalbaar, waarom niet ?
Na een hiaat van jaren zonder enige herinnering, herinner ik me een aangename periode.
Ok, ik haatte school, heel intens zelfs, en vrienden of vriendinnen op school had ik ook niet echt. Ik was een buitenbeentje, een loner, ik hoorde nergens bij. Behalve als het op paardrijden aan kwam. Achteraf bekeken was mijn pony voor mij pure therapie. Misschien maar goed ook. Ik heb vrijwel alleen goede herinneringen aan die periode, aan alle zondagen belachelijk vroeg op te staan om na een lange rit een hele dag ergens op één of andere wei in een godvergeten gat door te brengen. Maar ik had hem, mijn enige échte vriend. Mijn pony. Een knuffelpony; we speelden tikkertje op de wei, en als ik al eens een keertje té hard wegrende van m, hij behoorlijk moest draven om me in te halen, en ik dan net iets té abrupt stopte, bonkte hij tegen me aan, en knalde ik het gras in. Maar meteen maakte hij het goed met me. Hij was de enige vriend die me aanvaardde zoals ik was, met al mijn fouten en gebreken. En samen wonnen we wat af. We reden mee in de hoogste reeks, en heel vaak wonnen we met glans van al de nouveau-riche-ettertjes met hun ponys waarvoor mama en papa ettelijke duizenden euros hadden neergeteld. Maar mijn pony en ik, wij waren een team, en dat maakte ons zo sterk. Misschien waren we zelfs meer dan dat. Hij was misschien net zo onzeker als ik, en misschien net daarom klikte het zo tussen ons. Misschien waren we lotgenoten. Mijn vermoedens voor zijn onzekerheid zijn te vinden in het feit dat hij elke keer we de ring in kwamen, hij het zo nodig achtte eerst even te plassen. Elke keer. Met als gevolg dat er daarom wel eens wat afgelachen werd, en ik me doodschaamde. Maar ik vergaf het hem graag. Ik vergaf hem makkelijk het half uur dat we verloren hadden omdat meneer bij vertrek het vertikte de paardencamion op te stappen, ik vergaf hem makkelijk zijn mindere dagen, dat hij met zijn achterste naar de staldeur stond, en ik onder geen beding binnen kon, tenzij ik er een flinke pandoering van hem voor over had. Hij was mijn maatje. Mijn enige echte maatje. Toen ik vijftien werd, en aldus moest overstappen van ponies naar paarden, kwam er een pracht van een paard in de plaats. Maar ik was genoodzaakt hem te laten verkopen. Lang heb ik de paardensport daarna niet meer uitgeoefend
Jaren later, meer dan tien jaar later, zag ik hem staan. Mijn pony was ondertussen een oud ventje geworden dat rustig grazend op een weitje stond. Ik hoorde dat hij te koop was, ik kon het niet laten, en kocht hem. Maar ofwel herkende hij me niet meer, ofwel heeft hij me niet kunnen vergeven dat ik hem verkocht heb. Het klinkt banaal zoiets te zeggen over een dier, maar toch. We hebben elkaar niet meer terug gevonden, hoe hard ik ook probeerde. Ik werd zwanger in die periode, en had tijd tekort. Dus heb ik m op pensioen gestuurd. Een provinciaal domein dat nood had aan natuurlijke begrazing, en daarom oude paarden opving. Ik hoop dat hij er nog een mooie periode heeft gehad
25-11-2007, 00:00 geschreven door K.
|
|
|
 |
|
Schooltijd |
Veel kan ik er niet echt over kwijt. Ik haatte school. Hetgeen ik me herinner van de lagere school valt al bij al nog mee. Ik hoefde niks te doen, behalve het verplichtte huiswerk, maar ik slaagde jaar op jaar met glans. Met veel goede moed en hoge verwachtingen trok ik naar het middelbaar onderwijs, maar al snel was mijn motivatie zoek. Ik heb zes, eigenlijk zeven jaar, doorgebracht me afvragend wat ik daar in godsnaam zat te doen. Zeven jaar eindeloos herhalen van dingen waarmee je later niet echt veel bent. De laatste jaren gingen van kwaad naar erger. Ik heb in die periode ook mijn eerste zelfmoordpoging ondernomen, en misschien zat mijn schooltijd en het feit dat ik het buitenbeentje op school was er wel voor iets tussen. Ik diende mn derde jaar te dubbelen, omdat ik dat jaar meer op mn pony zat dan achter mn boeken. Ik heb nooit écht achter mn boeken gezeten. Zou niet eens weten hoe. Hetgeen ik nodig achtte op te steken van een les, dat deed ik in de les. Maar studeren, echt iets uit het hoofd leren, met al die pietluttige details, ik zou niet weten hoe eraan te beginnen.
Het liep helemaal fout in de hogeschool. Ik had geopteerd om communicatiewetenschappen te gaan volgen, maar na een half jaar ging het mis. De examens zaten eraan te komen, en ik sloeg tilt. De overvloed aan materie kreeg ik niet meer onder controle door simpelweg aanwezig te zijn tijdens de lessen, en ik wist bij god niet hoe ik moest beginnen blokken. Ik kreeg de ene blackout na de andere, en mijn ouders haalden me wijselijk van school. Toen dit gemeld werd aan de school, bleken de docenten zwaar ontgoocheld in het feit dat ik mijn studies stopzette. Op zes maanden tijd had ik blijkbaar al een indruk achtergelaten op sommigen. Vooral op de docent Nederlands, want, zo bleek achteraf, op het dictee ter voorbereiding op het examendictee, was ik van de zowat tweehonderd studenten de enige met een goed resultaat. Meer dan de helft had simpelweg nul op twintig, en na mijn zestien op twintig was het beste resultaat een schamele acht op twintig.
Toen ik een tijdje werkte, begon ik in avondschool een cursus exportmanagement, een cursus die drie jaar in beslag zou nemen. De eerste maanden was ik wederom de meest voorbeeldige student van de bende. Maar na een periode lijkt het alsof mijn hersenen genoeg hebben van een bepaald onderwerp, verlies ik de interesse, en stop ik er mee. Zo ook met de cursus exportmanagement.
Jaren later, ondertussen op de hoogte van de reden waarom ik me niet thuis voelde achter de schoolbanken, en met in mijn achterhoofd de woorden van mijn dokter jij kan op je sokken universitaire studies aan, jaren later, waagde ik het er op en begon ik aan een cursus gezinswetenschappen. Boeiende vakken als psychologie, sociologie en ga zo maar door, echt mijn dada. Maar al snel stak mijn faalangst weer de kop op, en nog voor de examens hield ik het, zoals voorheen, voor bekeken, omdat ik simpelweg geen flauw idee had hoe eraan te beginnen. En wederom kreeg ik van enkele docenten de vraag alsnog verder te doen. Ik stelde vragen waaruit bleek dat ik de materie perfect zou beheerst hebben, en het ontwerp van mijn eindwerk scheerde hoge toppen.
En toch. Toch slaat op zon ogenblikken de angst me om de oren, en vind ik steeds wel een manier om er vanonder uit te muizen. Elke keer.
Tijdens gesprekken hou ik wijselijk mijn mond, ik weet van alles wel iets, maar naar mijn mening niet voldoende om actief mee te doen aan een gesprek.
