Foto
Foto
E-mail mij

Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.

Zoeken in blog

Mijn favorieten
  • Buddenbrookhaus
  • De Aanraking
  • De Contrabas
  • Frans Roumen
  • Frédéric Leroy
  • Georg Trakl
  • Hans Warren
  • Paul Celan
  • Romenu II
  • Thomas Mann
    Foto
    Georg Trakl

    Georg Trakl werd op 3 februari 1887 in het conducteurshuis aan de Waagplatz 2 in Salzburg geboren. Zijn vader, Tobias Trakl, was een handelaar in ijzerwaren en zijn moeder, die ook psychische problemen had, was Maria Catharina Trakl, (meisjesnaam Halik). Voorts had hij nog drie broers en drie zussen. Margarethe (doorgaans Grethe genoemd) stond hem het naast, zelfs zodanig dat sommigen een incestueuze verhouding vermoeden. Zijn jeugd bracht hij door in Salzburg. Vervolgens bezocht hij van 1897 tot 1905 het humanistische gymnasium. Om toch een academische opleiding te kunnen volgen, werkte hij tot 1908 in de praktijk bij een apotheker. Sommigen vermoedden dat hij dit vooral deed om zichzelf opiaten te kunnen verschaffen. Bij het uitbreken van WO I werd Trakl als medicus naar het front in Galicië (heden ten dage in Oekraïne en Polen) gestuurd. Zijn gemoedsschommelingen leidden tot geregelde uitbraken van depressie, die verergerd werden door de afschuw die hij voelde voor de verzorging van de ernstig verwonde soldaten. De spanning en druk dreven hem ertoe een suïcidepoging te ondernemen, welke zijn kameraden nochtans verhinderden. Hij werd in een militair ziekenhuis opgenomen in Kraków, alwaar hij onder strikt toezicht geplaatst werd.Trakl verzonk daar in nog zwaardere depressies en schreef Ficker om advies. Ficker overtuigde hem ervan dat hij contact moest opnemen met Wittgenstein, die inderdaad op weg ging na Trakls bericht te hebben ontvangen. Op 4 november 1914, drie dagen voordat Wittgenstein aan zou komen, overleed hij echter aan een overdosis cocaïne
    Foto
    Thomas Mann

    Thomas Mann, de jongere broer van Heinrich Mann, werd geboren op 6 juni 1875 in Lübeck. Hij was de tweede zoon van de graankoopman Thomas Johann Heinrich Mann welke later één van de senatoren van Lübreck werd. Zijn moeder Julia (geboren da Silva-Bruhns) was Duits-Braziliaans van Portugees Kreoolse afkomst. In 1894 debuteerde Thomas Mann met de novelle "Gefallen". Toen Thomas Mann met 21 jaar eindelijk volwassen was en hem dus geld van zijn vaders erfenis toestond - hij kreeg ongeveer 160 tot 180 goldmark per jaar - besloot hij dat hij genoeg had van al die scholen en instituties en werd onafhankelijk schrijver. Kenmerkend voor zijn stijl zijn de ironie, de fenomenale taalbeheersing en de minutieuze detailschildering. Manns reputatie in Duitsland was sterk wisselend. Met zijn eerste roman, Buddenbrooks (1901), had hij een enorm succes, maar door zijn sceptische houding tegenover Duitsland na de Eerste Wereldoorlog veranderde dit volledig. Stelde hij zich tot aan de jaren twintig apolitiek op (Betrachtungen eines Unpolitischen, 1918), meer en meer raakte hij bij het Politiek gebeuren betrokken. Zijn afkeer van het nationaal socialisme groeide, zijn waarschuwingen werden veelvuldiger en heftiger. In 1944 accepteerde hij het Amerikaanse staatsburgerschap. Tussen 1943 en 1947 schreef Mann Doktor Faustus (zie Faust), de roman van de 'Duitse ziel' in de gecamoufleerd geschilderde omstandigheden van de 20ste eeuw. In 1947 bezocht hij voor het eerst sinds de Oorlog Europa, twee jaar later pas Duitsland. In 1952 vertrok hij naar Zwitserland. Op 12 augustus 1955 stierf hij in Zürich. Twintig jaar na zijn dood, in aug. 1975, is zijn literaire nalatenschap geopend: dagboekaantekeningen van 15 maart 1933 tot 29 juli 1955, alsmede notities uit de jaren 1918 tot en met 1921.Belangrijke werken zijn: Der Zauberberg, Der Tod in Venedig, Dokter Faustus , Joseph und seine Brüder en Die Bekenntnisse des Hochstaplers Felix Krull
    Foto
    Paul Celan

    Paul Celan werd onder de naam Paul Antschel op 23 november 1920 geboren in Czernowitz, toentertijd de hoofdstad van de Roemeense Boekovina, nu behorend bij de Oekraïne. Paul Celans ouders waren Duitssprekende joden die hun zoon joods opvoedden en hem naar Duitse christelijke scholen stuurden. In 1942 werden Celans ouders door de Duitse bezetter naar een werkkamp gedeporteerd en daar vermoord. Hijzelf wist aanvankelijk onder te duiken, maar moest vanaf juli 1942 in een werkkamp dwangarbeid verrichten. Celan overleefde de oorlog. Via Boekarest en Wenen vestigde Celan zich in 1948 in Parijs. Daar was hij werkzaam als dichter, vertaler en doceerde hij aan de prestigieuze Ecole Normale Supérieure. Vermoedelijk op 20 april 1970 beëindigde hij zijn leven zelf door in de Seine te springen.
    Foto
    Gerard Reve

    Gerard Reve over: Medearbeiders ”God is in de mensen, de dieren, de planten en alle dingen - in de schepping, die verlost moet worden of waaruit God verlost moet worden, door onze arbeid, aangezien wij medearbeiders van God zijn.” Openbaring ”Tja, waar berust elk godsbegrip op, elke vorm van religie? Op een openbaring, dat wil zeggen op een psychische ervaring van zulk een dwingende en onverbiddelijke kracht, dat de betrokkene het gevoel heeft, niet dat hij een gedachte of een visioen heeft, maar dat een gedachte of visioen hem bezit en overweldigt.”
    Foto
    Simon Vestdijk

    Simon Vestdijk (Harlingen, 17 oktober 1898 – Utrecht, 23 maart 1971) was een Nederlands romancier, dichter, essayist en vertaler. Zijn jeugd te Harlingen en Leeuwarden beschreef hij later in de Anton Wachter-cyclus. Van jongs af aan logeerde hij regelmatig bij zijn grootouders in Amsterdam, waar hij zich in 1917 aan de Universiteit van Amsterdam inschrijft als student in de medicijnen. Tijdens zijn studie die van 1917 tot 1927 duurde, leerde hij Jan Slauerhoff kennen.Tot 1932 is hij als arts in praktijken door heel Nederland werkzaam. In 1932 volgt zijn officiële schrijversdebuut met de uitgave van de bundel Verzen in De Vrije Bladen. Doorslaggevend voor Vestdijks uiteindelijke keuze voor de literatuur is zijn ontmoeting in 1932 met Eddy Du Perron en Menno ter Braak. Deze ontmoeting had tot resultaat dat hij redactielid werd van het tijdschrift Forum Kort daarop, in 1933, wordt zijn eerste novelle, De oubliette, uitgegeven. In hetzelfde jaar schrijft hij Kind tussen vier vrouwen, dat, eerst geweigerd door de uitgever, later de basis zal vormen voor de eerste drie delen van de Anton Wachter-romans. In 1951 ontvangt Vestdijk de P.C. Hooftprijs voor zijn in 1947 verschenen roman De vuuraanbidders. In 1957 wordt hij voor het eerst door het PEN-centrum voor Nederland voorgedragen voor de Nobelprijs voor de Literatuur, die hij echter nooit zal krijgen. Op 20 maart 1971 wordt hem de Prijs der Nederlandse Letteren toegekend, maar voor hij deze kan ontvangen overlijdt hij op 23 maart te Utrecht op 72-jarige leeftijd. Vestdijk was auteur van ca. 200 boeken. Vanwege deze enorme productie noemde de dichter Adriaan Roland Holst hem 'de man die sneller schrijft dan God kan lezen'. Andere belangrijke boeken van Simon Vestdijk zijn: "Kind van stad en land" (1936), "Meneer Visser's hellevaart" (1936), "Ierse nachten" (1946), "De toekomst de religie" (1947), "Pastorale 1943" (1948), "De koperen tuin" (1950), "Ivoren wachters" (1951), "Essays in duodecimo" (1952) en "Het genadeschot" (1964).
    Foto
    Romenu
    Over literatuur, gedichten, kunst en cultuur
    24-03-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Martin Walser, Peter Bichsel, Dario Fo, Lawrence Ferlinghetti, Jacob van Lennep

    De Duitse schrijver Martin Walser werd op 24 maart 1927 geboren in Wasserburg aan de Bodensee. Zie ook mijn blog van 24 maart 2007 en ook mijn blog van 24 maart 2008 en ook mijn blog van 24 maart 2009 en ook mijn blog van 24 maart 2010.

     

    Uit: Mein Jenseits

     

    „Je älter man wird, desto mehr empfiehlt es sich, darauf zu achten, wie man auf andere wirkt. Ich bin dreiundsechzig. Südlich der Donau sagt man zum Beispiel: Der und der wird auch allmählich komisch. Das merken alle, wissen alle, nur der, der allmählich komisch wird, merkt es nicht. Und sagen mag man's ihm auch nicht. In Letzlingen - so heißt das Dorf, aus dem ich komme - in Letzlingen gab es - oder gibt es vielleicht sogar noch - eine Art Kultur des Umgangs mit solchen, die im Alter allmählich komisch wurden. Nirgends sonst habe ich von dieser Kultur auch nur noch einen Hauch verspürt. Ich will diese Art Kultur schildern, dann entscheide jeder selbst, ob es in seinem Dorf, seiner Stadt, seiner Gesellschaft dergleichen gebe. Ein Bauer heißt Peterer, ist eher siebzig als achtzig, sein Bruder Konrad ist immer Knecht auf dem Hof seines Bruders gewesen. Es hat sich dann herumgesprochen, dass er seit längerem nichts mehr sagt. Man kann ihn ansprechen, wie man will, er reagiert nicht. Er ist aber kein bisschen schwerhörig, das merkt man, wenn er das Vieh heimtreibt. Sobald eine Kuh stehen bleibt und nicht weiter will, geht er hin zu ihr und sagt ihr etwas ins Ohr. Wenn sie dann hinschaut zu ihm, sagt er: Jaa. Dann geht sie wieder. Auch wenn ihn ein Hund anbellt, sieht man, dass er das hört, genau hört.

    Also zu Menschen keinen Kontakt mehr. Wenn man den Bauer fragt, was los sei mit Konrad, bohrt der Bauer mit dem Zeigefinger seine Schläfe an. Konrad schläft auch nicht mehr in seiner Kammer, sondern auf dem Heuboden. Wie und wo genau, ist nicht bekannt. Er ist allmählich komisch geworden. Zuerst hat man noch gefragt nach ihm, hat sich erkundigt, aber dann nicht mehr. Der Konrad ist allmählich komisch geworden.“

     

     

     

    Martin Walser (Wasserburg, 24 maart 1927)

     

     

     

     

    De Zwitserse schrijver Peter Bichsel werd geboren op 24 maart 1935 in Luzern. Zie ook mijn blog van 24 maart 2007 en ook mijn blog van 24 maart 2008 en ook mijn blog van 24 maart 2009 en ook mijn blog van 24 maart 2010.
     

    Uit: Über Gott und die Welt

     

    “Meine Lieben,

    schon die Anrede fällt mir schwer, soll ich sagen »meine lieben Schwestern und Brüder«, »liebe Gemeinde«, »Mitchristen «, »Mitmenschen«. Schon wenn ich Sie anrede, beginnt die Lüge, undwenn ich Sie anrede mit »meine Lieben«, dannweiß ich, daß ich unfähig seinwerde, Sie alle zu lieben.

    Ich bin ein Schriftsteller, und ich betreibe mit Spaß und Ärger ein Lügengeschäft, ein Fabuliergeschäft, und nun stehe ich hier und soll bekennen,was ich nicht bekennen kann.

    Ich bin ein Mensch, ein Mitglied der menschlichen Gesellschaft, und ich bin das gern, und weil ich das gern bin, bin ich auch ein Opportunist, ich bin schnell unter Christen ein Christ, unter Sozialisten ein Sozialist, unter Fußballfans ein Fußballfan – und ich schäme mich nicht dafür, ein Opportunist zu sein. Ich will dazugehören, ich will mit dabei sein. Opportunismus ist auch eine menschliche Fähigkeit.

    Trotzdem – nichts anderes macht mir so angst wie mein Opportunismus.

    Deshalb füchte ich mich vor einem Bekenntnis. Ich stelle mich nicht gern vor Christen und sage: »Ich bin ein Christ.«

    Ich stelle mich nicht gern vor Gläubige und sage: »Ich glaube an einen Gott.«

    Wenn ich so etwas unter Sozialisten sage oder unter Fußballfans, dann vertraue ich mir mehr, denn dort ist es trotzig gesagt, und ich vertraue meinem Trotz.

    Ich vertraue meinem »Nein, nein« mehr als meinem »Ja, ja«. Und Christ sein in unserer Zeit, das hat mit Nein sagen wohl mehr zu tun als mit Ja sagen.”

     

     

     

    Peter Bichsel (Luzern, 24 maart 1935)

     

     

     

     

    De Italiaanse regisseur, acteur en toneelschrijver Dario Fo werd geboren in Leggiuno-Sangiamo op 24 maart 1926. Zie ook mijn blog van 24 maart 2007 en ook mijn blog van 24 maart 2008 en ook mijn blog van 24 maart 2009 en ook mijn blog van 24 maart 2010.
     

    Uit: Der Papst und die Hexe

     

    Erster Akt

    Ein Korridor im Vatikan vor den Gemächern des Papstes.

    Eine Wand, die quer über die Bühne geht, zeigt ein großes Figurenfresco im Stil des 16. Jahrhunderts. Musik vom Band. (Gesang: Dario Fo)

     

    Lied vom Ursprung

     

    Adam war grad geboren
    da machte Gott sich Sorgen
    weil Adam dieser Prototyp
    wie ein verlorenes Kind dasaß
    mitten im Paradiese

    mit einer Jammerfresse
    sah melancholisch drein
    er wußte nicht was lachen ist
    voll Griesgram sah er drein.
    Um Adam froh zu sehen
    hat Gott die Frau erschaffen
    er formte sie recht feminin
    mit Kurven noch und nöcher
    und kaum sahn sich die beiden an
    da wars um sie geschehen
    Adam fing an zu zittern
    und Eva wurde - schwach.

    War das ein Stöhnen Jubiliern
    mit Küssen Knutschen Tiriliern
    das Unvermeidliche geschah
    sie liebten sich ganz wunderbar
    Oh Liebe zart im Wasser
    Oh Liebe auf den Bäumen 
     

     



     

     

    Dario Fo (Leggiuno-Sangiamo, 24 maart 1926)

     

     

     

     

    De Amerikaanse dichter en schrijver Lawrence Ferlinghetti werd geboren op 24 maart 1919 in Yonkers, New York. Zie ook mijn blog van 24 maart 2007 en ook mijn blog van 24 maart 2008 en ook mijn blog van 24 maart 2009 en ook mijn blog van 24 maart 2010. 

