Georg Trakl werd op 3 februari 1887 in het conducteurshuis aan de Waagplatz 2 in Salzburg geboren. Zijn vader, Tobias Trakl, was een handelaar in ijzerwaren en zijn moeder, die ook psychische problemen had, was Maria Catharina Trakl, (meisjesnaam Halik). Voorts had hij nog drie broers en drie zussen. Margarethe (doorgaans Grethe genoemd) stond hem het naast, zelfs zodanig dat sommigen een incestueuze verhouding vermoeden. Zijn jeugd bracht hij door in Salzburg. Vervolgens bezocht hij van 1897 tot 1905 het humanistische gymnasium. Om toch een academische opleiding te kunnen volgen, werkte hij tot 1908 in de praktijk bij een apotheker. Sommigen vermoedden dat hij dit vooral deed om zichzelf opiaten te kunnen verschaffen. Bij het uitbreken van WO I werd Trakl als medicus naar het front in Galicië (heden ten dage in Oekraïne en Polen) gestuurd. Zijn gemoedsschommelingen leidden tot geregelde uitbraken van depressie, die verergerd werden door de afschuw die hij voelde voor de verzorging van de ernstig verwonde soldaten. De spanning en druk dreven hem ertoe een suïcidepoging te ondernemen, welke zijn kameraden nochtans verhinderden. Hij werd in een militair ziekenhuis opgenomen in Kraków, alwaar hij onder strikt toezicht geplaatst werd.Trakl verzonk daar in nog zwaardere depressies en schreef Ficker om advies. Ficker overtuigde hem ervan dat hij contact moest opnemen met Wittgenstein, die inderdaad op weg ging na Trakls bericht te hebben ontvangen. Op 4 november 1914, drie dagen voordat Wittgenstein aan zou komen, overleed hij echter aan een overdosis cocaïne
Thomas Mann
Thomas Mann, de jongere broer van Heinrich Mann, werd geboren op 6 juni 1875 in Lübeck. Hij was de tweede zoon van de graankoopman Thomas Johann Heinrich Mann welke later één van de senatoren van Lübreck werd. Zijn moeder Julia (geboren da Silva-Bruhns) was Duits-Braziliaans van Portugees Kreoolse afkomst. In 1894 debuteerde Thomas Mann met de novelle "Gefallen". Toen Thomas Mann met 21 jaar eindelijk volwassen was en hem dus geld van zijn vaders erfenis toestond - hij kreeg ongeveer 160 tot 180 goldmark per jaar - besloot hij dat hij genoeg had van al die scholen en instituties en werd onafhankelijk schrijver. Kenmerkend voor zijn stijl zijn de ironie, de fenomenale taalbeheersing en de minutieuze detailschildering. Manns reputatie in Duitsland was sterk wisselend. Met zijn eerste roman, Buddenbrooks (1901), had hij een enorm succes, maar door zijn sceptische houding tegenover Duitsland na de Eerste Wereldoorlog veranderde dit volledig. Stelde hij zich tot aan de jaren twintig apolitiek op (Betrachtungen eines Unpolitischen, 1918), meer en meer raakte hij bij het Politiek gebeuren betrokken. Zijn afkeer van het nationaal socialisme groeide, zijn waarschuwingen werden veelvuldiger en heftiger. In 1944 accepteerde hij het Amerikaanse staatsburgerschap. Tussen 1943 en 1947 schreef Mann Doktor Faustus (zie Faust), de roman van de 'Duitse ziel' in de gecamoufleerd geschilderde omstandigheden van de 20ste eeuw. In 1947 bezocht hij voor het eerst sinds de Oorlog Europa, twee jaar later pas Duitsland. In 1952 vertrok hij naar Zwitserland. Op 12 augustus 1955 stierf hij in Zürich. Twintig jaar na zijn dood, in aug. 1975, is zijn literaire nalatenschap geopend: dagboekaantekeningen van 15 maart 1933 tot 29 juli 1955, alsmede notities uit de jaren 1918 tot en met 1921.Belangrijke werken zijn: Der Zauberberg, Der Tod in Venedig, Dokter Faustus , Joseph und seine Brüder en Die Bekenntnisse des Hochstaplers Felix Krull
Paul Celan
Paul Celan werd onder de naam Paul Antschel op 23 november 1920 geboren in Czernowitz, toentertijd de hoofdstad van de Roemeense Boekovina, nu behorend bij de Oekraïne. Paul Celans ouders waren Duitssprekende joden die hun zoon joods opvoedden en hem naar Duitse christelijke scholen stuurden. In 1942 werden Celans ouders door de Duitse bezetter naar een werkkamp gedeporteerd en daar vermoord. Hijzelf wist aanvankelijk onder te duiken, maar moest vanaf juli 1942 in een werkkamp dwangarbeid verrichten. Celan overleefde de oorlog. Via Boekarest en Wenen vestigde Celan zich in 1948 in Parijs. Daar was hij werkzaam als dichter, vertaler en doceerde hij aan de prestigieuze Ecole Normale Supérieure. Vermoedelijk op 20 april 1970 beëindigde hij zijn leven zelf door in de Seine te springen.
