De Belgische voetbalclubs kennen hun Europese tegenstanders. AA Gent speelt tegen Feyenoord, Racing Genk moet de wei in tegen Porto en Club Brugge geeft Dinamo Minsk partij. "Een verre en onaangename verplaatsing", meldden de kranten over de 'helse' tocht die de Bruggelingen te wachten staat. Als de trip richting oosten gaat, worden de superlatieven snel bovengehaald. Best drie weken op voorhand vertrekken, kledij voor alle seizoenen meenemen, pijl en boog op zak houden en de paternoster in de hand. Eigenaardig is dat, want Minsk is niet verder weg dan pakweg Athene of Napels. En zelfs een stuk dichterbij dan Istanbul of Helsinki. Genk staat met Porto (1706 km) een langere reis te wachten dan Brugge met Minsk (1604 km). Maar als er noord- of zuidwaarts gevlogen moet worden, zelfs al is het naar het uiterste puntje van Europa, spreekt niemand van een verre verplaatsing. Nog minder van een onaangename. Maar de kilometers die naar het oosten gevlogen moeten worden, tellen blijkbaar dubbel. Het oosten is per definitie ver en bar. Dat is een kwestie van gevoel en dat gevoel is behoorlijk fout. Minsk ligt op een goeie 1600 kilometer van Zaventem. Gent zal bijna even lang in de bus zitten op weg naar Rotterdam als Brugge in het vliegtuig naar Minsk. Verre, onaangename, barre verplaatsing? Voetbaljournalisten zouden af en toe eens een landkaart moeten bekijken.