Vanwege al dat gebakkelei van de Spanjaarden die bijna de halve wereld onder de knoet hadden en de hele Zuidelijke Nederlanden, waaronder toen ook Antwerpen viel, veroverd hadden, vluchtten veel niet katholieke families in 1585 vanuit deze streek naar Duitsland, zo ook de familie van den Vondel, die hun domicilie in Keulen vonden. Mede debet aan deze vlucht was dat het gezin van den Vondel Doopsgezind was, een geloofsaanhang wat in ogen van de Spanjaarden ketters was. Hier aanschouwde Joost op 17 november 1587 het levenslicht. In 1597 verhuisde de familie van den Vondel naar Amsterdam. Joost groeide hier op, bezocht er scholen en in 1610 trouwde hij met Mayke de Wolff die een jaar ouder was dan Joost en in 1635 op 49-jarige leeftijd kwam te overlijden. Joost en Mayke hadden vijf kinderen, waarvan er drie op jonge leeftijd kwamen te overlijden. De Gouden Eeuw mag dan economisch een bloeïende eeuw geweest zijn, maar doordat men in die tijd nog geen antibiotica en inentingen voor ziektes kenden, stierven veel kinderen voortijdig aan bvb difterie en andere kinderziektes. Samen met Mayke dreef Joost een kousenzaak in de Warmoesstraat. Joost was een gedreven schrijver en erg geïnteresseerd in de Griekse tragedies en ook had hij een warme belangstelling voor de Romeinse geschiedenis, maar jammer genoeg schoot zijn kennis tekort om zich hierin verder te kunnen verdiepen. Dus ging hij zichzelf deze talen eigen maken door ze te bestuderen.
Hij sloot zich ook aan bij een grote literaire organisatie en werd lid van de Brabantse rederijkerskamer "Het Witte Lavendel" Als Joost Van den Vondel in deze politiek rumoerige tijd geleefd had, zou hij met de Ganzenveer nu aan de schrijftafel gezeten zijn om al die controversionele aangelegenheden die nu spelen te verwoorden in een of ander tragediestuk. Een van zijn grote stukken bvb Palamedes was gewijd aan de politieke tegenstellingen van enerzijds de Staatsman Johan van Oldenbarnevelt en anderzijds onze bekende veldheer Prins Maurits. Zijn felle uithaal naar beiden had hem op dat moment zeker zijn kop gekost, maar Joost had dit in de gaten en ontvluchtte Amsterdam en nam tijdelijk zijn intrek bij een vriend en bewonderaar van zijn werken in Beverwijk. Helemaal aan alles ontkwam hij niet, want in een later stadium werd hij veroordeeld tot een boete van 300 gulden en dat was in die tijd een kapitaal! Het verhaal gaat dat deze boete betaald is door Schepen Albert Coenraads Burg die, om een modern woord te gebruiken, een grote fan van Joost was. Met zijn zoon Joost jr. heeft hij ook veel ellende ondervonden, niet dat deze slecht van levenswandel was, maar kennelijk door zijn sinterklaasachtige levenswijze in het dure Denemarken in een nare positie terecht gekomen was. Toen Kousenzaak van den Vondel failliet ging werd Joost in 1658 suppoost bij de Amsterdamse Bank van Lening en of hij door deze min of meer maatschappelijke afgang in zijn werken beïnvloed werd, zou je wel zeggen, want vlak voor zijn dood schreef hij zijn eigen grafschift dat luidde: ,,Hier leit Vondel zonder rouw, hij is gestorven van de kouw"! Ik vind het een beetje satirisch uitgedrukt, maar wel waarheidsgetrouw zoals alle mensen die de beperkingen van het leven kennen deze taal gebruiken.
Veel kunstenaars hebben grote werken achtergelaten, maar in hun tijd toch weinig erkenning ervoor gekregen en de meeste zijn berooid en in grote armoede en door God verlaten aan hun einde gekomen. Vandaag zijn het de kapitalisten die met hun werken pronken.
Op 5 februari 1679 kwam Joost van den Vondel op 91-jarige leeftijd, misschien niet in goede welstand, maar wel goed verzorgd door zijn zuster, te overlijden. Door zijn geloofsinteresses en ook door zijn geschrijf over Bijbelse en kerkelijke aangelegenheden is Joost van den Vondel langzaam gegroeid naar het katholicisme en van doopsgezind overgegaan naar het katholieke geloof. Tot zijn grootste werken kunnen gerekend worden De Gijsbrecht van Amstel, Lucifer, Joseph in Dothan en veel van zijn Hekeldichten. Joost Van den Vondel ligt begraven in de Nieuwe Kerk te Amsterdam. Naar hem genoemd zijn ook veel straten en instellingen. Een groot park in Amsterdam is naar Vondel genoemd en daar staat ook een standbeeld van deze werkelijk grote dichter. Of dat vandaag nog het geval is (bvb op grote scholengemeenschappen) weet ik niet, maar vroeger werden op kostscholen en andere grote instellingen door de studenten jaarlijks in een of andere stads-of dorpszaal werken van Vondel opgevoerd en in verschillende Bijbelse toneelstukken heb ik ruim 60 jaar geleden ooit wel eens een rol gehad. In zo'n seminariestuk trad altijd wel een engel of een boef op en stond deze niet in de originele tekst vermeld, dan werd zo'n figuur er gewoon bijgevoegd en zulke rollen die een sterke tegenstelling tot het goede en kwade vormden waren mij op het lijf geschreven.
 Gravure Gijsbrecht van Amstel en standbeeld Vondelpark
 Bankbiljet met beeltenis Joost van den Vondel

|