Gerard Reve
Gerard Reve over: Medearbeiders ”God is in de mensen, de dieren, de planten en alle dingen - in de schepping, die verlost moet worden of waaruit God verlost moet worden, door onze arbeid, aangezien wij medearbeiders van God zijn.” Openbaring ”Tja, waar berust elk godsbegrip op, elke vorm van religie? Op een openbaring, dat wil zeggen op een psychische ervaring van zulk een dwingende en onverbiddelijke kracht, dat de betrokkene het gevoel heeft, niet dat hij een gedachte of een visioen heeft, maar dat een gedachte of visioen hem bezit en overweldigt.”
Simon Vestdijk
Simon Vestdijk (Harlingen, 17 oktober 1898 – Utrecht, 23 maart 1971) was een Nederlands romancier, dichter, essayist en vertaler. Zijn jeugd te Harlingen en Leeuwarden beschreef hij later in de Anton Wachter-cyclus. Van jongs af aan logeerde hij regelmatig bij zijn grootouders in Amsterdam, waar hij zich in 1917 aan de Universiteit van Amsterdam inschrijft als student in de medicijnen. Tijdens zijn studie die van 1917 tot 1927 duurde, leerde hij Jan Slauerhoff kennen.Tot 1932 is hij als arts in praktijken door heel Nederland werkzaam. In 1932 volgt zijn officiële schrijversdebuut met de uitgave van de bundel Verzen in De Vrije Bladen. Doorslaggevend voor Vestdijks uiteindelijke keuze voor de literatuur is zijn ontmoeting in 1932 met Eddy Du Perron en Menno ter Braak. Deze ontmoeting had tot resultaat dat hij redactielid werd van het tijdschrift Forum Kort daarop, in 1933, wordt zijn eerste novelle, De oubliette, uitgegeven. In hetzelfde jaar schrijft hij Kind tussen vier vrouwen, dat, eerst geweigerd door de uitgever, later de basis zal vormen voor de eerste drie delen van de Anton Wachter-romans. In 1951 ontvangt Vestdijk de P.C. Hooftprijs voor zijn in 1947 verschenen roman De vuuraanbidders. In 1957 wordt hij voor het eerst door het PEN-centrum voor Nederland voorgedragen voor de Nobelprijs voor de Literatuur, die hij echter nooit zal krijgen. Op 20 maart 1971 wordt hem de Prijs der Nederlandse Letteren toegekend, maar voor hij deze kan ontvangen overlijdt hij op 23 maart te Utrecht op 72-jarige leeftijd. Vestdijk was auteur van ca. 200 boeken. Vanwege deze enorme productie noemde de dichter Adriaan Roland Holst hem 'de man die sneller schrijft dan God kan lezen'. Andere belangrijke boeken van Simon Vestdijk zijn: "Kind van stad en land" (1936), "Meneer Visser's hellevaart" (1936), "Ierse nachten" (1946), "De toekomst de religie" (1947), "Pastorale 1943" (1948), "De koperen tuin" (1950), "Ivoren wachters" (1951), "Essays in duodecimo" (1952) en "Het genadeschot" (1964).