     

     

    I Am Waiting (Fragment)

     

    I am waiting for my case to come up

    and I am waiting

    for a rebirth of wonder

    and I am waiting for someone

    to really discover America

    and wail

    and I am waiting

    for the discovery

    Of a new symbolic western frontier

    and I am waiting

    for the American Eagle

    to really spread its wings

    and straighten up and fly right

    and I am waiting for the Age of Anxiety

    to drop dead

    and I am waiting

    for the war to be fought

    which will make the world safe

    for anarchy

    and I am waiting for the final withering away

    of all governments

    and I am perpetually awaiting

    a rebirth of wonder

     

    I am waiting for the second coming

    And I am waiting

    For a religious revival

    To sweep thru the state of Arizona

    And I am waiting

    For the grapes of wrath to stored

    And I am waiting

    For them to prove

    That God is really American

    And I am waiting

    To see God on television

    Piped into church altars

    If they can find

    The right channel

    To tune it in on

    And I am waiting

    for the last supper to be served again

    and a strange new appetizer

    and I am perpetually awaiting

    a rebirth of wonder

     

    I am waiting for my number to be called

    and I am waiting

    for the Salvation Army to take over

    and I am waiting

    for the meek to be blessed

    and inherit the earth

    without taxes

    and I am waiting

    for forests and animals

    to reclaim the earth as theirs

    and I am waiting

    for a way to be devised

    to destroy all nationalisms

    without killing anybody

    and I am waiting

    for linnets and planets to fall like rain

    and I am waiting for lovers and weepers

    to lie down together again

    in a new rebirth of wonder

     

     

     

     Lawrence Ferlinghetti (Yonkers, 24 maart 1919)

     

     

     

     

    De Nederlandse schrijver Jacob van Lennep is geboren te Amsterdam op 24 maart 1802. Zie ook mijn blog van 24 maart 2007 en ook mijn blog van 24 maart 2008 en ook mijn blog van 24 maart 2009 en ook mijn blog van 24 maart 2010.

     

    Uit: Onze voorouders in verschillende taferelen geschetst

     

    „Er is wellicht geene volksgeschiedenis, welke haren bëoefenaar meerdere moeielijkheden oplevert, dan die van ons oude vaderland. Behalve dat de overleveringen en gedenkstukken schaarsch zijn, en wij de berichten hoofdzakelijk moeten ontleenen aan uitheemsche, en dus aan bevooroordeelde en slechts ten deele onderrichte schrijvers, staat aan eene naauwkeurige kennis dier vroegere gebeurtenissen nog deze lastige bijzonderheid in den weg, dat de bodem zelf, waarop zij hebben plaats gehad, met zijne bewoners, ja, nog meer dan deze, van gedaante en gesteldheid bij herhaling is veranderd, zoodat noch de Batavier van Cezars tijd zich in de Betuwe van Karel den Grooten, noch de Fries die in het Kreiler bosch ter jacht ging, zich op de gëopende Zuider Zee, noch de Zeeuw die in des zesden Willems dagen naar Dordrecht ter markt voer, zich bij het Biesbosch onder Willems dochter zoude herkend hebben. Voor den geschiedschrijver, die of de daden der oude Helvetiërs, of de oorlogen der Caledoniërs wil te boek stellen, bestaan deze moeielijkheden niet; want al mocht men twijfelen aan de wijze, hoe de gebeurtenissen zijn voorgevallen die hij te vermelden heeft, de plaats, waar zij zijn voorgevallen, kan aan geenen twijfel onderhevig zijn; en nog spiegelen zich de met eeuwig ijs bedekte kruinen der Alpen in het meir Leman, als toen Hannibal er zich een weg over baande: en nog is het Schotland van Walter Scott, op inwoners en gebouwen na, het Schotland van Bruce en Wallace. Maar hoe geheel anders bij ons! Geen land kan beter dan het onze worden vergeleken bij een schouwtooneel, waarop niet alleen nieuwe personaadjen te voorschijn treden en nieuwe decoratiën zich verwisselen, maar waarop ook de vloer gedurig wegslijt en vernieuwd wordt.“

     

     

     

    Jacob van Lennep (24 maart 1802 – 25 augustus 1868)



    Zie voor nog meer schrijvers van de 24e maart ook mijn vorige blog van vandaag en eveneens mijn eerste blog van vandaag.

    24-03-2011 om 20:17 geschreven door Romenu  


    Tags:Martin Walser, Peter Bichsel, Dario Fo, Lawrence Ferlinghetti, Jacob van Lennep, Romenu
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Harry Prenen, Top Naeff, Willem van Iependaal, Robert Hamerling, Fanny Lewald

    De Nederlandse (gelegenheids)dichter, historicus, geschiedenisleraar, illustrator en journalist Harry Prenen werd geboren in Schoten op 24 maart 1915. Zie ook mijn blog van 24 maart 2009 en ook mijn blog van 24 maart 2010.

     

    Uit: Het een en ander over Godfried Bomans

     

    “Ze spraken over litteratuur, en achter mijn koffie gezeten sloeg ik het dispuut met een huivering van eerbied gade. Het waren studenten, poëten of essayisten, abonnées op ‘Podium’, vlijmscherpe critici die hun mes zo lang op de wetsteen van hun vernuft geslepen hadden, dat er nauwelijks iets mee te snijden viel. De scheppende talenten onder hen dronken zich dagelijks tot aan de nok toe vol met gedichten van Slauerhoff en essays van Vestdijk (..)

    Het gesprek ging erover wie nu eigenlijk op het ogenblik onze beste prosateur mocht heten. Om mijn verlegenheid te verbergen en mijn pover zelfvertrouwen bij elkaar te schrapen, bestelde ik een taartje en keek wat naar buiten. En daar passeerde (..) mijn oude speelgenoot Bomans. Hij reed bedachtzaam op een motorfietsje en hield een karbiesje in de hand. Ik wenkte hem toe om naderbij te komen en aan de koffie met discussie deel te nemen. Doch hij had geen tijd en snelde verder om de trein te halen. Moest een lezing houden, vanavond. Blijkbaar deed hij weer ’n tocht naar de binnenlanden om hun de wereld te laten zien door het oog van een meikever.(..)

    Toen ik mij weer omkeerde en mijn plaats zocht was de grootste prozaschrijver nog steeds niet gevonden. Vestdijk, die pas vijftig jaar was geworden, maakte echter een mooie kans. Tijdens het wikken en wegen begon er eentje:

     - ‘Tja, als ik het zeggen moet, de beste prozaïst in Holland is ….’

     - ‘Bomans!’  - Het was mijn stem die de twijfelende stilte brak. Ik had het gezegd voor ik het wist. De uitwerking was verrassend. Ze zetten alle twintig tegelijk hun glaasje neer en spalkten hun ogen open om te zien of ik in ernst sprak, - een van hen begon alvast te proesten -, maar toen de gloed der overtuiging mijn wangen kleurde barstte het ganse gezelschap in een bevrijdende schater los. Een springvloed van vrolijkheid stootte alle sluizen open, zoals zelfs de beste grap van Bomans zelf nooit te beurt was gevallen. Toen de vreugde wat bedaard was vroeg een ganse deputatie tegelijk: ‘Maar Vestdijk dan? En Slauerhoff, en du Perron en …..??’ ‘Bomans…. Nu ja, het moet dan maar: Bomans schrijft beter!’

     

     

     

     

    Harry Prenen (24 maart 1915 - 20 oktober 1992)

    Harry Prenen en Godfried Bomans

     

     

     

     

    De Nederlandse schrijfster Top Naeff (eig. Anthonetta van Rhijn-Naeff) werd geboren op 24 maart 1878 in Dordrecht. Zie ook mijn blog van 24 maart 2007 en ook mijn blog van 24 maart 2009 en ook mijn blog van 24 maart 2010.

     

    Uit: Charlotte von Stein

     

    „Uit ongeveer achttienhonderd aan Charlotte von Stein gerichte brieven is ons een verhouding bevestigd, waarvoor het moeilijk valt een naam te vinden, en die zoowel in den menschelijken omgang als in de litteratuur haar gelijke niet heeft. Over deze episode in Goethe's leven, waarin de beide edelste werken der wereldletterkunde ‘Iphigenie’ en ‘Torquato Tasso’ ontkiemden, en waarin de dichter, onder den druk van den Weimarschen Hofstaat en den invloed eener hem waardige vrouw, rijpte voor de nieuwe geboort' onder Italiaanschen hemel, zijn boekdeelen vol geschreven, welke, indirect, ook Charlotte von Stein tot een veel-aangevochten historische figuur hebben gemaakt. Zoo mild als de navorscher oordeelt over het genie, zoo meedoogenloos richt het nageslacht over de personen zijner naaste omgeving, in het bijzonder wanneer deze zich mede boven de geldende moraal verheven hebben geacht. In weerwil van het rustig gedocumenteerde, redelijk oordeelende werk, dat de populaire Goethe-beschrijver Wilhelm Bode onder den titel: ‘Charlotte von Stein’ in het licht gaf, heeft nog onlangs een vrouw, Etta Federn, in haar overigens prijzenswaardigen ijver Goethe's gewezen echtgenoote, Christiane Vulpius, te geven wat haar als toegewijde huisvrouw en opgewekt gezelschap van een in zich-zelf bestaand man ongetwijfeld toekomt, zich niet ontzien den staf te breken over ‘de andere’, die Goethe's vriendin was, en wel op een wijze, welke zich van den achterklap waaraan Goethe en Charlotte tijdens hun leven hebben bloot gestaan, niet onderscheidt. De hardheid van dit oordeel treft te meer omdat het van de vrouw uitgaat, van wie wij in onzen tijd van verscherpt psychologisch inzicht waar het de verhouding der geslachten betreft, juist een liefdevolle ontleding ook van dit, aan Goethe's naam verbonden vrouweleven hadden verwacht.“

     

     

     

    Top Naeff (24 maart 1878 – 21 april 1953)

     

     

     

     

    De Nederlandse dichter en schrijver Willem van Iependaal werd geboren in Rotterdam op 24 maart 1891. Zie ook mijn blog van 24 maart 2009 en ook mijn blog van 24 maart 2010.

     

    Uit: Gegist bestek

     

    „Na maanden van werkzoeken en dolen, waarbij de genadige schoonheid van Amsterdam als een streling werd ondergaan, was er eensklaps een einde gekomen aan het vagebonderen van den uitgeweken Heinridh Funkel, want ook Bertha, z'n bruid, had de Heimat verlaten en haar aanstaande teruggevonden in een zwerverslogement. Struis en overredend had de vrijster gezeten op het duffe stroleger naast haar hoofd-schuddenden Landstreicher, die van zaken doen niet horen wilde en het minnekozen oversloeg! Bertha had de bezwaren van den losgeslagene weerlegd, haar spaargeld in marken en pfennigen uitgeteld op het blad van de wastafel en met een mild verwijtend: ‘Du Rammskopf!’ het verzet van haar geliefde gebroken. Ze was er, na veel heen en weer praten, in geslaagd de afkeer van Heinrich voor het slokjes tappen te temperen en al de volgende morgen trok ze er op uit om ergens in de stad een kroegje over te nemen. Wat ze zocht had ze gevonden in de Mandenmakerssteeg, waar al spoedig het uithangbord van het nagenoeg lege café De Zwaan om aandacht kermde in de roestige kettingen.

    De kroeg liep de eerste jaren boven verwachting. Ze werd verbouwd en opgeknapt, bleef lopen als het tapkraantje, tot Heinrich zich weer, evenals vroeger in Pruisen, ging bemoeien met de politiek, de socialisten binnenhaalde en Fortuna de deur uitjoeg. Wel is waar bleken ook de belaagde rooien niet vies van een borrel, maar zij behoorden bijna allen tot het smallebuurtjesvolk.“

     

     

     

    Willem van Iependaal (24 maart 1891 - 23 oktober 1970)

    Boekcover 

     

     

     

    De Oostenrijkse dichter en dichter Robert Hamerling werd geboren op 24 maart 1830 in Kilchberg am Walde. Zie ook mijn blog van 24 maart 2007 en ook mijn blog van 24 maart 2009 en ook mijn blog van 24 maart 2010.

     

     

    Blumenlügen
     

    Die Rose log, die von der Brust
    Du, Falsche, mir gereicht,
    Die mir geblüht in Schmerz und Lust.
    Von Liebesthränen feucht.

    Die Lilje log, die mir geblüht
    In deinem Angesicht;
    Das Veilchen log, das mir geglüht
    In deines Auges Licht.

    Die Rose welkt nun gar geschwind,
    Die Blätter sind zerstreut,
    Und sie entführt ein rauher Wind,
    Unwiederbringlich weit.

    Zieh' hin, du rascher Windeshauch,
    Brich rächend und zerstreu
    Die Lilje und das Veilchen auch;
    Die logen Liebestreu.

     

     

     

     

    Ach wüsstest du

    Ach wüsstest du, wie schön du bist,
    Dann könnt'st du nicht so grausam sein;
    Dann ahntest du, wie gross die Pein,
    Wie gross nach dir mein Sehnen ist.

    Dann hättest du mich längst geküsst
    Aus
    Mitleid, soll's nicht Liebe sein.
    Ach, ahntest du, wie gross die Pein,
    Ach wüsstest du, wie schön du bist!

     

     

     

     

    Robert Hamerling (24 maart 1830 – 13 juli 1889)

    Standbeeld in Graz

     

     

     

     

    De Duitse schrijfster Fanny Lewald werd op 24 maart 1811 in het toenmalige Königsberg geboren. Zie ook mijn blog van 24 maart 2007 en ook mijn blog van 24 maart 2009 en ook mijn blog van 24 maart 2010.

     

    Uit: Meine Lebensgeschichte

     

    „Ich bin am vierundzwanzigsten März des Jahres achtzehnhundert und eilf zu Königsberg in Preußen geboren, und stamme von väterlicher und mütterlicher Seite aus jüdischen Familien ab. Auch meine beiden Eltern waren geborene Königsberger.

    Meine Mutter gehörte einer reichen Familie an. Sie war das jüngste von zwölf Kindern. Ihr Vater war aus dem Posen'schen, ihre Mutter aus Kurland nach Preußen gekommen. Sie hielten fest an dem Glauben und an den Sitten des Judenthums, waren ununterrichtete Leute, scheinen aber, nach allen Erzählungen meiner Mutter, viel auf eine wohlanständige äußere Form des Lebens gehalten und bei strenger häuslicher Oekonomie die Benutzung und Schaustellung ihres Reichthums für besondere Fälle geliebt zu haben.

    Meine Mutter erzählte uns, als wir erwachsen waren, gern von dem großen Saale in ihrem Vaterhause mit seinen gelben Damastmeubeln und zahlreichen Spiegeln, der an den Feiertagen geöffnet wurde, von der gastfreien Aufnahme aller Fremden, welche sich zum jüdischen Karneval, dem Purimsfeste, maskirt und unmaskirt in ihrem Hause einfanden, von der ernsten Begehung der großen Feiertage, des Passah, des Laubhütten- und des Versöhnungsfestes; und es machte immer einen fremdartig feierlichen Eindruck auf uns, wenn wir hörten, wie die Großeltern am Vorabende des Versöhnungsfestes alle ihre Kinder zusammen gerufen und sie gesegnet hätten. Wie dann die Großmutter in einem weißen, mit kostbaren Kanten besetzten Kleide den Großvater in die Synagoge begleitet habe, wie sie darauf erst spät Abends nach Hause gekommen wären, wie man der Großmutter schweigend das modische Entre deux von schwarzem Taffet mit strohgelbem Futter abgenommen, wie man am folgenden Tage gefastet und erst am Abend desselben bei dem Hervortreten der Sterne den ersten Imbiß gehalten habe, wonach das Leben dann wieder in seinen gewöhnlichen Lauf zurückgekehrt sei.