Je hebt van die mensen, op vele vlakken oerdom, maar van één bepaald aspect weten ze gewoonweg alles, of mensen die veel weten over alles en nog wat. Zo ben ik niet. Mijn faalangst zorgde voor een splinterkennis. Mijn kennis reikt uit over heel wat vlakken, maar is vrij oppervlakkig, omdat ik vrij snel interesse verlies. Het heeft vast een reden, maar vraag ze mij niet.. ooit ben ik beginnen spitten naar de reden hiervoor, maar ik verloor al vrij snel de interesse
ik geef op, altijd blijkbaar.
25-11-2007, 00:00 geschreven door K.
|
|
|
 |
|
Pijn |
Gek kan ik ervan worden, van dat piekeren; flitsen, flarden van om het even wat dwalen dan doelloos rond in mijn hoofd. Ongelooflijk rusteloos word ik ervan, en wat of hoe ik ook probeer, ik kan het niet beheersen. Hoe ik soms droom van een uit-knop, zoals bij een televisie, één druk op de knop om eindelijk tot rust te kunnen komen
Het bezorgt me een vreselijke vorm van slapeloosheid; tergend uitgeput van al die gedachten die in mn bovenkamertje worden rondgeslingerd, en toch, net omwille van al die gedachten, die blijvend rond zinderen daarboven, de slaap niet kunnen vatten.
Op een avond, jaren geleden, helemaal in de beginfase van mijn ziek-zijn, stond ik mezelf te douchen. Ik woonde nog thuis, en liep zelfs nog school. Ik begon mn benen in te zepen met een vette gel, die zodra ik ze aanbracht veranderde in een witte, schuimende brij. Ik grabbelde naar het scheermesje dat ik klaarliggen had, en begon, mijmerend, mn benen te scheren.
Op automatisch piloot, zoals ik ook zo vaak met de wagen rondrijd, plots ben ik op mn bestemming, en kan ik me van de afgelegde weg niks herinneren, omdat ik eenvoudigweg te ver was afgedwaald in mijn gedachten.
Plots voelde ik pijn, ik keek naar mn been, en tussen de witte brij vloeide een dikke traan bloed. Ik zag hoe het van mn voet afdruppelde, zich met het heldere water vermengde, en de afvoer indook. Ik voelde de prikkende pijn van het mengsel van water en zeep dat over de wonde liep. Ik voelde pijn, en tegelijk merkte ik de rust op die dat gevoel met zich meebracht. Alsof héél mn hersenmassa, al die radartjes, zich op de pijn fixeerde. Heel even merkte ik dat ik dat ik niet piekerde, heel even vond ik rust. De denktank was even stilgevallen.
In de loop der jaren ben ik een experte geworden hierin. Vroeger was ik roekeloos, ik wou rust, en nou ja, ik kreeg rust, voor enkele minuten, maar tegelijk kreeg ik overal herinneringen aan die luttele momenten van kalmte in mn hoofd. Ik wist dat ik dit niet verder kon trekken, vroeg of laat zou iemand zich vragen beginnen stellen. In eerste instantie zorgde ik ervoor dat ik altijd plaatsen gebruikte op mn lichaam die niet werden blootgesteld aan de buitenwereld. Maar met mijn depressie groeide ook de drang en begon ik manieren te zoeken om de periodes van innerlijke rust te verlengen. Ondertussen heb ik mijn werkterrein hierin verplaatst, genoodzaakt om niet helemaal onder de littekens te staan. Op een dag had ik net iets te lang onder de zonnebank gelegen. Typisch ik : géén geduld. Logisch gevolg was dat ik flink verbrand was, en toen ik die avond me douchte kon ik het wel uitschreeuwen van de pijn. Maar in de plaats daarvan zweeg ik, en vond rust, een hele douche lang. Omdat ik mezelf nu eenmaal niet de tijd kan geven om vaak onder de zonnebank te gaan, noodzaakte ik mezelf een andere manier te vinden
ik ga af en toe, als ik bleek genoeg zie nog wel eens de zonnebank onder, steeds net te lang. oh, mevrouw, ik weet dat ik niet erg gebruind ben, maar ik ben nog nooit eerder verbrand, ik kan er héél goed tegen, dus stel die snelbruiner maar in op 16 of 20 minuten in plaats van de gebruikelijke 12 minuten En dan zit ik op de blaren. Letterlijk. Maar ik vind rust, en die luttele momenten koester ik als het meest kostbare geschenk ooit.
Eén keer ben ik er te ver in gegaan. Echt te ver. Ik was de dag voordien pas geweest, en was die dag flink verbrand. Ik had een klote-dag, en kreeg mezelf niet onder controle. Dus ging ik terug. De pijn toen was zo tergend, ging zo diep dat ik voorbij het rustpunt ging; ik was te ver gegaan en in plaats van rust kreeg ik zulke helse pijnen te verduren dat ik het bijna niet meer aankon. Ik ben zelfs geen twaalf minuten kunnen blijven liggen. In een roes heb ik mezelf rechtgetrokken. Acht minuten. Acht minuten en mn rug was grotendeels achtergebleven op de plaats waar ik eerst lag. Letterlijk. Alle blaren waren opengescheurd, en toen ik thuis in de spiegel keek om te zien waarom ik mn kleren zo moeilijk uitkreeg, bleek mn rug één vochtige, open wonde. Niemand heb ik het ooit verteld. Men zou me gek verklaren. Terecht misschien. Ik ben naar de apotheker een voorraad brandwondenzalf gaan opslaan, en smeerde een volledige tube op een klamme handdoek die ik vooraf even in de koelkast stak. Daar ging ik opliggen. En een tweetal weken later merkte ik er nauwelijks nog iets van. Het heeft meer dan een jaar geduurd alvorens ik terugkeerde naar een zonnecenter.
De laatste jaren zijn de diepe dalen van mijn depressie enigszins wat afgevlakt, en heb ik mijn soelaas gevonden thuis, in de badkamer. Maar op moeilijke dagen probeer ik toch nog wel eens een zonnebankje mee te pikken.
Ik douche me eerste, en als al het smerige dat de wereld in de loop van de dag op me heeft achtergelaten is weggespoeld, ga ik in bad zitten, en duw zachtjes de kraan meer en meer naar links. Zo zit ik, met mijn knieën opgetrokken, muisstil, tot het water het juiste peil heeft bereikt . Elke beweging die ik dan maak is afzien, centimeter per centimeter laat ik mn benen zakken in het water, en zo zie ik zachtjes aan mijn hele lichaam onder water verdwijnen, en lijk ik net een gekookte kreeft. Maar de tegenprestatie, dertig minuten pure stilte in mijn hoofd is een zaligheid. Dertig minuten niks, dertig minuten zonder innerlijk pijn. Alsof al het negatieve even oplost in het warme water
zorgen die even opgaan in rook, verdampen. Ik voel me een half uur lang heel erg mezelf.
Natuurlijk zorg ik steeds voor een klein laagje schuim, om mijn lichaam af te schermen tegen de buitenwereld. Schuim kan je het niet noemen, ik heb een hekel aan schuim, een witte hoop lucht, meer is het niet, en het maakt trouwens een hels lawaai, een constant geknetter van luchtbelletjes. Neen, mijn schuimlaagje is het soort schuimlaagje dat in je badwater achterblijft wanneer je je haren net gewassen hebt, flinterdun. Vaak lig ik ernaar te staren, en herken ik er allerlei mensen of dingen in, net zoals ik vaak met de wolken doe. Een schuimlaagje verwijderd van de realiteit
Na enige tijd begin je wel te merken dat je lichaam went, en moet je inventief worden.
Ondertussen heb ik stiekem de instelling van de boiler gewijzigd; de watertemperatuur heb ik veranderd van 75 °C naar 90 °C.
25-11-2007, 00:00 geschreven door K.
|
|
|
 |
|
Muziek |
Zoveel liedjes zouden zoveel beter klinken als ze naakt zouden zijn, of op zijn minst een beetje uitgekleed
terug naar de essentie, de basis, geen heisa, geen toeters en bellen, maar liedjes die regelrecht uit het hart of de ziel komen. Mij zeggen eenvoudige liedjes zoveel meer. Een stem, een gitaar, of een piano. Geen drukke akkoorden. Oprechte gevoelens. Ik ben zo ontzettend gevoelig aan goede muziek. Muziek maakt mijn dag. Ik word wakker en maak me klaar om te vertrekken naar mn werk, allemaal op automatische piloot. Maar het eerste plaatje dat ik uit de luidsprekers van mijn autoradio hoor komen, zal mijn dag bepalen. Die eerste plaat kan mijn dag maken of kraken. Natuurlijk speel ik regelmatig vals, en bepaal ik zelf welke plaat ik mijn humeur zal laten bepalen. En vaak hangt die keuze samen met mijn nachtrust, met de dromen die ik had, met de fantasiewereld waarin ik vertoefde. Muziek kan me helemaal terugbrengen naar die wereld. Ik dagdroom me door de files heen, ik kom op mijn bestemming aan zonder enig idee te hebben hoe er geraakt te zijn, zo diep leef ik er in mee. Muziek bepaalt mijn leven. Ik kan oprecht jaloers zijn op muzikanten. Oprecht jaloers. Muziek helpt me dingen te verwerken. Muziek brengt me tot rust, of maakt me rusteloos, zorgt dat ik hunker naar dingen waar ik niet naar hoor te hunkeren. Ik heb de ziekelijke eigenschap dat ik steeds hetzelfde gevoel aan een bepaald liedje plak. En als dat liedje me aanstaat, is het vaak het enige dat ik die dag horen zal. Ik luister soms dagen-, wekenlang naar bijvoorbeeld dezelfde drie platen, in exact dezelfde volgorde. Ik analyseer alles tot in het kleinste detail. Elk instrument probeer ik op te vangen, en gedurende het hele liedje niet te verliezen. Door mijn ongeduldige aard, heb ik meestal niet de discipline een liedje tot op het einde te beluisteren, ik ben te gretig om opnieuw het nummer te kunnen beluisteren. Vraag me van honderd liedjes de laatste zin, en ik weet er slechts enkele, de eerste zin daarentegen zal ik je honderd keer kunnen geven. De eerste toon, het eerste instrument, geen probleem, zolang je me maar met rust laat over het einde.
Muziek is emotie. Er zijn zoveel liedjes die me pas opvallen wanneer iemand anders dan de oorspronkelijke zanger(es) ze uitbrengt. Slechts weinigen durven blijkbaar echt hun gevoel in een plaat te leggen. Ze lijken te zingen over hoeveel ze van iemand houden terwijl ze ondertussen nadenken over hoeveel hun scheiding hen wel zal kosten.
In muziek moet je gevoel opvangen; woede, angst, verdriet, blijdschap. Blij boos bang verdrietig, ze leren het ons aan vanaf onze kleutertijd in godsnaam ! Maar gevoelens tonen maakt kwetsbaar, vandaar dat zo weinigen het aandurven.
Eén van de naar mijn bescheiden mening meesters in het vertolken van oprechte gevoelens in muziek, was Jeff Buckley. Al zou hij in het chinees zingen, al zou niemand zijn woorden begrijpen, nog zou je kunnen uitmaken waarover zijn teksten gaan; nog zou je weten of hij een blij liedje zingt, een boos, een verdrietig, of een bang. Af en toe ontdek ik nog wel zo eens iemand. Iemand die me kan beroeren met zijn of haar muziek. Helaas nog te weinig
25-11-2007, 00:00 geschreven door K.
|
|
|
 |
|
Mijn dokter, mijn engel |
Mijn hele ellendige jeugd bezocht ik dokter na dokter, nu eens een psycholoog, dan weer een psychiater. En telkens met een wederkerend patroon : ik praatte voluit over mijn gevoelens, ik kon alles perfect beschrijven, dus in feite had ik geen probleem. Misschien af en toe wat medicatie, meer had ik niet nodig. Binnen de wereld van de psyche staat het kunnen beschrijven van je gevoelens blijkbaar gelijk met het hebben van geen problemen.
Mijn eerste ervaring was er één met een psychiater. Ik was in het ziekenhuis wakker geworden na mijn eerste zelfmoordpoging. De psychiater van dienst kwam aan mijn bed, keek me afkeurend aan, en begon zijn monoloog. Hij slingerde me bruut allerlei verwijten naar het hoofd. Over hoe goed ik het wel had, over hoe stom ik wel was geweest door mijn eigen leven te proberen ontnemen, en over hoeveel verdriet ik mijn familie had aangedaan. Ik was verbouwereerd, en durfde niet anders dan te knikken in een poging hem ervan te overtuigen dat ik vond dat hij gelijk had, en dat ik zoiets nooit meer zou doen.
Maar tegelijkertijd schreeuwde mijn binnenste het uit. Tuurlijk, oen, tuurlijk weet ik dat ik het goed heb, ik heb het zelfs ontzettend getroffen met mijn familie. Denk je niet dat ik weet hoeveel verdriet ik hen hiermee aandoe, maar godverdomme, kan ik eraan doen dat ik verlang om te sterven, dat ik de eeuwige pijn die ik voel, zomaar, zonder reden, niet weg kan krijgen. Denk je dat ik het leuk vind me zo te voelen ? Het enige wat ik vraag is dat die pijn weggaat, neem gewoon die pijn weg.
Ik moet zeventien geweest zijn, toen. Misschien achttien. Door de vele blackouts in die periode heb ik het vaak moeilijk vat te krijgen op een exacte tijdspanne.
Hij schreef me geen medicatie voor, maar liet een brief achter voor mijn ouders, waarin, zo bleek later, de naam van een psycholoog stond, die me verder zou helpen.
Met hoge verwachtingen zat ik in een week later ergens in een wachtzaal. Een jong meisje, ik schatte ze een jaar of 25, deed een deur open en riep mijn naam. Ik dacht dat ze een assistente of secretaresse was, zette me recht en ging achter haar de kamer in. Ze ging achter een tafeltje zitten, maande me aan recht over haar plaats te nemen, keek even een dossier in waarop mijn naam stond, en zei : vertel eens. Dit was totaal niet wat ik verwachtte, en even later stapte ik de deur uit, met totaal geen verwachtingen meer. Een week later werd ik er weer afgezet door mijn moeder, en aan het einde van de sessie, zei ze doodleuk : Jij hebt geen problemen. Je beschrijft perfect wat je gevoelens zijn, en door te praten verwerk je alles. Ik denk niet dat je nog hoeft te komen, wat denk jij ? Wijselijk gaf ik haar groot gelijk, en stapte even later genezen verklaard weer de wagen van mijn moeder in. Op twee keer een uurtje tijd, had ik haar mijn leven samengevat, en mijn negatieve gevoelens. En de boel zou opgelost zijn. Maar waarom voelde ik me dan in godsnaam nog steeds zo rot ? Waarom voelde ik me zo ontzettend moe ? Waarom had ik totaal geen levenslust meer ? Waarom voelde ik me angstig op plaatsen waar veel mensen aanwezig waren ? Ik had eindeloos veel onbeantwoorde vragen, en na enkele weken zat ik terug met mijn moeder in de spreekkamer van mijn huisdokter. Mijn moeder vertelde hem over wat er met me scheelde, tot zover ze wist wat er met me scheelde, tot zover hetgeen ik toestond dat ze wist. Hij luisterde even naar me en schreef me Prozac voor. De eerste dagen voelde ik me ellendig met dat goedje achter mijn kiezen, maar al snel verdween mijn donkere humeur, en tegelijk ook mijn vrolijke uitspattingen. Ik voelde me niet langer moe, ik voelde me goed, en heel even leken mijn negatieve gevoelens achter de rug. Geen dalen meer, helaas geen pieken meer ook. Maar ach, alles was beter dat die dalen. Het ging goed met me, voor een periode.