Alex hebt den Taschenspiegel und sieht sein Zerrbild, schabt sich die Zähne mit einem geschnitzten Buchenstab, reibt sich die Achseln, befeuchtet das Gesicht und rasiert sich dann mit der letzten Klinge aus dem klammen Jutesack. Er sieht in den Spiegel und wischt das Blut weg, richtet sich schließlich auf, hustet und lauscht dem Schwingen der Schleimfäden in seinen Bronchien. Die Luft riecht nach Winter. Er stemmt die Hände in sein pochendes Kreuz, betrachtet die Türme des Heizkraftwerks am anderen Ufer, das Schwemmgut im Schilf hagere Äste, ein schneebedecktes Stück Schutt, einen gefrorenen Fischkadaver. Er hustet noch einmal und spuckt in den Fluss.
Drüben, im Schatten der Brückenpfosten, steht der Wohnwagen. Die anderen Camper sind lange fort, kommen im Frühjahr wieder oder nie, da manche von ihnen längst alt geworden sind. Seine Lippen zittern. Zwei Stunden noch bis Mittag, denkt er. Er hat den schmalen Pfad geschippt, das Tonnenfeuer gelöscht, erneut den kargen Busch gestutzt und schließlich das alte Benzin aus dem Aggregat in eine Wasserflasche gefüllt. Über den Himmel ziehen Wolken. Am Uferweg hockt ein Hund.
Nachts hat er von Nana geträumt. Sie trug ihr Leichenhemd. Ihr Körper war winzig und dürr, mit Händen wie rostige Harken, flach aufeinandergelegt und gebunden über der trockenen Brust. Sie lag auf der Bahre in einem Raum mit kaltem elektrischem Licht. Als Alex schließlich aufgewacht war, lag er mit surrendem Kopf wie im Fieber und wälzte sich zwischen den stinkenden Decken herum. Er tastete nach ihrem Körper, zupfte den Schlafsack zurecht, nahm ihre Hand und strich darüber.
They had a blue kelpie with them. He bounced along with his tongue lolling, excited by the boy's solemn concentration but puzzled too that he could get no sense of what they were after: the idea of wolf had not been transmitted to him. He danced around the little party, sometimes in front, sometimes to the side, sniffing close to the earth, raising his moist eyes in hope of instruction, and every now and then, since he was young and easily distracted, bounding away after the clippered insects that sprang up as they approached, or a grasshopper that rose with a ponderous whirring and rolled sideways from his jaws. Then suddenly he did get the scent. With a yelp of pure delight he shot off in the direction of their boundary fence, and the children, all three, turned away to see what he had found. Lachlan Beattie felt the snow melt at his feet. He heard a faint far-off rushing, like wind rolling down a tunnel, and it took him a moment to understand that it was coming from inside him. In the intense heat that made everything you looked at warp and glare, a fragment of ti-tree swamp, some bit of the land over there that was forbidden to them, had detached itself from the band of grey that made up the far side of the swamp, and in a shape more like a watery, heat-struck mirage than a thing of substance, elongated and airily indistinct, was bowling, leaping, flying towards them. A black! That was the boy's first thought. We're being raided by blacks. After so many false alarms it had come. The two little girls stood spellbound. They had given a gasp, one sharp intake of breath, then forgotten to breathe out. The boy too was struck but had begun to recover. Though he was very pale about the mouth, he did what his manhood required him to do. Holding fast to the stick, he stepped resolutely in front. But it wasn't a raid, there was just one of them; and the thing, as far as he could make it out through the sweat in his eyes and its flamelike flickering, was not even, maybe, human.
Devant ces corps uniformément vêtus à la mode mondiale, nous cherchons à saisir certains détails significatifs, une posture volontaire ou nonchalante, une façon de s'exprimer avec certains gestes ; et notre analyse nous trompe rarement, parce qu'un Européen ne marche pas exactement comme un Américain, un Anglais ne porte pas ses vêtements comme un Français, un Italien ne parle pas comme un Allemand. ( ) Dès notre première rencontre dans un bar d'East Village, Bruce s'était enchanté du fait que - sous mes taches de rousseur irlandaises - je puisse avoir un style intégralement français : les gestes de main ponctuant mes phrases, ce bon genre bourgeois un peu artiste Sa réaction m'amusait. Dans mes années de ferveur gauchiste, cela m'aurait horrifié d'être structurellement français. Il me semble désormais que je ne déteste pas cette idée : non pour revendiquer un titre légitime que j'aurais le droit de refuser aux autres ; mais plutôt comme un héritage mystérieux dont je découvre, au fil du temps, combien il me colle à la peau ; en quoi il constitue une limite, mais en quoi il recouvre aussi des richesses qui peuvent même se cultiver avec un peu de fierté. Je ne parle pas seulement de ce vieux sentiment qu'on appelait autrefois le patriotisme, mais d'une contribution à la diversité du monde où il me sera toujours plus agréable d'entendre chanter le russe ou l'italien que de subir, dans un mauvais anglais, les clichés de la « Star Academy». ( ) Que veut dire au juste être français ? Non pas légalement, bien sûr ; non pas juridiquement ; mais que signifie le fait de « se sentir français » ? Une de mes amies, mi-alsacienne, mi-vendéenne par ses origines, m'affirme qu'elle ne se sent pas du tout française : ce pays n'est pour elle que le sanglant persécuteur des anciennes provinces.
The Washeteria on Badass Ave had its own DJ so you could dance while you dried. And it made perfect sense that in a world where bad means good, the traffic signals used green for stop and red for go.
On Irie Way and Downhome Drive he found flowers leaping up through the sidewalks. They were American beauties and African violets, more vibrant, fragrant, and giant than any he'd ever seen. He bent and saw their roots were buried beneath the concrete. The flowers had confronted the pavement and punched through it, undeterrable in their desire to get closer to the sun. Bent low, he could see the little speakers that had been built into the sidewalks all over town. First he heard Satchmo think to himself what a wonderful world, then Bob spoke of redemption songs, then James proclaimed he was Black and he was proud. There was an easy vibe to the place, as if everything in the world were possible and there was all the time in the world to do it, for Soul City minutes were ninety seconds long. Cadillac tried to scribble a few words that would capture the scene, but nothing came.
Nadat Olga de muziekstandaard opzij had gezet en de voordeur voor het eerst sinds weken had geopend een tochtvlaag gleed de hal in, vellen bladmuziek waaiden over de tegels , liep ze over het grindpaadje tussen de stokrozen door naar de weg.
David? riep ze. Daaa-vid!
Het meer in de verte weerspiegelde de grijze wolken. Vroeger, als schoolmeisje, ging ze er wel met de klas schaatsen. Op een keer bleef ze met een paar vriendinnen achter. Toen het begon te schemeren, kon ze rond het meer blauwachtige schimmen zien rondwaren. Ze wist wel dat het fosfor was, maar toch vond ze het akelig. Ze moest denken aan het lijk dat eens in een turfgat was gevonden. Uit onderzoek bleek dat de man veertienhonderd jaar in het zuurstofarme veen bewaard was gebleven. Er was een artikel over hem in de krant verschenen. Hij was een zendeling uit het zuiden geweest met een kruisje aan een ketting rond zijn hals. Op zijn reis had hij wat zinken pannen meegenomen om onderweg te verkopen en ondertussen te vertellen over Gods paradijs. De primitieve, zelfvoorzienende boeren in deze streek hadden hem vermoedelijk niet geloofd. Ze hadden hier hun eigen goden, heksen en demonen. Misschien moesten ze eerst om hem lachen, maar werden ze bang toen hij volhield. Hadden ze hem s nachts het moeras in gejaagd? Olga kon zich voorstellen hoe het gerinkel van zijn pannen in de duisternis moest zijn weggestorven. Tweehonderd jaar later verschenen de eerste houten kerktorens in de dorpjes.
