Foto
Foto
E-mail mij

Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.

Zoeken in blog

Mijn favorieten
  • Buddenbrookhaus
  • De Aanraking
  • De Contrabas
  • Frans Roumen
  • Frédéric Leroy
  • Georg Trakl
  • Hans Warren
  • Paul Celan
  • Romenu II
  • Thomas Mann
    Foto
    Georg Trakl

    Georg Trakl werd op 3 februari 1887 in het conducteurshuis aan de Waagplatz 2 in Salzburg geboren. Zijn vader, Tobias Trakl, was een handelaar in ijzerwaren en zijn moeder, die ook psychische problemen had, was Maria Catharina Trakl, (meisjesnaam Halik). Voorts had hij nog drie broers en drie zussen. Margarethe (doorgaans Grethe genoemd) stond hem het naast, zelfs zodanig dat sommigen een incestueuze verhouding vermoeden. Zijn jeugd bracht hij door in Salzburg. Vervolgens bezocht hij van 1897 tot 1905 het humanistische gymnasium. Om toch een academische opleiding te kunnen volgen, werkte hij tot 1908 in de praktijk bij een apotheker. Sommigen vermoedden dat hij dit vooral deed om zichzelf opiaten te kunnen verschaffen. Bij het uitbreken van WO I werd Trakl als medicus naar het front in Galicië (heden ten dage in Oekraïne en Polen) gestuurd. Zijn gemoedsschommelingen leidden tot geregelde uitbraken van depressie, die verergerd werden door de afschuw die hij voelde voor de verzorging van de ernstig verwonde soldaten. De spanning en druk dreven hem ertoe een suïcidepoging te ondernemen, welke zijn kameraden nochtans verhinderden. Hij werd in een militair ziekenhuis opgenomen in Kraków, alwaar hij onder strikt toezicht geplaatst werd.Trakl verzonk daar in nog zwaardere depressies en schreef Ficker om advies. Ficker overtuigde hem ervan dat hij contact moest opnemen met Wittgenstein, die inderdaad op weg ging na Trakls bericht te hebben ontvangen. Op 4 november 1914, drie dagen voordat Wittgenstein aan zou komen, overleed hij echter aan een overdosis cocaïne
    Foto
    Thomas Mann

    Thomas Mann, de jongere broer van Heinrich Mann, werd geboren op 6 juni 1875 in Lübeck. Hij was de tweede zoon van de graankoopman Thomas Johann Heinrich Mann welke later één van de senatoren van Lübreck werd. Zijn moeder Julia (geboren da Silva-Bruhns) was Duits-Braziliaans van Portugees Kreoolse afkomst. In 1894 debuteerde Thomas Mann met de novelle "Gefallen". Toen Thomas Mann met 21 jaar eindelijk volwassen was en hem dus geld van zijn vaders erfenis toestond - hij kreeg ongeveer 160 tot 180 goldmark per jaar - besloot hij dat hij genoeg had van al die scholen en instituties en werd onafhankelijk schrijver. Kenmerkend voor zijn stijl zijn de ironie, de fenomenale taalbeheersing en de minutieuze detailschildering. Manns reputatie in Duitsland was sterk wisselend. Met zijn eerste roman, Buddenbrooks (1901), had hij een enorm succes, maar door zijn sceptische houding tegenover Duitsland na de Eerste Wereldoorlog veranderde dit volledig. Stelde hij zich tot aan de jaren twintig apolitiek op (Betrachtungen eines Unpolitischen, 1918), meer en meer raakte hij bij het Politiek gebeuren betrokken. Zijn afkeer van het nationaal socialisme groeide, zijn waarschuwingen werden veelvuldiger en heftiger. In 1944 accepteerde hij het Amerikaanse staatsburgerschap. Tussen 1943 en 1947 schreef Mann Doktor Faustus (zie Faust), de roman van de 'Duitse ziel' in de gecamoufleerd geschilderde omstandigheden van de 20ste eeuw. In 1947 bezocht hij voor het eerst sinds de Oorlog Europa, twee jaar later pas Duitsland. In 1952 vertrok hij naar Zwitserland. Op 12 augustus 1955 stierf hij in Zürich. Twintig jaar na zijn dood, in aug. 1975, is zijn literaire nalatenschap geopend: dagboekaantekeningen van 15 maart 1933 tot 29 juli 1955, alsmede notities uit de jaren 1918 tot en met 1921.Belangrijke werken zijn: Der Zauberberg, Der Tod in Venedig, Dokter Faustus , Joseph und seine Brüder en Die Bekenntnisse des Hochstaplers Felix Krull
    Foto
    Paul Celan