Ik besliste verder te gaan studeren, maar ook daar merkte ik dat ik er absoluut niet thuishoorde. Waar hoorde ik trouwens wél thuis ? Ik voelde me terug bergaf gaan, kreeg tijdens de lessen meer en meer blackouts en angstaanvallen. Mijn ouders en de huisarts merkten dat het weer niet goed met me ging, en stonden daarom achter mijn beslissing om mijn studies stop te zetten. Mijn faalangst, mijn onzekerheden hadden alweer de bovenhand genomen. Mijn tweede zelfmoordpoging kon op het nippertje vermeden worden door mijn moeder. Ze vond het bestelbonnetje van een pistool dat ik besteld had, net op de dag dat ik het afhalen moest.
In de daarop volgende maanden sterkte ik beetje bij beetje aan, en begon ik aan mijn tweede relatie.
We vertrokken naar het buitenland, ik nam ondertussen geen medicatie meer, en leefde even mijn droom. Ik genoot van mijn vrijheid, maar al snel ging het bergafwaarts met me. Ik had heimwee, mijn relatie zat niet goed meer, en ik kon mijn vrijheid niet doseren. Ik spendeerde te veel geld als compensatie voor het feit dat ik me niet lekker voelde, en mijn vriend en ik begonnen weekend na weekend zwaar uit te gaan. De partydrugs waren in volle opmars, en ik probeerde alles. Eén keer, want ik kreeg steeds, keer op keer de meest slechte trips. Ik werd paranoia, kreeg waanbeelden, hoorde alles op een vreemde manier, en voelde me rotslecht.
Achteraf bekeken denk ik dat het te maken had met mijn serotonine-gehalte. Mijn lichaam maakte nauwelijks dat cruciale stofje aan, en veel drugs werken volgens mij op dat serotonine-gehalte, ze geven je lichaam een boost van serotonine, waardoor je je zo vrolijk voelt. Dit is vast helemaal niet wetenschappelijk, maar toch vermoed ik dat, aangezien mijn lichaam toen nauwelijks serotonine meer aanmaakte, ik net daarom zon slechte druggie was. Maar mijn vriend beleefde zijn hoogdagen, en noodgedwongen deed ik mee, en overleefde het urenlange, soms dagenlange feestgedreun op een teveel aan cafeïnetabletten. Op het buisje waarin tien dikke, in water oplosbare, tabletten zaten, stond duidelijk vermeld zich aan de opgelegde dosis van één tablet per dag te houden. Maar terwijl mijn vriend high was op XTC of iets anders, nam ik het hele buisje, alle tien de tabletten, dropte ze samen in een flesje water, en dronk het goedje op een klein uurtje op. Even later waren mijn pupillen zo groot dat je de kleur van mijn ogen niet meer zien kon, en was ik totaal opgefokt. Niemand die merkte dat ik geen drugs nam, dus werd ik opgenomen in de groep. Zo ging dat maanden aan een stuk door, en balanceerde ik op de rand van een inzinking. Tot mijn vriend een einde maakte aan de relatie, en ik, compleet uit balans, terug naar België keerde, iets meer dan twee jaar na mijn vertrek.
Ik vond vrij snel terug een baan, maar voelde me verloren. Dus terug richting huisarts voor een voorschrift Prozac. Ik leefde verder, maar kreeg meer en meer angstaanvallen, die telkens in gradatie verergerden. Het was in die periode dat ik mijn man, G., leerde kennen. De huisarts besliste dat het nu maar gedaan moest geraken met mijn depressieve buien, en stuurde me naar een gerenommeerd psychiater, die me het label borderline disorder opspelde, en me onder de medicatie zette. Opname werd afgewimpeld door G. en mijn ouders. Zij zouden wel toezien dat ik het goed stelde. Week na week werd ik afgezet aan de deur van de psychiater en werd er in de wachtzaal op me gewacht. Week na week verergerde mijn situatie. Week na week kreeg ik meer medicatie voorgeschreven. Antidepressiva, uppers om me wakker te maken, downers om me te kalmeren, amfitamines omdat ik vermageren wou, en allerhande rommel om de bijwerkingen van de bende medicatie die ik nemen moest weg te werken. Week na week zat de psychiater meer en meer aan me, tot het op een dag te ver ging, en hij dingen met me deed die ik helemaal niet wou. Misbruik in alle mogelijke betekenissen van het woord; fysiek, geestelijk, misbruik van vertrouwen. Hij was mijn dokter, hoorde mijn vertrouwenspersoon te zijn ! Week na week smeekte ik me er niet meer heen te brengen, maar week na week werd ik er heen gebracht omdat iedereen wou dat ik genezen zou. Tot de bom barstte. Ik kon niet meer, ik wou niet meer. Ik vertelde G. en mijn moeder dat ik niet meer wou teruggaan naar die nare man, en waarom. En ik gooide alle rommel die hij me voorschreef de vuilnisbak in. Wist ik veel dat mijn lichaam ondertussen verslaafd was geraakt aan al die chemische stoffen, en dat ik als een drugverslaafde zonder drugs zou reageren. Ik werd bijna gek, en blijf het me herinneren als ware het gisteren. Ik zag en hoorde alles verdraaid, alle invloeden kwamen op me af, en ik kon niet meer filteren wat belangrijk was en wat niet. Mijn spieren deden de raarste dingen. Ik was een wrak. Op een gegeven moment heb ik G. toegeschreeuwd: als je nu niks doet ga ik kapot, of maak ik me kapot, alsjeblief help me ! Hij merkte de ernst van de situatie, en bracht me naar de spoedafdeling van een Antwerps ziekenhuis. Ik kreeg een kalmeringsmiddel, en even later zat ik tegenover de psychiater van dienst. Ik vertelde mijn verhaal, en smeekte om opgenomen te worden, omdat ik bang was van mezelf. Maar het enige antwoord dat ik kreeg was dat ik mijn gevoelens goed onder woorden kon brengen, dat er geen zichtbare dreiging was, en omdat er klaarblijkelijk niet echt een zwaar probleem was, werd ik terug huiswaarts gestuurd.
G. en ik woonden ondertussen al even samen, vlak naast het huis van mijn ouders, en enkele dagen na dat ziekenhuisbezoek kwam hij van zijn werk thuis, en vond me op de zetel, bewusteloos. Mijn derde zelfmoordpoging. Het enige wat ik me herinner is dat ik ben wakker geworden in het ziekenhuis.
De hele familie wist dat er iets met me moest gebeuren, deze keer was ik te dichtbij geweest.
