Bij de fruitboeren op Huissen-Zand stonden in de bongerden van 1944 batterijen Flakgeschut opgesteld om de geallieerden ter hoogte van Nijmegen, Lent, Elst en Ressen te bestoken; de ene keer stonden ze bij Jan Mom of Willem Derksen in de Geldersche Hoek, andermaal bij Berend Roelofs en ook in Gochsestraat bij de gebroeders Janssen of net daarachter bij heerboer Vermaas. Veelal waren het gewone Wehrmachtsoldaten die de stukken geschut bedienden, maar door de geallieerden verloren slag bij Arnhem kwamen er ook gasten van de 9de en 10de pantserdivisie Huissen met een bezoek vereren. Deze divisies werden aangevoerd door Oberst Harmel en stonden onder opperbevel van Gruppen-Führer Joseph Dietrich. Door de verliezen in Normandië waren deze pantseronderdelen aangevuld met vrijwillige SS-soldaten uit de Oekraïne, Tsjechië, Oostenrijk, België en Nederland. Bij de SS had je de onderdelen Rosen, Hohenstaufen, Frundsberg en Todeskopfregiment. Over het algemeen lieten de Duitse frontsoldaten ons Hollanders met rust en was met hun een goed gesprek mogelijk, vooral met die van de Wehrmacht. In een wat later stadium kwamen er ook van die fanatieke Hitlerjugend fanaten bij, verdwaalde Landstormers en zelfs overgelopen Russen. Het waren deze knapen die de bevolking in de frontgebieden de stuipen op het lijf joegen met hun geschreeuw en oorlogskolder. In ons grote zakenpand, bestaande uit cafe met feestzaal, winkel en kruideniersbedrijf hadden we inkwartiering van plm 200 soldaten. In de zaal lagen zo'n 140 manschappen en in de bakkerijschuur 60 SS-ers. De officieren huisden in onze slaapkamers en hadden geuniformeerde oppasdames met zo'n kepi op de kop bij zich, die wij de bijnaam de grijze muizen hadden gegeven. Op ons land was door de Duitsers een stevige bom en gasvrije bunkerschuilplaats gebouwd waar de Duitse Staf bij zware beschietingen in vertoefden. Normaliter zat de Staf bij onze buren Lieske en Bernd Helsen en dirigeerde van daaruit de frontoperaties. Deze bunker heeft ook nog als kraamkamer gediend, want op 11 september 1944 is Jos Helsen hier geboren. Bij ons zat van alles: Op de buitenplaats was een veldkeuken, geslacht werd er bij ons in het washok en het kolenhok werd gebruikt als munitieplaats. De frontsoldaten deden zich, als ze op pad waren, ook vaak tegoed aan de weck bij burgers in het buitengebied, waar verspreid veel boeren en tuinders zaten. Ondanks de dagelijkse beschietingen, geteld in ons pand 18 granaatinslagen, zijn we tot de evacuatie in de bakkerij door blijven bakken en hebben we vanuit de winkel of achterom de Huissense bevolking van voedsel kunnen voorzien. Niet alleen voor de werkers in de bakkerij maar ook voor ons die de klanten hielpen was het levensgevaarlijk om geheel onbeschermd in actie of op pad te zijn. Bij heel fel granaatvuur en beschietingen vertoefden wij in de bierkelder van onze ZHB-leverancier Piet Wouters. Aan die benauwende schuilkelder daar, bevolkt met zo'n 40 bange en biddende mensen had ik een grote hekel. Meestal vertoefde ik op de zaak en nog interessanter vond ik het om bij die harmonicaspelende Duitsers te zitten of te vertoeven of te kijken bij die stukken geschut, te loeren bij het lazaret in de boerderij van Berend Roelofs of met mijn maatjes Nol, Frits of Piet wat rond te zwerven om te zien wat er allemaal loos was. Oorlogsouvenirs hebben wij destijds bij de vleet weten te verzamelen, wat varieerde van een mooie Prisma-of frontkijker, een dolk met als heft een honden of hertenpoot tot een Japanse cilinderrevolver met patronen erbij aan toe. Goed van pas kwam me dat blaffertje toen op zekere dag zo'n brutaal Russisch gozertje mijn bloedeigen vader, overlopen met het luisteren naar Radio Oranje, het pistool op de borst zette; die heeft zijn oorlogsbelevenissen nooit meer na kunnen vertellen!
|