    Paul Celan werd onder de naam Paul Antschel op 23 november 1920 geboren in Czernowitz, toentertijd de hoofdstad van de Roemeense Boekovina, nu behorend bij de Oekraïne. Paul Celans ouders waren Duitssprekende joden die hun zoon joods opvoedden en hem naar Duitse christelijke scholen stuurden. In 1942 werden Celans ouders door de Duitse bezetter naar een werkkamp gedeporteerd en daar vermoord. Hijzelf wist aanvankelijk onder te duiken, maar moest vanaf juli 1942 in een werkkamp dwangarbeid verrichten. Celan overleefde de oorlog. Via Boekarest en Wenen vestigde Celan zich in 1948 in Parijs. Daar was hij werkzaam als dichter, vertaler en doceerde hij aan de prestigieuze Ecole Normale Supérieure. Vermoedelijk op 20 april 1970 beëindigde hij zijn leven zelf door in de Seine te springen.
    Foto
    Gerard Reve

    Gerard Reve over: Medearbeiders ”God is in de mensen, de dieren, de planten en alle dingen - in de schepping, die verlost moet worden of waaruit God verlost moet worden, door onze arbeid, aangezien wij medearbeiders van God zijn.” Openbaring ”Tja, waar berust elk godsbegrip op, elke vorm van religie? Op een openbaring, dat wil zeggen op een psychische ervaring van zulk een dwingende en onverbiddelijke kracht, dat de betrokkene het gevoel heeft, niet dat hij een gedachte of een visioen heeft, maar dat een gedachte of visioen hem bezit en overweldigt.”
    Foto
    Simon Vestdijk

    Simon Vestdijk (Harlingen, 17 oktober 1898 – Utrecht, 23 maart 1971) was een Nederlands romancier, dichter, essayist en vertaler. Zijn jeugd te Harlingen en Leeuwarden beschreef hij later in de Anton Wachter-cyclus. Van jongs af aan logeerde hij regelmatig bij zijn grootouders in Amsterdam, waar hij zich in 1917 aan de Universiteit van Amsterdam inschrijft als student in de medicijnen. Tijdens zijn studie die van 1917 tot 1927 duurde, leerde hij Jan Slauerhoff kennen.Tot 1932 is hij als arts in praktijken door heel Nederland werkzaam. In 1932 volgt zijn officiële schrijversdebuut met de uitgave van de bundel Verzen in De Vrije Bladen. Doorslaggevend voor Vestdijks uiteindelijke keuze voor de literatuur is zijn ontmoeting in 1932 met Eddy Du Perron en Menno ter Braak. Deze ontmoeting had tot resultaat dat hij redactielid werd van het tijdschrift Forum Kort daarop, in 1933, wordt zijn eerste novelle, De oubliette, uitgegeven. In hetzelfde jaar schrijft hij Kind tussen vier vrouwen, dat, eerst geweigerd door de uitgever, later de basis zal vormen voor de eerste drie delen van de Anton Wachter-romans. In 1951 ontvangt Vestdijk de P.C. Hooftprijs voor zijn in 1947 verschenen roman De vuuraanbidders. In 1957 wordt hij voor het eerst door het PEN-centrum voor Nederland voorgedragen voor de Nobelprijs voor de Literatuur, die hij echter nooit zal krijgen. Op 20 maart 1971 wordt hem de Prijs der Nederlandse Letteren toegekend, maar voor hij deze kan ontvangen overlijdt hij op 23 maart te Utrecht op 72-jarige leeftijd. Vestdijk was auteur van ca. 200 boeken. Vanwege deze enorme productie noemde de dichter Adriaan Roland Holst hem 'de man die sneller schrijft dan God kan lezen'. Andere belangrijke boeken van Simon Vestdijk zijn: "Kind van stad en land" (1936), "Meneer Visser's hellevaart" (1936), "Ierse nachten" (1946), "De toekomst de religie" (1947), "Pastorale 1943" (1948), "De koperen tuin" (1950), "Ivoren wachters" (1951), "Essays in duodecimo" (1952) en "Het genadeschot" (1964).
    Foto
    Romenu
    Over literatuur, gedichten, kunst en cultuur
    17-05-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Christi Himmelfahrt (Annette von Droste-Hülshoff)

    Zum himmelfahrtstag

     

     


    'L’Ascensione di Cristo' door Il Garofalo, 1510-1520

     

     

     

    Christi Himmelfahrt

     

    Er war ihr eigen drei und dreißig Jahr.