Mijn moeder bleef quasi de hele tijd in mijn omgeving. Op aanraden van een andere huisarts, die zelf ooit ook depressief was geweest, werd ik naar Leuven gestuurd, bij Prof. Dr. Nys. Sindsdien ben ik in rechte lijn vooruit gegaan. Hij ging op zoek naar de onderliggende reden van mijn depressie. Een hele resem testen diende ik te laten afnemen, uren-, dagenlang.
Na wekenlang van hot naar her te rennen voor nog maar eens een test, en dan weer een onderzoek zat ik in het kamertje recht tegenover de professor. Een rommelige ruimte, met overal stapels boeken, verf die van de muren bladerde, een lamentabel tafeltje met daarachter een oudere man, met een ontzettend zachte blik, doch héél geconcentreerd. Hij keek me aan. K., jij hebt geen borderline syndroom. Jij bent chronisch depressief. Je lichaam maakt nauwelijks serotonine aan, hier zit deels een lichamelijke reden achter. De andere, meer voorname reden, je bent, wat wij noemen, hoogsensitief, of hoog-gevoelig, maar belangrijker nog is je IQ. Je bent hoogbegaafd. Dàt in combinatie met hoogsensiviteit, voedt je depressie. Het zorgt dat je een verkeerde perceptie op de dingen hebt. Die verkeerde perceptie is begonnen toen je 5, 6 jaar was, en je een totaal verkeerd beeld creërde rond de dood van je broer. Je hebt de schuld op jou genomen.
Ik lachte even, zenuwachtig. Dokter, ik hoogbegaafd ? Heb je mijn schoolresultaten eens bekeken ? Ik denk dat je de testen van mij met die van iemand anders hebt verwisseld.
Hij knikte negatief. Neen, K., de testen zijn zelfs een tweede maal uitgevoerd, omdat we inderdaad dachten dat er ergens iets was foutgelopen aangezien je op sommige vlakken uitermate hoog scoorde, maar de resultaten waren dezelfde. Je bent hoogbegaafd. En je resultaten om school hebben daar inderdaad mee te maken. Op school wordt er lesgegeven op een manier dat de zwakkere leerlingen ook mee kunnen. Iemand met jouw verstand gaat zich dan al snel vervelen, begint zich noodgedwongen met andere dingen bezig te houden, en geeft als het ware op. Technisch gesproken noemt men dit onderprestatie. Maar met jouw verstand kan je als het ware de zwaarste universitaire studies op één been aan. Het is echter nu eerst aan de orde om je hiermee te leren omgaan. Tevens schrijf ik je medicatie voor om dat serotonine-gehalte terug op pijl te krijgen.
Die dag is mijn herstel begonnen. Ik diende tweemaal per week op therapie te komen bij een assistente van de professor, en tweewekelijks bij hem zelf. Ondertussen werd de reactie van de medicatie nauwlettend in het oog gehouden, en herzien wanneer nodig.
Dankzij hem heb ik jaren later mijn man kunnen overtuigen dat ik klaar was voor het moederschap, en draai ik ondertussen mee in de mallemolen die anderen de maatschappij noemen. Genezen doe ik vast nooit, maar mijn situatie is leefbaar geworden. Dankzij mijn dokter, mijn engel.
25-11-2007, 00:00 geschreven door K.
|
|
|
 |
|
Horen, zien en zwijgen |
Op één van mijn consultaties kreeg ik een titel van een boek op een stukje papier gekribbeld. Lees die maar eens, het gaat over jou. Je bent niet alleen, weet je
Zoals altijd, ongeduldig, haalde ik meteen het boek, en las het in één ruk uit. En ik was niet meer alleen, nog meer, blijkbaar zijn er vrij veel mensen die een bepaalde mate van hooggevoeligheid hebben. Dus zijn er vast nog mensen die thuiskomen van de kapper die exact hun haar geknipt heeft als gevraagd, maar die toch nog in huilen uitbarsten, en gauw hun haren gaan wassen, ook al heeft het uren haardrogers en stijltangen geduurd. Er zijn nog mensen die blijkbaar steeds mensen met problemen aantrekken, om vervolgens helemaal leeggezogen te worden door hen. Er zijn nog mensen die gek worden van etiketjes in t-shirts, kousen die niet assorti zijn met de rest van je kleren. Er zijn nog mensen die na een dagje shoppen volledig uitgeput thuiskomen omdat ze nou eenmaal geen drukte aankunnen. Er zijn nog mensen. Er zijn nog veel mensen.
Mijn hoog-gevoelige zintuigen zijn vooral mijn gevoel, mijn gehoor en mijn zicht.
Ik hoor àlles. Maar dan ook àlles. Ook dingen die ik niet wil horen, ook dingen die ik niet mag horen. Alsof er bij iedereen een filtertje zit, maar dat mijn filtertje behoorlijk stuk is. In die mate zelfs dat herstelling onbegonnen werk is.
Op sommige dagen, als ik het erg heb, maakt het me knettergek. Dan moet ik op een mooie zomerdag bijvoorbeeld binnen gaan zitten, met mn mp3-speler op mn hoofd omdat het kermisweekend is op de markt, en omdat dan tegelijk iemand twee straten verder zn gras aan het maaien is. Joelende kinderen, de typische kermismuziek, een grasmaaier, en op de koop toe een hond die hier of daar constant ligt te blaffen omdat hij zich vast ook doodergert aan al dat lawaai en hij ons toeroept dat we er mee moeten ophouden. Een blaf, één twee, nog één, één twee, en nog één, en zo gaat dat door, en draai ik door. Hoe erg ik ook van muziek hou, toch heb ik het moeilijk met heel erg luide muziek. Het heeft een vermoeiend effect op me.
Iemand praat met me, en ondertussen hoor ik ook nog eens de radio spelen, en ook nog eens die twee dames met elkaar kletsen over de één haar hond die net gestorven is, en over dat het net zo erg is dan een kind verliezen. Ach hoepel toch op, man ! En dan zou ik me moeten kunnen concentreren op hetgeen er tegen mij wordt verteld. Meestal kom ik gewoon uit de lucht vallen. Er zijn vast veel mensen die denken dat ik lichtelijk doof ben, omdat ik zo vaak vraag om iets te herhalen, maar ik was ondertussen wel in mijn hoofd die dame van een gepast antwoord aan het voorzien. Mevrouw, wat jammer nou toch dat uw hond dood is, maar mag ik hieromtrent dan het chinees restaurant daar om de hoek aanbevelen ? Daar kunnen ze uw hond op een voortreffelijke manier bereiden, en u kan zelf kiezen of u er nasi of bami bij wil. Echt waar, mevrouw, geloof me, je zal er de vingers bij aflikken
.en nou ja, uw hond kàn het niet meer
Ik prijs me gelukkig dat soort replieken in stilte te kunnen voeren.
Net hetzelfde met mn zicht. Als er iemand in zn neus zit te peuteren heb ik het gezien. Alweer dat filtertje dat niet werkt. Ik zie alles, en het kost me echt moeite me te concentreren op één specifiek aspect. Ik zie alles, en tegelijk niets, daardoor. Terwijl ik met iemand zit te praten, zie ik het speciale kleurtje groen in zijn ogen, zie ik de wolken achter hem, zie ik het water kabbelen, zie ik het schip dat uit de verte opdoemt, zie ik het oude koppeltje hand in hand passeren, zie ik dat er iemand ik hou van Isabelle gekerft heeft in de witte balustrade wat verder
ik zie.