Inmiddels lag de zendeling in een glazen kistje in het museumpje van Ampel opgebaard. Olga was eens met David gaan kijken. David had gefascineerd naar het lijk van de man gestaard, waarvan de huid verschrompeld en gedroogd was als de afgeworpen huid van een slang. David zei dat hij niet begreep waarom de man zijn geloof was blijven verdedigen. Waarom had hij niet gezegd dat God niet bestond? En dat het verhaal over de hemel een grap was? Dan had hij de volgende ochtend naar een dorp verderop kunnen lopen om te zien of ze hem daar wél geloofden.
Rings um den einsamen Scheitel des Nordpols stehen in der Form von Steinpyramiden die Markzeichen an jenen Punkten, bis zu welchen der rastlose Unternehmungsgeist der Menschen vorgedrungen ist. In seinem Zenith schwebt die geringe Möve, dem harpunenverfolgten Geschlecht der Robben gönnt er auf seinen Eisflößen eine sichere Freistätte des Lebens; - nur als Entdeckungsziel hat er sich bisher unnahbar erwiesen. Wie jede Entwicklung nur allmählig fortschreitend zu größeren Zielen reift, so hat sich auch die schwache kosmogenetische Dämmerung nur langsam ausgebreitet, von der homerischen Erdscheibe aus über das Land der Hyperboräer; erst nach Jahrtausenden überwand der Wissensdrang die Schrecken des Nordpols, mit welchen die Araber schon Sibirien erfüllt dachten. Rings um das sonnige Morgenland lag die Welt Jahrtausende unter Wahnbegriffen und Fabeln begraben, welche nur die ethische Erhebung der ältesten Dichterphilosophen der naiven Trivialität alles Unreifen entriß.
Programmierte Lacke und intelligenter Staub vom molekularen Fließband. Die Form folgt der Funktion. Selbstreproduktive Maschinen im Reich der Zwerge. Fantastische Reisen durch die Blutbahn. Der Geist im Quantenspiegel des Nanokosmos. Roboterschwärme selbstisolierende Röhren auf Trägerblocks. Amorphe Kügelchen, Latexperlen und magnetische Marker. Unten gibt es noch viel Platz. In abweichender Geometrie alles atomar neu gestrickt: ultradünner Draht wie Bakterienkompass. Genetische Sonden durchforsten Bibliotheken bekannter DNA-Sequenzen.
Eine ähnlichkeit war zwischen den beiden trotz des gönnerhaften verhältnisses nicht festzustellen, der Knabe war wesentlich hellhäutiger als der ihn beschützende Fleischberg, dessen züge einen leicht negroiden einschlag aufwiesen. als er sich jetzt umständlich von seinem turban befreite, um sich stöhnend den schweiß von der glatze zu wischen, drehte sich der Knabe zu ihm um und konnte ein lächeln nicht ver bergen. »ganz schön heiß, was?«, feixte er.
»Schau gefälligst nach vorn, sayf!«, fuhr der Dicke den Knaben ungnädig an.
»Das tut das Kamel für mich, onkel An-nasir«, gab der frech über die schulter zur Antwort, »und zwar von ganz allein!
« Dennoch leistete sayf der Aufforderung Folge und trieb mit leichten schlägen und abgehackten Zurufen sein tier an, um beim onkel keinen unmut aufkommen zu lassen. sie ritten auf der östlichen seite des orontes, allerdings reichlich Abstand zu seinem ufer und der ihm folgenden straße haltend und so die bewohnten Dörfer am Fluss umgehend.
Der Weg durch das unebene gelände bedingte das gemächliche tempo der reisenden, aber es war auch der voranreitende Hagere, der es bestimmte. Als er sah, dass sayf fast zu ihm aufgerückt war, knurrte er sofort: »Halt dich zurück, Knabe!«, um dann doch erklärend hinzuzufügen: »Wir wollen nicht auffallen.«
Uit: Erfindungen für die Regierung und andere Satiren
Eine Gartenlaube für den Bundespräsidenten. Das organische Rankenwerk, das einstens unseren Vorvätern mit Wein und Efeu Zuflucht gewährte, wird angemessen ersetzt durch künstliche Lianen, billig gewonnen aus dem Tonband-Geschlingsel jener unzählbaren und unsagbaren Reden, die zur Hundertjahrfeier örtlicher Kaninchenzuchtvereine und bei Eröffnungszeremonien des Kongresses internationaler Andenkenverkäufer in der rhetorischen Kunstgewerbeabteilung des Präsidialamtes bestellt wurden. Die Vorhänge aus den Bändern, die von den Funkhäusern sicher mit Kusshand zum Fenster hinausgeworfen werden, sind bewusst dicht gehalten, um auch die letzten Möglichkeiten eines etwaigen Weitblicks endgültig schwinden zu lassen. Im Zentrum der Anlage ist ein "Café Chancellor" etabliert, dessen Leitung der Bundeskanzler gewiss gern zu seinen bisherigen Offizien übernehmen wird. Es fehlen weder ein Espressogerät für kalten Kaffee noch eine Raucherbar für starken Tabak. Rechts vom Porträt Bismarcks in der Stammtischecke hängen niedlich gerahmte Wandsprüche wie "Die Lage war noch nie so ernst" und "Ich bin, wer ich bin", links davon berühmte letzte Worte wie "Seid nett zueinander" und "Eisern, aber mild!" Eine Vitrine soll den Häuptlingsschmuck der Plattfuß-Indianer, eine erweiterungsfähige Sondergarderobe die Ehrendoktorhüte bewahren. Ein livrierter Hinausschmeißer am Portal des Cafes sorgt für Gemütlichkeit der Ministerrunde.
Etre lucide dans ce choix ; les chemins sont semés d'embûches et de barrières qu'il faut s'apprêter à enjamber, à franchir.
Dans sa lettre à un jeune poète, Rainer Maria Rilke écrit quelques phrases essentielles, inscrites dans ma chair et que je ne pourrai jamais oublier.
"Vous vous demandez si vos vers sont bons. Vous me le demandez à moi. Vous l'avez déjà demandé à d'autres. Vous les envoyez aux revues Désormais (puisque vous m'avez permis de vous conseiller) je vous prie de renoncer à tout cela Personne ne peut vous apporter conseil ou aide, personne. Il n'est qu'un seul chemin. Entrez en vous-même, cherchez le besoin qui vous fait écrire : examinez s'il pousse des racines au plus profond de votre cur Mourriez-vous s'il vous était défendu d'écrire . Creusez en vous-même vers la plus profonde réponse, si vous pouvez faire front à une aussi grave question par un fort simple "je dois". Alors construisez votre vie selon cette nécessité."
Ce choix n'exclura pas les grandes causes humaines, dont on demeure forcément à l'écoute. Il ne s'agit pas de moraliser, ou de se poser comme donneur de leçons. Rilke confie à chacun ses propres rêves, sa propre direction, ses propres responsabilités. Choix, indépendance, liberté font partie de ce questionnement, ils en sont même les clefs.