    Die Zeit ist hin, ist hin!

    Wie ist sie doch nun alles Glanzes bar,

    Die öde Erd', auf der ich atm' und bin!

    Warum durft' ich nicht leben, als sein Hauch

    Die Luft versüßte, als sein reines Aug'

    Gesegnet jedes Kraut und jeden Stein?

    Warum nicht mich? Warum nicht mich allein

    O Herr, du hättest mich gesegnet auch!

     

    Dir nachgeschlichen wär' ich überall

    Und hätte ganz von fern,

    Verborgen von gebüschesgrünem Wall,

    Geheim betrachtet meinen liebsten Herrn.

    Zu Martha hätt' ich bittend mich gewandt

    Um einen kleinen Dienst für meine Hand:

    Vielleicht den Herd zu schüren dir zum Mahl,

    Zum Quell zu gehn, zu lüften dir den Saal –

    Du hättest meine Liebe wohl erkannt.

     

    Und draußen in des Volkes dichtem Schwarm

    Hätt' ich versteckt gelauscht,

    Und deine Worte, lebensreich und warm,

    So gern um jede andre Lust getauscht;

    Mit Magdalena hätt' ich wollen knien,

    Auch meine Träne hätte sollen glühn

    Auf deinem Fuß; vielleicht dann, ach, vielleicht

    Wohl hätte mich dein selig Wort erreicht:

    Geh hin, auch deine Sünden sind verziehn!

     

    Umsonst! Und zwei Jahrtausende nun fast

    Sind ihrem Schlusse nah',

    Seitdem die Erde ihren süßen Gast

    Zuletzt getragen in Bethania.

    Schon längst sind deine Märtyrer erhöht,

    Und lange Unkraut hat der Feind gesät;

    Gespalten längst ist deiner Kirche Reich,

    Und trauernd hängt der mühbeladne Zweig

    An deinem Baume; doch die Wurzel steht.

     

    Geboren bin ich in bedrängter Zeit;

    Nach langer Glaubensrast

    Hat nun verschollner Frevel sich erneut;

    Wir tragen wieder fast vergeßne Last,

    Und wieder deine Opfer stehn geweiht.

    Ach, ist nicht Lieben seliger im Leid?

    Bist du nicht näher, wenn die Trauer weint.

    Wo Drei in deinem Namen sind vereint,

    Als Tausenden in Schmuck und Feierkleid?

     

    'S ist sichtbar, wie die Glaubensflamme reich

    Empor im Sturme schlägt,

    Wie Mancher, der zuvor Nachtwandlern gleich,

    Jetzt frisch und kräftig seine Glieder regt.

    Gesundet sind die Kranken; wer da lag

    Und träumte, ward vom Stundenschlage wach;

    Was sonst zerstreut, verflattert in der Welt,

    Das hat um deine Fahne sich gestellt,

    Und jeder alte, zähe Firnis brach.

     

    Was will ich mehr? Ist es vergönnt dem Knecht,

    Die Gabe seines Herrn

    Zu meistern? Was du tust, das sei ihm recht!

    Und ist dein Lieben auch ein Flammenstern,

    Willst läutern du durch Glut, wie den Asbest,

    Dein Eigentum von fauler Flecken Pest:

    Wir sehen deine Hand und sind getrost,

    Ob über uns die Wetterwolke tost,

    Wir sehen deine Hand und stehen fest.

     

     

     

     

    Annette von Droste-Hülshoff (10 januari 1797 – 24 mei 1848)

    Burg Hülshoff bei Münster auf einer Ansichtskarte

     

     

     

    Siehe auch den vorigen Bericht mit den Schriftstellern vom 17. Mai.

    17-05-2012 om 10:27 geschreven door Romenu  


    Tags:Christi Himmelfahrt, Annette von Droste-Hülshoff
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Gary Paulsen, Peter Høeg, Lars Gustafsson, Jacint Verdaguer, Dorothy Richardson

    Der amerikanische Schriftsteller Gary Paulsen wurde am 17. Mai 1939 in Minneapolis, Minnesota, geboren. Siehe auch mein Blog vom 17. Mai 2010 und auch mein Blog vom 17. Mai 2011.