Maar het meest van al, merk ik mijn hoogsensitiviteit op via mijn gevoel. Mijn gevoel omtrent anderen, naar andere mensen toe. Ik voel aan wanneer iemand zich niet lekker voelt, ik voel aan wanneer iemand zich anders voordoet, ik voel mensen aan, en heb de slechte gewoonte hierop te willen anticiperen. Ik spreek mensen aan, geef ze een luisterend oor, en vaak wordt ik leeggezogen, haalt de andere al mijn energie weg door me te overspoelen met zijn of haar problemen, waarna ik verwoede pogingen onderneem opdat die persoon zich beter zou voelen, ten koste van mezelf. Ik voel onzekerheid, ik voel onrust, ik voel onoprechtheid, ik voel slechte bedoelingen, ik voel pijn, ik voel vreugde en ik voel verdriet, ik voel emoties, ik voel zoveel, ik voel. En het grijpt me naar de keel. Het beangstigt me. Het zorgt ervoor dat ik biezonder intens leef. Intens leven brengt intense gevoelens met zich mee.
Het jaagt me angst aan omdat ik ervoor vrees dat iedereen doorheen dat beschermende muurtje van me kan kijken, zoals ik er bij andere mensen doorheen kijk. Ik ben bang dat iedereen ziet dat achter die grote mond van mij een klein hartje en een getormenteerde ziel schuilt.
25-11-2007, 00:00 geschreven door K.
|
|
|
 |
|
De antichrist |
Tien jaar. Tien jaar zijn mijn man en ik ondertussen samen. En in die tien jaar heb ik nooit anders geweten dan dat zij ons het leven probeerde zuur te maken. De oude wederhelft, de ex-vrouw, de vlees geworden antichrist. Voor ons althans. Ik leerde hem kennen toen hij al volop aan het scheiden was. Hij woonde terug in bij zn ouders. Dus, als je het uit dat opzicht bekijkt, zou ze niet echt iets tegen me kunnen hebben. Ik was niet de reden van hun scheiden. Dat lag enigszins anders. G. had het ongeluk om, als achttienjarige knaap, met zn allereerste echte vriendinnetje, meteen prijs te hebben. Drie maanden waren ze samen, en hij merkte dat het niks zou worden. Maar zij, toen zeventien, kwam op de proppen dat ze zwanger was. De ouders werden op de hoogte gebracht, en die vonden het maar beter dat de twee zouden trouwen. Het was gedoemd te mislukken. In een poging de boel alsnog te redden kwam er nog een tweede kind, maar het ging van kwaad naar erger. Tot op de dag dat hij thuiskwam en haar vader naast haar stond met echtscheidingspapieren, klaar om getekend te worden.
Misschien neemt ze hem kwalijk dat ze haar jeugd gemist heeft. Misschien ook niet.
Misschien is ze gewoon door en door slecht. Misschien kan ze eenvoudigweg het licht niet in andermans ogen zien schijnen. Misschien is ze van dat type vrouwen die ondanks een breuk hun oud-partner toch niet kunnen loslaten, die eeuwig jaloers blijven.
Al vanaf het begin klikte het ontzettend goed tussen zijn kinderen en ik. Een geluk, wat je hoort soms andere dingen. Ik kreeg een aanhangwagentje in de vorm van zijn dochter. En in plaats van blij te zijn dat in de twee weekends per maand dat ze bij hun vader vertoefden, haar kinderen in goede handen waren, deed ze er alles aan om de boel te verzieken. En ze gebruikte telkens weer het verkeerde middel in haar pogingen ons te raken: haar eigen kinderen werden het wapen waarmee ze ons zo zeer trachtte te raken. We werden genoodzaakt alles voor de twee aan te schaffen; kleren, schoenen, jassen. Want wanneer we ze gingen afhalen, kwamen ze in erbarmelijke toestand naar ons. Geen extra kleren, geen jassen, kapotte of te kleine kleren en schoenen. Als we al ergens heen moesten, dienden we sowieso eerst thuis te stoppen om hen om te laten kleden, zo erg was het.
Weekendwissels omwille van feestjes werden pertinent geweigerd. Bij een telefoontje of de kinderen op zondag een uurtje later naar huis mochten omdat we op een doopfeest zaten van familie, en omdat het dessert nog geserveerd moest worden, werd er doodleuk verwittigd dat indien de kinderen niet stipt op het afgesproken uur thuis waren, de politie zou worden opgebeld. Geen rapporten, uitnodigingen over schoolfeesten, niks. We moesten achteraf vernemen wanneer één van de twee in het ziekenhuis had gelegen.
Van één ding kan je haar echter niet beschuldigen. Als er iets betaald moest worden was ze er, als de kippen zo snel. De rekeningen vlogen ons om de oren. Zelfgetekende apothekersrekeningen, de kinderen die bij een kleine ingreep in dagopname in eersteklaskamers werden gelegd om zo het remgeld boven het vastgelegde bedrag te krijgen, je kan het zo gek nog niet bedenken.
Jaren kregen we opmerkingen van de kinderen, dat ze het gezeur over hoe slecht hun papa wel was, zo beu waren, jaren zeiden we tegen elkaar dat dit ooit nog wel tegen haar zou keren. En inderdaad, dat deed het ook. De oudste vertrok bij haar mama van zodra ze de leeftijd had waarop ze zelf kiezen mocht. Maar ondertussen heeft ze wel geen aangename jeugd gehad, en dat vergeef ik haar mama nooit.
25-11-2007, 00:00 geschreven door K.
|
|
|
 |
|
Mijn eigen veilige wereld |
Ik heb een wereld, waar niemand behalve ik toegang toe heeft. Mijn wereld, mijn eigen veilige wereld, waarin ik mijn fantasie de vrije loop laat gaan, de meest adembenemende gesprekken voer, of gebeurtenissen beleef. Het is een prachtige wereld. Ik kan dood zijn in die wereld, ik kan in coma liggen in die wereld, ik kan rust faken in die wereld.
Ik dagdroom. Niet iets waar je bepaald trots op hoort te zijn, integendeel misschien. Maar ik dagdroom me doorheen de realiteit die de dagen me brengen. Ik heb een klein vermoeden dat mijn lichaam, of beter mn geest me ertoe aanzet, puur uit zelfbescherming. Alsof het weet dat ik de dagelijkse realiteit niet altijd aankan.
Ik dagdroom over de meest uiteenlopende dingen. Ik dagdroom over verschrikkelijk ongevallen, waarna ik weken in het ziekenhuis lig, en allerlei mensen mn ziekenbed passeren in de hoop me wakker te maken. Of ik dagdroom over banale dingen, een persoon die ik net tegen het lijf gelopen ben. Een discussie die ik uit de weg ben gegaan herleef ik op allerhande manieren.
Maar ik dagdroom vooral over gered worden, door een persoon, als het ware de ridder op het witte paard, die me weghaalt, en me intens gelukkig maakt, niet door onmogelijke dingen, maar gewoon door zijn geweldige persoonlijkheid en de kracht me te laten zijn wie ik ben. Geen dagdromerij over een luxeleventje, maar over geluk vinden in de eenvoud van de dingen, over elkaar vinden in een gesprek, over rust vinden... Gered worden, terwijl ik ergens best besef dat de enige persoon die me kan redden ikzelf ben. Ik dagdroom me weg uit mijn ellendig bestaan.
25-11-2007, 00:00 geschreven door K.
|
|
|
 |
|
Het lelijke eentje |
Neen, geen drukfout, geen typfout. Geen eendje, ik, wel een eentje, alleen, eenzaam, op mijn eentje. In dat opzicht dus.
En lelijk. Afzichtelijk. Wat haat ik mezelf in de spiegel
ik ben eerst en vooral al dik, te dik. Vooral mijn hoofd dan. Wat een kop heb ik toch. Daarenboven heb ik van dat onregelmatig dik vel om mn lichaam zitten. En ik heb een rare, scheve neus.
Niet dat ik er echt wakker van lig. Ik vind zoveel andere dingen zoveel belangrijker. Ik kan bijvoorbeeld niet zeggen van iemand of ik die al dan niet mooi vind. Niet vooraleer ik met die persoon gesproken heb. Het is een typisch clichébeeld dat wij lelijkaards gebruiken maar toch vind ik dat schoonheid binnenin zit. Uiterlijk ben ik een niemendalletje, maar innerlijk een niemendalletje ? Niet mijn dalletje ! Neen, zover gaat het niet. Innerlijk ben ik misschien wel de moeite waard, alhoewel velen mn innerlijk vast als knettergek bestempelen.
Maar toch geef ik de hoop niet op, en blijf ik geloven dat ik innerlijk toch wel iets te bieden heb. Helaas zit die dikke lelijke kop van me flink in de weg.
25-11-2007, 21:52 geschreven door K.
|
|
|
 |
|
De wolken meester |
Ik ben de wolken meester. Ik heers over de wolken. Althans, over de manier waarop ze bewegen. Ik creeër wolken, en beslis over hun weg. Ik kan met een eenvoudige beweging met één vinger, een andere wolkensculptuur maken, met één vingerknip maak ik een wolkendraaikolk. De wolken in mijn bad, het kleine, flinterdunne laagje schuimerig residu dat op mn badwater drijft. Ik vertel hun verhalen, ik creëer ze.
De wolken daarboven, daar heb ik geen heerschap over. Ze komen op dagen dat ze er niet mogen zijn, donker en dreigend, of ze zijn er niet, niet één, net op een moment dat ik zo naar ze verlang. Uren kan ik ze bestuderen, de vormen die ze aannemen. Ze vertellen me prachtige verhalen. Liggend in het gras, luister ik naar wat ze te vertellen hebben.
25-11-2007, 22:19 geschreven door K.
|
|
|
 |
26-11-2007 |
Mijn berg |
Ik heb een berg. Hij is helemaal van mij, van mij alleen. Nou ja, niet werkelijk. Mijn berg is niet mijn eigendom. Meer zelfs, hij is gemeengoed. Hij kan zomaar bewandeld worden door iedereen, hij staat op publiek terrein. Ik bezoek hem nooit op drukke dagen. Enkel wanneer ik er vrijwel zeker van ben dat niet één mens hem zal bewandelen, op veilige momenten, wanneer alle kinderen op school zitten, of wanneer het weer tegenzit. Dan ben ik er. Een berg kan je hem niet echt noemen... nauwelijks een heuvel, eigenlijk. Een zwanger buikje van moeder aarde, meer niet. Maar voor mij is hij een berg. Mijn berg. Naast hem ligt een meertje, waarin 's zomers honderden joelende kinderen luidruchtig plonsen en zwemmen. Een wandelpad scheidt mijn berg met dat meertje.
Hier vind ik rust. Ik ga bovenop mijn berg staan, kijk even neer op de wereld, en ga op mijn rug in het malse gras liggen. Zo kan ik uren doorbrengen, met als enige gezelschap een licht briesje dat plagerig met m'n haren speelt, en mijn gedachten. Absolute stilte, bijna. Het gedreun van de drukke autoweg wat verderop kan ik verbannen, of doe ik vervagen.
Hier kan ik mezelf zijn. Hier kan ik alle leven wegdenken. Hier ben ik alleen. Hier, op mijn berg. Hier, liggend in het gras, kan ik even op adem komen. Ik kan wolken bestuderen zolang ik maar wil, zonder raar bekeken te worden.
Ooit, toen ik heel diep zat, kwam ik hier, louter toevallig. Ik was uitgeput, levensmoe en verstopte me, bovenop de berg. En ik vond rust, kon mezelf herladen, klaarstomen voor de harde realiteit. Sindsdien ben ik blijven terugkeren, op moeilijke, en later op minder moeilijke momenten. Mijn eigen private herbron-berg.
Soms denk ik spottend dat er vast positieve aardstralen moeten uitmonden ergens in mijn berg...
26-11-2007, 22:30 geschreven door K.
|
|
|
 |
28-11-2007 |
De muur. |
Iedereen zet wel eens een muurtje op, iedereen doet zich wel eens wat anders voor. Bij een sollicitatiegesprek bijvoorbeeld, of bij een eerste afspraakje. Dat muurtje kan er staan om uiteenlopende redenen, om indruk te maken of uit zelfbescherming. Ik heb ook zo'n muurtje. In feite is mijn muurtje ondertussen uitgegroeid tot een gigantische bouwwerk. Een muur, om mensen op een veilige afstand te houden, met bovenaan eindeloos veel prikkeldraad, onder hoogspanning zelfs, en met hier en daar dreigende bordjes die waarschuwen om niet dichterbij te komen.
Vraag het merendeel van de mensen die mij kennen, of beter nog, vraag aan alle mensen die me kennen, een paar enkelingen uitgezonderd, hoe ik ben. En je krijgt gegarandeerd een beeld van een zelfzeker persoon, een problem-solver, iemand bij wie het geluk aan diens zijde staat, iemand die vaak snedig uit de hoek komt, en die andere mensen vaak als eerste zal aanspreken. Een extravert persoon, tout court. Het beeld dat ik anderen al zolang ik me herinner op de mouw speld. Een beeld van een persoon die ik in realiteit maar wat graag zou zijn. Wat zou ik graag mijn eigen muurtje zijn. Alles wat ik niet ben.
Soms, héél soms, vind ik de moed om iemand het achterste van m'n tong te laten zien. Vaak is dat dan iemand die me niet te na aan het hart ligt, iemand die me aldus moeilijker kwetsen kan. Elke keer krijg ik hetzelfde antwoord: dat ze een compleet ander beeld van me hadden, en op zo'n momenten denk ik stiekem "missie geslaagd, het muurtje werkt nog."
Niemand laat ik binnen dat muurtje. Niemand. En toch, af en toe, is er plots iemand die bijna helemaal binnen raakt. Zonder ik het zelf besefte, binnengeslopen op kousevoeten. Tot nog toe eindigde dit steeds in hartzeer. Iemand komt te dichtbij, ziet wie ik werkelijk ben, en keert om, terwijl ik gekwetst achter blijf, en mezelf probeer af te leiden door de zwakke plekken in mijn muur te zoeken en te versterken. Een versterkte burcht om me heen, die keer op keer groter wordt.
Ik weet dat ik slimmer zou moeten zijn, ik kan mijn vertrouwen niet stellen in die muur, want als ooit deze muur valt, wordt ik eronder bedolven en blijf ik vermorzeld achter. Toch is het een noodzaak geworden. De "immer vrolijke K." beschermt de zwakkeling die ik werkelijk bent.
Misschien. Misschien vind ik ooit de moed om héél rustig, steen voor steen, de muur te slopen, zodat mensen m'n ware ik zouden zien. Valse hoop, want ze zouden zich vast rot schrikken, en ik zou achterblijven, alleen. Mijn muur zal voor altijd een deel van me blijven.
Misschien haal ik er ooit nog het Guinness Book of Records mee, en prijkt er naast de foto's van de Chinese Muur en de muur van Berlijn, een foto van mezelf met als onderschrift : "De muur van K., met stip op nummer drie in de lijst van grootste muren..."