     

     

     

    Fanny Lewald (24 maart 1811 - 5 augustus 1889)

    24-03-2011 om 19:52 geschreven door Romenu  


    Tags:Harry Prenen, Top Naeff, Willem van Iependaal, Robert Hamerling, Fanny Lewald, Romenu
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Richard Leising, Gabriele von Baumberg, Christian Schubart, Olive Schreiner, William Morris

    De Duitse dichter Richard Leising werd geboren op 24 maart 1934 in Chemnitz. Zie ook mijn blog van 24 maart 2009 en ook mijn blog van 24 maart 2010.

     

     

    Liebste

     

    Hockt im Trauern, läuft im Singen

    Hält sich auf in , weilt in Schliengen

    Macht am Ende gar Gedichte

    Gauklerflügel, Bleigewichte
    Oder umgekehrte Lieder

    Wackersteine, Lichtgefieder.

     

     

     

    Die Bilder

     

    Die Bilder bleiben nicht, wir bleiben heiter
    Ein letztlich heiteres Geschlecht, weil diese gehen
    Bis wir nicht mehr sie selbst, nur ihr Verschwinden sehen.
    Gut, daß sie fliehn. Wir können sie nicht fliehen
    Ihr einziger Weg ist: Weg von uns; das treibt sie weiter
    Als wir mit unseren aufgeschlagnen Knien
    Jetzt gehen sollten. Schon geht wunderbar
    Anstatt des Bilds sein schnelles Fliehen uns an, noch schneller
    (Das Bild wird dunkler und der Blick wird heller)
    Bleibt uns nur wunderbar noch, daß es war.
    Gut, daß es schwindet! Anders schwänden wir
    Vor unseren Bildern hin und wären nicht mehr hier.

     

     

     

     

    Richard Leising (24 maart 1934 – 20 mei 1997)

     

     

     

     

    De Oostenrijkse dichteres en schrijfster Gabriele von Baumberg werd geboren op 24 maart 1768 in Wenen. Zie ook mijn blog van 24 maart 2009 en ook mijn blog van 24 maart 2010.

     

     

    Selbstgespräch
     
    Was ist ein Leben ohne Liebe?
    Ein ödes Dasein, dumpf und trübe,
    Das uns nicht Schmerz, nicht Lust gewährt,
    Das kein Gefühl, als Unmut nährt;
    Ein martervolles Nichtbehagen
    An allem, was uns sonst entzückt,
    Ein frost'ger Quell von steten Klagen,
    Der jeder Freude Keim erstickt,
    Ein kalter Hinblick auf die Scenen
    Der allbelebenden Natur,
    Ein Mittelding von Scheu und Sehnen
    Beim Anblick jeder Kreatur.
     
    Ein dämmernd Licht, das auf die Wonne
    Des Lebens Riesenschatten streut,
    Und eines künft'gen Glückes Sonne
    Schon zweifelhafte Flecken leiht.
    Ein Unkraut, das der Hoffnung Blüthen
    Im Herzen nicht gedeihen läßt,
    Ein Kaltsinn, der der Menschen Bitten
    Mit harter Stirne von sich stößt,
    Von keiner Schönheit angezogen,
    Von keinem Gegenstand gerührt,
    Zu keiner edlen That bewogen,
    Nie duldsam für die Schwachheit wird;
    Ein Zustand, der das Herz entstellet,
    Ein leerer, finstrer, weiter Raum,
    Den nie ein Strahl des Lichts erhellet,
    Und nie erfüllt ein süßer Traum;
    Dem stillen Sumpfe gleich, der immer träge,
    Von Wind und Wetter nie getrübt,
    Aus seinem dichten Schilfgehege
    Nur faule Dünste von sich giebt.
     
    So ist ein Leben ohne Liebe!
    Ein ödes Dasein, dumpf und trübe,
    Das uns nicht Schmerz, nicht Freude giebt -
    Doch ach! was ist es, wenn man liebt?
    Ein Schweben, einem schwanken Schiffe
    Am hohen Meere gleich, das jetzt
    Uns in die fürchterlichste Tiefe,
    Und drauf in Wolken übersetzt,
    Bald auf ein wüstes Eiland treibet,
    Bald wieder in die Flut versenkt,
    An Felsenklippen hängen bleibet,
    Und dann die Schiffenden ertränkt.
     
    Was soll man thun? Soll man sein Leben wagen?
    Und Stürmen trotzen? - Oder ganz entsagen
    Dem göttlichen, dem liebevollen Ruf,
    Wozu der Schöpfer seine Menschen schuf?

     

     

     

     

    Gabriele von Baumberg (24 maart 1768 – 24 juli 1839)

    Stephansdom in Wenen, geschilderd door Rudolf von Alt, 1832

     

     

     

     

    De Duitse dichter, componist enn journalist Christian Friedrich Daniel Schubart werd geboren op 24 maart 1739 in Obersontheim. Zie ook mijn blog van 24 maart 2009 en ook mijn blog van 24 maart 2010.

     

     

    Holland

     

    Alles Land hat Gott gemacht,

    Nur Hollands Küste nicht;

    Denn die hat, wie er spricht,

    Der Niederländer selbst hervorgebracht.

     

     

     

    Der Mann hat recht

     

    Herr Reif, der große Geist, im Wassermann geboren,

    Schimpft vornehm kalt auf dich, o Tonkunst, los.

    Der Mann hat recht; denn seine Ohren

    Sind für die Tonkunst viel zu groß.

     

     

     


    Christian Schubart (24 maart 1839 – 10 oktober 1791)

     

     

     

     

    De Zuidafrikaanse schrijfster Olive Emilie Albertina Schreiner werd geboren op 24 maart 1855 in Wittebergen, Lesotho. Zie ook mijn blog van 24 maart 2009 en ook mijn blog van 24 maart 2010.

     

    Uit: The Story of an African Farm

     

    „The full African moon poured down its light from the blue sky into the wide, lonely plain. The dry, sandy earth, with its coating of stunted karoo bushes a few inches high, the low hills that skirted the plain, the milk-bushes with their long finger-like leaves, all were touched by a weird and an almost oppressive beauty as they lay in the white light.

    In one spot only was the solemn monotony of the plain broken. Near the centre a small solitary kopje rose. Alone it lay there, a heap of round ironstones piled one upon another, as over some giant's grave. Here and there a few tufts of grass or small succulent plants had sprung up among its stones, and on the very summit a clump of prickly-pears lifted their thorny arms, and reflected, as from mirrors, the moonlight on their broad fleshy leaves. At the foot of the kopje lay the homestead.

    First, the stone-walled sheep kraals and Kaffer huts; beyond them the dwelling-house--a square, red-brick building with thatched roof. Even on its bare red walls, and the wooden ladder that led up to the loft, the moonlight cast a kind of dreamy beauty, and quite etherealized the low brick wall that ran before the house, and which inclosed a bare patch of sand and two straggling sunflowers. On the zinc roof of the great open wagon-house, on the roofs of the outbuildings that jutted from its side, the moonlight glinted with a quite peculiar brightness, till it seemed that every rib in the metal was of burnished silver.

    Sleep ruled everywhere, and the homestead was not less quiet than the solitary plain.

    In the farmhouse, on her great wooden bedstead, Tant Sannie, the Boer-woman, rolled heavily in her sleep.“

     

     

     

    Olive Schreiner (24 maart 1855 – 11 december 1920)

     

     

     

     

    De Engelse schrijver, ontwerper en utopisch denker William Morris werd geboren op 24 maart 1834 in Walthamstow, Essex. Zie ook mijn blog van 24 maart 2007 en ook mijn blog van 24 maart 2009 en ook mijn blog van 24 maart 2010.

     

     

    The Story of Sigurd the Volsung (fragment) 

     

    But therewith the sun rose upward and lightened all the earth,

    And the light flashed up to the heavens from the rims of the glorious girth;

    But they twain arose together, and with both her palms outspread,

    And bathed in the light returning, she cried aloud and said:

    "All hail, O Day and thy Sons, and thy kin of the coloured things!

    Hail, following Night, and thy Daughter that leadeth thy wavering wings!

    Look down With unangry eyes on us today alive,

    And give us the hearts victorious, and the gain for which we strive!

    All hail, ye Lords of God-home, and ye Queens of the House of Gold!

    Hail, thou dear Earth that bearest, and thou Wealth of field and fold!

    Give us, your noble children, the glory of wisdom and speech,

    And the hearts and the hands of healing, and the mouths and hands that teach!"

     

    Then they turned and were knit together; and oft and o'er again

    They craved, and kissed rejoicing, and their hearts were full and fain.

    Then Sigurd looketh upon her, and the words from his heart arise:

    "Thou art the fairest of earth, and the wisest of the wise;

    O who art thou that lovest? I am Sigurd, e'en as I told;

    I have slain the Foe of the Gods, and gotten the Ancient Gold;

    And great were the gain of thy love, and the gift of mine earthly days,

    If we twain should never sunder as we wend on the changing ways.

    O who art thou that lovest, thou fairest of all things born?

    And what meanest thy sleep and thy slumber in the wilderness forlorn?"

     

     

     

    William Morris (24 maart 1834 – 3 oktober 1896)

    24-03-2011 om 19:49 geschreven door Romenu  


    Tags:Richard Leising, Gabriele von Baumberg, Christian Schubart, Olive Schreiner, William Morris, Romenu
    23-03-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Mitch Cullin, Gary Whitehead, Yōko Tawada, Steven Saylor, Nils-Aslak Valkeapää

    De Amerikaanse schrijver Mitch Cullin werd geboren op 23 maart 1968 in Santa Fe, New Mexico.  Zie ook mijn blog van 23 maart 2007 en ook mijn blog van 23 maart 2008 en ook mijn blog van 23 maart 2009 en ook mijn blog van 23 maart 2010.

     

    Uit: The Post-War Dream

     

    „That serpentine formation of listless souls wound back into the darkness-the shapes of children, men and women, mothers cradling infants, the elderly-coming from where the cows had been headed, drawing nearer while never quite reaching him. But it was the gas mask each one wore which disturbed him the most-such cumbersome equipment obscuring their faces, too large for the heads of small children and practically consuming the entire bodies of the infants, giving the group a uniform, superficial appearance not unlike that of cattle. Even so, he perceived their determined movements as a kind of miserable retreat, a retrogression toward the past and, indeed, toward the living-where, upon arriving at their destination, he imagined the masks would be cast aside and all of them would inhale freely once more.

    Yet every step of their bare feet was now preceded by labored breath, a collective exhalation delivered in unison and released as a muted, staccato gasp through chemical air filters-while their paper-thin skin contracted around pronounced rib cages, and many of their arms hung like broken branches at their sides. As the ragged column advanced steadily in the moonlight, he realized the physical condition of the people had deteriorated badly since he'd first seen them decades ago. Their clothing was either reduced to shreds or had fallen away, their ankles and feet were covered with sores, their hair was so long that it ran the length of their backsides, and the men's thick beards jutted from beneath their masks. In that stream of pale, dirty bodies only their protruding bones shone clearly as they marched one after the other.

    "Where are you going?" he had once asked them without speaking. "What is it you're looking for? What do you want?"

     

     

     


    Mitch Cullin (Santa Fe, 23 maart 1968)

     

     

     

     

    De Amerikaanse dichter Gary Joseph Whitehead werd geboren op 23 maart 1965 in Pawtucket, Rhode Island. Zie ook mijn blog van 23 maart 2007 en ook mijn blog van 23 maart 2008 en ook mijn blog van 23 maart 2009 en ook mijn blog van 23 maart 2010.
     

     

    First Year Teacher to His Students

     

    Go now into summer, into the backs of cars,

    into the black maws of your own changing,

    onto the boardwalks of a thousand splinters,

    onto the beaches of a hundred fond memories

    in wait, where the sea in all its indefatigability

    stammers at the invitation. Go to your vacation,

     

    to the late morning cool of your basement rooms,

    the honeysuckle evening of the first kiss, the first

    dip and pivot, swivel and twist. Go to where

    the clipper ships sail far upriver, where the salmon

    swim in the clean, cool pools just to spawn.

    Wake to what the spider unspools into a silver

     

    dawn dripping with light. Sleep in sleeping bags,

    sleep in sand, sleep at someone else's house

    in a land you've never been, where the dreamers

    dream in a language you only half understand.

    Slip beneath the sheets, slide toward the plate,

    swing beneath the bandstand where the secret

     

    things await. Be glad, or be sad if you want,

    but be, and be a part of all that marches past

    like a parade, and wade through it or swim in it

    or dive in it with your eyes open and your mind

    open to wind, rain, long days of sun and longer

    nights of city lights mixing on wet streets like paint.

     

    Stay up so late that you forget day-of-the-week,

    week-of-the-month, month-of-the-year of what

    might be the best summer, the summer

    best remembered by the scar, or by the taste

    you'll never now forget of someone's lips,

    and the trips you took—there, there, there,

     

    where snow still slept atop some alpine peak,

    or where the moon rose so low you could see

    its tranquil seas...and all your life it'll be like

    some familiar body that stayed with you one night,

    one summer, one year, when you were young,

    and how everywhere you walked, it followed.

     

     

     


    Gary Whitehead (Pawtucket,  23 maart 1965)

     

     

     

     

     

    De Japanse schrijfster Yōko Tawada werd geboren op 23 maart 1960 in Tokyo. Zie ook mijn blog van 23 maart 2007 en ook mijn blog van 23 maart 2008 en ook mijn blog van 23 maart 2009 en ook mijn blog van 23 maart 2010.
     

    Uit: Abenteuer der deutschen Grammatik

     

     

    1. Wortstellung

     

    Das Verb spielt die zweite Geige

    Wenn die Melodie zitiert ist

    hat es den letzten Ton

    An einem gewöhnlichen Tag steht das Subjekt vorne

    Jeder kann anfangen aber wer steht am Ende

    Wenn ein anderer den Kopf macht

    muss das Subjekt

    nach hinten rücken

    Die Reihenfolge und die Hierarchie sind zweierlei

    Der Rhythmus kennt keine Korruption

     

     

    2. Passé Composé

     

    Ein Kompott

    Für uns alle dasselbe

    Für mich für dich für ihn für sie denn

    Es ist gegessen und vergessen.

    Nur die Haltung des Habens unterscheidet sich 

    Zwischen mir und ihm und ihr und sie und uns

    Bitte nicht zu viel „und“!

    Und das Haben zeigt bei jedem ein anderes Ende

    Ich bleibe eher offen

    Du bis streng verschlossen

    Er und sie haben Hüte auf dem Kopf

    Gemeinsam sind die eingeatmete Luft und

    Die durchgemachte Nacht

    Wir lasen nie das gleiche Buch, aber

    Gelesen haben wir alle oder

    Ich „gelese", du „gelesest"?

    Das perfekt Vergangene ist durchkomponiert und vereinfacht

    Warum sind wir aber so vielfältig in der Gegenwart?



     

     

     

    Yōko Tawada (Tokyo, 23 maart 1960)

     

     

     

     

    De Amerikaanse schrijver Steven Saylor werd geboren op 23 maart 1956 in Port Lavaca Texas. Zie ook mijn blog van 23 maart 2008 en ook mijn blog van 23 maart 2009 en ook mijn blog van 23 maart 2010..

     

    Uit: A Murder on the Appian Way

     

    "Papa! Wake up!"

    A hand gripped my shoulder and shook me gently. I pulled away and felt cold air on the back of my neck as the blanket slid away. I snatched it back and snuggled against it, burrowing for warmth. I reached for Bethesda, but found only a warm vacancy where she should have been.

    "Really, Papa, you'd better wake up." Eco shook me again, not quite so gently.

    "Yes, husband," said Bethesda. "Get up!"

    What sleep is as deep as the sleep of a cold Januarius night, when the sky is a blanket of lowering clouds and the earth shivers below? Even with my son and wife yammering at me, I slipped back into the arms of Morpheus as easily as a boy slipping into a bottomless, downy bed of goose feathers. It seemed to me that two magpies were chattering absurdly in a tree nearby, calling me "Papa" and "Husband." They swooped down, fluttered their wings, pecked me with their beaks. I groaned and waved my arms to fend them off. After a brief battle they retreated into the frosty clouds, leaving me to dream in peace.

    The frosty clouds burst open. Cold water splashed my face.

    I sat upright, sputtering and blinking. With a satisfied nod, Bethesda placed an empty cup beside a flickering lamp on a little table against the wall. Eco stood at the foot of the bed, gathering up the blanket he had just pulled off me. I shivered in my sleeping gown and hugged myself.

    "Blanket thief!" I mumbled grimly. At that moment it seemed the foulest crime imaginable. "Stealing an old man's rest!"

    Eco remained impassive. Bethesda crossed her arms and arched an eyebrow. By the dim lamplight the two of them still looked suspiciously like magpies.

    I closed my eyes. "Have pity!" I sighed, thinking an appeal to mercy might gain me just one more blissful moment of sleep.

     

     

     

    Steven Saylor (Port Lavaca, 23 maart 1956)

     

     

     

     

    De Samische dichter, schilder, musicus en fotograaf  Nils-Aslak Valkeapää werd geboren op 23 maart 1943 in Palonjoensuu nabij Enontekiö. Zie ook mijn blog van 23 maart 2009 en ook mijn blog van 23 maart 2010.

     

    Uit: Trekways of the Wind

     

    For a moment I was with you

    rested for a while

     

    And now my friend, my dear bird

    it is time to leave again

    It is always like that towards the end

     

    And I take out the white reindeer fur coat

    not so new any more

    but not worn either

    And I take out the mottled fur shoes

    new shoe strings

    nice dark fur leggings

    the silver belt the gákti

    the silk scarf the cap

    the fur gloves

    And the food pack

     

    I leave

    to arrive

    go away

    to be closer

     

    To the space of your thoughts

    to your heart

    I crawl

    into the heart

     

    I journey

    on the sea of time

    follow

    the tracks of the wind

     

     

     


    Nils-Aslak Valkeapää
    (23 maart 1943 – 26 november 2001)




    Zie voor nog meer schrijvers van de 23e maart ook mijn vorige blog van vandaag.

    23-03-2011 om 19:37 geschreven door Romenu  


    Tags:Mitch Cullin, Gary Whitehead, Yō,ko Tawada, Steven Saylor, Nils-Aslak Valkeapää, Romenu
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Federica de Cesco, Roger Martin du Gard, Hamvas Béla, Daniel Biga, Ceija Stojka

    De Zwitserse schrijfster Federica de Cesco werd geboren op 23 maart 1938 in Pordenone, Zie ook mijn blog van 23 maart 2009 en ook mijn blog van 23 maart 2010.

     

    Uit: Muschelseide

     

    „Ricardo fühlte sich nicht wohl. Herzrhythmusstörungen. Die Anfälle traten gelegentlich auf, waren harmlos, aber unangenehm. Er nahm sie leider als Vorwand, um nicht in den Country-Club zu gehen, und wurde dabei immer blasser und dicker. Da er krank aussah und unsicher auf den Beinen war, sagte ich ihm, er solle sich ausruhen. Er schluckte seine Tabletten und zog sich früh zurück. Als ich später mit Francesca zu Abend aß, hätte ich sie gern gefragt, ob sie etwas über die japanische Gedenksäule wusste. Vielleicht hätte ich Glück: Es gab Momente, in denen ihr die Worte glatt von der Zunge rollten, ohne dass sie sich sehr anzustrengen brauchte. Und wiederum andere, in denen sie nur ihre Arbeit im Kopf hatte und ein Gespräch mit ihr wenig Sinn hatte. Letzteres war gerade der Fall: Sie war übel gelaunt.
    Sie fand die Suppe zu salzig, beklagte sich über den Rinderbraten – der tatsächlich zäh war – und rauchte, bis es auch mir den Appetit verdarb. Ich ließ sie beim Portwein allein. Am Morgen erschien Ricardo wie gewohnt zum Frühstück und ließ sich die Zeitung bringen. Francesca erkundigte sich schnodderig nach seinen Befinden. Er antwortete freundlich. »Danke, Francesca. Mir geht es wieder gut.« Sie beließ es dabei. Ihr Leben schien erfüllt zu sein, erfüllt von Dingen, von denen sie nicht sprach. Ich kannte sie wirklich nicht gut. Sie war eine Fremde, von weither gekommen. Manchmal genügte eine Kleinigkeit, ein falsches Wort, dass sie zornig wurde.
    Zorn begriff ich, was mir an ihr nicht gefiel, war, dass sie die Menschen so leichtfertig kränkte. Doch war ich nicht einmal sicher, dass sie es bewusst darauf angelegt hatte. Offen bar machte ihr die Malerei zu schaffen. Ihre Knochen womöglich auch. Ich fragte Ricardo, ob er seine Tabletten genommen hatte.“

     

     


    Federica de Cesco (Pordenone, 23 maart 1938)

     

     

     

     

    De Franse schrijver Roger Martin du Gard werd geboren op 23 maart 1881 in Neuilly. Zie ook mijn blog van 23 maart 2007 en ook mijn blog van 23 maart 2009 en ook mijn blog van 23 maart 2010.

     

    Uit: Les Thibault, I, Le pénitencier

     

    « Jacques ! s'écria-t-il, écoute-moi, ne m'interromps pas ! Ou plutôt, réponds : si nous nous trouvions tout à coup, toi et moi, seuls au monde, est-ce que tu ne voudrais pas venir auprès de moi, vivre avec moi ? »
    L'enfant ne comprit pas tout de suite.
    « Ah ! Antoine, fit-il enfin, comment veux-tu ? Il y a papa ?... »
    Le père se dressait en travers de l'avenir. Une même idée les effleura : « Comme tout s'arrangerait, si subitement... » Antoine eut honte de sa propre pensée, dès qu'il en eut surpris le reflet dans le regard de son frère ; il détourna les yeux.
    « Ah ! bien sûr, disait Jacques, si j'avais pu être avec toi, rien qu'avec toi, je serais devenu tout autre ! J'aurais travaillé... Je travaillerais, je deviendrais peut-être un poète... un vrai... »
    Antoine l'arrêta d'un geste :
    «Eh bien, écoute : si je te donnais ma parole que personne d'autre que moi ne s'occupera de toi, est-ce que tu accepterais de sortir d'ici ?
    – Ou...i... » C'était par besoin d'affection et pour ne pas contrarier son frère, qu'il acquiesçait.
    « Mais t'engagerais-tu à me laisser organiser ta vie, tes études, et te surveiller en tout, comme si tu étais mon fils ?
    – Oui.
    – Bon », fit Antoine, et il se tut. Il réfléchissait. Ses désirs étaient toujours si impérieux qu'il ne doutait jamais de leur exécution ; et, en fait, il avait jusqu'à présent mené à bout tout ce qu'il avait ainsi voulu avec opiniâtreté. Il se tourna vers son cadet et sourit :
     « Je ne rêve pas, reprit-il, sans cesser de sourire, mais d'une voix résolue. Je sais à quoi je m'engage. Avant quinze jours, tu m'entends, avant quinze jours... Aie confiance ! Tu vas rentrer dans ta boîte courageusement, sans avoir l'air de rien. Et avant quinze jours, je te le jure, tu seras libre ! »

     

     


    Roger Martin du Gard (23 maart 1881 – 22 augustus 1958)

     

     

     

     

    De Hongaarse schrijver Hamvas Béla werd geboren op 23 maart 1897 in Eperjes (tegenwoordig Prešov). Zie ook mijn blog van 23 maart 2007 en ook mijn blog van 23 maart 2009 en ook mijn blog van 23 maart 2010.

     

    Uit: Preface to Crime and Punishment (Vertaald door Bors Hulesch)

     

    „Dostoevsky’s Crime and Punishment is not a symbolic piece. It is probably nothing more than the story of a student. The student who wishes to study but hasn’t got the means, and who therefore murders an old pawnbroker. He tries to motivate his murder by contrasting his poverty to the moneybags of the old hag, and representing this as unjust. Which does ring somewhat true. That a young man wishing to study should lead a life of destitude, while the avaricious old witch is hoarding her roubles, seems inappropriate. But for Rodion Raskolnikov to strike the woman down and take her roubles for himself is even more inappropriate. The student knows it; everybody knows it. True; such an uneven distribution of wealth in unfair. But the fact is, when the old usurer is murdered and her bags are taken, injustice does not suddenly become justice. Quite the contrary: it becomes felony. Murder and robbery cannot be represented as acts that restore justice. Dostoevsky himself is of the same opinion; as well as any sane individual who has ever read his novel.

    Crime and Punishment is not a symbolic work, and it makes not the slightest reference to any meaning beyond what the story relates. It is the thought itself; nothing more. This is characteristic of mid-19th century attempts to come to terms with the French revolution and the Napoleon-phenomenon. Under the influence of Stendhal and Balzac, one might add. These were the times when greatness and career became confused. For we must remember that Napoleon was a careerist; and an even more talented careerist than Julius Caesar; and the difficulty in understanding him stems from the inability to distinguish greatness from careerism within him.“

     

     

     

    Hamvas Béla (23 maart 1897 – 7 november 1968)

     

     

     

     

     

    De Franse dichter en schrijver  Daniel Biga werd geboren op 23 maart 1940 in Nice. Zie ook mijn blog van 23 maart 2007  en ook mijn blog van 23 maart 2008 en ook mijn blog van 23 maart 2009 en ook mijn blog van 23 maart 2010.

     

     

    LEOPARDI

    Moi poète français du XXème siècle et demi
    de race ouvrière
    prenant le Flyveflisken à
    7 heures un matin d'hiver de Köbenhavn
    pour m'encourager
    je me récitais ces vers
    Passero solitario alla campagna
    Cantando vaï finché non more il giorno ;
    Ed erra l'armonia per questa valle...
    Canti et cosi trapassi

    Dell'anno et di tua vita il più bel fiore...
    de l'aristocratique Leopardi
    poète italien du XIXème en fleur
    ayant vécu souffert et étant mort à Recanati
    un si petit village des Marches
    et la mer l'Oresund en Baltique
    charriait des glaces

     

     

     

    Daniel Biga (Nice, 23 maart 1940)

     

     

     

     

    De Oostenrijkse schrijfster Ceija Stojka werd op 23 maart 1933 geboren in Kraubarth. Zie ook mijn blog van 23 maart 2008  en ook mijn blog van 23 maart 2007 en ook mijn blog van 23 maart 2010.

     

    Uit: Träume ich, dass ich lebe?

    „Und sie hat sich im Stacheldraht ein Loch gemacht, ist hinaus, und hat den Mohn bei den Greißlern, die sie kannte, verkauft. Kannst du dir vorstellen mit welcher Angst! Mit diesem Geld hat sie dann

    Milch kaufen können. Sie hat sich hinausgeschlichen, um Milch für uns zu holen. Ihr Glück war, dass sie nie ein Kopftuch getragen hat, sondern immer Kostüme und kleine Stöckelschuhe, so hat man sie nicht als Romni erkannt.

    Dann hat sie bei den Gadje gesagt, sie sollen sie auf dem Herd eine Einbrennsuppe machen lassen. Sie hat einen Mehlteig gemacht, für Eingetropftes, aber für trockenes Eingetropftes, als Nudelersatz. Das hat sie in die Suppe gegeben und Kümmel dazu. In einer Milchkanne – eine hellblaue und eine rote mit Tupfen hat sie gehabt – hat sie uns die Suppe gebracht.

    Sie ist auch immer nach Floridsdorf gegangen und hat sich Nachricht von einer Romni geholt. Diese Frau war mit einem Mann befreundet, der immer wusste, wann eine schlimme Razzia durchgeführt

    werden wird. Schlimme Razzia hieß, dass die Gestapo in jedem Bezirk Menschen einfängt.

    Dann sind wir sofort weg. Die Mama ist oft mit der Gusti Godl, das war eine Gadji, die uns geholfen hat, und dem kleinen Ossi nach Schönbrunn gegangen. Er hatte schwarze Haare, blauschwarze Haare, deswegen hat sie ihm immer eine Haube aufgesetzt, eine selbst genähte.

    Die Gusti Godl hat meist ein kariertes Kleid getragen, ein Dirndl mit Schürze. Und der Fritz Karasek war manchmal dabei. Er hat meine Schwester Kathi geliebt, er war ein Longinus, er hat oft einen

    grauen Anzug getragen. Sie waren Gadje, sie waren nicht auffällig. Manchmal sind wir auch einfach irgendwo herumgegangen. Drei, vier Tage haben wir uns dann nicht gesehen und dann haben wir uns alle wieder getroffen.

    Einmal hat uns der Fritz Karasek in ein Wirtshaus gebracht, mich und die Kathi. Das Wirtshaus hatte einen abschüssigen, herrlichen Garten, und ich wollte so sitzen, dass wir in diesen Garten hinunterschauen. Es war ein milder Tag, man hat den Frühling schon gerochen. Dort sind wir gesessen.“

     

     

     

    Ceija Stojka (Steiermark, 23 maart 1933)

    23-03-2011 om 19:36 geschreven door Romenu  


    Tags:Federica de Cesco, Roger Martin du Gard, Hamvas Béla, Daniel Biga, Ceija Stojka, Romenu
    22-03-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Billy Collins, Arnold Sauwen, Albrecht Goes, Eveline Hasler, Wolfgang Bächler, Érik Orsenna

    De Amerikaanse dichter en schrijver Billy Collins werd geboren in New York op 22 maart 1941. Zie ook mijn blog van 22 maart 2007 en ook mijn blog van 22 maart 2008 en ook mijn blog van 22 maart 2009 en ook mijn blog van 22 maart 2010.

     

     

    I Go Back To The House For A Book 

     

    I turn around on the gravel and go back to the house for a book, something to read at the doctor's office, and while I am inside, running the finger of inquisition along a shelf, another me that did not bother to go back to the house for a book heads out on his own, rolls down the driveway, and swings left toward town, a ghost in his ghost car, another knot in the string of time, a good three minutes ahead of me — a spacing that will now continue for the rest of my life.

     

     

     

    Japan 

     

    Today I pass the time reading

    a favorite haiku,

    saying the few words over and over.

     

    It feels like eating

    the same small, perfect grape

    again and again.

     

    I walk through the house reciting it

    and leave its letters falling

    through the air of every room.

     

    I stand by the big silence of the piano and say it.

    I say it in front of a painting of the sea.

    I tap out its rhythm on an empty shelf.

     

    I listen to myself saying it,

    then I say it without listening,

    then I hear it without saying it.

     

    And when the dog looks up at me,

    I kneel down on the floor

    and whisper it into each of his long white ears.

     

    It's the one about the one-ton temple bell

    with the moth sleeping on its surface,

     

    and every time I say it, I feel the excruciating

    pressure of the moth

    on the surface of the iron bell.

     

    When I say it at the window,

    the bell is the world

    and I am the moth resting there.

     

    When I say it at the mirror,

    I am the heavy bell

    and the moth is life with its papery wings.

     

    And later, when I say it to you in the dark,

    you are the bell,

    and I am the tongue of the bell, ringing you,

     

    and the moth has flown

    from its line

    and moves like a hinge in the air above our bed.

     

     

     


    Billy Collins (New York, 22 maart 1941)

    Portret door Seamus Berkeley

     

     

     

     

    De Vlaamse dichter en schrijver Arnold Sauwen werd geboren te Stokkem op 22 maart 1857. Zie ook mijn blog van 11 mei 2006 en mijn blog van 22 maart 2007 en ook mijn blog van 22 maart 2008 en ook mijn blog van 22 maart 2009 en ook mijn blog van 22 maart 2010.