Uit: Apollo en Daphne (Metamorphoses I, 452-567, vertaald door M. d'Hane-Scheltema)
Vaak had haar vader al gezegd: 'Geef mij een schoonzoon, meisje', vaak had haar vader ook gezegd: 'Geef mij toch kleinzoons, kind', maar zij, de huwelijksfakkels hatend als een boze misdaad,toonde hem dan haar meisjesmooi gelaat vol blozend schaamrood en met haar vleiend-zoete armen om haar vaders halssmeekte zij: 'Laat mij, lieve vader, voor mijn hele leven een maagd zijn, net als Artemis-háár vader stond dat toe.'En hij stemt toe, dat wel, maar juist haar meisjesschoon verbiedt haar te blijven wat zij wil, haar gratie strookt niet met haar wens.Bij 't eerste zien begeert Apollo haar, droomt hij van Daphne, jaagt die begeerte ook na en faalt in eigen zienersgaven... Zoals na 't oogsten dunne halmen worden weggebrand, zoals soms heggen laaien, wanneer reizigers hun fakkelste dicht erlangs doen gaan of achterlaten 's ochtends vroeg, zo raakte onze god in vuur en vlam, zo stond hij gloeiend in lichterlaaie en gaf zijn hopeloze liefde hoop. Hij ziet haar onverzorgde lokken langs haar schouders vallen en denkt 'hoe fraai als zij die opbond', ziet de gloed die uit haar sterrenfonkelende ogen straalt, en ziet die lippen die meer te bieden hebben, prijst haar vingers, handenpaar, haar armen die tot bijna aan de schouders onbedekt zijn; wat wel bedekt is, droomt hij zich nog mooier.
Ovidius (20 maart 43 v. Chr. - 17 na Chr.)
BerninisApollo en Daphne door Jean Etienne Liotard, Rijksmuseum
"Seit langem spüre ich deutlich ein schlechtes Gewissen beim Anblick von Leuten, die viel jünger sind als ich, deren Körper ihnen aber offensichtlich mehr zusetzt als mir der meine. Was heftig an mein besseres Ich appelliert. Wenn mir also Menschen begegnen, die gebückt gehen, auf einen Stock gestützt oder an die Ehefrau, den Ehemann gelehnt, darunter manch zu Herzen gehendes Bild, dann bremse ich mein Tempo unwillkürlich ab und verfalle von mir aus in invalide Haltungen, um nicht den strammen Max zu spielen, den Playboy vom Dienst, der vom Jungbrunnen genascht hat und sich unverschämterweise für unsterblich hält."
Uit: Alcira in Yellows(Vertaald door David E. Davis)
Yellow, the cadmium sun as the summer of 58 waned, that sun, a March splotched with dark moles, when Alcira, in some part of her brain in the process of understanding, has placed the certainty, the conviction of her five years of age; I can feel them, all of them, all five of them, they say I turn five, and I believe it. The air, scumbled by the reek issuing from the far from abstract smokestacks, slathering mustard heat across the industrial and fugitive Rosario sky, watches Alcira. It examines her closely, describes her for itself, and tries to understand her. It dares to question her and to analyze her parts, and to return her intact to the way she began. Thanks, Alcira must be feeling without really having any other choice, thanks to this air Im still whole, thanks to the moving air, that comes and goes, that circulates through the neighborhood of her five years of age, thanks to this air she is able to recognize herself, form a certain idea of herself, despite the ambivalence, despite the streams of messages, stories and signs.
Alcira looks among the darkened and parallel lines that spool through the sky from one street corner to street corner, she looks among those lightwires that scare me when it starts to rain, that get me excited, that make me want to laugh, jump for joy, since theyre staffs, musical score, the last one they bought me, those electric wires are a great big musical score surrounding me, whirling around me, going crazy and wrapping me up, making me all dizzy, the wires that carry the movement, the speed my ten fingers run across the piano with, they put that craziness in my hands and make them shake, letting the music spill forth.The scores that Alcira loves because they are music, the scores she cant stand because they are the tool her piano teacher flaunts, waves in her face, so she cant play her own tunes. The ones Alcira makes up in the middle of those nights when a sound cant be heard.
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
J. C. Bloem
De Nederlandse dichter Jakobus Cornelis Bloem werd geboren op 10 mei 1887 in Oudshoorn. Bloem stamde uit een stijlvolle, patricische familie. Op 12 mei 1921 verscheen eindelijk Het verlangen, vooral dank zij de krachtdadige hulp van zijn vriend Jan van Krimpen, die ook de typografie verzorgde In 1925 ontmoette Bloem de 19-jarige Clara Eggink. Het volgende jaar trouwden zij. Vrijwel tegelijk met de geboorte van hun zoon Wim op 8 september 1927 werd Bloem ontslagen bij de NRC. In mei 1928 werd Bloem benoemd tot griffier aan het kantongerecht De Lemmer, uit welk 'Friesch Cayenne' hij in 1931 werd overgeplaatst naar Breukelen. Afgezien van kleine opflakkeringen in 1924/25 en 1929 (samen vijf verzen), duurde het tot 1930 voor hij weer 'aan de schrijverij' raakte. Dit resulteerde in het jaar daarop in de bundel Media vita. Tussen 1934 en 1937, maar vooral in dat laatste jaar, schreef Bloem de verzen die uitkwamen als De nederlaag. Zijn Verzamelde gedichten verschenen in 1947, al spoedig enige malen herdrukt, en daarmee kwam eindelijk ook de officiële erkenning van zijn dichterschap: Constantijn Huygens-prijs (1949), P.C. Hooftprijs (1952), en ten slotte de grote Prijs der Nederlandse Letteren (1965). Na een langdurige ziekte die hem volstrekt hulpbehoevend maakte, overleed Bloem op 10 augustus 1966. Hij werd begraven in Paasloo (Overijssel).
Rainer Maria Rilke
Rilke werd op 4 december 1875 geboren in Praag. Hij had al naam gemaakt als dichter met zijn bundels Das Stundenbuch en Das Buch der Bilder, toen hij de literaire wereld versteld deed staan en wereldfaam verwierf met de publicatie van zijn twee delen Neue Gedichte in 1907 en 1908. Hij verzamelde daarin het beste werk uit een van zijn vruchtbaarste periodes, die hij grotendeels doorbracht in Parijs. Rilke was daar diep onder de indruk gekomen van Rodin, bij wie hij een tijdlang in dienst was als particulier secretaris. Rodin, zei hij later, had hem leren kijken. Dit kijken kwam neer op intense concentratie, om het mysterie te kunnen zien ‘achter de schijnbare werkelijkheid'. Latere en rijpere werken als Duineser Elegien (1912-1923) en het ronduit schitterende Die Sonette an Orfeus (1924) illustreren Rilkes metafysische visie op het onzegbare, dat haar verwoording vindt in een hermetische muzikale taal. Op 29 december 1926 overlijdt Rilke in het sanatorium in Val-Mont aan de gevolgen van leukemie. Enkele dagen later wordt hij, overeenkomstig zijn wens, begraven op het kerkhof van Raron
K.P. Kavafis
K.P. Kavafis werd als kind van Griekse ouders, afkomstig uit Konstantinopel, geboren in 1863 in Alexandrië (tot vandaag een Griekse enclave) waar hij ook het grootste deel van zijn leven woonde en werkte. Twee jaar na de dood van zijn vader verhuist het gezin in 1872 naar Engeland om na een verblijf van vijf jaar naar Alexandrië terug te keren. Vanwege ongeregeldheden in Egypte vlucht het gezin in 1882 naar Konstantinopel, om na drie jaar opnieuw naar Alexandrië terug te gaan. In de jaren die volgen maakt Kavafis reizen naar Parijs, Londen en in 1901 zijn eerste reis naar Griekenland, in latere jaren gevolgd door nog enkele bezoeken. Op de dag van zijn zeventigste verjaardag, in 1933 sterft Kavafis in Alexandrië. De roem kwam voor Kavafis pas na zijn dood, dus postuum. Deels is dat toe te schrijven aan zijn eigen handelswijze. Hij was uiterst terughoudend met de publicatie van zijn gedichten, liet af en toe een enkel gedicht afdrukken in een literair tijdschrift, gaf in eigen beheer enkele bundels met een stuk of twintig gedichten uit en het merendeel van zijn poëzie schonk hij op losse bladen aan zijn beste vrienden.