28-11-2007, 00:00 geschreven door K.
|
|
|
 |
|
Poëzie |
Gedichten... wat moet het ongelovelijk zijn iets op papier te kunnen zetten, woorden waarin anderen kunnen verdrinken. Dergelijk talent, daarover te beschikken, moet een ontzettend gelukzalig gevoel zijn.
Gedichten... Op moeilijke dagen, en die zijn er zo vaak, is er altijd wel eentje die de dag wat minder moeilijk maakt, de perfecte beschrijving van mijn gevoelens. Hoe gek het ook klinkt, misschien ondanks mijn leeftijd, blijf ik wel voor altijd een beetje kind, en laat ik mezelf verdrinken in andermans woorden, laat ik mezelf er helemaal in op gaan.
Soms doe ik wel eens een poging. Laatst vond ik een oud schriftje van me, volgepend met flarden, stukken emoties neergepend in dronken buien van verdriet. Toen ik door de jaren heen bladerde, en mijn gevoelens van toen herleefde, merkte ik toch wel met enige fierheid dat ik in positieve zin geëvolueerd ben. De weg is nog lang, dat weet ik. Maar ik heb die oude gevoelens, donker als maar zijn kon, laten verdwijnen, genadeloos knisperend in de haard.
Toch weet ik maar al te goed dat je het verleden niet zomaar door de schouw kunt laten in rook opgaan. Stel je voor : grote schoonmaak in je verleden, ramen open, en hup, weg narigheden, een frisse wind die alles wegwaait. Als dan maar kon. Ik wil ze gewoon niet meer herleven. De doodsverlangens die ik toen had, en nu vaak ook nog, maken me somber, gezien mijn huidige situatie. Een vreemde vorm van heimwee: terwijl ik toen nog de vrijheid had ermee om te gaan hoe ik dat wou, kan ik dat nu niet meer. Mijn verantwoordelijkheidsgevoel jegens m'n kinderen, maar vooral mijn liefde voor die twee, is gewoonweg te groot. Ik kan of mag me niet meer permitteren mezelf te laten wegglijden in die neerwaartse spiraal van gevoelens. Ik moet vechten, voor hen. Zij zijn de enige reden waarom ik hier nu ben. "Kinderen het leven schenken", zeggen ze dan. Bij mezelf, moet ik bekennen lag dat even anders, zij schonken het mij.
De bibliotheek, de zalig herkenbare geur van oude boeken die me in de gang tegemoet komt. Blindelings, met m'n hoofd naar de grond gericht, zodat ik niemand hoef te zien, loop ik dan door naar mijn favoriete afdeling : Poëzie. Ik zoek zorgvuldig een aantal boeken waarin ik geschreven vind wat op dat ogenblik het dichtst bij m'n eigen gevoelens aanleunt. Ik ontleen ze, en terwijl ik naar de wagen loop, kan ik de drang niet tegenhouden om al een boek open te slaan. Telkens begeef ik me zo naar m'n auto als ik uit de bibliotheek kom; met m'n neus in een boek, slenterend tussen de huizen en langs de mensen heen.
Ik hou er niet van mensen aan te kijken op straat. Steeds hou ik m'n blik gericht naar de grond. Als ik rondkijk, krijg ik meteen het gevoel dat mensen me aanstaren. Als ik rondkijk, kom ik tot het besef hoeveel mensen er wel om me heen zijn, en dat geeft me een ongemakkelijk gevoel. Ik kan er soms versteld van staan hoe levenden op doden lijken. Ogen, die nietsvermoedend, nietszeggend kijken, en zwijgend langs je gaan.
28-11-2007, 22:46 geschreven door K.
|
|
|
 |
29-11-2007 |
Het Noorden kwijt |
Er is iets raars met me aan de gang, al enkele maanden. Alsof ik geen staat meer op mezelf kan maken, alsof ik het Noorden kwijt ben.
Hoe komt het toch dat een mens'gemoed, samen met het vallen van het blad, een vrije val maakt ? Een verandering van het licht, zo subtiel dat de meeste mensen het ontgaat, terwijl voor anderen zo overduidelijk present. En wanneer je lichaam er net aan gewend is, begint het botten van het blad, en overkomt het je weer. De menselijke natuur is onzichtbaar verbonden, verstrengeld zelfs met moeder natuur, daar kunnen we niet omheen.
Elk jaar heb ik ervan. Elk jaar weet ik dat ik in die periodes moet opletten, en mezelf niet te veel op de hals moet halen. Ik dek me in. Preventieve zelfbescherming. Ik herken de signalen en speel er slim op in. Ik geef niet toe aan de vermoeidheid die me dan parten speelt, of de onophoudelijke zin in voedsel, bij wijze van troost. Althans, ik probeer er niet aan toe te geven.
En dat is net de essentie. Ik heb mezelf niet meer in de hand, want de aloude getrouwe signalen zijn er niet meer. Ze zijn verdwenen, en ik voel de duisternis die me overspoelen wil niet meer aankomen.
Terwijl ik vroeger niet anders wou dan de eenzaamheid opzoeken, me verstoppen in mijn bed en eindeloos lang slapen, weg van de realiteit, in een poging de moeilijke periode te overbruggen, kan ik nu plots de slaap niet meer vatten. Eindeloos lange nachten lig ik wakker. Ik staar naar het plafond, uren aan een stuk. Insomnia. Mijn lichaam heeft ook blijkbaar plots geen nood meer aan slaap. Ik stel zolang ik kan het slapen gaan uit, en kruip uren te laat in mijn bed, om dan te moeten besluiten dat mijn lichaam niet toe wil geven, en alert wil blijven. Als ik dan toch uiteindelijk de slaap te pakken krijg, wekt mijn lichaam me op onmenselijk vroege uren. Een nachtbraker ben ik altijd al een beetje geweest, maar nu ben ik plots ook nog een ochtendmens geworden en vertrek ik vaak al voor zes uur richting het werk.
Hetzelfde scenario met eten. Vroeger at ik mijn pijn weg. Hoe ongezonder, hoe beter het leek te helpen. Kilo's troost duwde ik naar binnen. Chocoladetroost nog het liefste. En nu, nu veracht ik chocolade. Uit gewoonte neem ik s'avonds een chocoladekoek bij me, en zodra ik het naar mijn mond wil brengen, protesteert mijn lichaam en eindigt het snoepgoed onaangeroerd in de vuilnisbak. Ik heb geen idee waarom, maar het wordt erger en erger. Overdag eet ik nauwelijks, ik overleef op twee droge dieetkoekjes, die ik mezelf verplicht om op te eten. S'avonds, of als ik s'middags genoodzaakt ben met iemand uit lunchen te gaan, hou ik de schijn hoog, en eet ik netjes mee, waarna ik meteen een toilet opzoek, mijn vinger diep in mijn keel duw en alles er terug uit haal. Het enige voordeel eraan is dat ik ondertussen flink wat magerder geworden ben. Nog lang niet voldoende slank naar maatschappelijke normen, en nog meer naar mijn normen, maar dit heeft er niks mee te maken.
De signalen zijn gewijzigd, en ik moet mezelf opnieuw leren kennen. Ik moet leren erop in te spelen. Ik moet mezelf leren behoeden voor hetgeen volgt op die signalen. En ik heb geen idee hoe eraan te beginnen. Ik ben alweer het Noorden kwijt.
29-11-2007, 00:00 geschreven door K.
|
|
|
 |
|
 |
Gastenboek |
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
|
|
|
 |