     

     

    Zwerversleven

     

    Wat norse wrevel legde in uw borst
    die wondre drang om, met uw kinderbende,
    jaar in jaar uit te zwerven zonder ende,
    uw orgel draaiend voor de schrale korst;

    Gij die u nooit aan werk of tucht gewende;
    met onbezorgdheid uw bestaan omschorst,
    en willig op uw sterke schouders torst
    de jammerlast der dagen van ellende?

    Van d'arbeid wars, trekt gij door dorp en steê
    en speelt uw lied en voert uw have mee,
    uw dempig peerd en uw gehuifde wagen;

    En vraagt der wereld niets dan 't bedelbrood
    en 't plekje gronds waar, bij elk avondrood,
    voor éne nacht uw tent wordt opgeslagen.

     

     

     

     

    Arnold Sauwen (22 maart 1857 – 11 mei 1938)

     

     

     

     

    De Duitse dichter, schrijver en theoloog Albrecht Goes werd geboren op 22 maart 1908 in Langenbeutingen. Zie ook mijn blog van 22 maart 2009 en ook mijn blog van 22 maart 2010.

     

     

    Karl Barths Altersbriefe

     

    „Wenn dies das Altern ist:
    So weit, so frei sein,
    so immer noch in Ja und Nein dabei sein,
    so herzlich lachen, so getröstet schweigen,
    so sich zum Großen, so zum Kleinen neigen –
    so nah dem Zeitenton, den Ewig-Psaltern:
    wenn dies das Alter ist –
    – komm, laß uns altern!“

     

     

     

    Gelöbnis

    (Nachtwache, Fleckfieberlazarett, Frühling 1943)

     

    Welchem Ziel wir sterben?

    Nicht dem Vaterland.

    Nicht, daß die Enkel und Erben

    Von neuem Länder erwerben,

    Mit des Hasses grüngiftigen Schwaden

    Von neuem die Seele beladen,

    Von neuem die Seele beladen

    Mit patriotischem Tand.

     

    Welchem Glauben wir leben?

    Uns ward dies Land zu klein.

    Die in Panzern verbrannt und in Gräben

    Verschüttet, die uns umschweben,

    Die Toten, hüben und drüben,
    Was wolln sie, als daß wir begrüben

    Den bewaffneten Wahn und endlich,

    Endlich Brüder sei’n.

     

     

     

     

    Albrecht Goes (22 maart 1908 – 23 februari 2000)

     

     

     


    Zie voor de drie onderstaande schrijvers ook
    mijn blog van 22 maart 2007,
    mijn blog van 22 maart 2008 en ook mijn blog van 22 maart 2009 en ook mijn blog van 22 maart 2010.

     

     

    De Zwitserse schrijfster Eveline Hasler werd geboren in Glarus op 22 maart 1933.

     

    Uit: Anna Göldin

     

    „Anna, traurige Berühmtheit.

    Steine, wo man hinschaut, wenn man auf ihrer Spur zurückgeht. Dort, wo die Göldin herkommt, im Sennwald, sind Wiesen und Äcker abschüssig, voller Geröll, Felsen wachsen aus ihnen heraus, Berge mit Zacken, Hörnern, Bröckelgestein.

    Irgendwann ging ein Bergsturz von den Kreuzbergen nieder zum Rhein; Tannen halten bei Salez die Brocken mit ihren Wurzeln im Griff, nichts rollt mehr, der Staub hat sich verzogen, Vögel fliegen durch die Zweige, ein scheinheiliger Friede.

    Steine hatten auch der kleinen Grafschaft den Namen gegeben: Sax, Sassum, Stein. 1615, als den Grafen von Sax das Geld ausging, nur noch Steine übrigblieben, haben sie das Gebiet den Zürchern verkauft; bis zur Revolution steht es unter der »gewalt und bothmässigkeit des Löbl. Standes Zürich«.

    Die Zürcher, die einmal Leben und Gut eingesetzt ha- ben für ihre Freiheit, schicken Vögte, einen Ziegler, einen Ulrich, der wohnt auf Forsteck, auf den Felsen des Bergsturzes, wo die Buchen eine Lichtung ausgespart haben, sitzt an seinem schweren Eichentisch, führt in Frey- und Eigen-Büchern säuberlich Buchhaltung über die Untertanen. Da gibt es freie und unfreie Familien und solche, in denen diese beide Kategorien von Abhängigkeit ver- mengt sind: Heiratet eine Freie einen Unfreien oder umgekehrt, so gehört das erste Kind dem Vogt, das zweite ist frei, das dritte unfrei und so fort. Aber auch die sogenannten Freien unterstehen der zürcherischen Obrigkeit, sie haben sich nur von gewissen Abgaben freigekauft.

    Auf Annas Spuren habe ich in diesen Büchern nach den Bebauern der steinigen Äcker gesucht. Schon im i B. Jahrhundert heißen mehr als ein Drittel der Einwohner von Sennwald Göldi. Ein Name, in dem kaum Gold steckt, eher der im Dialektwörterbuch vermerkte Wortstamm Göl, Göleten, Geschiebe, Geröll. Auch die Vornamen gleichen sich: so viele Annas, so viele Anna Göldin.“

     

     

     

    Eveline Hasler (Glarus, 22 maart 1933)

     

     

     

     

    De Duitse dichter Wolfgang Bächler (een pseudoniem van Wolfgang Born) werd geboren op 22 maart 1925 in Augsburg.

     

     

    Der See


    Der See im Tal unter mir
    war ein Reiher im Wind Vergleich, wunerschön, malerisch, ruhig
    der mit den Flügeln schlug,
    ohne aufzufliegen. Langeweile, Stille -nichts passiert.

    Alles Grüne war gemäht und verteilt "reiche" Gegend, gehört das
    um ein Schloß und Wochenendhäuser lyrische Ich dazu.
    herum bis zu den Uferstegen hinab, 3-zeiliges Enjambement-steht
    für großer See??
    bis ins Wasser hinein, ins Schilf.

    Ich konnte die Besitzer nicht sehen. "Ich" gehört nicht dazu
    Doch der Wind warf ihr Lachen herauf
    und das schrillere ihrer Frauen,
    das wie das Klingen und Surren Vergleich; eitel, überheblich,
    ihrer Geschäftskassen klang. materialistisch, oberflächlich

    Ich wollte, der See flöge ihnen davon,
    ließe sich anderswo nieder,
    wo noch kein Zaun, keine Mauer,
    kein Haus die Ufer verstellt und entstellt
    und versperrt. Ich wollte, der See
    und das Land gehörten uns allen. Gerechtigkeitssinn.

     

     

     

    Ins Weiße blickend

     

    Schnee hat auf Katzenpfoten

    den Garten zurückerobert,

    die Dächer und Bäume besetzt.

     

    Erfroren starren

    die Knospen dich an,

    schwarze Pupillen

    im Weiß der Zweige.

     

     

     


    Wolfgang Bächler (22 maart 1925 – 24 mei 2007)

     

     

     

     

     

    De Franse schrijver Érik Orsenna werd geboren in Parijs op 22 maart 1947 als Érik Arnoult.

     

    Uit: La Révolte des accents

     

    « Depuis quelque temps, les accents grognaient. Ils se sentaient mal aimés, dédaignés, méprisés. À l’école, les enfants ne les utilisaient presque plus. Les professeurs ne comptaient plus de fautes quand, dans les copies, ils étaient oubliés. Chaque fois que j’en croisais un dans la rue, un aigu, un grave, un circonflexe, il me menaçait.
    – Notre patience a des limites, grondait-il. Un jour, nous ferons la grève. Attention, notre nature n’est pas si douce qu’il y paraît. Nous pouvons causer de grands désordres.
    Je ne les prenais pas au sérieux. Je me moquais :
    – Une grève, allons donc ! Et qui ça dérangerait, une grève des accents ?
    Je sentais bien monter leur colère. Je ne croyais pas qu’ils préparaient quelque chose.
    J’en suis certain, quand j’y pense, c’est l’affaire des ordinateurs qui a tout déclenché. Le fournisseur s’est trompé. Il a livré au collège des ordinateurs de langue anglaise : aucun accent sur le clavier.
    Nos amis se sont rués chez moi. J’ai eu le tort, le très grand tort de me moquer d’eux. J’ai eu le tort, le très grand tort de leur dire qu’il valait mieux des ordinateurs sans accents que pas d’ordinateur.
    Ils m’ont fait la leçon et puis ils m’ont insultés.
    – Chaque langue a sa logique. Libre à l’anglaise et à l’américaine de vivre sans accents. Mais vous nous avez trahis. Dorénavant, c’est la guerre. »

     

     

    Érik Orsenna (Parijs, 22 maart 1947)



    Zie voor nog meer schrijvers van de 22e maart ook mijn vorige blog van vandaag.

    22-03-2011 om 19:51 geschreven door Romenu  


    Tags:Billy Collins, Arnold Sauwen, Albrecht Goes, Eveline Hasler, Wolfgang Bächler, Érik Orsenna, Romenu
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Gabrielle Roy, Ludvík Kundera, Léon Deubel, Edward Moore, Karel Poláček, Nicholas Monsarrat, Hans Grimm

    De Canadese schrijfster Gabrielle Roy werd geboren op 22 maart 1909 in Saint Boniface, Manitoba. Zie ook mijn blog van 22 maart 2007 en ook mijn blog van 22 maart 2009 en ook mijn blog van 22 maart 2010.

     

    Uit: Children of My Heart

     

    „Now I recognized him: an immigrant from the Abruzzi who had recently come to our town. As yet unable to find work in his own trade of upholsterer, he was doing odd jobs here and there. This was why I had seen him one day in our neighbourhood, digging up a patch of ground. I remembered that his little son has been with him, trying to help, that the two never stopped talking as they worked, no doubt spurring each other on, and that this murmur in a foreign tongue, at our fields’ edge, had seemed to have a special charm.

    I went over to them with the very best smile I could muster. As I came near, the child cried out in terror and clung even more desperately to his father, who trembled on contact. I could see that he wouldn’t be much help. On the contrary, with his caresses and soft words he did nothing but keep alive the hope that he might weaken. And in fact the father began to plead with me. Since the boy was so unhappy, wouldn’t it be better to take him home just this once, and try again this afternoon or tomorrow morning, when he’d have time to explain what a school was.

    I saw them hanging on my decision, and took my courage in my two hands: “No, when you have to make the break, it doesn’t help to wait.”

    The father lowered his eyes, obliged to admit I was right. Even between the two of us we had trouble detaching the child; as soon as we loosened the grip of one hand it slipped away to grasp another handful of the father’s clothing. The odd thing was that while he continued to cling to his father he was furious with him for taking my side, and through his tears and hiccups was calling him a heartless wretch, or words to that effect.“

     

     

     

    Gabrielle Roy (22 maart 1909 – 13 juli 1983)

     

     

     

     

    De Tsjechische dichter en schrijver Ludvík Kundera werd geboren op 22 maart 1920 in Brünn. Zie ook mijn blog van 22 maart 2007.en ook mijn blog van 22 maart 2008 en ook mijn blog van 22 maart 2010.

     

     

    Nachricht über den Tod André Bretons

     

    8.36 Bahnhof Frankfurt

    niemand streut

    Seesterne

    großes Händchen

    kleines Händchen

    Bündel Koffer

    leere Telefonzelle

    leere Bank

    niemand schüttelt

    trockne Königskerzen

    zerknüllter Zeitungen raus

    gegenüber Zugeinfahrt

    Zugluft blättert

    in Telefonbüchern

    Drähte fleckiges Dach

    niemand schält

    Kiefernrinde ab

    amerikanischer Offizier

    dick und bebrillt

    mit Frau und vier Töchtern

    dicken und bebrillten

    Signale weder auf rot

    noch auf grün

    niemand sprengt

    mit rostigen Tannennadeln

    8.50 Abfahrtspfiff

    leerer Bahnsteig

    nur ein einziges einsames Mädchen

    winkt einem alten Mann

    der abfährt

    niemand klopft

    mit Schlegeln Sonnenblumen.

     

     

     


    Ludvík Kundera (22 maart 1920 – 17 augustus 2010)

     

     

     

     

    De Franse dichter Léon Deubel werd geboren op 22 maart 1879 in Belfort. Zie ook mijn blog van 22 maart 2007.en ook mijn blog van 22 maart 2008 en ook mijn blog van 22 maart 2010.

     

     

    Ma Souffrance

     

    Ma souffrance n'est pas de celles qu'on diffame
    Ni de celles que trompe un facile plaisir ;
    Elle a le front de ceux qui vivent sans désir
    Et ne s'endort jamais sur l'épaule des femmes.

    L'orgueil qui la nourrit sans cesse de sa flamme
    Et fait luire à ses yeux tous les trésors d'Ophir
    L'exalte à des sommets pénibles à gravir
    Qui menace l'azur natal qu'elle réclame.

    Mais les plus fiers essors sont captifs de Demain,
    Et farouche, impuissant et cruel, de ces mains
    Frémissantes encor d'avoir tenue la Lyre,

    J'offre au ciel fulgurant qui châtia Sodome,
    Et voua Prométhée à l'éternel martyre,
    L'invincible douleur de ne rester qu'un homme

     



     

    Léon Deubel (22 maart 1879 – 4 juni 1913)

     

     

     

     

    De Engelse schrijver Edward Moore werd geboren in Abingdon, Berkshire op 22 maart 1712. Zie ook mijn blog van 22 maart 2009 en ook mijn blog van 22 maart 2010.

     

    Uit: The Gamester

     

    „Mrs. Bev. And is. I have no fear of his affections. Would I knew that he were safe!

    Char. From ruin and his companions. But that's impossible. His poor little boy too! What must become of Him?

    Mrs. Bev. Why, want shall teach him industry. From his father's mistakes he shall learn prudence, and from his mother's resignation, patience. Poverty has no such terrors in it as you imagine. There's no condition of life, sickness and pain excepted, where happiness is excluded. The needy peasant, who rises early to his labour, enjoys more welcome rest at night for't. His bread is sweeter to him; his home happier; his family dearer; his enjoyments surer. The sun that rouses him in the morning, sets in the evening to release him. All situations have their comforts, if sweet contentment dwell in the heart. But my poor Beverley has none. The thought of having ruined those he loves, is misery for ever to him. Would I could ease his mind of That!

    Char. If He alone were ruined, 'twere just he should be punished. He is my brother, 'tis true; but when I think of what he has done; of the fortune You brought him; of his own large estate too, squandered away upon this vilest of passions, and among the vilest of wretches! O! I have no patience! My own little fortune is untouched, he says: would I were sure on't!“

     

     


    Edward Moore (22 maart 1712 – 1 maart 1757)

    Gravure door James Neagle

     

     

     

     

    De Tsjechische schrijver Karel Poláček werd geboren op 22 maart 1892 in Reichenau. Zie ook mijn blog van 22 maart 2007.

     

    Uit: We Were a Handful (Vertaald door Mark Corner)

     

    „Now I go round to the Zilvars, the people from the poorhouse. That’s the most fabulous place of all, but I don’t say anything about it at home because they’d only be against it. Mr. Zilvar was in the Great War, during which he was wounded by enemy gunfire. So he goes begging from house to house and has a wooden leg. I’d like to have a leg like that and I long for one so much that it gives me dreams in which I go around with a wooden leg that makes a heavy “Plonk! Plonk!” sound and people come running out of their homes, each one of them marvelling at my wooden leg, with me feeling very proud. I’ve set my heart on mending my ways, and when they’re mended I’ll ask the family to give me a wooden leg for Christmas, and then the lads will really have something to see.

    The poorhouse also has some ladies who go begging and they spend every evening counting what they’ve been able to beg during the day, and then they get into arguments. Mr. Zilvar can’t stand it when they argue a lot. He unfastens his leg and flings it at the old hags and then they stop arguing. Zilvar boasted that his pa’s the chief beggar because he gets the most money and so the others have to listen to what he says. He coughs a lot in the night because of a blood clot. He told me this and was very proud of it.“

     

     

     

    Karel Poláček (22 maart 1892 – 19 oktober 1944)

     

     

     

     

    De Engelse schrijver Nicholas Monsarrat werd geboren op 22 maart 1910 in Liverpool. Zie ook mijn blog van 22 maart 2009.

     

    Uit: H.M. Corvette

     

    "Therell be no admirals in this joint," said  M. to me. "It's expecting too much altogether."

    There seemed to be almost everything else:  above all, there was a stupefying row going on

    the whole time, with everyone contributing according to his means: most of it was rivetting, but even small boys with nothing else to do  would he idly hammering on sheets of iron as  they talked. (I daresay they were training for  the more responsible jobs: I swear they deserved them.) To make ourselves heard at all  we had to shout: and it Is foolish (and unhelpful) to shout "What a horrible noise!" so we mostly kept silent and looked about for our quarry*

    There was, as we had suspected, no admiral, but instead a helpful works-foreman who directed us to a hut labelled, dauntingly, NAVAL OFFICERS KEEP OUT; and installed there we

    found an R.N.V.R. officer, with a red face and a square chin, dressed in a working-suit which made us look and feel like the First and Second Dudes in a tastelessly lavish production.

    He had two stripes to our one, and was in fact the First Lieutenant. After we had announced ourselves he looked us over carefully, from a good many angles : it was difficult to tell which, if any, he liked.

     

     

     

    Nicholas Monsarrat (22 maart 1910 – 8 augustus 1979)

     

     

     

     

    De Duitse schrijver en publicist Hans Grimm werd op 22 maart 1875 geboren in Wiesbaden. Zie ook mijn blog van 22 maart 2007.en ook mijn blog van 22 maart 2008 en ook mijn blog van 22 maart 2010
     

    Uit: Grimm ohne Glocken (Studie van Manfred Franke over Hans Grimm)

     

    „Volk ohne Raum" hatte Grimm so bekannt gemacht, dass er 1928 zu einem von ihm angestrebten Gespräch bei Hitler vorgelassen wurde. Zu denen, die außerdem mit Grimm zusammenkamen, gehörten neben anderen der Politiker Alfred Hugenberg, der Journalist Paul Fechter, der Schriftsteller Arnolt Bronnen sowie der Diplomat Ulrich von Hassell, in späteren Jahren führendes Mitglied des Widerstands. Als nach Inkrafttreten des „Gesetzes zur Wiederherstellung des Berufsbeamtentums" (7. 4. 1933) Grimms ehemaliger Vorgesetzter in der OHL, Paul Landau, seiner jüdischen Herkunft wegen die Existenzgrundlage zu verlieren drohte, wandte er sich an Hans Grimm. Er und der Balladendichter Börries von Münchhausen versuchten Landau zu helfen, letztlich vergeblich. Andererseits hat Grimm kaum eine Gelegenheit ausgelassen, seine Distanz zu Juden und besonders zu jüdischen Kollegen zu betonen. Nach 1945 verstieg er sich sogar dazu, die Anzahl der ermordeten Juden schlichtweg in Abrede zu stellen.

     Grimm konnte für sich geltend machen, nie „Pg." gewesen zu sein. An Hitler freilich hielt er mit Einschränkungen fest. „Wenn wir überhaupt eine nationale Zukunft haben wollen", so Grimm, dürfe „der Nationalsozialismus nicht verloren gehen" und „müsse nur wieder sauber gemacht werden."

     

     

     

    Hans Grimm (22 maart 1875 – 27 september 1959)

    22-03-2011 om 19:49 geschreven door Romenu  


    Tags:Gabrielle Roy, Ludvík Kundera, Léon Deubel, Edward Moore, Karel Poláč,ek, Nicholas Monsarrat, Hans Grimm, Romenu
    21-03-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Hamid Skif, Hubert Fichte, Peter Hacks, Michel Bartosik

    De Algerijnse schrijver en journalist Hamid Skif werd geboren op 21 maart 1951 in Oran. Zie ook mijn blog van 21 maart 2009 en ook mijn blog van 21 maart 2010.

     

     

    ARBRE

     

    J´étais venu me pendre à la plus haute branche

    Mais l´arbre prit peur

    Il s´est enfui en entendant mes pas

    Je n´ai plus d´arbre

    dans ce lieu ou l´homme n´habite que son ombre

    Ôu les chiens n´habitent que l´ombre de l´homme

     

    Ôu le vent est une blessure du ciel

    Ôu la pluie mange les jours de fête

     

    Je me suis assis sur le sable

    De ma poche j´ai tiré une branche de papier

    Je l´ai plantée à mon ombre

    Et je suis devenu aussi grand

     

    que l´arbre qui ferme l´horizon

     

     

     

     

    O MEIN HERZ

     

    O mein Herz

    Sag nichts

    Sag kein einziges Wort

    Gib die Worte dem Honighändler

    der durch die Straßen geht

    die Hand über den Brauen, um seine grünen Augen zu

    schützen

    und bete

    dass sie dich nie vergisst

    dass sie jede Nacht deinen Namen schreit

    und bete weiter

    dass sie dir den Mondstrahl schenkt aus ihrem Körper

    Bete für dich und für sie

    Bete weiter, dass sie deine Wunden in sich behält

    und mit dem Balsam reibt aus ihrer Seele

     

     

    Vertaald door Andreas Münzer

     

     

     

    Hamid Skif (Oran, 21 maart 1951)

     

     

     

     

    De Duitse schrijver Hubert Fichte werd geboren op 21 maart 1935 in Perleberg, Brandenburg. Zie ook mijn blog van 21 maart 2007 en ook mijn blog van 21 maart 2008 en ook mijn blog van 21 maart 2009 en ook mijn blog van 21 maart 2010.

     

    Uit: Nur Querulanten sagen ich (Bespreking van „St. Pauli-Geschichte“ door Jule D. Körber)

     

    Als Hubert Fichte starb, war ich 3 Jahre alt. Ich habe gelernt, den Autoren nicht mit dem erzählenden Ich gleichzusetzen. Aber Hubert nimmt mich als unsichtbare Begleitung mit in die Lorelei - ein in den 50ern bekanntes homosexuelles Lokal in der Detlev-Bremer-Straße, eine Nebenstraße der Reeperbahn. Wir begegnen dem farbigen Arbeiter Hans, und Hubert ist so fasziniert, dass er ins stotternde Schreiben gerät. " [...] Der da sitzt ... Der Kopf ... Phantastisch schwul. ... Der Kerl wird nur ein entsetzlich gebärfreudiges Becken haben. ... Das ist doch gleich, bei dem Kopf! ... Ganz feines Haar, gekräuselt auch noch ... schwarze Haare! ... und die Augenbrauen ... so gewölbt ... Die Ohren. Klein. Kleiner geht es nicht. ... Die Nase! Die Lippen! Riesig und weich! [...]" Außerhalb des Lokals spricht Hans Hubert an, " [...] Machen wir kein Theater voreinander. Bevor es Morgen geworden ist, haben wir uns schon wieder getrennt. Wir wissen genau, war wir voneinander wollen. Amüsieren wir uns so gut miteinander wie es eben geht. [...]".

    Schnell erfahren wir, dass Hans schon im Gefängnis saß und morgen wieder eine Vorladung vor Gericht hat. Und, dass Hans gern liest, er hat einen Ringelnatz-Band und einen Nietzsche-Band bei sich. Hans und Hubert ziehen mit mir durch Lokale, in denen sich alternde Transvestiten betrinken. Huschen durch das nächtliche St. Pauli, auf der Suche nach einem Ort nur für sie, immer in der Angst, als Homosexuelle erkannt zu werden. Hans findet einen dunklen Hausflur. Nach dem Sex verschwindet er in der Nacht, "und ein geringster Rest Speichel seines letzten Kusses wird auf meinen Lippen kalt ...".

    Vor Hans-Herman Rief bezeichnet Hubert Fichte die "St. Pauli-Geschichte" als "nur eine Skizze, nur ein Steinchen aus dem großen Mosaik eines halbgeschriebenen, unendlichen Romans, der mein Leben behandelt, - den mein Leben formt. Einige Gedanken auch zu den großen Themen Asozialität, Liebe, Verzweifelung und Würde [...]".

     

     

     


    Hubert Fichte (21 maart 1935 – 8 maart 1986)

    Hubert Fichte als Johnny in "Mein Herz ist im Hochland" van William Saroyan (Hamburg 1947)

     

     

     

     

    De Duitse schrijver en dichter Peter Hacks werd geboren op 21 maart 1928 in Breslau. Zie ook mijn blog van 21 maart 2007 en ook mijn blog van 21 maart 2008 en ook mijn blog van 21 maart 2009 en ook mijn blog van 21 maart 2010.

     

     

    Die Begünstigten

     

    Der Genien würdigste sind uns gewogen.
    Kühnheit, uns floh sie nicht, Witz blieb nicht ferne.
    Die Schönheit trat hinzu mit ihrem Sterne.
    Kunst hat uns, und vergebens nicht, erzogen.

     

    Und auch sie selbst, die Liebe, hat unendlich
    Hoch uns bevorzugt. Im Vermögen gleichen
    Wir uns zur Lust, und die geheimen Zeichen
    Sind unsrer Sehnsüchte uns wohl verständlich.

     

    So stehen sie gar huldreich oder fliegen
    Um unser breit und königliches Bette.
    (Weltklugheit aber hat uns diese Stätte
    Und Wohlstand zugesprochen). Und wir liegen,
    Zum Glück entschlossen, und verlangen mehr
    Als Sterbliche. Und haben es sehr schwer.

     

     

     

     

    Die Blätter an meinem Kalender 

     

     

    Die Blätter an meinem Kalender,

    die sind im Frühling klein

    und kriegen goldne Ränder

    vom Märzensonnenschein.

     

    Im Sommer sind sie grüner,

    im Sommer sind sie fest,

    die braunen Haselhühner

    erbaun sich drin ihr Nest.

     

    Im Herbst ist Wolkenwetter,

    und Sonnenschein wird knapp,

    da falln die Kalenderblätter,

    bums, ab.

     

    Im Winter, wenn die Zeiten hart,

    hat es sich auskalendert.

    Ich sitze vor der Wand und wart,

    dass sich das Wetter ändert

     

     

     


    Peter Hacks (21 maart 1928 – 28 augustus 2003)

    Hier met Erich Honecker in 1977
     

     

     

     

    De Vlaamse dichter, dichter, essayist en docent poëzie Michel Bartosik werd geboren in Antwerpen op 21 maart 1948. Zie ook mijn blog van 21 maart 2009 en ook mijn blog van 21 maart 2010.

     

    Uit: Wilfried Adams en Michel Bartosik, ‘Proeve tot een Impuls-manifest’.

     

    „Wij streven een poëzie na geaxeerd op woord, beeld, ritme, klank: op de taal. Niet: op de anecdote, de zgn. concrete, onmiddellijk ervaarbare werkelijkheid. Deze laatste kan o.i. niet meer zijn dan een aanleiding, iets secundairs: springplank, uitvalsbasis. Een weerstand ook. Een tegenstander die met doordachte en lenige knepen in de val van zijn eigen kracht dient gemanoeuvreerd en dienstig gemaakt aan het gestelde taaldoel, het te worden gedicht. Het komt er voor ons niet op aan ‘de werkelijkheid getrouw weer te geven’, dit lijkt ons een naïeve, plompe of perverse illusie. Immers: vraag blijft nog altijd in hoeverre we het ons kunnen permitteren te spreken over dé werkelijkheid: algemeengeldend, eens en voor altijd, een wereld die op elk moment volledig met zichzelf samenvalt. Dit zou verdacht veel weghebben van platvloerse pretentie."

     

     



    Michel Bartosik (21 maart 1948 – 1 februari 2008)



    Zie voor nog meer schrijvers van de 21e maart ook mijn vorige blog van vandaag en zie ook Romenu’s 1e lustrum pagina.

    21-03-2011 om 20:08 geschreven door Romenu  


    Tags:Hamid Skif, Hubert Fichte, Peter Hacks, Michel Bartosik, Romenu
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Youssef Rzouga, Jean Paul, Günter Vallaster, Siegfried Kapper


    De Tunesische dichter
    Youssef Rzouga werd geboren op 21 maart 1957 in Mahdia. Zie ook mijn blog van 21 maart 2007 en ook mijn blog van 21 maart 2008 en ook mijn blog van 21 maart 2009 en ook mijn blog van 21 maart 2010.

     

     

    Ein Denkmal für Ihre Majestät Die Bedeutung

     

    Vom Andalusien der Vorfahren bis Karthago

    Zog der Stamm Ibn Khalduns hinaus in die Welt

    Damit zwischen einem Morgen und dem nächsten geboren wurde: Khaldun

    Und als die Pest die Eltern überfiel

    Und alle Alten des Dorfs

    Blieb dem vom Wort besessenen Schüler

    Nichts außer dem Reisen einer Waisen in der Welt

    Die Wellen warfen ihn ins Ungewisse

    Und ihm geschah was ihm geschah

    Er bekam Schneidezähne

    Er traf am Hof des Sultans ein

    Eine zitternde Hand suchte

    Zwischen den Gittern ihre Finger

     

    Er hatte etwas zu den Geschehnissen zu sagen

    Und was geschah war überwältigend:

    Das letzte davon war der mächtige Wirbelsturm

    Er überfiel das Meer

    Verschluckte die Bäume

    Und es blieb eine Waise von 70 Jahren

    Kämpfte gegen das, was kam, mit dem Schweigen

    Und die Genügsamkeit ist nichts als

    Das Bild im

    Gealtertern Spiegel

     

    Hier steht Ibn Khaldun

    Den Bejaia kennt

    Und Fez

    Und ihn kennen sogar die Beduinenstämme in El-Jarid

    Mank kennt ihn von Bethlehem bis Gaza

    Jerusalem kennt ihn

    Auch Damaskus mit Timur dem Lahmen

    Der Nil

    Das Gefängnis

    Und Andalusien

     

    Hier steht Ibn Khaldun das Waisenkind

    Er bewohnt sein Denkmal, gewickelt in

    Ihre Majestät Die Bedeutung

    Und es gibt keine Bedeutung außer für seine Hände

    Erhoben seit Anbeginn der Geschichte

    Für den Menschen in seiner Zivilisation

     

    Hier steht Ibn Khaldun

    In „Al-Muqaddima“

    Die ihn schrieb

    Gerichtet an den Stamm

    Der ihn morgen schreiben wird

    Und derselbe Stamm wird ihn morgen hervorbringen

    Wie er einst ihn tötete

     

    Hier steht Ibn Khaldun das Waisenkind

    Wie er das Vergangene beweint

    Ein Denkmal, zu dem die Touristen pilgern

    In den Armen hält er die Ewigkeit: Sein Buch/Inhalt seiner Vision.

    Erhaben steht er im Herzen der Stadt

    In ihren offenen Adern zu beiden Seiten:

    „Baha bil Bahri“ wo er steht

    Und „Al-Mutawassat“

     

    Geh doch ein wenig zur Seite

    Damit ich das Denkmal in seiner Geschichte sehe, Rosa.

    In ihm sehe ich dich wieder

    An der Küste Alexandrias

    Als letzte Frau

    Die eine Verabredung ihres Himmels verschiebt.

     

     

    Vertaald door Mustafa Al-Slaiman

     

     

     

     

    Youssef Rzouga (Mahdia 21, maart 1957)

     

     

     

     

    De Duitse dichter en schrijver Jean Paul werd op 21 maart 1763 in Wunsiedel. Zie ook mijn blog van 21 maart 2007 en ook mijn blog van 21 maart 2008 en ook mijn blog van 21 maart 2009 en ook mijn blog van 21 maart 2010.