     

    Aus: Brian's Return

     

    „Brian sat quietly, taken by a peace he had not known for a long time, and let the canoe drift forward along the lily pads. To his right was the  shoreline of a small lake he had flown into an hour earlier. Around him was the lake itself, an almost circular body of water of approximately  eighty acres surrounded by northern forest—pine, spruce, poplar and birch—and thick brush.
    It was late spring—June 3, to be exact—and the lake was teeming, crawling, buzzing and flying with life. Mosquitos and flies filled the  air, swarming on him, and he smiled now, remembering his first horror at the small blood drinkers. In the middle of the canoe he had an old coffee  can with some kindling inside it, and a bit of birchbark, and he lit them and dropped a handful of green poplar leaves on the tiny fire. Soon smoke  billowed out and drifted back and forth across the canoe and the insects left him. He had repellant with him this time—along with nearly two  hundred pounds of other gear—but he hated the smell of it and found it didn't work as well as a touch of smoke now and then. The blackflies and  deerflies and horseflies ignored repellant completely—he swore they seemed to lick it off—but they hated the smoke and stayed well off the  canoe.

    The relief gave him time to see the rest of the activity on the lake. He remained still, watching, listening.“

     

     


    Gary Paulsen (Minneapolis, 17. Mai 1939)

     

     

     

     

    Der dänische Schriftsteller Peter Høeg wurde am 17. Mai 1957 in Kopenhagen geboren. Siehe auch mein Blog vom 17. Mai 2009  und auch mein Blog vom 17. Mai 2010  und auch mein Blog vom 17. Mai 2011.

     

    Aus: The Quiet Girl (Übersetzt von Nadia Christensen)

     

    „SheAlmighty had tuned each person in a musical key, and Kasper could hear it. Best in the brief, unguarded moments when people were nearby but didn't yet know he was listening. So he waited by the window, as he was doing now.

    It was cold. The way it could be only in Denmark, and only in April. When, in mad enthusiasm for the spring light, people turned off the central heating, brought their fur coats to the furrier, dispensed with their long underwear, and went outside. And only when it was too late, discovered that the temperature was at freezing, the relative humidity 90%, and the wind was from the north and went straight through clothing and skin, deep into the body, where it wrapped itself around the heart and filled it with Siberian sadness.

    The rain was colder than snow, a heavy, fine rain that fell like a gray silk curtain. From behind that curtain a long black Volvo with tinted windows appeared. A man, a woman, and a child got out of the car, and at first it looked promising.

    The man was tall, broad-shouldered, used to getting his own way—and capable of having a powerful impact on those around him if he didn't. The woman was blond as a glacier and looked like a million bucks; she also looked smart enough to have earned it herself. The little girl had dignity and wore expensive clothes. It was like a tableau of a holy, wealthy family.

    They reached the center of the courtyard, and Kasper got his first sense of their musical key. It was D-minor, at its worst. As in Toccata and Fugue in D-Minor. Great fateful pillars of music.

    Then he recognized the little girl. At that precise moment the silence occurred.

    It was very brief, perhaps a second, perhaps not at all. But while it lasted, it obliterated reality. It took away the courtyard, the rehearsal ring, Daffy's office, the window. The bad weather, the April month. Denmark. The present time.

    Then it was over. Vanished, as if it had never existed“.

     

     

     

    Peter Høeg (Kopenhagen, 17. Mai 1957)

     

     

     

     

    Der schwedische Lyriker und Schriftsteller Lars Gustafsson wurde am 17. Mai 1936 in Västerås geboren. Siehe auch mein Blog vom 17. Mai 2009 und auch mein Blog vom 17. Mai 2010  und auch mein Blog vom 17. Mai 2011.

     

     

    Elegie auf einen Labrador

     

    Mitten im Sommer gibt es bei uns Tage,

    an denen es plötzlich Herbst ist.

    Die Krähen im Baum schlagen schärfere Töne an.

    Die Klippen ragen deutlicher aus dem See als sonst.

    Sie wissen etwas. Sie haben es immer gewußt.

    Wir auch, doch wollen wir nichts davon wissen.

    Auf dem Heimweg bist du oft am Bug gestanden,

    an solchen Abenden, hast den Gerüchen nachgespürt,

    die übers Wasser kamen, mit ruhig gesammelten Blick,

    den Abend entziffert, die schwache Rauchfahne

    eines Sommerhauses, den Pfannkuchen, der irgendwo

    drei Kilometer weiter briet, einen Dachs bemerkt,

    der ich weiß nicht wo in der Dämmerung stand

    und etwas witterte, ganz wie du. Unsere Freundschaft

    war natürlich ein Kompromiß: wir lebten zusammen

    in zwei verschiedenen Welten, der meinigen

    mit ihren Buchstaben, einem lebenslänglichen Text,

    und der deinen mit ihren Gerüchen. Ich hätte viel

    für deine Kenntnisse gegeben, für dein Vermögen,

    ein Gefühl wie Eifer, Haß oder Liebe wie eine Welle

    über den ganzen Körper hinlaufen zu lassen

    von der Nase bis zum Schwanz, für deine Unfähigkeit,

    dich damit abzufinden, daß der Mond eine Tatsache ist.

    Bei Vollmond hast du dich lauthals darüber beklagt.

    Als Gnostiker warst du mir überlegen, und somit

    hast du dauernd im Paradies gelebt. Auch pflegtest du

    Schmetterlinge aufzuschnappen im Sprung und sie dann

    hinunterzuschlucken. Abstoßend fanden manche das.

    Mir gefiel es. Warum habe ich es dir darin

    nie gleichtun können? Und dann die Türen!

    Waren sie zu, so legtest du dich hin und schliefst ein;

    irgend jemand würde sie sicherlich öffnen,

    früher oder später. Du hattest recht. Ich hatte unrecht.

    Heute, da diese lange, stumme Freundschaft vorbei ist

    für immer, frage ich mich, ob auch ich am Ende

    etwas konnte, was dir imponiert hat. Ich meine nicht

    deinen festen Glauben, daß ich es war, der die Gewitter

    hervorrief. Das war ein Wahn. Ich denke eher,

    mein sichres Gefühl dafür, daß der Ball vorhanden war,

    auch wenn er sich hinter dem Sofa versteckt hielt,

    hat dir eine Ahnung verschafft von meiner Welt.

    Fast alles in meiner Welt hält sich versteckt

    hinter etwas anderem. Ich nannte dich  “Hund”.

    Ich frage mich ganz im Ernst: Hast du mich wohl

    für einen größern, lauteren “Hund” gehalten,

    oder für etwas anderes, etwas für immer Unbekanntes,

    das einfach ist, was es ist, und existiert

    auf seine Weise und damit basta: den Pfiff

    durch den nächtlichen Park, dem zu folgen

    man sich angewöhnt hat ohne so recht zu wissen,

    was das ist, dem man folgt. Und ich

    wußte ebensowenig von dir und davon, was du warst.

    Von diesem objektiveren Standpunkt aus

    waren wir zwei Organismen, zwei jener Orte,

    an denen das Universum sich in sich selber

    verknotet, verwickelt, kurzlebige, komplexe Strukturen

    aus Eiweiß, die sich immer weiter verheddern müssen,

    um zu überleben, bis das Ganze versagt

    und sich wieder vereinfacht, der Knoten sich löst,

    das Rätsel verschwindet. Du warst eine Frage,

    gerichtet an eine andere Frage, sonst nichts,

    und keine von beiden konnte der andern Antwort geben.

     

     

     

    Übersetzt von Hans Magnus Enzensberger

     

     

     

    Lars Gustafsson (Västeras, 17. Mai 1936)   

     

     

     

     

    Der katalonische Dichter Jacint Verdaguer i Santaló wurde am 17. Mai 1845 als Sohn eines sehr armen Steineklopfers in Folgueroles geboren. Siehe auch mein Blog vom 17. Mai 2010 und auch mein Blog vom 17. Mai 2011.

     

    Aus: Uit: L’Atlàntida (Übersetzt von Clara Sommer)

     

    „Und eine Barke sieht er auf den Wellen

    Durch Klippen gleiten gleich dem weißen Schaum.

    Und Herkules verspricht, bei seiner Rückkehr

    Die Stadt zu gründen mit der Barke Namen,

    Sie groß zu machen wie die hohe Ceder.

    Wer sie erblickt, soll mit Erstaunen rufen:

    Das ist die Riesentochter des Alciden!

    Um ihretwillen fordert er den Dreizack

    Vom Meeresgott, von Jupiter den Blitz.

    Des Helden Bitte ward erhört vom Himmel:

    O schönes Barcelona, dein Gesetz

    Bezwang den Ozean in seiner Macht;

    Aus deinen Felsen zuckte Blitz auf Blitz

    Zu stolzem Siege auf den Kampfplatz nieder.“

     

     

     

    Jacint Verdaguer (17. Mai 1845 – 10. Juni 1902)

     

     

     

     

    Die englische Schriftstellerin und Essayistin Dorothy Miller Richardson wurde am 17. Mai 1873 in Abingdon, Oxfordshire, geboren. Siehe auch mein Blog vom 17. Mai 2011.

     

    Aus: Pointed Roofs

     

    "Play 'Abide with me,'" "Play 'Abide with me'" yesterday, if he didn't care? What was the good of being so quiet and saying nothing? Why didn't he say "Don't go" or "When are you coming back?" Eve said he looked perfectly miserable.

    There was nothing to look forward to now but governessing and old age. Perhaps Miss Gilkes was right. . . . Get rid of men and muddles and have things just ordinary and be happy. "Make up your mind to be happy. You can be perfectly happy without anyone to think about. . . ." Wearing that large cameo brooch--long, white, flat-fingered hands and that quiet little laugh. . . . The piano-organ had reached its last tune. In the midst of the final flourish of notes the door flew open. Miriam got quickly to her feet and felt for matches.”

     

     

     

    Dorothy Richardson (17. Mai 1873 - 17. Juni 1957)

    17-05-2012 om 10:18 geschreven door Romenu  


    Tags:Gary Paulsen, Peter Høeg, Lars Gustafsson, Jacint Verdaguer, Dorothy Richardson




    Inhoud blog
  • Erik Spinoy, Arthur Conan Doyle, Gérard de Nerval
  • Emile Verhaeren, Gabriele Wohmann, Urs Widmer
  • Annie M.G. Schmidt, Hanna Krall, Honoré de Balzac, Wolfgang Borchert, Gerrit Achterberg
  • Ruskin Bond, Rahel Varnhagen, Jodi Picoult, Lorraine Hansberry, Anna Jameson
  • Gunnar Gunnarsson, W.G. Sebald, Yi Mun-yol, Ernst Wiechert, Omar Khayyam, Markus Breidenich
  • Christi Himmelfahrt (Annette von Droste-Hülshoff)
  • Gary Paulsen, Peter Høeg, Lars Gustafsson, Jacint Verdaguer, Dorothy Richardson
  • Juan Rulfo, Adrienne Rich, Olga Berghol, Friedrich Rückert, Jakob van Hoddis
  • André Brink, G. K. Chesterton, Eduard Escoffet, Leah Goldberg, Mohsen Makhmalbāf, Hans Weigel
  • Mario Vargas Llosa, Walter van den Broeck, Nelson Algren, Chrétien Breukers, Lauren Weisberger

    Blog als favoriet !

    Archief per dag
  • 22-05-2012
  • 21-05-2012
  • 20-05-2012
  • 19-05-2012
  • 18-05-2012
  • 17-05-2012
  • 16-05-2012
  • 28-05-2011
  • 28-03-2011
  • 27-03-2011
  • 26-03-2011
  • 25-03-2011
  • 24-03-2011
  • 23-03-2011
  • 22-03-2011
  • 21-03-2011
  • 20-03-2011
  • 19-03-2011
  • 18-03-2011
  • 17-03-2011
  • 16-03-2011
  • 15-03-2011
  • 14-03-2011
  • 13-03-2011
  • 12-03-2011
  • 11-03-2011
  • 10-03-2011
  • 09-03-2011
  • 08-03-2011
  • 07-03-2011
  • 06-03-2011
  • 05-03-2011
  • 04-03-2011
  • 03-03-2011
  • 02-03-2011
  • 01-03-2011
  • 28-02-2011
  • 27-02-2011
  • 26-02-2011
  • 25-02-2011
  • 24-02-2011
  • 23-02-2011
  • 22-02-2011
  • 21-02-2011
  • 20-02-2011
  • 19-02-2011
  • 18-02-2011
  • 17-02-2011
  • 16-02-2011
  • 15-02-2011
  • 14-02-2011
  • 13-02-2011
  • 12-02-2011
  • 11-02-2011
  • 10-02-2011
  • 09-02-2011
  • 08-02-2011
  • 07-02-2011
  • 06-02-2011
  • 05-02-2011
  • 04-02-2011
  • 03-02-2011
  • 02-02-2011
  • 01-02-2011
  • 31-01-2011
  • 30-01-2011
  • 29-01-2011
  • 28-01-2011
  • 27-01-2011
  • 26-01-2011
  • 25-01-2011
  • 24-01-2011
  • 23-01-2011
  • 22-01-2011
  • 21-01-2011
  • 20-01-2011
  • 19-01-2011
  • 18-01-2011
  • 17-01-2011
  • 16-01-2011
  • 15-01-2011
  • 14-01-2011
  • 13-01-2011
  • 12-01-2011
  • 11-01-2011
  • 10-01-2011
  • 09-01-2011
  • 08-01-2011
  • 07-01-2011
  • 06-01-2011
  • 05-01-2011
  • 04-01-2011
  • 03-01-2011
  • 02-01-2011
  • 01-01-2011
  • 31-12-2010
  • 30-12-2010
  • 29-12-2010
  • 28-12-2010
  • 27-12-2010
  • 26-12-2010
  • 25-12-2010
  • 24-12-2010
  • 23-12-2010
  • 22-12-2010
  • 21-12-2010
  • 20-12-2010
  • 19-12-2010
  • 18-12-2010
  • 17-12-2010
  • 16-12-2010
  • 15-12-2010
  • 14-12-2010
  • 13-12-2010
  • 11-12-2010
  • 10-12-2010
  • 09-12-2010
  • 08-12-2010
  • 07-12-2010
  • 06-12-2010
  • 05-12-2010
  • 04-12-2010
  • 03-12-2010
  • 02-12-2010
  • 01-12-2010
  • 30-11-2010
  • 29-11-2010
  • 28-11-2010
  • 27-11-2010
  • 26-11-2010
  • 25-11-2010
  • 24-11-2010
  • 23-11-2010
  • 22-11-2010
  • 21-11-2010
  • 20-11-2010
  • 19-11-2010
  • 18-11-2010
  • 17-11-2010
  • 16-11-2010
  • 15-11-2010
  • 14-11-2010
  • 13-11-2010
  • 12-11-2010
  • 11-11-2010
  • 10-11-2010
  • 09-11-2010
  • 08-11-2010
  • 07-11-2010
  • 06-11-2010
  • 05-11-2010
  • 04-11-2010
  • 03-11-2010
  • 02-11-2010
  • 01-11-2010
  • 31-10-2010
  • 30-10-2010
  • 29-10-2010
  • 28-10-2010
  • 27-10-2010
  • 26-10-2010
  • 25-10-2010
  • 24-10-2010
  • 23-10-2010
  • 22-10-2010
  • 21-10-2010
  • 20-10-2010
  • 19-10-2010
  • 18-10-2010
  • 17-10-2010
  • 16-10-2010
  • 15-10-2010
  • 14-10-2010
  • 13-10-2010
  • 12-10-2010
  • 11-10-2010
  • 10-10-2010
  • 09-10-2010
  • 08-10-2010
  • 07-10-2010
  • 06-10-2010
  • 05-10-2010
  • 04-10-2010
  • 03-10-2010
  • 02-10-2010
  • 01-10-2010
  • 30-09-2010
  • 29-09-2010
  • 28-09-2010
  • 27-09-2010
  • 26-09-2010
  • 25-09-2010
  • 24-09-2010
  • 23-09-2010
  • 22-09-2010
  • 21-09-2010
  • 20-09-2010
  • 19-09-2010
  • 18-09-2010
  • 17-09-2010
  • 16-09-2010
  • 15-09-2010
  • 14-09-2010
  • 13-09-2010
  • 12-09-2010
  • 11-09-2010
  • 10-09-2010
  • 09-09-2010
  • 08-09-2010
  • 07-09-2010
  • 06-09-2010
  • 05-09-2010
  • 04-09-2010
  • 03-09-2010
  • 02-09-2010
  • 01-09-2010
  • 31-08-2010
  • 30-08-2010
  • 29-08-2010
  • 28-08-2010
  • 27-08-2010
  • 26-08-2010
  • 25-08-2010
  • 24-08-2010
  • 23-08-2010
  • 22-08-2010
  • 21-08-2010
  • 20-08-2010
  • 19-08-2010
  • 18-08-2010
  • 17-08-2010
  • 16-08-2010
  • 15-08-2010
  • 14-08-2010
  • 13-08-2010
  • 12-08-2010
  • 11-08-2010
  • 10-08-2010
  • 09-08-2010
  • 08-08-2010
  • 07-08-2010
  • 06-08-2010
  • 05-08-2010
  • 04-08-2010
  • 03-08-2010
  • 02-08-2010
  • 01-08-2010
  • 31-07-2010
  • 30-07-2010
  • 29-07-2010
  • 28-07-2010
  • 27-07-2010
  • 26-07-2010
  • 20-07-2010
  • 05-02-2010
  • 01-06-2009

    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Foto

    J. C. Bloem

    De Nederlandse dichter Jakobus Cornelis Bloem werd geboren op 10 mei 1887 in Oudshoorn. Bloem stamde uit een stijlvolle, patricische familie. Op 12 mei 1921 verscheen eindelijk Het verlangen, vooral dank zij de krachtdadige hulp van zijn vriend Jan van Krimpen, die ook de typografie verzorgde In 1925 ontmoette Bloem de 19-jarige Clara Eggink. Het volgende jaar trouwden zij. Vrijwel tegelijk met de geboorte van hun zoon Wim op 8 september 1927 werd Bloem ontslagen bij de NRC. In mei 1928 werd Bloem benoemd tot griffier aan het kantongerecht De Lemmer, uit welk 'Friesch Cayenne' hij in 1931 werd overgeplaatst naar Breukelen. Afgezien van kleine opflakkeringen in 1924/25 en 1929 (samen vijf verzen), duurde het tot 1930 voor hij weer 'aan de schrijverij' raakte. Dit resulteerde in het jaar daarop in de bundel Media vita. Tussen 1934 en 1937, maar vooral in dat laatste jaar, schreef Bloem de verzen die uitkwamen als De nederlaag. Zijn Verzamelde gedichten verschenen in 1947, al spoedig enige malen herdrukt, en daarmee kwam eindelijk ook de officiële erkenning van zijn dichterschap: Constantijn Huygens-prijs (1949), P.C. Hooftprijs (1952), en ten slotte de grote Prijs der Nederlandse Letteren (1965). Na een langdurige ziekte die hem volstrekt hulpbehoevend maakte, overleed Bloem op 10 augustus 1966. Hij werd begraven in Paasloo (Overijssel).

    Foto

    Foto

    Rainer Maria Rilke

    Rilke werd op 4 december 1875 geboren in Praag. Hij had al naam gemaakt als dichter met zijn bundels Das Stundenbuch en Das Buch der Bilder, toen hij de literaire wereld versteld deed staan en wereldfaam verwierf met de publicatie van zijn twee delen Neue Gedichte in 1907 en 1908. Hij verzamelde daarin het beste werk uit een van zijn vruchtbaarste periodes, die hij grotendeels doorbracht in Parijs. Rilke was daar diep onder de indruk gekomen van Rodin, bij wie hij een tijdlang in dienst was als particulier secretaris. Rodin, zei hij later, had hem leren kijken. Dit kijken kwam neer op intense concentratie, om het mysterie te kunnen zien ‘achter de schijnbare werkelijkheid'. Latere en rijpere werken als Duineser Elegien (1912-1923) en het ronduit schitterende Die Sonette an Orfeus (1924) illustreren Rilkes metafysische visie op het onzegbare, dat haar verwoording vindt in een hermetische muzikale taal. Op 29 december 1926 overlijdt Rilke in het sanatorium in Val-Mont aan de gevolgen van leukemie. Enkele dagen later wordt hij, overeenkomstig zijn wens, begraven op het kerkhof van Raron


    Foto

    Foto

    K.P. Kavafis

    K.P. Kavafis werd als kind van Griekse ouders, afkomstig uit Konstantinopel, geboren in 1863 in Alexandrië (tot vandaag een Griekse enclave) waar hij ook het grootste deel van zijn leven woonde en werkte. Twee jaar na de dood van zijn vader verhuist het gezin in 1872 naar Engeland om na een verblijf van vijf jaar naar Alexandrië terug te keren. Vanwege ongeregeldheden in Egypte vlucht het gezin in 1882 naar Konstantinopel, om na drie jaar opnieuw naar Alexandrië terug te gaan. In de jaren die volgen maakt Kavafis reizen naar Parijs, Londen en in 1901 zijn eerste reis naar Griekenland, in latere jaren gevolgd door nog enkele bezoeken. Op de dag van zijn zeventigste verjaardag, in 1933 sterft Kavafis in Alexandrië. De roem kwam voor Kavafis pas na zijn dood, dus postuum. Deels is dat toe te schrijven aan zijn eigen handelswijze. Hij was uiterst terughoudend met de publicatie van zijn gedichten, liet af en toe een enkel gedicht afdrukken in een literair tijdschrift, gaf in eigen beheer enkele bundels met een stuk of twintig gedichten uit en het merendeel van zijn poëzie schonk hij op losse bladen aan zijn beste vrienden.


    Foto


    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs