Mijn moeder zegt vaak dat ik toen haar redding was. Ik was klein, en afhankelijk. Terwijl mijn zussen, toen 16 en 18, zoveel mogelijk mijn ouders trachtten te ontwaren, deed ik dat niet. Mijn moeder moest wel verder, want ik moest naar school, ik moest aangekleed en gewassen worden, ik wou spelen
Mijn ouders hebben toen heel bewust een hele kentering in het leven van onze familie ingevoerd. Morgen kan het gedaan zijn, dus vandaag doen we wat we kunnen, wat we willen. Carpe Diem. Dat gold des te meer voor mij.
Ik was het achterkomertje, mijn zussen plagen me maar wat graag door te zeggen dat ik een ongelukje was, maar mijn ouders houden bij hoog en laag vol dat ik een héél bewuste keuze was. In ieder geval, de jaren passeerden, en mijn zussen verlieten het nest. En ik kreeg alle aandacht. Ik wou paardrijden, en ik kreeg een pony. Ik werd zestien, en wou een scooter, en dus kwam die scooter er. Maar van over-verwend zijn, was geen sprake. Mijn zussen durfden het wel eens naar mn hoofd smijten, maar ik was gewoon een heel braaf, rustig kind dat niet altijd alles kreeg dat het wou. Maar als het verantwoord kon worden en het was financieel haalbaar, waarom niet ?
Na een hiaat van jaren zonder enige herinnering, herinner ik me een aangename periode.
Ok, ik haatte school, heel intens zelfs, en vrienden of vriendinnen op school had ik ook niet echt. Ik was een buitenbeentje, een loner, ik hoorde nergens bij. Behalve als het op paardrijden aan kwam. Achteraf bekeken was mijn pony voor mij pure therapie. Misschien maar goed ook. Ik heb vrijwel alleen goede herinneringen aan die periode, aan alle zondagen belachelijk vroeg op te staan om na een lange rit een hele dag ergens op één of andere wei in een godvergeten gat door te brengen. Maar ik had hem, mijn enige échte vriend. Mijn pony. Een knuffelpony; we speelden tikkertje op de wei, en als ik al eens een keertje té hard wegrende van m, hij behoorlijk moest draven om me in te halen, en ik dan net iets té abrupt stopte, bonkte hij tegen me aan, en knalde ik het gras in. Maar meteen maakte hij het goed met me. Hij was de enige vriend die me aanvaardde zoals ik was, met al mijn fouten en gebreken. En samen wonnen we wat af. We reden mee in de hoogste reeks, en heel vaak wonnen we met glans van al de nouveau-riche-ettertjes met hun ponys waarvoor mama en papa ettelijke duizenden euros hadden neergeteld. Maar mijn pony en ik, wij waren een team, en dat maakte ons zo sterk. Misschien waren we zelfs meer dan dat. Hij was misschien net zo onzeker als ik, en misschien net daarom klikte het zo tussen ons. Misschien waren we lotgenoten. Mijn vermoedens voor zijn onzekerheid zijn te vinden in het feit dat hij elke keer we de ring in kwamen, hij het zo nodig achtte eerst even te plassen. Elke keer. Met als gevolg dat er daarom wel eens wat afgelachen werd, en ik me doodschaamde. Maar ik vergaf het hem graag. Ik vergaf hem makkelijk het half uur dat we verloren hadden omdat meneer bij vertrek het vertikte de paardencamion op te stappen, ik vergaf hem makkelijk zijn mindere dagen, dat hij met zijn achterste naar de staldeur stond, en ik onder geen beding binnen kon, tenzij ik er een flinke pandoering van hem voor over had. Hij was mijn maatje. Mijn enige echte maatje. Toen ik vijftien werd, en aldus moest overstappen van ponies naar paarden, kwam er een pracht van een paard in de plaats. Maar ik was genoodzaakt hem te laten verkopen. Lang heb ik de paardensport daarna niet meer uitgeoefend
Jaren later, meer dan tien jaar later, zag ik hem staan. Mijn pony was ondertussen een oud ventje geworden dat rustig grazend op een weitje stond. Ik hoorde dat hij te koop was, ik kon het niet laten, en kocht hem. Maar ofwel herkende hij me niet meer, ofwel heeft hij me niet kunnen vergeven dat ik hem verkocht heb. Het klinkt banaal zoiets te zeggen over een dier, maar toch. We hebben elkaar niet meer terug gevonden, hoe hard ik ook probeerde. Ik werd zwanger in die periode, en had tijd tekort. Dus heb ik m op pensioen gestuurd. Een provinciaal domein dat nood had aan natuurlijke begrazing, en daarom oude paarden opving. Ik hoop dat hij er nog een mooie periode heeft gehad
|