     

    Uit: Siebenkäs

     

    „Der Armenadvokat Siebenkäs im Reichsmarktflecken Kuhschnappel hatte den ganzen Montag im Dachfenster zugebracht und sich nach seiner Braut umgesehen; sie sollte aus Augsburg früh ein wenig vor der Wochenbetstunde ankommen, damit sie etwas Warmes trinken und einmal eintunken könnte, ehe die Betstunde und die Trauung angingen. Der Schulrat des Orts, der gerade von Augsburg zurückfuhr, hatte versprochen, die Verlobte als Rückfracht mitzunehmen und ihren Kammerwagen oder Mahlschatz hinten auf seinen Koffer zu binden. Sie war eine geborne Augsburgerin – des verstorbenen lutherischen Ratkopisten Egelkraut einzige Tochter –, wohnte in der Fuggerei in einem geräumigen Hause, das vielleicht größer war als mancher Salon, und war überhaupt nicht unbemittelt, da sie nicht wie pensionierte Hof-Soubretten von fremder Arbeit lebte, sondern von eigner; denn sie hatte die neuesten Kopf-Trachten früher als die reichsten Fräulein in den Händen (wiewohl in einem Formate, daß keine Ente den Putz aufsetzen konnte) und führte nach dem kleinen Baurisse die schönsten Hauben im großen aus, wenn sie einige Tage vorher bestellt waren.

    Alles, was Siebenkäs unter dem Warten tat, waren einige Eidschwüre, daß der Teufel das Suchen und seine Großmutter das Warten ausgesonnen. Endlich erhielt er noch früh genug statt der Braut einen Nachtboten mit einem Schreiben des Schulrats: er und die Verlobte könnten unmöglich vor Dienstags eintreffen, sie arbeite noch an ihrem Brautkleide, und er noch in den Bibliotheken der Exjesuiten und des Geheimen Rat Zapf und der Gebrüder Veith und an einigen Stadttoren.“

     

     

     

     

    Jean Paul (21 maart 1763 – 14 november 1825)

    Monument in Meiningen, Englischer Garten

     

     

     

     

    De Oostenrijkse dichter en schrijver Günter Vallaster werd geboren op 21 maart 1968 in Schruns (Vorarlberg). Zie ook mijn blog van 21 maart 2007 en ook mijn blog van 21 maart 2008 en ook mijn blog van 21 maart 2009 en ook mijn blog van 21 maart 2010.
     

    Uit: Christoph W. Bauer, Fontanalia. Fragmente (Bespreking)

    „Das Buch wäre schon ein Kunstwerk, wenn auch nichts drinnen stünde. Als bibliophiles Leporello bietet es den adäquaten Untergrund für Christoph W. Bauers poetische Auseinandersetzung mit dem Thema Wasser, besonders der Fassung des Wassers in Brunnen, im Fluss durch die Literaturgeschichte und unter Einfluss bestehender Brunnengedichte. Der gefaltete Papierbogen als Kern erzeugt zum einen beim Blättern eine Art Wellengang, zum anderen liegt das Buch in der Hand wie ein Schiffchen, das den Wogen nachgibt und vom Wellengang getragen wird. Auf beiden Seiten bedruckt, wird das Leporello zum Doppelbuch, das mit zwei identischen Covers versehen ist. Auf der einen Seite wird der Lyrikreigen entfaltet, wird das Paddel gewendet und umblätternd weitergeschlagen, zeigt sich überwiegend in Prosa ein erläuternder Kommentar zum Gedichtzyklus – oder umgekehrt: je nachdem, wie man das Buch zufällig in der Hand hat.
    Beginnen wir aber mit der Lyrik: 15 Gedichte umfasst der Zyklus und sie sind mit Zitaten aus Brunnengedichten von der Antike bis in die Neuzeit eingeleitet oder durchsetzt, die dann poetisch reflektiert werden. Programmatisch und ein Paradigma setzend ist gleich das Zitat am Anfang des ersten Gedichtes: „fontanalia a fonte in fontes coronas iaciunt / et puteos coronant“. Es stammt, wie im Prosateil zu erfahren ist, vom römischen Polyhistor Varro und beschreibt die Fontanalia, das römische Fest zu Ehren des Brunnengottes Fontus, bei dem die Brunnen mit Kränzen geschmückt wurden. Ebenso präsentieren sich die 15 Gedichte wie Kränze, die um tiefe Brunnenschächte, im übertragenen Sinne: um die Überlieferung der poetischen Zeugnisse gelegt werden.“

     

     


    Günter Vallaster (Schruns, 21 maart 1968)

     

     

     

     

    De Tsjechische schrijver en vertaler Siegfried Kapper werd op 21 maart 1820 geboren in Smichov. Zie ook mijn blog van 21 maart 2007 en ook mijn blog van 21 maart 2009 en ook mijn blog van 21 maart 2010. 

     

     

    Abendläuten

     

    Die Sonn' ist hinterm Wald hinab -

    Nun läuten sie den Tag zu Grab;

    Ich wandle noch im Tale.

    Die Abendschauer regen sich,

    Die Wipfel leis bewegen sich,

    Als wär's zum letzten Male.

     

    Der kühle Tau, der niedertaut,

    Dazu der ernste Glockenlaut -

    auch mich macht's innerst beben:

    Ist's auch mein Totenglöcklein nicht,

    Ist doch das Aug', das eben bricht,

    Ein Stück von meinem Leben.

     

     

     


    Siegfried Kapper (21 maart 1820 – 7 juni 1879)

    Portret door Friedrich Kriehuber


    21-03-2011 om 20:05 geschreven door Romenu  


    Tags:Youssef Rzouga, Jean Paul, Günter Vallaster, Siegfried Kapper, Romenu
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Romenu 1e Lustrum, Willem de Mérode

    Dit Romenu Blog bestaat vandaag precies vijf jaar. Dank weer aan alle oude en nieuwe bezoekers voor hun interesse en reacties van het afgelopen jaar. De eerste bijdrage in 2006 ging over de dichter en schrijver Willem de Mérode. Traditiegetrouw, omdat hij aan de wieg stond van dit Blog, ook nu weer een gedicht van hem. Vanwege dit lustrum en voor uw en mijn gemak zet ik echter op deze pagina ook alle eerder geplaatste gedichten nog eens op een rij. Zie ook mijn blog van 2 september 2010 en voor het overige de Willem de Mérode tags op dit blog bij Skynet.

     

     

    Zijn ziel en adem was doorgeurd van wijn

     

    Zijn ziel en adem was doorgeurd van wijn.
    Hij leunde in zijn verscheurde kaftan tegen
    De deur der kroeg en stamelde verwegen
    Van God en wereld en zijn eigen pijn.

    'Gunt Gij de mens alleen rampzalig zijn?
    Waarom wordt 't leven ongevraagd verkregen?
    Maak ons als 't stof waaraan wij zijn ontstegen!
    Wees ééns barmhartig en beveel: verdwijn!'

    Hemels onwrikbaarheid en menslijk dwalen
    Hoonde hij en prees 't dronken ademhalen
    Tussen 'nog niet' en 'niet meer' 't hoogst genot.

    Maar in de roes en enkle stille dromen
    Werd al zijn wrevel van hem weggenomen
    En schreeuwde hij beschaamd als kind om God!

     

     

     

    Eenzamen

    Is er een nood, die meerder nijpen kan
    dan deze:
    In liefde lusthof zijn een eenzaam man
    En een bevreesde?

     

    En mogen niet de martelende pijn
    Aan andren toonen,
    Maar moeten trotsch van hart en hoog van oogen zijn,
    Als liefdes blijdste zonen.

     

    En krimpend van de nooitgenezen wond,
    Die staag blijft bloeden,
    Gaan zij met monden mild en minlijk rond,
    Andren ten goede.

     

    Geen kruid geplukt in blanken dageraad
    met hopend vreezen,
    Geen bloeisel uit nachts gouden sterregaard
    Kan hen genezen.

     

    Geen balsem en geen donkre toverspreuk
    Hun leed verzachten
    De laafnis voor de doodelijke breuk
    In smartlijk smachten.

     

    O liefde! red uit dit onlijdbaar leed,
    Of dood door uwen donder!
    Uw heil, ach éens, uw heil, wie daarvan weet,
    Gaat juichend onder.

     

     

     

    BRUSSEL - I

     

    Groote Markt

     

    Gul en kunstzinnig is het volk geweest,
    Statig van bouw en prachtig blauw van oogen,
    Die gretig-wijd het gouden zonlicht zogen,
    Geestig van zin en zinnelijke van geest

    Hun huizen zijn als vrouwen op een feest,
    Voornaam en moe, iets tot elkaar gebogen,
    Met rag van kanten beeldhouwwerk omtogen,
    En blank verguld, de burgerlijkste 't meest.

    Hun ouderdom volmaakte tooi en luister,
    Zij droomen in een schemering van duister
    Verheven boven het moderne grauw.

    In de weerspiegelingen hunner ramen
    Vloeien de beelden van 't verleden samen
    En flonkeren als zonneschijn in dauw

     

     

     

    LENTE

     

    De hemel luwt, de lente staat te komen.
    De visch spat als een vonkenzwerm omhoog.
    De vogel tooit zich met den regenboog.
    En eensklaps bloeien de verstokte boomen.

    Een roode bliksem slaat dwars door het bloeien.
    Een rood gewaad heeft mijn bestaan verschrikt.
    Verbleekt heb ik den chaos ingeblikt.
    Boven den oergrond hang ik ijl te bloeien.

     

     

     

    De Gedroomde Zoon -

     

    O droom, die in een slapeloozen nacht
    Verschenen zijt voor wakkre brandende oogen.
    Gij naamt uit mij vorm en bestaansvermogen.
    'k Heb u verwekt en smartlijk voortgebracht.

    Eindelijk zie ik, bang, de late pracht
    Van uw gelaat, o zoon, mij toegebogen:
    Trillende wimpers over tintlende oogen,
    Zoo warm en diep en donker als de nacht.

    Er moet veel eenzaamheid en lijden komen,
    Eer wij ons troosten mogen met de droomen,
    Die als een lichten uit ons molm ontstaan.

    Wij liggen machtloos in het rustig duister,
    En, moede, zien wij moedig naar den luister
    Die uit ons opglanst ..., maar wij zijn vergaan.     

     

     

     

    EERSTE LIEFDE

     

    De jongen schrijft; 'over 't papier gebogen
    Heb ik hier nu al haast een uur gezeten
    Te denken wat ik zeggen zal; wij weten
    Vaak maar alleen wat wij niet zeggen mogen

    Ik heb zoo dikwijls door de schuttingreten,
    Die ik verwijdde, je bespied; je oogen
    Verwilderden mijn fantasie; met droge
    Handen van hartstocht heb ik daar gezeten.

    Maar jij hebt koelnieuwsgierig mij bekeken,
    Als ik waanzinnig lachend met je schertste
    Op school, terwijl mij polsen bijna berstten
    van 't dringend bloed; dan kon ik niet meer spreken.

    Je weet misschien niet dat een jongenshart
    Teeder is en heel lang gekwetst zal blijven.
    Ik heb je lief, ik wil het eenmaal schrijven.
    Morgen ben ik weer stom als jij mij tart.

    Maar 'k wil mijn leven bouwen en verheffen
    En als een toren in de vlakte zijn.
    Waarom moeten oogen zoo machtig zijn?
    Ik wou wel weenen om dit te beseffen'.

     

     

     

    In vriendenkring drink ik de gouden wijn

     

    In vriendenkring drink ik de gouden wijn.
    In eenzaamheid ben ik bedroefd en ween.
    O arm aards dal, waar 't onbestendige standhoudt.
    Het beste is hier: altijd dronken zijn.

     

     

     

    De brief

     

    Toen de avond de kamer innam,
    Werd de spiegel met licht gevuld.
    De brief, die ik niet meer lezen kon,
    Glansde koel als het zachte gezicht
    Van een kalm gestorvene,
    Wiens lippen een vleug warmte vasthouden
    Om onze laatste kus niet te verschrikken.
    De samenvouwing der handen
    Wil ons naderen reeds niet meer kennen,
    Hun verstrengeling weert ons.

    Onder de zoete woorden staat een naam gekrabbeld.
    Liefkozend spreek ik die uit.
    Aan mijn tanden tintelt ijs.

     

     


    Strofe

     

    Bloemen en jeugd zijn opgenomen
    In een wit glanzen; ons hart is ontdaan.
    Zij moeten tot het grote rijpen komen,
    In wijde stilte wezen, en voortaan
    Zwaarder leven, en schielijk verloren
    Gaan aan zichzelf, aan alles vergaan.
    Bloemen en jeugd ... een kort rood gloren
    Zien wij langs onze tranen slaan.
    God, als zij U niet toebehoren,
    Waarom blaast Gij hun lichten aan?

     

     

     

    Waanzin

     

    Ik leef niet meer als ik u niet aanschouw.

    Mijn denken is in leegte weggezonken.

    ’k Zie ’t licht niet meer, maar ballen vuur en vonken

    En dan duikt alles in een nacht van rouw.

     

    Er is een luide suizing in mijn oor,

    Waar alle stemmen effen in vervloeien,

    Tot klanken, schoon als bloemen, open bloeien,

    En met een schok is ’t dat ‘k u noemen hoor.

     

    Dit is beminnens waanzin, zeer gevreesd,

    Wijl niemand uit haar weerloosheid geneest,

    Of van haar laten wil, dan om te sterven.

     

    Daar is geen leven buiten uw verband.

    Blindelings tast ik langs de wereldwand

    En stoot mijzelf gelijk een vaas aan scherven.

     

     


    Wachten

     

    Nu komt het donker met zijn zoet
    Berouw en met zijn week verdriet.
    Nu stijgt verlangens lauwe vloed
    Ter lippen... en gij zijt er niet.

    Gij zijt hier niet... ik luister stil
    Naar 't suien van de wind der nacht,
    Die stadig uit het duister wil
    Verschijnen... waar ik op u wacht.

    Maar 't ondoorgrondelijke zwart
    Kiert nimmer open voor uw voet.
    En 't jagend bonzen van mijn hart
    Draagt niet tot u, die kòmen moet,

    Die mòet en die niet komen zult,
    Niet komen zult, hòe lang ik wacht.
    En mijn wanhopig ongeduld
    Verschrei 'k ellendig in de nacht.

     

     

    Geluk

     

    Toen zagen wij de wolken kruien
    En wachtten door de zwoele dag
    Het breken van de donderbuien
    In regenvlaag en hagelslag.

    En de avond daalde en geen vertroosten
    Van koelte en geen verkwikken kwam.
    Toen barstte ’s nachts het grommend oosten
    In blauwe gloed en rode vlam.

    Wij haalden onze adem ruimer
    En zonken uit de lauwe druk
    Tot Uwe grondeloze sluimer
    En waakten klaar – is dát geluk?

     

     


    Erkenning

     

    Er is geen leed, er zijn geen tranen meer.
    't Is al door Uwe liefdebrand verslonden..
    De dood is als een schaûw voor u verzwonden.
    Wij zien slechts licht, wij zien alleen de Heer!

     

     

     

    Sledevaart

     

    Herinnering aan vrijdagmorgen
    28 december 1923


    Dit is het laatst geluk gweest,
    Dat u en mij op aard'verbindt:
    Een sledevaart door sneeuw en wind,
    En dit geluk gedenk ik 't meest.

    Er was geen leven en geen tijd.
    onder een hemel van ivoor
    Gleden wij stil de stilte door
    Der smettelooze oneindigheid.

    Peilde onze diepe veiligheid,
    Aan 't tuig 't gelui der zuivre klok?
    Opeens doorvoer 't mij met een schok:
    Dit is des Heeren heiligheid.

    Want roerloos, boven en beneê,
    Stond 't ijle licht, dat schrikt noch blindt,
    En 'k werd zoo rustig, of 'k weer, kind,
    Op moeders schoot den slaap in gleê.

    Wij spraken weinig en verstrooid.
    Geluid drong tot geluk niet door.
    De wereld ging voor mij teloor,
    Maar uw gelaat vergeet ik nooit.

    't Was of Gods niet te naken gloed,
    Die helder oplaait in uw ziel,
    Door blinkend prisma tot mij viel
    Met al de warmte van uw bloed.

    Even voor dit juweelen licht
    Heeft duizels donker mij bedekt.
    Toen heeft uw lach mij opgewekt
    En zag 'k uw glanzend aardsch gezicht

     

     

     

    GANYMEDES (fragment)

     

    Zijn schoonheid had haar rijkste bloei bereikt,

    Nog éne dag, de schuchterheid der jeugd

    Zou groeien tot de donkre durf des mans,

    En hunkrend gloeien door zijn straffer lêen.

    Maar nog niet : bevende was daar een glans,

    Nu zilvren en dan even goudgetint,

    Dan klaar en blank, dan diep- en purperrood,

    Al naar hij wendde en ging, of danste of lag,

    Al naar het siddrend rhythme van zijn aêm

    Verdeinde rustig, of gejaagd en kort

    En hijgend ging, wanneer begeerte heet

    Met pijnigende slag zijn bevend hart

    Deed bonzen hoorbaar, en het ziedend bloed

    De polsen zwol ter suizelende slaap.

    En al de heerlijkheid ontwaakter jeugd

    Die schoon en veeg is als de morgendauw

    Als haar de zon verheerlijkend verderft,

    Straalde verblindend in Zeus' felle licht.

    De goden minnen zeer het schoon geslacht

    Der sterfelijke knapen, en hun glans

    Huwt gaarne zich aan blode donkerheid.
    Zo Zeus. - Hij zag de zoete heimlijkhêen

    Waarmee zich Ganymedes iedre dag

    Naar ziel en lijf, één enig offer, bood,

    Als hij der haren donkre overvloed
    Streek van het klare voorhoofd; als hij 't oog

    Verdroomd liet dwalen langs het helle blauw

    Des hemels, of, (de dauwen avondlucht

    Was zijner lichte leden wazen kleed)

    Ging, vleesgeworden smachten, gans alleen,

    De weedom door van 't scheemrig geurend veld.

    Zeus zag, en peinsde aan de aanminnigheid

    Der ogen en de zoete prille mond,

    Wiens kuise lieflijkheid was onberoerd,

    En aan de schelpen zijner oren, waar

    Het fluisteren der goddelijke stem

    Zou wonen als 't geruis der eeuwige zee;

    En aan de bleke blauw doorâerde hals,

    Even gebogen, vloeiend wederzijds

    Uit in de breekbre pracht der schouderen :

    En peinsde aan zijn handen, smal en rap,

    Die prijkten aan der armen kostlijkheid;

    En aan de matte glans der nagelen,

    Die droegen op hun flauw gebogen vlak

    De bleke sikkel van Selenes beeld

    Boven der vingren zongebronsde huid;

    En peinsde aan zijn jonge ranke lijf,

    En aan de huiverende zuiverheid

    Der dijen en der knieën blank gewricht;

    En peinsde aan de lichte statigheid

    Der benen en d'aanbiddelijke dans

    Der voeten, als zij gingen over de aard.

    En heel dit broze en sterfelijke schoon

    Beminde hij, wanneer het gouden licht

    Van Helios de knaap deed glanze' als god,

    En als Selenes zilveren gewaad

    Hem kleedde boven gods onwelkbre pracht.

    En Zeus beminde hem dees laatste dag

    Van zijne jeugd ...

     

     

     

    Willem de Mérode (2 september 1887 – 22 mei 1939)

    Portret door Alfred Löb, 1936

    21-03-2011 om 19:07 geschreven door Romenu  


    Tags:Romenu, Lustrum, Willem de Mérode




    Inhoud blog
  • Erik Spinoy, Arthur Conan Doyle, Gérard de Nerval
  • Emile Verhaeren, Gabriele Wohmann, Urs Widmer
  • Annie M.G. Schmidt, Hanna Krall, Honoré de Balzac, Wolfgang Borchert, Gerrit Achterberg
  • Ruskin Bond, Rahel Varnhagen, Jodi Picoult, Lorraine Hansberry, Anna Jameson
  • Gunnar Gunnarsson, W.G. Sebald, Yi Mun-yol, Ernst Wiechert, Omar Khayyam, Markus Breidenich
  • Christi Himmelfahrt (Annette von Droste-Hülshoff)
  • Gary Paulsen, Peter Høeg, Lars Gustafsson, Jacint Verdaguer, Dorothy Richardson
  • Juan Rulfo, Adrienne Rich, Olga Berghol, Friedrich Rückert, Jakob van Hoddis
  • André Brink, G. K. Chesterton, Eduard Escoffet, Leah Goldberg, Mohsen Makhmalbāf, Hans Weigel
  • Mario Vargas Llosa, Walter van den Broeck, Nelson Algren, Chrétien Breukers, Lauren Weisberger

    Blog als favoriet !

    Archief per dag
  • 22-05-2012
  • 21-05-2012
  • 20-05-2012
  • 19-05-2012
  • 18-05-2012
  • 17-05-2012
  • 16-05-2012
  • 28-05-2011
  • 28-03-2011
  • 27-03-2011
  • 26-03-2011
  • 25-03-2011
  • 24-03-2011
  • 23-03-2011
  • 22-03-2011
  • 21-03-2011
  • 20-03-2011
  • 19-03-2011
  • 18-03-2011
  • 17-03-2011
  • 16-03-2011
  • 15-03-2011
  • 14-03-2011
  • 13-03-2011
  • 12-03-2011
  • 11-03-2011
  • 10-03-2011
  • 09-03-2011
  • 08-03-2011
  • 07-03-2011
  • 06-03-2011
  • 05-03-2011
  • 04-03-2011
  • 03-03-2011
  • 02-03-2011
  • 01-03-2011
  • 28-02-2011
  • 27-02-2011
  • 26-02-2011
  • 25-02-2011
  • 24-02-2011
  • 23-02-2011
  • 22-02-2011
  • 21-02-2011
  • 20-02-2011
  • 19-02-2011
  • 18-02-2011
  • 17-02-2011
  • 16-02-2011
  • 15-02-2011
  • 14-02-2011
  • 13-02-2011
  • 12-02-2011
  • 11-02-2011
  • 10-02-2011
  • 09-02-2011
  • 08-02-2011
  • 07-02-2011
  • 06-02-2011
  • 05-02-2011
  • 04-02-2011
  • 03-02-2011
  • 02-02-2011
  • 01-02-2011
  • 31-01-2011
  • 30-01-2011
  • 29-01-2011
  • 28-01-2011
  • 27-01-2011
  • 26-01-2011
  • 25-01-2011
  • 24-01-2011
  • 23-01-2011
  • 22-01-2011
  • 21-01-2011
  • 20-01-2011
  • 19-01-2011
  • 18-01-2011
  • 17-01-2011
  • 16-01-2011
  • 15-01-2011
  • 14-01-2011
  • 13-01-2011
  • 12-01-2011
  • 11-01-2011
  • 10-01-2011
  • 09-01-2011
  • 08-01-2011
  • 07-01-2011
  • 06-01-2011
  • 05-01-2011
  • 04-01-2011
  • 03-01-2011
  • 02-01-2011
  • 01-01-2011
  • 31-12-2010
  • 30-12-2010
  • 29-12-2010
  • 28-12-2010
  • 27-12-2010
  • 26-12-2010
  • 25-12-2010
  • 24-12-2010
  • 23-12-2010
  • 22-12-2010
  • 21-12-2010
  • 20-12-2010
  • 19-12-2010
  • 18-12-2010
  • 17-12-2010
  • 16-12-2010
  • 15-12-2010
  • 14-12-2010
  • 13-12-2010
  • 11-12-2010
  • 10-12-2010
  • 09-12-2010
  • 08-12-2010
  • 07-12-2010
  • 06-12-2010
  • 05-12-2010
  • 04-12-2010
  • 03-12-2010
  • 02-12-2010
  • 01-12-2010
  • 30-11-2010
  • 29-11-2010
  • 28-11-2010
  • 27-11-2010
  • 26-11-2010
  • 25-11-2010
  • 24-11-2010
  • 23-11-2010
  • 22-11-2010
  • 21-11-2010
  • 20-11-2010
  • 19-11-2010
  • 18-11-2010
  • 17-11-2010
  • 16-11-2010
  • 15-11-2010
  • 14-11-2010
  • 13-11-2010
  • 12-11-2010
  • 11-11-2010
  • 10-11-2010
  • 09-11-2010
  • 08-11-2010
  • 07-11-2010
  • 06-11-2010
  • 05-11-2010
  • 04-11-2010
  • 03-11-2010
  • 02-11-2010
  • 01-11-2010
  • 31-10-2010
  • 30-10-2010
  • 29-10-2010
  • 28-10-2010
  • 27-10-2010
  • 26-10-2010
  • 25-10-2010
  • 24-10-2010
  • 23-10-2010
  • 22-10-2010
  • 21-10-2010
  • 20-10-2010
  • 19-10-2010
  • 18-10-2010
  • 17-10-2010
  • 16-10-2010
  • 15-10-2010
  • 14-10-2010
  • 13-10-2010
  • 12-10-2010
  • 11-10-2010
  • 10-10-2010
  • 09-10-2010
  • 08-10-2010
  • 07-10-2010
  • 06-10-2010
  • 05-10-2010
  • 04-10-2010
  • 03-10-2010
  • 02-10-2010
  • 01-10-2010
  • 30-09-2010
  • 29-09-2010
  • 28-09-2010
  • 27-09-2010
  • 26-09-2010
  • 25-09-2010
  • 24-09-2010
  • 23-09-2010
  • 22-09-2010
  • 21-09-2010
  • 20-09-2010
  • 19-09-2010
  • 18-09-2010
  • 17-09-2010
  • 16-09-2010
  • 15-09-2010
  • 14-09-2010
  • 13-09-2010
  • 12-09-2010
  • 11-09-2010
  • 10-09-2010
  • 09-09-2010
  • 08-09-2010
  • 07-09-2010
  • 06-09-2010
  • 05-09-2010
  • 04-09-2010
  • 03-09-2010
  • 02-09-2010
  • 01-09-2010
  • 31-08-2010
  • 30-08-2010
  • 29-08-2010
  • 28-08-2010
  • 27-08-2010
  • 26-08-2010
  • 25-08-2010
  • 24-08-2010
  • 23-08-2010
  • 22-08-2010
  • 21-08-2010
  • 20-08-2010
  • 19-08-2010
  • 18-08-2010
  • 17-08-2010
  • 16-08-2010
  • 15-08-2010
  • 14-08-2010
  • 13-08-2010
  • 12-08-2010
  • 11-08-2010
  • 10-08-2010
  • 09-08-2010
  • 08-08-2010
  • 07-08-2010
  • 06-08-2010
  • 05-08-2010
  • 04-08-2010
  • 03-08-2010
  • 02-08-2010
  • 01-08-2010
  • 31-07-2010
  • 30-07-2010
  • 29-07-2010
  • 28-07-2010
  • 27-07-2010
  • 26-07-2010
  • 20-07-2010
  • 05-02-2010
  • 01-06-2009

    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Foto

    J. C. Bloem

    De Nederlandse dichter Jakobus Cornelis Bloem werd geboren op 10 mei 1887 in Oudshoorn. Bloem stamde uit een stijlvolle, patricische familie. Op 12 mei 1921 verscheen eindelijk Het verlangen, vooral dank zij de krachtdadige hulp van zijn vriend Jan van Krimpen, die ook de typografie verzorgde In 1925 ontmoette Bloem de 19-jarige Clara Eggink. Het volgende jaar trouwden zij. Vrijwel tegelijk met de geboorte van hun zoon Wim op 8 september 1927 werd Bloem ontslagen bij de NRC. In mei 1928 werd Bloem benoemd tot griffier aan het kantongerecht De Lemmer, uit welk 'Friesch Cayenne' hij in 1931 werd overgeplaatst naar Breukelen. Afgezien van kleine opflakkeringen in 1924/25 en 1929 (samen vijf verzen), duurde het tot 1930 voor hij weer 'aan de schrijverij' raakte. Dit resulteerde in het jaar daarop in de bundel Media vita. Tussen 1934 en 1937, maar vooral in dat laatste jaar, schreef Bloem de verzen die uitkwamen als De nederlaag. Zijn Verzamelde gedichten verschenen in 1947, al spoedig enige malen herdrukt, en daarmee kwam eindelijk ook de officiële erkenning van zijn dichterschap: Constantijn Huygens-prijs (1949), P.C. Hooftprijs (1952), en ten slotte de grote Prijs der Nederlandse Letteren (1965). Na een langdurige ziekte die hem volstrekt hulpbehoevend maakte, overleed Bloem op 10 augustus 1966. Hij werd begraven in Paasloo (Overijssel).

    Foto

    Foto

    Rainer Maria Rilke

    Rilke werd op 4 december 1875 geboren in Praag. Hij had al naam gemaakt als dichter met zijn bundels Das Stundenbuch en Das Buch der Bilder, toen hij de literaire wereld versteld deed staan en wereldfaam verwierf met de publicatie van zijn twee delen Neue Gedichte in 1907 en 1908. Hij verzamelde daarin het beste werk uit een van zijn vruchtbaarste periodes, die hij grotendeels doorbracht in Parijs. Rilke was daar diep onder de indruk gekomen van Rodin, bij wie hij een tijdlang in dienst was als particulier secretaris. Rodin, zei hij later, had hem leren kijken. Dit kijken kwam neer op intense concentratie, om het mysterie te kunnen zien ‘achter de schijnbare werkelijkheid'. Latere en rijpere werken als Duineser Elegien (1912-1923) en het ronduit schitterende Die Sonette an Orfeus (1924) illustreren Rilkes metafysische visie op het onzegbare, dat haar verwoording vindt in een hermetische muzikale taal. Op 29 december 1926 overlijdt Rilke in het sanatorium in Val-Mont aan de gevolgen van leukemie. Enkele dagen later wordt hij, overeenkomstig zijn wens, begraven op het kerkhof van Raron


    Foto

    Foto

    K.P. Kavafis

    K.P. Kavafis werd als kind van Griekse ouders, afkomstig uit Konstantinopel, geboren in 1863 in Alexandrië (tot vandaag een Griekse enclave) waar hij ook het grootste deel van zijn leven woonde en werkte. Twee jaar na de dood van zijn vader verhuist het gezin in 1872 naar Engeland om na een verblijf van vijf jaar naar Alexandrië terug te keren. Vanwege ongeregeldheden in Egypte vlucht het gezin in 1882 naar Konstantinopel, om na drie jaar opnieuw naar Alexandrië terug te gaan. In de jaren die volgen maakt Kavafis reizen naar Parijs, Londen en in 1901 zijn eerste reis naar Griekenland, in latere jaren gevolgd door nog enkele bezoeken. Op de dag van zijn zeventigste verjaardag, in 1933 sterft Kavafis in Alexandrië. De roem kwam voor Kavafis pas na zijn dood, dus postuum. Deels is dat toe te schrijven aan zijn eigen handelswijze. Hij was uiterst terughoudend met de publicatie van zijn gedichten, liet af en toe een enkel gedicht afdrukken in een literair tijdschrift, gaf in eigen beheer enkele bundels met een stuk of twintig gedichten uit en het merendeel van zijn poëzie schonk hij op losse bladen aan zijn beste vrienden.


    Foto


    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs